34 118 Advies Afdeling advisering Raad van State inzake Wijziging van Boek 1 en Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten betreffende het uitspreken van de echtscheiding en ontbinding van het geregistreerd partnerschap door de ambtenaar van de burgerlijke stand (Wet scheiden zonder rechter)
Wijziging van Boek 1 en Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten betreffende het uitspreken van de echtscheiding en ontbinding van het geregistreerd partnerschap door de ambtenaar van de burgerlijke stand (Wet scheiden zonder rechter)
Advies Afdeling advisering Raad van State
Nummer: 2014D48330, datum: 2014-12-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.P.H. Donner, vicepresident van de Raad van State (Ooit CDA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2014Z23902:
- Indiener: F. Teeven, staatssecretaris van Veiligheid en Justitie
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2015-01-13 15:05: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2015-01-14 14:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (2010-2017)
- 2015-03-05 14:00: Wijziging van Boek 1 en Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten betreffende het uitspreken van de echtscheiding en ontbinding van het geregistreerd partnerschap door de ambtenaar van de burgerlijke stand (Wet scheiden zonder rechter) (Kamerstuk 34118) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (2010-2017)
- 2017-04-05 14:30: Extra procedurevergadering Veiligheid en Justitie (groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (2010-2017)
- 2017-04-11 15:05: Stemmingen (Stemmingen), TK
- 2017-11-08 14:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (2010-2017)
- 2017-12-06 14:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
Preview document (🔗 origineel)
No.W03.14.0324/II 's-Gravenhage, 31 oktober 2014
...................................................................................
Bij Kabinetsmissive van 15 september 2014, no.2014001698, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van Boek 1 en Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten betreffende het uitspreken van de echtscheiding en ontbinding van het geregistreerd partnerschap door de ambtenaar van de burgerlijke stand (Wet scheiden zonder rechter), met memorie van toelichting.
Het wetsvoorstel voorziet in de mogelijkheid van ontbinding van het huwelijk door de ambtenaar van de burgerlijke stand op gemeenschappelijk verzoek van beide echtgenoten, die – kort gezegd – geen minderjarige kinderen hebben. Doel van de regeling is de burger de mogelijkheid te bieden tot een snellere en eenvoudige echtscheidingsprocedure en om tegemoet te komen aan de in de maatschappij levende wens om voor een echtscheiding waarover de echtgenoten overeenstemming hebben bereikt geen rechter te hoeven benaderen.1 De bestaande weg van de echtscheiding door de rechter op gemeenschappelijk verzoek blijft bestaan.
De Afdeling advisering van de Raad van State gaat in op de reikwijdte van de onderlinge overeenstemming van echtgenoten ten aanzien van de echtscheiding. De voorgestelde regeling brengt mee dat er geen enkel zicht op bestaat of en hoe de gevolgen van de echtscheiding in ogenschouw zijn genomen. Om te voorkomen dat een kwetsbare partij de dupe wordt van een echtscheiding uitgesproken door de ambtenaar van de burgerlijke stand, adviseert de Afdeling het voorstel in zoverre te heroverwegen dat in een of meer waarborgen wordt voorzien die zicht bieden op de wijze waarop deze gevolgen in ogenschouw zijn genomen. Dit betekent niet dat de ambtenaar van de burgerlijke stand zou moeten nagaan wát omtrent de gevolgen van de scheiding is afgesproken, maar dat hij nagaat dát de gevolgen van de scheiding in ogenschouw zijn genomen en daarover, voor zover nodig, overeenstemming is bereikt. Daartoe zou aan de ambtenaar van de burgerlijke stand een overeenkomst over de gevolgen van de echtscheiding kunnen worden overgelegd.
De Afdeling zet vraagtekens bij de kosten- en tijdbesparing voor de burger die de voorgestelde scheiding via de ambtenaar van de burgerlijke stand zou meebrengen. Voorts gaat de Afdeling in op de rol die de ambtenaar van de burgerlijke stand toebedeeld krijgt. Zij adviseert die rol naar analogie van de rol van de ambtenaar bij het huwelijk vorm te geven. Dit betekent dat deze ambtenaar een actieve rol heeft bij de bedoelde echtscheidingen in de vorm van een bekrachtiging van een in wezen consensuele beëindiging van het huwelijk door de echtgenoten, maar dat hij de echtscheiding niet uitspreekt. Ten slotte gaat de Afdeling in op de wettelijke vereisten waaraan voldaan moet worden, wil een echtscheiding door de ambtenaar van de burgerlijke stand worden uitgesproken. De Afdeling is van oordeel dat het wetsvoorstel deels zou moeten worden heroverwogen.
