Initiatiefnota van het lid Tanamal over buurtrechten (Kamerstuk 34 065)
Stenogram
Nummer: 2015D33596, datum: 2015-09-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2015-09-14 11:00: Initiatiefnota van het lid Tanamal over buurtrechten (Kamerstuk 34 065) (Notaoverleg), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
Preview document (🔗 origineel)
CONCEPTVERSLAG VAN EEN NOTAOVERLEG
Vastgesteld
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft op 14 september 2015
overleg gevoerd met de heer Plasterk, minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties over de initiatiefnota van het lid Tanamal
over buurtrechten.
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk
verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken,
Berndsen-Jansen
De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken,
Van der Leeden
Voorzitter: Van Toorenburg
Griffier: Hendrickx
Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Fokke, Koşer Kaya, Tanamal,
Van Toorenburg, Veldman en Voortman,
en de heer Plasterk, minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties.
Aanvang 11.02 uur.
Initiatiefnota van het lid Tanamal over buurtrechten
Aan de orde is de behandeling van:
de initiatiefnota van het lid Tanamal over buurtrechten (34065);
de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 17 juni 2015 inzake reactie op de initiatiefnota van het lid Tanamal over buurtrechten (34065, nr. 4);
de brief van de minister van Binnenlandse Zaken d.d. 13 augustus 2015 ter aanbieding van een afschrift van de brief aan de voorzitter van het Landelijk Samenwerkingsverband Actieve bewoners (LSA) (2015Z14647).
De voorzitter:
Ik heet iedereen van harte welkom bij dit notaoverleg. Wij bespreken
vanmorgen de initiatiefnota van mevrouw Tanamal over buurtrechten. Het
is altijd bijzonder als er niet een plan van de regering, maar een
initiatief van een lid zelf op de agenda staat. We weten dat dit altijd
extra werk en aandacht vraagt. De Kamer is daar dus zeer dankbaar voor.
Er zijn vandaag woordvoerders van verschillende politieke partijen
aanwezig, te weten GroenLinks, VVD, D66, Partij van de Arbeid en CDA. Ik
zit de vergadering voor, maar zal ook een bijdrage leveren namens mijn
partij. Er is dus een mooi gezelschap aanwezig om de initiatiefnota te
bespreken. Mevrouw Tanamal wordt beleidsinhoudelijk bijgestaan door de
heer Jongma en mevrouw Van der Laan. Ik heet hen van harte welkom.
Datzelfde geldt voor de minister en zijn ambtenaren. De minister vervult
natuurlijk ook een belangrijke rol in dit debat door de visie van de
regering hierop te bespreken en door uiteen te zetten hoe de regering
hier een bijdrage aan zou kunnen leveren. Ik geef als eerste het woord
aan mevrouw Voortman van GroenLinks.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Voorzitter. Ik dank mevrouw Tanamal voor haar initiatiefnota. Uit eigen
ervaring weet ik dat het schrijven van initiatiefnota's en
initiatiefwetten veel tijd vergt. Het risico is groot dat dit soort
agenderende activiteiten door actualiteiten en ontwikkelingen op de
korte termijn het onderspit delft, terwijl juist de medewetgevende taak
van cruciaal belang is.
Terecht geeft de indiener aan dat het parlement al een aantal stappen
heeft gezet om buurtrechten te realiseren. Ze noemt in de nota
bijvoorbeeld het feit dat ik samen met de heer Van Dijk een amendement
heb ingediend om het right to challenge in de Wmo te verankeren. Het
doet mij deugt dat de eerste voorbeelden hiervan inmiddels oppoppen,
maar we zijn er nog niet. Wanneer je in abstracte termen praat, zal er
geen politicus te vinden zijn die tegen buurtrechten is. Natuurlijk
willen wij allemaal mensen meer regie geven over hun eigen buurt, maar
hoe anders wordt dat wanneer het concreter wordt. Zo blijken nog maar 40
gemeentes het right to challenge daadwerkelijk vorm te geven in de Wmo.
Gemeentes roepen al jaren dat het Rijk bereid moet zijn taken op het
gebied van zorg en werk los te laten, maar zij blijken dat zelf niet
altijd te kunnen. Gemeentes willen nog te graag veel eisen stellen aan
groepen bewoners die met goede initiatieven komen. "Wij weten wel wat
goed voor u is" is de oud-linkse reflectie daarachter. Of gemeentes
denken te kunnen bezuinigen op taken en leggen deze vervolgens bij
bewoners neer. "Zoekt u het zelf maar uit; de overheid trekt zich terug"
is de rechts-liberale tendens daarachter. Herkent de initiatiefnemer
deze reflexen? Deelt zij het standpunt van GroenLinks dat beide
schadelijk zijn voor het tot wasdom komen van buurtinitiatieven?
Het moge duidelijk zijn: GroenLinks is hartstochtelijk voor
buurtrechten. Het sluit aan bij de ontwikkeling van burgers en geeft
mensen de ruimte om zaken zelf op te pakken op een manier die vaak beter
is dan de manier waarop de overheid het deed. Maatwerk en diversiteit
zijn wat GroenLinks betreft voorwaarden om van buurtrechten echt een
succes te maken. Wat in de ene wijk werkt, werkt in de andere niet. Aan
ons als politici is de schone taak om te accepteren dat zaken niet
precies zo worden als wanneer we het zelf hadden mogen bedenken. De
directe invloed van mensen is volgens GroenLinks een belangrijk aspect
op zich. Liever hadden wij buurtrechten meteen verankerd in de wet, maar
nu een experiment doen kan natuurlijk ook.
We hebben nog een paar vragen hierover. Onze eerste vraag gaat over het
vinden van pilotgemeentes. Hoe voorkomen we dat alleen gemeentes die het
al goed doen, meedoen met het experiment? Juist de onwilligheid van
gemeentes is immers een van de belemmeringen waar burgers tegen
aanlopen. Zou het een idee zijn om via het Landelijk
Samenwerkingsverband Actieve bewoners (LSA) te bekijken welke gemeentes
nu nog niet voldoende meewerken aan de initiatieven van hun burgers en
om de minister te verzoeken ervoor te zorgen dat deze gemeentes ook gaan
meedoen? Op die manier moet er dan een diverse samenstelling
ontstaan.
Ik kom op de criteria die de indiener stelt. Waarom vindt zij het nodig
dat er samen met een rechtsvorm een collectief wordt gevormd? Groepen
burgers kunnen zich toch op verschillende manieren organiseren en
initiatieven kunnen zich over verschillende gebieden uitspreiden? Ik kan
mij bijvoorbeeld voorstellen dat ten aanzien van een zorginitiatief
misschien wel andere grenzen nodig zijn dan voor een initiatief ten
aanzien van de openbare ruimte. Moet ik de nota zo lezen dat dit niet
kan, of ben ik daarin abuis?
Een buurtreferendum is op het eerste gezicht een goed idee. Het is
alleen de vraag in welke fase dat moet gebeuren: meteen in het begin of
als een groep voorlopers al even bezig is? Wij kunnen ons voorstellen
dat mensen niet goed weten waar ze op stemmen als er nog helemaal niets
is. Bovendien ontwikkelt een initiatief zich vaak in de loop der jaren.
Het lijkt ons dan ook wenselijk dat een initiatief de ruimte krijgt om
zich even te laten zien. Ik krijg daar graag een reactie op.
Tijdens mijn werkbezoeken heb ik gehoord dat buurtinitiatieven die al
wat langer bestaan vaak te maken krijgen met andere problemen. Het
grootste probleem is geld. Als je een idee hebt dat zich nog niet heeft
bewezen, dan is het moeilijk om dat zonder budget op te starten. Wanneer
je wat langer bezig bent en een initiatief doorontwikkelt, komen daar
vaak ook weer kosten bij kijken. GroenLinks kijkt dan ook met
belangstelling naar Engeland, de bakermat van de buurtrechten. De
regering-Cameron heeft daar de Big Society Bank opgericht. Dit fonds
beheert 600 miljoen pond, afkomstig van goede doelen en bedrijven, maar
ook uit slapende bankrekeningen. Ook in Nederland zijn er slapende
rekeningen. Dat zijn rekeningen van mensen die dood zijn en geen
erfgenamen hebben en andere rekeningen waarvan de eigenaar niet meer in
beeld is. Nu kunnen banken met dat geld doen wat zij willen, maar dat
geld zou eigenlijk niet van de banken, maar van de mensen moeten zijn.
Wat zou er mooier zijn dan dit geld via een revolverend fonds te
gebruiken voor initiatieven van mensen? Het lijkt mij een goed idee om
te onderzoeken of we ook in Nederland de slapende tegoeden op
bankenrekeningen hiervoor kunnen inzetten. Hoe staat de indiener
daartegenover?
Initiatiefnemers lopen ook tegen landelijke regelgeving aan. Dat is een
tweede probleem. Bij buurtinitiatieven werken vaak vrijwilligers, soms
met een bijstandsuitkering, soms met een WW-uitkering. Het is goed dat
zij zich inzetten voor hun buurt, maar de regelgeving hieromtrent is de
laatste tijd strenger geworden. Het zou wat ons betreft goed zijn om
mensen die actief zijn in bewonersinitiatieven en dergelijke niet met
wantrouwen te bekijken, maar met vertrouwen en hun de gelegenheid te
geven dat te blijven doen in plaats van te dreigen met kortingen op de
uitkering als er niet genoeg sollicitatiebrieven de deur uitgaan.
Wanneer het gaat om het vertrouwen van burgers gaat, kan de landelijke
overheid immers nog veel leren. Is het kabinet bereid te inventariseren
welke landelijke wetgeving bewonersinitiatieven op dit moment
belemmert?
Ik rond af. GroenLinks had liever gezien dat buurtrechten meteen in
wetgeving geborgd werden, maar ziet dit als een goede stap in die
richting en steunt de beslispunten uit de nota dan ook.
De heer Veldman (VVD):
Voorzitter. Allereerst spreek ik mijn waardering uit voor collega
Tanamal. Het indienen van een initiatiefnota is altijd een mooie stap om
te proberen om eigen ideeën te verwezenlijken. Bestaande bewegingen om
meer ruimte te geven aan bewoners die in hun eigen wijk meer kunnen en
willen doen, steunt de VVD van harte. Als buurtbewoners gezamenlijk een
stukje groen willen onderhouden, dan is dat prima. Als buurtbewoners een
wijkcentrum willen beheren, dan is dat prima. Als jongeren het beheer
van hun eigen jongerencentrum willen overnemen, dan is dat ook prima.
Als bewoners de exploitatie van een zwembad willen overnemen, dan is dat
helemaal goed. Dit zijn allemaal voorbeelden uit mijn eigen gemeente, de
gemeente Nijmegen. De praktijk laat zien dat er al heel veel gebeurt. Op
heel veel plekken participeren bewoners allang en nemen zij de
uitvoering van bepaalde taken over van de gemeente. Dat gaat heel vaak
goed. En ja, met grote regelmaat loopt men aan tegen bureaucratie,
procedurele regels, trage besluitvorming en onwelwillende ambtenaren. De
buurt heeft vaak onvoldoende mogelijkheden om collectief te opereren.
Daar moeten we inderdaad iets aan doen. Maar nee, dat moeten we niet in
Den Haag doen; dat moet lokaal gebeuren.
De initiatiefnota die wij vandaag bespreken, hoort thuis bij een
gemeenteraad en niet hier. Bewoners kunnen hun eigen gemeenteraadsleden
aanspreken op zaken als trage besluitvorming en onwelwillende
ambtenaren. Die gemeenteraadsleden kunnen daar hun wethouder weer op
aanspreken. Bewoners lopen aan tegen lokale bureaucratie en procedurele
regels. Dat los je lokaal op en niet in het parlement. Het is zelfs de
vraag of de initiatiefnota überhaupt iets oplost of de bestaande
participatie juist de nek omdraait. Een buurtbewoner die er aardigheid
in heeft om een stukje groen in zijn wijk te onderhouden, heeft
waarschijnlijk groene vingers en wil lekker buiten bezig zijn. Zo'n
bewoner haakt af als hij eerst naar de notaris en de Kamer van
Koophandel moet om een rechtspersoon op te richten. Hij haakt af als hij
eerst een buurtreferendum moet uitschrijven, terwijl hij zijn buren nu
gewoon spreekt tijdens de buurtbarbecue. Zo'n bewoner haakt af als er
via het sociale wijkteam allerlei aanvullende acties moeten worden
opgezet om mensen die zich niet spontaan gemeld hebben, er alsnog actief
bij te betrekken. Als we iets niet moeten doen, is het de bureaucratie
organiseren waar deze initiatiefnota op inzet. Als iets de bestaande
vrijwillige participatie de nek omdraait, dan is het dit soort Haagse
regels gebruiken in plaats van in te zetten op lokaal maatwerk.
Ook als ik mij sec beperk tot de beslispunten van de nota, word ik er
niet vrolijk van. Zelfs experimenten die wat groter zijn, zoals het
overnemen van het beheer van een zwembad, moeten lokaal uitgewerkt en
opgepakt worden. Daar hebben wij het parlement en de regering in Den
Haag niet voor nodig. Het aanwijzen van een ministerie dat
verantwoordelijk is voor een experiment met interdepartementale
coördinatie van het buurtrecht — deze woorden uit de nota zeggen het al
— gaat niet brengen wat de indiener van de nota hoopt.
Het mag duidelijk zijn dat de VVD niets ziet in deze initiatiefnota. Ik
geef de indiener dan ook graag het advies mee om met gemeenteraadsleden
van de PvdA lokaal aan de slag te gaan met de ambities die zij in haar
nota verwoord heeft.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Het is voor een deel iets wat lokaal speelt. Wat dat aangaat, heeft de
heer Veldman een punt. Tegelijkertijd is er echter landelijke wetgeving
die belemmert dat mensen buurtinitiatieven ontplooien. Ik noemde zelf al
het voorbeeld van mensen die als vrijwilliger bij een buurtinitiatief
werken en dan te horen krijgen dat dat niet mag omdat zij beschikbaar
moeten blijven voor de arbeidsmarkt. Dat is wetgeving die vorig jaar
door de steun van een meerderheid van de Tweede Kamer werkelijkheid is
geworden. Vindt de heer Veldman niet dat wij in ieder geval moeten
onderzoeken welke wetgeving buurtinitiatieven belemmert en of wij die
dan niet moeten wegnemen?
De heer Veldman (VVD):
Er is al heel veel onderzoek naar gedaan. De meeste laten zien dat
mensen vooral tegen lokale onwelwillendheid, lokale problemen en lokale
regelgeving aanlopen. De regelgeving die mevrouw Voortman noemt, wil ik
van harte in stand houden, want iemand die gebruikmaakt van sociale
voorzieningen, zoals een uitkering, dient zich beschikbaar te houden
voor de arbeidsmarkt. Overigens laat onderzoek ook zien dat de meeste
vrijwilligers gewoon mensen zijn met een betaalde baan, niet mensen met
een uitkering. Mensen met een uitkering kunnen heel goed in hun eigen
wijk een bijdrage leveren in het groen of wat dan ook — dat gebeurt ook
al veel — maar dat laat overlet dat zij zich gewoon beschikbaar moeten
houden voor de arbeidsmarkt.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Dan heb ik nog wel een ander voorbeeld. Dit betreft een initiatief
waardoor een moestuin werd gecreëerd. De mensen die daarin werkten,
kregen vervolgens de opbrengst mee naar huis. De consequentie daarvan
was echter dat deze mensen gekort werden op hun uitkering, omdat dit
extra inkomsten waren. Vindt de heer Veldman niet dat wij daar iets aan
moeten doen? Dit vindt namelijk zijn oorsprong in landelijke
wetgeving.
