[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Eindtekst

Wijziging van enkele wetten met het oog op de bestrijding van fraude in de toeslagen en fiscaliteit (Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit)

Eindtekst

Nummer: 2015D05697, datum: 2015-02-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2013Z17580:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

19 november 2013



	Wijziging van enkele wetten met het oog op de bestrijding van fraude in
de toeslagen en fiscaliteit (Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit)







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is fraude in
het stelsel van toeslagen en in de fiscaliteit te bestrijden door
maatregelen te nemen om het toezicht te intensiveren, het boete- en
strafrecht te verruimen en de invordering te versterken;

	Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

	De Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt als volgt gewijzigd:

A 

	

	Aan artikel 13 worden twee leden toegevoegd, luidende:

	4. De belastingplichtige kan de inspecteur verzoeken om een voorlopige
aanslag vast te stellen. Het verzoek om een voorlopige aanslag vast te
stellen is geen aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de
Algemene wet bestuursrecht.

	5. De inspecteur kan afzien van het opleggen van een voorlopige aanslag
of een voorlopige aanslag opleggen tot een ander bedrag dan volgt uit
het eerste lid, indien:

	a. gerede twijfel bestaat over de juistheid van het adresgegeven van de
belastingplichtige of indien dit gegeven ontbreekt;

	b. de belastingplichtige een vergrijp heeft begaan waarvoor hem een
bestuurlijke boete is opgelegd op grond van de artikelen 67cc, 67d of
67e of op grond van artikel 40 van de Algemene wet inkomensafhankelijke
regelingen of waarvoor hem een strafrechtelijke sanctie wegens een
daaraan soortgelijk misdrijf is opgelegd, mits de bestuurlijke boete of
strafrechtelijke sanctie binnen een periode van vijf jaren voorafgaand
aan het jaar waarop de voorlopige aanslag betrekking heeft
onherroepelijk is geworden;

c. de belastingplichtige niet of niet binnen de gestelde termijn
aangifte voor de inkomstenbelasting heeft gedaan.

B 

	In hoofdstuk VIIIA, afdeling 1, paragraaf 2, wordt vóór artikel 67d
een artikel ingevoegd, luidende: 

Artikel 67cc

	1. Indien het aan opzet van de belastingplichtige is te wijten dat in
een verzoek om het vaststellen van een voorlopige aanslag of in een
verzoek om herziening als bedoeld in artikel 9.5 van de Wet
inkomstenbelasting 2001 en artikel 27 van de Wet op de
vennootschapsbelasting 1969 onjuiste of onvolledige gegevens of
inlichtingen zijn verstrekt, vormt dit een vergrijp ter zake waarvan de
inspecteur hem een bestuurlijke boete kan opleggen van ten hoogste 100
percent van de in het tweede lid omschreven grondslag voor de boete. 

	2. De grondslag voor de boete wordt gevormd door het bedrag aan
belasting dat als gevolg van de onjuiste of onvolledige gegevens of
inlichtingen ten onrechte is of zou zijn teruggegeven of ten onrechte
niet is of zou zijn betaald. 

	3. De bevoegdheid tot het opleggen van de boete, bedoeld in het eerste
lid, vervalt vijf jaren na het tijdstip waarop het verzoek is gedaan.

Ba

	Na artikel 67n wordt een artikel ingevoegd, luidende: 

Artikel 67o

		1. In afwijking van artikel 5:1 van de Algemene wet bestuursrecht
wordt onder overtreder mede verstaan: 

		a. degene die de overtreding doet plegen; 

		b. degene die door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld,
bedreiging, misleiding of het verschaffen van gelegenheid, middelen of
inlichtingen de overtreding opzettelijk uitlokt; 

		c. degene die als medeplichtige opzettelijk behulpzaam is bij of
opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaft tot het
plegen van de overtreding. 

		2. De bestuurlijke boete, bedoeld in de artikelen 67a, 67b, 67c en
67ca, kan niet worden opgelegd aan een medeplichtige. 

	3. Indien de bestuurlijke boete, bedoeld in de artikelen 67cc, 67d, 67e
en 67f, wordt opgelegd aan een medeplichtige, wordt het bedrag van de
boete dat ten hoogste kan worden opgelegd met een derde verminderd.

C 

	Na artikel 69 wordt een artikel ingevoegd, luidende: 

Artikel 69a

	1. Degene die opzettelijk de belasting welke op aangifte moet worden
voldaan of afgedragen niet, gedeeltelijk niet, dan wel niet binnen de in
de belastingwet gestelde termijn betaalt, wordt gestraft met
gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde
categorie of, indien dit bedrag hoger is, ten hoogste eenmaal het bedrag
van de te weinig betaalde belasting. 

