Schriftelijke antwoorden op vragen gesteld tijdens de eerste termijn begrotingsbehandeling Binnenlandse Zaken
Brief regering
Nummer: 2014D40191, datum: 2014-11-06, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: R.H.A. Plasterk, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Ooit PvdA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2014Z19868:
- Indiener: R.H.A. Plasterk, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2014-11-06 17:00: Begroting Binnenlandse Zaken (VII) (incl. Gemeentefonds en Provinciefonds) (Voortzetting) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2014-11-12 14:50: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2014-11-13 09:30: Procedurevergadering cie. Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
Preview document (🔗 origineel)
Vragen van het lid Raak, A.A.G.M. van (SP)
Vraag
Was de aangekondigde bezuiniging achteraf bezien niet onverantwoord? Kan
de minister verzekeren dat de AIVD nu voldoende mensen en middelen
heeft?
Antwoord
Het dreigingsbeeld is sinds de start van dit kabinet in 2012
verslechterd. Het kabinet heeft daarom in juni jl. besloten om het
budget van de AIVD met € 25 mln. structureel te verhogen. In het debat
met uw Kamer op 3 juli jl. is gesproken over de bezuinigingen op de
AIVD. Naar aanleiding van de motie Schouw/Van Toorenburg (Kamerstukken
II 2013/14, 30 977, nr. 105) heb ik de Algemene Rekenkamer
(ARK) verzocht om een onderzoek uit te voeren naar de effecten van
de bezuinigingen op de organisatie en het werk van de AIVD. Het
onderzoek gaat binnenkort van start. Het streven van de ARK is het
rapport bij de verantwoording over 2014 naar de Tweede Kamer te sturen.
Ik wacht de uitkomst van dit onderzoek af.
De AIVD doet wat nu redelijkerwijs moet gebeuren. Met de extra middelen
wordt de onderzoekscapaciteit versterkt. Zo nodig worden prioriteiten
gesteld en capaciteit vrijgemaakt (intern en extern). Indien de
omstandigheden wijzigen, zal ik dit opnieuw bezien.
Vraag
Hoe kan de kennis van de Expertgroep klokkenluiders in de toekomst
blijvend worden benut. Zij krijgen nu € 62.500 subsidie. Vindt de
minister dat hiermee goed werk wordt verricht? Kan de subsidie met een
jaar worden verlengd?
Antwoord
Mede op verzoek van de Tweede Kamer heb ik op 25 april 2013 aan de
Expertgroep Klokkenluiders een eenmalige subsidie verleend voor een
aantal te verrichten activiteiten in de jaren 2013 en 2014. Het ging
hierbij om onderzoeksactiviteiten op basis van eigen casuïstiek en om
kennisuitwisseling met het Adviespunt Klokkenluiders en de
Onderzoeksraad Integriteit Overheid. Ook ging het om
symposiumactiviteiten.
Uit het feit dat ik een aantal activiteiten van de Expertgroep
subsidieer, mag u opmaken dat het werk van de Expertgroep er toe doet.
Ik heb waardering voor hun inzet om het klokkenluidersbeleid in
Nederland te verbeteren en te versterken.
De subsidie was bedoeld voor een aantal activiteiten in 2013 en 2014 en
is dus geen zogenaamde instandhoudingssubsidie voor de organisatie. Deze
activiteiten zijn afgerond. Voorstelbaar is dat de Expertgroep opnieuw
een subsidieverzoek indient voor te verrichten nieuwe activiteiten in
2015. Indien dit het geval is, zal ik dit verzoek welwillend
bezien.
Vraag
Kan de minister uitleggen waarom bij het ministerie van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties de externe inhuur zo ruim boven de
Roemernorm zit?
Antwoord
Op 24 april 2014 heb ik de Tweede Kamer vooraf geïnformeerd over de
geraamde externe inhuur 2014 (Tweede Kamer, 2013-2014, 33 750, nr. 55)
conform het principe 'comply or explain’.
Het kerndepartement realiseert ruim onder de 10%-norm met een dalende
trend. De verwachting voor 2014 ligt rond de 4% en is daarmee fors lager
dan de eerder raming. De baten-lastenagentschappen van BZK zijn
vraaggestuurde diensten, bijvoorbeeld op het terrein van de rijksbrede
dienstverlening. Daarvoor is vaak tijdelijk specifieke expertise
nodig evenals een flexibele schil ter opvang van de fluctuerende vraag
naar personele capaciteit. Bij het aantrekken van tijdelijk personeel
wordt steeds eerst gekeken naar de daadwerkelijke noodzaak van externe
inhuur en binnen het Rijk gezocht naar oplossingen. Pas wanneer dat niet
lukt wordt gekozen voor externe inhuur.
In het departementale jaarverslag 2014 zal ik ingaan op de definitieve
percentages over 2014.
Vraag
Hoe kijkt de minister aan tegen de externe inhuur door provincies? Wat
vindt de minister van het amendement om de Roemernorm ook voor de
provincies te laten gelden?
Antwoord
Het kabinet heeft met de Tweede Kamer afspraken gemaakt over de
inhuur van extern personeel bij de ministeries. Er geldt een
uitgavennorm van maximaal 10% van de totale personele uitgaven. De norm
heeft het karakter van ‘pas toe of leg uit’. Bij overschrijding van de
norm dienen de ministers dit in het jaarverslag toe te lichten.
Medeoverheden hebben hierin echter een eigen verantwoordelijkheid.
Medeoverheden zijn autonome bestuurslagen die zelf verantwoordelijk zijn
voor hun bedrijfsvoering. De bedrijfsvoering wordt gecontroleerd door de
gekozen volksvertegenwoordiging van de betreffende overheid. Derhalve
zijn medeoverheden zelf verantwoordelijk voor het vervullen van de taken
en het invullen van bezuinigingen, en dienen hierin eigen keuzes te
maken. Externe inhuur kan in bepaalde situaties nodig zijn om gestelde
doelen te realiseren. Dit is afhankelijk van de situatie bij een
decentrale overheid, en niet aan mij om te beoordelen.
Hoewel ik het op zichzelf zou ondersteunen als de medeoverheden voor
zichzelf een gelijksoortige norm stellen, vind ik het niet passen binnen
de bestuurlijke en financiële verhoudingen om een dergelijke norm op te
leggen en hen daaraan te gaan houden.
Ik verwijs verder ook naar mijn antwoorden op de schriftelijke vragen
van het lid Van Raak van 3 juni 2014 (Vergaderjaar 2013-2014,
2368).
Vraag
Hoe staat het met de steun aan de zogenaamde ‘BAG’-gemeenten na de
herijking van het Gemeentefonds?
Antwoord:
Voor de gemeenten met kazernes en gevangenissen heb ik via een
aanpassing van de algemene overgangsregeling van het groot onderhoud aan
het gemeentefonds een specifieke oplossing voor 3 jaar uitgewerkt. In de
komende decembercirculaire van het Gemeentefonds zullen de exacte
berekeningen van deze aanpassing vanaf 2015 worden opgenomen. Een
oplossing voor gemeenten met veel studentenflats ben ik op dit moment
aan het verkennen met het CBS en het BAG Bronhouders en
Afnemersoverleg.
Vraag
Waarom huurt Noord-Holland zoveel meer externen in dan bijvoorbeeld
Zuid-Holland?
Antwoord
Dit is mij niet bekend. Medeoverheden hebben hierin een eigen
verantwoordelijkheid. Het is dan ook aan de Provinciale Staten van
Noord-Holland om hierover desgewenst vragen te stellen aan Gedeputeerde
Staten van hun provincie.
Vraag
Worden Salafistische netwerken in de gaten gehouden? Worden
medeoverheden hierover systematisch geïnformeerd?
Antwoord
Ja, de AIVD heeft al vele jaren aandacht voor salafistische netwerken en
informeert bijvoorbeeld via open publicaties het openbaar bestuur in
Nederland. Zo publiceerde de AIVD 'Weerstand en tegenkracht' in 2009 en
'Lokale jihadistische netwerken in Nederland' in 2010. In de publicatie
‘transformatie van het jihadisme in Nederland’ van juni dit jaar stelt
de AIVD dat er sprake is van groei van het salafisme, nadat rond 2010 de
AIVD juist stagnatie zag.
Vanzelfsprekend informeert de AIVD in specifieke gevallen de lokale
overheid en andere betrokken instanties. Dit kan bijvoorbeeld via
ambtsberichten als er mogelijk maatregelen volgen op basis van de
verstrekte informatie, maar ook via voorlichting en
achtergrondgesprekken.
Vraag
Hoe ziet u het feit van de toename van externe inhuur bij gemeenten als
gevolg van de decentralisaties?
Antwoord
De decentralisaties in het sociale domein (jeugd, ondersteuning en
participatie) zijn een van de grootste veranderingen in bestuurlijk
Nederland in de afgelopen decennia. Deze veranderingen brengen met zich
mee dat gemeenten voor grote financiële en inhoudelijke uitdagingen
staan. Zij gaan veel van deze uitdagingen in gezamenlijkheid aan; zo
werken gemeenten onderling samen om zich voor te bereiden op de nieuwe
taken. Hierbij zoeken en vinden ze ook ondersteuning vanuit het Rijk,
vanuit de VNG en bijvoorbeeld vanuit het Kwaliteitsinstituut Nederlandse
Gemeenten (KING). In het licht van deze uitdagingen vind ik het
voorstelbaar dat gemeenten in sommige gevallen een beroep moeten doen op
extern ingehuurd personeel.
Vraag
De problematiek met betrekking tot Bulgaren was al in april bekend.
Waarom is de Tweede Kamer nu pas geïnformeerd?
Antwoord
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (V&J) heeft in de
brief van 5 november jl. gemeld dat het gaat om een intern
politierapport dat nog onbeantwoorde vragen bevat. De staatssecretaris
van V&J zal uw Kamer, in afstemming met mij, hierover zo spoedig
mogelijk nader informeren.
Vanuit mijn verantwoordelijkheid voor de Basisregistratie Personen
(BRP), zal ik alle aanbevelingen die tot betere registratie leiden
serieus onderzoeken.
Vragen van het lid Oosten, F. van (VVD)
Vraag
Welke ruimte en mogelijkheden kan de minister bieden voor een proces
waarin provincies zelf aangeven hoe het middenbestuur kan worden
vormgegeven? Is een termijn van anderhalf jaar functioneel om provincies
zelf het middenbestuur vorm te geven?
Antwoord
Het kabinet heeft in het Regeerakkoord en in de visienota ‘Bestuur in
samenhang’ de analyse en uitgangspunten voor een toekomstbestendig
provinciaal bestuur beschreven. Daarmee heeft het kabinet een kader
geschetst voor verdere verkenning door provincies.
De heer Van Oosten verzoekt de provincies om binnen een periode van
anderhalf jaar zelf met initiatieven te komen, het is aan de provincies
om zijn verzoek in overweging te nemen.
