[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoorden op vragen, gesteld tijdens de eerste termijn van de Kamer bij de Algemene Politieke Beschouwingen op 16 september 2015

Brief regering

Nummer: 2015D34007, datum: 2015-09-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2015Z16632:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgaand treft u aan de schriftelijke antwoorden op een aantal vragen
gesteld door leden van uw Kamer tijdens de eerste termijn van de zijde
van de Kamer van het debat Algemene Politieke Beschouwingen d.d. 16
september jl. 

DE MINISTER-PRESIDENT,

Minister van Algemene Zaken,

Mark Rutte

	

Vraag van de g.a. de heer Zijlstra (VVD): Wat is de stand van zaken van
het lerarenregister?

Antwoord

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap trekt intensief
samen op met de beroepsgroep om het verplichte lerarenregister succesvol
in te voeren. De kwaliteit van onderwijs wordt vooral bepaald door de
kwaliteit van leraren. Het is voor al onze leerlingen daarom van groot
belang dat leraren gedurende hun hele carrière blijven werken aan hun
professionele ontwikkeling. Net als in andere sectoren (verpleging,
zorg, advocatuur) stelt de beroepsgroep van leraren via het
lerarenregister kwaliteitseisen aan het eigen beroep.

Het register geeft leraren de mogelijkheid om zichtbaar te maken dat hun
vak voortdurend in ontwikkeling is en versterkt het gevoel van
beroepstrots en van eigenaarschap over het beroep. Dit gaat hand in hand
met de verantwoordelijkheid om steeds te blijven leren. Om er als leraar
steeds voor te zorgen dat je kennis en vaardigheden op niveau zijn en
dat je inspeelt op de ontwikkelingen in de samenleving.

Het wetsvoorstel, dat op dit moment voor advies bij Raad van State ligt,
wordt gedragen door de beroepsgroep. Het kabinet verwacht het voorstel
rond de jaarwisseling aan uw Kamer te kunnen aanbieden. Ondertussen
werkt de Onderwijscoöperatie aan het vergroten van de bekendheid van
het register.



Vraag van de g.a. de heer Van der Staaij (SGP): Kan de
minister-president bevestigen dat het kabinet niet voornemens is een
kiesdrempel in te voeren?

Antwoord

Het kabinet heeft geen plannen om een kiesdrempel in te voeren. Dit is
recent nog geschreven in de brief van de minister van BZK van 2
september 2014 aan de Eerste Kamer (zie Kamerstukken I, 2013/14, 33 268,
O, p. 3).



Vraag van de g.a. de heer Krol (50plus): Is de mantelzorgboete nu
definitief van tafel? 

Antwoord

Sinds 2015 hebben ouderen te maken gekregen met meerdere
beleidswijzigingen, ook in het kader van gedecentraliseerde
overheidstaken. Omdat er nog weinig bekend is over de relatie tussen
mantelzorg, de vorming van nieuwe huishoudsamenstellingen en
inkomensvoorzieningen, is nader onderzoek opportuun. 

Gelet op het voorafgaande heeft het kabinet besloten de invoering van de
kostendelersnorm in de AOW uit te stellen van 1 juli 2016 naar 1 januari
2018. 



Vraag van de g.a. de heer Van Haersma Buma (CDA): Middenin de zomer
legde DNB strengere regels op voor pensioenfondsen dan voor
verzekeraars. Het gevolg: de fondsen moeten miljarden extra vermogen
gaan aanhouden en de pensioenen staan nog verder onder druk. Het is een
ontwikkeling mede ingegeven door het Financieel Toetsingskader. Is het
kabinet bereid hier actie op te ondernemen? 

