[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Beantwoording van vragen gesteld tijdens de behandeling van de begroting van Economische Zaken 2016, deel Economie en Innovatie

Brief regering

Nummer: 2015D38957, datum: 2015-10-14, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van zaak 2015Z19159:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijlage: Schriftelijke beantwoording van vragen gesteld tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling Economische Zaken, deel Economie en Innovatie, d.d. 13 oktober 2015

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

1. Gesthuizen (SP):

Het NLII heeft twee jaar na de oprichting nog steeds geen leningen verstrekt, klopt dat?

Antwoord

NLII gaat niet zelf leningen verstrekken. NLII is in oktober 2014 op initiatief van de overheid door institutionele beleggers opgericht. Er is in een jaar veel werk verzet om de organisatie in te richten en tot goede proposities te komen voor mkb-financiering, duurzame energie en vastgoed.

In april van dit jaar zijn de eerste twee beleggingsfondsen aangekondigd door NLII. Het Bedrijfsleningenfonds (BLF) en het Achtergestelde Leningenfonds (ALF). Met het BLF komt circa 500 mln. euro beschikbaar aan ondernemingsfinanciering. Het ALF zal naar verwachting een fondsomvang van 300 mln. euro hebben. In totaal betekent dit dat er voor 800 mln. euro gecommitteerd kapitaal is. De fondsen zijn in volume groter dan in het oorspronkelijke Inrichting- en realisatieplan van NLII is voorzien en met uw Kamer per brief is gedeeld op 22 mei 2014.

Het BLF is inmiddels in september van start gegaan en zal naar verwachting dit jaar nog de eerste leningen verstrekken. ALF is naar verwachting in het eerste kwartaal van 2016 operationeel. Het is de bedoeling dat ALF gebruik gaat maken van de garantie in kader van de Groeifaciliteit. Het totaal aan additionele financiering voor het bedrijfsleven zal met deze fondsen naar verwachting circa 1,6 mrd. euro bedragen aangezien de banken minimaal een gelijk bedrag aan leningen zullen verstrekken. Deze twee instrumenten vormen daarmee een belangrijke toevoeging van het aanbod van mkb-financiering.

2. Gesthuizen (SP):

Het Toekomstfonds wordt gevuld met meevallers bij aardgasbaten, maar zullen die er zijn?

Antwoord

Er is sprake van meevallers ten behoeve van het Toekomstfonds indien de gerealiseerde gasbaten in een bepaald jaar hoger zijn dan de actuele ijklijn van de aardgasbaten voor dat betreffende jaar, die gecorrigeerd is voor beleidsmatige aanpassingen van de gasproductie.

De meest actuele ijklijn is opgenomen in de EZ-begroting 2016 (pagina 133):

Bedragen x € 1 mln.

2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020
Actuele ijklijn aardgasbaten Miljoenennota 2016 7.750 7.250 7.400 7.300 7.550 6.500

Een meevaller in de gasbaten over een bepaald jaar, wordt pas geconstateerd bij het financieel jaarverslag over dat jaar. Per brief van 16 september 2014 (Kamerstukken II, 2014/15, 34 000 XIII, nr. 5) is de Kamer geïnformeerd dat vanwege fluctuaties in de productie, prijs en wisselkoers moeilijk voorspelbaar is wanneer en in welke mate meevallers in de gasbaten zich zullen voordoen. Ook is de Kamer met deze brief geïnformeerd over de verwachting dat meevallers kleiner en minder frequent zullen zijn dan in het verleden.

3. Gesthuizen (SP):

Het Nederlands Investeringsagentschap heeft geen geld en geen juridische status, terwijl elk ander Europees land een ontwikkelingsbank heeft. Dhr. Kremers pleit voor een bank naar Duits model. Hoe ziet de minister dit?

Antwoord

De heer Kremers geeft in zijn advies aan het verstandig te achten dat met het NIA is begonnen om als coördinatie- en ondersteuningspunt snel en efficiënt gebruik te maken van de al aanwezige functionaliteiten in Nederland. Het NIA gaat zich nu naast EFSI ook richten op bundeling van expertise en afstemming van middelen van Rijk en decentrale overheden om te zorgen dat nog meer investeringsprojecten gerealiseerd worden rond thema’s als innovatie, mkb-financiering en duurzaamheid. We richten ons dus op meerdere maatschappelijke thema’s, zoals in het Duitse model dat dhr. Kremers bepleit. Ondertussen zal ik, zoals ik in mijn brief van 9 oktober jl. heb aangekondigd, onderzoeken of het NIA verder moet worden ontwikkeld tot een investeringsagentschap met een eigen juridische entiteit, met een mogelijke koppeling met het EZ instrumentarium, om het benodigde maatwerk te kunnen leveren voor cofinanciering door (de-)centrale overheden en gebruik van Europese financieringsmogelijkheden zoals het EFSI.

4. Gesthuizen (SP):

Zijn samenwerkende huisartsen een kartel waar patiënten de dupe van zijn? Graag een reactie van de minister.

Antwoord

De ACM houdt toezicht op de naleving van het kartelverbod als onderdeel van de mededingingswet. Dat verbod is overal van toepassing waar sprake is van concurrentie. Dus ook in de zorg waar sprake is van een bepaalde mate van concurrentie, binnen de nodige publieke kaders. Het kartelverbod verbiedt ondernemingen, waaronder ook zorgondernemingen, om bijvoorbeeld marktverdelings- of prijsafspraken te maken waar consumenten de dupe van zijn. Dat betekent niet dat er niet meer mag worden samengewerkt. Wanneer samenwerking ten goede komt aan de patiënt, kunnen huisartsen dat gewoon doen. Tegelijkertijd ziet de ACM ook dat er bij huisartsen aarzeling is ontstaan om samen te werken. Dat is niet in het belang van de patiënt. Hierom heeft de ACM recentelijk een toezichtsvisie op de eerstelijnszorg uitgebracht waarin zij meldt dat samenwerking in de regel geoorloofd is, en dat zij bij ongeoorloofde samenwerking niet meteen naar het boete-instrument zal grijpen. Ook is er deze maand een gezamenlijk plan gepresenteerd van zorgaanbieders, zorgverzekeraars, toezichthouder en het ministerie van VWS onder andere met het doel de mededingingsregels geen obstakel te laten zijn voor de nodige samenwerking in de zorg.

5. Gesthuizen (SP):

De ACM krijgt lang niet altijd budget voor de uitvoering van nieuwe taken. Is de ACM nog in staat om haar taak als consumentenautoriteit uit te voeren?

Antwoord

Ik heb geen signalen dat de ACM onvoldoende capaciteit heeft voor het uitvoeren van haar taken. Ook niet op het gebied van consumententoezicht. In de regel krijgt de ACM bij nieuwe taken ook nieuw budget, zoals in het geval van de over te hevelen taken op het gebied van zorg.

De ACM wordt op dit moment geëvalueerd. Daarbij wordt zowel gekeken naar de effectiviteit als de doelmatigheid van het toezicht. Ik verwacht de uitkomsten van deze evaluatie rond de jaarwisseling naar uw Kamer te kunnen sturen.

6. Gesthuizen (SP):

Waarom kijken we zo beperkt naar wat marktmacht is? Inkoopmacht is ook marktmacht. Is het niet tijd om dit begrip te herzien?

Antwoord

Er is sprake van marktmacht als een marktpartij zich onafhankelijk van zijn afnemers of concurrenten kan gedragen. Ook inkoopmacht kan marktmacht zijn, maar dan aan de inkoopzijde van de markt. Er is sprake van inkoopmacht als de inkoper zich onafhankelijk van zijn leveranciers kan opstellen. Het hebben van marktmacht wil overigens nog niet zeggen dat daar misbruik van wordt gemaakt. De ACM houdt toezicht op misbruik van economische machtsposities. Inkoopmacht kan onder omstandigheden ook kwalificeren als misbruik van een economische machtspositie. Inkoopmacht is echter lang niet altijd een probleem. Consumenten profiteren er ook van als er scherp wordt ingekocht. Als verzekeraars en supermarkten bijvoorbeeld gebruik maken van inkoopmacht, dan is het van belang dat zij de voordelen daarvan ook doorspelen aan de consument. Net zoals overigens de Consumentenbond dat doet in de inkoopcollectieven voor bijvoorbeeld energie, waarmee zij door inkoopmacht een lagere prijs probeert te realiseren. Als marktpartijen onderling weinig concurreren en hun inkoopvoordelen niet doorgeven dan kunnen er wel problemen ontstaan.

Tegelijkertijd is het van belang dat bedrijven onderling eerlijk handelen. In dat kader heb ik uw Kamer in maart jl. een voortgangsrapportage over de twee pilots gedragscode eerlijke handelspraktijken gestuurd. Ik heb toen ook gezegd dat ik uw Kamer nadat ik de eindrapportage van deze pilots heb ontvangen zal informeren over het vervolg. Ik verwacht dit aan het eind van dit jaar te kunnen doen.

