[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Geannoteerde Agenda Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid (WSBVC) 11 december 2014

Bijlage

Nummer: 2014D45068, datum: 2014-12-04, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Geannoteerde agenda van de Raad WSBVC, onderdeel Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 11 december 2014 (2014D45067)

Preview document (šŸ”— origineel)


Geannoteerde Agenda Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid (WSBVC) 11
december 2014 

Agendapunt: Aanpassing vijf richtlijnen arbeidsrecht voor zeevarenden   

Aard van de bespreking: 

Algemene oriƫntatie (document nnb)

Voorstel en toelichting

De Commissie heeft een voorstel gedaan om de (mogelijkheid tot)
uitsluiting van zeevarenden van de werkingssfeer van vijf EU-richtlijnen
voor arbeidsrecht te herzien. Het betreft de volgende  Richtlijnen:
2008/94/EG (insolventie werkgever), 2009/38/EG (Europese
Ondernemingsraden), 2002/14/EG (informatie en raadpleging), 98/59/EG
(collectief ontslag ) en 2001/23/EG (overgang ondernemingen). Deze
(mogelijkheid) tot uitzondering van zeevarenden was gecreƫerd, omdat
het werk van zeevarenden aan boord van zeeschepen wordt gekenmerkt door
specifieke omstandigheden. Dit had echter tot gevolg dat voor
zeevarenden verschillende niveaus van werknemersbescherming mogelijk
waren, al naar gelang verschillende lidstaten van de
uitzonderingsmogelijkheid gebruik maakten. Het herzieningsvoorstel van
de Commissie beoogt daarom een einde te maken aan die mogelijkheid.
Tevens zou het voorstel bijdragen aan het tot stand brengen van gelijke
concurrentiekansen voor de sector op EU-niveau. 

De Europese sociale partners (ECSA/ETF) in de scheepsvaartsector hebben
vervolgens eind september 2014 een overeenkomst gesloten en een
tegenvoorstel op het Commissievoorstel gepresenteerd. Dit tegenvoorstel
komt qua doelstelling (het opheffen van de uitsluiting van deze vijf
richtlijnen voor zeevarenden) overeen met het Commissievoorstel, maar
verschilt enigszins in de wijze waarop deze doelstelling bereikt wordt.
De overeenkomst wordt gesteund door de Nederlandse sociale partners van
de Maritieme sector. De wijzigingsvoorstellen van ECSA/ETF zijn
grotendeels overgenomen in het voorstel van het voorzitterschap. 

Nederlandse opstelling: 

Nederland staat positief tegenover het bevorderen van gelijke
bescherming van werknemers en het bevorderen van eerlijke
concurrentievoorwaarden binnen de Unie. Daarom is Nederland ook een
voorstander van het opheffen van de uitzondering die zeevarenden hebben
voor wat betreft deze vijf onderdelen van arbeidswetgeving. Nederland
kan dan ook instemmen met het voorliggende voorstel. Nederland heeft
momenteel alleen een uitzondering voor zeevarenden in de nationale
regelgeving voor de overgang van ondernemingen en de Europese
ondernemingsraad. 

Een ruime meerderheid van lidstaten steunt het voorliggende voorstel.
Enkele lidstaten hebben bezwaren tegen de gekozen de rechtsgrondslag
en/of willen een langere overgangstermijn. Nederland deelt deze bezwaren
niet. 

Agendapunt: Eures 

Aard van de bespreking: 

Algemene oriƫntatie (document nnb )

Voorstel en toelichting

Het voorstel heeft als doel de toegang van werknemers tot ondersteunende
diensten van arbeidsmobiliteit binnen de EU te verbeteren zodat
werknemers in de hele Unie meer kans op werk krijgen. Om Eures tot een
effectief instrument te maken, bevatte het oorspronkelijke
Commissievoorstel onder andere de volgende maatregelen: 

een vrijwel volledig aanbod van vacatures en automatische afstemming
tussen vacatures en cvā€™s op het Eures-portaal (inclusief stage- en
leerwerkplekken); 

persoonlijke bijstand voor werkzoekenden en werkgevers en uitwisseling
van informatie over tekorten en overschotten op de nationale
arbeidsmarkt;

het verder ontwikkelen en benutten van het gemeenschappelijke
classificatiesysteem  van vaardigheden, competenties, kwalificaties en
beroepen (ESCO: European Skills, Competences, Qualifications and
Occupations);

omschrijven van de verantwoordelijkheden van en de samenwerking tussen
het Europese coƶrdinatiebureau en de nationale coƶrdinatiebureaus, en

lidstaten kunnen (private) organisaties, zoals uitzendbureaus, machtigen
om als Eures-partner deel te nemen aan het Eures-netwerk en zo bij te
dragen aan bijvoorbeeld de vacaturepool en/of ondersteunende diensten
zoals informatieverstrekking. 