Antwoord

Door het nieuwe ftk kunnen fondsen financiële schokken veel beter
opvangen dan onder het oude ftk. Waar onder het oude ftk momenteel 11
fondsen hadden moeten korten op de pensioenen, hoeft nu geen enkel fonds
te korten. De ufr is onderdeel van de rekenrente. Het is belangrijk dat
de rekenrente realistisch is. Deze bepaalt hoeveel geld fondsen in kas
moeten houden om alle toegezegde pensioenen na te kunnen komen. Niet
alleen nu, maar ook nog over bijvoorbeeld 40 jaar. Omdat de rekenrente
zo belangrijk is, is er in 2013 -  mede op verzoek van de Kamer - een
onafhankelijke Commissie UFR ingesteld. Die commissie heeft geadviseerd
om voor pensioenfondsen een UFR te hanteren, zoals recentelijk door DNB
is overgenomen. Conform haar bevoegdheid heeft DNB dit besluit volledig
onafhankelijk genomen. Ufr voor pensioenfondsen wijkt af van ufr
verzekeraars (die Europees wordt vastgesteld) vanwege een verschillend
solvabiliteitskader. Zo wordt bijvoorbeeld voor verzekeraars een extra
opslag in de voorzieningen geëist waarvan de hoogte afhankelijk is van
toekomstige risico's (de risicomarge). Dit onderdeel zit niet in het
kader voor pensioenfondsen. Ook de definitie van het
verzekeringscontract is ruimer bij verzekeraars waardoor meer
voorzieningen moeten worden gevormd. Cherrypicking uit de stelsels is
daarom onverantwoord.

Vraag van de g.a. de heer Krol (50plus): Nu al tekort van 100.000
geschikte woningen, terwijl ouderen langer thuis moeten blijven wonen.
Naar verwachting zal tekort niet snel afnemen als gevolg van
vluchtelingen. Er zijn simpelweg te weinig beschikbare woningen in
sociale huursector. Wat gaat kabinet hieraan doen? 

Antwoord

Het kabinet deelt het belang van geschikte woningen voor iedereen.
Daarbij is het faciliteren van mogelijkheden om langer thuis te blijven
wonen voor ouderen – ook binnen de sociale huursector - een
prioriteit. Deze is nogmaals in de brief van de minister van W&R van 23
juni 2015 aan de Eerste en Tweede Kamer bevestigd (kamerstuk TK 32847,
nr.180). Langer zelfstandig wonen is een gezamenlijke opgave van
burgers, gemeenten, woningcorporaties, zorgaanbieders, zorgkantoren en
ondernemers. Het kabinet stimuleert de betrokken partijen via de
uitvoering van de Transitieagenda Langer zelfstandig wonen.



Vraag van de g.a. de heer Zijlstra (VVD): Wat gebeurt er met het
koopkrachtbeeld zonder Belastingplan 2016?

Antwoord

Er zitten in het Belastingplan voor 2016 veel maatregelen die effect
hebben op de koopkracht. Het betreft vooral maatregelen in het 5 miljard
pakket (verhoging arbeidskorting, verlaging tarief 2e en 3e schijf,
verhoging IACK, verlengen 3e schijf en volledige afbouw AHK) en de
eenmalige verhoging van de ouderenkorting als onderdeel van het pakket
aan maatregelen om de koopkracht van ouderen en uitkeringsontvangers te
repareren.  

Onderstaande tabel geeft het koopkrachtbeeld voor de 18
voorbeeldhuishoudens voor 2016. De eerste kolom presenteert het
koopkrachtbeeld zoals gepresenteerd in de MEV door het CPB en in de
SZW-begroting. De tweede kolom laat het koopkrachtbeeld voor 2016 zien
zonder de maatregelen in het Belastingplan 2016. De derde kolom geeft de
mutatie weer. Er is in deze tabel overigens geen rekening gehouden met
wijzigingen in lonen en prijzen als het Belastingplan niet doorgaat.   

Uit de tabel blijkt dat vooral werkenden en ouderen voordeel hebben van
de maatregelen in het Belastingplan:

Een gepensioneerde met een aanvullend pensioen van 10.000 euro gaat er
zonder dit belastingplan volgend jaar 1,3% op achteruit. Door het
belastingplan blijft de koopkracht van dit huishouden grosso modo
gelijk. 