7. Gesthuizen (SP):

Dhr. Elias stelt dat kennis en kunde voor het goed uitvoeren van ICT-projecten ontbreekt bij de overheid. De AWTI geeft in het rapport ‘Klaar voor de toekomst?’ weer dat er geen strategie is voor hoe ICT in de toekomst een rol krijgt binnen de overheid en de samenleving. Graag een reactie van de minister.

Antwoord

Nederland is een van de meest innovatieve landen ter wereld met een sterke ICT-infrastructuur.

Nergens ter wereld hebben zoveel huishoudens een pc, tablet of smartphone en is het mobiele netwerk zo goed ontwikkeld. Zo staat Nederland in 2015 (voor het 3e jaar op rij) op de 4e plek in de Networked Readiness Index van het World Economic Forum. Deze Index meet de mate waarin een land gereed is om te participeren in en te profiteren van de mogelijkheden van informatie- en communicatietechnologie (ICT). 

De Digitale Agenda bevat de strategie van het kabinet voor de periode 2011 tot en met 2015. Ik zal in het voorjaar van 2016 komen met een vervolg op deze Digitale Agenda. Het kabinet heeft vooruitlopend hierop diverse nieuwe initiatieven genomen. Zo presenteerde het Topteam ICT op 5 oktober jl. een zeer ambitieuze kennis en innovatie agenda. Het kabinet stelt een bijdrage van €40 mln. hiervoor beschikbaar. Ook is de Actieagenda Smart Industry gelanceerd; deze gaat in belangrijke mate over ICT-gebruik in de industrie.

In de kabinetsreactie op het rapport van de Commissie Elias ‘Grip op ICT’, heeft de Minister voor Wonen en Rijksdienst erkend dat het kabinet nadrukkelijker moet inzetten op een betere beheersing van ICT-projecten binnen de overheid. Het kabinet neemt daarom de belangrijke aanbeveling over om een onafhankelijk Bureau ICT Toetsing (BIT) op te richten, dat bij de start van een project toetst of aan een aantal cruciale eisen is voldaan

8. Gesthuizen (SP):

In 2015 werd TenderNed (tot 1 oktober) al getroffen door 21 storingen onder kantoortijden die elk gemiddeld een uur duurden. Verreweg het grootste deel was in de eerste helft van 2015, maar steeds meer aanbestedende diensten stappen over zoals Rijkswaterstaat per 1 september.

Gebruikers zijn ontevreden: veel functies werken niet zoals ze zouden moeten en krijgen geen prioriteit van developers. Hoe ziet de Minister dit?

Antwoord

TenderNed is zodanig ingericht dat het als het basissysteem voor elektronisch aanbesteden van de overheid kan functioneren. Doordat alle aanbestedingen op TenderNed gepubliceerd moeten worden, hoeven ondernemers niet langer op verschillende plaatsen te zoeken. TenderNed is voorts een belangrijk instrument om de lasten bij aanbestedingen te verlagen; het systeem leidt tot een lastenreductie van 37 miljoen euro per jaar, wat een veelvoud is van de jaarlijkse kosten voor TenderNed.

Momenteel wordt gewerkt aan een verbeterslag van het systeem, met als doel het stabieler maken van de applicatie. Dat heeft nu prioriteit. De verbeteringen betreffen zowel de infrastructuur als de software. Daarna wordt vol ingezet op het aanpassen van het systeem aan de nieuwe aanbestedingsregelgeving als gevolg van de implementatie van de aanbestedingsrichtlijnen die in april volgend jaar in werking moet treden.

De storingstijd bij TenderNed is significant afgenomen in de laatste maanden. Bij de beantwoording van de schriftelijke vragen over TenderNed heb ik de Tweede Kamer daar reeds over geïnformeerd. Daarbij is één storing per abuis niet opgenomen. Dat betekent dat de totale storingstijd voor de periode tot 1 oktober 24,92 uur was, waarvan 4,67 uur in de maanden juli tot september. De conclusie dat sprake is van een significantie afname blijft echter gerechtvaardigd.

9. Gesthuizen (SP):

De motie Roemer vroeg de regering om mogelijkheden te onderzoeken die het mkb minder zwaar belasten. In de CPB-studie Kansrijk arbeidsmarktbeleid staat de voornaamste oplossing: Een collectieve verzekering voor het tweede ziektejaar met een opt-out optie. Het kabinet is hierover in gesprek met ondernemersverenigingen. Hoe vordert het gesprek? Speelt hierbij ook de rem op het aannemen van nieuw personeel?

Antwoord

Het kabinet is in gesprek met ondernemersverenigingen over de variant van een collectieve verzekering voor het tweede ziektejaar met een opt-out optie. Hierbij wordt ook stilgestaan bij de knelpunten van het stelsel van loondoorbetaling bij ziekte. Op woensdag 7 oktober, tijdens het AO Arbeidsongeschiktheid, heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over dit onderwerp met uw Kamer gesproken. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft tijdens dit overleg toegezegd dat hij het voorstel, waarbij sprake is van een collectieve variant voor het tweede jaar loondoorbetaling voor kleine werkgevers (tot 10 werknemers) met een opt-out mogelijkheid, verder uit te werken. Hij zal uw Kamer hierover in het voorjaar nader informeren.

10. Gesthuizen (SP):

Praktijkvoorbeeld Innovatie: een landbouwondernemer heeft een innovatief product voor o.a. filtering van ammoniak bij stallen, maar kan moeilijk financiering krijgen. De Regeling Ammoniak en Veehouderij laat niet toe dat bij stalconcepten wordt vermeld welk type of merk apparaat wordt geplaatst. Daarmee ligt piraterij snel op de loer, waarbij geen garanties zijn op de kwaliteit en daarmee de milieuwinst. Dit is een illustratie van hoe kleine zelfstandige verwikkeld kan raken in regelgeving en moeilijk ingang vindt bij instanties. Graag een reactie van de minister.

Antwoord

Het kabinet heeft op 20 juli jl. de Kamer geïnformeerd over het initiatief Toekomstbestendige regelgeving. Met dit initiatief beoogt het kabinet vanuit technologische en digitale innovatie ontwikkeling wet- en regelgeving aan te passen om economische groei mogelijk te maken.

In dit kader zal ik de casus inzake de filtering van ammoniak bij stallen onder de aandacht brengen van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, die verantwoordelijk is voor de Regeling Ammoniak en Veehouderij.

11. Gesthuizen (SP):

Europese Octrooi Organisatie in Rijswijk. Het stakingsrecht is ingeperkt, arbeidsomstandigheden zijn slecht, privacy van medewerkers wordt geschonden en de Arbeidsinspectie mag niet binnenkomen: de organisatie schendt mensenrechten. Dit is bevestigd door het Haagse gerechtshof, dat vindt dat immuniteit niet zover mag gaan dat de EOO algemeen in Europa erkende grondrechten mag schenden. Maar wat doet Nederland hieraan? Hoe zit dit nu precies?

Antwoord

Het kabinet volgt de ontwikkelingen bij het EOO nauwlettend. Zoals in de beantwoording van de vragen van de leden Ulenbelt, Van Nispen, Kerstens en Tanamal op 8 oktober jl. is aangegeven zet het kabinet zich in voor een verbetering van het sociale klimaat bij de Europese Octrooiorganisatie. Wij doen dat onder meer door onze inzet in de Beheersraad van de Europese Octrooiorganisatie en we zijn met alle betrokken partijen, waaronder de vakbonden, in gesprek. Samen met andere landen blijven we aandringen op normalisatie van de verhoudingen tussen management en personeel. We houden de vinger aan de pols dat hervormingen zorgvuldig worden uitgevoerd.
De Nederlandse Inspectie SZW heeft inderdaad geen bevoegdheid tot het uitvoeren van een inspectie. Dat neemt niet weg dat een onafhankelijk onderzoek door een derde partij naar de arbeidsomstandigheden nuttig kan zijn. Daarvoor is wel de medewerking van de Europese Octrooiorganisatie vereist. Wij willen ons daarvoor inzetten.

Nederland heeft zich gevoegd in de procedure waarmee de Europese octrooiorganisatie in cassatie is gegaan tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag. De achtergrond hiervan is dat de Nederlandse Staat zijn verplichtingen voortvloeiend uit internationaal recht dient na te komen. Daartoe behoort dat aan een internationale organisatie toegekende immuniteit wordt gewaarborgd en dat geen rechtsmacht voor de Nederlandse rechter wordt aangenomen die zich uitstrekt tot de jurisdictie van andere staten. Het is van belang dat de Hoge Raad als hoogste Nederlandse rechter zich hierover uitspreekt.