 

Nederlandse opstelling

Nederland onderschrijft het belang van arbeidsmobiliteit binnen de Unie
voor het behalen van maatschappelijke en economische voordelen. Om deze
arbeidsmobiliteit te bevorderen is het wenselijk dat een Europees
netwerk van vacatures en voldoende voorlichting beschikbaar is. Hierdoor
kunnen we bewerkstelligen dat mobiliteit onder redelijke voorwaarden en
volgens de geldende arbeidsnormen plaatsvindt en er dus sprake is van
eerlijke arbeidsmobiliteit. 

Nederland en andere lidstaten waren op meerdere punten kritisch op het
voorstel, dat naar de mening van Nederland te ver strekkende en te
gedetailleerde bepalingen bevatte. Het gaat dan om de bepalingen over de
waarborging van kwaliteit van Eures-partners, de verplichte invoering
van stages en leerwerkplekken in het Eures-portaal, het verplicht
benutten van het gemeenschappelijke classificatiesysteem ESCO en het
verplicht aanbieden van persoonlijke dienstverlening. 

In de onderhandelingen zijn deze punten zo aangepast dat ze acceptabel
zijn voor Nederland. Zo is het mogelijk om aan grensoverschrijdende
werkzoekenden persoonlijke dienstverlening op digitale wijze aan te
bieden. In Nederland gebruiken UWV en private organisaties voor
arbeidsbemiddeling veel digitale dienstverlening. Verder is bepaald dat
de voltooiing vanĀ het ESCO-systeem (classificatiesysteem voor European
Skills, Competences, Qualifications and Occupations) nog ter goedkeuring
aan de lidstaten zal worden voorgelegd. Ook heeft Nederland zich met
succes sterk gemaakt voor het in de verordening opnemen van de
minimumcriteria die in de EU gesteld gaan worden aan deelnemers van het
Eures netwerk. De uitwerking daarvan zou in het oorspronkelijke voorstel
worden overgelaten aan de Commissie. Verder is de verplichting om stages
en leerwerkplekken op het Eures-portaal te plaatsen afgezwakt. Dit is
voor Nederland om uitvoeringstechnische redenen van belang. Gezien de
wijzigingen aan de tekst kan Nederland instemmen met de voorgestelde
algemene oriƫntatie. Dit geldt echter nog niet voor alle lidstaten en
het is daarmee nog onzeker of een algemene oriƫntatie op de Raad zal
worden aangenomen.

Agendapunt: Gendergelijkheid in Raden van Commissarissen

Aard van de bespreking: 

Voortgangsrapport of algemene oriƫntatie (document nnb )

Voorstel en toelichting

Het doel van de richtlijn is:

dat beursgenoteerde vennootschappen zich inspannen om te bereiken dat in
2020 van de leden van raden van commissarissen tenminste 40 % vrouw, dan
wel tenminste 40 % man is; 

dat lidstaten ervoor zorgen dat bedrijven voldoen aan de in het
richtlijnvoorstel gestelde eisen voor de benoemingsprocedures voor raden
van commissarissen, en

dat een objectieve toetsing plaatsvindt van kandidaten aan de gestelde
functie-criteria, waarbij geldt dat bij gelijke geschiktheid de voorrang
wordt gegeven aan de kandidaat van het ondervertegenwoordigde geslacht. 

Wanneer bedrijven niet aan deze eisen voldoen, moeten ze sancties
opgelegd krijgen, bijvoorbeeld door middel van bestuurlijke boetes.

Nederlandse opstelling

Nederland onderschrijft het belang om een sterkere positie van vrouwen
in de top van bedrijven te bevorderen, maar vindt niet dat hier op
Europees niveau maatregelen voor moeten worden genomen. Zowel het
kabinet als het parlement heeft om die reden eerder een negatieve
subsidiariteitsbeoordeling van het voorstel gegeven. 

