34145 Advies Afdeling advisering Raad van State inzake Wijziging van de Advocatenwet, de Gerechtsdeurwaarderswet en de Wet op het notarisambt in verband met het doorberekenen van de kosten van toezicht en tuchtrechtspraak aan de beroepsgroepen (Wet doorberekening kosten toezicht en tuchtrecht juridische beroepen)
Wijziging van de Advocatenwet, de Gerechtsdeurwaarderswet en de Wet op het notarisambt in verband met het doorberekenen van de kosten van toezicht en tuchtrechtspraak aan de beroepsgroepen (Wet doorberekening kosten toezicht en tuchtrecht juridische beroepen)
Advies Afdeling advisering Raad van State
Nummer: 2015D04570, datum: 2015-02-06, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.P.H. Donner, vicepresident van de Raad van State (Ooit CDA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2015Z02224:
- Indiener: F. Teeven, staatssecretaris van Veiligheid en Justitie
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (2010-2017)
- 2015-02-10 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2015-03-04 14:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (2010-2017)
- 2015-03-26 14:00: Wijziging van de Advocatenwet, de Gerechtsdeurwaarderswet en de Wet op het notarisambt in verband met het doorberekenen van de kosten van toezicht en tuchtrechtspraak aan de beroepsgroepen (Wet doorberekening kosten toezicht en tuchtrecht juridische beroepen (34145) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (2010-2017)
- 2015-12-17 14:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (2010-2017)
- 2016-01-12 15:05: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2016-01-13 13:35: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2016-01-21 19:15: Wijziging van de Gerechtsdeurwaarderswet in verband met de evaluatie van het functioneren van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders, alsmede de regeling van enkele andere onderwerpen in die wet (34 047) + Wet doorberekening kosten toezicht en tuchtrecht juridische beroepen (34 145) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2016-01-26 15:05: Stemmingen (Stemmingen), TK
Preview document (🔗 origineel)
No.W03.14.0150/II 's-Gravenhage, 24 juli 2014
...................................................................................
Bij Kabinetsmissive van 22 mei 2014, no.2014000997, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Advocatenwet, de Gerechtsdeurwaarderswet en de Wet op het notarisambt in verband met het doorberekenen van de kosten van toezicht en tuchtrechtspraak aan de beroepsgroepen (Wet doorberekening kosten toezicht en tuchtrecht juridische beroepen), met memorie van toelichting.
Het wetsvoorstel strekt ertoe de kosten van het toezicht op
notarissen en gerechtsdeurwaarders en de kosten van tuchtrechtspraak van
advocaten, notarissen en gerechtsdeurwaarders door te berekenen aan de
beroepsgroepen.
De Afdeling advisering van de Raad van State maakt naar aanleiding van
het wetsvoorstel opmerkingen over de wenselijkheid van het volledig
doorberekenen van de kosten. Zij wijst erop dat zowel de beroepsgroep
als de staat belang hebben bij toezicht en tuchtrecht en daarvoor
verantwoordelijkheid dragen. Ook merkt zij op dat de kosten die worden
doorberekend hoog zijn, zeker nu het beroepsgroepen betreft die niet
omvangrijk zijn. Dit roept vragen op over de proportionaliteit van de
doorberekening. Zij is van oordeel dat het voorstel in verband daarmee
nader dient te worden overwogen. Daarnaast maakt de Afdeling opmerkingen
over het doorberekenen van kosten bij een veroordeling door de
tuchtrechter en de uitzonderingsmogelijkheden voor het betalen van
griffierecht bij de tuchtrechter.
1. Wenselijkheid volledig doorberekenen kosten
Het wetsvoorstel strekt ertoe de kosten van het toezicht op notarissen en gerechtsdeurwaarders en de kosten van tuchtrechtspraak van advocaten, notarissen en gerechtsdeurwaarders door te berekenen aan de beroepsgroepen. De kosten van het toezicht op de advocatuur worden thans al door de beroepsorganisatie gedragen. De bedragen zullen door de beroepsorganisaties worden omgeslagen onder de leden.