12. Gesthuizen (SP):

Ik wil graag van de regering weten hoe zij haar voordeel gaat doen met gebeurtenissen als Urgenda en Volkswagen-gate.

Antwoord

Zoals op 1 september aan uw Kamer is meegedeeld zal het kabinet uw Kamer in de eerste helft van 2016 nader informeren over mogelijke extra maatregelen in het kader van het vonnis van de rechtbank in de Urgenda-zaak. Reeds lopende onderzoeken, zoals het Interdepartementale Beleidsonderzoek ‘Effectiviteit IBO CO2 reductiemaatregelen’ (IBO CO2), zullen bouwstenen aandragen voor mogelijke aanvullende maatregelen. Dit in aanvulling op het reeds ambitieuze klimaatbeleid van het kabinet.

De fraude door Volkswagen is verontrustend. Het toont eens te meer de noodzaak om de introductie van effectieve en betrouwbare testmethodes te versnellen. Ik heb tijdens de Raad voor Concurrentievermogen van 1 oktober jl. namens Nederland gepleit voor het nu snel invoeren van de nieuwe Real Driving Emission (RDE) test en die vanaf het begin effectief te laten zijn.

Voor overige vragen over de affaire rond Volkswagen verwijs ik u naar de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu.

13. Gesthuizen (SP):

De energiebesparingscijfers laten zien dat de industrie fors achterblijft ten opzichte van de toezeggingen in het convenant. Wat gaat u daaraan doen?

Antwoord

Ik heb onlangs de resultatenbrochure van de MJA en MEE convenanten naar uw Kamer gestuurd. De resultaten laten zien dat de convenanten goed functioneren. Ter illustratie: de besparing in 2014 van het MJA3-convenant en het MEE-convenant gezamenlijk komt overeen met het jaarverbruik van circa 300.000 huishoudens. De convenanten zijn vorig jaar aangescherpt. Ik heb uw Kamer hierover op 13 november 2014 geïnformeerd. Ik heb onder andere met de industrie afgesproken om de naleving van de afspraken voor beide convenanten beter te borgen en de kwaliteit van de energie-efficiëntie plannen te verbeteren.

In het Energieakkoord is bovenop deze convenanten een aantal aanvullende afspraken gemaakt met de energie-intensieve industrie. Het betreft in het bijzonder de een-op-een afspraken. Deze kunnen leiden tot een aanvullend potentieel van 9 PJ. We hebben daartoe een raamwerk afgesloten. Het is nu aan de industrie om projecten aan te dragen.

14. Van Gesthuizen (SP):

Wat betreft de Warmterotonde Zuid Holland zouden wij graag zien dat de onrendabele top wordt afgedekt. Het streven is om in 2020 350.000 aansluitingen te hebben, waarmee een CO2-reductie van 60% kan worden behaald. Dit kan en moet een bijdrage leveren aan het ontlasten van het Groninger gasveld. Wat zijn daarbij de plannen van de regering?

Antwoord

In april 2015 heb ik mijn Warmtevisie aan uw Kamer toegestuurd. In de Warmtevisie heb ik aangegeven wat er nodig is om onze warmtevoorziening in Nederland anders, namelijk met minder aardgas, in te richten. Dit is mogelijk met een vergaande besparing op ons warmteverbruik, de inzet van duurzame warmte opties als warmtepompen en aardwarmte en het nuttig gebruik van beschikbare restwarmte. Met de partijen van het Energieakkoord werk ik aan die besparing en verduurzaming.

Bovendien evalueer ik momenteel de huidige Warmtewet en kijk ik naar het toekomstige marktmodel voor warmtelevering. In dat kader kijk ik ook naar de financiering van warmte-infrastructuur en de verhouding tussen publieke en private partijen. In 2016 werk ik dit uit in nieuwe regelgeving voor warmtelevering. Hiermee wordt een belangrijke randvoorwaarde voor de ontwikkeling van concrete warmteprojecten ingevuld.

In de Warmtevisie heb ik aangegeven dat ik regionale warmteprojecten waar nodig wil ondersteunen. Om concrete projecten in de regio van de grond te krijgen biedt het Rijk onder meer ondersteuning via Green Deals. Ook bekijk ik de mogelijkheden voor financiering van warmte-infrastructuur, bijvoorbeeld met behulp van pensioenfondsen en van Europese fondsen.

Ik ben nauw aangesloten op de ontwikkelingen rond de Warmterotonde in Zuid-Holland.

De Warmterotonde is nog volop in ontwikkeling. Er is nog geen concrete business case voorhanden. Noch is er zicht op een onrendabele top. Het is dan ook te vroeg om te praten over een financiële bijdrage vanuit het Rijk.

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

15. Bosman (VVD):

Energieakkoord: De VVD-fractie is voor het oppakken van de genoemde extra maatregelen, maar pleit voor een integrale evaluatie van het Energieakkoord in 2016.

Antwoord

Ik deel het uitgangspunt van de VVD-fractie dat we dit jaar extra maatregelen uitvoeren voor het behalen van de doelen uit het Energieakkoord, maar dat we de integrale evaluatie van het Energieakkoord handhaven voor het najaar van 2016. In het Energieakkoord is afgesproken dat het akkoord in 2016 geëvalueerd zal worden. Bij het tot stand komen van het Energieakkoord is daar niet voor niets voor gekozen: door de evaluatie in 2016 te doen is er voldoende tijd om alle maatregelen die in het Energieakkoord zijn afgesproken in gang te zetten en hiervan ook effect te zien, terwijl er ook nog voldoende tijd is om eventueel aanvullende maatregelen te nemen die nog in 2020 effect hebben. Ik vind het verstandig om de evaluatie van het Energieakkoord in het najaar van 2016 in samenhang te bezien met de Beleidsagenda die volgt uit het Energierapport en de Energiedialoog. Zo kunnen we de korte termijn van het Energieakkoord en de lange termijn van het Energierapport aan elkaar koppelen en zorgen dat maatregelen die op korte termijn bijdragen aan het behalen van de doelen, ook ondersteunend zijn aan het langetermijnbeleid.

16. Bosman (VVD):

Hoe garanderen we in 2030 een warme douche? Want dan moeten veel windmolens vervangen worden. Gaan we dan weer miljarden uittrekken om ze te vervangen?

Antwoord

Het kabinet wil een volledig duurzame energiehuishouding in 2050 realiseren. Met het Energieakkoord is een onomkeerbare stap gezet in de energietransitie die nodig is om dit te bereiken. Het Energieakkoord is gericht op de periode tot en met 2023. Om de volgende stappen na het Energieakkoord richting te geven, werk ik aan het Energierapport 2015, dat ik uw Kamer aan het einde van dit jaar zal toezenden. In het Energierapport 2015 geeft het kabinet een integrale visie op de energievoorziening in Nederland, waarbij ook ingegaan wordt op specifieke thema’s en dilemma’s die relevant zijn richting een volledig duurzame energievoorziening in 2050. Over deze thema’s en dilemma’s gaan met burgers, bedrijven, andere overheden en maatschappelijke organisaties in gesprek in de Energiedialoog. De Energiedialoog start in 2016 en de uitkomsten hiervan zijn een essentiële inbreng voor de Beleidsagenda die ik in het najaar van 2016 zal uitbrengen.

Ik vind het niet zinvol om vooruit te lopen op de eventuele subsidie die in 2030 nodig zou zijn voor de vervanging van windmolens. Daarbij zouden ook toekomstige verdere kostendalingen door technologische ontwikkeling en de geraamde stijging van de elektriciteitsprijzen moeten worden meegenomen. Dit is nu niet te voorspellen.

17. Bosman (VVD):

Gelden de maatregelen voor kredietverlening ook voor Caribisch Nederland? Of zijn er andere regelingen?

Antwoord

De garantieregelingen voor kredietverlening BMKB en GO zijn ook beschikbaar in Caribisch Nederland. 1 oktober is daar een vestiging van Qredits op Bonaire voor het verstrekken van microkredieten tot $ 25.000 aan toegevoegd.

18. Bosman (VVD):

Op de instellingen voor toegepast onderzoek is flink bezuinigd. Die bezuinigingen zullen in 2016 gerealiseerd zijn. Bij de instellingen kraakt en piept het, maar de bezuinigingen zijn in algemene zin goed opgevangen. De instituten zijn er in geslaagd om binnen de nieuwe kaders privaat- en overheidsgeld te vinden en te matchen voor klantgericht onderzoek. Maar hoe nu verder? De VVD vindt dat het na een bezuiniging van 25 procent tijd voor een evaluatie van het toegepast onderzoek in Nederland. Waar staan we nu? Zijn de uitgangspunten gerealiseerd? Hoe ziet de toekomst van toegepast onderzoek eruit? Is de minister bereid om dit de Kamer te melden, inclusief lange termijnfinanciën, aandacht voor de internationale concurrentiepositie en voor de concurrentie met private aanbieders uit de markt?