Nederland vormt met een aantal lidstaten, dat soortgelijke bezwaren als
Nederland heeft, een blokkerende minderheid. Het lijkt erop dat deze
groep in omvang gaat slinken en wellicht geen blokkerende minderheid
meer zal vormen. Indien de richtlijn voor een algemene oriƫntatie zal
worden geagendeerd, zal Nederland niet instemmen.

Agendapunt: Richtlijn gelijke behandeling buiten arbeid

Aard van de bespreking

Voortgangsrapport en oriƫnterend debat (documentnummer: 15705/14 + ADD1
en 15819/1/14 REV1)

Voorstel en toelichting

Op 2 juli 2008 heeft de Europese Commissie een voorstel gepubliceerd
voor gelijke behandeling buiten de arbeid, ongeacht godsdienst of
levensovertuiging, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid. Het
voorstel schept een kader voor het verbod van discriminatie op de
hierboven genoemde gronden. Het vormt het sluitstuk van het bestaande
communautaire rechtskader, dat onder meer discriminatie op grond van
godsdienst of levensovertuiging, handicap, leeftijd of seksuele
gerichtheid al verbiedt in arbeid, beroep en beroepsopleiding.

Het Italiaans voorzitterschap heeft geconstateerd dat een akkoord over
deze richtlijn, ondanks uitgebreide discussies en tekstwijzigingen in de
Raadswerkgroepen in de afgelopen jaren, niet binnen bereik ligt. Om de
impasse te doorbreken, heeft het voorzitterschap de richtlijn
geagendeerd voor een debat in de Raad WSBVC van 11 december 2014. Doel
van dit debat zal zijn te bepalen of en zo ja hoe de lidstaten verder
willen met deze richtlijn. De mogelijkheid van versterkte samenwerking
zal onderdeel zijn van dit debat.

Nederlandse opstelling 

Nederland heeft een positieve grondhouding ten aanzien van de
totstandkoming van een richtlijnvoorstel op dit gebied. Nederland hecht
grote waarde aan de bescherming van fundamentele rechten, waaronder het
recht op gelijke behandeling. Nederland is echter wel bezorgd over de
wijze waarop de doelstellingen volgens het voorstel gerealiseerd zouden
moeten worden. Het oorspronkelijke Commissievoorstel voor de richtlijn
bevat veel onduidelijkheden, met name met betrekking tot de reikwijdte,
de terminologie en de financiƫle en administratieve lasten. 

De Nederlandse inzet is de richtlijn zoveel mogelijk te laten aansluiten
op de nationale beleidskeuzen en, daar waar dat niet mogelijk is, het
creƫren van voldoende ruimte voor lidstaten om eigen afwegingen te
maken bij de naleving van de verplichtingen uit de richtlijn en de
nakoming van die verplichtingen waar nodig in de tijd te spreiden.
Voorts pleit Nederland voor expliciete en duidelijke afbakening van de
werkingssfeer van de richtlijn met inachtneming van de
bevoegdheidsverdeling tussen de lidstaten en de EU, alsmede voor een
verduidelijking van de gehanteerde terminologie en de financiƫle en
administratieve impact. 

Bijzondere aandacht heeft daarbij de verhouding met het
VN-gehandicaptenverdrag (UNCRPD). Nederland heeft de indruk dat de
ontwerprichtlijn nog steeds ruimere verplichtingen oplegt dan dit
verdrag en daarmee mogelijk grotere financiƫle en economische
consequenties heeft. Dit acht Nederland onwenselijk. Ook de relatie van
de richtlijn met de mogelijk toekomstige  Toegankelijkheidsakte
(Accessibility Act), is onduidelijk. Indien de Toegankelijkheidsakte ten
aanzien van de grond ā€˜handicapā€™ (deels) hetzelfde terrein zou
bestrijken als de richtlijn, zou dit tot rechtsonzekerheid kunnen
leiden. Dat dient te worden voorkomen. 

Nederland heeft grote aarzelingen bij de toepassing van versterkte
samenwerking bij deze richtlijn. Nederland acht het namelijk onwenselijk
dat op het terrein van de implementatie van fundamentele rechten
verschillende niveaus ontstaan binnen de Unie. Het zou het beeld geven
dat de EU verdeeld is wat betreft de bescherming van fundamentele
rechten, terwijl eenheid van Uniebeleid op dit terrein cruciaal is.