De heer Veldman (VVD):
Met dit soort voorbeelden kun je elke wet en elke regel doodslaan. Ik
denk dat mevrouw Voortman de regels die wij hier in Den Haag hebben
bedacht voor de manier waarop wij moeten omgaan met mensen die een
uitkering krijgen, heel goed begrijpt. Het voorbeeld dat zij noemt,
lijkt mij bij uitstek een voorbeeld dat lokaal door de casemanager die
een cliënt begeleidt, bekeken moet worden. Neem je uit de moestuin
dingen mee die je vervolgens verkoopt, dan heb je inkomsten en dan zul
je inderdaad gekort worden. Neem je dingen mee die je thuis opeet, dan
lijkt het mij een ander verhaal.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Voorzitter. Ook namens mij complimenten voor mevrouw Tanamal want het is
behoorlijk wat werk om dit op poten te zetten en het voorstel vervolgens
met ons te bespreken en te verdedigen.
Het uitgangspunt van de initiatiefnemer is dat mensen op eigen benen
moeten staan en verantwoordelijkheid moeten nemen en krijgen voor hun
eigen omgeving. Ik steun dat uitgangspunt van harte. Elke poging om
burgerparticipatie echt van de grond te krijgen, brengt ons weer een
stap dichter bij dat ideaal. Zoals zo vaak in het openbaar bestuur, gaat
verandering met muizenstapjes.
Wil buurtparticipatie werken, willen we mensen echt de ruimte geven om
samen wat moois te maken van hun buurt en niet-actieven in de buurt
daarin mee te nemen, dan moeten er volgens mij een paar voorwaarden
gesteld worden. Het moet om oprechte participatie gaan, niet om
opgelegde participatie. Het initiatief moet uit mensen zelf komen en
niet aan hen opgelegd worden, zelfs niet gevoelsmatig. Er kan geen
landelijke blauwdruk zijn, want de ene gemeente is de andere niet. En op
wijk- en buurtniveau geldt dat nog meer. De gemeente moet echt durven
loslaten, maar daar schort het nogal eens aan. Ik heb hier in de buurt
zelf een tijdje als wethouder mogen rondlopen en heb toen ook te maken
gehad met allerlei initiatieven. Een beetje wethouder kijkt daarnaar,
neemt dat mee en geeft daar de ruimte voor. Ik heb zelf meegemaakt dat
een sportschool en een buurt met een geweldig plan kwamen om een volgens
hen gevaarlijke oprit aan te pakken. Als wethouder kijk je daarnaar en
maak je dat mogelijk. Dat is hoe het zou moeten werken. En dat wordt ook
vaak gedaan op buurtniveau.
Gemeenten moeten dus echt durven loslaten. Vaak gaat dat mis omdat
raadsleden en gemeentebestuur dat niet durven of omdat ze er later toch
een eigen accent aan willen geven. Daar zit het probleem. Op dat punt
moet er een cultuuromslag komen. We moeten ervoor zorgen dat zowel de
raadsleden als de gemeenteraad en de ambtenaren echt begrijpen dat
buurten soms een heel andere kijk op dingen hebben en dingen op een
bepaalde manier willen doen. Het gaat erom dat dit toegelaten moet
worden. Door het hele land zie je allerlei initiatieven om dat mogelijk
te maken.
De nota lezende, maak ik mij enige zorgen over het feit dat niet meer
van onderop, maar van bovenaf een blauwdruk wordt opgelegd. Ik vind dat
niet goed. Ook is in de schriftelijke ronde geen goed antwoord gegeven
op een aantal vragen hierover. In de nota wordt ingegaan op
buurtrechten. Een daarvan is het recht om de gemeente uit te dagen. Als
de gemeente iets heeft aanbesteed, dan kan een vereniging de gemeente op
dat punt uitdagen. Als de vereniging dan gelijk krijgt, dan moet de
gemeente tegen het bedrijf dat de aanbesteding heeft gewonnen, zeggen
dat het feestje niet doorgaat, met alle juridische en financiële
gevolgen van dien. Is daarnaar gekeken? Een bedrijf dat de aanbesteding
gewonnen heeft, heeft immers een overeenkomst en kan al de nodige
stappen gezet hebben. Wat vindt mevrouw Tanamal hiervan?
Een tweede recht is het recht op medegebruik van maatschappelijk
relevant vastgoed. Dit roept ook allerlei vragen bij mij op. Stel dat ik
mijn huis wil verkopen en het is voor de buurt maatschappelijke relevant
om daar een bepaalde inkomensgroep in te krijgen of er een buurthuis van
te maken, dan kan de buurt dat voor elkaar krijgen. Dat lees ik althans
in de nota. Wat betekent "maatschappelijk relevant land- of vastgoed"?
Kan dit betekenen dat een individu zijn eigen huis niet meer kan
verkopen?
De inititiefnemer wil ook een landelijk dekkend netwerk van
buurtverenigingen, stichtingen en corporaties. Zij moeten die
geformaliseerde buurtrechten krijgen. Verder moeten er referenda
uitgeschreven kunnen worden. Ik neem aan dat er een privaatrechtelijke
vereniging opgezet wordt. Daar zitten allerlei juridische haken en ogen
aan. Ik weet dat niet iedereen in een buurt hieraan kan of wil meedoen
of hier überhaupt interesse in heeft. Een en ander betekent dat een
bepaalde groep in een buurt altijd iets aan een andere groep in de buurt
kan opleggen, terwijl die dat niet wil. Ik zie geen evenwichtigheid in
dit geheel. Wat zijn de juridische consequenties als een of meer
buurtbewoners zeggen dat ze er helemaal niets in zien?
Kortom, ik heb veel vragen waar ik graag een antwoord op krijg van
mevrouw Tanamal. Vooralsnog zeg ik dat we het niet van bovenaf moeten
opleggen. Het moet van onderop komen. Er moet geen blauwdruk worden
gemaakt, want dat zorgt juist voor meer administratie en meer "one size
fits all"-modellen dan de buurten willen.
Mevrouw Fokke (PvdA):
Voorzitter. Ik dank allereerst mijn collega voor haar initiatief. Ik ben
juist heel blij dat we het hier nu landelijk op de agenda zetten. Lokaal
komen mensen er af en toe namelijk doodeenvoudig niet door. In de ene
gemeente komen ze er misschien wel door, maar in de andere niet. Dan is
het aan de landelijke overheid om te faciliteren als dingen vastlopen.
Ik ben dus heel blij met het initiatief. Het organiseren van
activiteiten die mensen in een buurt dichter bij elkaar brengen, is
immers belangrijk voor de saamhorigheid en de sociale cohesie in de
wijken. Initiatieven van burgers zijn belangrijk in een tijd waarin
actief burgerschap, betrokkenheid en eigen verantwoordelijkheid steeds
belangrijker zijn voor de buurt.
De voorstellen van de initiatiefnemer moeten uitmonden in een experiment
waaruit moet blijken wat de knelpunten zijn. De vraag moet worden
beantwoord waarom in sommige gemeenten en buurten mooie projecten van de
grond komen en waarom andere gemeenten, of je nu hoog springt of laag,
gewoon moeilijk blijven doen. Als deze knelpunten bekend zijn, hoe moet
het volgens de initiatiefnemer dan verder om ervoor te zorgen dat
gemeenten en buurten gaan samenwerken en de bewoners meer instrumenten
en middelen krijgen om hun buurt te verbeteren, onderhouden en
ontwikkelen? Met andere woorden: hoe wil zij haar plannen verder
uitrollen om te komen tot succesvolle buurtactiviteiten?
Burgers willen steeds meer zeggenschap hebben over hun eigen
leefomgeving. Ik deel de opvatting van de initiatiefnemer dat, om
daadwerkelijk ruimte te geven aan initiatieven, er ruimte moet worden
gecreëerd. Hoe moet de gemeente dit oppakken? En hoe worden deze
buurtrechten echt rechten waarop bewoners aanspraak kunnen maken? Het
moet immers meer zijn dan lege woorden; het moet ook invulling
krijgen.
Niet elke burger heeft de mogelijkheid om actief te participeren, niet
elke burger heeft het karakter om zich actief met de buurt te bemoeien.
Hoe bereik je dat buurtbewoners die van nature geen haantje-de-voorste
zijn, toch actief meedoen en zich kunnen vinden in de buurtactiviteiten?
De initiatiefnemer heeft diverse projecten bezocht. Kan zij uit de
praktijk voorbeelden noemen waaruit blijkt dat iedereen meedoet?
De initiatiefnemer stelt dat de lokale overheid eindverantwoordelijk
blijft voor zaken met een wettelijke verplichting. Kan de
initiatiefnemer aangeven op welke manier deze verantwoordelijkheden met
de buurt kunnen worden gedeeld? En hoe denkt de initiatiefnemer over het
waarborgen van de verantwoordelijkheid voor de continuïteit van een
buurtinitiatief?
Hoe kan de financiering van een pand of terrein zo worden georganiseerd
dat de hele buurt — daar gaat het om; het gaat niet om slechts enkelen
maar om de hele buurt — zich mede-eigenaar voelt voor een pand of
terrein zonder dat daarvoor een grote investering moet worden
gedaan?
Ik heb ook nog een vraag aan de minister. Hij heeft een tijd geleden de
Agenda Lokale Democratie gepresenteerd. Daarvan maakt ook de
doe-democratie deel uit. Heeft de minister al enig idee welke gemeenten
voor een experiment in aanmerking komen?
Kort en goed: de Partij van de Arbeid denkt juist niet dat je het alleen
maar in een gemeente kunt organiseren en dat we hier vandaag eigenlijk
met iets bezig zijn waar we niet over gaan. We gaan hier juist bij
uitstek over. Het is aan Den Haag om, als de lokale democratie
vastloopt, een en ander te faciliteren, niet om het te bureaucratiseren.
Ik heb de nota van collega Tanamal vooral gelezen als een aanjaagnota.
We zijn hier in Den Haag al jaren aan het praten over de doe-democratie.
Laten we nu dus ook eens wat doen. Papier is heel geduldig, maar volgens
mij moeten we met zijn allen gewoon aan de slag.
De heer Veldman (VVD):
Mevrouw Fokke zegt heel nadrukkelijk dat een hele buurt zich
verantwoordelijk moet voelen. Ik hoor graag van haar hoe zij dat voor
zich ziet. Ziet zij het zo voor zich, zoals ook in de initiatiefnota
wordt gesteld, dat er dan een buurtreferendum moet worden gehouden
waarmee de hoeken en de gangen van de buurt moeten worden afgebakend? En
moet dan iedereen meedoen? Of mogen mensen in de buurt ook zelf hun
keuzes maken, zoals ik in mijn eigen wijk ook doe? In mijn wijk hebben
een aantal bewoners een stukje groen van de gemeente overgenomen. Zij
doen dat hartstikke mooi en fantastisch. Ik heb geen groene vingers. Ik
heb er ook geen tijd voor. Ik juich erg toe dat zij dat doen. Maar als
iedereen moet meedoen, als iedereen verantwoordelijk is, zoals mevrouw
Fokke stelt, moet ik dan dus ook meedoen in dat stukje groen?
Mevrouw Fokke (PvdA):
U vraagt aan de initiatiefnemer van het wetsvoorstel over referenda of
zij van referenda houdt. Ja, zij houdt van referenda. Ik vind een
referendum een goede manier. Wat mevrouw Tanamal in haar initiatiefnota
juist expliciet stelt, krijgt op de volgende manieren vorm. Er kunnen
ook andere manieren zijn. Het kan zijn dat een buurt al vanzelf heel
actief is, dat iedereen in de buurt heel actief is. Nou, applaus, prima!
Het gaat echter ook over buurten waar het stokt, bijvoorbeeld omdat nog
maar één of twee mensen bereid zijn om iets te doen. Of het gaat over
buurten waar het niet van de grond komt doordat een gemeente alleen maar
nee zegt. Dan moet je er wel voor zorgen dat de boel aan de gang komt.
Ik vind het prima om de boel dan aan te jagen, om ervoor te zorgen dat
de buurt echt in beweging komt. Mevrouw Tanamal noemt daarvan
voorbeelden. Of je het nu leuk vindt of niet, soms heeft een buurt
gewoon net even dat kleine duwtje in de rug nodig. Dan wordt men heel
enthousiast en komen er heel mooie initiatieven van de grond. Dat
gebeurt in Nederland ook. De initiatiefnota is niet bedoeld om aan te
geven dat er in Nederland niks gebeurt. Er gebeuren in Nederland heel
mooie dingen. Maar in sommige gemeenten gebeurt er helaas helemaal niks.
De initiatiefnota is er vooral om dan aanjager te zijn.
De heer Veldman (VVD):
Dat is een mooi antwoord, maar het is geen antwoord op mijn vraag. Laat
ik hem heel concreet stellen. Mevrouw Fokke zei net: een hele buurt moet
dan verantwoordelijkheid dragen. Lees: een hele buurt moet dan meedoen.
Ik kijk naar mijn eigen buurt. Ik doe niet mee. Als de initiatiefnota
van mevrouw Tanamal wordt aangenomen en verder wordt uitgewerkt, mogen
mijn buren dan dus niet dat stukje groen onderhouden? Dat is dan
namelijk de consequentie.
Mevrouw Fokke (PvdA):
Je kunt deze nota vertalen als: u creëert bureaucratie. Meestal als je
zegt dat er bureaucratie wordt gecreëerd, als je zegt dat een nota
daarover gaat, dan wordt het zwart en wit. Dat is meestal het nadeel van
praten over bureaucratie. De wereld is gelukkig niet zwart en de wereld
is ook niet wit. Heel vaak is het gewoon grijs. Het probleem dat de heer
Veldman schetst, doet zich in de praktijk niet voor. Als hij om wat voor
reden dan ook niet wil meedoen in de buurt, dan kan dat. Er staat geen
straf op het niet meedoen. Het is vrij logisch: je gaat uiteindelijk
over je eigen leefomgeving. Deze nota is vooral bedoeld voor heel veel
buurtinitiatieven die niet van de grond komen. En soms hebben de mensen
gewoon ook koudwatervrees. De nota heeft dus een aanjaagfunctie. De heer
Veldman stelt het voor alsof er een soort "moetje" in zit, alsof mevrouw
Tanamal alle buurten in Nederland afgaat en vraagt: doet u wel met zijn
allen mee? Dat staat niet in de nota en zo is de nota ook niet
bedoeld.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Ik heb een korte vraag. Het is privaatrechtelijk. Het kan een
vereniging, een coöperatie of whatever zijn, maar in ieder geval wordt
het een groep, een vereniging die ook juridisch voor bepaalde zaken
verantwoordelijk kan worden geacht. Als een gemeente een fout maakt,
wordt er een bezwaarschrift ingediend en komt het via een bepaalde route
tot een uitspraak. Als een burger in dit geval vindt dat iets niet goed
is gegaan of dat hij niet gehoord is, dan kan hij een privaatrechtelijke
zaak starten, met eventueel ook financiële gevolgen. Ik ben bang dat
datgene wat we met zijn allen willen, niet van de grond komt als je het
allemaal zo ontzettend juridificeert. Ziet mevrouw Fokke dat probleem
ook? Hoe kan dat worden ondervangen?
Mevrouw Fokke (PvdA):
In de eerste plaats is bangheid altijd een heel slechte raadgever.
