[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Eindtekst

Uitvoering van Verordening (EU) Nr. 606/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de wederzijdse erkenning van beschermingsmaatregelen in burgerlijke zaken (PbEU 2013, L181) (Uitvoeringswet verordening wederzijdse erkenning van beschermingsmaatregelen in burgerlijke zaken)

Eindtekst

Nummer: 2015D05805, datum: 2015-02-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2014Z15440:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

20 januari 2015



	Uitvoering van Verordening (EU) Nr. 606/2013 van het Europees Parlement
en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de wederzijdse erkenning van
beschermingsmaatregelen in burgerlijke zaken (PbEU 2013, L181)
(Uitvoeringswet verordening wederzijdse erkenning van
beschermingsmaatregelen in burgerlijke zaken)







VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat Verordening (EU) Nr. 606/2013
van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de
wederzijdse erkenning van beschermingsmaatregelen in burgerlijke zaken
(PbEU 2013, L 181) moet worden uitgevoerd;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

In deze wet wordt verstaan onder verordening: Verordening (EU) Nr.
606/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013
betreffende de wederzijdse erkenning van beschermingsmaatregelen in
burgerlijke zaken (PbEU 2013, L 181).

Artikel 2

1. Een certificaat, als bedoeld in artikel 5 van de verordening, voor de
erkenning van een beschermingsmaatregel in een andere lidstaat wordt bij
verzoekschrift gevraagd aan de rechter die de beschermingsmaatregel
heeft bevolen. Het verzoekschrift kan zonder tussenkomst van een
advocaat worden ingediend. 

2. Bij het verzoekschrift, bedoeld in het eerste lid, wordt een
afschrift van de beslissing waarin de beschermingsmaatregel wordt
bevolen overgelegd. Het verzoekschrift bevat daarnaast de gegevens, als
bedoeld in artikel 7 van de verordening, die de rechter nodig heeft om
het certificaat volgens het op basis van artikel 19 van de verordening
opgestelde meertalige standaardformulier te kunnen afgeven. 

3. De in het eerste lid bedoelde rechter beslist onverwijld op het
verzoek. De persoon van wie de dreiging uitgaat behoeft niet te worden
opgeroepen. Indien het verzoek wordt toegewezen wordt aan de persoon van
wie de dreiging uitgaat daarvan een kennisgeving, als bedoeld in artikel
8, eerste lid, van de verordening gezonden overeenkomstig het bepaalde
in artikel 291 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering.

4. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op de
afgifte van een certificaat voor de erkenning van een
beschermingsmaatregel die is opgelegd op grond van de Wet tijdelijk
huisverbod. De afgifte van een certificaat wordt in dat geval gevraagd
aan de burgemeester of de hulpofficier als bedoeld in artikel 3, eerste
lid, van de Wet tijdelijk huisverbod, die de beschermingsmaatregel
oplegt of heeft opgelegd. Indien het verzoek wordt toegewezen wordt aan
de persoon van wie de dreiging uitgaat daarvan een kennisgeving, als
bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de verordening gezonden. Indien de
persoon aan wie een tijdelijk huisverbod is opgelegd zijn zienswijze
niet vooraf naar voren heeft kunnen brengen, wordt het certificaat niet
afgegeven voordat op een door de uithuisgeplaatste ingesteld beroep is
beslist, dan wel drie dagen na het opleggen van de maatregel zijn
verstreken en de uithuisgeplaatste geen beroep heeft ingesteld. 

Artikel 3

1. De rechter of burgemeester of hulpofficier van justitie als bedoeld
in artikel 3, eerste lid, van de Wet tijdelijk huisverbod die het
certificaat heeft afgegeven kan op verzoek van de beschermde persoon of
de persoon van wie de dreiging uitgaat of ambtshalve het certificaat
verbeteren, indien dit door een kennelijke verschrijving afwijkt van de
beschermingsmaatregel. Er vindt geen oproeping van belanghebbenden
plaats. Aan de persoon van wie de dreiging uitgaat en aan de beschermde
persoon wordt een kennisgeving verzonden van de afgifte van het
verbeterde certificaat. 

2. Tegen de verbetering van een certificaat of weigering daarvan staat
geen voorziening open.

Artikel 4

1. Intrekking van een certificaat overeenkomstig artikel 9, eerste lid,
van de verordening, geschiedt door de rechter die het heeft afgegeven.
Als een verzoek daartoe wordt gedaan door de beschermde persoon of de
persoon van wie de dreiging uitgaat kan het worden ingediend zonder
tussenkomst van een advocaat.

2. De eerste volzin van het eerste lid is van overeenkomstige toepassing
op een certificaat dat is afgegeven door een burgemeester of de
hulpofficier van justitie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de
Wet tijdelijk huisverbod, met dien verstande dat in dat geval de
burgemeester of hulpofficier van justitie het certificaat intrekt.

3. Tegen de intrekking van een certificaat of weigering daarvan staat
geen voorziening open.

Artikel 5

1. Indien een in een andere lidstaat bevolen beschermingsmaatregel de
aanduiding van een plaats bevat, zoals omschreven in artikel 3, onder 1,
onderdelen a en c, van de verordening, kan de beschermde persoon de
voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag verzoeken deze plaats te
wijzigen in een plaats in Nederland rekening houdend met het doel dat
dit adres of deze locatie voor de beschermde persoon dient. Het verzoek
kan worden ingediend zonder tussenkomst van een advocaat. De persoon van
wie de dreiging uitgaat wordt niet opgeroepen.

2. De beschermde persoon legt bij het in het eerste lid bedoelde verzoek
de gegevens, bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de verordening over.

Artikel 6

1. De voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag kan op verzoek van
een beschermde persoon die in Nederland gebruik wil maken van de
bescherming die een in de lidstaat van oorsprong gelaste
beschermingsmaatregel biedt, een door de wet toegelaten dwangmiddel
opleggen, dan wel de beschermde persoon machtiging verlenen de naleving
van de beschermingsmaatregel te bewerkstelligen met behulp van de sterke
arm. 

2. De in het eerste lid bedoelde persoon legt bij het verzoek de
gegevens, bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de verordening over.

Artikel 7

Het verzoek om weigering van de erkenning of tenuitvoerlegging van de
beschermingsmaatregel van de persoon van wie de dreiging uitgaat, als
bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de verordening, wordt ingediend
bij de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag.

Artikel 8

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van
uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 9

Deze wet wordt aangehaald als: Uitvoeringswet verordening wederzijdse
erkenning van beschermingsmaatregelen in burgerlijke zaken.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven 

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

 

 

 PAGE    

 PAGE   1