34 176 Advies Afdeling advisering raad van State inzake Wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter uitvoering van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PbEU 2013, L 182) (Uitvoeringswet richtlijn jaarrekening)
Wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter uitvoering van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PbEU 2013, L 182) (Uitvoeringswet richtlijn jaarrekening)
Advies Afdeling advisering Raad van State
Nummer: 2015D09583, datum: 2015-03-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.P.H. Donner, vicepresident van de Raad van State (Ooit CDA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2015Z04716:
- Indiener: I.W. Opstelten, minister van Veiligheid en Justitie
- Volgcommissie: vaste commissie voor Financiën
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (2010-2017)
- 2015-03-24 15:05: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2015-03-25 14:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (2010-2017)
- 2015-04-23 14:00: Wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter uitvoering van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PbEU 2013, L 182) (Uitvoeringswet richtlijn jaarrekening) (34176) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (2010-2017)
- 2015-07-01 14:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (2010-2017)
- 2015-09-01 15:05: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2015-09-03 10:14: Hamerstuk: Uitvoeringswet richtlijn jaarrekening (34176) (Hamerstukken), TK
Preview document (🔗 origineel)
No.W03.14.0478/II 's-Gravenhage, 6 februari 2015
...................................................................................
Bij Kabinetsmissive van 19 december 2014, no.2014002454, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter uitvoering van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PbEU 2013, L182), met memorie van toelichting.
Het wetsvoorstel voorziet in de implementatie van de Richtlijn jaarrekening.1 Deze richtlijn vervangt onder meer de vierde en de zevende richtlijn vennootschapsrecht. Deze richtlijnen zijn omgezet in Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. De Richtlijn jaarrekening leidt tot wijziging daarvan.
De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel naar de Tweede Kamer te zenden, maar acht op onderdelen aanpassing van het voorstel wenselijk. Zij adviseert op enkele punten de terminologie van het wetsvoorstel in overeenstemming te brengen met de terminologie van de richtlijn. Daarnaast adviseert zij tot een dwingende delegatiegrondslag voor openbaarmaking van het verslag van betalingen aan overheden inzake de winningsindustrie of houtkap van oerbossen.
1. Terminologie
a. De Richtlijn jaarrekening vervangt de term jaarrekening door
“jaarlijkse financiële overzichten” en de term jaarverslag door
“bestuursverslag”. Aan de inhoudelijke eisen waaraan deze documenten
moeten voldoen verandert niets. Daarom wordt voorgesteld de terminologie
van het BW te behouden. Volgens de toelichting bij het wetsvoorstel
worden de termen jaarrekening en jaarverslag in verschillende regelingen
gebruikt en als zodanig onder deze wettelijke begrippen herkend.
Wat de richtlijn aanduidt met “bestuursverslag” wordt in het BW meestal
met “jaarverslag” aangeduid (zie artikel 2:391 BW). In de praktijk wordt
het begrip jaarverslag echter gebruikt voor het geheel aan stukken
(financieel verslag of jaarrekening en bestuursverslag). Ook in de
literatuur en in wetgeving buiten Boek 2 is dit het geval.2 Het
verdient de voorkeur bij deze praktijk aan te sluiten door in de wet de
term bestuursverslag op te nemen en daarmee de terminologie van de
richtlijn te volgen. Het zoveel mogelijk volgen van de
richtlijnterminologie en -systematiek heeft bovendien als voordeel dat
de aansluiting tussen richtlijn en nationale regelgeving wordt
vereenvoudigd en dat interpretatieverschillen worden voorkomen.
Wat betreft de term jaarrekening geldt dat deze wel zodanig is ingeburgerd dat de Afdeling begrijpt dat deze term in de Nederlandse wet wordt gehandhaafd. Bovendien komen betekenis van het Nederlandse begrip jaarrekening en het richtlijnbegrip “jaarlijkse financiële overzichten” inhoudelijk overeen. Om een eensluidende uitleg van de begrippen uit wet en richtlijn te garanderen adviseert de Afdeling echter in artikel 2:361 BW te bepalen dat onder “jaarrekening” wordt verstaan: de jaarlijkse financiële overzichten als bedoeld in artikel 4 van de richtlijn.
De Afdeling adviseert het voorstel in het licht van het vorenstaande
aan te passen.
b. Artikel 16, eerste lid, onderdeel f, van de Richtlijn jaarrekening
bepaalt dat het bedrag en de aard van de afzonderlijke baten- of
lastenposten van uitzonderlijke omvang of
uitzonderlijke mate van voorkomen dienen te worden toegelicht.