	2. Artikel 69, zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.

	3. Niet strafbaar is degene die de ontvanger tijdig heeft verzocht
uitstel van betaling te verlenen of die onverwijld nadat gebleken is dat
het lichaam niet tot betaling in staat is schriftelijk mededeling heeft
gedaan aan de ontvanger.

ARTIKEL II

	De Invorderingswet 1990 wordt als volgt gewijzigd:

A 

	Aan artikel 7a wordt een lid toegevoegd, luidende:

	4. In bij ministeriële regeling aan te wijzen gevallen kan worden
afgeweken van het eerste lid. Daarbij worden regels gesteld met
betrekking tot de bestemming van een andere bankrekening voor de
uitbetaling van inkomstenbelasting en omzetbelasting.

B 

	Na artikel 7a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 7b 

	Een vordering op de ontvanger tot uitbetaling van een bedrag aan
inkomstenbelasting is niet vatbaar voor vervreemding of verpanding. In
afwijking van de eerste volzin is vervreemding of verpanding wel
mogelijk aan een financiële onderneming als bedoeld in artikel 1:1 van
de Wet op het financieel toezicht.

C 

	In artikel 9 wordt na het tiende lid, onder vernummering van het elfde
lid tot twaalfde lid, een lid ingevoegd, luidende:

	11. In afwijking van het eerste lid is een belastingaanslag die een uit
te betalen bedrag behelst niet invorderbaar:

	a. zolang over de juistheid van het adresgegeven van de
belastingschuldige gerede twijfel bestaat of zolang dit gegeven
ontbreekt;

	b. indien er op het moment dat er na het tijdstip waarop de
belastingschuld is ontstaan vijf jaren zijn verstreken: 

	1o. gerede twijfel bestaat over de juistheid van het adresgegeven van
de belastingschuldige; of

	2o. het adresgegeven van de belastingschuldige ontbreekt.

D

	Na artikel 34 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 34a

	1. De uitlener die op grond van artikel 7a van de Wet allocatie
arbeidskrachten door intermediairs gehouden is tot de in dat artikel
bedoelde registratie in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de
Handelsregisterwet 2007, houdt, in afwijking in zoverre van artikel 57a,
een depot aan bij de ontvanger. De eerste volzin vindt geen toepassing
op een uitlener die is aangesloten bij een erkende certificerende
instelling als bedoeld in de Wet allocatie arbeidskrachten door
intermediairs, alsmede in bij algemene maatregel van bestuur aangewezen
gevallen. 

	2. Indien door een uitlener als bedoeld in het eerste lid personeel ter
beschikking is gesteld, maakt de inlener, bedoeld in artikel 34, van dat
personeel ten minste 35 percent van het bedrag van de factuur of nota
die de uitlener hem ter zake van de geleverde prestatie of prestaties
heeft doen toekomen over op de vrijwaringsrekening van de ontvanger ten
behoeve van het depot van de uitlener. 

	3. Een inlener die niet aan het bepaalde in het tweede lid voldoet is
aansprakelijk voor de door de uitlener verschuldigde loonbelasting,
omzetbelasting en socialeverzekeringspremies in verband met de
terbeschikkingstelling van het personeel, waarbij het bedrag aan door de
uitlener verschuldigde loonbelasting, omzetbelasting en
socialeverzekeringspremies wordt gesteld op 35 percent van het ter zake
van de geleverde prestatie of prestaties in rekening gebrachte bedrag,
tenzij de inlener aannemelijk maakt dat het bedrag aan de door de
uitlener verschuldigde loonbelasting, omzetbelasting en
socialeverzekeringspremies ter zake van de terbeschikkingstelling van
het personeel lager is. Indien de inlener niet volledig heeft voldaan
aan het bepaalde in het tweede lid, wordt het bedrag waarvoor in eerste
aanleg aansprakelijkheid is ontstaan verminderd met het door hem op de
vrijwaringsrekening van de ontvanger ten behoeve van het depot van de
uitlener overgemaakte bedrag.