Agendapunt: Richtlijn zwangerschapsverlof

Aard van de bespreking: 

Presentatie rapport van het voorzitterschap (documentnummer: 15764/14)

Voorstel en toelichting

In 2008 heeft de Europese Commissie voorgesteld om de
zwangerschapsverlofrichtlijn uit 1992 te herzien. Onderdeel van het
voorstel is de verlenging van het zwangerschaps- en bevallingsverlof van
14 naar 18 weken, waarbij de betaling minimaal op het niveau van
ziekteverlof moet zijn. Van dit verlof moeten 6 weken na de bevalling
worden opgenomen. Het Europese Parlement (EP) nam een nog verdergaande
positie in: het verlof moest 20 weken worden, met volledige doorbetaling
van het loon, en twee weken vaderschapsverlof met volledige
loondoorbetaling.

Na deze stellingname van het EP zijn de onderhandelingen over de
herzieningsrichtlijn tot stilstand gekomen in 2012. Het EP heeft onlangs
aangegeven enige flexibiliteit te kunnen betrachten en onderhandelingen
te willen hervatten. In het drie paginaā€™s tellende rapport wordt de
stand van zaken op dit dossier kort beschreven. Verder spreekt het
voorzitterschap in dit rapport de hoop uit dat er vooruitgang op dit
belangrijke dossier gaat komen. Het voorzitterschap concludeert dat hier
een ā€˜definitieve stap van concrete flexibiliteit van het EPā€™ voor
nodig is. Het voorzitterschap benadrukt ook dat de Commissie overweegt
het voorstel in te trekken in het kader van het programma voor gezonde
regelgeving (Regulatory Fitness Programme, REFIT).

Nederlandse opstelling

Nederland kan de presentatie van het rapport aanhoren.  

Nederland kent een zwangerschapsverlof van 16 weken en staat negatief
tegenover het Commissie-voorstel voor herziening van de
zwangerschapsverlofrichtlijn. Er zijn volgens NederlandĀ onvoldoende
aanwijzingen dat een verlenging van het zwangerschaps- en
bevallingsverlof naar 18 (resp. 20) weken noodzakelijk is vanwege de
veiligheid en gezondheid van moeder en kind. 

Agendapunt: Raadsconclusies Implementatie Beijing Platform for Action 

Aard van de bespreking: 

Aanname van raadsconclusies (documentnummer nnb)

Voorstel en toelichting

Tijdens de Wereldvrouwenconferentie van de Verenigde Naties in Beijing
in 1995 is het  Beijing Platform for Action ingesteld, dat poogt in
VN-verband de positie van vrouwen wereldwijd te verbeteren. Hiertoe zijn
12 aandachtsgebieden gedefinieerd waarop het essentieel is om
vooruitgang te boeken. Sinds 1999 monitort de Europese Unie de follow-up
op deze 12 aandachtsgebieden van het Platform for Action. Ieder EU
voorzitterschap richt zich op Ć©Ć©n van de indicatoren van deze twaalf
themaā€™s binnen het EU beleid gericht op gendergelijkheid. Tijdens het
Italiaanse Voorzitterschap richt deze follow-up zich op een evaluatie
van de gehele implementatie van het Beijing Platform for Action. Dit
omdat het in 2015 twintig jaar geleden is dat het Beijing Platform for
Action is overeengekomen. Het Voorzitterschap heeft in nauwe
samenwerking met het European Institute for Gender Equality (EIGE) een
rapport opgesteld over hoe de EU lidstaten afzonderlijk de aanbevelingen
uit het Beijing actieplatform ten uitvoer hebben gebracht.

In de raadsconclusies nemen de lidstaten notie van het rapport van EIGE
over de evaluatie van Beijing+20. De conclusies memoreren de acties die
reeds ondernomen zijn in de verbetering van de positie van vrouwen en
het belang van de 12 essentiƫle aandachtsgebieden. Ook illustreren ze
het belang van de Beijing indicatoren in het meten van de voortgang. De
conclusies roepen de lidstaten onder andere op om verdere maatregelen te
nemen om de nog bestaande uitdagingen op het gebied van gendergelijkheid
aan te pakken, te waarborgen dat gendergelijkheid een beleidsprioriteit
blijft  en de sociale partners, NGOs en het bedrijfsleven betrokken te
houden.

Nederlandse opstelling

Nederland kan, net als de overige EU-lidstaten, instemmen met de
Raadsconclusies.