Inderdaad, zoals mevrouw Koşer Kaya mij nu toevoegt: we zitten straks
met geld dat je moet betalen. Het goede nieuws is dat er al heel veel
buurtinitiatieven in Nederland zijn. Het is niet zo dat wij vandaag het
wiel uitvinden. Toen ik nog gemeenteraadslid in Maastricht was, hebben
we ook al met dit bijltje gehakt. Juist tegen hetgeen waarvoor mevrouw
Koşer Kaya bang is, loop je niet aan. Er zijn in Nederland al heel goede
voorbeelden van hoe je dit regelt en organiseert. Dat levert in de
praktijk geen problemen op. Laten we dus niet net doen alsof wij hier
vandaag allerlei theoretische exercities met elkaar doen, met
als-danredeneringen, met situaties die zich nog nooit hebben voorgedaan.
Als je de moeite neemt om in Nederland rond te kijken, dan zie je dat
deze initiatieven er allang zijn in gemeenten. Laten we één ding doen:
leren van de praktijk. Dat bedoel ik te zeggen. Je kunt er een heel
bureaucratisch verhaal van maken, maar het ís niet bureaucratisch. Het
gaat juist om wat er nu al gebeurt en wat in heel veel gemeenten in
Nederland eindelijk eens zou moeten gebeuren. Daar gaat deze nota over.
Het is een heel mooie aanjaagnotitie.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Het punt is inderdaad dat het al heel veel gebeurt, op een heel
ongedwongen en niet- gejuridificeerde manier. Of je laat het gewoon
groeien, zodat dit landelijk kan worden opgepakt, of je doet wat de
initiatiefnemer zegt, namelijk kiezen voor een bepaalde vorm en het
privaatrechtelijk vastleggen. Daarmee verjuridiseer je het wel. Ik blijf
erbij dat je een heel andere situatie krijgt indien een individuele
burger vindt dat het niet klopt en het anders wil. Mijn vraag is heel
simpel: is dat zo en wat moet er dan gebeuren? Als dat niet zo is, heb
ik die vraag niet gesteld. Ik heb echter de indruk dat, indien je dit op
deze manier opzet, je mensen ook de instrumenten moet geven om een
privaatrechtelijke zaak op te starten als zij dat nodig vinden. Dat
zullen ze ook doen, want dat recht hebben ze.
Mevrouw Fokke (PvdA):
Ja, dat mag ik hopen. In Maastricht is een kinderboerderij door de buurt
opgestart. Ik mag toch hopen dat zij dat met zijn allen
privaatrechtelijk goed hebben geregeld. Dat is nou juist wat ik bedoel.
Vandaag vinden wij het wiel niet opnieuw uit. Dat is juist al allemaal
juridisch geregeld. Laten wij nu eens leren van die praktijk. Er zijn
ook slechte voorbeelden, en daarom is deze notitie zo goed. Er zijn al
heel veel samenwerkingsverbanden in Nederland, maar zorg ervoor dat nog
beter met elkaar wordt samengewerkt. Faciliteer elkaar daarbij. Ik ben
het met mevrouw Koşer Kaya eens, maar het probleem dat zij ziet is er
niet. Ik nodig haar graag uit om met mij mee te gaan naar de
kinderboerderij. Met ingang van volgende week ga ik met
zwangerschapsverlof, maar wij plannen wel een datum. Dan kan zij met die
mensen spreken.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Ik ben er al vaak geweest met mijn zoontje.
Mevrouw Fokke (PvdA):
Maar vast niet in Maastricht. Dan kan mevrouw Koşer Kaya eens horen waar
deze mensen tegen aanlopen en of dat nu echt de juridische problemen
zijn die zij hier schetst.
De voorzitter:
Ik geef het voorzitterschap aan mevrouw Voortman.
Voorzitter: Voortman
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Voorzitter. Goed de andere leden van de Kamer beluisterend, komen wij
toch weer tot de eeuwige slotconclusie dat het CDA inderdaad echt een
middenpartij is. Ook op dit punt zitten wij namelijk echt helemaal in
het midden. Ik luister naar wat er allemaal is gezegd.
Laat ik beginnen met de complimenten. Het initiatief dat mevrouw Tanamal
hier vandaag presenteert, is een heel belangrijk en een heel goed
initiatief. Het beantwoordt immers een vraag van de samenleving. Hoe
geven wij initiatieven nu de meeste ruimte, hoe zorgen wij ervoor dat
die vleugels kunnen krijgen en hoe zorgen wij er nu voor dat
initiatieven niet worden belemmerd? Dat is iets wat je vaak hoort. Het
is dus goed om dit op de agenda te zetten: langs welke weg kunnen al die
problemen worden weggenomen?
Bij de CDA-fractie doemen echter ook een aantal bezwaren op. Dat ligt
niet zozeer aan de nota als wel aan de antwoorden in het schriftelijk
verslag. De heer Veldman van de VVD stipte deze bezwaren ook al aan. Het
lijkt er namelijk toch op dat zaken zeer in malletjes moeten worden
gevat en dat kan er misschien wel toe leiden dat belangrijke
initiatieven juist niet meer van de grond komen. Ik noem hier het met
elkaar bijna dwingend bepalen wat de grenzen van een gemeenschap zijn.
Zaken moeten worden afgehecht door buurtreferenties — zo begrijpen wij
het althans — waar misschien niet iedereen heel erg graag aan mee wil
doen. De sociale wijkteams hebben wij vandaag nog niet horen noemen,
maar de rol van deze teams wordt ook vermeld. Zij kunnen het mogelijk
maken dat kwetsbare mensen gaan meedoen of zij kunnen een rol gaan
vervullen bij het mobiliseren van deze mensen. Ik zie hoe de sociale
wijkteams op dit moment worstelen met de taken die hun zijn toebedeeld.
Ik voorzie dan ook echt een probleem, hoe belangrijk dit ook kan zijn.
Zij moeten mensen gaan dwingen om mee te doen of anderszins een bijdrage
te leveren. Dan ben je elkaar aan het zoethouden en dat is volgens mij
niet wat wij moeten willen.
Blijft staan dat de gedachte van het "right to challenge", dat in het
Verenigd Koninkrijk heel erg is uitgewerkt, hier goed vertaald meer
ruimte moet krijgen dan het nu krijgt. Daar is wel iets mee aan de hand.
Daarover ben ik het met de verschillende woordvoerders wel eens. Wij
moeten niet denken dat wij er alleen al zijn met de initiatieven die nu
veelvuldig worden uitgerold. Op bepaalde punten moet er wel iets
gebeuren. Ik denk daarbij niet zozeer aan de mogelijkheden om iedereen
met een uitkering alles te laten doen. Inderdaad, de heer Veldman heeft
gelijk: de meeste mensen die vrijwilligerswerk doen, doen dat naast een
fulltimebaan. Dat is de grootste groep. Of het zijn de mensen die
gepensioneerd zijn. Het zit dus niet zozeer bij de mensen die een baan
zoeken. Zij zijn of vreselijk druk bezig of doen niks. Het is het een of
het ander. Gelukkig zijn de meeste mensen heel erg druk bezig om juist
in deze ingewikkelde maatschappij weer een baan te vinden. Dat is al
moeilijk genoeg.
De CDA-fractie stelt aan de initiatiefnemer, en daarmee ook aan de
minister, concreet de vraag welke ruimte wij nu echt gaan bieden, opdat
dingen waar mensen tegen aanlopen worden weggenomen. Kan dat inderdaad
via experimenten? Een en ander zou zo mogelijk betrekking moeten hebben
op het landelijke niveau. Daarbij zouden zich zeker niet de zaken moeten
voordoen die in de initiatiefnota worden genoemd. Dan denk ik aan zaken
met een dwingend collectief en met een rechtspersoon waarbij mensen
gedwongen worden om daarin te participeren en waarbij iedereen een
verantwoordelijkheid krijgt, want mensen willen dat misschien helemaal
niet. Ik zie de btw-aangifteproblematiek al tegemoet. Voor je het weet,
ben je collectief in verzuim, en dan heb je nog een veel groter
probleem. Laten wij dus bekijken hoe dit uiteindelijk wel de ruimte kan
krijgen zonder dat het te dwingend wordt.
Een ander punt is nog niet zo besproken: als wij aan initiatieven de
ruimte geven, hoe gaan wij die dan uiteindelijk monitoren? Als dit
gebeurt op een manier waarbij wij straks allemaal moeten gaan afvinken
op welk vlak wij wel en op wel vlak wij niet hebben gepresteerd, dan
wordt dit naast een lat gelegd en dan veroorzaken wij echt een enorme
bureaucratie. Wij willen dit graag omarmen, maar wel als een ruimte die
mensen moeten krijgen. Daarbij kan door het ministerie inderdaad best
een analyse worden gemaakt in de vorm van een experiment. Waar lopen
mensen concreet tegenaan? Waarom lukt het soms niet, terwijl mensen wel
willen? Ik ben het overigens niet eens met de opmerking dat het vaak
ligt aan zogenaamd onwillige ambtenaren. Dat is een doembeeld dat
helemaal niet zo aan de orde is. Het gaat vaak om een collectief
onvermogen om het voor elkaar te krijgen. Laten wij dat wegnemen, maar
niet gevat in een malletje van bovenaf, zoals ook D66 terecht stelt,
want dan slaan wij dit echt dood. Dat zouden wij niet moeten willen.
De voorzitter:
Ik draag het voorzitterschap over aan mevrouw Van Toorenburg.
Voorzitter: Van Toorenburg
De voorzitter:
Ik kijk even naar de initiatiefnemer en de bewindspersoon. Ik weet dat
de minister altijd heel graag meteen wil antwoorden en het ook zo heeft
voorbereid. Mevrouw Tanamal, wilt u direct antwoorden of vindt u het
wenselijk om in een paar minuten even wat zaken onder elkaar te
zetten?
Mevrouw Tanamal (PvdA):
Het laatste.
De voorzitter:
Dan houden wij een pauze van tien minuutjes. Wij gaan verder met het
debat om 11.50 uur.
De vergadering wordt van 11.39 uur tot 11.50 uur geschorst.
De voorzitter:
Wij vervolgen het debat over de initiatiefnota van mevrouw Tanamal van
de Partij van de Arbeid-fractie. De leden van de Kamer hebben hun
inbreng in eerste termijn geleverd. Mevrouw Tanamal zal als eerste
hierop reageren. Daarna geef ik het woord aan de minister om te
antwoorden op de vragen die aan hem zijn gesteld en om zijn oordeel
daarover te geven.
Een van de leden is nog niet aanwezig, maar wij hadden afgesproken dat
wij om 11.50 uur zouden beginnen en daarom gaan wij nu beginnen. Ik geef
het woord aan mevrouw Tanamal.
Mevrouw Tanamal (PvdA):
Voorzitter. Dit initiatief is vooral bedoeld om mensen in hun eigen wijk
meer zeggenschap te geven en meer de regie te laten voeren over hetgeen
zij belangrijk vinden in hun wijk. Mensen weten toch vaak echt het beste
wat goed is voor hun wijk of straat.
Mevrouw Van Toorenburg en anderen hebben erop aangedrongen dat ik de
antwoorden op de schriftelijke vragen meer concreet maak en dat ik
voorbeelden geef. Ik wijs erop dat het niet de bedoeling is dat dit de
norm is. Het gaat om een aantal initiatieven en zaken waarbij het er
uiteindelijk op neerkomt dat burgers die samen met elkaar moeten
uitvoeren. Het is absoluut niet de bedoeling dat dit top-down gebeurt en
al helemaal niet dat er een blauwdruk wordt gemaakt. Een aantal
gemeenten is heel goed bezig, maar andere juist weer niet.
Iedere zichzelf respecterende gemeenteraad zal zijn burgers serieus
nemen, maar toch lopen gemeenten er ook tegen aan dat zij niet zo goed
weten hoever zij moeten gaan. Ik ben bij veel gemeenten — in grote
steden en in kleine dorpen — op bezoek geweest — ik ben daartoe soms ook
door gemeenten uitgenodigd — om te vragen hoe zij hieraan vorm zouden
kunnen geven. Eigenlijk komt het er steeds op neer dat zij graag willen
meewerken, maar dat zij niet weten tot hoever zij kunnen gaan.
Ik ben het met mevrouw Van Toorenburg eens dat het niet altijd gaat om
ambtenaren die niet welwillend zijn. Voor een deel is het angst, omdat
ambtenaren zich afvragen of zij verantwoordelijk zijn als het fout gaat.
Ook voor ambtenaren is het niet altijd duidelijk. Het is niet mijn
bedoeling dat BZK buurtrechten gaat opleggen aan wijken, maar om te
experimenteren met deze rechten. Zoals de heer Veldman al zei: dit moet
echt lokaal gebeuren, men moet hiermee lokaal aan de bak. Ik vraag van
BZK om hierin samen met de VNG op te trekken, ook met het oog op een
landelijk dekkend netwerk. Eigenlijk komt het erop neer dat BZK de rol
van aanjager moet hebben, zoals mevrouw Fokke ook al zei. Het ministerie
moet zorgen voor cultuurverandering en handleidingen opdat voor
gemeenten duidelijk wordt wat zij precies kunnen doen en hoe ver zij
kunnen gaan. Die vraag is ook door gemeenten gesteld. Ik ga ervan uit
dat BZK hierin een rol kan spelen en dat het ministerie een bijdrage kan
leveren aan de cultuurverandering en het tegengaan van bureaucratie. Het
is dus absoluut niet de bedoeling dat wij dit gaan opleggen, ook al is
die indruk misschien gewekt.
Ik meen dat ik hiermee in het algemeen al heb geantwoord op de vraag die
bij de meeste leden van de commissie leeft. Het is dus niet de bedoeling
om top down te werken of met een blauwdruk. Het moet echt van onderaf
komen. Het initiatief is een schets van de situatie zoals die naar mijn
mening zou kunnen zijn, maar door te experimenteren met die buurtrechten
kun je helder krijgen hoe het dan zou moeten. Als iets toch geen goed
idee blijkt te zijn, moet je dat vooral niet doen.
Naar aanleiding van de opmerkingen over de collectieven wijs ik erop dat
als een buurt of een straatje besluit iets te doen, het logisch is dat
je dit met elkaar bespreekt en dat het niet iets is van één persoon. Die
collectieven hebben echter vaak te maken met veel grotere zaken. Zo zie
je regelmatig dat er hele buurtbedrijven ontstaan of zorgcoöperaties. In
Austerlitz bijvoorbeeld is een grote zorgcoöperatie opgericht; het hele
dorp is zo'n beetje lid. Daarvoor moet je met elkaar afspraken kunnen
maken. Dat gaat bij vinger opsteken of hoe dan ook, maar het is
natuurlijk niet de bedoeling dat er voor ieder besluit dat in een wijk
wordt genomen, bijvoorbeeld over een speeltuintje, een heel referendum
moet komen.
Een referendum zou kunnen passen bij het laatste buurtrecht en dan
vooral bij het stuk over de buurtplanning. Als er groot gebouwd gaat
worden of er wordt besloten tot uitbreiding van een gebied of de
verbouwing van de hele binnenstad, dan zou je dat met de burger kunnen
bespreken. Het gaat dan niet zozeer over de vraag of het moet gebeuren,
maar vooral over de vraag hoe het moet gebeuren. In Amsterdam
bijvoorbeeld gebeurt dit al. Daar wordt een parkeergarage gebouwd en in
dit kader wordt met bewoners gesproken over de vraag hoe die er naar hun
mening uit moet zien en hoe ervoor kan worden gezorgd dat zij er geen
overlast van ondervinden. Dat kost de gemeente veel meer tijd, maar zij
neemt haar burgers dan wel serieus.