Een paar met kinderen en een inkomen van 2,5x modaal gaat er zonder
belastingplan 0,3% op achteruit. Door de maatregelen in het
Belastingplan gaat dit huishouden er volgend jaar ruim 2% op vooruit. 

Uit het mediane koopkrachtbeeld zonder belastingplan blijkt een
vergelijkbaar beeld. Gepensioneerden gaan er zonder dit belastingplan 1%
in koopkracht op achteruit. 

Daarnaast vervallen de positieve economische effecten op consumptie,
investeringen en werkgelegenheid (zie tabel op volgende pagina).



koopkrachtcijfers voorbeeldhuishoudens 2016	 	 

Actieven:	MEV2016	Zonder Bplan 	Mutatie door Bplan 2016

Alleenverdiener met kinderen	 	 	 

modaal	1,8%	-0,8%	2,6%

2 x modaal	0,5%	-1,1%	1,6%

 

	 

Tweeverdieners	 	 	 

modaal + ½ x modaal met kinderen	3,7%	0,2%	3,5%

2 x modaal + ½ x modaal met kinderen	2,2%	-0,3%	2,5%

modaal + modaal zonder kinderen	2,8%	0,0%	2,9%

2 x modaal + modaal zonder kinderen	1,7%	-0,4%	2,1%

 

	 

Alleenstaande	 	 	 

minimumloon	5,3%	1,5%	3,7%

modaal	2,8%	0,0%	2,9%

2 x modaal	1,0%	-0,6%	1,6%

 

	 

Alleenstaande ouder	 	 	 

minimumloon	4,3%	0,9%	3,4%

modaal	4,0%	-0,1%	4,1%

 

	 

Inactieven:	 	 	 

Sociale minima	 	 	 

paar met kinderen	0,0%	0,0%	0,0%

alleenstaande	0,0%	0,0%	0,0%

alleenstaande ouder	0,0%	0,0%	0,0%

 

	 

AOW (alleenstaand)	 	 	 

(alleen) AOW	0,8%	-0,5%	1,4%

AOW +10000	0,1%	-1,3%	1,4%

 

	 

AOW (paar)	 	 	 

(alleen) AOW	0,3%	0,3%	0,0%

AOW +10000	0,1%	-0,9%	0,9%



Mediaan



	 	MEV 2016	Zonder belastingplan	Mutatie door Belastingplan

Inkomensniveau



	<175% wml	0,7	0,0	0,7

175-350% wml	2,0	0,3	1,7

350-500% wml	2,2	0,5	1,6

>500% wml	1,5	0,1	1,4





	Inkomensbron



	Werkenden	2,6	0,6	2,0

Uitkeringsontvangers	0,2	0,1	0,1

Gepensioneerden	0,2	-1,0	1,2





	Huishoudtype



	Tweeverdieners	1,9	0,4	1,6

Alleenstaanden	0,9	0,1	0,9

Alleenverdieners	0,8	-0,2	1,1





	Kinderen



	Met kinderen	2,5	0,7	1,8

Zonder kinderen	2,1	0,3	1,7





	Alle huishoudens	1,4	0,2	1,2







MEV 2016					Zonder Belastingplan

Effecten op economische groei en werkgelegenheid 5 mld pakket
(cumulatief)

	2016	2017	Structureel

Economische groei 	0,2%	0,5%	0,3%

- Consumptie huishoudens 	0,6%	1,3%

	- Investeringen bedrijven 	0,3%	1,0%

	Werkgelegenheid (arbeidsjaren)	7.000	21.000	35.000



Vraag van de g.a. de heer Van Haersma Buma (CDA): Wat heeft MP gezien
aan hervormingen in Italië en Frankrijk, hoe beoordeelt hij die? En hoe
kijkt u aan tegen ECB/QE programma? 