E 

	Na artikel 48 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 48a

	Een derde die kan beschikken over een bankrekeningnummer waarop
inkomstenbelasting of omzetbelasting is uitbetaald, is hoofdelijk
aansprakelijk voor de inkomstenbelasting en de omzetbelasting die een
belastingschuldige is verschuldigd voor zover het bedrag aan
verschuldigde belasting is betaald op die bankrekening. Voor zover een
verschuldigd bedrag aan inkomstenbelasting voortvloeit uit de toepassing
van artikel 15 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, wordt het
bedrag waarvoor de derde aansprakelijk is, bepaald op het gedeelte van
het door de belastingschuldige verschuldigde bedrag dat in dezelfde
verhouding staat tot het door de belastingschuldige verschuldigde bedrag
als de aan de derde over het belastingjaar uitbetaalde voorlopige
teruggaaf inkomstenbelasting in verhouding staat tot het totale bedrag
van de over het belastingjaar uitbetaalde voorlopige teruggaven
inkomstenbelasting, een en ander voor zover dit bedrag kan worden
toegerekend aan de aan die derde uitbetaalde bedragen.

F 

	Artikel 63b wordt als volgt gewijzigd:

	1. Onder vernummering van het derde tot en met vijfde lid tot vierde
tot en met zesde lid wordt na het tweede lid een lid ingevoegd,
luidende:

	3. De uitlener die niet voldoet aan het bepaalde in artikel 34a, eerste
lid, begaat een verzuim ter zake waarvan de ontvanger hem per
kalenderkwartaal bij voor bezwaar vatbare beschikking een bestuurlijke
boete van ten hoogste het bedrag van de geldboete van de vierde
categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van
Strafrecht, kan opleggen. De inlener die niet voldoet aan het bepaalde
in artikel 34a, tweede lid, begaat een verzuim ter zake waarvan de
ontvanger hem per kalenderkwartaal bij voor bezwaar vatbare beschikking
een bestuurlijk boete van ten hoogste het bedrag van de geldboete van de
derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van
Strafrecht, kan opleggen.

	

	2. In het vierde lid (nieuw) wordt “bedoeld in het eerste en tweede
lid” vervangen door: bedoeld in het eerste tot en met derde lid.

	

	3. In het vijfde lid (nieuw) wordt “eerste en tweede lid” vervangen
door: eerste tot en met derde lid.

	G. In artikel 63c, eerste lid, wordt “Het in artikel 63b, eerste en
tweede lid, genoemde bedrag” vervangen door: Het in artikel 63b,
eerste tot en met derde lid, genoemde bedrag.

ARTIKEL III

	De Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt als volgt
gewijzigd:

A 

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Onder vernummering van het tweede tot en met tiende lid tot derde
tot en met elfde lid, na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:

	2. De belanghebbende is gehouden de voor de beslissing op de aanvraag
benodigde informatie duidelijk, stellig en zonder voorbehoud te
verstrekken.

	

	2. In het zesde lid (nieuw) wordt “vierde lid” vervangen door:
vijfde lid.

	3. In het achtste lid (nieuw) wordt “zesde lid” vervangen door:
zevende lid.

	4. In het tiende lid (nieuw) wordt “achtste lid” vervangen door:
negende lid.

B 

	Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste, tweede en derde lid komen te luiden:

	1. De Belastingdienst/Toeslagen verleent de belanghebbende die een
aanvraag voor een tegemoetkoming indient vóór 1 april van het jaar
volgend op het berekeningsjaar waarop de tegemoetkoming betrekking
heeft, een voorschot tot het bedrag waarop de tegemoetkoming
vermoedelijk zal worden vastgesteld binnen 13 weken na de ontvangst van
de aanvraag.

	2. Ingeval de belanghebbende voor het gehele berekeningsjaar aanspraak
heeft op een tegemoetkoming die wordt toegekend met toepassing van
artikel 15, vijfde lid, wordt het voorschot verleend vóór de aanvang
van het berekeningsjaar.

	3. Indien de Belastingdienst/Toeslagen voor de beoordeling van de
aanspraak op of de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming nadere
informatie nodig acht, kan de termijn, bedoeld in het eerste lid, worden
verlengd met 13 weken. Indien de Belastingdienst/Toeslagen informatie
van buiten Nederland nodig heeft, kan de termijn, bedoeld in het eerste
lid, worden verlengd met 26 weken. De Belastingdienst/Toeslagen stelt de
belanghebbende schriftelijk van een verlenging in kennis.

	2. Na het derde lid wordt, onder vernummering van het vierde en vijfde
lid tot vijfde en zesde lid, een lid ingevoegd, luidende:

	4. Het bedrag van het voorschot, bedoeld in het eerste lid, bedraagt
nihil indien naar het oordeel van de Belastingdienst/Toeslagen
onvoldoende gegevens bekend zijn bij de Belastingdienst/Toeslagen ten
aanzien van de belanghebbende, tenzij de belanghebbende op de door de
Belastingdienst/Toeslagen aangegeven wijze zijn aanspraak op een
tegemoetkoming aannemelijk maakt. 