Dat is de bedoeling van die collectieven. Ze zijn dus niet bedoeld voor
een speeltuintje, maar voor de grotere dingen. Zeker als er geld aan te
pas komt, kan men dat niet in zijn eentje doen, bijvoorbeeld als een
buurt iets doet op het gebied van zorg en daarvoor geld wil hebben. Dan
is er toch een rechtspersoon nodig en ik meen dat je mensen dan ook
tegen zichzelf moet beschermen; dat moeten zij gewoon niet willen.
Mevrouw Voortman sprak over maatwerk en diversiteit. Ik onderschrijf
dit, want daar gaat het nu precies om. Het mag absoluut geen blauwdruk
zijn, want dan gaan wij weer dingen opleggen en dat is nu juist wat wij
niet willen. Ik wil weg van de bureaucratie en ik wil niet dat mensen
dingen worden opgelegd. Natuurlijk zijn er altijd regels en de
gemeenteraad heeft er ook een rol in, maar mensen weten het vaak heel
goed. De gemeenten die in dit kader goede dingen doen, verdienen een
compliment, maar helaas gaat het niet overal zo goed.
Mevrouw Voortman sprak daarnaast over pilotgemeenten. Toen wij hier
vorig jaar mee naar buiten kwamen, hebben heel wat gemeenten zich
aangemeld. Daar waren gemeenten bij die nog helemaal niets doen. Zij
willen graag iets doen, maar zij weten niet hoe zij dat moeten doen. Ik
heb de namen van die gemeenten doorgegeven aan het ministerie en ik heb
de gemeenten laten weten dat zij eventueel zelf contact kunnen opnemen
met het ministerie.
Ook hebben zich gemeenten gemeld die al heel ver zijn, maar die nu in de
knel komen. Mevrouw Voortman wees op het voorbeeld van de vraag wat in
het kader van de Participatiewet is toegestaan. Deelname mag wel als
betrokkene in de WBB zit, maar niet als hij of zij een uitkering krijgt
via het UWV, bijvoorbeeld een WW-uitkering. Dan moet er sprake zijn van
de status van sociaal belang behartigende instelling (sbbi) of algemeen
nut beogende instelling (anbi). Die heeft het gemiddelde buurtbedrijf
niet. Dit zijn allemaal lastige zaken waarvoor wij landelijke wetgeving
moeten maken. Dan gaat het inderdaad om mensen die aan het werk gaan
terwijl zij een uitkering via het UWV ontvangen.
De voorzitter:
Ik grijp even in, want er worden nu zo veel afkortingen gebruikt dat wij
misschien over de hoofden van mensen heen spreken. Wij kunnen algemene
termen gebruiken. Ik neem aan dat mevrouw Tanamal vooral doelt op de
vormen van uitkeringen en de organisaties die zich daarvoor inzetten.
Laten wij hierop letten.
Mevrouw Tanamal (PvdA):
Dat zal ik doen. Ik sprak over mensen met een WW-uitkering en mensen met
een bijstandsuitkering. Dat zijn verschillende wetten en in het ene
geval mag het wel en in het andere niet. Mensen raken daardoor in de war
en zij krijgen soms zelfs een boete. De ene keer vindt men het goed als
je met behoud van de werkloosheidsuitkering het buurtbedrijf opknapt en
de andere keer niet. Dit is heel verwarrend. Dit is dus een duidelijk
voorbeeld van een zaak waar wij landelijk naar moeten kijken.
Het Landelijk Samenwerkingsverband Actieve bewoners (LSA) is ontzettend
actief en doet heel goed werk. Dit samenwerkingsverband heeft zeker in
kaart welke gemeenten hiervoor in aanmerking zouden kunnen komen. Het
lijkt mij dan ook een goede gedachte om hierin met het
samenwerkingsverband op te trekken.
Ik heb al iets gezegd over de rechtsvorm. Dat hoeft natuurlijk niet
altijd. Als mensen met elkaar zeggen: wij willen hier een zandbak, hoeft
er natuurlijk geen collectief te worden opgericht en hoeft er ook geen
referendum te worden georganiseerd. Het is natuurlijk wel normaal dat je
hierover even met de buren spreekt. Dit gaat meestal vanzelf.
Ik spreek over rechtsvormen als het over de grotere zaken gaat. In de
Wmo is het begrip right to challenge opgenomen. Als mensen een
zorgcoöperatie willen opzetten, moeten zij toch een rechtspersoon
hebben. Het gaat dan om geld, aanbestedingen en dergelijke en dat kun je
niet zomaar met drie buurvrouwen doen. Dat lijkt mij ook niet
verstandig.
Een referendum moet ook echt om grote dingen gaan. In Leeuwarden wilde
een groot buurtbedrijf op het schoolplein een biologische markt houden.
De hele buurt is bij elkaar geroepen om te vragen of men het ermee eens
is. De grote massa was het ermee eens en nu wordt het zo gedaan. Soms
wordt ook wel via Facebook gewerkt en wordt langs die weg aan mensen
gevraagd wat zij in hun buurt willen.
Er is gesproken over de financiën van de big society. Ik ken dit
voorbeeld uit Engeland. Dat werkt heel goed met die slapende tegoeden.
Ik weet niet zo goed of dit ook in de Nederlandse wet- en regelgeving
past, maar als daarvoor voorstellen worden gedaan, sta ik daar zeker
voor open.
Ik heb in het kader van de landelijke regelgeving al gesproken over de
Wet werk en bijstand en het UWV.
Ik heb ervoor gekozen om dit niet direct in de wet vast te leggen, juist
om te voorkomen dat wij vastleggen: u moet, u moet en u moet … Ik vind
juist dat gemeenten zelf, gesteund door BZK, moeten bekijken hoe het
moet. Dat geldt vooral voor aanjagen en ondersteunen. Er moet ook een
plek zijn waar ze vragen kunnen stellen, ook over eventuele experimenten
met de wet zelf. Aan de hand daarvan hoor ik later graag na de monitor
van de minister wat de uitkomsten zijn en hoe wij het het beste kunnen
vastleggen. Misschien hoef je het niet eens vast te leggen, omdat er
zo'n cultuuromslag heeft plaatsgevonden dat het inmiddels gewoon is.
Daarom wil ik het niet vastleggen.
Dan kom ik nu toe aan de vragen die mijnheer Veldman namens de VVD heeft
gesteld. Ik ben blij dat hij het in ieder geval met mij eens is dat het
heel goed is dat bewoners zo veel initiatieven ontplooien. Ik weet
verder dat er in Nijmegen heel veel gebeurt. Er zijn inderdaad zat zaken
die bewoners kunnen overnemen.
Hij noemde volgens mij ook het zwembad en dat is een voorbeeld van een
initiatief dat tot heel veel problemen leidde. Je denkt natuurlijk "waar
hebben we het over, laten we gewoon het zwembad overnemen", maar je
krijgt dan wel weer te maken met hetzelfde gedoe. Als de bewoners het
willen overnemen, wie is er dan aansprakelijk? Wie is er
verantwoordelijk? Hoe moet het met dit? Hoe moet het met dat? Er zijn
ook dan weer problemen met mensen met een uitkering die iets willen
doen, want het heeft geen anbi-status en ook geen sbbi-status. Misschien
is het wel oneerlijke concurrentie. Snap je? Daar zijn zo veel vragen
over dat het voor mensen onduidelijk wordt. Ook welwillende gemeenten
die bewoners willen ondersteunen, raken de kluts kwijt. En dus doen ze
het maar niet. Dat is gewoon heel erg jammer.
Ik ben het met u eens dat wij niet in Den Haag moeten bepalen hoe de
buurtrechten eruit zouden moeten zien. Wat wij hier hopelijk bepalen, is
dat mensen de mogelijkheid krijgen om ondersteund te worden bij al die
initiatieven die ze zelf zo graag zouden ondernemen. Die ondersteuning
moet vaak van de gemeente komen. Ik begrijp dat er gemeenteraden zijn
die het best lastig vinden, want opeens krijgen ze ingewikkelde zaken
voorgeschoteld. Het is wel een lokaal initiatief. Over wat de landelijke
overheid moet doen, heb ik net al uitgebreid gesproken.
U vraagt of ik hiermee de huidige participatie de nek omdraai. Uw
voorbeeld daarbij is de groenvoorziening. Daar zit gewoon verschil in.
Ik zou het met u eens zijn als u zou zeggen: hier is een plantsoen en
daarvan gaan we een tuintje voor de buurt maken. Natuurlijk moet je dat
gewoon laten gebeuren, maar je ziet ook grote projecten die bewoners
samen willen doen. Toen ik net dit voorstel had gedaan, kreeg ik van de
hoveniersbranche een brandbrief met als boodschap "help, wat ga je nu
weer doen?". Ik ben met de branche op pad gegaan. We hebben bezoeken
afgelegd aan bewonersinitiatieven en daardoor is die branche nu helemaal
om. De groenbedrijven zien nu echt een kans om samen met de bewoners en
de overheid een kortdurend collectief te vormen en gezamenlijk een
aanbesteding te doen.
De buurt wordt op die manier betrokken bij de vraag hoe die hele
groenvoorziening en dat plantsoen eruit zou moeten gaan zien. Als mensen
dan bepalen dat ze een stukje zelf willen onderhouden, kan dat. Het gaat
dus ook om deskundigheid, want je kunt niet zomaar wat gaan doen. De
groenvoorziening is nu bezig om met bewoners de eerste
bewonerscoöperatie in het groen op te richten. Er zijn dus ook voor het
bedrijfsleven kansen. Het gaat juist om de samenwerking. Het is een
tijdelijk iets. Als bewoners zeggen "doe ons een stukje vlindertuin",
dan moet je dat gewoon kunnen regelen. Het gaat mij om heel grote
projecten en daar heb je echt die rechtsvorm voor nodig.
Ik denk dus niet dat het de participatie de nek omdraait. Je ziet
gemeenten die vooroplopen, bijvoorbeeld Leeuwarden. Daar heeft men heel
veel gedaan om bewoners te ondersteunen. Die gemeente loopt nu ook vast
en vaak is de oorzaak alle verschillende wet- en regelgeving. Zo komen
ze in de knel met de Omgevingswet en de Participatiewet, want hoe moeten
ze met die twee verder? Ik heb een agrarische gemeente bezocht waar men
heel graag met boeren en bewoners iets wilde doen. Dat bleek nog niet zo
makkelijk, want ze kregen te maken met de Milieuwet en de zus-wet en de
zo-wet. Die mensen zeiden: wij weten niet hoe het moet. Er zijn echt
heel veel vragen. Ik wil niemand iets opleggen, maar helder maken hoe
het wel kan en kijken wat we kunnen doen als iets niet kan. Dat is het
hele doel van mijn voorstel.
U spreekt over lokaal maatwerk. Daarover zijn we het eens.
"Interdepartementale coördinatie" is een mondvol, maar het is wel goed
dat iemand zorgt voor afstemming. Je hebt te maken met de WW, maar ook
met de Participatiewet en diverse andere wetten. Het is dan wel fijn dat
iemand ervoor zorgt dat het een beetje op elkaar wordt afgestemd.
Mevrouw Koşer-Kaya, u hebt een aantal vragen gesteld die te maken hebben
met wat anderen al hebben gezegd. Zo zei u dat het een ideaal is. Daar
zijn we het met elkaar over eens. We zijn het er ook over eens dat je
mensen de ruimte moet geven, dat het om oprechte participatie moet gaan
en dat je mensen geen dingen moet opleggen. Dat ben ik helemaal met u
eens. Het gaat mij ook om het recht om het te doen en niet om een
plicht. Het is niet zo dat de gemeente kan zeggen: jullie gaan voortaan
maar zelf het plantsoen aanharken als daarvoor eerder een
hoveniersbedrijf in de arm was genomen. Doe je dat wel, dan ga je ook
aan arbeidsverdringing doen en dat wil ik niet. Dat is niet de
bedoeling. Oprechte participatie houdt in dat bewoners zaken zelf
aangeven. Omgekeerd mag de overheid ook wel eens participeren in wat
bewoners willen. Ondersteun ze bij wat ze willen!
U zei dat u zelf wethouder bent geweest. Ik heb u eerder gesproken en
toen heb ik gehoord hoe u dat deed. Ik dacht toen: als we het overal zo
zouden doen, dan hebben we dit niet eens nodig. Helaas is dat niet zo.
Daarom moet je een aantal dingen aanjagen en proberen om de cultuur te
veranderen.
Ik heb de landelijke blauwdruk uitgebreid besproken. Dat wil ik echt
niet. Dat zou heel slecht zijn en dat is dan ook absoluut niet mijn
bedoeling. Het moet van onderaf komen en het moet maatwerk zijn. De ene
gemeente moet het anders kunnen doen dan de andere gemeente.
U zegt dat je de gemeenten los moet durven laten, omdat gemeenten
proberen om er zelf een beetje kleur aan te geven. Dat is inderdaad een
punt dat heel vaak wordt genoemd. Gemeenten vinden het vaak heel goed
dat mensen het zelf doen. Ze willen heel veel, maar dan krijgen bewoners
toch weer een stel voorwaarden mee. Het gaat dan niet eens zozeer om
wettelijke voorwaarden als wel om voorwaarden die duidelijk maken hoe de
gemeente het graag zou zien. Dat is gewoon jammer. Mensen weten vaak
zelf wat het beste is. Het is bovendien mijn ervaring dat mensen
zuiniger zijn als ze het zelf doen dan als ze het met bestaand geld
doen. Mensen zijn echt heel goed in staat om dat soort dingen te
doen.
Een andere kijk op buurten en de blauwdruk: daarover heb ik al
gesproken. U hebt verder nog een aantal meer juridische vragen gesteld
die te maken hebben met de schriftelijke beantwoording. Het gaat u
daarbij vooral om het recht om een gemeente uit te dagen en de noodzaak
om dan eventueel opnieuw aan te besteden. Dat is niet mijn bedoeling,
maar misschien heb ik dat niet helder omschreven. Als de aanbesteding is
afgerond en een project is toegekend, moeten burgers niet kunnen zeggen:
"Ho, dat wij willen wij niet. Wij willen het even anders." Dat is niet
de bedoeling. Het gaat mij om zaken waarover burgers zeggen: dat ligt
hier nu al jaar en dag en wij willen het nu echt een keer anders gaan
doen. Dat is dat right to challenge.
U gaf een voorbeeld uit Engeland van dat right to challenge, het
landgoed. Natuurlijk kun je niet zeggen: dat huis willen wij wel hebben.
In Engeland doet men het zo dat mensen kunnen aangeven dat ze bepaald
maatschappelijk vastgoed, schooltjes en wijkcentra en dus geen
particuliere woonhuizen, echt willen behouden voor de wijk. Als
dergelijk vastgoed te koop komt te staan, moeten bewoners binnen zes
weken reageren en hun belangstelling tonen. Vervolgens moeten ze het
binnen zes maanden kopen of huren.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
U hebt zelf echter ook aangegeven dat er in Engeland een fonds is waar
men geld uit kan halen. In Nederland kennen we dat niet, tenzij een
vereniging zo wordt opgezet dat al die mensen geld inbrengen. Daardoor
zou die vereniging over een budget kunnen beschikken et cetera, et
cetera. Ik zie niet in hoe mensen op een andere manier zo'n gebouw
zouden kunnen kopen.
Mevrouw Tanamal (PvdA):
U hebt gelijk over die maatschappelijke bank. In Nederland zijn ook
voorbeelden van bewoners die zelf de benodigde middelen hebben vergaard.