Antwoord

Hervormingen Italië/Frankrijk

Het kabinet dringt consequent aan op het belang van het doorvoeren van
noodzakelijke hervormingen. De groeicijfers van voormalige
programmalanden als Ierland, Portugal en Spanje laten zien dat een
juiste beleidsmix van structurele hervormingen en groeivriendelijke
begrotingsconsolidatie vruchten afwerpt. Dat geldt ook voor Nederland.
Het beeld dat er niks gebeurt klopt niet: Italië heeft de arbeidsmarkt
hervormd, beroepen geliberaliseerd en het belastingsysteem
vereenvoudigd. Een substantiële hervormingsagenda, die de Italiaanse
economie beter zal doen functioneren. Voor Frankrijk springt de
zogenaamde ‘wet Macron’ het meest in het oog. Deze ziet onder meer
op de liberalisering van beroepsgroepen. Is dat voldoende? Nee, daar
moet veel meer gebeuren. De aanbevelingen van de Commissie voor
Frankrijk en Italië zeggen dat ook. Voor Frankrijk bijv. een meer
flexibele arbeidsmarkt en verlaging van de kosten op arbeid. Voor
Italië bijv. het liberaliseren van productmarkten. Beide landen zitten
in een hoge categorie van de Macro-economische Onevenwichtigheden
Procedure. In dat kader zijn deze landen onderworpen aan extra
monitoring. De Commissie moet hier streng zijn en zo nodig de
correctieve arm openen.

Beleid ECB/Quantitative Easing

Het is van belang dat de ECB binnen zijn mandaat blijft. En de ECB is
onafhankelijk. De Nederlandse regering neemt dan ook geen opvatting in
over het monetaire beleid van de ECB. De Nederlandse regering is
overigens nooit van mening geweest dat het monetair beleid de sleutel
vormt tot een sterkere en betere eurozone. Structurele hervormingen ter
verhoging van potentiële groei in lidstaten, begrotingsdiscipline om
het vertrouwen in de euro te borgen, een goed werkende interne markt en
kwalitatief hoogwaardig en betrouwbaar openbaar bestuur zijn pijlers
onder een stabiele eurozone waar we rechtstreeks invloed op hebben. Daar
wordt de eurozone en de euro sterker van.



Vraag van de g.a. de heer Van Haersma Buma (CDA): Het kabinet heeft
onvoldoende oog voor de strategische rol die de land- en tuinbouw
sectoren spelen voor onze gezamenlijke toekomst. Het gaat over de
strategische vraag of wij in dit deel van de wereld over 10 of 20 jaar
nog in staat zijn onze mensen te voeden. Die sector moet door moeilijke
tijden heen geholpen worden, graag reactie. 

Vraag van de g.a. mevrouw Thieme (PvdD): Welk effect heeft ons
landbouwbeleid op de voedselzekerheid in de wereld?

 

Antwoord

Nederland kan dankzij onze grote kennis op landbouwgebied, ons
innovatieve bedrijfsleven en onze uitstekende internationale reputatie
een grote bijdrage leveren aan de wereldwijde voedselzekerheid. Dit kan
onder andere via klimaatslimme landbouw. Daarmee kan de duurzame
landbouwproductie worden verhoogd, kunnen landbouw en voedselsystemen
zich aanpassen aan klimaatverandering, voedselverliezen worden
tegengegaan met behoud van de kwaliteit en de voedingswaarde. 

Ook in Nederland is een vitale landbouwsector essentieel. Het
agrocomplex heeft een grote economische en maatschappelijke betekenis.
Met een totale toegevoegde waarde van 52 miljard euro is het gehele
agrocomplex goed voor ongeveer 9% van de totale omvang van de
Nederlandse economie. Het levert een belangrijke bijdrage aan de
werkgelegenheid en aan het positieve handelssaldo.