1. Onderlinge overeenstemming over de gevolgen van de echtscheiding
De voorgestelde regeling beoogt de echtscheidingsprocedure te vereenvoudigen voor echtgenoten die het onderling eens zijn over de echtscheiding en geen minderjarige kinderen hebben. De toelichting omschrijft het probleem waarvoor dit wetsvoorstel een oplossing wil bieden als volgt: “De huidige echtscheidingsprocedure vergt altijd verplichte tussenkomst van een rechter en de echtgenoten worden daarbij verplicht bijgestaan door een advocaat. In situaties dat echtgenoten het eens zijn over hun echtscheiding, is die verplichte tussenkomst van de rechter feitelijk niet nodig en kost bovendien tussenkomst van de rechter de burger tijd en geld.”2
Voorts acht de regering het niet nodig om burgers te beschermen voor “onbesuisde en haastige, ondoordachte echtscheidingen” en daartoe rechtsbijstand van een juridisch deskundige verplicht te stellen.3 Het aangaan van een huwelijk staat een ieder immers ook vrij, aldus de toelichting.4
a. Overeenstemming over de gevolgen van de echtscheiding
Dat de tussenkomst van de rechter bij echtscheidingen in gevallen dat er geen minderjarige kinderen zijn, feitelijk niet nodig wordt geacht, is blijkens het bovenstaande citaat uit de toelichting gebaseerd op de overeenstemming tussen echtgenoten over hun echtscheiding. De vraag is wat “eens zijn over de scheiding” betekent. De Afdeling merkt hierover het volgende op.
Naar huidig recht ziet de overeenstemming over de echtscheiding bij een gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding niet alleen op de duurzame ontwrichting van het huwelijk, maar tevens op de gevolgen die de ontbinding van het huwelijk met zich brengt. Het verzoekschrift tot echtscheiding moet dan ook vermelden over welke voorzieningen overeenstemming is bereikt en over welke niet.5 Als tussenkomst van de rechter “feitelijk niet nodig” wordt geacht, veronderstelt dit dat over de echtscheiding alsook over de gevolgen ervan overeenstemming bestaat. In die gevallen zou, aldus de toelichting, de echtscheiding via de rechter bovendien tijd en geld kosten.
De voorgestelde procedure voor echtscheiding door de ambtenaar van de burgerlijke stand voorziet evenwel slechts in een toetsing door de ambtenaar van de overeenstemming over de duurzame ontwrichting van het huwelijk en de wens tot beëindiging daarvan. Overeenstemming over de gevolgen van de echtscheiding is niet vereist. De ambtenaar van de burgerlijk stand gaat dit niet na. Hij heeft daartoe volgens het voorstel niet de bevoegdheid, nog afgezien van de vraag of deze ambtenaar de geschikte persoon zou zijn om dat naar inhoud vast te stellen.
Het voorstel schrapt de huidige waarborgen die bij een gemeenschappelijk verzoek gelden voor de overeenstemming over de gevolgen van de scheiding in de vorm van een echtscheidingsconvenant dat met tussenkomst van een advocaat, die vervolgens het gemeenschappelijk verzoek tot scheiding indient, tot stand is gekomen en gaat daarmee verder dan alleen de tussenkomst van de rechter uit te schakelen.
De Afdeling adviseert in de toelichting tot uitdrukking te brengen dat het wetsvoorstel niet alleen beoogt een andere autoriteit dan de rechter de echtscheiding op grond van duurzame ontwrichting van het huwelijk te laten uitspreken, maar ook beoogt dan wel meebrengt dat de huidige waarborgen voor overeenstemming over de gevolgen van de echtscheiding vervallen in situaties waarin de echtgenoten het eens zijn over de scheiding zelf.
