[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Rapportage uitzendbranche

Bijlage

Nummer: 2015D27792, datum: 2015-07-08, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Stand van zaken uitzendsector (2015D27791)

Preview document (šŸ”— origineel)


Rapportage uitzendbranche

Context

Uitzendarbeid

We streven in Nederland naar een fatsoenlijke arbeidsmarkt waarin de
rechten van werknemers worden gerespecteerd en oneigenlijk gebruik van
flexconstructies wordt tegengegaan. Van belang is flexibele en vaste
arbeid beter met elkaar in balans te brengen. Daarom is bijvoorbeeld ook
de Wet Werk en Zekerheid (Wwz) tot stand gekomen. Uitzendarbeid levert
een belangrijke bijdrage aan de flexibiliteit van de Nederlandse
arbeidsmarkt. Jaarlijks zijn er ongeveer 700.000 uitzendkrachten aan de
slag. In Nederland zijn ongeveer 12.000 bedrijven geregistreerd als
uitzendbureau. 

Uitzendarbeid vindt met name plaats in sectoren waar arbeid de
belangrijkste kostenpost vormt. Dit brengt risicoā€™s met zich mee. In
die sectoren is de concurrentie groot en daardoor ontstaat druk om de
loonkosten zo laag mogelijk te houden. Dit leidt tot verschillende
constructies, legaal en soms illegaal. Onderbetaling, illegale
tewerkstelling en arbeidsuitbuiting zijn de grootste risicoā€™s. Alle
bij de sector betrokken partijen ā€“ vakbonden, werkgeversorganisaties,
brancheorganisaties, Stichting Normering Arbeid (SNA), Stichting
Naleving Cao voor Uitzendkrachten (SNCU), Inspectie SZW en
Belastingdienst - beschouwen dit als maatschappelijk ongewenst en zetten
daarom in op het minimaliseren van deze risicoā€™s en het aanpakken van
bedrijven die de fout in gaan. 

Rollen en verantwoordelijkheden

De overheid is verantwoordelijk voor wet- en regelgeving en handhaving
daarvan. De Inspectie SZW en de Belastingdienst zetten in op het
aanpakken van misstanden in de uitzendsector. De sector zelf is
verantwoordelijk voor de zelfregulering. De sector heeft het
SNA-keurmerk ontwikkeld waarbij bedrijven zich vrijwillig laten keuren.
Bedrijven kunnen zich onderscheiden in de markt door het SNA keurmerk
(NEN 4400-1 en 4400-2). Van zelfregulering gaat een preventieve en
corrigerende werking uit. Daarnaast ziet de SNCU toe op naleving van de
cao in de uitzendbranche. In totaal vinden er ongeveer 10.000 private
controles per jaar plaats (SNA, SNCU, ABU en NBBU). De sector financiert
dit toezicht zelf. 

Publieke en private partijen hebben de handen in Ć©Ć©n geslagen om samen
de misstanden in de sector aan te pakken. Belangrijk element daarbij is
de gegevensuitwisseling tussen de Inspectie SZW en Belastingdienst met
zowel de SNA als SNCU. Dit levert een belangrijke bijdrage aan het
aanpakken van bedrijven die zich niet aan de wet houden. Door deze
publiek-private samenwerking kan naleving van geldende wet- en
regelgeving worden bevorderd, zicht op wat er in de uitzendmarkt
plaatsvindt worden vergroot en malafiditeit zo effectief mogelijk worden
aangepakt.

 

Zelfregulering

Zelfregulering levert een belangrijke bijdrage aan verbetering van de
naleving in de sector als het keurmerk een onderscheidend karakter
heeft. Er vindt in principe 2 keer per jaar een inspectie plaats. Bij
die keuringen wordt gekeken of aan de verplichtingen ten aanzien van
arbeid (zoals het betalen van het wettelijk minimumloon en geen illegale
tewerkstelling) en fiscale verplichtingen wordt voldaan. Dit levert een
belangrijke bijdrage aan gezonde arbeidsverhoudingen en juiste
belasting- en premieafdrachten in de sector. Door middel van deze
zelfregulering laat de sector zien dat ze de lat hoog legt. 

Ongeveer 3.900 bedrijven hebben op dit moment het SNA-keurmerk. Het
marktaandeel van de gecertificeerde uitzendbureaus is groter aangezien
juist veel grote bedrijven gecertificeerd zijn. Er zijn dus ongeveer
8.000 (veelal kleinere) uitzendbureaus zonder keurmerk. De Inspectie SZW
en de Belastingdienst controleren zowel gecertificeerde als
niet-gecertificeerde uitzendbureaus. Van belang is dat het keurmerk
voldoende kwaliteit biedt: het keurmerk moet onderscheidend zijn. Als
dat het geval is kunnen de Inspectie SZW en Belastingdienst zich meer
gaan bezig houden met de uitzendbureaus die buiten het keurmerk vallen
omdat daar dan de grootste risicoā€™s zitten. 

Verbeterpakket: 28 maatregelen

Vorig jaar zijn met alle partijen zes belangrijke verbeterpunten
gesignaleerd om het onderscheidend vermogen van het keurmerk te
vergroten:

cao-naleving vergroten

onafhankelijkheid vergroten

kwaliteit private keuringen vergroten

intensiever en gerichter samenwerken en handhaven

grotere regierol overheid

voortzetting aanpak malafiditeit

Als invulling van die verbeterpunten zijn de 28 maatregelen afgesproken.
Er is door alle partijen het afgelopen jaar hard gewerkt om alle
maatregelen uit te werken en in te voeren. Een groot deel van de
maatregelen is uitgevoerd (23 van de 28 maatregelen). Bij een aantal
maatregelen wordt de laatste hand gelegd aan de invoering (zie bijlage 2
met een overzicht van de stand van zaken van de maatregelen). Het
onderzoek naar het algehele functioneren van de SNA zal dit najaar
plaatsvinden.