Wel is bij verschillende sectoren herstructurering noodzakelijk. Hiervan
wordt in de tuinbouw door de commissie Veerman  en in de varkenssector
door de commissie Rosenthal ook werk gemaakt. Het kabinet beziet op
welke manier zij aan de herstructurering kan bijdragen. Ook in Europees
verband zet dit kabinet in op een duurzame versterking van de sector. De
afgelopen dagen is overeenstemming bereikt over een pakket aan
maatregelen naar aanleiding van de marktontwikkelingen. Een onderdeel
van deze afspraken is dat €30 miljoen beschikbaar komt voor de
Nederlandse agrosector. Over de uitwerking van de maatregelen spreekt de
staatssecretaris van Economische Zaken met de sector. 



Vraag van de g.a. de heer Slob (CU): Hoe staat het met het VN
gehandicaptenverdrag en actieplan? Zit dit bij bewindspersonen genoeg
tussen de oren?

Antwoord

In het regeerakkoord is afgesproken dat Nederland het Verdrag van de
Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap zal
ratificeren onder de voorwaarde dat hieruit volgende verplichtingen
geleidelijk ten uitvoer kunnen worden gebracht.

Huidige wetten voldoen aan het VN-Verdrag en ook toekomstige wetten
zullen aan het VN-Verdrag voldoen. De staatssecretaris van VWS heeft de
benodigde wetsvoorstellen eerder dit jaar aan uw Kamer aangeboden.

Het VN-verdrag kan – uitgaande van aanvaarding van de ingediende
wetsvoorstellen door uw Kamer - naar verwachting in 2016 worden
geratificeerd.

De komende periode zal parallel aan het ratificatieproces een begin
worden gemaakt met de voorbereidingen voor de implementatie. Hiertoe
vindt al langer overleg plaats met (vertegenwoordigers van) de doelgroep
en gemeenten en werkgevers. Dat overleg zal worden geïntensiveerd en
verbreed.



Vraag van de g.a. de heer Pechtold (D66): Klopt het dat de Lage
inkomensvoorziening (LIV) pas in 2018 geld kost, dus dat LIV-geld in
2017 voor passend onderwijs kan worden ingezet?

Antwoord

Per 2017 zal de Lage inkomens voorziening (LIV) worden ingevoerd. De
uitkering vindt achteraf plaats; de eerste betalingen vinden daarmee in
2018 plaats. Het EMU-saldo wordt echter belast in 2017
(‘transactiebasis’). Dat maakt dat er geen ‘geld op de plank
ligt’ in 2017 om alternatieve voorstellen, zoals passend onderwijs, te
financieren.

Passend onderwijs is in ontwikkeling, maar er zijn al grote stappen
gezet. Signalen over knelpunten neemt het kabinet serieus. Eind deze
maand informeert de staatssecretaris van OCW uw Kamer naar aanleiding
van de recente signalen.



Vraag van de g.a. de heer Van der Staaij (SGP): Wil het kabinet meer
doen om abortus te voorkomen?

Antwoord

Nederland behoort tot de landen met de laagste abortuscijfers (het
aantal abortussen per 1000 vrouwen, in de leeftijd 15-44 jaar). De
overheid ondersteunt beleid gericht op het voorkomen van ongewenste
zwangerschappen. Verschillende organisaties, zoals Rutgers WPF, Soa Aids
Nederland en het FIOM, die jongeren seksueel weerbaar proberen te maken,
worden gesubsidieerd. Door jongeren tijdig te leren over veilige en
gewenste seks kunnen ongewenste zwangerschappen voorkomen worden. De
voorlichting wordt gedaan met speciale lespakketten voor scholen, maar
ook via spreekuren en internet, waar jongeren hun vragen kunnen stellen
en met elkaar in discussie kunnen gaan. 

Het is aan de vrouw, en daarna aan de arts, om te bepalen of er sprake
is van een noodsituatie. 

Een alternatief voor legale abortus is vaak illegale abortus. Dat is
zeer onwenselijk en kan gevaarlijk zijn. Daarom wordt er ingezet op
voortzetting van het huidige beleid: goede voorlichting aan de ongewenst
zwangere vrouw over de mogelijkheden die voorhanden zijn. Mocht de vrouw
na de voorlichting over al haar opties ervoor kiezen om een abortus te
laten uitvoeren, dan geldt een verplichte beraadtermijn. 