Antwoord

In de zomer van 2013 heb ik de visie op het toegepast onderzoek aan uw Kamer gestuurd. Ik ben verheugd te constateren dat de uitgangspunten van de visie en de bijdragen van de toegepaste onderzoeksinstellingen aan het Nederlandse innovatiesysteem nog hoog in het vaandel staan. Recent zijn ook de Innovatiecontracten afgesloten waaruit blijkt dat de toegepaste instituten een belangrijke bijdrage leveren aan de maatschappelijke uitdagingen en het Nederlandse concurrentievermogen.

De speerpunten van de visie zijn nog steeds actueel en in diverse Kamerbrieven heb ik u geïnformeerd over de implementatie daarvan. Het betreft onder meer de focus op meerjarige privaat-publieke samenwerking binnen topsectoren, minder vaste financiering/ meer financiering afhankelijk van kwaliteit en impact, een verscherpte positionering t.o.v. private kennisaanbieders. Ook werk ik samen met de TO2-instituten aan een internationale strategie voor een versterkte samenwerking tussen de instituten, topsectoren en departementen.

Er zal ook een vierjaarlijkse evaluatie plaats gaan vinden op de kwaliteit, impact en vitaliteit van alle TO2-instituten; de eerste wordt afgerond in het voorjaar van 2017. Het Rathenau Instituut ontwikkelt daartoe momenteel op mijn verzoek een uniform evaluatiekader, met oog voor de eigenheid van elk instituut. Ik zal u te zijner tijd op de hoogte brengen van de uitkomstenvan deze evaluatie.

19. Bosman (VVD):

De minister heeft gisteren een overzicht van de grote faciliteiten in Nederland aan de Kamer gestuurd, zoals de windtunnel van NLR en de waterbak van MARIN. De Rijksbijdrage is slechts een instandhoudingsubsidie. Hoe kunnen de TO2-instellingen (her)investeren in de faciliteiten, zonder reservering of middelen? De inzet van de minister is hier onontbeerlijk. Welke mogelijkheden ziet hij voor de afschrijving van kapitaalintensieve installaties? Kan hij beschrijven hoe TO2-instellingen grote installaties aanvragen en hoe hij de aanvragen beoordeelt?

Antwoord

Een van de hoofdtaken van de TO2-instituten is het beheren van strategische onderzoeksfaciliteiten als belangrijk onderdeel van het innovatiesysteem. Dit heb ik al aangeven in mijn TO2-visie en dit is ook het uitgangspunt voor de aanpak van het vraagstuk inzake de instandhouding en vernieuwing van de TO2-faciliteiten. We moeten dit niet per instituut of faciliteit, maar vanuit een breder perspectief bezien. Bijvoorbeeld in het kader van de Europese Onderzoeksruimte waarin we binnen de EU samenwerken om de middelen zo goed mogelijk te investeren in alle vormen van onderzoek en onderzoeksfaciliteiten.

De inventarisatie van de faciliteiten, zoals ik op 12 oktober jl. aan uw Kamer heb gestuurd, laat zien dat TO2-instituten veel faciliteiten uit eigen middelen financieren (o.a. via afschrijven die via de tarieven worden terugverdiend), inclusief het onderhoud.

Ik zal samen met de TO2-instituten verkennen welke (nieuwe) financieringsconstructies mogelijk zijn; inclusief de mogelijkheden rondom afschrijvingen en reserveringen. Kennisinstellingen zijn zeer bedreven in het ontwikkelen van financierings­arrangementen om hun business case sluitend te maken. Hiervoor maken zij gebruik van diverse financiers (banken, bedrijven) en fondsen. Het Toekomstfonds kan voor een deel voorzien in de financieringsbehoefte.

Maar bovenal wil ik meer inzicht hebben in wat echt noodzakelijk en urgent is voor de Nederlandse toegepaste kennisinfrastructuur, omdat we er rekening mee moeten houden dat niet alle verzoeken om financieringsverzoeken aan de overheid kunnen worden gehonoreerd. Daarom wil in 2016, zoals reeds aangekondigd, een strategische agenda 2017-2021 opstellen. Ik zal hierbij ook ingegaan op de wijze van aanvragen en beoordeling van aanvragen. Deze strategische agenda zal ik ook aan uw Kamer sturen.

20. Bosman (VVD):

De VVD constateert niet alleen een probleem wat betreft de kapitaallasten van de instellingen, maar ook wat betreft de kennisvergroting. Weliswaar weten de instellingen hun operationeel plan rond te krijgen en marktconform te werken, maar het wordt steeds lastiger om te investeren in innovatieve kennis waarvoor nu nog geen concrete marktvraag bestaat. Wij vragen daarom voor meer ruimte voor instellingen om zelf keuzes te kunnen maken binnen het budget. Graag een reactie van de minister.

Antwoord

De TO2 instituten hebben tot taak om kennis te ontwikkelen, toe te passen en te verspreiden t.b.v. het oplossen van maatschappelijke vraagstukken en het versterken van de concurrentiepositie van Nederland. Via de topsectoren werken de instituten veel meer met gezamenlijke programmering van onderzoek en innovatie.

Ten algemene is er in de afgelopen jaren meer ruimte voor de instituten gecreëerd om inhoudelijke keuzes te maken. De sturing is meer op hoofdlijnen. Deze hoofdlijnen betreffen maatschappelijke vraagstukken en uitdagingen, topsectoren, wettelijke taken en tot slot een zekere kennisbasis.

Voor een goede kennisbasis is ook een participatie in Europese programma’s relevant; daarom is er ook een zogenaamde matchingsregeling geïntroduceerd. Verder is het van belang dat de instituten goed gebruik maken van de mogelijkheden om extra middelen te verkrijgen via de TKI-toeslag, het toekomstfonds, private bijdragen, en door het verkrijgen van Europese, nationale en regionale subsidies. Verder kan een meerjarige interdisciplinaire TO2 brede aanpak leiden tot een nog efficiëntere inzet van de beschikbare middelen voor de lange termijn kennisbasis.

21. Bosman (VVD):

Vorig jaar hebben mijn collega’s Van Veen en Vos een amendement ingediend over de MIT-regeling. De regeling lijkt ten onder te gaan onder het eigen succes; de belangstelling bij het MKB is massaal, blijkt uit de overtekening. De regeling heeft een sterk innovatief karakter en de VVD ziet in private samenwerkingsverbanden tussen innovatieve bedrijven de sleutel naar succesvolle economie. De MIT bevordert dit. Hoe beoordeelt minister het succes van de MIT? Hoe vergroot, faciliteert en borgt de minister dit succes de komende jaren.

Antwoord

Dit jaar geven het ministerie en de provincies voor het eerst samen uitvoering van het MIT vanuit een gezamenlijke ‘regelingen-pakket’. Nationale en regionale innovatie-instrumenten zijn via MIT zoveel mogelijk geharmoniseerd en verbonden. Dit heeft duidelijke voordelen voor het MKB, zoals een betere herkenbaarheid van de instrumenten en aansluiting op regionale netwerken voor ondernemers.

MIT heeft dit jaar de nodige publiciteit gegenereerd, niet alleen via de netwerken van de topsectoren maar ook door de regio’s. Dit alles tezamen verklaart naar mijn mening de grote belangstelling voor MIT, resulterend in een totale subsidievraag van 78,8 mln. euro waar dit in 2014 circa 50 mln. euro bedroeg.

Dit jaar is er als gevolg van de samenwerking met de regio’s in totaal 50,5 mln. euro subsidie beschikbaar voor MIT. De inzet vanuit het ministerie is om in 2016 met alle regio’s afspraken te maken waardoor de bijdrage vanuit de regio oploopt van 15 mln. euro in 2015 naar 20 mln. euro in 2016. In 2016 is dan een totaal bedrag beschikbaar van 55,5 mln. euro.

Het overleg met de provincies hierover loopt. Hierbij heb ik aandacht voor provincies die niet of in mindere mate meedoen, want er komen meer middelen voor bedrijven beschikbaar als alle regio’s meedoen. Daarbij geldt wel dat regionaal economisch beleid de verantwoordelijkheid van de provincies zelf is. Ik zal uw Kamer voor het einde van het jaar informeren over de uitkomsten.

22. Bosman (VVD):

Hoe gaat de minister om met de provincie Noord-Holland, die niet bijdraagt aan de MIT-regeling, en wat betekent dat voor bedrijven in Noord-Holland?