Hieronder wordt van de belangrijkste verbeterpunten de stand van zaken
en de resultaten voor zover al bekend, weergegeven.

2.1. Cao-naleving vergroten

Naleving van de cao is een belangrijk instrument om concurrentie op
arbeidsvoorwaarden te voorkomen, niet alleen in de uitzendbranche maar
in alle sectoren. Binnen de uitzendsector is de SNCU door de sector zelf
opgericht in 2004. De SNCU ziet toe op naleving van de cao bij alle
uitzendondernemingen. In het SNA-keurmerk werd nog niet op naleving van
de cao getoetst. Vanwege het belang van cao-naleving is vorig jaar
besloten 9-cao elementen in de norm op te nemen. Deze zijn in juli 2014
opgenomen in de norm en geven een indicatie voor het naleven van de cao.
Op die manier wordt bij alle gecertificeerde bedrijven getoetst of zij
zich voor deze elementen aan de cao houden. 

Door de inspectiefrequentie (variƫrend tussen 3 maanden tot 1 jaar)
zijn op 1 juli 2015 alle gecertificeerde ondernemingen gecontroleerd op
die cao-elementen. De SNA heeft bijgehouden in hoeveel gevallen
bedrijven niet voldeden aan deze cao-elementen. In totaal zijn 179
majors (grote fouten) vastgesteld en 2.472 minors (kleine fouten) in de
periode 1 juli 2014 t/m april 2015. Het grootste deel van de minors
blijkt bij een volgende inspectie hersteld te zijn. Uiteindelijk zijn
als gevolg van het niet voldoen aan de cao-elementen 80 bedrijven uit
het keurmerk gezet. Het overgrote deel van de bedrijven voldoen dus aan
de norm voor de 9 cao-elementen. 

De conclusie is dat door deze cao-elementen de lat van het keurmerk nu
hoger ligt. Of deze negen elementen een goede indicator zijn voor
naleving van de gehele cao (waaronder betaling van het cao-loon) is nog
te vroeg om te zeggen. Bedrijven die door het niet voldoen aan de
cao-elementen uit het keurmerk worden gezet worden door de SNA gemeld
bij de SNCU, die vervolgens een onderzoek kan starten. Om het resultaat
te meten moet eerst bekeken worden wat de onderzoeken van SNCU
opleveren. Op dit moment is de SNCU naar 50 van de 80 bedrijven een
onderzoek gestart; de overige 30 zullen nog volgen. De resultaten
daarvan zullen in de loop van 2016 duidelijk worden. 

2.2. Onafhankelijkheid vergroten

Een aandachtpunt bij een privaat systeem is de onafhankelijkheid van de
keuringen door private inspectie-instellingen. Immers, bedrijven betalen
zelf de inspectie instelling die beslist of aan de norm wordt voldaan.
Daarom is het van belang de onafhankelijkheid van en toezicht op de
instellingen zo goed mogelijk te borgen. Om deze onafhankelijkheid te
vergroten zijn een aantal maatregelen genomen die ook gerealiseerd zijn.
SNA staat sinds 1 juli 2014 onder toezicht van Raad voor Accreditatie
(RvA) doordat ze schemabeheerder is geworden. De RvA toetst op
onafhankelijkheid en onpartijdigheid, deskundigheid van personeel en
betrouwbaarheid van het systeem. Hierdoor moeten bijvoorbeeld alle
aanpassingen in de norm worden goedgekeurd door de RvA. Tevens werkt SNA
alleen met private inspectie-instellingen die door de RvA geaccrediteerd
zijn. De SNA heeft in 2014 300 inspectierapporten van
inspectie-instellingen steekproefsgewijs gecontroleerd wat tot zes
zogenoemde ā€™bureauwaarschuwingenā€™ heeft geleid. Daarnaast werken de
inspectie-instellingen sinds 1 juli 2014 met een protocol
onafhankelijkheid dat mogelijke risicoā€™s op het terrein van
onafhankelijkheid in beeld brengt zodat maatregelen kunnen worden
genomen. De RvA ziet toe op de naleving van het protocol. Deze
maatregelen lijken vooralsnog afdoende om de onafhankelijkheid, gegeven
het systeem van zelfregulering met private inspectie-instellingen, te
borgen.

2.3. Kwaliteit private keuringen vergroten

Het vergroten van de kwaliteit van de keuringen levert een belangrijke
bijdrage aan het onderscheidend vermogen van het keurmerk. Er zijn
diverse maatregelen in gang gezet om dit te verbeteren.

Normale arbeidsduur vastleggen

De kwaliteit van de keuringen is gebaat bij heldere normen waarop
getoetst kan worden. De normale arbeidsduur blijkt niet altijd duidelijk
uit caoā€™s waardoor het voor inspectie-instellingen (en ook voor de
Inspectie SZW) niet in alle gevallen goed vast te stellen is of het
wettelijk minimumloon (Wml) betaald wordt. SNA heeft daarom voor de
inspectie-instellingen een overzicht gemaakt voor de belangrijkste
caoā€™s met daarop de normale arbeidsduur waarmee gerekend moet worden
bij het vaststellen van Wml (op dit moment bevat het overzicht 22
caoā€™s). Deze normale arbeidsduur is uitgevraagd bij de sociale
partners. Bij twee caoā€™s zijn sociale partners het niet eens over wat
de normale arbeidsduur is (Bouw en Metaal). Vooralsnog wordt in die
caoā€™s uitgegaan van 40 uur totdat sociale partners uitsluitsel geven. 

