[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Reactie op de Monitor Duurzaam Nederland (CBS, 2014) - hoofdstuk 4: Groene Groei

Bijlage

Nummer: 2015D23665, datum: 2015-06-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Tussenbalans Groene Groei (2015D23662)

Preview document (šŸ”— origineel)


Bijlage 3:

Reactie op de Monitor Duurzaam Nederland (CBS, 2014) - hoofdstuk 4: Groene Groei

In het najaar 2014 is de Monitor Duurzaam Nederland (MDN) van het CBS en de drie planbureaus (PBL, CPB en SCP) voor de derde maal gepubliceerd. Hierin zijn indicatoren en visualisaties van duurzaamheid in meest brede zin, ook met betrekking tot sociale cohesie, solidariteit, arbeidsmobiliteit en internationale ontwikkelingssamenwerking opgenomen. In deze kabinetsreactie, als onderdeel van de Tussenbalans Groene Groei, focussen wij op de onderdelen die een relatie hebben met groene groei, zonder af te doen aan het belang van de andere themaā€™s van duurzame ontwikkeling.

De monitor schetst een beeld van de impact van de Nederlandse consumptie en productie op het milieu en de leefomgeving binnen en buiten ons land op basis van zes samengestelde indicatoren. Deze verschaffen overigens een beeld op zogenaamd outcome-niveau, waarbij niet zonder meer uitspraken kunnen worden gedaan over de impact van de overheidsinzet op vergroening van de economie in de afgelopen jaren.

De zes groenegroei-indicatoren sluiten aan bij het OESO-raamwerk en zijn:

Milieu-efficiƫntie: emissies van broeikasgassen en emissies naar water (bijvoorbeeld zware metalen), nutriƫntenoverschot van de agrarische sector en afval.

Grondstoffenefficiƫntie: verbruik van energie en van materialen (metalen, biomassa en mineralen).

Natuurlijke hulpbronnen: biodiversiteit, oppervlak groen gebied, energiereserves, houtvoorraad en visbestanden.

Milieukwaliteit van leven: invloed van lucht-, water- en bodememissies op bijvoorbeeld fijn stof en biologische en chemische waterkwaliteit.

Groene beleidsinstrumenten: aandeel groene belastingen en milieusubsidies, en milieukosten aandeel in het BBP.

Economische kansen: aandeel van groene patenten, aandeel van de milieusector (bijvoorbeeld duurzame energie) in de toegevoegde waarde en werkgelegenheid.

Overwegend absolute ontkoppeling, internationaal gemiddeld

Bijna alle milieudrukindicatoren laten zien dat de emissies en het verbruik van grondstoffen door productie in Nederland in de periode 2001 ā€“ 2013 zijn afgenomen. In deze periode is onze economie (productie) gegroeid met 12 procent. De uitstoot van broeikasgassen is met 8 procent gedaald. Er is in Nederland overwegend sprake geweest van een absolute ontkoppeling tussen economische groei en milieudruk, zowel in de periode voor 2008 als daarna, de periode van economische neergang. Onze voetafdruk in het buitenland laat een minder gunstig beeld zien. Europees en binnen de OECD scoort Nederland daarmee gemiddeld.

Gemengd beeld bij enkele indicatoren

Koolstofafdruk: Onze broeikasgasemissie laat een dalende trend zien voor de economische activiteiten in eigen land. Maar de emissie gerelateerd aan materialen geproduceerd in het buitenland en door Nederland geĆÆmporteerd vertoont een stijgende trend.

Grondstoffenvoetafdruk: Het materialengebruik in Nederland is fors gedaald. Toch is onze voetafdruk voor grondstoffen gestegen omdat door ons gebruikte grondstofintensieve producten steeds meer in het buitenland worden vervaardigd.

Nutriƫnten: Bij nutriƫnten zijn de overschotten sinds 2001 aanzienlijk gedaald: stikstof met 33% en fosfor met 62%. De trend, absolute ontkoppeling, is daarmee goed. Toch is het niveau nog te hoog om aan de beleidsdoelen te voldoen en scoort Nederland vergeleken met Europa en OECD niet goed.

Energie: Het energieverbruik door Nederlandse productie ligt in 2013 op het zelfde niveau als in 2001. Er is gemiddeld over deze periode geen sprake van absolute ontkoppeling, echter wel over de periode na 2008.