Agendapunt: Arbeidstijden binnenvaart 

Aard van de bespreking: 

Politiek akkoord (documentnummer nnb)

Voorstel en toelichting

Het betreft een richtlijn die een overeenkomst van Europese sociale
partners in de binnenvaart omzet in wetgeving. De overeenkomst van de
sociale partners (de Europese Binnenvaart Unie (EBU), de Europese
Schippersorganisatie (ESO) en de Europese Federatie van
Vervoerswerknemers (ETF)) gaat over een aantal aspecten van de
organisatie van de arbeids- en rusttijden en medische keuring in de
binnenvaart. De aspecten zien onder andere op een gemiddelde arbeidstijd
van 48 uur per week, met een maximale dagelijkse arbeidstijd van 14 uur,
een maximale arbeidstijd binnen de nacht van 42 uur per week, een
dagelijkse rusttijd van 10 uur, waarvan 6 uur ononderbroken, en een
jaarlijkse medische keuring (te betalen door de werkgever). 

Dit voorstel betekent een lichte extra bescherming voor werknemers in de
binnenvaart. De belangrijkste verschillen ten opzichte van de huidige
regelgeving zijn dat de werknemers recht hebben op een jaarlijkse
medische keuring (is nu vierjaarlijks) en dat de voorgestelde
voorschriften voor alle werknemers aan boord van een binnenvaartschip
gelden. Tot nu toe golden deze regels alleen voor het
bemanningspersoneel. Voor de passagiersvaart zijn afwijkende normen
mogelijk. 

Het richtlijnvoorstel ziet, net als de huidige nationale regels, alleen
op werknemers, inclusief zelfstandigen die hun arbeid op het schip onder
gezag verrichten (en daarmee ook nu al feitelijk werknemer zijn). De
regels zijn niet van toepassing op de arbeid van de zelfstandige
schipper zonder personeel en zzp-ers, die - bijvoorbeeld op basis van
een overeenkomst van opdracht - een bepaalde taak verrichten aan boord
van het schip.  

Nederlandse opstelling: 

Het Nederlandse beleid is gericht op een concurrerende binnenvaart die
veilig opereert. Regelgeving moet een goed evenwicht vormen tussen het
bewerkstelligen van veiligheid en gezondheid enerzijds en een goede
bedrijfsvoering anderzijds. Nederland vindt het van belang dat er een
gelijk speelveld gecreƫerd wordt voor werknemers in de
binnenvaartsector. Zo kan er eerlijke concurrentie in de binnenvaart
plaatsvinden.

Aanname van de richtlijn zal in beperkte mate leiden tot meer
regelgeving op het gebied van arbeids- en rusttijden. Niettemin is
Nederland van mening dat de voordelen tegen dit bezwaar opwegen.
Nederland staat daarom positief tegenover het voorstel. Nederland vindt
het belangrijk dat de sociale partners op eigen initiatief
onderhandelingen gevoerd hebben over deze elementen en tot een
overeenkomst gekomen zijn. De Nederlandse brancheorganisaties zijn goed
betrokken geweest bij het tot stand komen van de overeenkomst tussen
EBU, ESO en ETF en staan hier volledig achter. 

Bij een beperkt aantal lidstaten bestaan bezwaren tegen deze richtlijn.
Sommige lidstaten plaatsen vraagtekens bij de representativiteit van
sociale partners. Voorts vinden enkele lidstaten het voorstel
disproportioneel vanwege geografische, klimatologische, en/of
economische redenen (geen binnenwateren, seizoensvaart wegens ijs en/of
geen grote economische sector). 

Agendapunt: Jeugdwerkgelegenheid

Aard van de bespreking: 

Gedachtewisseling en het onderschrijven van de hoofdboodschappen van het
werkgelegenheidscomitƩ over het raamwerk van indicatoren voor het
monitoren van de jeugdgarantie (documentnummer nnb)

Voorstel en toelichting

Bij de gedachtewisseling zijn ook de ministers van onderwijs van de drie
lidstaten die het huidige trio-voorzitterschap vormen aanwezig. Het
debat zal worden gestructureerd aan de hand van een notitie van het
voorzitterschap. In elk geval zal er aandacht zijn voor de implementatie
van de Jeugdgarantie en de Europese alliantie voor
werkervaringsplaatsen.

