Reactie op de motie van het lid Van Tongeren inzake het duurzaamheidsaandeel van de innovatie-instrumenten
Bijlage
Nummer: 2015D23667, datum: 2015-06-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Tussenbalans Groene Groei (2015D23662)
Preview document (🔗 origineel)
Bijlage 4: Reactie op de motie van Het lid Van Tongeren inzake het duurzaamheidsaandeel van de innovatie-instrumenten
Op 16 oktober 2014 is door Het lid Van Tongeren een motie ingediend, en na stemming aangenomen, om te onderzoeken hoe het aandeel innovatiesubsidies dat bijdraagt aan de verduurzaming vergroot kan worden.1 Aan de motie lag ter overweging dat volgens de Monitor Bedrijvenbeleid 2014 van het Ministerie van Economische Zaken slechts een beperkt deel van de innovatiesubsidies bijdraagt aan vergroening van de economie, constaterende dat in het Kaderbesluit EZ-subsidies een bepaling is opgenomen dat een subsidieregeling alleen wordt vastgesteld indien de subsidiabele activiteiten tevens op enigerlei wijze bijdragen aan een aspect van duurzaamheid.
In 2009 is al eerder een globale schatting aan de Tweede Kamer gerapporteerd over het duurzaamheidsaandeel in de innovatiesubsidies (ca. 50%) op basis van het toen gehanteerde duurzaamheidsbegrip langs de lijnen People, Planet, Profit2. In 2011 is de in de motie aangehaalde duurzaamheidsbepaling in het Kaderbesluit EZ-subsidies in werking getreden.3 In de bepaling worden nadrukkelijk drie dimensies van duurzaamheid onderscheiden: de economische, ecologische en sociale dimensie van duurzaamheid. Duurzaamheid is een ruimer begrip dan groene groei dat verwijst naar economische en ecologische aspecten en domeinen van de groengroeistrategie van het kabinet. Beide begrippen kunnen dus niet als synoniemen worden beschouwd. Een vergelijking in de tijd van cijfers op basis van een duurzaamheidsbegrip met die op basis van de smaller gedefinieerde groenegroeicijfers uit de Monitor Bedrijvenbeleid 2014 geeft geen indicatie over de ontwikkeling van de verduurzaming of de mate van vergroening van de economie. De onderstaande figuur illustreert de reikwijdte van de uiteenlopende begrippen.
Ter beantwoording van de motie wordt een zo juist en actueel mogelijk beeld geschetst van het duurzaamheidsaandeel van de innovatie-instrumenten van EZ. Daartoe is gewerkt met de nieuwste concepten, zoals die in het kader van de Monitor Duurzaam Nederland van het CBS (voor wat betreft groene groei) en de maatschappelijke uitdagingen zoals benoemd in het Europese financieringsprogramma voor onderzoek en ontwikkeling Horizon 2020. Deze maatschappelijke uitdagingen staan centraal in het Europese R&D- en innovatiebeleid en bieden de thans gangbare omschrijving van de voor verduurzaming relevante maatschappelijke thema’s in het innovatiebeleid. Daarbij dient te worden opgemerkt dat deze maatschappelijke uitdagingen onderdeel zijn van een nog ruimer duurzaamheidsbegrip, waartoe ook thema’s zoals als bestaanszekerheid, maatschappelijke ongelijkheid, pensioenvoorzieningen en vrije tijdsbesteding worden gerekend.4 Deze thema’s zijn niet relevant en ook niet te operationaliseren als het om de instrumenten gericht op innovatiestimulering gaat. Ze blijven hier dan ook verder buiten beschouwing.
Om aan te sluiten bij eerdere rapportages over groene groei is gekozen om de analyse te richten op de toegekende rijksmiddelen in 2013. Het duurzaamheidsaandeel is bepaald aan de hand van de maatschappelijke thema’s ontleend aan Horizon 2020. Dit aandeel in de reguliere innovatie-instrumenten (WBSO, RDA, TKI, energie-innovatie, MIT, SBIR, Innovatiekrediet, Eurostars, JTIs, Eureka en Seed Capital) ligt gemiddeld tussen de 62 en 72 procent gemeten naar het aantal projecten en tussen de 68 en 78 % gemeten naar het budget. Als ook de meer toepassingsgerichte energie-gerelateerde en plattelandsgerichte innovatieregelingen worden meegenomen, stijgt het gemiddelde duurzaamheidsaandeel naar 80 tot 90 procent. De percentages per instrument zijn terug te vinden in tabel 1 achter deze bijlage.
Deze percentages liggen vanzelfsprekend hoger dan de eerder in de Monitor Bedrijvenbeleid 2014 gepubliceerde aandelen van groene groei in de WBSO en MIT (respectievelijk 12 en 58 procent)5 omdat groene groei een beperkter aantal thema’s omvat dan het gehanteerde duurzaamheidsbegrip op basis van maatschappelijke uitdagingen. De volgende tabel illustreert de verschillen in cijfermatige uitkomsten voor de WBSO, MIT en TKI-toeslag op basis enerzijds van maatschappelijke uitdagingen (MU) en anderzijds van groene groei (GG).