Antwoord

Ondernemers uit (delen van) regio’s die in 2015 niet mee doen, zoals bijvoorbeeld uit Noord-Holland kunnen nu gebruik maken van de MIT-middelen die via een landelijke vangnet-regeling beschikbaar zijn gesteld. Op die manier kan iedere ondernemer in elke regio een aanvraag voor MIT indienen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

23. Mulder (CDA):

Het CDA is verbaasd dat het kabinet in de begroting aangeeft dat zij nog twijfelt of de samenwerking met de regio’s in 2016 moet worden uitgebreid. Kunt u toezeggen dat het kabinet ook in 2016 inzet op verbeterde samenwerking met grensregio’s, met concrete doelen en sturing op resultaten?

Antwoord

Ja. Zoals ik mede namens de bewindspersonen van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Buitenlandse Zaken en Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen heb aangegeven in mijn brief van 17 juli jl. heb ik een actieteam ingesteld om bestaande initiatieven op het gebied van grensoverschrijdende samenwerking te stimuleren en stroomlijnen en waar mogelijk knelpunten weg te nemen. Het gaat hierbij onder andere om knelpunten op het gebied van informatievoorziening en diploma-erkenning. Zoals toegezegd wordt u eind dit jaar over de voortgang van het actieteam geïnformeerd.

24. Mulder (CDA):

Concreet voorbeeld van problemen waar een regio mee te maken krijgt wanneer overheden, bedrijven en kennisinstellingen samen de mouwen op stropen om innovatie aan te jagen is Chemelot in Limburg. Dan leidt de samenwerking tot een hogere BTW druk dan zonder de samenwerking. Waar zitten volgens de minister de problemen waardoor een publiek/private gezamenlijke inzet op innovatie niet van de grond komt? Tien jaar geleden werd door oud minister Zalm nog aangegeven dat BTW niet in de weg zou mogen staan bij een keuze voor publieke investeringen. We ontvangen graag een reactie van de minister op dit belangrijke knelpunt (overweeg een motie).

Antwoord

Het voorbeeld dat het lid Mulder noemt is mij goed bekend. Ik voer hierover overleg met de minister en staatssecretaris van Financiën. Publiek-private samenwerking (PPS) is een van de speerpunten van mijn beleid en daarom werken we er hard aan om deze kwestie zo snel en goed mogelijk op te lossen. Eerder kwamen ook vraagstukken rond BTW naar boven bij TNO en NWO/STW; daar heeft het kabinet in de begroting voor 2016 een oplossing voor gevonden.

25. Mulder (CDA):

Snel internet is een belangrijke randvoorwaarde voor een sterke economie. Uitrol van snel internet verloopt echter traag door onduidelijkheden, hoge kosten en ingewikkelde regels. Snel internet draagt bij aan Nederland als meest concurrerende economie. Het is nodig voor het bedrijfsleven, digitaal onderwijs, zorg op afstand, leefbaar platteland en de mogelijkheid om thuis te werken. In 2017 beschikken Europese vliegtuigen vliegen over 4G. Circa 330.000 kunnen echter nog niet over een verbinding van tenminste 30 Mbps beschikken en 59% van de basisscholen heeft geen toekomstbestendig, snel en betaalbaar internet. De overheid verwacht wel dat in 2017 inwoners en bedrijven al hun zaken met de overheid digitaal gaan doen. Hoe gaat kabinet dit realiseren? Wat kan het kabinet nog meer doen naast het platform snelinternet.nl? Graag een reactie van de minister.

Antwoord

Ik wil beginnen met de positieve ontwikkelingen. In Nederland heeft 97% van de huishoudens en 91% van de bedrijfsvestigingen toegang tot een vaste internetaansluiting van minimaal 30 Mbps. Van de 330.000 locaties die geen vaste aansluiting van ten minste 30 Mbps kunnen krijgen, heeft 70% tot 80% de mogelijkheid om via een mobiel 4G-netwerk internet te krijgen met een downloadsnelheid van rond de 30 Mbps. Wat betreft de situatie op de basisscholen, en ook het voortgezet onderwijs: in het kader van het Doorbraakproject Onderwijs en ICT is daar onderzoek naar gedaan. De staatssecretaris van OCW heeft uw Kamer recent geïnformeerd dat uit dat onderzoek blijkt dat de meeste scholen op dit moment toekunnen met de internetsnelheden die de markt biedt.1 Dat betekent niet dat er niets wordt ondernomen om de situatie voor mensen, ondernemers en instellingen in het buitengebied te verbeteren. Er zijn positieve ontwikkelingen rond internet in het buitengebied. Zo zijn inmiddels ervaringen opgedaan met draadloze netwerken. Onder andere een aantal agrariërs in Flevoland maakt hier gebruik van. We horen dat de gebruikers daar tevreden mee zijn. De Provincie Zeeland voert samen met een aanbieder een pilot uit om draadloos internet mogelijk te maken voor een recreatiebedrijf. Alhoewel veel lokale initiatieven graag glasvezel willen, kan ook een draadloos netwerk al een forse verbetering betekenen in snelheid. Het Rijk faciliteert draadloze oplossingen door frequentieruimte beschikbaar te stellen. Daarnaast heb ik in de zomer 06-nummers beschikbaar gesteld voor specifieke 4G-toepassingen in het buitengebied. Verder zijn er ontwikkelingen op het gebied van de vaste netwerken. KPN is bezig met het verbeteren van het kopernetwerk en CIF is bezig met de uitrol van glasvezel in het buitengebied van een deel van Twente. Deze ontwikkelingen bieden kansen voor lokale initiatieven om aansluiting te zoeken bij oplossingen die de markt gaat bieden. De markt is als eerste aan zet. Als de markt niet levert wat er nodig is, dan is er een mogelijkheid voor een financiële ondersteuning door regionale of lokale overheden. De Europese Commissie heeft in het belang van eindgebruikers in het buitengebied ervoor gezorgd dat relatief laagdrempelig met financiële steun van overheden aangelegd kan worden in gebieden waar helemaal geen snel internet is – de zogenaamde witte gebieden. De Europese Commissie legt de grens voor snel internet op dit moment op 30 Mbps. Dat is een duidelijke grens, al is niet iedereen het eens met die grens. Ik heb begrip voor de wens voor nog snellere netwerken en een uniform aanbod in het buitengebied. Maar tegelijkertijd moet er ook goed gekeken worden naar mogelijke marktverstoring en de belangen van de marktpartijen. De markt heeft er immers voor gezorgd dat we in grote delen van Nederland de vruchten kunnen plukken van de concurrentie tussen marktpartijen en dat Nederland Europees en mondiaal gezien een bijzonder goede infrastructurele uitgangspositie heeft. Initiatieven die met financiële steun van een overheid aan de slag willen zullen daarom in bepaalde gevallen – het gaat dan om steun voor zogenaamde grijze gebieden waar wel 30 Mbps beschikbaar is over één netwerk – toestemming moeten krijgen van de Europese Commissie. De Europese Commissie heeft hier richtsnoeren over opgesteld, maar dat maakt niet altijd helemaal duidelijk wanneer iets wel of niet kan. Het ministerie van EZ kan overheden die de mogelijkheden om binnen de Europese regels steun te geven duidelijker willen krijgen, ondersteunen. EZ biedt ook facilitering als het gaat om het verkrijgen van financiering vanuit het zogenaamde Juncker-fonds. Snel internet op scholen heeft de aandacht van de staatssecretaris van OCW. Vanuit het Doorbraakproject Onderwijs en ICT wordt bijvoorbeeld op dit moment een kennisfunctie ingericht die schoolbesturen ondersteunt bij hun inkoop van onder andere internetconnectiviteit. Uw Kamer is over de acties die hij neemt, geïnformeerd bij brieven van 14 september jongstleden.2 Ik kijk hoe ik aan die acties kan bijdragen, bijvoorbeeld via het Doorbraakproject Onderwijs en ICT. Tot slot, ik blijf me onverminderd inzetten voor het delen van kennis en ervaringen tussen initiatieven. Voor initiatieven hebben we het platform samensnelinternet.nl ingericht. Mijn conclusie is dat het kabinet een actieve rol vervult bij het ondersteunen van het faciliteren van snel internet in het buitengebied.

26. Mulder (CDA):

Het mkb is een belangrijke motor voor een sterke samenleving. Naast problemen rondom de financiering benoemen de ondernemers die het CDA spreekt steevast een ander knelpunt en dat is het aannemen van personeel. En dan met name het risico om bij ziekte twee jaar loon door te betalen. Bedrijven nemen daardoor geen mensen meer aan. Naar aanleiding van het IBO ZZP vraagt het CDA: Wat gaat het kabinet concreet doen? Wanneer kunnen we een initiatief hierop van de regering verwachten?