Vraag
Hoe zorg je ervoor dat de grootste talenten gemotiveerd worden om in het
openbaar bestuur actief te worden? Is de minister als hoeder van het
openbaar bestuur bereid dit op te pakken?
Antwoord
Het is inderdaad van groot belang politieke functies open en
aantrekkelijk te houden. Ik zie dat als een brede politieke
verantwoordelijkheid. Democratie is afhankelijk van burgers die bereid
zijn een politieke of bestuurlijke rol op zich te nemen. Van belang is
bij te dragen aan een reëel aanzien van het politieke ambt en daarmee
investeren in de bereidheid om actief te participeren in de publieke
zaak. Ook door beschikbaarheid voor politieke functies. Ik trek daarin
onder andere al actief op met de vereniging van burgemeesters,
wethouders en raadsleden, de drie categorieën waterschapsbestuurders en
vertegenwoordigers van de commissarissen van de Koning, gedeputeerden en
statenleden. En natuurlijk met VNG, IPO, Unie van Waterschappen en
AbvakaboFNV.
Op 4 juni jl. heb ik samen met hen besloten tot een interbestuurlijk
programma ter verbetering van het aanzien van het politieke ambt.
Insteek van het programma is het zoeken en ontwikkelen van een aantal
kansrijke activiteiten dat eraan bijdraagt dat burgers zich verbonden
voelen met de publieke zaak en bereid zijn zich beschikbaar te (blijven)
stellen voor het vervullen van politieke functies. Die acties moeten
de burgers bereiken; tegelijkertijd moeten ze worden uitgevoerd door
deze bestuurders en politici zelf: zij kennen de waarde van publieke
ambten als geen ander en kunnen dus het beste bijdragen aan een
verbeterd aanzien van het ambt. De komende maand starten op zes plaatsen
in het land Netwerkverkenningen waaraan ruim 160 decentrale politici
deelnemen. In gezamenlijkheid met hen wordt gekomen tot een agenda voor
een aanpak.
Overigens blijkt uit de Staat van Bestuur 2014 dat de mate waarin het
partijen moeite kost om geschikte kandidaten te vinden voor verkiesbare
plaatsen is afgenomen van 46,2% in 2006, via 45,7% in 2010 tot 40,1% in
2014. Daarnaast blijkt uit diezelfde bron dat in 2014 12,5% van de
partijen heeft overwogen om niet aan de raadsverkiezingen deel te nemen,
tegen 18,5% in 2006. Een aandeel dat gestaag daalt (2010: 15,3%). Dit
zijn landelijke cijfers, waarvan het voorstelbaar is dat de verschillen
in het land groot zijn. ProDemos op mijn instigatie ondersteuning bieden
aan gemeentes om burgers enthousiast te maken voor de lokale
politiek.
Het Nederlandse openbaar bestuur scoort goed, ook internationaal gezien.
Dat neemt niet weg dat ik de zorgen van de VVD steun en dus ook al een
aantal trajecten in gang heb gezet om het aanzien van het politieke ambt
– en daarmee de aanwas van nieuwe generaties veelbelovende politici – te
verbeteren.
Vraag
Langs welke wegen gaat de minister vervolg geven aan de aanbeveling van
het rapport van de Raad voor het openbaar bestuur?
Antwoord
De kabinetsreactie op het rapport ‘Hoe hoort het eigenlijk’ is nu in
voorbereiding en zal in het voorjaar 2015 aan de Tweede Kamer worden
verstuurd. Daarin zal worden aangegeven hoe met de aanbevelingen wordt
omgegaan.
Vraag
Is de minister bereid om samen met de VNG een inventarisatie te maken
van welke samenwerkingsverbanden er zijn? (context: democratische
legitimatie)
Antwoord
Ja, ik ben voornemens in 2015 opnieuw de aantallen
samenwerkingsverbanden te inventariseren. Bij de antwoorden op de
schriftelijke vragen over de begroting heb ik u overigens geïnformeerd
over de aantallen samenwerkingsverbanden over 2012.
De landsdekkende regio-indelingen zijn reeds te vinden in een website
die ik in 2012 heb gelanceerd: www.regioatlas.nl
Vraag
Kan de minister meer vertellen over de 'Agenda Stad'? Wat wil de
minister daarbij precies? Welke middelen zijn beschikbaar of heeft de
minister hiervoor nodig? Hoe is de samenhang geborgd tussen stad en
ommeland?
Antwoord
Er is veel aanleiding voor de Agenda Stad, o.a. OESO, het Planbureau
voor de Leefomgeving en de Raad voor Leefomgeving en Infrastructuur
wijzen er op dat de economische kracht steeds meer in steden en
stedelijke regio’s ligt. Het kabinet deelt deze analyse en wil er met
een Agenda Stad voor zorgen dat de groei, leefbaarheid en innovatie in
Nederlandse steden wordt versterkt.
De Agenda Stad stelt het stedennetwerk centraal. Dit betekent dat wordt
geredeneerd vanuit de complementariteit van stad en ommeland. Daarnaast
is er ook een aanpak krimpregio’s waar het Rijk vanuit verschillende
departementen aan bijdraagt.
De Agenda Stad is er mede op gericht om bestemmingsplannen, bouwprocedures en bestaande investeringsprogramma’s beter bij stedelijke groei aan te laten sluiten. Uiteraard doet het kabinet dit samen met de steden, bedrijven en kennisinstellingen.
Het kabinet neemt maatregelen die ervoor zorgen dat de detailhandel sneller kan inspelen op veranderende voorkeuren van het winkelpubliek. Met het oog op de aantrekkelijkheid van binnensteden doen we voorstellen om leegstaande winkelruimten sneller een andere bestemming te geven. Ook nemen we maatregelen om de combinatie van fysieke en online detailhandel te faciliteren. Tevens komt er een Nederlandse gedragscode franchise met een bijbehorende geschillencommissie.
Het kabinet wil investeringen bevorderen in aanpassing van de bestaande woningvoorraad, nieuwe woonzorgconcepten en verbouw van verzorgings- en verpleeghuizen. De behoefte aan nieuwe combinaties van wonen en zorg zal immers toenemen door veranderingen in individuele voorkeuren. Met betrokken partijen zal een agenda worden opgesteld om knelpunten in de regelgeving op te ruimen.
Het kabinet ondersteunt stedelijke ruimtelijke ontwikkeling door belemmeringen weg te nemen. Zo gaat de Omgevingswet 24 wetten bundelen en zorgt deze ervoor dat projecten sneller uitgevoerd kunnen worden omdat de hoofdregel de proceduretijd verkort van 26 naar 8 weken en er bovendien maar één omgevingsvergunning nodig is.
Het kabinet bevordert het gebruik van intelligente transportsystemen om zo bestaande infrastructuur beter te benutten. Ook bevordert het kabinet het slimmer toepassen van beschikbare reisinformatie voor de consument. Er worden proeven opgezet met innovatieve verkeerssystemen, onder andere om ervaring op te doen met zelfrijdende voertuigen.
Samen met de steden en andere partijen (onder andere bedrijven,
provincies, wetenschap, maatschappelijke organisaties) zal ik in de
komende maanden verkennen welke vraagstukken en oplossingsrichtingen
onderdeel moeten zijn van Agenda Stad. In dit gezamenlijke proces ligt
de meerwaarde van Agenda Stad. Dit resulteert medio 2015 in een eerste
pakket maatregelen Agenda Stad dat ik uiteraard aan uw Kamer zal
aanbieden.
Vraag
Ziet de minister de toegevoegde waarde van een samenwerkingsbestuurder?
Hoe kijkt de minister aan tegen de mogelijkheid van een experimentenwet
die een samenwerkingsbestuurder mogelijk maakt?
Antwoord
Ik ben bereid om de materie uit te zoeken, de verschillende aspecten
ervan inzichtelijk te maken en aan de hand ervan een nader standpunt te
bepalen. Een van de opties zou kunnen zijn om dit via
experimentenwetgeving te verkennen.
Ik kan u alvast melden dat de Gemeentewet in artikel 36a, derde lid,
expliciet uitsluit dat dezelfde persoon in meer dan één gemeente
wethouder is. Dat houdt verband met het woonplaatsvereiste van de
wethouder. Omdat in 2002 ontheffing van dit woonplaatsvereiste voor
wethouders van buiten de gemeenteraad mogelijk werd, werd een expliciet
verbod in de wet opgenomen. Voor 2002 vloeide die onmogelijkheid voort
uit het feit dat de wethouder lid van de raad was en uit dien hoofde
ingezetene van de gemeente moest zijn.
Meervoudig wethouderschap vereist dus wetswijziging. Het schrappen van
het verbod is echter niet voldoende, want een dergelijke wetswijziging
raakt ook aan het woonplaatsvereiste als fundament van het lokaal
bestuur.
Hierbij wil ik wel de kanttekening maken dat meervoudig
wethouderschap vragen oproept rond de verantwoordingsrelatie met de
verschillende gemeenten en de werkbelasting. De onderscheiden gemeenten
zullen hun eigen beleidswensen gehonoreerd willen zien. Die zullen van
elkaar kunnen verschillen en zelfs met elkaar kunnen concurreren
waardoor ze niet allemaal gehonoreerd kunnen worden. Dat kan tot
loyaliteitsconflicten bij de wethouder aanleiding geven, maar ook
gemakkelijk het vertrouwen vanuit de verschillende raden aantasten. Dat
zal tot gevolg hebben dat de betrokken wethouder vaak ter verantwoording
zal worden geroepen. Ik zie dus complicaties, terwijl de vraag is of het
ook wat kan opleveren.
Ik zal uw Kamer na overleg met de VNG informeren over de bestaande
wensen in het veld en de mogelijkheden om experimenten uit te voeren.
Dit zal naar verwachting in de zomer van 2015 zijn.
Vragen van het lid Toorenburg, M.M. van (CDA)
Vraag
Wat gaat de minister doen met niet-congruente samenwerkingsverbanden
binnen de decentralisaties?
Antwoord:
Gemeenten zijn zelf verantwoordelijk voor de inrichting van de
samenwerkingsverbanden in het kader van de decentralisaties. In de
praktijk blijken gemeenten de 3 decentralisaties voor het overgrote deel
congruent in te richten (wanneer gekeken wordt naar de buitengrenzen van
de regio’s).
Op het terrein van de drie decentralisaties zijn in totaal 30 gemeenten
incongruent. Mede op basis van de gesprekken die de ambassadeurs
gemeentelijke samenwerking hebben gevoerd, constateer ik dat deze
incongruentie in de meeste gevallen goed te verklaren is. Daar kunnen
verschillende redenen voor zijn, zoals de ligging in een grensgebied van
verschillende (historische) regio’s (bijvoorbeeld de gemeente
Alphen-Chaam) of omdat de jeugdregio op een ander gebied georiënteerd is
dan de arbeidsmarkt (bijvoorbeeld door aansluiting bij het werkgebied
van belangrijke aanbieders van jeugdzorg, bijvoorbeeld de gemeente
Noordenveld). Ik ben niet voornemens hier nadere actie op te
ondernemen.
