[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Brief aan de Gemeente Delfzijl over Aardbevingsbestendigheid van industriële constructies

Bijlage

Nummer: 2015D18668, datum: 2015-05-21, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Antwoord op vragen van de leden Jan Vos, Van Dekken en Nijboer over de aardbevingsbestendigheid van het Chemiepark in Delfzijl (2015D18666)

Preview document (🔗 origineel)


Geachte heer G.,

In uw brief van 15 april jl. spreekt u uw zorgen uit over de lang
aanhoudende onduidelijkheid over omgevingsrisico’s wanneer
aardbevingen schade zouden veroorzaken bij chemische fabrieken, in het
bijzonder op Chemiepark Delfzijl. Ook aan de Dialoogtafel en in de media
hebt u deze zorgen geuit. 

Mijn antwoordbrief gaat ook naar de mede-ondertekenaars van uw brief, 

de heer Van den Berg en de heer Brouns.

Het mogelijke effect van aardbevingen op industriële installaties en
constructies, met de risico’s die daar voor de omgeving uit kunnen
voortvloeien, is een punt van zorg dat ik met u deel en dat eveneens
leeft bij het bedrijfsleven zelf. Feit is dat de aardbevingen tot nu toe
geen schade hebben toegebracht bij bedrijven op Chemiepark Delfzijl.
Niettemin laat het bedrijfsleven momenteel kwalitatieve analyses
uitvoeren naar de mogelijke risicovolle delen van de industrie in de
regio, waaronder het Chemiepark, vooruitlopend op kwantitatieve
analyses.

De kans op geïnduceerde aardbevingen en de omvang van hun effecten in
de specifieke Groningse bodem zijn met veel wetenschappelijke
onzekerheid omgeven. Tot nu toe, ook in de voorlopige nationale
praktijkrichtlijn voor aardbevingsbestendig bouwen (NPR), is uitgegaan
van een inschatting die alle onzekerheden ruim naar boven afrondt en die
de stuurgroep Impact assessment NPR (commissie Haenen) in januari 2015
daarom kenschetste als “conservatief”. Om die onzekerheden te
verminderen en te komen tot een meer realistische schatting lopen thans
diverse nadere onderzoeken door het KNMI en de NAM. Onderdeel daarvan is
het verzamelen van meer gegevens over de concrete situatie in Groningen
door middel van meetpunten in de hele regio, waaronder op het Chemiepark
Delfzijl. Teneinde een bestuurlijke afweging te maken van de risico’s
en onzekerheden ontvang ik in de zomer advies van de commissie Omgaan
met normen en overschrijdingskansen.

Ondanks de genoemde onzekerheden onderzoekt het bedrijfsleven in de
regio of versterking van installaties en bedrijfsgebouwen nodig is. Een
complicerende factor daarbij is dat we in Nederland geen normen hebben
voor aardbevingsbestendig bouwen. En de voorlopige richtlijn NPR is
alleen gericht op woningen, niet op industriële installaties en
constructies. Medio 2013 heb ik met de Samenwerkende Bedrijven Eemsdelta
(SBE) het initiatief genomen voor een werkgroep die onafhankelijke
onderzoeken begeleidt naar de aardbevingsbestendigheid van industriële
installaties in de Eemsdelta. In de werkgroep participeren ook
vertegenwoordigers van KNMI, Deltares, TNO en NAM. De Veiligheidsregio
en de DEAL-gemeenten (Delfzijl, Eemsmond, Appingedam, Loppersum)
participeerden aanvankelijk ook in de werkgroep, maar zijn al enige tijd
niet meer bij de vergaderingen geweest. 

De werkgroep heeft gekozen voor een secure en eenduidige methode. Deze
moest echter nog ontwikkeld worden omdat er geen nationale norm of
aanpak is voor het vaststellen of toetsen van de
aardbevingsbestendigheid van industriële installaties. Op mijn verzoek
hebben Deltares en TNO een handreiking ontwikkeld voor het uitvoeren van
studies naar het effect van aardbevingen voor bedrijven in de
industriegebieden Delfzijl en Eemshaven. Met behulp van deze
handreiking, waarvan de eerste versie begin 2014 verscheen, zijn
ingenieursbureaus aan het werk gegaan in opdracht van individuele
industriële bedrijven. Omdat het hier om nieuwe vormen van onderzoek
gaat waarbij eenduidige beoordeling belangrijk is, wordt de opzet van
dergelijke onderzoeken tevoren goedgekeurd door Deltares en TNO. De
ervaringen uit de feitelijke onderzoeken worden gedeeld tussen de
uitvoerende bureaus en de bedrijven, en leiden waar nodig tot aanpassing
van de handreiking; er is inmiddels een vierde versie beschikbaar. De
onderzoeken zelf worden vergoed door de NAM. 