Implementatie van de Jeugdgarantie en bijdrage van de Europese Alliantie
voor Werkervaringsplaatsen

In de aanbeveling voor een Jeugdgarantie worden de lidstaten verzocht om
ervoor te zorgen dat alle jongeren tot de leeftijd van 25 jaar binnen
vier maanden nadat zij het formele onderwijs hebben verlaten of werkloos
zijn geworden, een goede baan, voortgezet onderwijs, een plaats in het
leerlingstelsel of een stage krijgen aangeboden. De aanbeveling is in
2013 door de lidstaten aangenomen. Lidstaten die gebruik maken van de
financiƫle middelen uit het Jeugdwerkloosheidsinitiatief (8 miljard
voor 2014-2015) dienden voor 1 januari 2014 een Actieplan in te dienen
voor implementatie van de aanbeveling voor de jeugdgarantie. Andere
lidstaten werd aanbevolen in 2014 een actieplan in te dienen. Alle
lidstaten hebben gehoor gegeven aan de oproep van Commissie om een
actieplan in te dienen.

Tijdens de Raad WSBVC in oktober 2013 hebben de lidstaten ingestemd met
een Raadsverklaring betreffende een Europese Alliantie voor
werkervaringsplaatsen. Deze alliantie moet een breed
samenwerkingsverband tussen de belangrijkste belanghebbenden op het
gebied van werkgelegenheid en onderwijs worden. De alliantie beoogt bij
te dragen aan de strijd tegen jeugdwerkloosheid door de kwaliteit en het
aanbod van werkervaringsplaatsen in de hele EU te verbeteren. In het
bijzonder zullen de meest succesvolle leerlingstelsels in de EU in kaart
worden gebracht. De alliantie zal tevens nationale hervormingen
ondersteunen die leerlingstelsels opzetten of verbeteren. 

Tot dusverre zijn in het kader van de alliantie verschillende bilaterale
overeenkomsten afgesloten tussen lidstaten om elkaar te assisteren bij
hervormingen van beroepsonderwijs. Ook zijn er overeenkomsten gesloten
tussen betrokken partijen zoals  kamers van koophandel, industrie en
handwerkberoepen. 

b)	Raamwerk van indicatoren voor het monitoren van de jeugdgarantie ā€“
onderschrijven van de hoofdboodschappen van het werkgelegenheidscomitƩ
(EMCO)  

Het EU-WerkgelegenheidscomitƩ heeft de taak gekregen om de
implementatie van de Jeugdgarantie te monitoren. Daartoe heeft het
comitƩ een raamwerk voor monitoring van de Jeugdgarantie opgesteld. In
de voorliggende hoofdboodschappen hierover is opgenomen dat:

Het geaccepteerde monitoringsraamwerk een belangrijk instrument is om de
Jeugdgarantie op basis van betrouwbare data te toetsen.

De macro-indicatoren, de implementatie-indicatoren en de follow-up
indicatoren tezamen een goed beeld geven van de totale impact van de
Jeugdgarantie op de arbeidsmarktsituatie van jongeren. 

Er politiek commitment nodig is van de lidstaten om de data, die nodig
zijn voor een goede monitoring, te verzamelen.

Nederlandse opstelling 

Nederland steunt het doel dat de jeugdgarantie nastreeft. Nederland ziet
de jeugdgarantie als inspanningsverplichting die ervoor zorgt dat
lidstaten maatregelen nemen om de jeugdwerkloosheid te bestrijden.
Vooral in landen die kampen met een hoge (jeugd)werkloosheid zijn
structurele hervormingen op de arbeidsmarkt onontbeerlijk. Nederland
benadrukt daarbij dat arbeidsmarktbeleid en de vormgeving van het
stelsel van sociale zekerheid vooral nationale aangelegenheden zijn. De
lidstaten moeten daarbij de volledige vrijheid houden om de
jeugdgarantie met nationaal beleid invulling te geven. 

Nederland handelt grosso modo al in lijn met de gedachte achter de
jeugdgarantie omdat het Nederlandse jeugdwerkloosheidsbeleid er al op
gericht is om jongeren te laten participeren hetzij in een opleiding,
stage, leerwerkplek of baan, en veel van de concreet voorgestelde
maatregelen in de jeugdgarantie al onderdeel van het Nederlandse beleid
zijn. 