Volgens de toelichting is de ratio voor het doorbelasten van de kosten van toezicht en tuchtrechtspraak tweeledig.1 Ten eerste hebben de beroepsbeoefenaren zelf primair voordeel van het wettelijke toezicht en de tuchtrechtspraak. Ten tweede zorgt doorbelasting van de kosten voor een financiële prikkel om toezicht en klachtprocedures efficiënter in te richten, aldus de toelichting.
De Afdeling merkt op dat in de toelichting bij de verantwoording van de ratio van de doorberekening van kosten geen onderscheid wordt gemaakt tussen toezicht en tuchtrecht. Het is de vraag of een dergelijk onderscheid, gelet op de verschillen in aard en achtergrond van het toezicht en het tuchtrecht, niet voor de hand zou liggen. De Afdeling gaat hieronder afzonderlijk in op de doorberekening van de kosten van respectievelijk toezicht en tuchtrecht.
a. Toezicht
De vraag naar (criteria voor) de doorberekening van kosten is onderwerp
geweest van het rapport Maat houden 2014.2 Dit
rapport vormt het toetsingskader voor de doorberekening van toelatings-
en handhavingskosten bij het ontwerpen van wet- en regelgeving.
Uitgangspunt van dit rapport is dat handhaving van wet- en regelgeving
in beginsel uit de algemene middelen moet worden gefinancierd.
Uitzonderingen daarop betreffen activiteiten met een quasi-collectief
karakter, waardoor sprake is van profijt voor groepen of personen:
systeemprofijt of individueel toerekenbaar profijt. Er is niet alleen
sprake van systeemprofijt als toezicht noodzakelijk is voor de
marktordening, maar ook als handhavingsactiviteiten noodzakelijk zijn
voor het vertrouwen in de kwaliteit van producten of dienstverlening in
een specifieke sector. Dit profijt bestaat daarin dat de toegelaten
partij bepaalde handelingen mag verrichten die voor anderen verboden
zijn dan wel gedrag mag nalaten dat voor anderen verplicht is gesteld.
Het rapport Maat houden 1996 legde ten aanzien van de doorberekening van
kosten van repressieve handhaving een grote terughoudendheid aan de dag
en sprak zelfs van de onwenselijkheid om kosten door te berekenen. Deze
terughoudendheid hield verband met het feit dat met repressieve
handhaving dusdanige algemene belangen zijn gemoeid dat deze dicht in de
buurt komt van een zuiver collectief goed. Hierbij kan worden gedacht
aan strafdoelen als generaal-preventieve werking, vergelding en
normexpressie alsmede, meer in het algemeen, aan de notie dat handhaving
van de wet in ieders belang is. Deze belangen gelden nog onverkort, maar
dat laat onverlet dat de uitzonderingsmogelijkheden die bij reguliere
toezichtsactiviteiten een basis kunnen vormen voor de doorberekening van
toezichtskosten ook een grondslag kunnen zijn om bepaalde kosten van
repressieve handhaving door te berekenen, aldus het rapport uit
2014.
De Afdeling onderkent dat de beroepsgroepen een belang hebben bij
adequaat toezicht en dat zij er profijt van hebben als het vertrouwen in
de sector hierdoor zou kunnen toenemen. De Afdeling wijst er evenwel op
dat het toezicht zeker ook een publiek belang is. Het feit dat het hier
gaat om wettelijk geregeld toezicht duidt daar al op. Het gaat om
beroepsgroepen met publieke taken, die waar het de gerechtsdeurwaarders
en notarissen betreft ambtshandelingen verrichten en publiekrechtelijke
macht uitoefenen, in het belang van betrouwbaar rechtsverkeer. Het
toezicht, eventueel door straffen te handhaven, strekt er toe in het
algemeen belang de naleving van wet- en regelgeving te waarborgen. Het
toezicht is gericht op bescherming van klanten van de beroepsgroepen
tegen een onzorgvuldige behandeling en ter bescherming van de
maatschappij tegen misbruik van de van overheidswege toegekende
bevoegdheden. Het profijt van het toezicht geldt in die zin ook de
maatschappij als geheel. Het ‘groepsprofijt’ kan in die zin geen
rechtvaardiging vormen voor het volledig afschaffen van de
overheidsbijdrage.3 Zowel de beroepsgroep als de staat
hebben belang bij toezicht en dragen daarvoor verantwoordelijkheid.