Daarnaast is de Stichting van de Arbeid verzocht een aanbeveling te doen
aan decentrale sociale partners om in elke cao de normale arbeidsduur op
te nemen die gehanteerd moet worden bij het berekenen van het Wml.  Bij
de begrotingsbehandeling van het ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid in december 2013 is de motie Van Nieuwenhuizen-Wijbenga
(VVD) en Hamer (PvdA) over duidelijkheid over het begrip 'normale
arbeidsduur' aangenomen. De motie verzoekt de regering om duidelijkheid
te scheppen over het begrip ā€˜normale arbeidsduurā€™ door exacte
uitgangspunten te formuleren en zo de certificering door de SNA voor
zowel werkgevers als werknemers te verbeteren. Middels een dergelijk
aanbeveling van de Stichting van de Arbeid kan deze duidelijkheid worden
geschapen. De Stichting van de Arbeid heeft hierover op 30 juni 2015 een
aanbeveling gedaan richting decentrale cao-partijen.

Streven is om een meer structurele oplossing te vinden via de
aangekondigde herziening van het Wml. Om handhaving van het Wml
eenvoudiger te maken wordt daarom bij de herziening van de Wml gekeken
naar de invoering van een minimumuurloon. Invoering van een wettelijk
minimumuurloon kan uitkomst bieden bij onduidelijkheid over normale
arbeidsduur. Daarbij gaat het om een brede beoordeling van de
economische gevolgen, de financiƫle consequenties voor betrokkenen, de
verhouding van het wettelijk minimumuurloon in relatie tot het wettelijk
minimumloon en de termijn van invoering ervan. 

Buitenlandse norm aanscherpen

Ook buitenlandse uitzendbureaus kunnen een SNA-keurmerk krijgen.
Daarvoor is een speciale norm ontwikkeld (de zogenaamde buitenlandse
norm of NEN 4400-2). De norm verschilt van de binnenlandse norm
(NEN4400-1) omdat buitenlandse bedrijven deels met andere wet- en
regelgeving te maken hebben. Daardoor is de controleerbaarheid van
buitenlandse ondernemingen soms ook lastiger. Zo worden bijvoorbeeld de
afdrachten sociale premies niet gecontroleerd in het buitenland terwijl
dat bij Nederlandse bedrijven wel gebeurt. De buitenlandse norm is
afgelopen jaar geactualiseerd, aangescherpt en in lijn gebracht met de
binnenlandse norm. SNA wisselt inmiddels met SVB signalen uit over
A1-verklaringen. In de verzamelwet SZW zal per 1 januari 2016 geregeld
worden dat SVB meer informatie mag uitwisselen met SNA. Daarnaast staat
verbetering van A1-verklaringen op de Europese agenda, onder andere via
een door de Europese Commissie ingestelde werkgroep die de noodzaak tot
aanpassingen bekijkt. Verdere verbetering van de buitenlandse norm is
mogelijk door ook afdracht van sociale premies in het land van vestiging
te controleren. Hierdoor wordt een meer gelijk speelveld gecreƫerd.
Naar het opnemen van sociale premies in de buitenlandse norm wordt nog
gekeken.

 

Waarnemingen ter plaatse

De inspectie-instellingen kunnen via een waarneming ter plaatse (wtp) op
de werkplek controleren of praktijk en papier met elkaar in
overeenstemming zijn. Een wtp kan bijvoorbeeld worden ingezet in de
volgende situaties: bij twijfel of er sprake is van
contracting/aanneming van werk, bij twijfel of iemand wel echt als
zelfstandige aan het werk is, als sprake is van een lage kwaliteit van
de urenregistratie of als veel kasbetalingen, vergoedingen of
inhoudingen worden vastgesteld. SNA, Inspectie SZW en Belastingdienst
hebben kennis en ervaringen over wtp gedeeld in een expertmeeting. Dit
instrument is per 1 februari 2015 door SNA ingevoerd. Er loopt een pilot
tot 1 juli 2015. Daarna bekijkt SNA wat de resultaten zijn en hoe verder
gegaan wordt met de wtp.

Contracting 

Over contracting heb ik op 17 april jl. uw Kamer een brief gestuurd. Bij
contracting worden van een opdrachtgever aangenomen of overgenomen
werkzaamheden uitgevoerd door werknemers in dienst van een ander bedrijf
of door zelfstandigen zonder personeel. Het gaat om het uitbesteden van
werkzaamheden die niet tot de kernactiviteit van een bedrijf horen,
zoals de beveiliging, de schoonmaak, de catering en de logistiek. Als de
werknemers van het bedrijf dat de uit- of aanbestede werkzaamheden
verricht onder de werkingssfeer vallen van een algemeen verbindend
verklaarde bedrijfstak cao, dan gelden die arbeidsvoorwaarden. Als dat
niet geval is, is het afhankelijk van de individuele arbeidsovereenkomst
welke arbeidsvoorwaarden gelden, met als ondergrens dat waartoe de
werkgever wettelijk verplicht is. Naast deze vorm van contracting is er
ook een oneigenlijke vorm van contracting waarbij eigenlijk sprake is
van uitzenden. Het verschil tussen beide contractvormen zit in toezicht
en leiding. Bij uitzenden liggen het toezicht op en de leiding over de
werknemer bij de opdrachtgever en bij contracting bij de opdrachtnemer,
dus bij degene die een bepaald werk heeft aangenomen. Via oneigenlijke
contracting proberen bedrijven onder de cao-afspraken uit te komen.