 



Vraag van de g.a. de heer Slob (CU): Mogen we ervan uitgaan dat de
NIP-test niet standaard aangeboden gaat worden?

 

Antwoord

Momenteel komen alleen vrouwen in aanmerking voor een Niet Invasieve
Prenatale-test (NIPT) als uit de combinatietest of de medische
geschiedenis van de vrouw een verhoogd risico is gebleken. Dit als
alternatief voor invasieve testen zoals vruchtwaterpunctie of
vlokkentest, die al langer beschikbaar waren bij een verhoogd risico en
onveiliger zijn voor het ongeboren kind dan de NIPT. Het VUmc zal naar
verwachting een onderzoeksaanvraag indienen naar de toepassing van NIPT
als primaire test. Ik wacht het advies van de Gezondheidsraad op die
aanvraag af. 



Vraag van de g.a. de heer Klein (fractie Klein): Heeft de regering
rekening gehouden met de mogelijkheid van meer artikel 12 gemeenten naar
aanleiding van de drie decentralisaties in het sociale domein?

Antwoord

De regering gaat er vanuit dat de aan gemeenten overgedragen budgetten
in verhouding zijn met de overgedragen taken in het sociale domein. Dit
komt mede omdat gemeenten de taken in het sociale domein anders,
namelijk integraal, kunnen uitvoeren met meer oog voor de lokale
situatie. Meer maatwerk, integraliteit en efficiëntie door gemeenten
maakt dat de kosten dalen.



Vraag van de g.a. de heer Van der Staaij (SGP): Controleert de
arbeidsinspectie op gedwongen zondagsarbeid?

Antwoord

Zondagsarbeid is geregeld in artikel 5:6 van de Arbeidstijdenwet (Atw)
Daarin is aangegeven dat zondagsarbeid slechts onder bepaalde
voorwaarden toegestaan is. Zondagsarbeid is enerzijds toegestaan als dit
voortvloeit uit de aard van de arbeid en als dit afgesproken is in het
arbeidscontract. Dit geldt bijvoorbeeld voor de brandweer, politie en de
medische zorg. Anderzijds is zondagsarbeid toegestaan als de
bedrijfsomstandigheden dit noodzakelijk maken en hierover
overeenstemming is bereikt met de Ondernemingsraad of de
werknemersvertegenwoordiging. In dat geval moet de individuele werknemer
ook zelf daarmee instemmen. Gegeven de aard van deze voorwaarden,
waarbij de instemming van de betrokken werknemers altijd een vereiste
is, wordt dit onderdeel van de Arbeidstijdenwet alleen civielrechtelijk
gehandhaafd. Als er problemen zouden zijn in de naleving zullen die
immers in het algemeen gelegen zijn in de privaatrechtelijke relatie
tussen werkgever en werknemer of zijn vertegenwoordiging in het
medezeggenschapsorgaan. Het voorgaande betekent dat artikel 5:6 Atw in
de wet niet beboetbaar is gesteld en dat de Inspectie SZW niet op
zondagsarbeid controleert. 

De huidige regeling is mede gebaseerd op het advies van de SER uit 2005
over de vereenvoudiging van de Arbeidstijdenwet, waarin de SER zich
uitspreekt voor een civielrechtelijke handhaving van de regelgeving op
het terrein van zondagsarbeid. 

Vraag van de g.a. de heer Van Haersma Buma (CDA): Waarom wordt in de
begroting uitgegaan van een stijging van de gaswinning in Groningen van
30 naar 33 mld m3? Kan het kabinet dat toelichten en motiveren naar TK
en Groningers aan wie is gezegd dat het minder zou worden?

Antwoord

De gaswinning in Groningen in 2016 zal worden bepaald door het
winningsbesluit dat eind 2015 wordt genomen. De veiligheid van de
inwoners van Groningen en de leveringszekerheid staan daarbij voorop. 