Vraag
Wat wil de minister gaan doen aan het gegeven dat sommige gemeenten te
kennen hebben gegeven dat ze artikel 12 willen worden?
Antwoord
De gemeente Muiden heeft inmiddels een aanvraag voor artikel 12
ingediend voor 2015 en de gemeente Vlissingen is dit voornemens.
Gemeenten hebben tot 1 december 2014 de tijd om een aanvraag in te
dienen.
Wanneer een gemeente met structurele tekorten te maken krijgt, wordt een
gemeente onder preventief toezicht van de provincie geplaatst. Dit heeft
de afgelopen jaren goed gewerkt. Het aantal gemeenten dat een beroep
heeft gedaan op een aanvullende uitkering is zeer beperkt gebleven.
Sinds het begin van deze eeuw doet gemiddeld één gemeente per jaar een
beroep op artikel 12, waarmee er per jaar steeds gemiddeld 3 tot 4
gemeenten een artikel 12 uitkering ontvangen, omdat een uitkering altijd
een periode van meerdere jaren omvat.
Ik verwijs u verder naar mijn brief van 10 januari 2014 hierover aan uw
Kamer (27581 nr. 48) en naar eerdere toezeggingen aan uw Kamer, dat ik
eind van dit jaar u een overzicht zal doen toekomen van de bestaande en
nieuwe artikel 12-gemeenten, alsmede van de gemeenten die in 2015 onder
zogenaamd preventief financieel toezicht van de provincie komen te
staan.
Vraag
Het CDA constateert dat grensgemeenten beperkt zijn in het aangaan van
samenwerkingsverbanden. Hoe gaat de minister hierop acteren?
Antwoord
Wanneer gemeenten willen samenwerken op wettelijke taken zijn zij
primair gehouden aan de landsgrenzen. Overigens heb ik geen signalen dat
dit een probleem is. Grensoverschrijdend werken gemeenten en andere
overheden aan weerszijden van de grens zo praktisch mogelijk al samen.
Dat samenwerken kan ook formeel binnen bijvoorbeeld een Europese
Groepering Territoriale Samenwerking (EGTS) of een grensoverschrijdend
openbaar lichaam. Dergelijke samenwerking kan gaan over de lokale
economie, kinderopvang, infrastructuur, ofwel alle zaken die het
deelnemende lokaal bestuur van belang acht en binnen haar competentie
ligt. Gemeenten kunnen bovendien, op basis van enkele verdragen, al
samenwerkingsverbanden aangaan met gemeenten in Duitsland en België. Ik
ben dan ook niet voornemens om op dit onderwerp te acteren.
Vraag
Het CDA constateert dat gemeentelijke belastingen de norm overschrijden.
Gaat de minister hierop acteren?
Antwoord
De enige norm die er bestaat op het terrein van de gemeentelijke
belastingen is de macronorm onroerende zaakbelasting. In mijn
begeleidende brief aan uw Kamer (Tweede Kamer 2014-2015, 34000B, nr. 5)
bij het rapport ‘Evaluatie systematiek macronorm onroerende
zaakbelasting’ van 15 september jongstleden heb ik u gemeld hoe ik daar
mee om ga. De overschrijding van de macronorm OZB in 2014 bedraagt € 11
mln. op landelijk niveau. Hier zal geen sanctie op volgen, omdat het
kabinet heeft besloten met het oog op de omvangrijke decentralisaties
per 2015 voor dat jaar met een schone lei te beginnen. Voor 2015 is er
een nieuwe macronorm OZB vastgesteld. Deze bedraagt 3% over € 3,711
mld.
Vraag
De minister geeft, gelet op de recente opmerkingen van de
staatssecretaris van VWS over de problemen bij de inkoop van de
jeugdzorg, nog geen goede vorm aan zijn stelselverantwoordelijkheid. Het
CDA vraagt om een plan van aanpak.
Antwoord
De staatssecretaris van VWS heeft deze week tijdens de
begrotingsbehandeling van het onderdeel Jeugd toegelicht hoe hij
gemeenten die achterblijven in de ontwikkelingen op het gebied van de
inkoop van jeugdzorg gaat aanspreken. Hij heeft hierbij een
interventieladder geschetst die uiteindelijk kan leiden tot
indeplaatsstelling bij taakverwaarlozing door gemeenten.
De gemeenten die achterblijven, krijgen uitgebreide ondersteuning vanuit
het Rijk. Dit gebeurt in gezamenlijkheid, bijvoorbeeld met het
interdepartementale ondersteuningsteam decentralisaties (OTD) waar ook
de VNG in participeert. Ook de door mij opgerichte transitiecommissie
sociaal domein adviseert gemeenten over het nemen van de juiste
bestuurlijke, organisatorische en financiële maatregelen.
Mocht het uiteindelijk leiden tot een bestuurlijke maatregel zal dit ook
in goed overleg met mij plaatsvinden. Ik ben van mening dat er geen
behoefte is aan een extra plan van aanpak. De inspanningen van het
kabinet vinden in goed overleg plaats en ieders verantwoordelijkheid
wordt hierin gerespecteerd.
Vraag
Gaat de minister inzake de ID-problematiek met de Oost Europeanen, de
aanbevelingen opvolgen (zoals het registreren van persoonsnummers)? Hoe
komt het dat de minister dit incident via RTL heeft gehoord terwijl dit
al sinds april bekend is?
Antwoord
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (V&J) heeft in de
brief van 5 november jl. gemeld dat het gaat om een intern
politierapport dat nog veel onbeantwoorde vragen bevat. De
staatssecretaris van V&J zal uw Kamer, in afstemming met mij,
hierover nader informeren.
Vragen van het lid Fokke, H. (PvdA)
Vraag
Is de minister bereid G1000 initiatieven uiteindelijk wettelijk te
verankeren als aanvulling op de lokale democratie?
Antwoord
Van onderop ontstaat een verscheidenheid aan initiatieven op het vlak
van deliberatieve en participatieve democratie. Deze initiatieven zijn
waardevol en vullen het bestaande stelsel aan. De kracht van deze
initiatieven is juist dat zij van onderop ontstaan.
Ik geef graag ruimte aan democratische vernieuwing en meer zeggenschap
voor burgerinitiatieven. Ik geef hier onder andere invulling aan als
partner in het G1000 platform. Ook steun ik wetenschappelijk onderzoek
naar dit fenomeen. Dit moet inzicht bieden in de effecten en doorwerking
van de verschillende G1000-en.
De praktijk is nu nog te jong om al in te kunnen schatten of wettelijke
verankering toegevoegde waarde heeft. We weten uit ervaring dat
wettelijke verankering ook contraproductief kan werken. De afweging
hierover moet zorgvuldig gemaakt worden. Dat neemt niet weg dat ik, meer
in den brede en niet alleen ten aanzien van de G1000, bereid ben te
onderzoeken of in de Gemeentewet en/of in andere wetgeving een algemene
wettelijke basis kan komen voor burgerinitiatieven of, andersom, juist
belemmeringen moeten worden weggenomen. Ook hiervoor geldt dat de
afweging zorgvuldig gemaakt dient te worden.
Vraag
Wat gaat de minister doen om slapende rekenkamers aan te pakken?
Antwoord
Ik vind het van groot belang dat rekenkamers de doeltreffendheid
en doelmatigheid van het door het college gevoerde bestuur onderzoeken.
Daarmee dragen zij bij aan het versterken van de controlerende taak van
de gemeenteraad. Slapende rekenkamers vind ik onwenselijk, in alle
gemeenten moeten rekenkamers onafhankelijk onderzoek kunnen doen.
Ik heb de 15 gemeenten met een (structureel) slapende rekenkamer hierop
aangesproken en zij hebben mij bericht over de achtergronden van deze
situatie. Deze gemeenten hebben aangegeven dat zij vinden dat zij
voldoen aan de Gemeentewet. Zoals de wet voorschrijft hebben ze een
verordening op de rekenkamerfunctie. Daar wordt echter geen invulling
aan gegeven: er worden geen commissieleden benoemd en geen budget
toegekend. Het zijn daarmee rekenkamers op afroep, waarbij de
gemeenteraad kan bepalen of er onderzoek nodig is. Dat is echter een
onwenselijke situatie want de rekenkamer zou zelf moeten beslissen of
onderzoek nodig is. Ook voor deze gemeenten geldt dat zij de
rekenkamerfunctie daadwerkelijk invulling moeten geven. Ik zal de
betreffende gemeenten informeren over mijn standpunt terzake.
Vraag
Hoe gaat of staat het met het faciliteren van gemeenten die nu aan de
slag zijn met de doorontwikkeling van de agenda lokale democratie?
Antwoord
In de agenda lokale democratie, die ik nog dit jaar aan uw Kamer zal
aanbieden, ga ik in op de versterking van de lokale democratie.
Te zien is dat de traditionele democratische (formele) structuren worden
aangevuld en ingevuld met nieuwe, van onderop bedachte en participatieve
initiatieven. Zij vormen een verrijking van onze democratie. Het is nog
een zoektocht hoe deze verschillende vormen van democratie zich tot
elkaar verhouden. In de agenda lokale democratie staat die zoektocht
centraal.
Ik zie hier een rol voor mijzelf: ruimte geven, stimuleren en
faciliteren. In de agenda lokale democratie kom ik met concrete plannen
op dit terrein. Daarbij valt te denken aan een regeling waarmee ik
diverse initiatieven van democratische vernieuwing wil stimuleren. Ik
verken daarbij ook de mogelijkheden om naar Deens voorbeeld bij wijze
van experiment knellende regels buiten werking te stellen. De looptijd
van de regeling is een jaar. Er bestaat daarbij een lokale
verantwoordelijkheid om via de experimenten resultaten te boeken. Na
afloop van de regeling zal ik de Tweede Kamer informeren over de
geleerde lessen en opgedane inzichten.
Verder omarm ik het reeds genoemde initiatief van Grace Tanamal rond
buurtrechten, ga ik inventariseren of er knelpunten in regelgeving
zitten, ben ik partner in het G1000 platform en steun ik
wetenschappelijk onderzoek naar dit fenomeen.
Ik vind het van belang dat de agenda in afstemming met de lokale spelers
tot stand komt. Deze afstemming vindt nu plaats.
Vraag
Hoe wordt, gezien de notitie doe-democratie van 1 jaar geleden, de
aanpak en uitrol van goede voorbeelden vormgegeven (vergroten inspraak
en zeggenschap in de wijk) Zijn er experimenten gestart? Is de minster
bereid hier aan mee te werken?
Antwoord
Voorbeelden van maatschappelijke initiatieven worden onder andere
verspreid via de site Krachtinnl.nl. Daarnaast worden voorbeelden van de
manier waarop gemeenten goed kunnen aansluiten bij maatschappelijk
initiatief verspreid via leerkringen die ik samen met de VNG organiseer
en ook via de zogenaamde Krachttoer, waarbij verschillende gemeenten
gericht worden bezocht om de wisselwerking tussen initiatiefnemers en de
desbetreffende gemeente te verbeteren.