De ontwikkelde aanpak begint met een 1e fase waarin globaal
(kwalitatief) wordt onderzocht welke delen van installaties relevant
zijn in het kader van externe veiligheid en welke daarvan schade kunnen
oplopen na een aardbeving. Na dit onderzoek wordt duidelijk welke
installaties niet nader onderzocht hoeven te worden omdat de kans dat ze
ernstig beschadigd raken heel klein is, of omdat de schadelijke gevolgen
van beschadiging erg klein zijn. De 2e fase is gericht op de
overblijvende installaties en behelst het uitrekenen tegen welke
intensiteit van aardbeving ze bestand zijn, en het bepalen of
versterkingsmaatregelen nodig zijn en zo ja, welke maatregelen dat
kunnen zijn. In de 3e fase worden noodzakelijke versterkingsmaatregelen
uitgevoerd. 

Het onderzoeksproces is er vooral op gericht om de langere termijn
bestendigheid tegen eventuele zwaardere aardschokken in beeld en zo
nodig op peil te brengen. De totale doorlooptijd van de drie fasen kan
oplopen tot twee jaar; een reële schatting is nog moeilijk te maken. De
prioriteit ligt daarom bij bedrijven die vallen onder de voorschriften
van het Besluit risico’s zware ongevallen (BRZO). Het is de bedoeling
dat de onderzoeksresultaten in het reguliere kader van
vergunningverlening worden gecommuniceerd met het bevoegd gezag, in casu
de gemeenten Delfzijl en Eemsmond, en de Veiligheidsregio Groningen. 

Het onderzoeksproces heeft veel tijd nodig gehad om tot een eenduidige
en kwalitatief verantwoorde aanpak te komen van de onderzoeken, die voor
alle uitvoerende ingenieursbureaus nieuw waren. Ook de samenwerking
tussen de ingenieursbureaus, de opdrachtgevende bedrijven, de NAM en
Deltares/TNO heeft veel afstemming en nadere afspraken nodig gehad. Bij
vier BRZO-bedrijven is onderzoek in fase 1 afgerond, en bij vijf andere
BRZO-bedrijven start dit binnenkort. Uit de fase 1 onderzoeken blijkt
dat bij veel installaties geen nader onderzoek nodig is. Een van de
BRZO-bedrijven bereidt een onderzoek in fase 2 voor, als pilot die ook
model zal staan voor de aanpak van dergelijk onderzoek bij andere
bedrijven wanneer het fase 1 onderzoek daar aanleiding toe geeft.

Mijn inschatting is dat het onderzoeksproces zeker versneld kan worden,
maar niet door eenzijdige interventies vanuit Den Haag. Ik waardeer het
initiatief van de Groningse bedrijven waarbij relevante deskundige
partijen en overheden zich hebben aangesloten. Die gezamenlijkheid moet
uitgangspunt blijven, want de combinatie van deskundigheden van alle
betrokkenen is noodzakelijk om verder te komen. Gezien uw verzoek om
meer sturing en coördinatie zal ik de Nationaal Coördinator Groningen
vragen om met de betrokken partijen te bespreken hoe het
onderzoeksproces in een hogere versnelling gebracht kan worden. Daar
hoort wat mij betreft ook bij het bespreken van de kosten van
noodzakelijk bevonden preventieve versterkingsmaatregelen voor
industriële constructies.

Hoogachtend,

(w.g.)	H.G.J. Kamp

Minister van Economische Zaken

Directoraat-generaal Energie, Telecom & Mededinging

Directie Energiemarkt



Ons kenmerk

DGETM-EM / 15061944









	Pagina   PAGE   \* MERGEFORMAT  3  van   SECTIONPAGES   \* MERGEFORMAT 
3 







Directoraat-generaal Energie, Telecom & Mededinging

Directie Energiemarkt

Bezoekadres

Schedeldoekshaven 200

2511 EZ Den Haag

Postadres

Postbus 20401

2500 EK Den Haag

Factuuradres

Postbus 16180

2500 BD Den Haag

Overheidsidentificatienr

00000001003214369000

T	070 379 8911 (algemeen)

www.rijksoverheid.nl/ez





Ons kenmerk 

DGETM-EM / 15061944 





> Retouradres Postbus 20401 2500 EK Den Haag



Gemeente Delfzijl





Datum	13 mei 2015

Betreft	Aardbevingsbestendigheid van industriële constructies



	Pagina   PAGE   \* MERGEFORMAT  1  van   SECTIONPAGES   \* MERGEFORMAT 
3