Instrument | Duurzaamheids-aandeel 2013 geschat (naar aantal projecten) | Duurzaamheids-aandeel 2013 geschat (naar budgetten) |
---|---|---|
WBSO/RDA6 | MU: 62-72% GG: 7%-17%* |
MU: 66-76% GG: 29-39%* |
TKI-toeslag (uitgegeven TKI-toeslag 2013) |
MU: 58-68% GG: 47%-57% |
MU: 27%-37% GG: 20%-30% |
MIT7 | MU: 72-82% GG: 59%-69% |
MU: 72-82% GG: 53%-63% |
* betreft enkel WBSO exclusief RDA
Conclusie
Op basis van deze cijfers constateert het kabinet dat, gemeten naar budget, in 2013 een groot deel (circa 70 %) van de innovatie-subsidies heeft bijgedragen aan facetten van duurzaamheid (gemeten naar maatschappelijke uitdagingen).
Het aandeel daarbinnen voor groene groei is logischerwijze bij generieke instrumenten als de WBSO kleiner. Voor meer gerichte instrumenten als de TKI-toeslag en de MIT is het verschil niet groot. In de Monitor Bedrijvenbeleid 2015, die na de zomer uitkomt, zal het aandeel groene groei voor alle innovatie-instrumenten worden opgenomen.
Het reguliere innovatie-instrumentarium van EZ biedt voldoende ruimte voor duurzaamheidsinitiatieven uit de samenleving. In het geval van de fiscale innovatieregelingen WBSO en RDA zonder dat daar een aparte duurzaamheidsbepaling aan ten grondslag ligt.8
In de motie Van Tongeren ziet het kabinet een aansporing om in te blijven zetten op het verbinden van innovatiebeleid met maatschappelijke uitdagingen en te blijven koersen op de groenegroeistrategie ten einde het duurzaamheidsaandeel in de innovatie-instrumenten waar mogelijk te vergroten.
Tabel 1: Overzicht duurzaamheidsaandeel van het innovatie-instrumentarium
Instrument | Aantal projecten 2013 |
Omvang toegekende Rijksmiddelen in € mln. 2013 | Toedeling op basis van… | Duurzaamheids-aandeel geschat (naar aantal projecten) | Duurzaamheids-aandeel geschat (naar budgetten) | Maatschappelijke Uitdagingen |
---|---|---|---|---|---|---|
WBSO/RDA9 | 57.471 | € 988 | gewogen trefwoorden-analyse | MU: 62-72% GG: 7%-17% |
MU: 66-76% GG: Niet bepaald |
|
TKI-toeslag (uitgegeven TKI-toeslag 2013) |
146 | € 19,7 | project-omschrijving | MU: 58-68% GG: 47%-57% |
MU: 27%-37% GG: 20%-30% |
|
Energie innovatie10 | 100 | € 42,2 | regeling-doelstelling | 100% | 100% |
|
MIT11 | 173 | € 13,8 | project-omschrijving | MU: 72-82% GG: 59%-69% |
MU: 72-82% GG: 53%-63% |
|
SBIR | 4 | € 4,4 | sub-doelstelling | 100% | 100% |
|
Innovatiekrediet | 36 | € 51,8 | project-omschrijving | 92-100% | 92-100% |
|
Eurostars | 33 | € 11,1 | project-omschrijving | 86-96% | 86-96% |
|
Joint Technology Initiatives (JTI) | 14 | € 23,9 | project-omschrijving | 74-84% | 57-67% |
|
Eureka Clusters | 9 | € 15,4 | project-omschrijving | 73-83% | 76-86% |
|
SEED Fondsen12 | 3 | € 12,0 | fonds- omschrijving |
62-72% | 62-72% |
|
Totaal | Aantal projecten 2013 |
Omvang toegekende Rijksmiddelen in € mln. 2013 | Toedeling op basis van… | Duurzaamheids-aandeel geschat (naar aantal projecten) | Duurzaamheids-aandeel geschat (naar budgetten) | Maatschappelijke Uitdagingen |
Maatschappelijke uitdagingen gemiddeld over alle regelingen | 57.989 | € 118213 | Gemengde aanpak | 62-72% | 68-78% |
|
Tweede Kamer, 34 000-XIII nr. 40.↩︎
Tweede Kamer, 30 196 nr. 85.↩︎
Staatsblad 2011, nr. 348.↩︎
CBS, Monitor Duurzaam Nederland 2014: indicatorenrapport, Den Haag/Heerlen, november 2014.↩︎
Monitor Bedrijvenbeleid 2014, Ministerie van Economische Zaken, pagina 86.↩︎
Bron: RVO.nl | WBSO/RDA | 29 april 2015↩︎
Voor de MIT is voor deze indeling gekozen voor het indelen van de openbare projecten op Volginnovatie.nl. Dit betekent dat 242 verstrekte Vouchers en een aantal projecten van niet openbaar te maken deelnemers niet zijn opgenomen in de totalen.↩︎
Beide regelingen zijn vormgegeven in de fiscale wetgeving en vallen niet onder het Kaderbesluit EZ-subsidies.↩︎
Bron: RVO.nl | WBSO/RDA | 29april 2015↩︎
Bron: Innovatiesensor RVO.nl, 31 maart 2015↩︎
Voor de MIT is voor deze indeling gekozen voor het indelen van de openbare projecten op Volginnovatie.nl. Dit betekent dat 242 verstrekte Vouchers en een aantal projecten van niet openbaar te maken deelnemers niet zijn opgenomen in de totalen.↩︎
2 van de 3 Seedfondsen uit 2013 hebben een duidelijke focus, alle projecten vallen onder de Maatschappelijke Uitdagingen. Het 3e fonds is nog bezig met de opbouw van de portfolio en kan daarom nog niet eenduidig geplaatst worden.↩︎
Op basis van de in de tabel opgenomen afgeronde bedragen.↩︎