	3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	7. De Belastingdienst/Toeslagen kan afzien van het verlenen van een
voorschot of een voorschot verlenen tot een ander bedrag dan volgt uit
het eerste lid, indien:

	a. gerede twijfel bestaat over de juistheid van het adresgegeven van de
belanghebbende of dit gegeven ontbreekt;

	b. de inspecteur ten aanzien van de belanghebbende of diens partner
artikel 13, vijfde lid, aanhef en onderdeel c, van de Algemene wet
inzake rijksbelastingen heeft toegepast.

	Indien in een inkomensafhankelijke regeling is bepaald dat naast de
draagkracht van de belanghebbende en diens partner ook de draagkracht
van medebewoners van belang is, kan de Belastingdienst/Toeslagen
eveneens afzien van het verlenen van een voorschot of een voorschot
verlenen tot een ander bedrag dan volgt uit het eerste lid indien de
inspecteur ten aanzien van de medebewoner artikel 13, vijfde lid, aanhef
en onderdeel c, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen heeft
toegepast.

C 

	

	Aan artikel 16 wordt een lid toegevoegd, luidende:

	8. De verlening van een voorschot blijft achterwege indien een aanvraag
wordt ingediend door een belanghebbende die een vergrijp heeft begaan of
wiens partner een vergrijp heeft begaan waarvoor hem of zijn partner een
bestuurlijke boete is opgelegd op grond van deze wet of op grond van de
artikelen 67cc, 67d of 67e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen
of waarvoor hem of zijn partner een strafrechtelijke sanctie wegens een
daaraan soortgelijk misdrijf is opgelegd, mits de bestuurlijke boete of
strafrechtelijke sanctie binnen een periode van vijf jaren voorafgaand
aan de aanvraag onherroepelijk is geworden.

	Indien in een inkomensafhankelijke regeling is bepaald dat naast de
draagkracht van de belanghebbende en diens partner ook de draagkracht
van medebewoners van belang is, blijft de verlening van een voorschot
eveneens achterwege indien een aanvraag wordt ingediend door een
belanghebbende wiens medebewoner een vergrijp heeft begaan of een
strafrechtelijke sanctie opgelegd heeft gekregen als bedoeld in de
eerste volzin.

D 

	In artikel 18, tweede lid, wordt “verstrekt” vervangen door:
verstrekt op een door de Belastingdienst/Toeslagen aangegeven wijze en.

E 

	Artikel 23 komt te luiden:

Artikel 23. Opschorten uitbetaling voorschot

	1. De Belastingdienst/Toeslagen kan de uitbetaling van een voorschot
geheel of gedeeltelijk opschorten indien:

	a. redelijkerwijs kan worden vermoed dat het voorschot ten onrechte of
tot een te hoog bedrag is verleend, of

	b. gerede twijfel bestaat over de juistheid van het adresgegeven van de
belastingplichtige of dit gegeven ontbreekt.

	2. In het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt de
belanghebbende van de opschorting schriftelijk in kennis gesteld.

F 

	Na artikel 24 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 24a. Geen uitbetaling bij onjuist adres

	De Belastingdienst/Toeslagen kan afzien van het uitbetalen van een
tegemoetkoming:

	a. zolang gerede twijfel bestaat over de juistheid van het adresgegeven
van de belanghebbende of zolang dit gegeven ontbreekt;

	b. indien er op het moment dat na de laatste dag van het
berekeningsjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft vijf jaren
zijn verstreken:

	10. gerede twijfel bestaat over de juistheid van het adresgegeven van
de belanghebbende,

of

	20. dit gegeven ontbreekt.

	

G 

	Artikel 32, vierde lid, komt te luiden: 

	4. De artikelen 14 en 18 van de Invorderingswet 1990 zijn van
overeenkomstige toepassing.

H 

	Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Na het eerste lid wordt, onder vernummering van het tweede tot en
met vierde lid tot derde tot en met vijfde lid, een lid ingevoegd,
luidende:

	2. Indien in een inkomensafhankelijke regeling is bepaald dat naast de
draagkracht van de belanghebbende en diens partner ook de draagkracht
van medebewoners van belang is voor de beoordeling van de aanspraak op
of de bepaling van de hoogte van een tegemoetkoming, is ieder van de
medebewoners hoofdelijk aansprakelijk voor een door de belanghebbende
verschuldigd bedrag aan terugvordering en, overeenkomstig het eerste
lid, voor de in te vorderen bedragen die verband houden met die
terugvordering.

