Geannoteerde agenda Sportraad 25 november 2014
Bijlage
Nummer: 2014D42374, datum: 2014-11-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Geannoteerde agenda van de Sportraad op 25 november 2014 (2014D42370)
Preview document (đ origineel)
Geannoteerde agenda Sportraad 25 november 2014 te Brussel.
Hierbij vindt u de inzet van het kabinet op de agendapunten:
Raadsconclusies âsport en innovatieâ
Achtergrond
De voorgestelde conclusies omvatten uiteenlopende stimulerende maatregelen met betrekking tot sport en innovatie onder andere op de volgende gebieden:
- de ontwikkeling van intersectorale en grensoverschrijdende clusters gericht op innovatie en economische groei (betrokken partijen zijn onder meer universiteiten, onderzoekscentra, R&D industrie en sportorganisaties);
-het stimuleren van duurzame financiering op basis van zelfvoorziening en publiek-private samenwerking;
-aandacht voor sport en innovatie in bestaande EU financieringsprogrammaâs;
-uitwisseling âbest practicesâ ten behoeve van strategische partnerships, en
-aandacht voor de sport - en innovatie industrie in het kader bilaterale relaties van de EU met derde landen.
De Raadsconclusies kunnen worden gerelateerd aan de tweede pijler van het EU Werkplan Sport (2014-2017), waarin de economische dimensie van sport centraal staat. De voorstellen in de Raadsconclusies zijn suggesties voor de lidstaten, zonder dwingende regelgevende maatregelen. Hierdoor blijft er veel ruimte over voor nationaal beleid.
De concept-Raadsconclusies zijn op nationaal niveau besproken met een aantal betrokken partijen uit de sport- en innovatiesector. Daaruit is samenvattend het volgende naar voren gekomen. Men was zeer positief dat de verbinding sport en innovatie in EU kader wordt geagendeerd en men ziet kansen in Europese samenwerking. Het kan de positie van de EU op mondiaal niveau verstevigen en de werkgelegenheid stimuleren. Vooral Europese samenwerking in de vorm van grensoverschrijdende intersectorale clusters vindt men wenselijk. Om de belangen voor de maatschappij (waaronder op het terrein van volksgezondheid), de sport en het bedrijfsleven te borgen wordt een strategische onderzoeksagenda van groot belang geacht, daar kan de Europese Commissie een rol kunnen spelen. Bij deze strategische agenda gaat het om de combinatie van maatschappelijke en economische belangen en kansen die rond sport, onderzoek en innovatie spelen.
Inzet Nederland
Nederland kan zich goed vinden in de insteek dat sport niet alleen van grote maatschappelijke waarde is maar ook een belangrijke economische waarde heeft. Sport kan dienen als aanjager van productinnovatie, zowel in de eigen sector als in aanpalende sectoren. In de conclusies wordt daarom een verbinding gelegd met groei en werkgelegenheid in de EU.
Tijdens de behandeling van het document in de raadswerkgroepen Sport is door Nederland, in het kader van het kabinetsbeleid op dit punt, wel goed gelet op de subsidiariteit. Hierbij was de inzet gericht op stimulerende maatregelen met grensoverschrijdende werking, waarbij EU samenwerking meerwaarde biedt boven nationaal beleid. Die samenwerking is vooral van belang in het kader van grensoverschrijdende en intersectorale clusters ter versterking van de Europese sport - en innovatie industrie.
Nederland is van mening dat de conclusies evenwichtig zijn in het licht van de subsidiariteit en staat positief tegenover de meerwaarde die Europese samenwerking kan hebben in het kader van de voorgestelde stimuleringsmaatregelen. De punten sluiten ook goed aan bij het nationale beleid op het gebied van sport en innovatie. Dit overwegende zal Nederland instemmen met de Raadsconclusies.
Beleidsdebat âSport en lichaamsbeweging in de schoolgaande leeftijdâ
Achtergrond
Het voorzitterschap heeft een gastspreker uitgenodigd om het debat in te leiden en zijn ideeën en kijk op deze problematiek met de ministers te delen: de heer Giovanni MALAGà (voorzitter van het Italiaans Nationaal Olympisch Comité - CONI). Daarnaast heeft het voorzitterschap ten behoeve van dit agendapunt een discussiedocument opgesteld waarin is aangegeven dat de ministers tijdens het debat zullen worden verzocht de volgende vragen te beantwoorden:
1. Wat zijn de oorzaken van de achteruitlopende sportbeoefening en lichaamsbeweging onder kinderen in de schoolgaande leeftijd?
2. Wat kunnen regeringen en overheden - rekening houdend met de huidige beperkingen in de overheidsuitgaven - doen om de huidige trend om te keren en sportbeoefening en lichaamsbeweging voor deze leeftijdscategorie te stimuleren?
