34289 Adv RvSt inzake de Wet precursoren voor explosieven
Regels met betrekking tot het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven (Wet precursoren voor explosieven)
Advies Afdeling advisering Raad van State
Nummer: 2015D34879, datum: 2015-09-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2015Z16998:
- Indiener: G.A. van der Steur, minister van Veiligheid en Justitie
- Medeindiener: W.J. Mansveld, staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu
- Volgcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu (2010-2017)
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (2010-2017)
- 2015-09-29 15:15: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2015-09-30 14:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (2010-2017)
- 2015-11-05 14:00: Regels met betrekking tot het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven (Wet precursoren voor explosieven) (34289) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (2010-2017)
- 2016-04-13 10:00: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (2010-2017)
- 2016-04-13 13:20: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2016-04-14 17:00: Voorstel Wet precursoren voor explosieven (34289) als hamerstuk aan te melden (E-mailprocedure), vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (2010-2017)
- 2016-04-21 10:14: Hamerstuk: Regels met betrekking tot het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven (Wet precursoren voor explosieven) (34 289) (Hamerstukken), TK
Preview document (🔗 origineel)
No.W03.15.0136/II 's-Gravenhage, 18 juni 2015
...................................................................................
Bij Kabinetsmissive van 28 april 2015, no.2015000749, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, in overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels met betrekking tot het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven (Wet precursoren voor explosieven), met memorie van toelichting.
Het wetsvoorstel strekt ertoe de volledige werking van de Verordening
van het Europees Parlement en de Raad over het op de markt brengen van
precursoren van explosieven (PbEU 2013, L 39), in de Nederlandse
rechtsorde mogelijk te maken. De verordening stelt geharmoniseerde
voorschriften vast inzake het aanbieden, het binnenbrengen, het
voorhanden hebben en het gebruiken van stoffen of mengsels die kunnen
worden misbruikt voor de illegale vervaardiging van explosieven.
Door middel van onderhavig wetsvoorstel geeft Nederland uitvoering aan
deze verordening door onder meer de invoering van een
vergunningstelsel.
De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan
de Tweede Kamer te zenden, maar acht het aangewezen dat in de
toelichting aandacht wordt besteed aan de verplichting om in de
vergunning te vermelden voor welke stoffen die vergunning is verleend.
Voorts adviseert de Afdeling in de toelichting aandacht te besteden aan
de uit de verordening voortvloeiende criteria voor het aanwijzen van
stoffen die onder de werking van de verordening vallen.
1. Vergunningstelsel
De verordening schrijft voor dat de lidstaat die vergunningen afgeeft
aan particulieren met een legitiem belang, regels stelt betreffende de
afgifte van vergunningen.1 In artikel 4 tot en met 7 van het
wetsvoorstel wordt hieraan uitvoering gegeven. De Afdeling merkt op dat
bij lezing van deze artikelen en de toelichting daarbij de indruk kan
ontstaan dat het vergunningstelsel in de voorgestelde artikelen
uitputtend is geregeld.
De Afdeling wijst er echter op dat artikel 7, tweede lid, van de
verordening voorschrijft dat in de vergunning wordt vermeld voor welke
precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt, zij is
verleend. Uit het wetsvoorstel noch uit de toelichting blijkt hoe aan
deze bepaling uitvoering wordt gegeven.
De Afdeling adviseert hier in de toelichting op in te gaan.
2. Aanwijzen precursoren waarvoor een beperking/meldingsplicht
geldt en vaststelling afwijkende concentratiegrenswaarden
In de verordening is bepaald voor welke precursoren voor explosieven
een beperking geldt (stoffen vermeld in bijlage I) en voor welke stoffen
een meldingsplicht (de stoffen als vermeld in bijlage I en II).
De verordening biedt de lidstaten de mogelijkheid tot de volgende
uitbreidingen.
Indien een lidstaat op redelijke gronden kan aannemen dat een bepaalde, niet in de bijlagen van de verordening vermelde stof gebruikt kan worden voor de illegale vervaardiging van explosieven, kan die lidstaat het gebruik van de stof beperken of bepalen dat de stof valt onder de meldingsplicht.2
Wanneer een lidstaat, gegronde redenen heeft om aan te nemen dat een bepaalde stof waarvoor al een beperking geldt, in een lagere concentratie dan de in de bijlage bij de verordening vermelde concentratiegrenswaarde, gebruikt zou kunnen worden voor de illegale vervaardiging van explosieven, kan hij het gebruik van die stof verder beperken door een lagere concentratiegrenswaarde vast te stellen.3
Voorts kan een lidstaat op basis van de verordening ten aanzien van een stof waarvoor een meldingsplicht geldt bij gegronde redenen een concentratiegrenswaarde vaststellen waarboven het gebruik van die stof beperkt wordt.4
Uit de verordening volgt dat een lidstaat wanneer van een van deze
mogelijkheden gebruik wordt gemaakt “redelijke gronden” dan wel
“gegronde redenen” moet hebben.
In het wetsvoorstel wordt erin voorzien dat bij ministeriële regeling
dergelijke stoffen kunnen worden aangewezen en grenswaarden kunnen
worden vastgesteld.5 In de toelichting wordt aangegeven
dat wanneer het dreigingsbeeld daar aanleiding toe geeft en “na een
kosten/baten -afweging” aanvullende stoffen en grenswaarden worden
vastgesteld. Geen aandacht wordt echter besteed aan de criteria die uit
de verordening voortvloeien.
De Afdeling adviseert de toelichting in dit opzicht aan te vullen.
3. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.
De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging
het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.
De vice-president van de Raad van State,
Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W03.15.0136/II
Het opschrift formuleren conform aanwijzing 106 van de Aanwijzingen voor de regelgeving.
Artikel, onder i redigeren als artikel 1, onder h: verwijzen naar artikel 9 van de verordening.
In artikel 4, eerste lid, schrappen: eerste lid,.
In artikel 6, eerste lid, aanhef, schrappen: eerste lid.
In artikel 6, tweede lid, schrappen: als bedoeld in het eerste lid.
In artikel 12 en 13 de verwijzingen naar de bij de Algemene Douanewet aangewezen toezichthouder schrappen, gelet op artikel 1:33 Algemene Douanewet.
In de transponeringstabel wordt vier maal verwezen naar “3, derde lid” terwijl een dergelijke bepaling niet is opgenomen in het wetsvoorstel. De transponeringstabel aanpassen.