Ten aanzien van experimenten kan ik melden dat een programma is gestart,
gericht op het opruimen van knelpunten ten aanzien van thema’s als
maatschappelijk aanbesteden, aansprakelijkheid, fiscaliteit en regelluwe
zones. Deze experimenten bevinden zich nu in de opstartfase. Vanuit mijn
ministerie werk ik hier actief aan mee. In de Agenda Lokale Democratie,
die ik nog voor het einde van het jaar aan uw Kamer zal sturen, zal ik
een bredere aanpak voor experimenteerruimte presenteren.
Vraag
Wat doen de ministers en VNG om de ervaren regeldruk van burgers te
verminderen als het gaat om steunen van lokale wijkinspraak?
Antwoord
Een belangrijk deel van de belemmeringen die burgers ervaren bij de
wijkinspraak ligt binnen de lokale regelgeving. In de maatwerkaanpak
vrijwilligers zijn belemmeringen in de wet- en regelgeving
geïnventariseerd en wordt naar oplossingen gezocht. Vanuit EZ, BZK en de
VNG is daarnaast het programma ‘Beter en Concreter’ uitgevoerd om de
lokale regeldruk terug te dringen. De verantwoordelijkheid voor deze
terugdringing ligt bij de gemeenten. Ook in het kader van de
decentralisaties en de verdere ontwikkeling van de
participatiesamenleving ligt er een belangrijke taak voor gemeenten om
onnodige belemmeringen voor actieve burgers weg te nemen. De
kabinetsreactie op de motie Slob, welke aan het einde van dit jaar aan
uw Kamer gezonden wordt, zal mede stilstaan bij de wijze waarop het
kabinet de gemeenten hierbij ondersteunt.
Vraag
Is de minister bereid om, eventueel samen met het Nederlands Genootschap
van Burgemeesters, een onderzoek te doen naar de functie van de
burgemeester in de toekomst?
Antwoord
Voor de PvdA hoort bij een grondige discussie over het lokaal bestuur
ook een goede discussie over de taak van de burgemeester. De positie van
de burgemeester is recent beschreven in het rapport ‘Majesteitelijk en
Magistratelijk’, dat ik voor de zomer aan Uw Kamer heb aangeboden. Mijn
reactie op dit rapport hoop ik binnenkort te kunnen aanbieden. Ik steun
uw insteek: het is zeker van belang ook een goede discussie over de
positie van de burgemeester te voeren.
Ik ben dan ook gaarne bereid uw Kamer voor de zomer van 2015, rekening
houdend met alle onderzoeken die er dan liggen, een bredere notitie te
doen toekomen over de taken en bevoegdheden van burgemeesters. In de
notitie zal ik ook ingaan op de relatie tussen taken en bevoegdheden van
burgemeesters en de wijze waarop burgemeesters worden benoemd (dan wel
zouden kunnen worden benoemd).
Vraag
Gaat kabinet inzetten op krachtige onafhankelijke rekenkamers die zowel
op gemeentelijk als op regionaal niveau colleges controleren? Hoe gaat
de minister gezamenlijke rekenkamers verder stimuleren?
Antwoord
Het kabinet acht het van groot belang in te zetten op krachtige
onafhankelijke rekenkamers, die zowel op gemeentelijk als op regionaal
niveau effectief functioneren ten behoeve van de controlefunctie van de
diverse gemeenteraden. Dit is belangrijk zeker in het licht van de
nieuwe taken die gemeenten vanwege de decentralisaties krijgen en de
daarbij horende groei van hun begrotingen.
Nu gemeenten steeds meer gaan samenwerken is het ook belangrijk dat zij
op regionaal niveau inzicht hebben in de geldstromen die in gemeenten
omgaan. Er is in artikel 81 van de Gemeentewet de mogelijkheid geschapen
voor gemeenten om een gemeenschappelijke rekenkamer op te richten. Uit
onderzoek uit 2013 blijkt dat 40% van de gemeenten daar reeds gebruik
van maakt.
Ik kan in dit kader de vraag om meer gemeenschappelijke rekenkamers goed
volgen. Mogelijk is het nodig om de wettelijke bepalingen aan te passen
om het goed functioneren van rekenkamers verder te bevorderen. Hier ga
ik onderzoek naar doen. Ook zal ik de voordelen van gemeenschappelijke
rekenkamers nog eens helder bij gemeenten onder de aandacht brengen.
De Nederlandse Vereniging voor Rekenkamers en Rekenkamercommissies
(NVRR) en de VNG zal ik bij dit proces uiteraard betrekken, en ik zal uw
Kamer hierover voor het zomerreces 2015 informeren.
Vraag
Integriteit: Is de minister bereid om samen (met de VNG en Raadslid.nu)
de aandacht voor integriteit bij raadsleden te vergroten
Antwoord
Ik hecht groot belang aan de integriteit van politieke ambtsdragers.
Voor het lokaal bestuur en daarbij dus ook voor de gemeenteraadsleden is
een aantal instrumenten voorhanden waarmee gewerkt kan worden aan
integriteitsvragen. Het Bureau Integriteitsbevordering Openbare Sector
(BIOS) is voor dit doel opgericht. Deze instrumenten worden lokaal ook
daadwerkelijk ingezet.
Ik werk momenteel in nauwe samenwerking met de VNG, het Interprovinciaal
Overleg en de Unie van Waterschappen aan een herziening van de
modelgedragscode integriteit politieke ambtsdragers. In de praktijk
biedt de handreiking integriteit politiek ambtsdragers, ook een
coproductie van BZK en de genoemde koepels, een goed houvast. De VNG en
beroepsorganisaties zoals de raadsledenvereniging zijn actief op dit
thema, zo is mijn waarneming. In die zin wordt het lokaal bestuur
geactiveerd voor integriteitsbevorderende activiteiten.
Ik zie ook een rol weggelegd voor de politieke partijen, aangezien de
primaire verantwoordelijkheid voor de werving en selectie van
kandidaatvolksvertegenwoordigers daar is belegd. Naar mijn waarneming is
integriteit ook daar in toenemende mate een aandachtspunt.
Vragen van het lid Oosenbrug, R.F.A. (PvdA)
Vraag
Wanneer is het eindresultaat wat betreft het open source initiatief
'local box' te verwachten?
Antwoord:
Enkele overheidsorganisaties, waaronder de Tweede Kamer zelf, hebben de
aanzet tot ontwikkeling van Localbox gegeven door ieder een deel van het
product te maken. Dat is een wijze van samenwerking die in de digitale
wereld vrij gewoon is en waar ik positief tegenover sta; het is een
interessante en veelbelovende ontwikkeling naar een soort van veilige
dropbox, een veilige cloudomgeving voor alle overheden. Vanuit die
positieve houding heb ik, net als enkele andere
overheidsorganisaties, Localbox dit jaar ook gesteund met een bijdrage
die het onder meer mogelijk heeft gemaakt om Localbox te koppelen aan
Pleio.nl, de interbestuurlijke samenwerkingsruimte. Ook Pleio.nl is een
dergelijk al langer bestaand initiatief van onderop, dat ondertussen ook
zeer intensief wordt gebruikt.
Het is moeilijk om aan te geven wanneer Localbox voltooid is. De
ontwikkelaars zijn nog volop bezig met nieuwe functionaliteiten en met
het robuust maken van Localbox. In kleine kring wordt Localbox overigens
al wel gebruikt.
Vraag
Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat gemeenten en provincies ODF gaan
gebruiken, want deze staat op de pas-toe-of-leg-uit-lijst van het forum
standaardisatie? Hoe kijkt de minister aan tegen open source
initiatieven in het Verenigd Koninkrijk?
Antwoord
Ik vind het gebruik van open standaarden bij de digitale overheid van
groot belang. De overheid kent een pas-toe-of-leg-uit-lijst die
zorgvuldig wordt samengesteld en waarop deze open standaarden staan. ODF
(open document format) is één van die open standaarden en daarbij gaat
het specifiek om uitwisseling van documenten. Ik wil sterker inzetten op
het gebruik van deze open standaarden. Om die reden zijn open
standaarden onderdeel van het gezamenlijk wetgevingsproces van EZ,
W&R en BZK waarover de minister van EZ, mede namens mij, u per brief
van 25 april 2014 heeft ingelicht. Door bepaalde open standaarden te
kunnen aan te wijzen, kunnen alle overheden worden verplicht om deze
standaarden te gebruiken. Om te voorkomen dat zomaar standaarden worden
aangewezen wordt er een zorgvuldige procedure gevolgd waarin de openheid
van de standaard wordt getoetst, evenals de bruikbaarheid binnen de
overheid.
De Digital Government Office (DGO) van de Britse overheid heeft het
Nederlandse model van de aanpak van standaardisatie overgenomen en
evenals in Nederland onder meer ODF als open standaard vastgesteld.
Tevens streeft de Britse overheid naar meer dwingend gebruik van open
source; de Nederlandse overheid kiest voor best source, dat betekent dat
open en andere sources gelijke kansen moeten hebben.
Vraag
Wordt de doelstelling gehaald, dat overheidswebsites per 1 januari 2015
aan de 2e versie webrichtlijnen voldoen?
Antwoord
Steeds meer websites voldoen aan de richtlijnen, maar de doelstelling
wordt nu nog niet gehaald. Mede daarom heb ik een
toegankelijkheidsmonitor laten ontwikkelen, waarmee een deel van de
webrichtlijnen automatisch getoetst kan worden en waarin vanaf 2015 de
toegankelijkheid van de websites van het Rijk en de medeoverheden wordt
bijgehouden. Op basis van de uitkomsten van deze meting zal ik bezien of
en zo ja welke maatregelen nodig zijn om overheidswebsites verder te
laten voldoen aan de richtlijnen.
Ongeveer 50% van de websites van het Rijk voldoet aan de webrichtlijnen.
Dit geldt ook voor een derde van de gemeentelijke websites. Daarbovenop
nemen 175 gemeenten deel aan een door het Kwaliteitsinstituut
Nederlandse Gemeenten (KING), in samenwerking met BZK opgezette
campagne, waarin de websites worden getoetst op
toegankelijkheidsaspecten en op de website een verklaring wordt
gepubliceerd over de toegankelijkheid.
Vraag
Wanneer kan de minister actieve openbaarmaking van onder andere
subsidie, inkoop en onderzoeksrapporten en dergelijke realiseren?
Antwoord
Voor onderzoeksrapporten lopen proefprojecten bij de ministeries van OCW
en BZK, waarbij rapporten, zodra redelijkerwijs mogelijk, openbaar
worden gemaakt. Hierbij wordt een termijn van vier weken aangehouden. De
proefprojecten lopen tot en met eind 2014. Na deze periode zullen de
proefprojecten worden geëvalueerd.