Contractingbedrijven komen op dit moment ook in aanmerking voor het
keurmerk en in de markt wordt deze vorm steeds vaker toegepast. Binnen
de SNA is een discussie ontstaan over contracting. Dit heeft er toe
geleid dat maatregelen genomen zijn om contracting, waarbij eigenlijk
sprake is van uitzenden, te detecteren en aan te pakken. Daarnaast is
een onderzoek uitgevoerd om te kijken hoe het beste met contracting
omgegaan kan worden. Onder andere is gekeken naar verschillende opties:
Ć©Ć©n keurmerk te behouden met daarin contracting of wellicht twee
keurmerken (Ć©Ć©n voor uitzenden en Ć©Ć©n voor contracting). Partijen
binnen de SNA verschillen daarover van mening. De komende maanden zal
worden gekeken welke oplossing hiervoor gevonden kan worden.

Onderzoek onderscheidend vermogen SNA-keurmerk

In het verleden zijn cijfers de revue gepasseerd over overtredingen door
gecertificeerde en niet-gecertificeerde uitzendbureaus. Omdat het hier
om onderzoeken van de Inspectie SZW gaat op basis van risicoselectie
zijn deze cijfers niet representatief voor de sector als geheel. In het
AO Handhaving van 25 juni 2014 heb ik daarom aangegeven dat dit cijfer
nog niets zegt over het onderscheidend vermogen van het keurmerk en het
ook niet gerelateerd is aan de grootte van de uitzendondernemingen en
het uitzendvolume. Ik heb toen aangegeven dat we door middel van
onderzoek willen bekijken wat het onderscheidend vermogen van het
keurmerk is.

Door Regioplan is inmiddels onderzoek uitgevoerd om een antwoord te
geven op de vraag wat het onderscheidend vermogen is van het
SNA-keurmerk binnen de uitzendsector (bijgevoegd). Idealiter zou een
aselecte steekproef moeten worden uitgevoerd onder gecertificeerde en
niet-gecertificeerde uitzendbureaus. Zoā€™n onderzoek zou alleen door de
Inspectie SZW kunnen worden uitgevoerd omdat alleen zij de bevoegdheden
heeft diepgravend onderzoek te doen dat nodig is om overtredingen vast
te stellen. Dit zou echter een zeer inefficiƫnte inzet van de
Inspectiecapaciteit betekenen en veel tijd vergen. Door middel van
risicoselectie zet de Inspectie SZW haar Inspectiecapaciteit immers zo
effectief mogelijk in. Een dergelijk aselect onderzoek behoorde derhalve
niet tot de mogelijkheden. 

Als onderzoeksmethode is er daarom door Regioplan voor gekozen om te
kijken of op basis van de verschillende informatie die beschikbaar is
(boetes opgelegd door de inspectie SZW, resultaten
inspectie-instellingen van inspecties ten behoeve van het keurmerk) het
mogelijk is een representatieve uitspraak te doen voor de branche als
geheel. Daarbij is ook gekeken naar de ernst van de overtredingen en de
loonsom. Het onderzoek is gebaseerd op de cijfers van 2013. Dit maakt
dat de effecten van het verbeterpakket dat in mei 2014 is afgesproken
niet meegenomen zijn. Tevens is een belevingsonderzoek gehouden en zijn
de belangrijkste stakeholders geĆÆnterviewd. Daarnaast is een enquĆŖte
uitgevoerd onder uitzendbureaus. 

Uitkomst van het onderzoek is dat het helaas niet mogelijk is gebleken
uitsluitsel te geven over de onderscheidendheid van het keurmerk binnen
de totale uitzendbranche. De beschikbare bronnen bleken onvoldoende
informatie te bevatten en de resultaten van de inspecties door
inspectie-instellingen bleken in de praktijk niet goed te vertalen naar
mogelijke overtredingen van wetgeving. Majors en minors vastgesteld door
inspectie-instellingen zijn voor de Inspectie SZW in sommige gevallen
een signaal maar dat leidt niet automatisch tot vaststelling dat een
overtreding heeft plaatsgevonden. Hierdoor kan geen goede schatting
gemaakt worden van naleving door niet-gecontroleerde gecertificeerde
bedrijven. Het is op basis van dit onderzoek dus niet vast te stellen of
het keurmerk wel of niet onderscheidend is.

Het onderzoek heeft wel interessante informatie opgeleverd:

Het blijkt dat bij de projecten van de Inspectie SZW bij
niet-gecertificeerde uitzendbureaus (22%) significant vaker een
overtreding geconstateerd wordt dan bij gecertificeerde uitzendbureaus
(14%). Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat dit geen aselecte
steekproef betreft aangezien de Inspectie SZW risicogestuurd werkt.
Hierdoor kan dit cijfer niet worden doorvertaald naar de gehele branche.


Er is ook gekeken naar het aantal overtredingen gerelateerde aan de
loonsom. Het blijkt dat er bij gecertificeerde bureaus 5 overtredingen
geconstateerd zijn per miljard euro loonsom en bij niet-gecertificeerde
bureaus 27 overtredingen per miljard euro loonsom. Omdat van een fors
aantal ā€“ relatief veel niet-gecetificeerde - bedrijven de
loonsomgegevens niet beschikbaar waren kan hier helaas geen conclusie
aan verbonden worden. 