In het voorgestelde artikel 2:377, lid 8 BW wordt dit
toelichtingsvereiste gereserveerd voor baten en lasten “die van een
bijzondere omvang zijn of in bijzondere mate
voorkomen.”
De Afdeling merkt op dat de keuze voor het woord “bijzonder” afwijkt van
het in de richtlijn gebruikte woord “uitzonderlijk”. De betekenis van
deze woorden is niet gelijk. Voorts wijst de Afdeling op het
voorgestelde artikel 2:386, lid 3 BW waarin, in overeenstemming met de
richtlijn, de term “uitzonderlijk” wordt gehanteerd.
Gelet op het bovenstaande adviseert de Afdeling ook in artikel 2:377 BW de terminologie van de Richtlijn jaarrekening te volgen.
2. Betalingen aan overheden
De Richtlijn jaarrekening bevat in hoofdstuk 10 een verplichting voor
grote ondernemingen en alle organisaties van openbaar belang die actief
zijn in de winningsindustrie of houtkap van oerbossen, om een verslag
openbaar te maken van betalingen aan overheden van de landen waar zij
activiteiten verrichten. Ter uitvoering daarvan wordt voorgesteld in een
nieuwe afdeling 8a een grondslag op te nemen om bij algemene maatregel
van bestuur te kunnen bepalen welke ondernemingen een dergelijk verslag
moeten opstellen en om nadere regels te kunnen stellen omtrent de inhoud
van het verslag.3 Volgens de toelichting is voor deze
formulering gekozen omdat de richtlijn de mogelijkheid opent dat de
reikwijdte ervan op termijn zal worden uitgebreid tot andere
bedrijfssectoren.
De Afdeling wijst erop dat artikel 42 van de Richtlijn jaarrekening (“de
lidstaten schrijven voor”) imperatief is geformuleerd en verlangt dat de
lidstaten in elk geval de beide hiervoor genoemde bedrijfssectoren
aanwijzen. Het voorgestelde artikel 2:392a BW bevat echter slechts een
facultatieve delegatiegrondslag (“kan worden bepaald”) voor in de
algemene maatregel van bestuur nader te omschrijven sectoren, hetgeen in
dit geval onnodig risico’s oplevert voor een juiste en volledige
implementatie. Mogelijk wordt op deze manier niet voldaan aan de
vereiste specificiteit, nauwkeurigheid en duidelijkheid om ten volle te
voldoen aan de door de EU-wetgever gestelde vereisten van duidelijkheid
en rechtszekerheid.4 Voorts is een aantal van de in
hoofdstuk 10 opgenomen regels zodanig concreet of vergelijkbaar met wel
in het wetsvoorstel uitgewerkte bepalingen dat niet duidelijk is waarom
het nodig is een algemene grondslag op te nemen voor het stellen van
nadere regels en waarom deze bepalingen niet in de wet zelf worden
opgenomen. Dit betreft bijvoorbeeld de verplichting om een
geconsolideerd verslag op te stellen (artikel 44) en de openbaarmaking
(artikel 45). Ten slotte wijst de Afdeling er op dat, anders dan in het
tot voorbeeld genomen artikel 2:417 BW het geval is, een verwijzing naar
concrete typen van richtlijnen ontbreekt. Daardoor is de
delegatiegrondslag onvoldoende begrensd.
Gelet op het voorgaande adviseert de Afdeling in het voorstel te voorzien in een dwingende delegatiegrondslag, niet te delegeren hetgeen voldoende concreet is om in de wet vast te leggen en voorts aan te duiden op welke typen richtlijnen de bepaling betrekking heeft.
3. Toelichting bij de jaarrekening en overige gegevens
In titel 9 van Boek 2 van het BW is een systematisch onderscheid aangebracht tussen enerzijds de gegevens over de toelichting bij de jaarrekening die zien op de financiële situatie van de rechtspersoon in het betrokken boekjaar en anderzijds de overige gegevens die op grond van de richtlijn aan de jaarrekening moeten worden toegevoegd. Voorschriften over laatstgenoemde gegevens zijn opgenomen in artikel 2:392 BW. Het wetsvoorstel doorbreekt deze systematiek door een deel van de gegevens die niet zien op de financiën in het betrokken boekjaar over te hevelen van artikel 2:392 BW naar de afdeling over de toelichting op de jaarrekening.5 In de toelichting wordt deze verplaatsing niet dragend gemotiveerd, net zomin als het criterium voor de keuze welke onderdelen wel en niet worden verplaatst, terwijl dat tegen de achtergrond van de door de wetgever gekozen systematiek in titel 2.9 wel wenselijk is.
De Afdeling adviseert de toelichting in het licht van het bovenstaande aan te vullen en zo nodig het voorstel aan te passen.