Mensen doen dat met elkaar en daarom heb je dat collectief en die
rechtspersoon nodig. Die kunnen daarvoor geld lenen. Er zijn ook
initiatieven waarbij een buurt een pand dat niet meer wordt onderhouden
en ook niet wordt verkocht, voor €1 heeft kunnen kopen. Die mensen
moesten dat pand helemaal zelf opknappen. Natuurlijk is dat niet voor de
eeuwigheid. Het wordt dan voor een bepaalde termijn toegekend. Het gaat
mij er vooral om dat de bewoners bij voor de wijk belangrijke gebouwen
en zeker bij gebouwen met een maatschappelijke functie worden betrokken
en dat die panden niet zomaar worden verkocht aan een
projectontwikkelaar. De bewoners moeten de eerste keuze hebben, maar als
ze het niet kunnen betalen of huren, dan is dat jammer. Het kan niet zo
zijn dat het allemaal gratis moet. Geef bewoners in ieder geval de kans
om aan te geven dat ze een pand willen hebben!
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Ik begrijp het wel, maar in de praktijk is het waarschijnlijk heel
ingewikkeld om de financiën voor elkaar te krijgen. Als je een wijk
dwingt om het in een bepaalde situatie zo te doen, dan … Weet je, het
vertrouwen in de politiek moet ook versterkt worden door betrouwbaar
naar elkaar toe te zijn. Ik ben heel bang dat je mensen instrumenten in
handen geeft die niets waard blijken te zijn, omdat ze het financieel
niet aankunnen. Dat geeft ook een hoop frustratie.
Mevrouw Tanamal (PvdA):
U zegt "betrouwbaar", maar die betrouwbaarheid geldt wel voor beide
kanten. We zien helaas ook dat bewoners het initiatief nemen om een
gebouw op te knappen en dat een gemeente dat gebouw vervolgens doodleuk
verkoopt. Natuurlijk moet je vertrouwen hebben — dat moet twee kanten
opgaan — maar daar komt gewoon een contract aan te pas. Natuurlijk kun
je bang zijn voor van alles en nog wat, maar het gaat erom dat bewoners,
als er een school leegstaat, kunnen zeggen: wij zouden hier heel graag
wat mee willen doen, gemeente. Ik geef een voorbeeld uit Engeland, maar
dat hoeft helemaal niet zo te zijn. Er zijn zat gemeenten die zeggen:
oké, voor de eerste twee jaar mogen jullie dit gebruiken. Maar er zijn
wel degelijk collectieven die een goed verdienmodel hebben, die ook een
bedrijfsplan maken en die daarvoor gewoon een hypotheek kunnen krijgen,
hoor. Daar heb ik diverse voorbeelden van. Het gaat er ook niet om dat
ze het misschien niet kunnen en "o, help". Dit is gewoon het aanbod; het
is ook zakelijk. En als u het niet kunt betalen, sorry, dan gaat het
over. Als men het voor een euro wil doen voor twee jaar, dan kan dat
ook, maar soms gaat het gewoon niet door. Het is niet zo van: nou hebben
wij daar recht op en dat moeten wij hebben! Het gaat erom in overleg te
gaan met de mensen in de wijk, naar hun plannen te luisteren en hun de
kans te geven om dat te doen.
De voorzitter:
Voordat u doorgaat, heb ik zelf een interruptie namens de CDA-fractie.
Ik doe het even gemakshalve zo als de leden het goed vinden.
Mevrouw Koşer Kaya en ook ik hebben gewezen op wat er staat over het
uitdagen van de gemeente, want er staat letterlijk …
Mevrouw Tanamal (PvdA):
Ja, ik weet het.
De voorzitter:
… op bladzijde vier dat, als een aanbesteding is gelopen en een partij
heeft gewonnen, een collectief kan zeggen: dat gaan wij lekker niet
doen. Zo werkt het niet. Ook voor de Handelingen: dat moeten wij anders
duiden dan hier op papier staat.
Mevrouw Tanamal (PvdA):
Dat ben ik helemaal met mevrouw Van Toorenburg eens. Ik heb dat
onderzocht en daar kwam dit uit, maar met de wijsheid die ik nu heb, ook
met anderen hierover gesproken hebbende, ben ik dat met haar eens. Als
iets al jaar, op jaar, op jaar constant weer wordt gegund aan een partij
en burgers of bewoners van een wijk zeggen "nou willen wij gewoon een
keer", dan moet dit ervoor zorgen dat dat kan. Zo was het eigenlijk
bedoeld, maar het is niet goed opgeschreven. De bedoeling is dus niet:
deze partij heeft gewonnen; wij zijn het er niet mee eens; nou willen
wij het opnieuw. Dat is nadrukkelijk niet de bedoeling.
De voorzitter:
Helder. Vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Tanamal (PvdA):
Mevrouw Koşer Kaya vroeg wat maatschappelijk relevant land- of vastgoed
is. Wat het kan zijn, heb ik net al genoemd, maar het kan niet haar huis
zijn. Natuurlijk kunnen mensen niet zeggen: wij willen haar huis; dat
staat te koop. Het gaat om scholen en gebouwtjes zoals ze in elke wijk
staan. Door alle bezuinigingen in de gemeentes zie je nu heel veel
pandjes leegstaan, zoals buurthuizen en allerlei andere
ontmoetingscentra. Laat de wijk die nou gebruiken. Soms zetten ze daar
antikraak in, maar laat die wijk dat nou gebruiken. Je hoeft het niet
voor de eeuwigheid toe te kennen, maar als mensen daar zelf goede ideeën
over hebben, geef ze dan de kans om daarop te reageren. Ik gaf net het
voorbeeld van Engeland, maar dat betekent niet dat dat hier moet. Dat is
echt om het te illustreren.
Wat het landgoed betreft — mevrouw Voortman had het er net al over — zie
je dat er in wijken vaak een stukje grond braak ligt. Dan vragen
bewoners vaak aan de gemeente: mogen wij daar een moestuin aanleggen? Er
zijn heel wat buurtmoestuinen. Helaas is wat mevrouw Voortman zei ook
waar toen ze het had over de sociale dienst: een kilo tomaten en twee
komkommers in de week; wat is daarvan de werkelijke waarde? Zoiets moet
je toch gewoon niet willen met elkaar? Ik kan mevrouw Voortman daar heel
erg in ondersteunen. Dat soort dingen kan nooit zo bedoeld zijn, maar
het is prachtig als een hele wijk met elkaar zoiets doet. Ik heb het in
Amsterdam gezien: middenin De Baarsjes staat zo'n tuin. Ik dacht: die
wordt kapotgemaakt. Helemaal niet dus. De hele buurt is daar actief aan
het harken en van alles en nog wat aan het doen. Dat is een gezamenlijk
iets en mensen zijn daar met elkaar heel blij mee. Daar gaat het om als
het gaat om landgoed. Dat kan vaak ook niet voor de eeuwigheid worden
toegekend, maar geef mensen de mogelijkheid om dat gewoon te
gebruiken.
Wat die rechtspersoon betreft heb ik in de nota vooral een schets
gegeven van de mogelijke regelingen en van de manier waarop je
buurtrechten zou kunnen invoeren. Dat gaat dus nogmaals niet om kleine
punten. Dat gaat echt om grote initiatieven: zorgcoöperaties,
bewonersbedrijven en energiecollectieven, waar er ook steeds meer van
komen. Die experimenten zijn vooral bedoeld om uit te zoeken of dit de
beste uitwerking is of dat het misschien toch op een andere manier moet.
Dus er moet helemaal niks worden vastgelegd. Er moet gewoon gekeken
worden: is dit nou de manier of moet het heel anders? Dat zullen wij
later horen als wij daarop terug zullen komen.
Dan de verhouding tot de gemeenteraad. De gemeenteraad blijft natuurlijk
gewoon eindverantwoordelijk, vooral voor wat er op buurtniveau
plaatsvindt, maar het is aan de raad om meer ruimte te creëren voor
bewoners om zelf initiatieven te ontplooien en ze in ieder geval de
mogelijkheid te bieden om ze daarbij te ondersteunen. Ik heb het net ook
al gezegd: elke zichzelf respecterende raad zal naar zijn bewoners
luisteren. Er zijn veel initiatieven. Wij hebben de G1000, waarbij
allerlei bewoners …
De voorzitter:
Mevrouw Koşer Kaya, het stoort een beetje; u krijgt antwoord op uw vraag
en u bent tegelijkertijd in gesprek.
Mevrouw Tanamal (PvdA):
Hebt u het wel gehoord of moet het opnieuw?
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Ik was net afgeleid door een van de punten die aan de orde kwamen in
haar notitie.
Mevrouw Tanamal (PvdA):
Dat doen wij zo dan, ja? Maar hebt u de beantwoording van uw vragen
gehoord?
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Ja.
Mevrouw Tanamal (PvdA):
Oké, goed. Die raad blijft natuurlijk eindverantwoordelijk. Burgers gaan
het nu niet helemaal overnemen. De raad heeft zijn bevoegdheden. Alleen,
deel nou wat van die bevoegdheden, ook met burgers, en geef ze ook de
kans om te laten zien dat ze dat kunnen en dat ze daar heel goed toe in
staat zijn.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Dan zal ik toch de vraag stellen die ik net zat te bespreken. In de
notitie zegt mevrouw Tanamal bij 1.5 Beslispunten, punt twee: "De
regering onderzoekt samen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
wat participerende gemeenten nodig hebben en of het
buurtrecht-experiment binnen bestaande wettelijke kaders kan worden
uitgevoerd". Waarom kiest mevrouw Tanamal er niet voor om eerst de
minister mee te geven om met de gemeentes te bekijken waar eigenlijk het
knelpunt zit, wettelijk of anderszins? Wij hebben het er immers allemaal
over: in de praktijk gebeurt al zo veel. Dus het kan, maar wat precies
het probleem is, is ons niet helemaal duidelijk. Geef dat nou eerst als
opdracht mee.
Mevrouw Tanamal (PvdA):
De volgorde van de opdracht maakt niet zozeer uit. Als het heel helder
was waar de problemen zitten, waren wij al klaar. Een van de dingen is
juist dat er allerlei wet- en regelgeving is waar mensen tegen aanlopen,
waar problemen mee ontstaan. Dat is de vraag. Trek daar samen in op met
de VNG … Ja? Ik raak eh …
De voorzitter:
Maak uw antwoord af.
Mevrouw Tanamal (PvdA):
Oké. Wij vragen dat wel aan de minister, maar misschien hoeft dat
helemaal niet te worden vastgelegd. Natuurlijk is het mooi als een
gemeente zegt: wij gaan in onze verordening vastleggen dat wij jaarlijks
iets doen op dit gebied. Of misschien kan het bij de G1000, waarbij
constant aan bewoners wordt gevraagd hoe zij denken over een onderwerp.
Het gaat er vooral om dat je ervoor zorgt dat het gebeurt. Ik kan mij
ook voorstellen dat er gemeenten zijn die zeggen: wij leggen het vast in
de verordening. Volgens mij hebben ze daar al wat in gedaan in Amsterdam
en Rotterdam. Dat staat gewoon in de verordening.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Mevrouw Tanamal zit bij het tweede punt, maar het eerste wat je zou
moeten onderzoeken is welke regelgeving precies problemen veroorzaakt.
Dat weet je immers niet. Dat moet je eerst eens met elkaar helder maken.
Dan maak je ook precies duidelijk waar onze taak als wetgever ligt en
waar de taak van de gemeente ligt. Zolang mij niet helder is waar de
taak van de wetgever zou moeten liggen, waar de knelpunten precies
zitten en waar de wetgeving knelt, vind ik het heel moeilijk om te
zeggen: laten wij dit nou maar doen.
Mevrouw Tanamal (PvdA):
De volgorde maakt mij helemaal niet uit. Het gaat erom — punt één zegt
het al — dat je gaat inventariseren wie er mee wil doen. Dat doe ik als
eerste. Dan kom ik bij het tweede punt, waarbij mevrouw Koşer Kaya zegt:
wat je nodig hebt. Uiteindelijk gaat het erom dat een aantal gemeentes
aan de slag gaat, gaat kijken en zich de vraag stelt: waar lopen wij nou
tegenaan? Ik weet niet hoe ik dat anders helder moet maken. Dan maakt de
volgorde mij niet uit.
De voorzitter:
Dan gaat de heer Veldman een vraag stellen die het misschien nog verder
verduidelijkt.
De heer Veldman (VVD):
Ik hoor mevrouw Tanamal zeggen: de volgorde maakt niet zo veel uit.
Volgens mij maakt die wel degelijk uit, want de volgorde die zij nu
kiest, is een top-downbenadering. Dat leidt bij mij tot de vraag: heeft
zij over haar initiatiefnota contact gehad met de VNG? Wat is het advies
van de VNG over deze initiatiefnota?
Mevrouw Tanamal (PvdA):
Ik heb met de VNG geen formeel maar wel informeel contact gehad. Het is
ook niet aan de VNG om te zeggen wat zij hiervan vindt. Ik heb dat
informeel met een aantal mensen besproken. Die hebben dat ook op hun
website gezegd. Ik heb hier toevallig het VNG Magazine van 20 februari
2015 waarin zij een uitgebreid stuk over buurtrechten neerzet, zonder
dat zij daar de mening "voor" of "tegen" bij zet. Het is dus ook bij de
VNG bekend. Zij is ook betrokken bij allerlei zaken die hiermee te maken
hebben. Het feit dat zij erover schrijft, betekent dat zij er ook mee
bezig is. Ik begrijp ook dat dat zo is, maar ikzelf heb geen formele
reactie van de VNG.
De heer Veldman (VVD):
Een waarneming en een constatering. Ik ben het ermee eens dat de VNG
natuurlijk niet bepaalt wat er gebeurt, maar het lijkt mij toch wel
logisch dat je, als je iets voor de gemeenten wilt organiseren of
realiseren, primair met hun belangenbehartiger, de VNG, in gesprek gaat
over de vraag of er eventueel iets ontbreekt in gemeenteland en wat we
anders moeten doen. Ik constateer dat mevrouw Tanamal dat niet gedaan
heeft.
Mevrouw Tanamal (PvdA):
Ik wil graag werken aan hetgeen belangrijk is voor burgers en bewoners.
Dat is mijn insteek. Ik denk niet dat ik met de VNG in debat moet over
de vraag of dat wel of niet zo is. Dit is wat ik ervan vind. Ik laat het
graag aan het ministerie over om hierin samen op te trekken met de VNG.
Wat van belang is voor bewoners, is voor mij het uitgangspunt.
Natuurlijk is het heel belangrijk dat gemeentes dit ondersteunen. Het
zou nog mooier zijn als de hele VNG dit ondersteunt en als zij eventueel
kan ondersteunen bij het maken van richtlijnen, maar het is niet aan mij
om aan de VNG te vragen: bent u hier voor of tegen? Ik denk ook niet dat
ik daar een antwoord op krijg, maar de VNG weet hiervan en heeft hier al
over geschreven.
De voorzitter:
Vervolgt u uw beantwoording.
Mevrouw Tanamal (PvdA):
Volgens mij heb ik het punt van mevrouw Koşer Kaya nu wel behandeld.
De voorzitter:
Wellicht kunt u ingaan op het punt van de democratie. Dat betreft het
landelijk dekkende netwerk en de democratie.
Mevrouw Tanamal (PvdA):
Er werd gevraagd hoe je het landelijk dekkend netwerk moet zien. Het
Landelijk Samenwerkingsverband Actieve bewoners is natuurlijk ontzettend
actief. Het heeft heel veel contact met alle netwerken die er zijn. Ik
zou graag zien dat er een landelijk dekkend netwerk komt en dat de
verschillende netwerken elkaar kunnen ondersteunen. Wat het ene netwerk
heeft geleerd, kan het andere daar dan halen. Ik zou graag zien dat good
practices worden gedeeld, zodat je kunt leren van de zaken die bij een
ander goed geregeld zijn. Vooral bij de uitwisseling van ervaringen kan
zo'n netwerk dus een belangrijke rol spelen.
