[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van de Informele Sportraad 20-21 oktober 2014 in Rome

Bijlage

Nummer: 2014D42378, datum: 2014-11-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Geannoteerde agenda van de Sportraad op 25 november 2014 (2014D42370)

Preview document (🔗 origineel)


Verslag van de Informele Sportraad 20-21 oktober 2014 in Rome

Debat ‘Sport and social inclusion: immigrants, disadvantaged groups and urban peripheries’

Het Voorzitterschap had gastspreker Piero Fassino (burgemeester van Turijn) uitgenodigd over ‘Sport and social inclusion: immigrants, disadvantaged groups and urban peripheries' te spreken. Turijn is Europese hoofdstad van Sport in 2015. In zijn inleiding gaf de heer Fassino aan dat sport de samenleving positief kan beïnvloeden en als instrument kan dienen voor integratie en samenbinding van mensen in de samenleving.

Daarna was het woord aan de lidstaten. Veel lidstaten benadrukten het belang van de sport voor sociale inclusie van groepen en noemden sport als instrument voor integratie. Sport brengt mensen samen, onafhankelijk van de achtergrond en door alle grenzen heen. De lidstaten gaven aan dat het achtergronddocument van het voorzitterschap (bijgevoegd) een goede weergave is van het onderwerp.

Verder refereerden de lidstaten aan allerlei nationale projecten ('best practices') waaronder integratieprojecten, ‘ sports for all’ initiatieven, verschillende projecten voor specifieke groepen uit de samenleving. Deze groepen waar extra aandacht voor is zijn bijvoorbeeld immigranten, mensen met een lichamelijke of geestelijke beperking, achtergestelde groepen, ouderen, kinderen, scholieren en mensen in gevangenissen.

Nederland benadrukte de goede resultaten van inclusief beleid en noemt nationale programma’s zoals Sport en bewegen in de buurt en het 'Special heroes' project. Verder is aangegeven dat in ons land voor sporters met een handicap de afgelopen tien jaar vol is ingezet op organisatorische integratie. Als voorbeeld is de overeenkomst genoemd die door alle sportbonden in Nederland is getekend waarin ze verklaren dat sporters met een handicap lid kunnen worden van een reguliere sportvereniging. Meerdere lidstaten vinden een uitwisseling van ‘best practices’ belangrijk. Dit kan bijvoorbeeld via sportorganisaties, sociale media, internet platforms, het Sportforum dat jaarlijks wordt georganiseerd door de Europese Commissie en via de EU Expertgroepen. Een beperkt aantal lidstaten vraagt om een actieve coördinerende rol van de Europese Commissie. Hier is Nederland samen met een meerderheid van de andere lidstaten geen voorstander van.

Meerdere lidstaten noemen nog het belang van het Europese subsidieprogramma ‘Erasmus Plus’ voor dit onderwerp en de toekomstige Europese Week van de Sport. Ook de betekenis van de Paralympische Spelen en Special Olympics voor dit onderwerp wordt onderstreept ('what people can do instead what they can't do').

Tot slot nam Eurocommissaris Vassiliou het woord over de Europese Week van de Sport, die vanaf 2015 jaarlijks zal plaatsvinden in september (‘a pan-European initiative underlining the ambition to promote the practice of sport and physical activity in Europe in the long term’). Er zijn EU gelden beschikbaar voor het programma in het financieringsprogramma Erasmus Plus. Lidstaten worden gevraagd om een nationaal coördinatiepunt door te geven en om jaarlijks minimaal Ă©Ă©n (sport)evenement te organiseren. De evenementen in de lidstaten zullen plaatsvinden onder EU ‘ label’. De Europese Commissie is momenteel voorbereidingen aan het treffen voor onder meer: een ambassadeursprogramma, een label voor de Europese Sportweek, de mogelijkheid van partnerships met sportorganisaties en een communicatie campagne. Er is ook een ‘steering committee’ van sport stakeholders opgericht om de EC van input te voorzien.