Kwaliteit leefomgeving: Ook op het gebied van kwaliteit van de leefomgeving is het beeld gemengd. Met de kwaliteit van het oppervlaktewater en omzetting van groen gebied in bebouwd gebied scoort Nederland relatief laag. De verminderde stedelijke blootstelling aan fijnstof en het lichte herstel van de biodiversiteit (sinds 2008) zijn positieve ontwikkelingen. De biodiversiteit staat nog wel onder druk, hoewel wij in Europa een middenpositie innemen.

Duidelijke verschillen tussen bedrijfstakken

Interessant is de uitsplitsing van de prestaties naar verschillende bedrijfstakken. Er zijn behoorlijke verschillen tussen de bedrijfstakken en tussen de prestaties in de periode voor en na 2008. Goed scoorden de emissie-intensieve industrieƫn als de chemische- en olieverwerkende industrie, waar de toegevoegde waarde tussen 2001 en 2008 met 21 % steeg, terwijl de emissies met 15 % daalden. Ook de energiebedrijven, de landbouw en de basismetaalindustrie hebben in die periode een absolute ontkoppeling laten zien. In de transportsector, overheid en zorgsector is sprake geweest van relatieve ontkoppeling. In de zakelijke dienstverlening is de milieudruk sterker gestegen dan de economische groei. Vanaf 2008 stagneerde deze ontwikkeling overigens, hoewel de meest emissie-intensieve sectoren nog steeds een verbetering laten zien.

Nederland in internationaal perspectief: onze voetafdruk

Consumptie en productie in Nederland hebben, in vergelijking met EU-landen, een grote en stijgende milieudruk in overige landen, met name ontwikkelingslanden, tot gevolg (voetafdruk). Nederland importeert relatief veel natuurlijk kapitaal (biomassa, grondstoffen). Oorzaak hiervan is een relatief hoog aandeel basisindustrie die zeer grondstofintensief produceert voor verwerkende industrieƫn elders. De biodiversiteitsvoetafdruk daalt sinds 2000, hoewel de daling recentelijk lijkt af te vlakken. Tegenover de milieudruk die onze consumptie- en productiewijzen internationaal veroorzaakt, staat dat wij veel ontwikkelingshulp en financiƫle overdrachten verschaffen.

Beleidsinstrumenten en economische kansen

Groene beleidsinstrumenten: Het aandeel groene belastingen in de totale belastingopbrengst neemt de afgelopen jaren iets af. Het aandeel milieusubsidies in de overheidsuitgaven is constant sinds 2005 en de uitgaven voor milieubescherming als percentage van het BBP is gedaald. Toch scoort Nederland internationaal gezien erg hoog op deze indicatoren. Wij hebben een van de hoogste aandelen groene belastingen en een hoog impliciet belastingtarief op energie.

Het kabinet wil hierbij opmerken dat het aandeel milieubelastingen in de komende jaren flink zal toenemen vanwege de Opslag Duurzame Energie.

Economische kansen: De kansen die voortkomen uit groene groei nemen toe. Ons internationale aandeel en het absolute aantal groene patenten is hoog en neemt verder toe. Het aandeel van de milieusector in de toegevoegde waarde en werkgelegenheid groeit. In de duurzame energie sector bijvoorbeeld met 23 % sinds 2001, terwijl de werkgelegenheid in ons land in totaal met 2 % steeg. Het aandeel milieu-investeringen is hoger dan in 2001, hoewel sinds 2007 sprake is van een dalende trend.

Welke lessen trekt het kabinet hier uit

Goede prestatie: De Nederlandse economie oefent minder directe druk uit op het milieu dan in 2001. De bedrijven, daartoe mede gestimuleerd en waar nodig bijgestuurd door de overheid, hebben daarmee een goede prestatie geleverd.

Extra inspanning nodig: Dat betekent niet dat we geen extra inspanningen moeten leveren voor de toekomst. Internationaal gezien scoren we gemiddeld ten opzichte van de landen in de EU en OESO. Dat is geen reden tot grote tevredenheid.