Het niveau van gaswinning van 33 mld m3 in de begroting betreft een
technische veronderstelling uitgaande vanuit een constant gebruik van
binnenlands geproduceerd laag-calorisch gas. 

In 2015 is geput uit de reserveopslag in Norg waardoor de winning de
facto maximaal uitvalt op 30 mld m3.

Om tot goede besluitvorming te komen over de gaswinning voor 2016 worden
twee sporen onderzocht: 

een verantwoord niveau van gaswinning;

omkering van het systeem van gaslevering. 

In het eerste spoor wordt een verantwoord niveau van gaswinning bepaald.
Preventieve investeringen in versterking van woningen hebben ook invloed
op het veiligheidsrisico en dus op het niveau van gaswinning dat
maatschappelijke acceptabel is. 

De NAM doet als vergunningvragende partij onderzoek naar de
veiligheidsrisico’s die verbonden zijn aan de gaswinning. Het
staatstoezicht op de mijnen (SodM) en de Commissie Meijdam brengen
vervolgens advies uit aan de overheid over de door NAM opgeleverde
onderzoeken. SodM kijkt naar de relatie tussen aardbevingen en
gaswinning. Commissie Meijdam kijkt naar de relatie tussen aardbevingen
en schade aan woningen. 

Op grond van de onderzoeken van de NAM en de adviezen die in het
verlengde daarvan worden gegeven, neemt de overheid een winningsbesluit.
Het is op dit moment nog niet te zeggen hoe dit besluit er uit zal zien.


Het tweede spoor is de omkering van het gassysteem waarbij wordt
uitgegaan van de maximale inzet van hoogcalorisch gas dat door
toevoeging van stikstof wordt geconverteerd tot laagcalorisch gas,
aangevuld met Groningengas. Dit in plaats van een gemaximeerde winning
van Groningengas. In dit scenario wordt tevens gekeken naar de effecten
van de omkering op het fysieke functioneren van het systeem en de
werking van de gasmarkt. 



Vraag van de g.a. de heer Van Haersma Buma (CDA): Kan de regering ons
nog voor het uitkomen van het rapport van de Onderzoeksraad voor
Veiligheid over MH17 in oktober, berichten over de vervolgingsstrategie?

Antwoord

Direct na de teleurstellende, maar niet onverwachte, uitslag van de
stemming in de VN is het kabinet in overleg getreden met de andere
JIT-landen (Australië, Maleisië, Oekraïne, België) over het vervolg.
Het is van belang dat Nederland samen met deze landen blijft optrekken.
Het vervolgingsproces moet zorgvuldig en goed worden voorbereid, opdat
het zo effectief mogelijk is en recht doet aan de nabestaanden. Het
uitgangspunt blijft nog altijd dat alle feiten op tafel komen. Het
kabinet zal er alles aan doen wat het kan om de verantwoordelijken voor
de rechter te brengen. Het streven is om voor de afronding van de
onderzoeken over de vervolging en berechting goede afspraken te maken,
zodat de zaak kan worden overgedragen aan een aanklager. De Kamer zal
worden geïnformeerd zodra met de JIT-landen een koers is bepaald ten
aanzien van de rechtsvervolging. 



 

 	

VERTROUWELIJK	Pagina   PAGE   \* MERGEFORMAT  2  van   NUMPAGES   \*
MERGEFORMAT  1 



 

	Pagina   PAGE   \* MERGEFORMAT  4  van   NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  24 



> Retouradres Postbus 20001 2500 EA  Den Haag 

 

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal

Postbus 20018

2500 EA DEN HAAG





Datum   17 september 2015 

Betreft   Antwoorden Kamervragen 



 

	Pagina   PAGE   \* MERGEFORMAT  1  van   NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  24 



  

	

Minister-President

Datum 

17 september 2015 

Onze referentie 

3836455 





Minister-President

Binnenhof 19  

2513 AA  Den Haag 

Postbus 20001 

2500 EA  Den Haag 

www.rijksoverheid.nl





Onze referentie 

3836455