Uit het belevingsonderzoek blijkt dat de stakeholders deels andere
wensen en ideeƫn hebben ten aanzien van het keurmerk.
Werkgeversorganisaties richten zich vooral op het beperken van
risicoā€™s voor werkgevers en vinden het belangrijk dat de lasten voor
bedrijven niet te hoog worden. Vakbonden richten zich vooral op
waarborgen dat werknemers krijgen waar ze recht op hebben. Over de te
verwachten effecten van het verbeterpakket lopen de meningen uiteen.
Deels omdat het nog te vroeg is waardoor de effecten nog niet zichtbaar
zijn en deels omdat doelen van partijen uiteenlopen.

Uit de enquĆŖte onder uitzendbureaus blijkt dat 60% vindt dat ze na
certificering beter op de hoogte de zijn van wet en regelgeving. 

2.4. Intensiever en gerichter samenwerken en handhaven 

Context

De Inspectie SZW constateert dat met name werkgevers aan de onderkant
van de arbeidsmarkt in toenemende mate schijnconstructies of
schijnzelfstandigheid gebruiken om de kosten van goed werkgeverschap te
ontlopen en de mogelijkheden voor handhaving en opsporing te verkleinen.
Het kost veel tijd om in dergelijke zaken de bewijslast rond te krijgen.
Complicerend bij het effectief uitvoeren van toezicht zijn verder de
uitkomsten van diverse rechterlijke uitspraken die gevolgen hebben voor
de handhavingspraktijk en het toezicht beperken in zijn mogelijkheden.
Veel van de gebruikte constructies zijn weliswaar onwenselijk vanuit het
perspectief van fatsoenlijk werk, maar niet tegen de letter van de wet.
De recent door de Eerste Kamer aangenomen Wet aanpak Schijnconstructies
(WAS) draagt bij aan het tegengaan van dit verschijnsel. Concreet
beperkt deze wet de mogelijkheid met onkostenvergoedingen te werken en
verbiedt contante loonuitbetaling. Dit verbetert de mogelijkheden het
minimumloon te handhaven. 

De uitzendsector: belemmeringen wegnemen

Ook in de uitzendsector pakt de Inspectie SZW misstanden aan. Samen met
de Belastingdienst heeft de Inspectie de samenwerking met private
partijen verder vorm gegeven. Men wisselt kennis en ervaring uit en
deelt informatie. Publiek-private samenwerking vergt goede juridische
kaders. Er mag niet zondermeer informatie door de overheid met private
(handhavings)organisaties worden gedeeld. Op grond van de Waadi mogen
Inspectie SZW en Belastingdienst informatie delen met SNA. Met SNCU
deelt de Inspectie SZW informatie over meldingen van onderbetaling (na
toestemming van de melder). Naast het creƫren van goede kaders zijn
systemen op elkaar afgestemd en is geĆÆnvesteerd in het inzicht krijgen
in elkaars bevoegdheden, werkwijzen en in het bepalen welke informatie
voor wie relevant is. Dit laatste is een continu proces, dat ook nu nog
door gaat. Partijen werken hierbij constructief samen. 

Er zijn meerdere informatiestromen tot stand gebracht:

Resultaten informatie-uitwisseling Inspectie SZW en SNA

Een belangrijke informatiestroom is die tussen Inspectie SZW en SNA. De
NEN-norm bevat (naast fiscale aspecten voor de Belastingdienst)
arbeidsrechtelijke aspecten die voor de Inspectie SZW relevant zijn. De
Tweede Kamer heeft aangegeven graag geĆÆnformeerd te worden over de
resultaten van deze uitwisseling. Zo is op 3 juli 2014 in de Tweede
Kamer de (gewijzigde) motie van Weyenberg aangenomen. Met deze motie
wordt de regering verzocht alle gedane meldingen van SNA door de
Inspectie SZW te laten beoordelen en de Kamer periodiek te informeren
over het aantal meldingen dat SNA aandraagt, en het aantal maal dat dit
tot inzet van de Inspectie SZW leidt. Ik heb u toegezegd hierover in
deze brief te rapporteren.

De Inspectie SZW heeft samen met de Belastingdienst in de periode maart
2014 tot april 2015 van SNA 672 namen van uitzendbureaus doorgekregen
die zijn uitgeschreven uit het SNA-register. In het begin was niet
duidelijk waarom een bureau zich uitschreef. Inmiddels houdt SNA de
reden van uitschrijving bij. Hierdoor kan beter bepaald worden welke
ondernemingen mogelijk risicovol zijn. Ondernemingen schrijven zich
bijvoorbeeld uit omdat ze niet meer voldoen aan de normeisen, maar ook
omdat het voor hen niet meer rendabel is om gecertificeerd te zijn. Door
meer informatie te verzamelen, kan de Inspectie SZW beter bepalen wat de
mogelijk meest risicovolle ondernemingen zijn, zoals ondernemingen die
niet voldoen aan de norm (92 ondernemingen). Vervolgens kijkt de
Inspectie of normelementen waaraan niet wordt voldaan ook vallen onder
haar bevoegdheden. Sinds maart 2015 heeft de Belastingdienst samen met
Inspectie SZW een format ontwikkeld zodat sneller duidelijk wordt aan
welke normelementen niet is voldaan. Hierdoor kan sneller bepaald worden
of een onderneming tot een risicogroep behoort voor een van de diensten.
De data over het laatste half jaar is door de Inspectie SZW en de
Belastingdienst geanalyseerd. Het ging daarbij om ongeveer 300
doorgehaalde ondernemingen, waarvan een klein deel interessant lijkt
voor de Inspectie SZW. Deze informatie is vooral van belang voor de
risicoanalyse. De informatie is ook uitgezet naar arbeidsinspecteurs in
de regio. Op grond van deze en andere informatie kunnen zij vervolgens
beoordelen of nader onderzoek ingesteld kan worden. Inmiddels zijn al
enkele onderzoeken gestart. De Belastingdienst heeft dezelfde exercitie
uitgevoerd en de signalen zijn uitgezet in de regio. 