	2. In het derde lid (nieuw) komt de derde volzin te luiden: Een derde
die kan beschikken over een bankrekening waarop een voorschot of een
tegemoetkoming is uitbetaald, is hoofdelijk aansprakelijk voor een door
de belanghebbende verschuldigd bedrag aan terugvordering voor zover dat
bedrag is betaald op die bankrekening.

	3. In het vijfde lid (nieuw) wordt “derde lid” vervangen door:
vierde lid.

	4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	6. De aansprakelijkheid van de partner, bedoeld in het eerste lid, of
van de derde, bedoeld in het derde lid, geldt tevens indien deze partner
of derde niet in Nederland woont.

I 

	Artikel 40 komt te luiden: 

Artikel 40 Verzuimen

	1. Degene die op grond van deze wet en de daarop berustende bepalingen
gehouden is tot het verstrekken van gegevens of inlichtingen en deze
niet, dan wel niet binnen de daartoe gestelde termijn, heeft verstrekt,
begaat een verzuim ter zake waarvan de Belastingdienst/Toeslagen hem een
bestuurlijke boete van ten hoogste € 4920 kan opleggen. 

	2. Bij het opleggen van de bestuurlijke boete, bedoeld in het eerste
lid, is hoofdstuk VIIIA, afdeling 2, met uitzondering van de artikelen
67n en 67pa, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van
overeenkomstige toepassing.

	3. Bij het opleggen van de bestuurlijke boete, bedoeld in het eerste
lid, vindt artikel 5:53 van de Algemene wet bestuursrecht geen
toepassing.

	4. In afwijking in zoverre van artikel 5:45 van de Algemene wet
bestuursrecht vervalt de bevoegdheid tot het opleggen van de
bestuurlijke boete, bedoeld in het eerste lid, vijf jaren nadat de
overtreding is begaan.

J 

	Artikel 41 komt te luiden:

Artikel 41 Vergrijpen

	1. Degene die op grond van deze wet en de daarop berustende bepalingen
gehouden is tot het verstrekken van gegevens of inlichtingen en aan
wiens opzet of grove schuld het is te wijten dat geen gegevens of
inlichtingen zijn verstrekt dan wel degene aan wiens opzet of grove
schuld het is te wijten dat onjuiste of onvolledige gegevens of
inlichtingen zijn verstrekt, begaat een vergrijp ter zake waarvan de
Belastingdienst/Toeslagen hem een bestuurlijke boete kan opleggen van
ten hoogste 100 percent van het bedrag dat van de belanghebbende in
verband daarmee is of zou zijn teruggevorderd. 

	2. De bestuurlijke boete, bedoeld in het eerste lid, bedraagt ten
hoogste 150 percent van het aldaar bedoelde bedrag indien het aan opzet
of grove schuld van de belanghebbende, zijn partner of een medebewoner
is te wijten dat geen, dan wel onjuiste of onvolledige gegevens en
inlichtingen zijn verstrekt, mits:

	a. een eerdere overtreding van de belanghebbende, zijn partner of een
medebewoner is geconstateerd, en 

	b. de bestuurlijke boete of strafrechtelijke sanctie wegens de eerdere
overtreding, bedoeld in onderdeel a, onherroepelijk is geworden binnen
een periode van vijf jaren voorafgaand aan de dag van constatering van
de overtreding waarvoor de bestuurlijke boete, bedoeld in het eerste
lid, wordt opgelegd. 

	3. Indien de tegemoetkoming wordt herzien als gevolg van:

	a. een eerste bepaling of herziening van het inkomensgegeven, bedoeld
in artikel 21, onderdeel e, onder 1°, van de Algemene wet inzake
rijksbelastingen, ingeval er geen inkomstenbelasting verschuldigd is,
dan wel de aanslag inkomstenbelasting is vastgesteld op nihil;

	b. een vaststelling of herziening van een beschikking niet in Nederland
belastbaar inkomen;

worden onder de gegevens of inlichtingen, bedoeld in het tweede lid,
mede verstaan de gegevens of inlichtingen die ten behoeve van deze
beschikking aan de inspecteur zijn verstrekt dan wel hadden moeten
worden verstrekt. 