b. Zicht op de wijze waarop met de gevolgen van de scheiding rekening is gehouden
Zoals hierboven aangeduid, gaat de ambtenaar van de burgerlijke stand volgens het voorstel slechts na of de echtgenoten beiden menen dat het huwelijk duurzaam ontwricht is en beëindigd zou moeten worden. Overeenstemming over de gevolgen van de echtscheiding is niet vereist. De toelichting merkt op dat ook in de huidige rechterlijke procedure eerst de echtscheiding kan worden uitgesproken en op een later moment overeenstemming over de gevolgen kan worden bereikt.6 Hierbij tekent de Afdeling aan dat in het algemeen in een echtscheidingsconvenant dat bij het gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding wordt overgelegd, de voor executie vatbare afspraken (bijv. over alimentatie) zijn vastgelegd, gelet op de mogelijkheid om met de uitspraak van de echtscheiding ook een executoriale titel te verkrijgen. Dat in complexe situaties de overeenstemming over de verdeling van een huwelijksgoederengemeenschap om uiteenlopende redenen langer op zich laat wachten, doet daaraan niet af.
Uit de toelichting bij het voorstel leidt de Afdeling af dat het niet verplicht zal zijn aan de ambtenaar van de burgerlijke stand een overeenkomst over te leggen over de gevolgen van de scheiding als “wettelijk vereiste” voor de door de ambtenaar van de burgerlijke stand uit te spreken echtscheiding, als bedoeld in artikel 152, vierde lid, van het voorstel, of als een van de bescheiden, bedoeld in het voorgestelde artikel 152, tweede lid. Zou het voorgaande wel beoogd zijn, dan zou de ambtenaar niet behoeven te beoordelen óf er inhoudelijk overeenstemming over de gevolgen van de echtscheiding is bereikt, maar dát een overeenkomst over de gevolgen van de echtscheiding – zo nodig onder deskundige (bege)leiding – is gesloten. Het wordt met andere woorden volledig aan de echtgenoten overgelaten om (juridische) bijstand in te schakelen. Echtgenoten worden wel op het spoor van mogelijke (juridische) bijstand gezet door het voorlichtingsmateriaal dat de ambtenaar van de burgerlijke stand bij aanmelding van het gemeenschappelijk voornemen tot echtscheiding zal verschaffen.
De Afdeling merkt op dat van echtgenoten die willen scheiden en die ten opzichte van elkaar in financieel opzicht en ook anderszins in een gelijkwaardige positie verkeren, in het algemeen gesproken verwacht mag worden dat zij zelf de nodige bijstand bij het regelen van de gevolgen van de echtscheiding zullen inschakelen. Problematischer zal dit zijn wanneer het gaat om in financieel of ander opzicht kwetsbare partijen. Gelijkwaardigheid kan dan niet worden verondersteld. Dan gaat het niet om de situaties dat er nauwelijks iets te verdelen valt, er ook geen schulden zijn en beide echtgenoten in eigen inkomen voorzien, maar bijvoorbeeld om situaties dat de ene echtgenoot ongeletterd is of de Nederlandse taal nog minder goed machtig is, dat een echtgenoot geen enkel inzicht heeft in de financiële zaken van de andere echtgenoot, of dat een echtgenoot om emotionele redenen de onderhandelingen over de gevolgen van een scheiding niet aankan.
Het gaat er dan ook om dat een in financieel of ander opzicht kwetsbare partij van de thans voorgestane mogelijkheid tot echtscheiding buiten de rechter om gemakkelijk de dupe kan worden, omdat op geen enkele wijze inzicht hoeft te worden gegeven of en hoe rekening is gehouden met de gevolgen van de scheiding. Enig zicht op de vraag of de gevolgen van de echtscheiding op evenwichtige wijze in ogenschouw zijn genomen, ontbreekt. Dit leidt er niet noodzakelijkerwijs toe dat op dezelfde wijze als nu juridische bijstand verzekerd moet zijn, maar wel dat met het geheel overboord zetten van enig zicht op de wijze waarop met de gevolgen van de scheiding rekening is gehouden, niet alleen de tussenkomst van de rechter, maar ook de overeenstemming over de gevolgen van de scheiding verdwijnt. Dit betekent voorts niet dat de ambtenaar van de burgerlijke stand zou moeten nagaan wát omtrent de gevolgen van de scheiding is afgesproken, maar dat hij nagaat dát de gevolgen van de scheiding in ogenschouw zijn genomen en daarover, voor zover nodig, overeenstemming is bereikt. Daartoe zou aan de ambtenaar van de burgerlijke stand een overeenkomst over de gevolgen van de echtscheiding kunnen worden overlegd. Uit deze overeenkomst moet blijken dat de gevolgen van de scheiding, zoals ten aanzien van de alimentatie, (het huurrecht van) de echtelijke woning en eventueel de verdeling van de gemeenschap, zijn overwogen en daarover overeenstemming is bereikt. Daarbij tekent de Afdeling aan dat de vraag of overeenstemming is bereikt over de gevolgen van de scheiding te onderscheiden is van de kwestie of die overeenstemming met behulp van een deskundige derde moet zijn bereikt. Deze laatste vraag lijkt in de toelichting de eerste te overheersen.