Om alle ministers de kans te geven het woord te voeren, wordt de spreektijd beperkt tot maximaal twee/drie minuten.
Inzet Nederland
Het onderwerp sport en school is een belangrijk nationaal beleidsthema maar NL zal eerst opmerken dat het, in het licht van subsidiariteit (Europees wat kan, nationaal wat moet) vindt dat de focus van de EU op sportterrein niet zou moeten liggen bij dit onderwerp. NL is uiteraard wel bereid om in de Raad goede voorbeelden te delen om op die manier van elkaar te leren.
Ten aanzien van de eerste vraag zal NL opmerken dat de sportdeelname van schoolkinderen in Nederland juist een lichte stijging vertoont voor de buitenschoolse sportdeelname. Als de groep jeugd wordt uitgesplitst in de leeftijdsgroepen 6 tot en met 11 jaar en 12 tot en met 17 jaar is er met name een stijging in de buitenschoolse sportdeelname van kinderen in de leeftijd van de basisschool te zien (85% in 2006, 88% in 2011 en 91% in 2013).1 Hiernaast zal worden aangegeven dat kinderen niet alleen buitenschools sporten maar ook tijdens schooluren. De lestijd voor bewegingsonderwijs in het primair onderwijs is al jaren stabiel. Ook in het voortgezet onderwijs is het aantal uren bewegingsonderwijs stabiel. In het eerste leerjaar wordt het meeste bewegingsonderwijs gegeven en gedurende de verdere schooltijd loopt het sterk af. Grootste belemmering voor het aanbieden van meer uren bewegingsonderwijs zowel in PO als VO is het tekort aan accommodaties.
Ten aanzien van de tweede vraag zal opgesomd worden wat in Nederland wordt gedaan om sport en beweging te stimuleren:
âą De ministeries van VWS en OCW ondersteunen de onderwijsraden (po, vo en mbo) bij de uitvoering van de Onderwijsagenda Sport, Bewegen en een Gezonde Leefstijl (SBGL).
- Het doel van de Onderwijsagenda SBGL is om te komen tot een kwantitatieve en kwalitatieve toename van sport, bewegen en een gezond leefstijlaanbod in en rondom de school.
- De ambitie van het Nederlands kabinet en de PO-raad is dat vanaf 2017 iedere basisschoolleerling twee uur bewegingsonderwijs door een bevoegd docent krijgt. Waar mogelijk wordt gestreefd naar drie uur.
âą Een uitdagend schoolplein nodigt kinderen uit spelenderwijs meer te bewegen en sporten.
âą Daarnaast worden buurtsportcoaches ingezet (gefinancierd vanuit de ministeries van VWS, OCW en de gemeenten). Vanaf 2014 is vanuit VWS en OCW structurele financiering beschikbaar voor 2.900 buurtsportcoaches. Met de inzet van buurtsportcoaches wordt bereikt dat: meer mensen kunnen sporten en bewegen in de buurt, sportverenigingen worden versterkt, verbinding wordt gelegd tussen de sportsector en andere sectoren (zoals onderwijs, welzijn, kinderopvang, zorg), en sport als middel kan worden ingezet voor andere doelen zoals het bevorderen van leefstijl, leefbaarheid, weerbaarheid en participatie.
âą Tenslotte heeft het ministerie van VWS een subsidieregeling beschikbaar voor lokale initiatieven (de Sportimpuls die vanaf 2012 van start is gegaan). De Sportimpuls ondersteunt lokale sport- en beweegaanbieders bij het opstarten en uitvoeren van nieuwe activiteiten in de buurt, met name waar achterstanden worden geconstateerd. De inzet is dat de projecten na een projectperiode van twee jaar zelfstandig kunnen worden voortgezet. Er zijn drie verschillende Sportimpuls regelingenâ: Ă©Ă©n gericht op alle doelgroepen, Ă©Ă©n gericht op kinderen (âkinderen sportief op gewichtâ) en Ă©Ă©n gericht op jeugd in lage inkomensbuurten. Inmiddels zijn in totaal bijna 550 lokale Sportimpuls projecten van start gegaan, hiervan worden eind 2014 de eerste 175 projecten afgerond.
Onder overige punten:
World Anti-Doping Agency (WADA) bijeenkomst op 15-16 november 2014
Er zal door Ă©Ă©n van de EU vertegenwoordigende lidstaten een terugkoppeling worden gegeven van de WADA bijeenkomsten op 15 en 16 november jl. in Parijs.
Inzet Nederland
Nederland kan op dit punt aanhoren.
Ongevallen en Bewegen in Nederland (Obin), 2013, zie: http://beheer.nisb.nl/cogito/modules/uploads/docs/31511397570657.pdfâ©ïž