Steeds meer gemeenten publiceren de financiële data die ze naar het
ministerie van BZK en CBS sturen, de zogenaamde Informatie voor Derden
(Iv3). In de Iv3 staan gegevens uit de begroting, de kwartaalcijfers en
de jaarrekening. Het ministerie werkt samen met de open state foundation
om publicatie van data over openbare financiën te stimuleren. Inmiddels
hebben 125 gemeenten, 10 provincies en 13 waterschappen hun uitgavendata
- waaronder inkoop data – aangeleverd. Voor de rijksbrede inkoopuitgaven
loopt er een verkenning om te bezien wat nodig is om deze inzichtelijk
te maken.
Als het gaat om subsidiedata is een groot deel beschikbaar. De
Rijksoverheid en lokale overheden stellen steeds meer data beschikbaar
op de openbare website Subsidietrekker.nl.
Vraag
Wat is de stand van zaken van het onderzoek naar de mogelijkheden van
één digitaal loket waar burgers zaken kunnen doen met de overheid?
Antwoord
Tijdens het Algemeen Overleg over het gebruik van ICT-mogelijkheden door
de overheid op 3 april 2013 heb ik aan mevrouw Oosenbrug toegezegd met
de VNG te bespreken of we kunnen komen tot één generieke kernwebsite
voor gemeenten, waarbij bijvoorbeeld MijnOverheid.nl als uitgangspunt
kan dienen en waarbij gemeenten zich kunnen aansluiten. De VNG heeft
gemeenten om reacties gevraagd en naar aanleiding daarvan een
bijeenkomst georganiseerd met een dertigtal gemeentelijke
vertegenwoordigers. Daar zijn verschillende vormen van samenwerking bij
gemeentelijke websites aan de orde gekomen, zoals het gebruik van één
gezamenlijke website, het gebruik van een gezamenlijk model dat
gemeenten individueel toepassen en het gebruiken van gezamenlijke
onderdelen, zoals MijnOverheid, binnen individuele websites. Naar
aanleiding hiervan zal de VNG mij informeren over de mogelijkheden die
de gemeenten zien om met betrekking tot de gemeentelijke website tot een
grotere samenwerking te komen. Zodra ik deze reactie ontvangen heb, zal
ik de Kamer daarover informeren.
Vragen van het lid Bosma, M. (PVV)
Vraag
Wat vindt de minister van het idee dat de AIVD zelf onderzoek kan doen
(Franse systeem), zoals de heer Wilders al in 2003 voorstelde?
Antwoord
De situatie in 2003 is niet de situatie van nu. De samenwerking met de
politie, bijvoorbeeld via de Regionale Inlichtingendiensten, is
sindsdien sterk verbeterd. De AIVD en politie werken in het kader van
het huidige dreigingsbeeld binnen de grenzen van de wet en de gescheiden
bevoegdheden intensief samen. Op basis van ambtsberichten van de AIVD
worden jihadisten gearresteerd of strafrechtelijke onderzoeken worden
opgestart. Ik wijs hierbij ook op de wettelijke mogelijkheden om
AIVD-informatie in het strafproces te gebruiken. Ik zie geen noodzaak
tot een wijziging van het huidige systeem: er zijn nu geen signalen dat
het niet goed zou functioneren. De Commissie Dessens, die de Wiv 2002
heeft geëvalueerd, heeft in haar rapport ook niet opgenomen dat in dit
opzicht iets zou moeten veranderen aan de gekozen constitutionele
inbedding van de AIVD en zijn relatie tot het opsporingswerk. De
commissie heeft zich expliciet gebogen over de bijzondere bevoegdheden
van de AIVD, maar heeft daarbij niet geconcludeerd dat de dienst
recherchebevoegdheden zou moeten hebben.
Vermenging van opsporings- en inlichtingenwerk acht ik niet wenselijk.
In de huidige opzet is doelbewust gekozen om het vergaren van
inlichtingen enerzijds en het hanteren van opsporingsbevoegdheden, zoals
het arresteren van personen anderzijds, gescheiden te houden. Dit is zo
neergelegd in de wet. Zo wordt zoveel als mogelijk voorzien in checks
& balances; belangrijk als het gaat om de inbreuk op de privacy van
mensen.
Vraag
Hoe kan het dat het kabinet verbaasd is over de nieuwe fraude die door
Oost-Europeanen wordt gevoerd?
Antwoord
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (V&J) heeft in de
brief van 5 november jl. gemeld dat het gaat om een intern
politierapport dat nog onbeantwoorde vragen bevat. De staatssecretaris
van V&J zal uw Kamer, in afstemming met mij, hierover nader
informeren.
Vraag
Hoeveel kosten al die programma's deradicalisering die in gemeenten
worden uitgevoerd? Wat leveren deze programma's op?
Antwoord
De coördinatie met betrekking tot gemeentelijke
deradicaliseringprogramma’s maakt onderdeel uit van het Actieprogramma
Integrale Aanpak Jihadisme. Middels de voortgangsrapportage wordt uw
Kamer op korte termijn over de voortgang van het Actieprogramma
geïnformeerd.
Vraag
Heeft de AIVD nog vat op het probleem van Jihadisme?
Antwoord
Het dreigingsbeeld is sinds de start van dit kabinet in 2012
verslechterd. Het kabinet heeft daarom in juni dit jaar besloten om het
budget van de AIVD met € 25 mln. structureel te verhogen. In het debat
met uw Kamer op 3 juli jl. is gesproken over de bezuinigingen op de
AIVD. Naar aanleiding van de motie Schouw/Van Toorenburg (Kamerstukken
II 2013/14, 30 977, nr. 105) heb ik de Algemene Rekenkamer verzocht om
een onderzoek uit te voeren naar de effecten van de bezuinigingen op de
organisatie en het werk van de AIVD. Het onderzoek gaat binnenkort van
start. Het streven van de Algemene Rekenkamer is het rapport bij de
verantwoording over 2014 naar de Kamer te sturen. Ik wacht de uitkomst
van dit onderzoek af.
De AIVD doet wat nu redelijkerwijs moet gebeuren. Met de extra
middelen wordt de onderzoekscapaciteit versterkt. Tevens is tijdelijk
capaciteit van buiten aangetrokken. Zo nodig worden prioriteiten gesteld
en wordt capaciteit vrijgemaakt (intern en extern). Indien de
omstandigheden wijzigen, zal ik dit opnieuw bezien.
Vragen van het lid Schouw, A.G. (D66)
Vraag
Waarom voert de regering, als het gaat om het schrappen van de
Waterschappen uit de Grondwet, het regeerakkoord niet uit?
Antwoord
Dit kabinet zet niet in op gedwongen schaalvergroting, maar zet waar
nuttig en nodig in op herindeling van onderop. Dat geldt ook voor een
gedwongen fusie van de waterschappen. De waterschappen zijn zelf op
grote schaal gefuseerd. Waren er 50 jaar geleden nog 2600 waterschappen,
in 2000 nog 55, sinds 1 januari 2014 zijn dat er 23. Deze ontwikkeling
is van onderop tot stand gekomen. De waterschappen zijn daarnaast hard
aan de slag, samen met het ministerie van I en M, om de aanbevelingen
van de OESO te implementeren. In die context heeft het schrappen van de
waterschappen uit de Grondwet voor de minister van I en M en mij geen
prioriteit.
Vraag
Is de minister van mening dat de capaciteit van de CTIVD op maat moet
worden gebracht? (een verdubbeling)
Antwoord
De Commissie Dessens, die de wet heeft geëvalueerd, heeft aanbevelingen
gedaan met betrekking tot het toezicht. Het kabinet heeft hier een
reactie op gegeven en deze is besproken met uw Kamer. Momenteel wordt
een wetswijziging voorbereid. Dat lijkt me het goede moment verder te
spreken over de taken van de CTIVD en de daarbij behorende
bezetting.
Vraag
Waarom nu pas voor het eerst berichtgeving over identiteitsfraude?
Waarom 6 maanden in de la? Hoe ziet de minister zijn eigen
verantwoordelijkheid? Is er actie richting afdeling burgerzaken?
Antwoord
De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (V&J) heeft in de
brief van 5 november jl. gemeld dat het gaat om een intern
politierapport dat nog onbeantwoorde vragen bevat. De staatssecretaris
van V&J zal uw Kamer, in afstemming met mij, hierover zo spoedig
mogelijk nader informeren.
Vanuit mijn verantwoordelijkheid voor de Basisregistratie Personen
(BRP), zal ik alle aanbevelingen die tot betere registratie leiden
serieus onderzoeken.
Vraag
Zou de minister zich willen inspannen om te komen tot 1 monitor per
departement?
Antwoord
De Tweede Kamer is op 7 juli jl. geïnformeerd over de gezamenlijke
(Rijk, VNG en gemeenten) inrichting van de informatievoorziening en de
monitoring sociaal domein zoals het Rijk, de VNG en de gemeenten die
gezamenlijk voor ogen hebben. In de inrichting van de
informatievoorziening en de monitoring voor na 1 januari 2015 wordt
stevig ingezet op enkelvoudige uitvraag en meervoudig gebruik van
informatie. Het CBS vormt hierbij het gegevensverzamelpunt.
Ook is ingezet op het kunnen bieden van een beeld van de ontwikkelingen
die zich voordoen in het gedecentraliseerde sociaal domein als geheel.
In dat kader is er één ‘overall monitor sociaal domein’ ontwikkeld. Deze
monitor wordt geoperationaliseerd in samenwerking met het SCP en het
CBS.
Tot slot geldt dat er nadrukkelijk wordt geïnvesteerd in verdere
doorontwikkeling van de informatievoorziening en de monitoring. Inzet is
dat in drie jaar wordt toegewerkt van een ‘overall monitor’ met meerdere
departementale onderdelen naar daadwerkelijk één monitor en het geheel
laten samenvallen van de indicatorenset van de gemeenten met die van het
Rijk.
Vraag
Kan de minister meer vertellen over de Agenda Stad?
Antwoord:
Er is veel aanleiding voor de Agenda Stad, o.a. OESO, het Planbureau
voor de Leefomgeving en de Raad voor Leefomgeving en Infrastructuur
wijzen er op dat de economische kracht steeds meer in steden en
stedelijke regio’s ligt. Het kabinet deelt deze analyse en wil er met
een Agenda Stad voor zorgen dat de groei, leefbaarheid en innovatie in
Nederlandse steden wordt versterkt.
De Agenda Stad stelt het stedennetwerk centraal. Dit betekent dat wordt
geredeneerd vanuit de complementariteit van stad en ommeland. Daarnaast
is er ook een aanpak krimpregio’s waar het Rijk vanuit verschillende
departementen aan bijdraagt.
De Agenda Stad is er mede op gericht om bestemmingsplannen, bouwprocedures en bestaande investeringsprogramma’s beter bij stedelijke groei aan te laten sluiten. Uiteraard doet het kabinet dit samen met de steden, bedrijven en kennisinstellingen.