De Afdeling merkt voorts op dat in Denemarken, een land waarnaar als het gaat om de administratieve scheiding vaak wordt gekeken, krachtens de Deense huwelijkswet overeenstemming over de gevolgen van de scheiding moet bestaan, voordat de echtscheiding langs administratieve weg kan worden afgedaan.7 Ten slotte tekent de Afdeling aan dat, anders dan de toelichting meent, de wetgever in het voorstel van wet tegengaan huwelijksdwang thans ook bij het aangaan van huwelijken nadere eisen stelt om te voorkomen dat een huwelijk onder dwang wordt gesloten.8 Het is niet duidelijk waarom bij echtscheiding op een vergelijkbaar punt een andere weg wordt ingeslagen. De onderlinge overeenstemming over de echtscheiding en haar gevolgen kan evenzeer onder dwang tot stand komen.
Om te voorkomen dat een kwetsbare partij de dupe wordt van een echtscheiding uitgesproken door de ambtenaar van de burgerlijke stand, adviseert de Afdeling het voorstel in zoverre te heroverwegen dat in een of meer waarborgen wordt voorzien die inzicht bieden of en hoe de gevolgen van de echtscheiding in ogenschouw zijn genomen. Daartoe zou aan de ambtenaar van de burgerlijke stand een overeenkomst over de gevolgen van de echtscheiding kunnen worden overgelegd.
2. Besparing van tijd en kosten
Ziet de Afdeling het goed, dan zijn de belangrijkste argumenten om af te zien van tussenkomst van de rechter en van verplichte bijstand van een advocaat de kosten en tijd voor de burger alsmede de eigen verantwoordelijkheid van de burger om zo nodig advies in te winnen van een (juridisch) deskundige. Hieronder gaat de Afdeling in op de kosten en tijd voor burgers.
a. Kosten voor burgers
De kosten voor burgers van een echtscheiding voor burgers waarom het hier gaat, betreffen de kosten van de echtscheidingsprocedure. Thans bestaan deze uit de kosten van een advocaat die het echtscheidingsconvenant met partijen voorbereidt en de griffierechten. De toelichting schat de kosten van een eenvoudige echtscheiding zonder minderjarige kinderen op minimaal € 600. De griffierechten bedragen volgens de toelichting € 282 (respectievelijk € 77 voor personen vallend onder het bereik van de Wet op de rechtsbijstand).9
Voor een echtscheiding uitgesproken door de ambtenaar van de burgerlijke stand zullen leges verschuldigd zijn. Deze zullen volgens de toelichting € 185 bedragen voor echtscheidingen in geval ten minste een van de echtgenoten in Nederland woont en het huwelijk in Nederland is gesloten, onderscheidenlijk € 237 in geval niet beide echtgenoten in Nederland wonen of het huwelijk niet in Nederland is gesloten.
Zo bezien spaart de burger vooral de kosten van de juridisch deskundige uit. Er is in het gepresenteerde kostenplaatje evenwel geen rekening gehouden met de kosten van juridisch advies over de gevolgen van de echtscheiding. De toelichting stelt dat het echtgenoten “die het weliswaar eens zijn over het feit dat zij willen scheiden, maar geen goed zicht hebben op de (financiële) gevolgen ervan, zeer valt aan te raden, advies in te winnen van een juridisch deskundige”. In veel gevallen zullen daartoe dan ook kosten worden gemaakt. Voorts is in het plaatje geen rekening gehouden met de omstandigheid dat thans de voor executie vatbare afspraken in een echtscheidingsconvenant door opneming in de echtscheidingsbeschikking van een executoriale titel worden voorzien. Daaraan doet niet af dat het van de redactie van die afspraken afhangt, of zij voor executie vatbaar zijn, zoals de toelichting terecht stelt.10 Om een executoriale titel te verkrijgen zal het nodig zijn hetzij de afspraken vast te leggen in een notariële akte hetzij de rechter alsnog om een executoriale titel te vragen.