Hierbij past naar het oordeel van de Afdeling dat de beroepsgroep en de
staat de kosten gemoeid met toezicht gezamenlijk dragen.
b. Tuchtrecht
In verschillende consultatiereacties is gesteld dat het tuchtrecht
(tevens) een algemeen belang dient en een publiekrechtelijk karakter
heeft. De toelichting vermeldt dat die stelling als zodanig niet wordt
ontkend.4 Volgens de toelichting is het
versterken door het toezicht en het tuchtrecht van de kwaliteit en de
integriteit van de beroepsgroepen uiteraard ook in het algemeen belang,
maar primair wordt hiervan geprofiteerd door de beroepsgroep en diegenen
die de bijstand van een advocaat, notaris of gerechtsdeurwaarder
inroepen. Hoewel de andere met name door de beroepsgroepen voorgestane
keuze eveneens verdedigbaar zou zijn, is het - mede in het licht van
tekort schietende overheidsfinanciën en de lastige keuzes die in dat
verband gemaakt moeten worden - dan ook niet onredelijk om de kosten van
toezicht en tuchtrecht aan de beroepsgroepen door te berekenen, aldus de
toelichting.5
De Afdeling merkt op dat gelet op voormelde toelichting als reden
voor de volledige doorberekening van de kosten van het tuchtrecht
primair kostenbesparing wordt genoemd. In het licht van de in de
toelichting opgenomen stelling dat ook de door de beroepsgroepen
voorgestane keuze verdedigbaar is, acht de Afdeling een enkele
verwijzing naar de tekort schietende overheidsfinanciën onvoldoende
motivering voor een volledige doorberekening van de kosten van het
tuchtrecht. Zij adviseert de afweging die aan de keuze voor deze
doorberekening ten grondslag heeft gelegen nader te bezien. Daarbij
merkt de Afdeling op dat in de toelichting op diverse plaatsen het
rapport Beleidsuitgangspunten wettelijk geregeld tuchtrecht wordt
genoemd, maar dat daarin op dit punt niet wordt ingegaan. In het rapport
is het standpunt ingenomen dat de kosten voor tuchtrecht door de
beroepsgroepen en de overheid gezamenlijk zouden moeten worden
gedragen.6 In haar reactie op dit rapport heeft
de regering dit standpunt gevolgd, en daarbij als uitgangspunt genomen
dat de beroepsgroepen zelf zorg dragen voor de kosten van de
klachtbehandeling bij de tuchtrechter in eerste aanleg en dat de staat
de kosten voor hoger beroep zal betalen.7 De
Afdeling adviseert hier aandacht aan te besteden.
c. Conclusie
De Afdeling adviseert in het licht van het vorenstaande het volledig
afschaffen van de overheidsbijdrage aan de bekostiging van het toezicht
op notarissen en gerechtsdeurwaarders en van het tuchtrecht jegens
advocaten, notarissen en gerechtsdeurwaarders te heroverwegen.
2. Proportionaliteit volledig doorberekenen kosten
De Afdeling constateert dat de bedragen die door de individuele beroepsbeoefenaars zouden moeten worden opgebracht met name voor het notariaat en de gerechtsdeurwaarders hoog zullen zijn.8 Voor het notariaat wordt begroot een bedrag van € 4,7 miljoen dat moet worden omgeslagen over de thans ongeveer 3320 leden van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB), hetgeen neerkomt op een bedrag van € 1415 euro per lid per jaar.9 Voor gerechtsdeurwaarders is een bedrag begroot van ongeveer € 2 miljoen voor toezicht en tuchtrecht gezamenlijk. Op een bestand van ongeveer 955 leden van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG), betekent dit € 2094 per lid per jaar. Deze berekeningen gaan uit van alle leden van de KNB en KBvG. Daaronder vallen niet alleen de notarissen en de gerechtsdeurwaarders maar ook de kandidaat-notarissen en de toegevoegd notarissen alsmede de kandidaat-gerechtsdeurwaarders en de toegevoegd gerechtsdeurwaarders, waaronder de starters op de arbeidsmarkt en in het geval van de KBvG ook degenen die in het kader van hun studie stage lopen.