Antwoord

Zie het antwoord op vraag 9. Het kabinet start verder naar aanleiding van de door uw Kamer aangenomen motie en in overleg met werkgevers- en werknemersorganisaties, een onderzoek naar de werking van het huidige tweedespoorbeleid voor re-integratie bij ziekte en de mogelijkheden om de effectiviteit van het tweede spoor te verbeteren. Het kabinet verwacht de uitkomsten hiervan te kunnen gebruiken om knelpunten bij de loondoorbetalingsplicht te verminderen. De uitkomsten van dit onderzoek worden eind 2016 verwacht. De onderzoeksopzet zal voor het einde van dit jaar met de Tweede Kamer worden gedeeld.

Naast wettelijke verplichtingen ten aanzien van werknemers, spreken sociale partners onderling ook bovenwettelijke verplichtingen af, bijvoorbeeld om bij ziekte meer dan de wettelijke 70 procent door te betalen. In veel cao’s is overeengekomen om werknemers tijdens het eerste jaar ziekte 100 procent door te betalen, maar ook in het tweede jaar komen aanvullingen op de wettelijke 70 procent voor. Deze afspraken kunnen ook negatieve gevolgen hebben, bijvoorbeeld doordat werkgevers vanwege de hogere verplichtingen minder mensen aannemen. Het kabinet is met sociale partners in gesprek over deze aanvullingen. Uitgangspunt voor deze gesprekken is om aanvullingen boven 170 procent over de twee jaar samen terug te dringen, zoals afgesproken in het Najaarsoverleg 2004. Hiermee geeft het kabinet uitvoering aan de motie Van Weyenberg/Heerma, die uw Kamer heeft aangenomen.

27. Mulder (CDA):

Er komt een omgedoopte Tante Agaath-regeling die de Vriend Piet-regeling gaat heten voor het verstrekken van vreemd kapitaal aan familie en vrienden. Startups kunnen hiervan gebruik maken, maar is het voor hen het hardste nodig? Het eigen vermogen van veel mkb bedrijven is teruggelopen na crisis en zij hebben achtergesteld kapitaal nodig. Is de minister bereid om de Vriend Piet-regeling juist daarvoor in te zetten?

Antwoord

In de begeleidende brief bij het belastingplan is aangegeven dat per 2017 € 50 miljoen beschikbaar komt voor de stimulering van Startups/mkb. In 2016 wordt vastgesteld op welke wijze dit wordt vormgegeven, bijvoorbeeld op het gebied van de gebruikelijkloonregeling, werknemersparticipaties en investeringen in Startups/mkb. Hierbij zullen maatregelen worden uitgewerkt die het eigen vermogen bij Startups en mkb moeten stimuleren.

28. Mulder (CDA):

Het ‘Think Small First’-principe: het CDA heeft hier vorig jaar een motie over ingediend. Hoe staat het daarmee?

Antwoord

In deze motie verzocht het CDA de regering om het ‘Think Small First’-principe toe te passen bij de implementatie van de richtlijn 2013/34/EU, die ziet op jaarrekeningen, door gebruik te maken van de in artikel 36 geregelde vrijstellingen van verplichtingen voor micro-ondernemingen te benutten en deze zo spoedig mogelijk te implementeren.

De uitvoeringswet richtlijn jaarrekening van de minister van V&J maakt zo ruim mogelijk gebruik van deze mogelijkheden. Dit gebeurt door de grensbedragen voor categorieën van kleine, middelgrote en grote ondernemingen te verhogen, waardoor meer ondernemingen in een lagere categorie met minder of minder zware voorschriften vallen. Daarnaast is gekozen voor de invoering van een verlicht regime voor micro-ondernemingen, waardoor micro-ondernemingen worden vrijgesteld van een aantal verplichtingen. Zo kunnen zij voortaan een verkorte balans opstellen, de winst- en verliesrekening beperken en ze hoeven geen of beperkte toelichting te geven op de verkorte balans. De voorziene regeldrukreductie bedraagt 333 mln per jaar. Het wetsvoorstel ligt thans bij de Eerste Kamer.

In aanvulling op dit specifieke punt uit de motie, merk ik op dat bij het maken van alle nieuwe regelgeving het Integraal Afwegingskader (IAK) wordt gevolgd. Onderdeel van het IAK is de Bedrijfseffectentoets (BET). Via de BET worden ook de gevolgen voor specifiek kleine bedrijven geanalyseerd, sinds de BET anderhalf jaar geleden op dit punt is aangescherpt. De weerslag van die analyse komt terug in de Toelichting van de regelgeving.

29. Mulder (CDA):

De Rekenkamer is kritisch over het feit dat uit de stukken niet duidelijk wordt zowel in euro’s als in productie hoe en wanneer de doelen voor duurzame energie worden behaald met het beschikbare geld. Is de minister bereid deze duidelijkheid alsnog te verschaffen? Graag een reactie van de minister op dit punt van de Rekenkamer.

Antwoord

De Algemene Rekenkamer geeft in haar reactie op de ontwerpbegroting 2016 aan dat het niet duidelijk is welke uitgaven voor energieproductie de komende periode jaarlijks nodig zijn op weg naar de doelen voor hernieuwbare energie in 2020 en 2023.

Ik realiseer mij dat de begroting een onduidelijk beeld kan geven van de bijdrage van de SDE+ projecten aan hernieuwbare energieproductie en de daaraan verbonden kosten.

Ik zal zoals eerder toegezegd toewerken naar een overzichtelijk totaalbeeld, zowel financieel als beleidsinhoudelijk, over de SDE+ in de brede context van de afspraken uit het Energieakkoord. Ik zal dit overzicht in november aan uw Kamer sturen, gelijktijdig met de Kamerbrief over de technische uitwerking van de SDE+ voor 2016.

30. Mulder (CDA):

Hoe gaat de minister om met de getijdencentrale Brouwersdam? Wanneer gaat dit project van start? Kunnen Juncker gelden hier nog een rol spelen?

Antwoord

Momenteel wordt bezien in hoeverre er voor de getijdencentrale Brouwersdam sprake is van een sluitende business case waar private partijen in zouden willen investeren. Daarbij zullen alle bestaande mogelijkheden voor subsidiegelden worden meegenomen zoals de SDE+, maar ook de mogelijkheden voor regionale en Europese financiering. Overigens is de ontwikkeling van de getijdencentrale Brouwersdam onderdeel van het totale pakket aan maatregelen ter verbetering van de waterkwaliteit in het Grevelingen en Volkerakzoommeer. De timing van de realisatie van een eventuele getijdencentrale is daarmee afhankelijk van de timing van de overige maatregelen.

31. Mulder (CDA):

Hoe staat het met de risico’s bij bedrijven ten gevolge van de gaswinning? Wordt hier voldoende voortgang geboekt? (chemiecluster Eemsdelta)

Antwoord

Sinds anderhalf jaar is er een werkgroep onder leiding van Samenwerkende Bedrijven Eemsdelta (SBE) met inbreng van EZ, NAM, Deltares, TNO en leden van SBE (o.a. Akzo). De werkgroep heeft een methode en aanpak ontwikkeld om aardbevingsbestendigheid van kritische installaties te beoordelen, met name gericht op zwaardere bevingen die op langere termijn zouden kunnen plaatsvinden. Dit onderzoek betreft zowel een kwalitatieve beoordeling van risico’s en prioritering van verder onderzoek, metingen en constructieve berekeningen voor bepaling van de sterkte, en tenslotte de uitvoering versterkingsmaatregelen en mitigerende maatregelen.

Op mijn verzoek heeft Deltares een lijst opgesteld met Groningse BRZO-bedrijven op volgorde van potentieel risico bij aardbevingen. Op deze lijst van 40 bedrijven zijn er 15 geïdentificeerd als zijnde hoge prioriteit. De werkgroep SBE gebruikt de lijst om een prioritering aan te brengen in het onderzoek. Het gaat hier om specifieke bedrijfsactiviteiten, waardoor maatwerk in de aanpak geboden is. Alle bedrijven met een hoge prioriteit zijn inmiddels gestart met het onderzoek naar de versterkingsopgave. Ik heb met de voorzitter van SBE afgesproken dat de onderzoeken zoveel mogelijk versneld zullen worden. Dit sluit aan bij de aanbeveling van de commissie Meijdam om een pragmatische en realistische aanpak te hanteren voor dergelijke bijzondere risico’s. De BRZO (Besluit risico’s zware ongevallen) geregistreerde chemiebedrijven op het Chemiepark Delfzijl worden jaarlijks geïnspecteerd en voldoen aan de strenge BRZO-eisen ten aanzien van externe veiligheid.

 

32. Mulder (CDA):

Risicoanalyses kleine gasvelden in relatie tot het voornemen tot fracken bij Saaksum: men moet terughoudend zijn met fracken. Hoe kan de minister zeggen dat fracken bij Saaksum niet leidt tot een kans op aardbevingen? Welke bewijslast heeft de minister hiervoor, fracken is toch geen losstaande activiteit? Is de minister bereid om bij NAM aan te dringen op uitstel van het fracken zolang de risicoanalyse voor dit veld niet gereed is?