De voorgestelde scheiding zonder tussenkomst van de rechter lijkt dan ook in het bijzonder bedoeld te zijn voor die situaties “dat echtgenoten, behalve huisraad, geen of weinig gemeenschappelijke bezittingen hebben en ieder zelfstandig in hun inkomen voorzien”.11 Daarbij tekent de Afdeling aan dat het ook in deze situaties geenszins ondenkbaar is dat er schulden zijn, waarvan – in geval van gemeenschap van goederen – bepaald moet worden op welke wijze deze moeten worden “verdeeld”.
Uit het voorgaande volgt dat de kosten voor de burger in veel gevallen geen krachtig argument zijn voor de invoering van de echtscheiding buiten de rechter om.
b. Tijd
De Afdeling merkt op dat het verschil in behandeltijd tussen de procedure voor de rechter en de ambtenaar van de burgerlijke stand niet groot is. De huidige eenvoudige gerechtelijke echtscheidingsprocedure op gemeenschappelijk verzoek duurt vanaf het moment dat het echtscheidingsverzoek is ingediend ongeveer vier tot zes weken.12 Volgens het wetsvoorstel kan de echtscheiding door de ambtenaar van de burgerlijke stand niet eerder worden uitgesproken dan veertien dagen nadat het echtscheidingsverzoek is ingediend. Het verschil in tijd zal doorgaans een tot vier weken belopen, ervan uitgaande dat de ambtenaar van de burgerlijke stand in de derde week na het gemeenschappelijke verzoek de echtscheiding uitspreekt. Het betrekkelijke verschil in behandeltijd is op zichzelf onvoldoende reden om de voorgestelde nieuwe procedure via de ambtenaar van de burgerlijke stand te introduceren.
c. Conclusie
Gelet op het voorgaande zijn de kosten- en tijdbesparing voor de burger onvoldoende dragende argumenten voor het introduceren van de echtscheiding door de ambtenaar van de burgerlijke stand. De Afdeling adviseert de introductie van de echtscheiding door de ambtenaar van de burgerlijke stand alsnog dragend te motiveren.
3. Uitspraak van de ambtenaar van de burgerlijke stand
Het voorstel om de ambtenaar van de burgerlijke stand de echtscheiding te doen uitspreken is gedaan als oplossing voor mogelijke problemen van internationaal privaatrechtelijke aard die de erkenning van huwelijksontbindingen in het buitenland betreffen. Over deze internationaal privaatrechtelijke aspecten is advies gevraagd aan de desbetreffende Staatscommissie. Deze merkt in haar advies13 op dat in het licht van de Verordening Brussel II-bis14 algemeen wordt aangenomen dat een administratieve scheiding waaraan een autoriteit met een homologerende taak te pas komt of een autoriteit die vaststelt dat aan de wettelijke vereisten is voldaan, onder de werking van de Verordening Brussel II bis valt. Dit betekent dat de ambtenaar van de burgerlijke stand een actieve rol moet hebben die verder gaat dan de zuivere registratie van de wens van de echtgenoten het huwelijk te ontbinden. De Staatscommissie is voorts van mening dat om de erkenningskansen van een administratieve scheiding in niet-EU-lidstaten te vergroten een dergelijke actieve rol van de ambtenaar van de burgerlijke stand vereist is. In de meeste rechtsstelsels geldt als erkenningsvereiste een zorgvuldig verloop van de procedure die tot het te erkennen rechtsfeit heeft geleid, zo merkt de Staatscommissie op. Vervolgens doet de Staatscommissie een voorstel voor de procedure. Daarin wordt niet met zoveel woorden gezegd dat de ambtenaar van de burgerlijke stand de echtscheiding moet uitspreken.