Tussentijds krijgt de Inspectie SZW ook incidentele meldingen van SNA
over uitzendbureaus waar mogelijk iets mis is. In 2014 waren dat er 20
en over het eerste kwartaal in 2015 waren dat er 10. Deze meldingen zijn
altijd waardevol voor de Inspectie en het merendeel is (of was al) in
behandeling genomen. Tot nu toe zijn er vier boeterapporten opgelegd en
is er 1 schikkingsvoorstel gedaan. Verder zijn er nog 12 in onderzoek
(zie ook bijlage 3 voor precieze cijfers). 

Andersom levert de Inspectie elke drie maanden een overzicht aan SNA van
alle gecertificeerde ondernemingen die een boetebeschikking hebben
ontvangen. SNA kan dan nader onderzoek laten instellen bij deze
uitzendbureaus. Als er een fout wordt geconstateerd, wordt een
onderneming (tijdelijk) geschorst en krijgt de kans tot herstel. Als er
niet wordt hersteld, wordt een onderneming uit het register verwijderd.
Dit heeft er in 2014 toe geleid dat 4 van de 38 beboete ondernemingen
uit het certificaat zijn verwijderd en 10 tijdelijk geschorst. 

Naast informatie over mogelijk risicovolle ondernemingen, wordt er ook
informatie uitgewisseld over werkwijzen. Op deze manier ontstaat bij
inspecteurs van de organisaties meer inzicht in elkaars manier van
werken en kan er beter worden bepaald welke informatie relevant is. De
samenwerking draagt er toe bij dat het gezamenlijk zicht op de markt
wordt vergroot. Dit werpt inmiddels zijn vruchten af.
Informatie-uitwisseling vereist permanente aandacht en borging in de
organisaties. Partijen hebben hun commitment uitgesproken om dit proces
voort te zetten en te blijven ondersteunen omdat ieder hiervan de
meerwaarde inziet. 

2.5. Grotere regierol overheid

Als overheid hebben we ook het afgelopen jaar flink geĆÆnvesteerd in het
versterken van de samenwerking tussen publieke en private partijen.
Zelfregulering is namelijk veel effectiever als partijen intensief met
elkaar samenwerken en informatie uitwisselen. Om deze samenwerking te
versterken heeft de overheid afgelopen jaar meer regie genomen. De
intensievere samenwerking is terug te vinden in regelmatig overleg over
de informatie-uitwisseling en het scherper krijgen van welke informatie
nodig is om goed te kunnen handhaven. Het protocol dat daarvoor is
opgesteld wordt ook regelmatig aangescherpt en aangepast. Ook hebben er
diverse expertmeetings plaatsgevonden met deelnemers van overheid en
private partijen over onder andere risicogestuurde steekproeven en
risicoselecties (waar zet je je capaciteit op in), waarnemingen ter
plaatse en het signaleren van misstanden. Er zijn nog drie expertmeeting
gepland voor 2015. Tevens heeft vier keer bestuurlijk overleg
plaatsgevonden om de voortgang van de maatregelen te monitoren.
Daarnaast hebben Belastingdienst en (Inspectie) SZW als toehoorder
zitting genomen in het Centraal College van Deskundigen SNA, waar
wijzigingen in de norm worden besproken. Hierdoor kunnen partijen met
vragen of onduidelijkheden direct bij SZW en Belastingdienst terecht.

2.6. Voortzetting aanpak malafiditeit 

Handhaving

Aanpak van malafiditeit is een belangrijk speerpunt van het kabinet, in
het algemeen en ook binnen de uitzendsector. Om malafiditeit te
verminderen is een aantal algemene maatregelen getroffen dat ook zijn
effect zal hebben binnen de uitzendsector. In de Wet Aanpak
Schijnconstructies (WAS) is bijvoorbeeld een aantal zaken geregeld dat
het aanpakken van malafiditeit versterkt: invoering civiele
ketenaansprakelijkheid voor cao-loon, verbetering van de handhaving van
WML, versterking publiek private samenwerking bij cao-handhaving en het
eerder informatie kunnen uitwisselen door Inspectie SZW met de SNA en
SNCU. Ook is een speciaal team van Inspectie SZW opgericht om
schijnconstructies aan te pakken.

Voor specifiek de uitzendbranche geldt dat de werkzaamheden van het IT
AMU zijn voortgezet in 2014 en 2015. Hierdoor wordt volop ingezet op het
aanpakken van malafiditeit. Het IT AMU heeft sinds de start (in juni
2012) tot 31 december 2014 81 bestuursrechtelijke onderzoeken gestart,
waarbij 147 uitzendbureaus en 292 inleners zijn betrokken. Daarnaast
heeft het IT AMU vanaf het begin tot heden 28 strafzaken gestart,
waarvan er nu 18 zijn afgerond. Hierbij zijn 45 verdachten betrokken.