Debat ‘Financial Fair Play’

De heer Platini (voorzitter van de UEFA) is door het Italiaans voorzitterschap gevraagd een inleiding te verzorgen over het Financial Fair Play systeem van de UEFA (hierna FFP). Het systeem werkt volgens Platini goed en wordt ook strikt gehandhaafd middels het boetesysteem. FFP moet leiden tot een cultuuromslag bij de voetbalclubs in Europa. Ook refereert Platini in dit kader aan 'third party ownership' van spelers, dat volgens de UEFA moet worden bestreden in het licht van integriteit, contractvrijheid en fundamentele rechten van spelers. Europese samenwerking is belangrijk met betrekking tot Financial Fair Play, daarom is UEFA blij met het MoU tussen de UEFA en de Commissie.

Commissaris Vassiliou geeft aan dat zij samenwerking met UEFA ook belangrijk vindt en om die reden is een Memorandum of Understanding (MoU) ondertekend door de Commissaris en de heer Platini op 14 oktober 2014. Het MoU is gepubliceerd op de volgende site van de EC: ec.europa.eu/sport/news/2014/docs/uefa2014_en.pdf. Het gaat om een politiek akkoord zonder juridische gevolgen. Het doel is om de gestructureerde dialoog tussen de EC en de UEFA te versterken, waarbij verschillende thema’s worden genoemd zoals integriteit in de sport, ‘good governance’, financiĂ«le stabiliteit en transparantie en de sociale dialoog in de sport.

Alle lidstaten die het woord nemen spreken hun waardering uit voor het initiatief van de UEFA voor FFP. Het draagt bij aan financiĂ«le stabiliteit van clubs op basis van de voorwaarde dat er niet meer uitgegeven mag worden dan er binnenkomt (‘break even’). Het is belangrijk voor ‘fair competition’ in Europa en het is goed dat de sport hierin verantwoordelijkheid neemt. Een aantal lidstaten benadrukt de autonomie van de sport waarin het FFP systeem van de UEFA goed past, waarbij een lidstaat nog wel opmerkte dat investeringen voor clubs ook belangrijk blijven.

Financial Fair Play wordt door Nederland als een belangrijk “good governance” instrument gezien waarmee de sportsector gezonde financiĂ«n bij sportorganisaties kan bevorderen (verwezen is naar het rapport ‘ Matchfixing in Nederland’). Bovendien draagt het bij aan eerlijke concurrentie tussen voetbalclubs. Meerdere lidstaten noemen net als Nederland het ‘goed bestuur principe’ in deze context. Het is de verantwoordelijkheid van de clubs om niet alleen naar de sportieve en financiĂ«le belangen te kijken maar ook naar de maatschappelijke voorbeeldfunctie die van het voetbal kan uitgaan. Dit is belangrijk, ook in het kader van de strijd tegen corruptie in de sport. Een aantal lidstaten gaf aan dat kleinere sporten, waar het om minder geld draait, niet Ă©Ă©n op Ă©Ă©n het FFP systeem hoeven over te nemen maar zij kunnen er wel inspiratie uit halen.

Vanuit het Italiaans voorzitterschap lag de vraag voor of de Europese Unie aanvullende maatregelen zou moeten treffen om het FFP systeem een juridisch kader te bieden. Nederland is daar, evenals het overgrote deel van de andere lidstaten, geen voorstander van. Het FFP systeem moet voldoen aan het EU acquis (waaronder interne markt - en mededingingsregels) en de jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie biedt voldoende duidelijkheid. Een aantal lidstaten vindt een uitwisseling van 'best practices' in dit kader wel nuttig. Een aantal lidstaten acht dat niet voldoende en heeft de Europese Commissie gevraagd om een impact studie te laten uitvoeren naar rechtszekerheid en de behoefte van een regelgevend kader op EU niveau. De Commissie heeft hierop (nog) niet gereageerd.