Denemarken kent sinds vele jaren de administratieve scheiding. Daarin is aan de desbetreffende administratieve autoriteit een homologerende rol toegekend. Overigens valt Denemarken niet onder de Verordening Brussel II-bis, hetgeen betekent dat de erkenning van een Deense echtscheiding in een andere EU-lidstaat of in een niet-EU-lidstaat wordt bepaald door het internationaal privaatrecht van dat land. Niet gebleken is dat het Deense model in de praktijk problemen van erkenning in het buitenland oplevert. Ook de Staatscommissie voor het internationaal privaatrecht rept daar niet van in haar advies.
Het is de Afdeling niet duidelijk waarom is gekozen voor het uitspreken van de echtscheiding door de ambtenaar van de burgerlijke stand. Van oudsher is de registratie van rechtsfeiten op het gebied van de persoonlijke staat voorbehouden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand.15 De ambtenaar van de burgerlijke stand doet, anders dan de rechter, zelf geen uitspraken op het terrein van de staat van personen die vervolgens tot registratie moeten leiden. De taak die deze ambtenaar thans zou krijgen, past dan ook niet goed bij de bestaande taak en functie van de ambtenaar van de burgerlijke stand. Gelet op de internationaal privaatrechtelijke aspecten is het toekennen aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de bevoegdheid tot het uitspreken van de echtscheiding niet nodig. De vraag rijst dan ook waarom niet gekozen is voor een vorm van bekrachtiging van de overeenstemming over de duurzame ontwrichting van het huwelijk en de wens tot het beëindigen daarvan, nadat de ambtenaar heeft vastgesteld dat aan de overige wettelijke vereisten voor de echtscheiding is voldaan. De ambtenaar kan vervolgens een akte opmaken waaruit blijkt dat tegenover hem een verklaring van ontbinding van het huwelijk is afgelegd en dat aan de overige wettelijke vereisten tot ontbinding van het huwelijk is voldaan.
Een dergelijke, ook actieve rol van de ambtenaar van de burgerlijke stand, die de consensuele beëindiging van het huwelijk door de echtgenoten bekrachtigt, past beter bij de taak en functie van de ambtenaar van de burgerlijke stand dan de rol van degene die de echtscheiding uitspreekt. Zij sluit ook aan bij de rol die de ambtenaar van de burgerlijke stand vervult bij het aangaan van een huwelijk. Daar gaat hij na of aan de wettelijke vereisten voor het aangaan van een huwelijk is voldaan,16 leggen de aanstaande echtgenoten tegenover hem een voorgeschreven verklaring af en verklaart de ambtenaar dát partijen door de echt aan elkander verbonden zijn. Vervolgens maakt hij daarvan een akte op.17
Gelet op taak en functie van de ambtenaar van de burgerlijke stand, adviseert de Afdeling dragend te motiveren waarom de ambtenaar van de burgerlijke stand de echtscheiding uitspreekt en waarom niet gekozen is voor bijvoorbeeld een opzet analoog aan die van de huwelijkssluiting. De van de echtscheiding op te maken akte relateert in dat geval de verklaringen van partijen en wordt pas opgemaakt nadat aan de wettelijke vereisten is voldaan en nadat de echtgenoten ten overstaan van de ambtenaar een ontbindingsverklaring hebben afgelegd. Indien geen dragende motivering kan worden gegeven, adviseert de Afdeling af te zien van het voorstel om de ambtenaar van de burgerlijke stand de echtscheiding te laten uitspreken, maar op andere wijze te voorzien in een actieve rol van deze ambtenaar door bekrachtiging van de beëindiging van het huwelijk, zoals hierboven uiteengezet.
4. Wettelijke vereisten
Volgens het wetsvoorstel dient de ambtenaar van de burgerlijke stand, alvorens hij de scheiding uitspreekt, vast te stellen dat aan de wettelijke eisen voor echtscheiding is voldaan.18 Onduidelijk is echter wat deze wettelijke eisen zijn. Uit het voorstel kan worden afgeleid dat de echtgenoten in persoon dienen te verschijnen en ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand dienen te verklaren dat hun huwelijk duurzaam is ontwricht en dat zij het wensen te beëindigen. Voorts zal vast moeten staan dat de echtgenoten – kort gezegd – geen minderjarige kinderen hebben. De vraag is echter wat de ambtenaar nog meer moet nagaan. De Staatscommissie voor het internationaal privaatrecht vermeldt in haar advies dat de ambtenaar in de akte zal moeten verklaren dat hij internationaal en relatief bevoegd is. Onduidelijk is of dat ook inderdaad de bedoeling zal zijn.