Het kabinet neemt maatregelen die ervoor zorgen dat de detailhandel sneller kan inspelen op veranderende voorkeuren van het winkelpubliek. Met het oog op de aantrekkelijkheid van binnensteden doen we voorstellen om leegstaande winkelruimten sneller een andere bestemming te geven. Ook nemen we maatregelen om de combinatie van fysieke en online detailhandel te faciliteren. Tevens komt er een Nederlandse gedragscode franchise met een bijbehorende geschillencommissie.
Het kabinet wil investeringen bevorderen in aanpassing van de bestaande woningvoorraad, nieuwe woonzorgconcepten en verbouw van verzorgings- en verpleeghuizen. De behoefte aan nieuwe combinaties van wonen en zorg zal immers toenemen door veranderingen in individuele voorkeuren. Met betrokken partijen zal een agenda worden opgesteld om knelpunten in de regelgeving op te ruimen.
Het kabinet ondersteunt stedelijke ruimtelijke ontwikkeling door belemmeringen weg te nemen. Zo gaat de Omgevingswet 24 wetten bundelen en zorgt deze ervoor dat projecten sneller uitgevoerd kunnen worden omdat de hoofdregel de proceduretijd verkort van 26 naar 8 weken en er bovendien maar één omgevingsvergunning nodig is.
Het kabinet bevordert het gebruik van intelligente transportsystemen om zo bestaande infrastructuur beter te benutten. Ook bevordert het kabinet het slimmer toepassen van beschikbare reisinformatie voor de consument. Er worden proeven opgezet met innovatieve verkeerssystemen, onder andere om ervaring op te doen met zelfrijdende voertuigen.
Samen met de steden en andere partijen (onder andere bedrijven,
provincies, wetenschap, maatschappelijke organisaties) zal ik in de
komende maanden verkennen welke vraagstukken en oplossingsrichtingen
onderdeel moeten zijn van Agenda Stad. In dit gezamenlijke proces ligt
de meerwaarde van Agenda Stad. Dit resulteert medio 2015 in een eerste
pakket maatregelen Agenda Stad dat ik uiteraard aan uw Kamer zal
aanbieden.
Vraag
Is de minister bereid problemen van geborgde zetels bij de waterschappen
op te lossen?
Antwoord
De regering heeft bij de parlementaire behandeling van de Wet aanpassing
waterschapsverkiezingen toegezegd om het systeem van de geborgde zetels
te evalueren in het kader van de brede evaluatie van het
waterschapsbestel in 2015.
Vraag
Is de minister bereid in iedere gemeente een privacyambtenaar via de VNG
te benoemen?
Antwoord:
Ik heb onlangs in een brief de gemeenten geattendeerd op hun
verantwoordelijkheden met betrekking tot privacy. Het college moet
daarover verantwoording afleggen aan de raad. Voor de toetsing hebben we
het College Bescherming Persoonsgegevens. Tot slot is er ook nog de
ombudsman die zich over eventuele geschillen kan uitspreken. Ik zie geen
noodzaak hier nog een andere functie aan toe te voegen.
Vraag
Wat doet de minister aan het bevorderen van kennis/bewustzijn over
mensenrechten?
Antwoord
Het belang van de naleving en bevordering van mensenrechten is ook op
decentraal niveau groot. Ik heb dat onderkend in het Nationaal Actieplan
Mensenrechten. Kennis en bewustwording zijn essentieel. Dat is primair
een taak en verantwoordelijkheid van de gemeenten zelf. Ook anderen
dragen daaraan bij, zoals het Netwerk Mensenrechten Lokaal dat op 10
oktober jl. een congres hierover organiseerde. Bij die gelegenheid heb
ik de gemeenten aangemoedigd om aandacht te besteden aan de
mensenrechtendimensie, bijvoorbeeld door burgers en maatschappelijke
organisaties binnen de verschillende gemeenten een platform te bieden,
zodat zij zorgen op dit gebied kenbaar kunnen maken en eventueel zelf
initiatieven kunnen ontplooien. Vertegenwoordigers van gemeenten hebben
hier positief op gereageerd.
Vraag
Kan de studiegroep openbaar bestuur voor de zomer van 2015 met concrete
voorstellen komen om de bestuurlijke drukte terug te dringen?
Antwoord
De Studiegroep Openbaar Bestuur wordt ingesteld om te bezien hoe het
openbaar bestuur in Nederland zo goed mogelijk kan bijdragen aan het
oplossen van maatschappelijke en economische opgaven. Dit vraagt
allereerst om een grondige objectieve en empirische analyse over het
huidige functioneren van het openbaar bestuur. De analyse zal uitwijzen
welke aanbevelingen in het kader van werkwijze en inrichting
noodzakelijk zijn. De opdracht aan de Studiegroep (vgl. de Studiegroep
begrotingsruimte) met daarin opgenomen het doel, tijdpad en de leden zal
ik de Tweede Kamer binnen afzienbare tijd toesturen.
Vraag
Waarom trekt de minister de Zondagswet niet in? Waarom nu een onderzoek
naar het effect van een wet die overbodig is?
Antwoord
De Zondagswet stelt regels voor met name het respecteren van rust rond
religieuze bijeenkomsten. Ik vind het belangrijk om rekening te houden
met groepen in de samenleving voor wie de Zondagswet een functie
vervult, maar ook met wat gemeenten er zelf van vinden. Besluitvorming
over wel of niet intrekken van de Zondagswet is dan ook geen simpele
kwestie, ook al ligt er een motie met een duidelijke strekking.
Ik wil nu eerst zorgvuldig kijken naar de werking van de Zondagswet in
de praktijk, wat de gevolgen zullen zijn van het intrekken van de wet,
en hoe dat wordt ervaren, alsmede de grondrechtelijke aspecten en de
juridische ruimte van gemeenten om zelf regels te stellen over de
zondagsrust, mede in relatie tot bijvoorbeeld de Wet openbare
manifestaties en de werking daarvan.
Vraag
Het verzoek aan de minister is het aantal gemeenschappelijke regelingen
(2500) de komende 10 jaar te halveren en hiervoor met concrete
voorstellen te komen.
Antwoord
Gemeenten zullen samenwerking altijd nodig hebben. Bij de
decentralisaties geldt dit bijvoorbeeld voor alle gemeenten, groot of
klein. Daarmee is niet gezegd dat er bij het functioneren van
samenwerking geen problemen kunnen zijn. Ik vind dat het oordeel over de
vraag of door samenwerking de legitimiteit van gemeenten teveel onder
druk komt te staan, bij de betrokken gemeenteraden ligt. Wel heb ik, op
verzoek van Uw Kamer, deze zomer een advies gevraagd aan de Raad voor
het Openbaar Bestuur over de manier waarop de democratische legitimiteit
van samenwerking geborgd kan worden. De Raad zal dit advies voor de
zomer afronden. Op basis van dit advies wil ik bekijken of er aanleiding
is voor nadere maatregelen. Ik deel dan ook niet de wenselijkheid om nu
in te zetten op een halvering van het aantal gemeenschappelijke
regelingen.
Vraag
Kan de minister toezeggen dat hij iets gaat doen aan de
grenseffecttoets, en welke actie hij gaat ondernemen?
Antwoord
In 2013 heeft het kabinet al laten weten geen voorstander te zijn van de
invoering van een generieke grenseffectentoets bij de behandeling van
wetgeving en nieuw beleid, omdat het kabinet het als een te zwaar middel
beschouwt en wat zal leiden tot extra bureaucratie. De grensprovincies
hebben mij gevraagd om bij de ministeries te bepleiten dat bij de
formulering van nieuwe wet- en regelgeving rekening wordt gehouden met
eventuele grenseffecten. Ik zal dat doen.
Het gaat mij er om dat er voldoende bewustwording is van mogelijke
ongewenste grenseffecten. Daarbij zijn beleidskeuzes altijd het
resultaat van de weging van veel belangen. Eventuele grenseffecten zijn
één van die belangen. De ministeries toetsen de eventuele grenseffecten
zo nodig intern en ze treffen zo nodig maatregelen.
Vraag
Wat is de reactie van de minister op punt 7 uit de tegenbegroting D66 over fondsvorming APPA?
Antwoord
In de afgelopen periode is er hard gewerkt aan dit dossier. Uitkomst hiervan is dat ik op korte termijn een eerste wetsvoorstel aan de Tweede Kamer ga voorleggen. Bedoeling is om nu eerst de pensioenaanspraken van politieke ambtsdragers op alle punten waarvoor dat nog niet het geval is, te normaliseren en dus gelijk te trekken aan de aanspraken van overheidswerknemers. Dit vergemakkelijkt de overgang naar fondsvorming.
Ik kon dat wetsvoorstel niet eerder indienen omdat het overleg over het aanpassen van de pensioenen van overheidswerknemers aan het nieuwe Witteveenkader pas onlangs is afgerond. Aan de hand van deze aanspraken ga ik het wetsvoorstel opstellen. Deze stap wil ik nu eerst zetten en daarna zal ik in het Kabinet een voorstel voor de waardeoverdracht bespreken. Uiteraard zal ik de Kamer daarover zo spoedig mogelijk informeren.
Over een door Deloitte uitgevoerd feitenonderzoek naar de benodigde en bij decentrale overheden beschikbare gelden voor deze waardeoverdracht heb ik u bij brief van 31 oktober jl. geïnformeerd.
Vragen van het lid Segers, G.J.M. (CU)
Vraag
Kan de minister de toezegging herhalen dat de 3 jarige overgangsregeling
voor BAG-gemeenten in de decembercirculaire opgenomen wordt?
Antwoord
Voor de gemeenten met kazernes en gevangenissen heb ik via een
aanpassing van de algemene overgangsregeling van het groot onderhoud aan
het gemeentefonds een specifieke oplossing voor 3 jaar uitgewerkt. In de
komende decembercirculaire zullen de exacte berekeningen van deze
aanpassing vanaf 2015 worden opgenomen.
Vraag
Is de AIVD toekomstbestendig? Is de minister bereid om aan te haken bij
het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme?
Antwoord
De AIVD doet wat nu redelijkerwijs moet gebeuren. Met de extra middelen
wordt de onderzoekscapaciteit versterkt. Zo nodig worden prioriteiten
gesteld en capaciteit wordt vrijgemaakt (intern en extern). Indien de
omstandigheden wijzigen, zal ik dit opnieuw bezien.
Ja, ik ben reeds nauw betrokken bij de implementatie en de
uitvoering van het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme. Vanwege
mijn verantwoordelijkheid voor de AIVD, maar ook vanuit mijn
verantwoordelijkheid voor het openbaar bestuur. Daarnaast is het
ministerie van BZK ook betrokken vanuit haar taken op het gebied van
leefbaarheid in wijken.
Vraag
Moet het privacy impact assessment niet wetgevingsbreed
plaatsvinden?