Mevrouw Fokke vroeg om goede voorbeelden. Er zijn er zo veel. Ik heb de
zorgcoöperatie in Austerlitz genoemd. Dat is een heel goed voorbeeld van
hoe zoiets heel gestructureerd met een hele wijk kan worden
georganiseerd. Het mooie daarvan is dat het de sociale cohesie, de
sociale samenhang in de wijk echt bevordert. Je ziet dat mensen daarbij
betrokken worden. Er worden daar dingen gedaan voor mensen, ook in het
kader van Wmo-activiteiten trouwens, maar er wordt gedaan wat zij willen
en niet dat wat de gemeente belangrijk acht. Mensen geven zelf aan wat
zij willen en daarop wordt ingespeeld door de gemeente. Dat is daar heel
goed geregeld. Je kunt ook denken aan bewonersbedrijven en
energiecollectieven, waarin mensen gezamenlijk energie inkopen. Dat moet
ook weer in een collectief gebeuren. Er worden dan gewoon gezamenlijke
afspraken gemaakt met een hele buurt of een hele wijk. Je kunt ook
denken aan postzegeltuintjes in Amsterdam. De hoveniers doen daarin hun
deel en dat doen zij deels ook gratis. Zij helpen bewoners om zo'n
tuintje aan te leggen, vaak in een wat moeilijkere wijk. Bewoners gaan
die tuintjes vervolgens zelf onderhouden. Je ziet dat dit echt gebeurt
en dat mensen zich daar echt verantwoordelijk voor voelen en dat zij
allemaal meehelpen om dat netjes te houden. Er zijn dus eigenlijk te
veel voorbeelden om op te noemen, waaronder ook voorbeelden waarbij er
vanuit het bedrijfsleven wordt geïnvesteerd of samen met bewoners wordt
opgetrokken. Veel gemeentes doen heel veel op dat punt. Zoals ik al zei,
liggen buurtrechten in ieder geval al voor in de gemeenteraden van
Amsterdam en Rotterdam. De uitvoering daarvan blijft lastig, want hoe ga
je daar nu uitvoering aan geven? Daarom doe ik ook het verzoek aan BZK
om samen met de VNG gemeentes te ondersteunen zodat het voor hen helder
is hoe ze daar vorm aan kunnen geven.
Een aantal vragen van mevrouw Van Toorenburg heb ik aan het begin al
beantwoord. Ik denk dat wij het heel erg met elkaar eens zijn dat het
gaat om vragen die uit de samenleving komen. Het gaat erom dat je het
voor mensen wat makkelijker maakt om dit soort initiatieven te nemen en
dat je hun niet steeds vertelt wat goed voor hen is. Het is zeker niet
zo dat dit de taak van het wijkteam wordt, maar dat team komt wel op
allerlei plekken in een wijk en hoort het dus als mensen bijvoorbeeld
vragen: ik heb geen mantelzorg of geen ondersteuning; wie kan mij helpen
om boodschapjes te doen? Die teams kunnen daar een rol bij spelen. Ik
ken een bewonersbedrijf waar ze dat soort dingen samenbrengen. Daar
lopen de buurtbewoners even binnen met de vraag of er voor hen nog iets
te doen is. Het sociale wijkteam kan daar een rol bij spelen, omdat daar
de vraag wordt neergelegd: wij hebben iemand die iets heeft; kunnen
jullie daarbij helpen? Ik zie dus geen formele rol voor de sociale
wijkteams, maar omdat zij toch al overal komen, zouden zij partijen bij
elkaar kunnen brengen.
Er werd net gesproken van "in een mal gieten". Ik begrijp heel goed dat
dat gevoel leeft, zeker als je kijkt naar de schriftelijke
beantwoording. Die was echter niet bedoeld om te zeggen "zo moet het",
maar als voorbeeld van hoe je het zou kunnen doen. Als mensen het anders
willen, dan moet het ook gewoon op een andere manier. Het is dus niet:
dit is de norm en zo moet het. Er is absoluut geen sprake van
blauwdrukken en van het in een mal gieten.
Mevrouw Van Toorenburg had het, geloof ik, nog even over een collectief
onvermogen. Zij zei dat mensen niet altijd tot een en ander in staat
zijn. Dat is zo, maar hetzelfde onvermogen zie je vaak bij gemeentes.
Zij willen wel, maar weten ook niet goed hoe. Vaak willen de bewoners en
de gemeente iets, maar hoe breng je dat nu samen? Op dat punt zie ik
echt een rol voor BZK.
Volgens mij heb ik alle vragen beantwoord. Klopt dat?
De voorzitter:
Ik heb het lijstje nagekeken en dat is zeker zo. Mevrouw Tanamal maakte
zelf het bruggetje al en ik geef nu dus het woord aan de minister van
Binnenlandse Zaken.
Minister Plasterk:
Voorzitter. Allereerst spreek ik mijn complimenten uit voor de indiener
van de initiatiefnota, mevrouw Tanamal. Ik heb daar ook inhoudelijk
grote waardering voor. Ik zal daar zo op ingaan. Toen ik zelf in de
Kamer zat, heb ik een initiatiefnota over de accountancy ingediend. Uit
die nota zijn wetsvoorstellen voortgekomen die uiteindelijk wetten zijn
geworden, een deel ervan tegen het advies van de regering op dat moment.
Zo zie je maar dat je vanuit de Kamer wel degelijk allerlei initiatieven
kunt nemen die uiteindelijk impact kunnen krijgen.
Bij mijn reactie moet ik misschien een opmerking vooraf maken. Ik heb al
schriftelijk gereageerd op de initiatiefnota. Daarin heb ik al
aangegeven dat ik het positief vind en dat ik mij heb voorgenomen om nog
in de loop van dit jaar met een standpunt over buurtrechten en
participatie te komen. Zoals gevraagd in de initiatiefnota zal ik dat
doen na overleg met experimenterende gemeenten, burgers, het Landelijk
Samenwerkingsverband Actieve bewoners, en de VNG, zoals net al bleek uit
de discussie. Er zit inderdaad een zekere verticaliteit in. Wij spreken
hierover als Rijk en dan heb je vervolgens de koepel van alle gemeenten,
maar we hebben het eigenlijk over de bestuurslaag daaronder, namelijk de
burgers die het onderling regelen. Je kunt er dus inderdaad niet van
uitgaan dat de VNG alleen maar namens hen spreekt. Omgekeerd zou het
weer tegen de geest van de bottom-upbeweging zijn als het Rijk bij het
innemen van een standpunt voorbij zou gaan aan de VNG. Ik reken het dus
wel tot mijn verantwoordelijkheid om zeker ook met die organisatie goed
te praten. In de loop van dit jaar komt mijn standpunt daarover.
Ik blijf dus een beetje terughoudend in deze discussie, maar niettemin —
ik houd dat ook nooit heel lang vol — wil ik er een paar inhoudelijke
opmerkingen over maken. Ik denk dat iedereen het erover eens is dat
burgerinitiatieven en burgerparticipatie een zeer waardevolle aanvulling
zijn op de formele democratie. Ik geloof dat niemand zegt: we hebben een
gekozen gemeenteraad; laat die nu alle zaken doen. Het gaat dus om een
zeer waardevolle aanvulling. Ik wil daaraan toevoegen dat veel elementen
die nu tot onze geïnstitutionaliseerde verzorgingsstaat behoren, ooit
zijn voortgekomen uit burgerinitiatieven. Wat vroeger een oude sok was
om een paar centen op te halen voor het geval dat iemand ziek werd, is
nu een ziekteverzekering die voor een deel als een multinationale
financiële onderneming optreedt. Wat vroeger een initiatief was van
"Kunnen we samen niet eens proberen om toch wat fatsoenlijke huisjes te
bouwen voor mensen die zich dat niet kunnen veroorloven?" zijn nu gewoon
de woningbouwcorporaties. Dat geldt ook voor schoolbestuurtjes. Vroeger
had je een paar ouders die voor hun kinderen wat organiseerden — dat
mocht ook op basis van artikel 23 van de Grondwet — maar nu is de
Vereniging Ons Middelbaar Onderwijs in Tilburg alleen al een heel
mini-ministerie dat een groot deel van het middelbaar onderwijs in
Brabant aanstuurt. Ik denk eerlijk gezegd dat we niet nostalgisch moeten
zijn. We moeten al die grote verbanden die door schaalvergroting en
professionalisering echt grote organisaties zijn geworden, niet weer
willen afbreken of opknippen in onderdeeltjes, want we willen de
kwaliteit die de professionalisering ook met zich heeft gebracht, niet
kwijt. Ik zou als bioloog, enigszins vanuit de evolutie denkend, ook
zeggen: langs dezelfde weg waarop deze organisaties ooit van beneden
zijn opgegroeid en zijn opgeschaald tot formele organisaties, kunnen
weer nieuwe dingen gaan groeien. Juist omdat veel oude
burgerinitiatieven inmiddels geformaliseerd zijn, is er weer plek aan de
onderkant — ik bedoel dat in de zin van de hiërarchie van de
organisaties — om weer allerlei initiatieven te ontplooien. Voor een
groot deel vinden die plaats. Een deel van wat wij hier doen, is ons
ervan bewust tonen dat wij ze waarnemen en goed vinden. Dat vraagt er
inderdaad helemaal niet om dat wij ze nu over zouden gaan nemen of uit
handen zouden gaan nemen. Ik proefde in de eerste termijn van de Kamer
een besef van de paradox, die er natuurlijk in schuilt. Het gaat aan de
ene kant per definitie om burgerinitiatieven. Aan de andere kant zitten
wij hier als hoogste bestuurslaag van dit land, de wetgevende macht, de
Kamer en de regering, met elkaar te overleggen over hoe wij daarmee
omgaan. Dat is bij uitstek een verticale benadering. Dat is nu even niet
anders. Die paradox zit erin.
Waar vroeger werd gesproken over burgerparticipatie — de overheid doet
wat en de burger komt participeren — nemen nu de burgers het voortouw.
Je kunt dan ook eerder spreken van overheidsparticipatie, waarbij het
gemeentebestuur zo af en toe zegt: goh, kunnen wij hier nog bij helpen?
Daar worden voorbeelden van genoemd, zoals het Singelpark in Leiden, of
grote projecten als de Máximapolder in Utrecht. Ik hoorde vrijdag nog
een mooi verhaal over de Broekpolder in Dordrecht. Daarvoor had de
gemeente een ander plan, maar toen hebben bewoners gezegd: wij willen er
liever een natuur- en recreatiegebied van maken. Men heeft de poot stijf
gehouden en daar uiteindelijk steun voor verworven. Vervolgens moet de
gemeente dat gaan oppakken en uitvoeren, want die heeft de additionele
invloed, macht, regels en het budget die nodig zijn om zoiets te
ontwikkelen, maar het initiatief daarvoor ligt echt bij de
burgers.
Ik zou die paradox willen (h)erkennen. Wij moeten allemaal de balans
vinden van aan de ene kant als overheid dingen mogelijk maken en aan de
andere kant burgers laten doen waar ze toch al mee bezig zijn. Dat roept
de vraag op: wat moet je eigenlijk doen? Als het allemaal goed loopt,
wat zou je dan moeten doen? Het antwoord daarop is niet anders dan de
drie klassieke instrumenten van overheidsbeleid: regels, budget en
speech. Dat staat in alle schoolboekjes over wat de overheid kan doen.
Alle drie gelden hier. Om bij die laatste te beginnen: management by
speech klinkt zo gratuit, maar dat is het niet. Het gaat erom dat je er
aandacht aan geeft. De Kamer doet dat door werkbezoeken af te leggen,
door ernaartoe te gaan en door te zeggen: wat goed dat u dat hier
doet.
Ik vond het volgende wel sterk. Afgelopen vijf jaar bestond ProDemos
vijf jaar. Zij had een grote bijeenkomst met de Koning erbij en allerlei
hotemetoten. ProDemos heeft als kerntaak mensen voorlichten over de
instituties van onze democratie, middels rondleidingen door de Kamer en
elders. Maar wat had zij als thema gekozen? Burgerprojecten. Dus het
ging helemaal niet over moties, amendementen en Tweede en Eerste Kamer.
Ze hadden 50 burgerinitiatieven geselecteerd. Uiteindelijk hadden ze
vijf daarvan op de shortlist en een daarvan heeft uiteindelijk gewonnen.
Een daarvan was de Broekpolder, die ik net noemde. Ik kende dat project
niet, maar daardoor weet ik daar wat meer van. Dat was een van de vijf
die eruit werd gelicht. Het gaat om dat soort dingen. Je kunt zeggen dat
dat management by speech is, maar het is meer dan dat. Dat maakt wel
degelijk dat mensen zich ondersteund voelen en dat ze, als er een keer
een gemeentebestuur dwarsligt, denken: ja maar, hoor eens, in Dordrecht
was het misschien ook even doorbijten maar heeft men het uiteindelijk
wel gerealiseerd.
Het tweede instrument is regels. In de nota wordt er over een aantal
regels gepraat. Daar zitten twee kanten aan. Aan de ene kant heb je
regels die het mogelijk maken, zoals het right to challenge. Dat is
natuurlijk een regel. Wij zullen daar ook op reageren. Aan de andere
kant heb je regels die geschrapt zouden moeten worden waar ze in de weg
zitten. Daar kom ik zo dadelijk nog op terug naar aanleiding van de
vraag van mevrouw Voortman.
Het derde instrument is budget. Het voortouw daarvoor ligt in de eerste
plaats bij mensen zelf en vervolgens bij het lokale bestuur. Dan is de
vraag: wat zouden wij op rijksniveau nog kunnen doen om dingen eventueel
mogelijk te maken? Dat wil ik best inventariseren, maar nadrukkelijk
niet met het idee dat wij dat hier allemaal gaan zitten te subsidiëren,
maar dat vraagt ook niemand. Dan heb je namelijk die paradox doorbroken
en ben je weg van het idee dat het primair uit burgers voortkomt. Ik kom
naar aanleiding van de vraag van mevrouw Voortman zo nog terug op het
budget. Dat zeg ik even in algemene zin.
Er zijn mij niet zo heel veel specifieke vragen gesteld. Een vraag van
mevrouw Voortman gaat over dat budget. Mevrouw Tanamal heeft daar ook al
iets over gezegd. In Groot-Brittannië is in april 2012 een
maatschappelijke bank opgericht door Cameron. Dat is overigens ook
interessant. Die heeft 600 miljoen pond aan investeringsvermogen. Over
economisme gesproken; dat is een goede manier om dingen in ieder geval
aan de inputkant te sturen met budget. Naar ik heb begrepen, is daar
inmiddels 150 miljoen aan investeringen uit gedaan. Ik wil best
inventariseren of dat in Nederland ook van toepassing zou zijn en of dat
nuttig en nodig is. Zoals zojuist al is gezegd, vinden veel initiatieven
op dit moment al hun weg naar investeerders. Mevrouw Tanamal zei ook al
dat het uiteindelijk wel betaald moet worden. Dat besef is er dus wel.
Ik wil evenwel best inventariseren of dat een aanvullend instrument zou
kunnen zijn en of wij daar op rijksniveau iets aan kunnen doen.