In het kader van de aanpak malafide uitzendbureaus zijn boetes opgelegd
door de Inspectie SZW aan uitzendbureaus en inleners die de regelgeving
hebben overtreden. Over de gehele periode (2012-2014) gaat het om ruim
ā‚¬ 26 miljoen aan boetes. De Belastingdienst heeft over deze drie jaar
voor ruim ā‚¬ 87,7 miljoen gecorrigeerd. 

Door te kiezen voor een zoveel mogelijk gelijktijdige aanpak van
uitzendbureau en inlener ontstaat een goed beeld van de situatie bij een
bepaald uitzendbureau. In sommige gevallen werken inlener en
uitzendbureau samen om schijnconstructies te verhullen, soms zijn
inleners niet op de hoogte van bepaalde praktijken van uitzendbureaus en
soms zijn inleners aanstichter van de problematiek. Daarom blijft de
Inspectie en haar partners de hele keten betrekken in de aanpak. Vanwege
het belang van een goede borging van alle afspraken heb ik besloten het
IT AMU de komende jaren voort te zetten. Deze aanpak samen met
Belastingdienst en UWV levert mooie resultaten op en via dit
samenwerkingsverband is deze aanpak op een goede manier vormgegeven. 

Naast het IT AMU verrichten ook de reguliere teams van de Inspectie SZW
controles bij uitzendbureaus. Vanaf 2012 tot 31 december 2014 zijn 854
uitzendbureaus en 1097 inleners geĆÆnspecteerd. Bij 28% van deze
inspecties is een overtreding geconstateerd. Hierbij heeft de Inspectie
SZW 337 illegaal tewerkgestelde en 398 onderbetaalde personen
aangetroffen. Bij de opsporingsdienst van de Inspectie SZW zijn van
begin 2012 tot en mei 2015 in totaal 58 meldingen ontvangen die te
relateren zijn aan uitzendbureaus. Deze meldingen hebben soms betrekking
op hetzelfde uitzendbureau. Deze meldingen hebben geleid tot : 

18 afgeronde strafrechtelijke onderzoeken, deze onderzoeken zijn
ingediend bij Functioneel Parket ten behoeve van vervolging;

3 lopende onderzoeken;

7 lopende vooronderzoeken;

4 vooronderzoeken die niet hebben geleid tot een vervolg;

8 meldingen die niet geleid hebben tot vooronderzoek;

2 meldingen naar IT AMU.

Samenwerking SNCU-Inspectie SZW

De Inspectie werkt bij de aanpak van malafide uitzendbureaus samen met
de SNCU. De naleving van caoā€™s in primair de taak van sociale partners
waarbij de Inspectie SZW een ondersteunende rol vervult. De SNCU
sommeert het uitzendbureau dat de cao heeft overtreden tot nabetaling
van hetgeen ten onrechte niet aan uitzendkrachten is betaald. Daarnaast
legt de SNCU een forfaitaire schadevergoeding op in het geval het
uitzendbureau niet meewerkt aan herstel van de gesommeerde bedragen. Als
het uitzendbureau niet het gehele bedrag kan nabetalen, vordert de SNCU
het restant van dit bedrag via het opleggen van een aanvullende
schadevergoeding. In 2012 heeft de SNCU voor ā‚¬ 7,4 miljoen aan ten
onrechte niet aan uitzendkrachten betaalde looncomponenten vastgesteld.
Ook is er voor een bedrag van ā‚¬ 7,2 miljoen aan te betalen
schadevergoedingen opgelegd richting uitzendbureaus die medewerking aan
het onderzoek of aan het nabetalen aan uitzendkrachten hebben geweigerd.
In 2013 gaat het om respectievelijk ā‚¬ 14,2 miljoen aan ten onrechte
niet aan uitzendkrachten betaalde looncomponenten en om ā‚¬ 7,5 miljoen
aan te betalen schadevergoedingen. En in 2014 gaat het om
respectievelijk ā‚¬ 27,7 en ā‚¬ 9,5 miljoen. Ten opzichte van 2013 is de
geconstateerde ten onrechte niet aan uitzendkrachten betaalde
looncomponent in 2014 bijna verdubbeld (27,7 tov 14,2 mln euro). Omdat
in deze periode de door de SNCU onderzochte loonsom ruim is verdubbeld,
is er sprake van een relatieve afname van het aantal afwijkingen. De
SNCU geeft aan dat dit een indicatie is voor een verbeterde cao naleving
in de sector.

Aanpak natuurlijke personen

De aanpak van natuurlijke persoon is een noodzakelijke bouwsteen tot de
bestrijding van malafiditeit in de uitzendbranche. In de sector is
relatief veel sprake van vluchtig ondernemerschap: men laat bijvoorbeeld
bewust de ene onderneming failliet gaan en start vervolgens de volgende
onderneming op. Wanneer de handhaving zich alleen richt op de
onderneming zal men er niet in slagen boetes of naheffingen te innen. In
dat geval zullen de handhavers zich moeten richten op de natuurlijke
persoon achter de onderneming om te voorkomen dat deze malafide
subjecten niet geraakt worden door overheidshandhaving. De maatregelen
die worden getroffen om natuurlijke personen effectief aan te kunnen
pakken zijn de invoering van het civielrechtelijk bestuursverbod, de
invoering van weigeringsgronden bij inschrijving in het KvK op grond van
bestuursverboden en de aanpak van natuurlijke personen in de handhaving
door de Inspectie SZW. 