Voetafdruk verslechtert: Onze voetafdruk voor broeikasgassen en grondstoffen hebben we in eigen land steeds beter op orde. Maar deze blijft door de wijze van produceren van bedrijven in het buitenland aanzienlijk en verslechtert zelfs. In de pijler vergroening via hulp, handel en investeringen komen wij terug op onze inzet hierin verbetering te brengen.

Nutriƫnten goed op weg: Bij het reduceren van het nutriƫntenoverschot heeft ons bedrijfsleven een grote prestatie geleverd. Europees en binnen de OECD gezien is onze positie nog niet goed. In de pijler stimulerende wet- en regelgeving en bij het domein voedsel beschrijft het kabinet de aanpak om ook op dit punt verder verbeteringen te stimuleren.

Evaluatie van het Energieakkoord: De MDN geeft aan dat het energieverbruik in 2013 door Nederlandse productie op het zelfde niveau ligt als in 2001. Er is dus geen sprake van absolute ontkoppeling. De monitor heeft niet de doelstellingen voor duurzame energie voor de periode tot 2020 bezien. Hierover wordt de Kamer geĆÆnformeerd in het domein energie.

Transitie vergt voortgaande inzet: Hoewel de MDN werkt met cijfers uit 2013, en daarom meer een indicatie geeft van waar we op moeten inzetten dan een oordeel over de effectiviteit van het kabinetsbeleid, laat de MDN duidelijk zien dat de transitie naar groene groei tijd en doorgaande inzet vergt.

Toekomstige ontwikkeling MDN

Toevoegen handelingsperspectief en verbeteren dataset

In zijn huidige vorm geeft de Monitor Duurzaam Nederland een bruikbaar overzicht van ontwikkelingen op gebied van de economie en het natuurlijk en sociaal kapitaal. Tegelijkertijd is het duidelijk dat de MDN verder dient te ontwikkelen om de indicatoren en visualisaties beter te kunnen duiden naar handelingsperspectieven voor vervolgacties. Zo is het gewenst dat de samenhang en onderlinge afhankelijkheden tussen economisch, natuurlijk en sociaal kapitaal nog explicieter geduid worden, en bestaan bij de uitkomsten van de voetafdrukberekeningen nog behoorlijke onzekerheden door gebrek aan goede of recente data.

Internationale vergelijking op bedrijfstakniveau

Er bestaan behoorlijke verschillen tussen sectoren en bedrijfstakken, ook tussen de periode voor en na 2008. Het kabinet zal het CBS en planbureaus vragen in de volgende monitor op bedrijfstakniveau een vergelijking te maken met EU- en OECD-landen. Dan wordt duidelijker wat we mogen verwachten van de bijdrage van bedrijven en zien we de totale Nederlandse bijdrage ook in het perspectief van onze sectorstructuur.

Aansluiten op Sustainable Development Goals

De MDN-systematiek dient ook recht te doen aan de uitkomsten van de besluitvorming over de Sustainable Development Goals (SDGā€™s) op VN-niveau. Daarbij wil Nederland zijn kennis op het gebied van statistiek inzetten voor een logische samenhang, ook internationaal, tussen verschillende methodieken op verschillende schaalniveaus. In samenwerking met onder andere het Global Reporting Initiative en The Sustainability Consortium moet gekeken worden hoe het mondiale niveau van de SDGā€™s naast doorvertaling naar nationaal niveau, ook gekoppeld kan worden aan het organisatie- en productniveau (ā€˜alignmentā€™). Het rapport Reporting on sustainable development at national, company and product levels vormt hierbij het uitgangspunt.

Het kabinet vraagt CBS en de planbureaus om voorstellen uit te werken voor het versterken van de verbindingen tussen economie en het natuurlijk en sociaal kapitaal in de Monitor Duurzaam Nederland en zijn onderliggende modellen. Het rapport Monitor Materiaalstromen Plus dient hierbij als belangrijke bouwsteen te worden opgenomen. In deze haalbaarheidstudie wordt conceptueel uitgewerkt hoe verschillende grondstofgerelateerde themaā€™s (circulaire economie, biobased economy, deeleconomie, grondstoffenefficiĆ«ntie, voorzieningszekerheid, duurzaamheid van grondstoffen, natuurlijkkapitaalrekeningen, eco-innovatie) geĆÆntegreerd kunnen worden, mede op basis van beschikbare informatie.