De Afdeling merkt op dat de kosten zoals hierboven weergegeven hoog zijn, zeker nu het beroepsgroepen betreft die niet omvangrijk zijn.
Mede in het licht van het gestelde onder 1 kan ook dit een reden zijn
om de kosten niet volledig voor rekening te brengen van de betrokken
beroepsgroepen.
De Afdeling adviseert ook gelet op het vorenstaande de wenselijkheid van
het volledig doorberekenen van de kosten voor toezicht en tuchtrecht
nader te bezien.
3. Doorberekenen van kosten bij veroordeling door de tuchtrechter
Het voorstel voorziet erin dat ingeval de beklaagde beroepsbeoefenaar tuchtrechtelijk wordt veroordeeld en hem een maatregel wordt opgelegd, de tuchtrechter tevens een uitspraak doet over de doorberekening van kosten die in het kader van het tuchtgeding zijn gemaakt door de tuchtrechter in de procedure tegen de betrokken beroepsbeoefenaar.10
Volgens de toelichting wordt met ‘overige kosten’ gedoeld op de kosten die het
tuchtcollege heeft moeten maken. Het ligt voor de hand dat tuchtrechters net als in het burgerlijk procesrecht en het bestuursprocesrecht, tot een systeem zullen komen op grond waarvan per geval de kostenveroordeling wordt vastgesteld. Hierdoor wordt voor klagers en de beroepsbeoefenaren voorspelbaar op welke wijze de tuchtrechter bij een kostenveroordeling zal oordelen, aldus de toelichting.11
De Afdeling stelt vast dat, ook met vorenstaande toelichting naar aanleiding van de door de KNB en de Raad voor de Rechtspraak gevraagde verduidelijking, nog immer niet helder is wat met de ‘overige kosten’ wordt bedoeld. Niet duidelijk is welke kosten hier wel of niet onder mogen worden gerekend. Allereerst merkt de Afdeling op dat de in de toelichting bedoelde kostenveroordeling in het burgerlijk procesrecht en het bestuursprocesrecht veroordelingen in de kosten van de wederpartij zijn en niet in de kosten van de staat (daarvoor dient het griffierecht). Daarnaast is niet duidelijk of het alleen gaat om kosten als die van getuigenverhoor, dan wel of ook aan de kosten voor de inzet van de leden van het tuchtrechtelijk college zelf moet worden gedacht. De tekst en de toelichting sluiten dat laatste niet uit. Voorts ontbreekt een indicatie van de verwachte hoogte van deze kosten.
De Afdeling adviseert in de toelichting op het bovenstaande in te gaan en het wetsvoorstel zo nodig aan te passen.
4. Uitzonderingsmogelijkheden griffierecht bij de tuchtrechter
Het voorstel voorziet in het heffen van een griffierecht van € 50 bij
het indienen van een klacht bij de tuchtrechter.12
Dit bedrag wordt vergoed wanneer de klacht gegrond wordt
verklaard.
De Afdeling merkt op dat in het voorstel geen uitzonderingsmogelijkheden
zijn opgenomen voor situaties waarin het problematisch is voor degenen
die een klacht willen indienen om griffierecht te betalen. In de
toelichting bij de wijziging van de Advocatenwet wordt gesteld dat in
dergelijke gevallen de klacht bij de deken kan worden gemeld, die de
klacht dan zelf aanhangig kan maken. In dat geval is geen griffierecht
verschuldigd.13 De Afdeling merkt allereerst op dat
dit op gespannen voet staat met de tekst van het voorgestelde artikel
46ca, derde lid, van de Advocatenwet, waarin is bepaald dat indien het
griffierecht niet binnen de in het tweede lid bedoelde termijn is
bijgeschreven op het daartoe bekend gemaakte bankrekeningnummer, de
deken de klacht niet ter kennis van de
raad van discipline brengt. Daarnaast constateert de Afdeling dat het
voorstel en de toelichting aldus enerzijds onvoldoende zekerheid bieden
en anderzijds onduidelijkheid kunnen oproepen, door niet nader aan te
geven onder welke omstandigheden de deken van voormelde mogelijkheid
gebruik zou kunnen maken.