4. Beperking afschrijvingstermijn goodwill
De Richtlijn jaarrekening brengt een wijziging aan in de voorschriften over de afschrijving van goodwill. Uitgangspunt is dat deze wordt afgeschreven over de economische gebruiksduur. In uitzonderlijke gevallen, wanneer de gebruiksduur van de goodwill niet met zekerheid kan worden geraamd, worden die vaste activa over een door de lidstaten te bepalen maximumperiode afgeschreven.6 Deze wijziging is verwerkt in artikel 2:386, lid 3 BW. Aan dat lid wordt voorts een vierde volzin toegevoegd waaruit volgt dat in de toelichting bij de jaarrekening opgave wordt gedaan van de afschrijvingsduur van de kosten van goodwill onder vermelding van de redenen voor deze duur. De Afdeling leest de bepaling in de richtlijn aldus dat deze slechts betrekking heeft op de vorengenoemde uitzonderlijke gevallen, terwijl de toe te voegen zin in het wetsvoorstel ertoe leidt dat zij altijd van toepassing is op de afschrijvingsduur van de goodwill.
De Afdeling adviseert aan te sluiten bij de richtlijn en de motiveringsplicht in de toelichting te beperken tot de uitzonderlijke gevallen waarin de gebruiksduur niet met zekerheid kan worden geraamd.
5. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.
De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging
het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.
De vice-president van de Raad van State,
Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W03.14.0478/II
Artikel I, onderdeel P, onder 1, als volgt formuleren:
1. Het derde lid vervalt, waarna het vierde en vijfde lid worden vernummerd tot derde en vierde lid.
Artikel I, onderdeel R, als volgt formuleren:
In artikel 392, eerste lid, vervallen de onderdelen c en g onder verlettering van de onderdelen d, e, f en h tot c, d, e en f.
Bij de artikelsgewijze toelichting aangeven op welk artikel in Romeinse cijfers en welk onderdeel (in hoofdletters) de wijziging betrekking heeft.
In het voorgestelde artikel I, onderdeel W, onder 1 (artikel 396, eerste lid) “Behoudens” vervangen door: Onverminderd.
In artikel I, onderdeel W, onder 4 “soort schuld of” vervangen door “schuld of” en onder 8 “392” vervangen door: , 392.
Artikel I, onderdeel Y (artikel 398), onder 4 lid 8 (nieuw) schrappen en lid 7 nieuw na “(PbEU 2013, L 182)” aanvullen met: en op rechtspersonen die als zodanig bij algemene maatregel van bestuur worden aangewezen wegens hun omvang of functie in het maatschappelijk verkeer. Tevens artikel I, onderdeel Z, onder 2 (artikel 402), artikel I, onderdeel AA, onder 4 (artikel 403) en artikel I, onderdeel BB, onder 1 (artikel 407) hieraan aanpassen.
Artikel I, onderdeel AA, onder 1 (artikel 403) als volgt formuleren:
1. In het eerste lid, onderdeel c, wordt “de zevende richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen inzake het vennootschapsrecht of een der beide richtlijnen van de Raad van de Europese Gemeenschappen betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen” vervangen door: richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PbEU 2013, L 182).
In artikel II, onderdeel A, “3” vervangen door: 4.
De implementatietabel, tweede kolom, nader bezien, omdat de toelichting “behoeft geen implementatie (reeds opgenomen in nationale wetgeving)” ook wordt gegeven indien wel wijzigingen zijn doorgevoerd op grond van de Richtlijn jaarrekening. Zie bijvoorbeeld artikel 12, elfde lid, Richtlijn jaarrekening en de daarmee corresponderende wijziging van artikel 2:386, lid 3 BW.
Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PbEU 2013, L182).↩︎
Zie bijv. artikel 157b van de Wet op de expertisecentra waarin gesproken wordt over het bestuursverslag als bedoeld in artikel 2:391 BW.↩︎
Het voorgestelde artikel 2:392a BW.↩︎
Zie ook het advies van de Afdeling advisering d.d. 13 januari 2014 inzake de Omgevingswet, (Kamerstukken II 2013/14, 33 962, nr. 4). In paragraaf 3.2.2 van dat advies wordt verwezen naar het ook hier relevante arrest van het Hof van Justitie van de EU van 14 maart 2006, ECLI:EU:C:2006:173, C-177/04, Commissie/Frankrijk, punt 48.↩︎
Titel 2.9, afdeling 5; de voorgestelde artikelen 2:380a, 380c en 380d.↩︎
Artikel 12, elfde lid, Richtlijn jaarrekening.↩︎