Civielrechtelijk bestuursverbod

In de aanpassing van de Faillissementswet, die nu in de Tweede Kamer
ligt, wordt geregeld dat bestuurders die zich tijdens of in de drie jaar
voorafgaand aan een faillissement schuldig maken aan kennelijk
onbehoorlijk bestuur, voor maximaal vijf jaar een bestuursverbod
opgelegd kan worden. Met het voorgestelde civiele bestuursverbod staat
een toekomstgerichte, preventieve, aanpak centraal: malafide gebleken
bestuurders kunnen tijdelijk geen rechtspersoon besturen, waardoor ze
geen gebruik kunnen maken van de beperkte aansprakelijkheid die een
rechtspersoon biedt. 

Handelsregister

Het ministerie van EZ werkt aan een wijziging van de Handelsregisterwet
2007 en het Burgerlijk Wetboek waardoor de rol van de Kamer van
Koophandel bij de bestrijding van malafide praktijken wordt versterkt.
Op 5 maart 2015 is de internetconsultatie van het wetsvoorstel gesloten.
De reacties worden momenteel verwerkt. Deze wetswijziging bevat onder
meer de volgende maatregelen:

Uitbreiding doelbinding van het handelsregister: het handelsregister
levert een bijdrage aan de rechtshandhaving door de overheid. Er wordt
een wettelijke basis gecreƫerd om het KvK actief signalen door te
kunnen laten geven aan toezichthouders en opsporingsdiensten. Dit
verbetert de mogelijkheden om malafiditeit te voorkomen en te
bestrijden; 

De registratie en tenuitvoerlegging van beroepsverboden en
bestuursverboden wordt geregeld waardoor het handelsregister inzicht zal
geven in bestuurders die zijn doorgehaald op grond van een
civielrechtelijk of strafrechtelijk bestuursverbod. Door de rechter
uitgesproken verboden zullen leiden tot weigeringsgronden bij
inschrijving; 

De slagvaardigheid van de Kamer van Koophandel bij het ontbinden van
lege rechtspersonen wordt vergroot door een wijziging van
ontbindingsronden, verkorting van termijnen en vereenvoudiging van
publicatie van (het voornemen tot) ontbinding. Lege rechtspersonen
kunnen gebruikt worden voor malafide praktijken. 

Aanpak natuurlijke personen in de handhaving

De Inspectie SZW kan feitelijk leidinggevenden beboeten als ze kan
aantonen dat de leidinggevende verantwoordelijk was of een belangrijke
rol heeft gespeeld bij het begaan van een overtreding binnen het
bedrijf. In deze gevallen krijgt dus niet alleen het bedrijf een boete
maar ook de feitelijk leidinggevende. Er moet sprake zijn van
persoonlijk verwijtbaar handelen van degene die als feitelijk
leidinggevende wordt aangemerkt. Verder zal uit onderzoek moeten blijken
dat de feitelijk leidinggevende kennis had van de overtreding, hierover
zeggenschap heeft gehad en maatregelen ter voorkoming van deze
overtreding achterwege heeft gelaten of de overtreding heeft laten
voortduren. De hoogte van de boete voor de leidinggevende is in principe
50% van de boete die het bedrijf krijgt. De afgelopen 2 jaar heeft de
Inspectie SZW 25 maal leidinggevenden beboet (niet alleen in
uitzendbranche).

Ook maakt de Inspectie SZW meer gebruik van de mogelijkheid om
conservatoir beslag te leggen bij de bestuurder als bewezen kan worden
dat hij de vennootschap heeft ā€˜leeggetrokkenā€™ om de boete niet te
hoeven betalen. Deze beslaglegging voorkomt dat de bestuurder
bijvoorbeeld zijn huis tussentijds kan overdragen aan een koper. Blijft
de betaling nog steeds achterwege, dan kan worden overgegaan tot
executoriale verkoop, zoals in een enkel geval al is gebeurd.

 Onder uitzendbureaus wordt ook verstaan: uitleenbureaus, banenpools en
payrolling.

 Dit is inclusief schoonmaakbedrijven en aannemers van werk.

 Het gaat om de volgende cao elementen: (1) voorwaarden van arbeid
(uitzending), (2) feestdagen bij uitzendovereenkomst met uitzendbeding,
(3) kort verzuim bij uitzendovereenkomst met uitzendbeding, (4)
aansluiting bij pensioenfonds, (5) aangifte bij sociaal fonds, (6)
voorwaarden loonstrook, (7) reservering vakantiedagen, (8) reservering
vakantiebijslag en (9) bruto beloning

 Op de klantrelatie wordt ook gewezen in het signaal van enkele
toezichthouders over de relatie tussen toezicht en certificatie dat op
14 januari 2015 naar de Tweede Kamer is gestuurd [Kamerstukken II,
2014/15, 29304, nr. 5]

 Deze waarschuwingen hadden onder meer betrekking op het niet tijdig dan
wel niet volledig nakomen van procedurele afspraken.

 Kamerstukken II 2013/14, 33 750 XV, nr. 25.

 Kamerstukken II, 2014/15, 29 544 nr. 604

 Bij dit onderzoek is gekeken naar de overtredingen van arbeidswetten.
Andere wettelijke verplichtingen, zoals fiscale afdrachten, zijn niet in
het onderzoek betrokken.

 Kamerstukken II 2013/14, 17050, nr. 483

  PAGE   \* MERGEFORMAT  2