Voorts merkt de Afdeling op dat bij de onderdelen van het voorstel die
voorzien in invoering van het griffierecht bij de tuchtrechter voor
klachten jegens deurwaarders en notarissen geen melding wordt gemaakt
van een uitzonderingsmogelijkheid. De Afdeling acht het bestaan van een
dergelijke mogelijkheid van belang. Met name wanneer het gaat om
klachten tegen deurwaarders zullen relatief vaker personen in financieel
lastige situaties betrokken zijn.
De Afdeling adviseert in de toelichting op het bovenstaande in te gaan en het wetsvoorstel zo nodig aan te passen.
5. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.
De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging
het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der
Staten-Generaal dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn
gehouden.
De waarnemend vice-president van de Raad van State,
(get.) Wiebenga
Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W03.14.0150/II
In het voorstel aangeven welke bepalingen die een wijziging van de Advocatenwet omvatten en die ook al zijn opgenomen in het voorstel Wet positie en toezicht advocatuur14 zullen komen te vervallen indien dat voorstel tot wet wordt verheven. Daarbij tevens verduidelijken op welke onderdelen ten opzichte van dat wetsvoorstel nieuwe wijzigingen worden beoogd.
Memorie van toelichting, Algemeen.↩︎
‘Maat houden. Een kader voor doorberekening van toelatings- en handhavingskosten.’ Rapport van de MDW-werkgroep doorberekening handhavingskosten, juni 1996. Dit rapport is geactualiseerd door de werkgroep Herziening Maat houden. Het geactualiseerde rapport van 11 april 2014 is bij brief van 7 mei 2014 aan de voorzitter van de Eerste Kamer aangeboden. Hoewel in de toelichting alleen Maat houden 1996 wordt genoemd, zal de Afdeling in dit advies Maat houden 2014 als uitgangspunt nemen.↩︎
Zie ook de adviezen van de Afdeling van 7 mei 2014 inzake het voorstel Wet kansspelen op afstand (W03.14.0047/II) en van 17 april 2014 inzake het voorstel Wet bekostiging financieel toezicht in verband met de afschaffing van de overheidsbijdrage (W06.14.0056/III).↩︎
Memorie van toelichting, Algemeen, 4. Consultatie.↩︎
De toelichting maakt op dit punt geen onderscheid tussen toezicht en tuchtrecht. Nu de aangehaalde passages in de toelichting een reactie vormen op opmerkingen over het tuchtrecht, bespreekt de Afdeling ze ook in dat verband.↩︎
Beleidsuitgangspunten wettelijk geregeld tuchtrecht, rapport van de werkgroep tuchtrecht onder
voorzitterschap van prof. mr. N.J.H. Huls, Den Haag, 7 december 2006, par. 2.3.↩︎
TK 2007-2008, 29 279, nr. 61.↩︎
Bij de advocatuur zijn de kosten beperkter omdat er een veel groter aantal personen is over wie de kosten kunnen worden omgeslagen. De kosten worden daar begroot op € 66 per advocaat.↩︎
Memorie van toelichting, Algemeen, Kosten toezicht en tuchtrecht.↩︎
Artikel III onderdeel F (artikel 103b Wet op het Notarisambt), artikel I onderdeel G (artikel 48ac Advocatenwet) en artikel II onderdeel D (artikel 43a Gerechtsdeurwaarderswet).↩︎
Memorie van toelichting, Artikelsgewijs, Onderdeel F (artikelen 103b en 103c Wet op het Notarisambt).↩︎
Artikel I Onderdeel D (artikel 46ca Advocatenwet), artikel II Onderdeel B, (artikel 37 Gerechtsdeurwaarderswet) en artikel III Onderdeel D (artikel 99 Wet op het Notarisambt).↩︎
Memorie van toelichting, Artikelsgewijs, Artikel I, Onderdeel D (artikel 46ca Advocatenwet).↩︎
Thans aanhangig bij de Eerste Kamer, EK 2013-2014, 32 382, A.↩︎