Antwoord
De toepassing van privacy impact assessments vindt in beginsel
wetgevingsbreed plaats. Er is geen inperking van die toepassing tot
bepaalde domeinen of sectoren. In de praktijk kan daar echter op
verschillende manieren invulling aan worden gegeven. Dat geldt ook voor
de vraag of en de wijze waarop het privacy impact assessment wordt
gepubliceerd in een concreet geval. Het instrument van de privacy impact
assessments wordt geëvalueerd in 2015.
Voorafgaand aan het AO decentralisaties op 12 december aanstaande
waarvoor het onderwerp privacy geagendeerd staat, zal ik uw Kamer
de Privacy Impact Assessment voor de drie decentralisaties doen
toekomen. Hierin worden duidelijke handvatten geboden aan gemeenten om
binnen het bestaande kader op een goede manier de integrale
dienstverlening vorm te kunnen geven en gelijktijdig de privacy van
burgers te waarborgen.
Vraag
Waarom zijn gemeenten niet geïnformeerd over de incidenten met
paspoortfraude?
Antwoord
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (V&J) heeft in de
brief van 5 november jl. gemeld dat het gaat om een intern
politierapport dat nog onbeantwoorde vragen bevat. De staatssecretaris
van V&J zal uw Kamer, in afstemming met mij, hierover nader
informeren.
Vraag
Het WMO-verdeelmodel voor de herschikking is onrechtvaardig. Hiertoe
heeft de ChristenUnie een motie ingediend. Wat gaat de minister van BZK
doen met de motie herschikking verdeelmodel?
Antwoord
De aangenomen motie Slob c.s. beschouwt het kabinet als ondersteuning
van beleid. In algemene zin komt een objectieve verdeling tegemoet aan
de objectieve kenmerken bij gemeenten en stelt gemeenten in staat om een
gelijk voorzieningenniveau te bieden. De verdeling is vrij van
historische of regionale beleid- en prijseffecten en is daarmee
rechtvaardig.
De Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv) stelt dat bij de
beoordeling van het model niet de herverdeeleffecten leidend dient te
zijn maar de kostenoriëntatie. Het verdeelmodel voor de WMO kent twee
onderdelen. Het eerste onderdeel is bedoeld voor alle gemeenten. Dat
krijgt de steun van de Rfv: de verdeling is adequaat en de
herverdeeleffecten zijn voldoende objectief verklaarbaar en
verdedigbaar. Het tweede onderdeel, bedoeld voor de verdeling van de
middelen voor beschermd wonen, dat wordt uitgevoerd door
centrumgemeenten, adviseert de Rfv niet in te voeren. De Rfv vindt dat
het model onvoldoende in staat is de huidige verschillen in kosten bij
de centrumgemeenten te verklaren en dit leidt tot onrechtvaardige
herverdeeleffecten waarop gemeenten nauwelijks kunnen inspelen.
Medio november 2014 ontvangt het kabinet het advies van de VNG over
beide onderdelen. Deze adviezen zal ik met de staatssecretaris van VWS
bespreken om daarna een besluit over de invoering te nemen. In ieder
geval zal invoering gepaard gaan met een ingroeipad, zodat gemeenten
voldoende tijd hebben, om het beleid aan te passen aan het uiteindelijke
objectieve budget.
Vraag
Wil de minister in zijn halfjaarlijkse rapportage terugkomen op hoe hij
lokale initiatieven steunt? Wat te doen met de bevindingen van
motivaction (marktonderzoeksbureau)? Wat te doen met
wetgevingsvoorstellen zodat burgerinzet recht in plaats van gunst
wordt?
Antwoord
In de praktijk is een grote rijkdom aan initiatieven voor democratische
vernieuwing ontstaan. Zoals eerder gesteld wil ik ruimte geven voor deze
initiatieven en deze faciliteren. Bijvoorbeeld door knellende wet- en
regelgeving te inventariseren en weg te nemen en door een
ondersteuningsstructuur te stimuleren waarop initiatiefnemers een beroep
kunnen doen.
Ik heb kennisgenomen van het Motivaction-onderzoek waaruit zou blijken
dat de steun voor de participatiesamenleving zou afnemen. Dit onderzoek
is niet meteen aanleiding om het ingezette kabinetsbeleid te
wijzigen.
De vraag raakt ook aan buurtrechten. De ontwikkeling van buurtrechten is
een van de manieren om burgers een formeel recht op participatie te
geven. Nederland kent een levendige participatieve praktijk.
Voortbouwend op deze praktijk zal het ministerie samen met de VNG een
traject starten rondom Buurtrechten, waarbij ik pilots van gemeenten
faciliteer en het leerproces hierover organiseer, zodat kan worden
bezien of het vastleggen van participatierechten meerwaarde heeft voor
de praktijk.
Vraag
Is de NCDO (Nationale Commissaris Digitale Overheid) ook betrokken bij
het waarborgen van toegang van digibeten tot de digitale overheid?
Antwoord
De Digicommissaris neemt geen taken en verantwoordelijkheden over, maar
houdt wel zicht op de ontwikkelingen binnen de verschillende sectoren,
als het zijn doelstelling en taakopdracht raakt. Het beleid rond het
bevorderen en faciliteren van digivaardigheden is hier een voorbeeld
van.
Als minister van BZK ben ik verantwoordelijk voor het beleid om te komen
tot een digitale overheid. Digivaardigheid heeft mijn volle aandacht. De
verantwoordelijkheid voor de toegankelijkheid voor de dienstverlening
ligt primair bij een dienstverlener. Hierbij is de menselijke maat het
uitgangspunt, dat ik ondersteun door onder andere het Digitale
Hulpplein.
Vraag
Wat gaat de minister doen met de uitkomsten van het onderzoek dat de
opkomst bij verkiezingen lager is in heringedeelde gemeenten?
Antwoord
Het op mijn verzoek door het Centraal Planbureau verrichte onderzoek
waaraan de vragensteller refereert, is zeer onlangs gepubliceerd. De
opkomst bij lokale verkiezingen vertoont in algemene zin een neergaande
trend. Daar maak ik mij zorgen over. Zoals eerder toegezegd, zal ik
in de Agenda Lokale Democratie, die ik nog dit jaar aan uw Kamer zal
sturen, daarop verder ingaan.
Vraag
Slaat de minister met de vuist op tafel als er geld bij moet bij de
AIVD?
Antwoord:
Ja.
Vragen van het lid Voortman, L.G.J. (GL)
Vraag
Is de minister bereid om morgen toe te lichten waarom het raadgevend
referendum niet al per 1 januari 2015 kan starten?
Antwoord
In de Wet raadgevend referendum is bepaald dat de inwerkingtreding
plaatsvindt op de eerste dag van de vierde maand na publicatie in het
Staatsblad. Deze publicatie heeft nog niet plaatsgevonden. Dat heeft
twee redenen.
Ik heb uw Kamer al eerder gemeld dat het kabinet in ieder geval wacht
met de inwerkingtreding van de Wet raadgevend referendum (Wrr) totdat de
behandeling van het wetsvoorstel van de leden Fokke, Voortman en Schouw
tot reparatie van die wet is afgerond. Dit voorstel is jongstleden
dinsdag aangenomen door uw Kamer, de behandeling in de Eerste Kamer moet
echter nog beginnen.
Daarnaast vergt de implementatie van de wet nog een aantal maanden
voorbereiding. Dit geldt in het bijzonder voor de Kiesraad, die op basis
van de Wrr nieuwe taken heeft gekregen, die een ander karakter hebben
dan de taken die de Kiesraad nu reeds heeft op grond van de Kieswet. De
Kiesraad is druk doende met de voorbereiding hiervan en heeft de
afgelopen periode onderzocht hoe de wet op een zorgvuldige én doelmatige
wijze kan worden uitgevoerd. De Kiesraad laat in dit kader nu een
applicatie ontwikkelen, waarmee de ingediende verzoeken en
ondersteuningsverklaringen kunnen worden verwerkt. Ik zal er bij de
Kiesraad op aandringen dit zo snel mogelijk te doen. Ik verwijs u in dit
kader ook naar mijn brieven van 19 september en 27 oktober 2014 (Tweede
Kamer 2014 -2015, 33934, nrs 6 en 9).
Vraag
Is de minister bereid te inventariseren welke gemeenten de zaken op orde
hebben met betrekking tot decentralisaties? En wil de minister de best
practices bij de gemeenten delen? Wil de minister een overzicht geven
van gemeenten waar het financieel mis dreigt te gaan.
Antwoord
De voortgang op de specifieke decentralisaties jeugd, maatschappelijke
ondersteuning en participatie wordt gemonitord door de betreffende
departementen. Zij hebben uw Kamer hier met enige regelmaat over
geïnformeerd.
De Transitiecommissie Sociaal Domein (TSD) heeft tot taak te onderzoeken
of gemeenten de noodzakelijke bestuurlijke, organisatorische en
financiële maatregelen hebben getroffen om de decentralisaties in het
sociaal domein in samenhang te kunnen uitvoeren. Het gaat hierbij onder
meer om privacy en financiële weerbaarheid. De TSD zal de betreffende
gemeenten op die punten adviseren en hierover aan de regietafel
rapporteren. De commissie heeft voor haar werk een zekere mate van
vertrouwelijkheid nodig. Het is daarom niet mijn bedoeling om over
individuele gemeenten te rapporteren.
Best practices worden reeds gedeeld door het OTD (ondersteuningsteam
decentralisaties van de departementen en VNG gezamenlijk) en
bijvoorbeeld op de BZK-website Gemeentenvandetoekomst.nl.
Eind van dit jaar zal ik u een overzicht doen toekomen van de bestaande
en nieuwe artikel 12-gemeenten, alsmede van de gemeenten die in 2015
onder zogenaamd preventief financieel toezicht van de provincie komen te
staan.
Vraag
Is de minister bereid om te onderzoeken of buurtrechten voor meer taken
dan alleen WMO kan worden ingevoerd?
Antwoord
Ja. Op dit moment worden er pilots rond lokale buurtrechten uitgevoerd,
die breder zijn dan alleen de WMO.
Vraag
Is de minister bereid om zijn brede visie over decentralisaties op te
stellen?
Antwoord
Ik heb, mede namens het kabinet, de visie op de decentralisaties in het
sociaal domein gegeven in de decentralisatiebrief van februari 2013
(Tweede Kamer 2013 – 2014, 33400 VII, nr 59). Het uitgangspunt van het
kabinet is dat de zelfredzaamheid en participatie van de burger maximaal
dient te worden gefaciliteerd en gestimuleerd. Tegelijkertijd geldt dat
mensen die het echt nodig hebben, kunnen blijven rekenen op de
ondersteuning door de overheid.
Vraag
Is de minister bereid te onderzoeken welke gemeenten buurtrechten in hun
verordening hebben genomen?
Antwoord
Het Landelijk Samenwerkingsverband Actieve bewoners (LSA) heeft een
actueel overzicht van buurtrechten vervaardigd en dit op de LSA-site
geplaatst (zie
www.lsabewoners.nl/buurtrechten-en-right-challenge-nl).