Mevrouw Fokke heeft gevraagd of er al experimenteergemeenten zijn
uitgekozen. Ik denk dat er twee categorieën experimenten zijn. Aan de
ene kant zijn er de experimenten van onderop die al lopen, bijvoorbeeld
als onderdeel van "de werkplaats maakt de buurt". Hiermee wordt nu de
tweede fase ingezet en inmiddels is ook bekend welke gemeenten daaraan
deelnemen. Dat zijn Amsterdam-Oost, Amsterdam-West , Rotterdam,
Hilversum, Eindhoven, Almere en Deventer. Die leren samen over
buurtrechten. Dit experiment duurt één tot maximaal twee jaar. Daar
zullen we in ieder geval onze steun aan verlenen. Daarnaast — dat heb ik
in de nota over lokale democratie ook al gezegd — wil ik met een
wettelijke grondslag proberen te inventariseren of er gemeenten zijn
waar je naar Deens voorbeeld een aantal jaren wetten buiten haken zou
kunnen plaatsen, gewoon om te bekijken of men dan meer armslag krijgt.
We hebben inmiddels een oproep naar de VNG laten uitgaan om te komen met
ideeën voor die experimentenwet. Dat heeft geleid tot 25 voorstellen uit
25 gemeenten. Het streven is om met voorstellen te komen, die
uiteindelijk per 1 januari 2017 in wetgeving kunnen worden omgezet. We
moeten nu dus vervolgstappen zetten, zoals ik begin januari al heb
aangekondigd. Samenvattend: het doel van de experimentenwet is een
effectievere manier van aanpakken van maatschappelijke opgaven, het
verbeteren van de kwaliteit van de dienstverlening, het stimuleren van
een beter gebruik van middelen en nu dus ook het voorzien in
wetsartikelen die tijdelijk buiten haken kunnen worden geplaatst.
Mevrouw Fokke (PvdA):
Ik heb nog een vraag over die experimenten. In mijn eigen gemeente heeft
men een experiment ingediend voor het buiten toepassing laten van een en
ander van de Drank- en Horecawet. Of ik daar in het kader van
buurtrechten nou vrolijk van word, is een ander verhaal. Kijk, waar het
allemaal goed loopt, is het fantastisch, maar af en toe loopt het ook
gewoon niet. Bent u bereid om met instellingen en organisaties te
inventariseren bij welke gemeenten het niet loopt, en dan juist zo'n
gemeente uit te kiezen om te kunnen bekijken waar men tegen
aanloopt?
Minister Plasterk:
Dat lijkt mij ook een goede start. We kwamen op dit punt een beetje
ongelukkig uit de startblokken met dat voorbeeld van de Drank- en
Horecawet. Een aantal snackbars riep al hoera, omdat Plasterk de
scheiding tussen horeca en andere detailhandel zou gaan aanpakken. Toen
heb ik meteen gezegd dat we dat dus niet gingen doen. Op zichzelf zijn
alle regels ooit met een goede reden opgesteld. Je moet je er dus op
voorbereiden dat elke keer als je met een voorbeeld komt, mensen zeggen
dat er een goede reden voor was. Dat moeten we dus zien te doorbreken.
Het verkopen van sterke drank in voor kinderen toegankelijke winkels
vond ik evenwel niet het beste voorbeeld van het buiten haken zetten van
de wet. Dat lijkt mij echt niet de bedoeling. Verder wil ik met name
bekijken waar men tegen beletsels aanloopt en daar wil ik dan de
prioriteit leggen.
De voorzitter:
De minister wekt de indruk dat hij klaar is met zijn beantwoording. En
dat is ook zo. Ik geef nog gelegenheid voor een korte tweede
termijn.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Voorzitter. Ik denk dat we het er allemaal wel over eens zijn dat
burgers over het algemeen meer mogelijkheden moeten krijgen om actief te
zijn in hun buurt. Volgens mij wordt het echter lastiger als wij naar de
tekst gaan kijken. Een en ander spitst zich toe op paragraaf 2.2. Dat
gaat over vereisten en dat is ook wat stevig geformuleerd. Ik ben blij
dat mevrouw Tanamal heeft gezegd dat dit wat haar betreft mogelijkheden
zijn en dat het niet per se op deze manier moet. Ik ben ook blij dat ze
heeft gezegd dat ze wil bekijken welke belemmeringen landelijke
wetgeving op sociaal gebied opwerpt. Ik denk dat we daarover nog veel
debatten zullen krijgen.
Ik kom op het punt van de maatschappelijke bank. Ik dien daarover graag
een motie in, om precies duidelijk te maken wat ik graag onderzocht zou
willen zien.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er veel groepen van bewoners zijn die graag eigen
initiatieven in hun buurt willen opzetten;
overwegende dat een van de belemmeringen vaak de toegang tot
(incidentele) financiële middelen in de startfase of de fase van
doorontwikkeling naar een volwaardige wijkonderneming is;
overwegende dat Engeland goede ervaringen heeft met een maatschappelijke
bank, samengesteld uit de tegoeden van slapende bankrekeningen en
donaties van bedrijven, loterijen en goede doelen;
verzoekt de regering, te onderzoeken:
of de tegoeden op slapende bankrekeningen ook in Nederland kunnen worden ingezet om buurtinitiatieven te ondersteunen;
hoe er in Nederland gekomen kan worden tot de oprichting van een maatschappelijke bank, die buurtinitiatieven kan ondersteunen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Voortman en Fokke. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 5 (34065).
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Ik heb nog één punt. Hoe gaan we verder met deze nota? Volgens mij
moeten we een standpunt innemen over de beslispunten. Ik heb het al
eerder gezegd: GroenLinks zal die beslispunten steunen. Ik hoop dat ook
de andere fracties duidelijk willen maken hoe zij hierin staan, zodat we
allemaal weten waar we aan toe zijn.
De heer Veldman (VVD):
Voorzitter. Ik ben blij dat mevrouw Tanamal ook ziet dat het in heel
veel gemeenten goed gaat. Er zijn heel veel gemeenten die hun eigen nota
burgerparticipatie hebben, waarin precies staat omschreven wat de
rechten en mogelijkheden zijn en hoe het gemeentebestuur zal omgaan met
participatie. De praktijk leert echter dat het zelfs in gemeenten waar
zo'n mooie nota is, niet altijd goed gaat. Dat maakt bij uitstek dat je
dit soort vraagstukken lokaal moet oppakken. Als het niet goed gaat, is
het aan gemeenteraadsleden om hun college van burgemeester en wethouders
daarop aan te spreken.
Mevrouw Tanamal zegt heel nadrukkelijk dat ze niet op zoek is naar
blauwdrukken en het niet allemaal dichtgetimmerd wil regelen.
Tegelijkertijd hoor ik haar ook zeggen: bewoners zullen het samen moeten
doen. Daar zit al het woordje "moeten" in. Volgens mij is dat helemaal
niet aan de orde. Als bewoners zelf iets willen in hun buurt, is dat hun
goed recht en gaan ze met hun gemeentebestuur in gesprek om het mogelijk
te maken. Dat wil niet zeggen dat elke bewoner moet meedoen. Dat staat
echter wel met zo veel woorden in de initiatiefnota. Mevrouw Voortman
verwees al naar paragraaf "2.2 Iedereen doet mee". Daarin staat
letterlijk: "Er wordt samen met een rechtspersoon een collectief gevormd
die de grenzen van de buurt vastlegt. Deze grenzen moeten door alle
buurtbewoners erkend worden." Dat wordt nog wel een dingetje. Ik kan
mijn eigen wijk als voorbeeld nemen. Ik woon in Nijmegen, in mijn
beleving in de benedenstad. Er is altijd een discussie over de vraag
waar de benedenstad eindigt en waar de bovenstad eindigt. Daarover zijn
we het als buurt niet helemaal eens. Het is altijd leuk om het bij de
buurtbarbecue daarover te hebben. Dat kun je niet een-op-een vastleggen.
De uitkomst van zo'n buurtreferendum over hoe de buurt er precies
uitziet, zal iedere keer verschillend zijn. Die zal door bewoners ook
verschillend worden ervaren. De uitkomst kan dus per project
verschillend zijn. Dat maakt allemaal dat je het niet moet vastleggen,
dat je het niet zo moet organiseren als mevrouw Tanamal het in haar nota
heeft opgeschreven. Zij noemt een aantal grote voorbeelden, zoals de
parkeergarage in Amsterdam. Ik ga ervan uit dat het niet de bewoners
zelf zijn die deze parkeergarage aanleggen. Dat voorbeeld is ook niet
hetzelfde als wat ik bedoel met het voorbeeld van het zwembad in
Nijmegen. Ja, natuurlijk moet je er op een goede manier handen en voeten
aan geven. Als je als bewoners het beheer wilt overnemen, dan moet je
iets gaan doen. Als je nu gaat vastleggen dat bewoners een stichting of
rechtspersoon moeten oprichten, dan dwing je het al in een bepaalde
richting. De betreffende inwoners van Nijmegen hebben echter al de
zwemvereniging gevonden. Dat is al een rechtspersoon. Samen met de
zwemvereniging gaan ze bekijken of ze het beheer van het zwembad kunnen
overnemen. Dus laat al dit soort experimenten lokaal groeien en bloeien.
Het is prachtig om vanuit het Rijk te bekijken hoever gemeenten kunnen
gaan, maar eigenlijk wil ik dat helemaal niet. Laat gemeenten hun eigen
stappen zetten en bekijken waar ze eventueel tegen dingen aanlopen en
laat hen pas dan hier aan de bel trekken met de boodschap: "Wij lopen nu
tegen iets aan. Wij vinden eigenlijk dat wij een stapje verder moeten
gaan maar, beste rijksoverheid, uw wet- en regelgeving verhindert dat.
Wilt u die aanpassen?" Als we het andersom doen, maken we alsnog een
blauwdruk: gemeenten mogen tot hier gaan en niet verder. Dat moeten we
niet doen.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Voorzitter. Ook D66 is van mening dat je het best op lokaal,
gemeentelijk niveau kunt bepalen hoe je buurtrechten en
buurtparticipatie het best vorm kunt geven. Elke gemeente is immers
anders en elke gemeente heeft weer andere wensen. De discussie kan dus
het best daar worden gevoerd, zeker ook gezien het feit dat er in het
land zo veel mooie voorbeelden zijn. Dat hebben we allemaal, inclusief
de minister, aangegeven. Kennelijk is het dus zo dat, als mensen het
graag willen, ze het ook kunnen agenderen en daarmee ook de boer op
kunnen.
Ik heb er op zich begrip voor dat mevrouw Tanamal zegt: het gebeurt niet
overal, dus kennelijk is er iets wat niet helemaal goed loopt. Dan is
nog steeds de eerste vraag, op gemeentelijk niveau: wat gebeurt er dan
niet goed, wat missen we dan? En vervolgens: als er een wettelijke taak
ligt, als er een gat zit in de regelgeving, dan komen wij aan de beurt.
Ik wil het dus omdraaien: bekijk eerst lokaal wat nodig is en vraag pas
daarna wat de wetgever aan extra instrumenten moet geven om het mogelijk
te maken. Ik dien daarom de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat oprechte buurtparticipatie bevorderd moet worden en
overheden moeten durven loslaten in vertrouwen;
constaterende dat vaak een bestuurlijke neiging bestaat om dergelijke
initiatieven met regels of blauwdrukken te omgeven, met als risico dat
initiatieven in de kiem gesmoord worden;
verzoekt de regering, enkel met voorstellen te komen die niet leiden tot
bureaucratisering van burgerparticipatie of tot een feitelijke vierde
bestuurslaag van privaatrechtelijke rechtspersonen met
buurtrechten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Koşer Kaya en Veldman. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 6 (34065).
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
In mijn eerste termijn zei ik al dat het moet gaan om oprechte
participatie en niet om opgelegde participatie. Voor mij is niet
duidelijk of het nu oprechte participatie of opgelegde participatie is.
Met name bij dat laatste heb ik namelijk nog te veel vragen.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Volgens mij kan niemand tegen de door mevrouw Koşer Kaya ingediende
motie zijn. We zullen het zo ook van de initiatiefnemer horen, maar
betekent deze motie wat de fractie van D66 betreft een aanvulling op de
beslispunten die in de nota staan? Stemt D66 dus voor die
beslispunten?
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Nee. In de beslispunten staat in punt 1: "Er wordt samen met een
rechtspersoon een collectief gevormd die de grenzen van de buurt
vastlegt." De heer Veldman noemde dat ook al. Er wordt dus collectief
beslist wat er in de buurt gebeurt en wat mensen al dan niet zouden
kunnen doen. Ik weet dat niet in alle buurten alle mensen actief willen
of kunnen meedoen. En mensen willen niet worden gedwongen om mee te
doen. Ik vind dit allemaal dus nog te veel van bovenaf opgelegd. Het zou
van onderop moeten komen.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Over paragraaf 2.2 zijn we het eens. Als dit de behandeling van een
wetsvoorstel was, zouden we zeggen: we amenderen het eruit. De
beslispunten staan echter op pagina 4. Die punten gaan over een pilot om
te onderzoeken wat mogelijk is. Volgens mij kan dat prima samengaan met
de motie van mevrouw Koşer Kaya.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Juist daarin staat dat het top-down moet. Als dat niet zou moeten, dan
zou je eigenlijk met punt 2, en dan net iets anders geformuleerd, moeten
starten. Dan zou je de vraag moeten stellen: wat is op gemeenteniveau
precies het probleem waardoor burgerparticipatie op de een of andere
manier niet van de grond komt? Er is een taak voor de Tweede Kamer als
er wetgeving is die niet deugt of als er een regel ontbreekt waardoor
het allemaal wordt belemmerd. Ik hoor het graag als dat het geval is.
Maar dan moeten we dat wel eerst horen. Dan kunnen we er wat aan doen.
Het is nu omgedraaid. Het is nu: wij beslissen wat er moet gebeuren en
daarna bekijken we wel of het werkt. Nee, eerst moet bekeken worden wat
precies nodig is en pas als het nodig is, gaan we acteren.
Mevrouw Fokke (PvdA):
Mevrouw de voorzitter. Ik dank de initiatiefnemer en de minister voor de
antwoorden. Er zijn dagen waarop ik het lokale bestuur enorm mis, dagen
waarop ik denk: goh, gemeenteraadslid zijn is toch wel een heel mooie
baan. Vandaag is echter zo'n dag waarop ik heel blij ben dat ik Kamerlid
ben. Als gemeenteraadslid loop je namelijk tegen dingen aan en als je
dan, linksom of rechtsom, iets wilt veranderen, dan weet je dat je niet
in je eigen gemeenteraad moet zijn maar dat je in Den Haag moet zijn.
Dat wil niet zeggen dat je opeens aan een ander touw trekt, dat wil af
en toe zeggen dat je aan hetzelfde touw trekt.
Vandaag is zo'n dag dat ik blij ben dat ik hier in deze zaal zit. Je
ziet dat mensen in buurten tegen zaken aanlopen. Uiteindelijk resulteert
dit er misschien in dat wij zeggen: misschien moeten wij de Gemeentewet
aanpassen. Dat weten wij echter niet. Wij weten wel dat veel
initiatieven in Nederland goed gaan, maar ook dat mensen in buurten soms
tegen dingen aanlopen. Ik vind het goed dat dit hier in Den Haag op de
agenda staat. Zo zou het ook moeten zijn. Immers, samen sta je sterk. Ik
ben dus heel erg blij met deze initiatiefnota, maar dat zal geen
verbazing wekken. Ik hoop dat wij hiermee aan de slag gaan.