Antwoord

De Mijnbouwregelgeving biedt voldoende regels om de veiligheid te waarborgen. Zoals eerder aangegeven beschikt NAM over een geldig winningsplan waarbinnen de frackwerkzaamheden plaats mogen vinden. Voorts dient NAM een veiligheids- en gezondheidsdocument te overleggen waarbij ook naar de veiligheid van de omgeving wordt gekeken. SodM beoordeelt dit rapport in samenhang met de gegevens met betrekking tot seismiciteit en geeft op basis daarvan een oordeel over de veiligheid. Op dit moment wordt deze beoordeling uitgevoerd door SodM. Ik wacht deze procedure af.

In mijn brief van 12 oktober jl. heb ik toegelicht dat de seismische risicoanalyse die momenteel wordt uitgevoerd voor alle kleine gasvelden op het Nederlandse vasteland gaat over de gevolgen van aardbevingen die zouden kunnen optreden gedurende de winningsperiode van een bepaald gasveld. Deze analyse zal geen aanvullend inzicht geven op de mogelijke risico’s van fracken. Daarom acht ik het niet opportuun om de frackbehandeling in Saaksum aan te houden tot het seismisch onderzoek voor alle kleine velden gereed is.


Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

33. Jan Vos (PvdA):

Duitsland is wereldwijd marktleider in Cleantech. De markt voor deze groene bedrijven groeit met zo'n 10% per jaar. De economie met slechts enkele procentpunten, zijn dus veel meer banen te creëren! Is de Minister bereid om de handschoen op te nemen en Duitsland uit te dagen en te verslaan en zo Nederland koploper te maken van Groene Groei. Kan dat nog binnen zijn termijn? En zo nee, wanneer wel?

Antwoord

Duitsland heeft vroeg ingezet op cleantech toepassingen. De Duitse markt en de Duitse industrie hebben met de verduurzaming van de energie, chemie en maakindustrie een wereldwijde voorsprong opgebouwd. Ik vind dit een inspirerend voorbeeld voor Nederland. Samenwerking met de Duitse buren ligt –zeker op korte termijn- daarbij meer in de lijn dan verslaan. We zien inmiddels ook in Nederland een snelle verduurzaming van en groei van groene bedrijven optreden. De Nederlandse regering ondersteunt dat met het groene groei beleid.

De Tussenbalans Groene Groei die in juni 2015 naar de Kamer is gestuurd geeft inzicht in de stand van zaken van het groene groei beleid. Dit beleid kent een achttal domeinen, te weten energie, biobased economy, klimaat, van afval naar grondstof en circulaire economie, gebouwde omgeving en stad, voedsel, mobiliteit en water. Het is de ambitie van het kabinet om wereldwijd in de top 10 te komen. Voor sommige onderdelen – bijvoorbeeld Biobased Economy – streeft Nederland naar een top 5 positie. Dat zijn geen ambities die in enkele jaren gerealiseerd kunnen worden. Dit vraagt om langjarig consistent beleid.

34. Mei Li Vos (PvdA)

Startende zzp’ers zijn er genoeg en de IBO zegt dat de starteraftrek eigenlijk niet nodig is om nog meer mensen te stimuleren. Er is nu een startersaftrek voor zzp’ers, maar is het niet tijd om die aftrek te geven aan startende werkgevers? Startersaftrek inzetten als tegemoetkoming in de kosten voor de eerste werknemer. Wat vindt de minister van die richting?

Antwoord

Het kabinet deelt de mening dat de startersaftrek onnodig zou zijn niet. De startersaftrek compenseert voor risicoaversie bij potentiële ondernemers en geeft startende ondernemers een steuntje in de rug om de moeilijke beginfase door te komen. Veel zelfstandigen mét personeel zijn gestart als zzp’ers. Doorgroei naar werkgeverschap gebeurt meestal in de eerste jaren, of helemaal niet. Startende ondernemingen genereren (naast dynamiek en concurrentie) dus relatief veel werkgelegenheid. Het stimuleren van het starten van ondernemingen is dan ook een goede manier om werkgeverschap te stimuleren. De meeste zzp’ers willen echter geen personeel aannemen, maar dat betekent niet dat hun onderneming geen omzetgroei vertoont. Zo werken veel zzp’ers samen in netwerken, waardoor zij grotere projecten kunnen uitvoeren.

Het in dienst nemen van een nieuwe werknemer fiscaal ondersteunen middels een tegemoetkoming voor eerste werknemers is al in het IBO zzp onderzocht (maatregel 45). De IBO-werkgroep concludeerde dat de maatregel uitvoeringstechnische problemen kent en fraudegevoelig is. Er moeten daarvoor meer (nieuwe) actuele gegevens verzameld worden door de Belastingdienst en er wordt een prikkel geïntroduceerd om draaideurconstructies op te zetten.

Het kabinet stimuleert werkgevers, en daarmee ook doorgroei tot werkgeverschap, liever op andere manieren. Met het vijfmiljardpakket zet het kabinet in op lagere loonkosten. Alleen al het lage-inkomensvoordeel (LIV) betekent € 2000 voordeel voor werkgevers met werknemers tot 110% WML. Ook blijft het kabinet met sociale partners in gesprek om bovenwettelijke afspraken die het dienstverband duurder maken te herbezien. Tot slot helpen ook de maatregelen rond loondoorbetaling bij ziekte, zoals het onderzoek naar het tweedespoorbeleid, kleine werkgevers.


35. Mei Li Vos (PvdA)

De retailagenda van deze minister moet een vliegwiel zijn voor vernieuwend retailexperimenten. Is er eigenlijk budget waarmee ondernemers en gemeenten experimenten kunnen starten? Is dat ook zo, of worden er vooral netwerken en overlegstructuren gefaciliteerd?

Antwoord

In de Retailagenda hebben partijen zich gecommitteerd aan 20 afspraken gericht op het versterken van winkelgebieden en het vergroten van het verdienvermogen van de retail. Doel is om samenwerking tussen de stakeholders te bevorderen om te komen tot nieuwe ideeën. Daarom zijn er afspraken op alle niveaus: landelijk, maar ook op regionaal en lokaal niveau.

Op lokaal niveau willen de initiatiefnemers van de Retailagenda willen 50 Retaildeals sluiten met gemeenten. De gemeenten betrekken daar de lokale ondernemers, investeerders en inwoners bij. Op winkelstraatniveau worden er 75 projecten gestart. Het platform De Nieuwe Winkelstraat neemt daarbij het initiatief om op lokaal niveau de stakeholders bij elkaar te brengen om een actieplan op te stellen voor het betreffende gebied. Het door het lid Vos genoemde voorbeeld van de pizzakoeriers zou daar goed binnen passen.

Er is in totaal 250.000 euro per jaar beschikbaar uit publieke en private middelen. De bijdrage van EZ bedraagt 100.000 euro per jaar. Daaruit wordt onder meer gezamenlijke communicatie en de ondersteuning van gemeenten bij de Retaildeals bekostigd.

36. Mei Li Vos (PvdA):

Markt voor pakketbezorging: wij vragen de minister de concurrentie in deze markt onder de loep te nemen. Is de Minister bereid de ACM te laten onderzoeken of er sprake is van misbruik van machtspositie?

Antwoord

Het is aan de ACM om als onafhankelijk toezichthouder op de Mededingingswet en de Postwet naar aanleiding van signalen uit de sector onderzoek te doen naar de markt van pakketbezorging. Van de ACM begreep ik dat ze al een marktscan op de markt van pakketdiensten en pakketvervoerders zijn gestart, waarbij ze de complete markt bekijken. ACM vraagt daarbij onder meer gericht informatie aan partijen die actief zijn op de markten voor pakketdiensten en pakketvervoersdiensten.

37. Mei Li Vos (PvdA):

Ervaring in de landen om ons heen leert dat open data leiden tot innovaties. Is de minister het met ons eens dat het handelsregister binnen afzienbare tijd en dan bedoelt de PvdA binnen drie jaar gewoon open data moet zijn, net als de in ons omringende landen?

Antwoord

Het kabinet is voorstander van open data. Hierbij is het van belang dat de financiering van het Handelsregister en het stelsel van basisregistraties gewaarborgd blijft. Daarnaast spelen aspecten als privacy, het voorkomen van fraude en betrouwbaarheid van de gegevens een rol. Deze aspecten verdienen nadere aandacht.

De gegevens uit het Handelsregister zijn naar hun aard openbaar en toegankelijk. Een deel daarvan is vrij toegankelijk. Voor een deel van de gegevens moet wel een bedrag worden betaald. Dit vloeit voort uit de politieke keuze om voor de financiering van het Handelsregister het profijtbeginsel toe te passen en niet alle kosten te dekken vanuit de rijksbegroting. Aan mkb-ers, maar ook bijvoorbeeld banken en verzekeraars wordt bij de aankoop van informatieproducten daarom een bijdrage gevraagd. De totale opbrengst van de informatieproducten, circa 50 miljoen euro jaarlijks, is nodig om het Handelsregister in stand te houden (concreet voor inwinnen informatie, verwerking en ook weer verstrekking). Zonder deze inkomsten moet hiervoor een andere financiering worden gevonden.