	4. Bij het opleggen van de bestuurlijke boete, bedoeld in het eerste
lid, is hoofdstuk VIIIA, afdeling 2, met uitzondering van de artikelen
67n en 67pa, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van
overeenkomstige toepassing.

	5. Bij het opleggen van de bestuurlijke boete, bedoeld in het eerste
lid, vindt artikel 5:53 van de Algemene wet bestuursrecht geen
toepassing.

	6. In afwijking in zoverre van artikel 5:45 van de Algemene wet
bestuursrecht vervalt de bevoegdheid tot het opleggen van de
bestuurlijke boete, bedoeld in het eerste lid, vijf jaren nadat de
overtreding is begaan.

K 

	Na artikel 41 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 41bis

	1. In afwijking van artikel 5:1 van de Algemene wet bestuursrecht wordt
onder overtreder mede verstaan: 

	a. degene die de overtreding doet plegen; 

	b. degene die door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld,
bedreiging, misleiding of door het verschaffen van gelegenheid, middelen
of inlichtingen de overtreding opzettelijk uitlokt;

	c. degene die als medeplichtige opzettelijk behulpzaam is bij of
opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaft tot het
plegen van de overtreding.

	2. De bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 40, eerste lid, kan niet
worden opgelegd aan een medeplichtige. 

	3. Indien de bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 41, eerste lid,
wordt opgelegd aan een medeplichtige, wordt het bedrag van de boete dat
ten hoogste kan worden opgelegd met een derde verminderd.

L 

	

	In artikel 41a wordt “De in de artikelen 40, eerste lid, en 41,
eerste lid, genoemde bedragen worden” vervangen door: Het in artikel
40 genoemde bedrag wordt.

M 

	In artikel 42 wordt “artikel 40” vervangen door: artikel 40 of
artikel 41.

ARTIKEL IV

	Indien het bij koninklijke boodschap van 30 augustus 2013 ingediende
voorstel van wet houdende wijziging van de Algemene wet inzake
rijksbelastingen en enige andere wetten in verband met de invoering van
herziening bij aanslagen en een regeling voor het elektronische
berichtenverkeer (Wet vereenvoudiging formeel verkeer Belastingdienst)
(Kamerstukken 33 714) tot wet wordt verheven, vervalt in artikel 67cc
van de Algemene wet inzake rijksbelastingen: als bedoeld in artikel 9.5
van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 27 van de Wet op de
vennootschapsbelasting 1969.

ARTIKEL V

	Artikel 67o van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel
41bis van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen vervallen met
ingang van 1 januari 2019 tenzij voor die datum een voorstel van wet bij
de Tweede Kamer der Staten-Generaal is ingediend dat in het onderwerp
van die artikelen voorziet.

ARTIKEL VI

	1. Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2014, met dien
verstande dat: 

	a. de wijziging ingevolge artikel I, onderdeel B, voor het eerst
toepassing vindt met betrekking tot vergrijpen die zijn begaan op of na
1 januari 2014;

	b. de wijzigingen ingevolge artikel I, onderdeel Ba, en artikel III,
onderdelen I, J en K, voor het eerst toepassing vinden met betrekking
tot verzuimen en vergrijpen die zijn begaan op of na 1 januari 2014.

	2. Artikel II, onderdeel A, werkt terug tot en met 1 december 2013.

	3. In afwijking van het eerste lid treden het in artikel I, onderdeel
A, opgenomen artikel 13, vijfde lid, onderdeel b, van de Algemene wet
inzake rijksbelastingen, artikel II, onderdelen D, F en G, het in
artikel III, onderdeel B, opgenomen artikel 16, zevende lid, eerste
volzin, onderdeel b, en tweede volzin, van de Algemene wet
inkomensafhankelijke regelingen en artikel III, onderdeel C, in werking
op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

	4. In afwijking van het eerste lid treedt artikel IV in werking op
hetzelfde tijdstip dat artikel IV, onderdeel K, van het bij koninklijke
boodschap van 30 augustus 2013 ingediende voorstel van wet houdende
wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en enige andere
wetten in verband met de invoering van herziening bij aanslagen en een
regeling voor het elektronische berichtenverkeer (Wet vereenvoudiging
formeel verkeer Belastingdienst) (Kamerstukken 33 714), nadat dat
voorstel van wet tot wet is verheven, in werking treedt.

ARTIKEL VII

	Deze wet wordt aangehaald als: Wet aanpak fraude toeslagen en
fiscaliteit.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Financiën,

De Staatssecretaris van Financiën, 

 

 

 PAGE    

 PAGE   1