Vraag
Is de minister bereid om bij alle ministeries een inventarisatie te doen
naar open data sets?
Antwoord
Alle ministeries worden gevraagd om in kaart te brengen welke data
aanwezig zijn, welke daarvan publiek beschikbaar kunnen worden gesteld
en wanneer en welke daarvan gesloten blijven en waarom.
Ik streef er naar om in het voorjaar van 2015 een rijksbreed overzicht
van beschikbare data te kunnen presenteren op data.overheid.nl.
Vraag
Welke strategische belangen worden er geschaad, indien openbaar wordt
hoe vaak de AIVD heeft afgeluisterd?
Antwoord
Het feit dat de AIVD tapt is niet geheim. Deze bevoegdheid staat
beschreven in de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten 2002.
Als over een langere periode de aantallen telefoon- en internettaps
worden afgezet tegen bekende dreigingen en technologische
ontwikkelingen, dan zou daar inzicht in de capaciteit, slagkracht en
focus van de inlichtingendienst uit kunnen worden afgeleid. Mensen en
organisaties die door de AIVD in de gaten worden gehouden zouden daar
dan op in kunnen spelen (strategisch, veiligheidsbewust gedrag). De
Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CIVD) wordt wel
geïnformeerd over de tapstatistieken.
Vraag
Wat doet de minister om te voorkomen dat het geld voor zorg op raakt bij
de gemeenten? Is hij bereid om hiervoor een noodfonds te creëren op de
begroting?
Antwoord
Burgers kunnen blijven rekenen op zorg en ondersteuning door de
gemeenten. In de wetgeving zijn hiervoor voldoende waarborgen opgenomen.
De middelen voor de decentralisaties worden verdeeld onder gemeenten via
een integratie-uitkering. Gemeenten kunnen de middelen vrij besteden,
afgestemd op de lokale problematiek. Op deze manier worden gemeenten
optimaal in staat gesteld integraal beleid te voeren. Dit past bij de
decentralisatie van deze taken en is een belangrijke voorwaarde voor een
succesvolle uitvoering. Bovendien worden er met het verdeelmodel naar
gestreefd de middelen op de juiste wijze, gericht op de kosten die de
gemeente heeft, te verdelen. Deze maatregelen borgen dat de middelen
voor zorg niet op raken. Daarnaast kan ik via de monitor sociaal domein
de komende jaren de ontwikkeling van de uitgaven op macro niveau goed
volgen. Mocht er onverhoopt toch een knelpunt ontstaan, kan daarover
gesproken worden, maar ik heb daarvoor geen noodpotje en ben ook niet
voornemens dit te creëren. Tegelijkertijd constateer ik dat gemeenten
zelf in een aantal gevallen reserveringen in hun begrotingen
opnemen.
Vraag
Wanneer gaat de minister zijn regierol bij decentralisaties
oppakken?
Antwoord
Ik richt mij in mijn coördinerende rol op randvoorwaarden die over de
afzonderlijke decentralisaties heen van belang zijn voor het laten
slagen van de veranderingen in het sociaal domein. Voorbeelden hiervan
zijn: het wegnemen van financiële schotten, verantwoordingslasten
beperken, regionale samenwerking congruenter maken, de
transitiecommissie sociaal domein die gemeenten adviseert, en de
informatiehuishouding van de decentralisaties. Dat doe ik in goed
overleg met mijn collega’s in de ministeriele commissie decentralisaties
en ook met gemeenten en de VNG aan de regietafel.
Daarnaast ondersteun ik gemeenten bij de voorbereiding op de
decentralisaties. Dit doe ik bijvoorbeeld via het ondersteuningsteam
decentralisaties (OTD) dat ik samen met de VNG en de betrokken
departementen heb opgericht. Het OTD ondersteunt gemeenten bij de
voorbereiding op de decentralisaties en wordt zeer gewaardeerd door
gemeenten. Een ander voorbeeld is de congressenreeks onder de noemer ‘de
decentralisaties dag’. Inmiddels hebben meer dan 3000 mensen deelgenomen
en 13 november aanstaande verwacht ik wederom 750 ambtenaren te
verwelkomen op een congres over de uitvoeringspraktijk van de
decentralisaties.
Tot slot zal ik ook na 1 januari 2015 aandacht houden voor de
decentralisaties. Ik zal in overleg met mijn collega’s in het kabinet en
met de VNG volgend jaar komen met een Transformatie Agenda. In deze
agenda wordt afgestemd en bepaald wat de gezamenlijke inzet dient te
zijn voor de komende jaren om te komen van de stelselwijziging
(transitie) tot nieuwe manieren van werken en andere verhoudingen en
rolverdelingen die ervoor moeten zorgen dat de beoogde effecten van de
stelselwijziging ook daadwerkelijk kunnen worden gerealiseerd
(transformatie).
Vraag
Wat is de datum dat het kabinet de genoemde open data openbaar gaat
maken? Groen Links denkt zelf begin 2015.
Antwoord
Alle ministeries zijn gevraagd om in kaart te brengen welke data
aanwezig zijn, welke daarvan publiek beschikbaar kunnen worden gesteld
en wanneer en welke daarvan gesloten blijven en waarom.
Ik streef er naar om in het voorjaar van 2015 een rijksbreed overzicht
van beschikbare data te kunnen presenteren op data.overheid.nl.
Vragen van het lid Bisschop, R. (SGP)
Vraag
Is de minister bereid zich in te blijven zetten op bescherming van de
Joodse bevolkingsgroep gezien de huidige dreiging?
Antwoord
De AIVD zal in het geval van een concrete dreigingsinformatie altijd
aanzetten tot handelen om de dreiging te onderkennen of te
neutraliseren. Dit geldt ook indien de dreiging uitgaat naar de Joodse
gemeenschap. Daarnaast levert de AIVD een bijdrage aan het Stelsel
Bewaken en Beveiligen (gecoördineerd door de Nationaal Coördinator
Terrorismebestrijding en Veiligheid, NCTV) in de vorm van
dreigingsanalyses e.d. De NCTV bepaalt aan de hand van het stelsel of
maatregelen nodig zijn in het geval van verhoogde dreiging voor
objecten, personen en diensten opgenomen in het Rijksdomein. Personen,
objecten of diensten die niet zijn opgenomen in het Rijksdomein, zoals
de Joodse gemeenschap, vallen binnen het decentrale stelsel van
veiligheidszorg. Het lokale gezag kan dezelfde beveiligingsmaatregelen
treffen ten behoeve van personen, objecten of diensten zoals die gelden
in het Rijksdomein.
Vraag
Is de minister bereid zich op een enthousiasmerende manier zich in te
zetten ten behoeve van de verruiming van het gemeenschappelijk
belastinggebied?
Antwoord
Het kabinet heeft op Prinsjesdag aangegeven dat het gaat onderzoeken of
en hoe een verruiming van het gemeentelijk belastinggebied vorm en
draagvlak kan krijgen. Uiteraard zal ik me hier, samen met de
staatssecretaris van Financiën en de VNG voor inzetten.
Vraag
Wat is de bevoegdheid van de coördinerend minister ten opzichte van de
gemeenten en andere ministeries bij de decentralisatie? Heeft u hier
voldoende aan? Heeft de minister doorzettingskracht?
Antwoord
Ik richt mij binnen mijn coördinerende rol op randvoorwaarden die over
de afzonderlijke decentralisaties heen van belang zijn voor het laten
slagen van de veranderingen in het sociaal domein. Voorbeelden hiervan
zijn: wegnemen van financiële schotten, verantwoordingslasten beperken,
goed monitoren van de effecten, regionale samenwerking congruenter
maken, en de informatiehuishouding van de decentralisaties.
Concrete activiteiten van mij als coördinerend Minister bij de
decentralisaties richten zich zowel op het goed uitwerken van
randvoorwaarden aan rijkszijde als het goed voorbereiden van gemeenten.
Dat doe ik in goed overleg met mijn collega’s in de ministeriële
commissie decentralisaties en ook met gemeenten en de VNG aan de
regietafel.
Dat dit goed werkt, blijkt wel uit het feit dat het kabinet ook voor de
transformatiefase heeft afgesproken om deze werkwijze voort te zetten en
ook de komende periode vooral in goed overleg vorm te geven.
Vragen van het lid Klein, N.P.M. (50PLUS)
Vraag
Zijn provinciale wetten en initiatieven allemaal nodig?
Antwoord
De provincies hebben medebewindtaken, in het bijzonder op het
ruimtelijk-economisch domein: onder andere ruimte, infrastructuur,
economie en natuur. Op basis daarvan hebben ze de bevoegdheden om zelf
beleid en algemeen verbindende voorschriften op te stellen (voorbeeld:
verordening voor ruimtelijke ordening). Provincies kunnen zo hun eigen
afwegingen maken om de regionale opgaven effectief tegemoet te treden en
daarmee invulling te geven aan hun rol als ruimtelijk-economisch
gebiedsregisseur. Het debat hierover vindt plaats in de Provinciale
Staten.
Vraag
Naar aanleiding van een artikel in Binnenlands Bestuur (d.d. 24 oktober)
graag een toelichting van de minister van BZK over 'beetje integer' wat
grijs gebied wat betreft integriteit lijkt te impliceren?
Antwoord
Het artikel in Binnenlands Bestuur heeft goed weergegeven hoe ik over
integriteit denk. Het kan mensen de verkeerde richting op sturen doordat
je voor jezelf vaststelt dat je integer bent en dat het daarmee dus
klaar is, dat je niet langer in gesprek hoeft te gaan over het
onderwerp. De meeste integriteitsschendingen worden gedaan door mensen
die zichzelf als integer beschouwen. Uit de initegriteitsschendingen die
voorkomen, blijkt dat het vaak misgaat bij dingen waar iemand – of de
organisatie – onvoldoende alert is. Veel beter is het om toe te geven
dat er een grijs gebied is. En over dat grijze gebied moet je met elkaar
praten. Integriteit is ook niet zwart-wit, omdat normen veranderen in de
tijd, en omdat je integriteit kunt bevorderen. Dit was de strekking van
het artikel.
Vragen van het lid Klaveren, J.J. van (Groep Bontes/Van
Klaveren)
Vraag
Waarom zijn de gemeenten niet eerder geïnformeerd over de
identiteitsfraude van Oost-Europeanen?
Antwoord
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (V&J) heeft in de
brief van 5 november jl. gemeld dat het gaat om een intern
politierapport dat nog onbeantwoorde vragen bevat. De staatssecretaris
van V&J zal uw Kamer, in afstemming met mij, hierover nader
informeren.
Vraag
Kan de minister een grondwetwijziging voorbereiden waarin de provincies
als bestuurslaag worden opgeheven en hiermee ook de Eerste Kamer?
Antwoord
Het kabinet heeft geen voornemens in deze richting.