Het kabinet staat positief tegenover het initiatief voor het stimuleren
van werkervaringsplaatsen (ā€˜apprenticeshipsā€™). Dit initiatief beoogt
de kwaliteit en het aanbod van beschikbare werkervaringsplaatsen te
verbeteren door geslaagde regelingen voor werkervaringsplaatsen over de
lidstaten te verspreiden. Het stimuleren van het uitwisselen van ā€˜best
practicesā€™ tussen de lidstaten is naar de mening van het kabinet een
goede aanvulling op het beleid van de lidstaten zelf. Dit kan binnen de
alliantie gebeuren. Nederland heeft meegewerkt aan de verdere
ontwikkeling van de alliantie door bij te dragen aan de ontwikkeling van
ondersteunend materiaal. 

Nederland heeft begrip voor de behoefte van de Commissie om de
jeugdgarantie en de implementatie ervan te monitoren. Immers, sommige
lidstaten maken gebruik van gelden uit het Europees Sociaal Fonds of het
ā€œYouth Employment Initiativeā€ om de jeugdgarantie op te zetten en
zij moeten daarover verantwoording afleggen. Daarnaast is het waardevol
om te weten of het beleid de gewenste effecten oplevert. Nederland kan
om die redenen instemmen met het onderschrijven van de hoofdboodschappen
van het EMCO. Ā Ā Ā Ā Ā 

Nederland heeft wel bedenkingen geuit bij de voorgestelde wijze van
monitoring, omdat deze weinig ruimte laat aan lidstaten die, zoals
Nederland, de jeugdgarantie als een aanbeveling interpreteren en de
jeugdgarantie op hun eigen wijze implementeren. Volgens Nederland zou
vooral de aandacht uit moeten gaan naar de macro-indicatoren, die
voortkomen uit de LFS (Labour Force Survery) en daardoor beter
vergelijkbaar zijn. Bovendien hebben deze indicatoren betrekking op de
arbeidsmarktuitkomsten voor jongeren, waar het uiteindelijk om te doen
is.

Agendapunt: Jaarlijkse groei-analyse 2015

Aard van de bespreking

Presentatie van de Commissie, gevolgd door een gedachtewisseling

Voorstel en toelichting

Op 28 november jl. heeft de Commissie haar jaarlijkse groei-analyse,
inclusief gezamenlijk werkgelegenheidsverslag en Alert Mechanism Report,
gepubliceerd. Over de inhoud van deze rapporten bent u op 28 november
(nummer 2014Z22004) geĆÆnformeerd. De AGS vormt het startsein van het
Europese Semester, waarbij de Commissie vooruitblikt op de grootste
uitdagingen van de Europese economie van het aanstaande jaar. Als
bijlage bij het AGS heeft de Commissie tevens het jaarlijkse Joint
Employment Report (JER) gepubliceerd, waarin de belangrijkste
beleidsprioriteiten op werkgelegenheidsgebied uit de AGS worden
bekrachtigd en verder uitgewerkt. Tevens bevat de JER het scorebord met
indicatoren op werkgelegenheids- en sociaal terrein. De JER schetst de
belangrijkste trends op arbeidsmarkt- en sociaal gebied. Hierbij wordt
ook ingegaan op de opvolging van aanbevelingen onder het Europees
Semester die betrekking hebben op de arbeidsmarkt. Het Alert Mechanism
Report is het begin van de jaarlijkse cyclus van de Macro-Economische
Onevenwichtigheden Procedure (MEOP). Het AMR bestaat uit een scorebord
met indicatieve drempelwaarden. Op basis van een economische lezing
hiervan bepaalt de Commissie welke lidstaten worden onderworpen aan een
diepteonderzoek. De diepteonderzoeken moeten uitwijzen of en in welke
mate lidstaten te kampen hebben met macro-economische
onevenwichtigheden.

Nederlandse opstelling

De appreciatie van het kabinet van de groei-analyse 2015 is te vinden in
bovengenoemde brief.

Agendapunt: Diversen  

Aard van de bespreking

Diverse informatiepunten

Voorstel en toelichting

De Raad zal de informatie van het Italiaanse voorzitterschap aanhoren
over de conferentie over de kansen die de sociale economie biedt, die op
17 en 18 november in Rome heeft plaatsgevonden. Voorts zal de Raad
worden geĆÆnformeerd door het inkomende Letse voorzitterschap over hun
werkprogramma.

Nederlandse opstelling

Nederland zal de informatie aanhoren.

 Een algemene oriƫntatie is een informeel besluit van de Raad voordat
het Europees Parlement een positie heeft bepaald.

  PAGE   \* MERGEFORMAT  4