Je kunt dit inderdaad eindeloos juridiseren, maar ik denk dat je er dan
niet uit komt. Als mensen ergens aan beginnen, moet je af en toe iets
regelen of organiseren of je dat nu leuk vindt of niet — ik ben gelukkig
niet zo'n heel erge civilist, ik houd meer van staats- en bestuursrecht
— juist om mensen te beschermen tegen dingen die kunnen gebeuren. Ik heb
de nota niet gelezen als een extreem juridische nota, maar ik lees erin
dat als je initiatieven start, je tegen dingen kunt aanlopen. Die dingen
kun je beter tevoren benoemen en er goed over nadenken dan dat je
achteraf tot de conclusie komt: hadden wij dat maar beter
geregeld.
Het zal niemand verbazen dat wij ook achter de beslispunten staan. Zoals
gezegd, lees ik de nota als een aanjaagnota. Wat past daar nu beter bij
dan een aanjaagmotie? Vandaar de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat de initiatiefnemer in haar nota over buurtrechten mooie
voorstellen doet om buurtbewoners meer grip te geven op hun wijken en
buurten;
constaterende dat de nota voldoende beslispunten bevat op basis waarvan
de regering een start kan maken met het opzetten van buurtrechten;
tevens constaterende dat de initiatiefnemer nader wil inventariseren wat
nodig is om in de wijken buurtrechten succesvol op te zetten en daarvoor
suggesties doet voor experimenten in gemeenten;
verzoekt de regering om de conclusies uit de nota over te nemen en de
voorgestelde experimenten in enkele gemeentes uit te zetten om meer
inzichtelijk te krijgen waar nog problemen zijn waar buurtbewoners op
stuiten als zij actieplannen ter verbetering van hun eigen buurt willen
opstellen en uitvoeren;
verzoekt de regering tevens, de Kamer te informeren over het tijdpad en
de voortgang van deze experimenten en vervolgens de Kamer te informeren
over de uitkomst van deze experimenten;
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Fokke en Voortman. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 7 (34065).
Voorzitter: Voortman
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Voorzitter. Soms heb je helemaal geen moties nodig. Ik luister goed naar
alle moties die zijn ingediend en naar hetgeen is gezegd over de
initiatiefnota. Ik heb de minister in eerste termijn zo beluisterd dat
hij dit ziet als een peilstok voor deze problematiek. Hij voelt met de
Kamer dat er soms iets moet gebeuren om meer te faciliteren. Wij hebben
dit op verschillende momenten bij wetgeving aan de orde gesteld. Aan het
einde van het jaar komt hij met een standpunt over buurtrechten waarin
hij allerlei aspecten meeneemt zoals de vraag waar mensen tegen aanlopen
en hoe een en ander kan worden gefinancierd. Daarom denk ik dat wij niet
als een soort vriendelijk bedoeld haasje-over iets hoeven in te dienen,
maar dat wij gewoon moeten wachten op de minister om te zien hoe hij een
slag maakt van een initiatiefnota, waarover de Kamer mooie en kritische
woorden heeft gesproken, naar de manier waarop hij dit wil vormgeven. Ik
denk dat het zo zou moeten gaan, althans ik zou het zo het liefste
zien.
Ik meen inderdaad dat er veel goede initiatieven zijn, maar dat er ook
dingen te bedenken zijn die via de VNG en gemeenteraden in beeld kunnen
worden gebracht om zodoende vast te stellen waar mensen tegen aanlopen
als zij iets willen. De nota is op dit punt naar mijn mening echt te
strikt. Er staan dingen in die de Kamerleden op het verkeerde been
hebben gezet, doordat het heel formeel dreigt te worden. Mevrouw Tanamal
heeft dit ook al gezegd. Je kunt dan het risico lopen dat je het
tegenovergestelde bereikt van wat je wilt bereiken. Wat mij betreft gaat
de minister aan de slag om een analyse te maken van de zaken waar mensen
tegen aanlopen en van de vraag waar ruimte zou kunnen worden gemaakt. De
eerste ruimte waar ik dan aan denk, is het mooie voorstel van collega
Pieter Heerma over de vraag waarom het meteen allemaal onmogelijk wordt
gemaakt als ouders samen een kinderdagverblijf willen organiseren. Als
de minister iets wil oppakken, roep ik hem op om in ieder geval collega
Asscher bij zijn lurven te pakken, in positieve zin, om ervoor te zorgen
dat dit echt wat wordt.
Voorzitter: Van Toorenburg
De voorzitter:
Ik kijk naar de initiatiefnemer om kort te reageren op de bijdrage van
de Kamer in tweede termijn en op de moties die zijn ingediend.
Mevrouw Tanamal (PvdA):
Voorzitter. Ik heb al een reactie gegeven op de inbreng van mevrouw
Voortman.
Ik ben het met de heer Veldman eens dat de buurtgrenzen per project
kunnen veranderen. Dit is volgens mij waar, want een project kan die
soms net overschrijden. Nogmaals, dit is zoals ik het zie en niet zoals
het moet. De beslispunten staan inderdaad op bladzijde 4, maar
beslispunten zoals 2.2. en dergelijke zijn een uitwerking van de
buurtrechten. Dat is dus wat anders dan de beslispunten. Daar komt dit
ook niet in voor. Dit is voor een deel gebaseerd op de manier waarop
mensen het nu al doen. Ik heb goed gekeken hoe het in al die steden
gebeurt en dat is vaak op deze manier. Het lijkt allemaal heel strikt,
maar een aantal dingen moet je toch wel vastleggen, zeker als er grote
geldbedragen aan te pas gaan komen. De heer Veldman gaf het voorbeeld
van de zwemvereniging. Dat zijn mooie initiatieven, maar mensen maken
zich zorgen over de regels. Dit is een vereniging, maar soms is er geen
sprake van een vereniging en dan mogen mensen als zij toevallig een
uitkering hebben, niets doen als vrijwilliger. Zo zijn er dus nog wel
kleine dingen, maar wij zijn het er met elkaar over eens dat het goed is
om burgers te ondersteunen bij hun initiatieven. Ik ben het er ook mee
eens dat het lokaal moet gebeuren en dat het niet van boven naar beneden
moet worden opgelegd, zeker niet uit Den Haag. Het gaat alleen om het
aanjagen en dergelijke.
Mevrouw Koşer Kaya zegt dat burgers ermee de boer opgaan. Dat klopt,
maar diezelfde burgers die de boer opgaan, lopen vaak tegen allerlei
regels aan waardoor zij weer het veld in worden gestuurd. Het gaat niet
alleen om burgers, maar ook om gemeenten die concreet om hulp vragen,
omdat zij niet weten tot hoever zij kunnen gaan. Daarbij heeft BZK wel
degelijk een rol. De gemeenten willen ook graag weten hoever zij kunnen
oprekken, of zij überhaupt wel kunnen oprekken en waar nog eventueel
mogelijkheden zijn. Naar mijn mening is hier een taak weggelegd. Het
gaat niet alleen om de bewoners maar ook om de burgers.
Mevrouw Koşer Kaya zegt dat er eerst moet worden geluisterd naar wat
nodig is. Dat willen wij nu juist met het onderzoek: horen wat nodig is.
Ga met gemeenten en bewoners aan de slag en dan horen wij wel wat nodig
is. Dan kunnen wij bepalen of wij dat moeten vastleggen of niet en hoe
wij dat dan doen. Dat is juist de opdracht: ga eens luisteren wat nodig
is.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Dan is mevrouw Tanamal het met mij eens, want dat is precies wat ik zeg:
ga nu eerst eens kijken, breng in kaart wat er precies fout gaat en of
er dan ook regelgeving moet worden aangepast et cetera. Als wij dat
meegeven, zijn wij snel klaar. In de nota wordt echter al een aantal
strikte voorwaarden benoemd. Dat is het probleem.
Mevrouw Tanamal (PvdA):
Maar niet in de beslispunten. De voorwaarden die mevrouw Koşer Kaya
noemt, zijn de uitwerking van de buurtrechten. In de beslispunten wordt
gesteld: ga nu eens vragen wie ermee wil doen, en: wat hebben de
gemeenten nodig. Ga ook eens kijken naar de uitkomst en naar wat wij
eventueel zouden moeten vastleggen. De opdracht van het experiment is nu
juist: ga eens kijken waar het fout gaat en waar je burgers zou moeten
ondersteunen. Dat hoor ik graag terug van de minister en dan kijken wij
wat wij er hier eventueel aan moeten doen om die lokalo's te
ondersteunen.
De heer Veldman (VVD):
Ik wil het toch wat scherper hebben. Mevrouw Tanamal zegt: ik kijk nu
even alleen maar naar de beslispunten. Maar er staat wel degelijk iets
in haar nota. Neemt zij nu afstand van de voorstellen in haar
initiatiefnota of niet? Dat maakt volgens mij wezenlijk wat uit.
Mevrouw Tanamal (PvdA):
Ik zei net al tegen u dat ik er in die zin geen afstand van neem. Ik zou
een aantal dingen wel wat meer willen nuanceren. Ik ben voor een heel
groot deel afgegaan op wat mensen op dit moment aan het doen zijn.
Mensen doen het inderdaad via een collectief, een wijkraad of een
dorpsraad. Op die manier bepalen ze met elkaar hoe ze iets vorm willen
geven. Ik ben het met u eens dat per project moet worden bepaald waar de
buurt precies moet stoppen. Ik neem verder natuurlijk geen afstand van
mijn nota, want ik beschrijf wat er op dit moment al gebeurt in grote
delen van Nederland en in Engeland.
Bij de beslispunten gaat het mij er vooral om dat we bekijken wie er
meedoet en welke wettelijke kaders het burgers lastig maken om
dergelijke initiatieven te ontplooien. Het maakt mij niet eens zoveel
uit hoe je die buurtrechten regelt als het maar helder wordt in het
vervolg op deze nota.
De heer Veldman (VVD):
Ik constateer dat mevrouw Tanamal er geen afstand van neemt, maar het
een beetje nuanceert. Daarmee staat het volgens mij nog steeds gewoon
overeind. Dat is ook logisch, want die beslispunten hadden ook in
schriftelijke vragen aan de orde kunnen worden gesteld. Minister, zou u
dit of dat willen uitzoeken? Vervolgens hadden we daarover met elkaar in
gesprek kunnen gaan. Dat is eigenlijk wat wij hier nu ook zeggen: ga in
gesprek, zonder dat je het aan de voorkant dichttimmert. Laat gemeenten
zelf de punten aandragen waar ze tegen aanlopen. Vervolgens kunnen we
nagaan of wij in Den Haag de wet- en regelgeving moeten aanpassen.
Mevrouw Tanamal (PvdA):
Dit is bedoeld voor de burgers en daarom heb ik goed geluisterd naar de
burgers en heb ik gevraagd hoe zij het nu doen. Dit is dus de manier
waarop heel veel burgers het doen en de manier waarop
bewonersinitiatieven van de grond komen. U vraagt mij daar nu afstand
van te nemen. Natuurlijk ga ik geen afstand nemen van wat burgers zelf
bedenken en zelf voorstellen. Het is echt iets van de bewoners en het
Landelijk Samenwerkingsverband Actieve bewoners zelf. Het is mij heel
duidelijk geworden dat dit de vragen zijn die bij burgers leven.
De voorzitter:
Vervolgt u uw beantwoording.
Mevrouw Tanamal (PvdA):
Volgens mij heb ik de vragen beantwoord, voorzitter.
De voorzitter:
Dan kan ik het woord aan de minister geven, maar ik wil u eerst vragen
om de moties te duiden. U mag aangeven wat uw oordeel over de moties is
en wat u adviseert.
Mevrouw Tanamal (PvdA):
Het verzoek van de motie van Voortman en Fokke op stuk nr. 5 kan ik
alleen maar ondersteunen. Het is een heel groot succes in Engeland. Of
het in Nederland kan, zou ik graag laten onderzoeken. De minister heeft
hierop al gereageerd. Het zou heel veel kansen bieden om bewoners te
ondersteunen en om gelden bij elkaar te krijgen.
De voorzitter:
Oordeel Kamer. De tweede motie.
Mevrouw Tanamal (PvdA):
De tweede motie is de motie van Koşer-Kaya en Veldman op stuk nr. 6. Ik
begrijp waarom zij de regering dat verzoeken. Ik ben daar ook voor, want
we moeten absoluut geen bureaucratie in het leven roepen.
De voorzitter:
Helder. Oordeel Kamer. De derde motie op stuk nr. 7.
Mevrouw Tanamal (PvdA):
Daar ben ik ook voor.
De voorzitter:
Prima. Dan geef ik nu de minister het woord.
Minister Plasterk:
Voorzitter. Ik beperk mij tot een bescheiden bijdrage aan het advies
over de moties.
De eerste motie op stuk nr. 5 lijkt mij in lijn met wat ik in eerste
termijn heb gezegd. Het is een goede gedachte om die mogelijkheden te
onderzoeken. Als deze motie wordt aangenomen, zal ik dat ook doen.
Bij de tweede motie op stuk nr. 6 heb ik enige aarzeling. In deze motie
wordt namelijk geconstateerd dat er vaak de bestuurlijke neiging bestaat
om initiatieven met blauwdrukken in de kiem te smoren. Ik zou het eerste
voorbeeld daarvan eigenlijk nog moeten zien. We zijn het er allemaal
over eens dat het niet zou moeten gebeuren en in die zin zou je kunnen
zeggen dat het geen kwaad kan. Aan de andere kant staat er in het
dictum: dat we niet een vierde bestuurslaag van privaatrechtelijke
rechtspersonen moeten inrichten. Dat wekt toch een beetje de indruk dat
we dat van plan waren. Nogmaals, iedereen is het erover eens dat dat
niet moet gebeuren. Vanuit die gedachte zou je kunnen zeggen: neem de
motie maar aan, want er gebeurt verder niets. Tegelijkertijd wekt het
wel de indruk dat er ergens een of andere macht zit en die heb ik niet
ontmoet, noch bij de gemeenten noch bij de LSA. Dat even als
inkleuring.
De voorzitter:
Mevrouw Koşer Kaya, ik geef u het woord om even heel kort te reageren.
Alstublieft niet een hele verhandeling.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
De minister zegt eigenlijk dat dit helemaal niet nodig is, omdat er
helemaal geen probleem is.
Minister Plasterk:
Dat heeft nooit iemand gezegd. Ik geloof dat iedereen vindt dat
gemeenten goed moeten luisteren naar bewonersinitiatieven en dat de
gemeentelijke overheid en in het verlengde daarvan de rijksoverheid
beletsels moet wegnemen, dingen moet ondersteunen en dingen mogelijk
moet maken. Deze motie maakt wellicht een beetje een karikatuur van wat
men heeft bepleit. Maar nogmaals, je kunt het ook anders lezen en wel
als: als je dit allemaal niet wilt, kun je de motie net zo goed
aannemen. Uiteindelijk is er dus geen man overboord als de motie wel
wordt aangenomen.
Het oordeel over de derde motie op stuk nr. 7 kan ik aan de Kamer
laten.
De voorzitter:
Ik concludeer dat de minister tweemaal oordeel Kamer geeft en in het
geval van de tweede motie enige reserves heeft.
Ik noteer verder de toezegging dat de minister aan het einde van het
jaar komt met een standpunt over buurtrechten, waarin hij in elk geval
de financiering en de ruimte die nodig zijn om te experimenteren, zal
meenemen. Verder zal hij daarin natuurlijk alles meenemen wat op dat
moment naar boven is gekomen.
Ik bedank iedereen voor zijn of haar bijdrage en deel de leden ten
slotte mee dat volgende week dinsdag over de moties zal worden
gestemd.
Sluiting
Sluiting 13.04 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM |
Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden
ontleend. |
---|