Volgens het voorstel dienen voorts bepaalde bij algemene maatregel van bestuur voor te schrijven bescheiden te worden overgelegd. Niet duidelijk is, wat die bescheiden zijn. Opvallend is dat in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek voor het aangaan van het huwelijk de over te leggen bescheiden in de wet zijn opgenomen (artikel 1:44 BW). In dit licht ligt het voor de hand om ook bij de ontbinding van het huwelijk door echtscheiding via de ambtenaar van de burgerlijke stand de over te leggen bescheiden op het niveau van de wet te bepalen. Indien de regering evenwel wenst vast te houden aan de bepaling van de bescheiden bij algemene maatregel van bestuur (amvb), beveelt de Afdeling aan in de toelichting uiteen te zetten om welke soort bescheiden het gaat.
De Afdeling adviseert in het voorstel te verduidelijken wat de wettelijke vereisten zijn voor de ontbinding van het huwelijk door de ambtenaar van de burgerlijke stand, de over te leggen bescheiden in de wet op te nemen en, zo de regering wenst vast te houden aan bepaling van de bescheiden bij amvb, toe te lichten om welke soort bescheiden het gaat.
5. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.
De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging
het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der
Staten-Generaal dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn
gehouden.
De vice-president van de Raad van State,
Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W03.14.0324/II
In artikel I, onderdeel J, in artikel 152, eerste lid, “of beide echtgenoten hebben buiten Nederland woonplaats” vervangen door: of beide echtgenoten buiten Nederland woonplaats hebben.
In artikel I, onderdeel J, artikel 152, derde lid, als volgt formuleren: De ambtenaar van de burgerlijke stand bij wie het verzoek tot echtscheiding is ingediend, spreekt de echtscheiding niet uit voor de veertiende dag na de datum waarop het verzoek tot echtscheiding bij hem is ingediend.
In artikel I, onderdeel J, artikel 152, vierde lid, eerste zin, als volgt formuleren: Alvorens de ambtenaar van de burgerlijke stand de echtscheiding uitspreekt, verklaren beide echtgenoten in persoon ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand dat hun huwelijk duurzaam is ontwricht en dat zij het wensen te beëindigen.
Memorie van toelichting, paragraaf 8. Adviezen, kopje ‘Overige aspecten’.↩︎
Memorie van toelichting, paragraaf 2. IAK-vragen.↩︎
Memorie van toelichting, paragraaf 8, Rol advocaat.↩︎
Memorie van toelichting, paragraaf 4, Echtscheidingsovereenkomst.↩︎
Artikel 815, vierde lid, Rv.↩︎
Memorie van toelichting, paragraaf 4, Echtscheidingsovereenkomst.↩︎
Artikelen 42, 49, 55 en 56 van de Deense Huwelijkswet.↩︎
Kamerstukken I 2013/14, 33 488 A.↩︎
Memorie van toelichting, paragraaf 1, Inleiding.↩︎
Memorie van toelichting, paragraaf 3, Vormgeving echtscheiding zonder rechter.↩︎
Memorie van toelichting, paragraaf 4, Echtscheidingsovereenkomst.↩︎
Memorie van toelichting, paragraaf 1, Inleiding.↩︎
Advies “Echtscheiden zonder rechter” van 22 juni 2013.↩︎
Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van de Europese Unie van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1347/2000 [PbEU L 338].↩︎
J. Kampers, bewerkt door L.J.W. Evers en H. Vat, Inleiding tot de burgerlijke stand, Hoofdstuk 3, paragraaf 3.1.↩︎
Vgl. artikel 1:43 en 1:44 BW. Weliswaar zal art. 1:43 BW vervallen bij inwerkingtreding van de Wet elektronische dienstverlening burgerlijke stand (Kamerstukken I 2010/11, 32 444 A), welke wet op 7 oktober 2014 door de Eerste Kamer is aanvaard, maar een nieuw artikel 1:44 BW blijft. Overigens is de inwerkingtreding van deze artikelen niet op afzienbare termijn voorzien, aldus het verslag van een schriftelijk overleg, vastgesteld op 28 september 2014 (Kamerstukken I 2014/15, 32 444 I).↩︎
Vgl. artikel 1:67 BW.↩︎
Het voorgestelde artikel 1:152, vierde lid, BW.↩︎