De EU-regels hergebruik die recent zijn geïmplementeerd in Nederlandse regelgeving, geven organisaties die deels afhankelijk zijn van de inkomsten uit de verkoop van informatie nadrukkelijk de formele mogelijkheid om een bedrag in rekening te brengen bij de verstrekking van deze informatie. Recent is de Tweede Kamer akkoord gegaan met deze regelgeving.

38. Mei Li Vos (PvdA):

ONL stelt voor om de KvK het ondersteuningscentrum te laten worden voor nieuwe wetgeving. Er zijn klachten dat KvK onvoldoende helpt met de toepassing van wetgeving. Vooral het MKB, dat vaak met weinig middelen de compliance moet zien te regelen heeft baat bij laagdrempelig en betaalbaar advies op maat. Ziet de Minister dat ook als taak voor de KvK? En gaan de ontwikkelingen ook die kant op? Is de Minister het eigenlijk eens met ONL?

Antwoord

Voorlichting is een wettelijke taak van de KvK, ook op het gebied van wetten en regels. Alle informatie over (nieuwe) wetten en regels wordt integraal gratis aangeboden via ondernemersplein.nl. Daarnaast kunnen ondernemers bij de KvK terecht voor vragen en advies, waarbij het merendeel van de vragen over wet- en regelgeving door KvK adviseurs wordt beantwoord. Voor meer complexe vragen verwijst de KvK door naar dienstverleners als de Belastingdienst en RVO.nl.

Wat betreft het aanbieden van dienstverlening die verder gaat dan eerstelijns voorlichting op een bepaald thema, is de KvK gebonden aan de kaders van de wet Markt en Overheid. Daarbij mag de KvK op basis van de wet op de KvK niet in concurrentie treden met bestaande marktpartijen die soortgelijke dienstverlening reeds aanbieden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

39. Klever (PVV):

Nederland telt 600.000 werklozen en 400.000 mensen in bijstand. Met massale immigratie neemt het beroep op de bijstand toe. De minister zegt dat massa-immigratie slecht is voor de economie. Uit welk onderdeel van de begroting moeten wij afleiden dat hij dit inderdaad een probleem vindt? Welke maatregelen neemt de minister om het migratieprobleem op te lossen?

Antwoord

Ik heb op 11 oktober in het programma Buitenhof aangegeven dat ik migratie van asielzoekers niet zie als iets dat goed is voor de economie. Er zijn echter geen middelen voor vluchtelingenbeleid op de begroting van Economische Zaken. Het is wel zo dat de instroom hoger zal zijn dan geraamd. Dat betekent dat begrotingen van een aantal departementen te kort zullen schieten. Het kabinet komt met nadere voorstellen, die worden verwerkt bij de najaarsnota. 

Het kabinet bekijkt de migratieproblematiek integraal en is volop bezig om opvang te realiseren. Vanzelfsprekend wordt ook gekeken naar hoe het potentieel van degenen die mogen blijven, maximaal kan worden benut. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voert hier momenteel gesprekken over. Daar waar noodzakelijk wordt ook voor onorthodoxe oplossingen gekozen. Bijvoorbeeld op het gebied van de huisvesting van statushouders. Er zijn voorstellen in ontwikkeling om deze sober vorm te geven. De minister voor Wonen en Rijksdienst heeft uw Kamer recent nog over deze huisvestingsvoorziening geïnformeerd. 

40. Klever (PVV)

Massa-immigratie draagt niet bij aan economische groei. In Duitsland geeft men aan dat 90% immigranten niet direct in staat is om te werken of om een opleiding te volgen. In Duitsland verwacht men meer dan 1 mln extra mensen in de bijstand. Door sommigen wordt een verlaging van het minimum loon voorgesteld om de kosten van immigratie te dragen. Het gaat hier om laagopgeleide immigranten die niet in staat zijn om hun eigen kosten terug te verdienen. Tot zover de mythe van de hoogopgeleide immigranten. Welke maatregelen neemt de minister om dit te voorkomen?

41. Graus (PVV):

Wat kosten alle vluchtelingen ons werkelijk? Minister heeft gezegd in Buitenhof dat dit geld kost. Hoeveel miljoenen kost dat de minister uit zijn begroting?

Antwoord op de vragen 40 en 41

Het kabinet maakt onderscheid tussen politieke en economische vluchtelingen. Bij economische vluchtelingen wordt via gericht arbeidsmigratiebeleid gestuurd op de bijdrage voor de Nederlandse economie en arbeidsmarkt. Politieke vluchtelingen zoeken naar een veilige plek. Het kabinet vindt dat politieke vluchtelingen zoveel mogelijk op veilige plekken in de regio zelf moeten worden opgevangen. Maar als ze hier komen hebben we de verantwoordelijkheid om ze op te nemen, vanzelfsprekend rekening houdend met de draagkracht van de samenleving. Daarnaast moet ervoor worden gezorgd dat als ze mogen blijven ze ook volwaardig meedoen. Dat betekent: aan de slag. Hier is de minister voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid nu over in gesprek. Tegelijkertijd heb ik in Buitenhof aangegeven dat het een grote uitdaging is voor de Nederlandse economie en samenleving wanneer grote groepen mensen naar Nederland komen die in een andere omgeving zijn opgegroeid, een andere cultuur hebben, een andere opleiding en diploma’s hebben, deze mensen te betrekken en te laten integreren.

De Minister van Financiën heeft aangegeven in de Najaarsnota de budgettaire consequenties te verwerken. De begroting van Economische Zaken bevat geen directe middelen gerelateerd aan de vluchtelingenproblematiek.

42. Klever (PVV):

De verduurzamingsambitie van de energievoorziening kost veel geld, gaat ten koste van werkgelegenheid en de kosten worden afgewenteld op de laagste inkomens. Milieuheffingen zijn € 1400 per jaar per Nederlander, inclusief ouderen en baby’s. Schrap daarom de uitrol van wind op zee en de energiedoelen. Graag een reactie van de minister.

Antwoord

Ik houd me aan de afspraken die we in EU-verband en in het Energieakkoord hebben gemaakt om klimaatverandering tegen te gaan en ben dan ook niet van plan te stoppen met de uitrol van wind op zee. Een gemiddeld huishouden betaalt in 2020 135-158 euro via de opslag voor duurzame energie. Daarbij zorgt het Energieakkoord voor een stijging van de werkgelegenheid van 80.000 voltijdsbanen in de periode 2014-2020.

43. Klever (PVV):

PVV wil innovatie stimuleren door de belasting te verlagen. Innovatie laat zich niet sturen door de overheid en subsidies. Schrap de innovatieregelingen en geef dat als lastenverlaging aan bedrijven.

Antwoord

De doelstelling van het kabinet is om in 2020 2,5% van het BBP te besteden aan R&D. Deze doelstelling bevat zowel de publieke als de private uitgaven. Investeren in vernieuwing betekent namelijk niet enkel meer publiek geld naar innovatie, maar ook het stimuleren van private investeringen. We werken hieraan o.a. via generieke instrumenten (financiering, fiscale maatregelen, toekomstfonds) en het topsectorenbeleid.

En met resultaat. In de periode 2011-2013 zijn de totale investeringen (overheid, bedrijven etc.) in R&D gestegen met een half miljard: van €12,2 miljard naar 12,7 miljard euro (respectievelijk 1.90% en 1.98% van het BBP). De WBSO draagt hieraan bij. Uit de laatste evaluatie van de WBSO blijkt ook dat deze doet wat hij beoogt: het bevorderen van de uitgaven van ondernemers aan speur- en ontwikkelingswerk. Daarbij is deze regeling niet aan sectoren of thema’s gebonden en staat de regeling open voor alle bedrijven die willen innoveren. Er is dus al sprake van lastenverlichting voor innovatieve bedrijven.

In 2014 investeerden overheden, kennisinstellingen en bedrijven gezamenlijk voor 814 miljoen euro in 3500 gezamenlijke innovatieprojecten, waarvan 359 miljoen euro (44%) door private partijen. Hiermee is de kabinetsdoelstelling dat in 2015, 500 miljoen euro moest omgaan in publiek private samenwerking (waarvan 40% privaat) gehaald. Op 5 oktober jl. zijn de innovatiecontracten voor 2016 en 2017 afgesloten. Deze hebben een waarde van 4,2 miljard euro, waarvan het bedrijfsleven 2,2 miljard euro heeft bijgedragen. Dit beleid richt zich onder andere op een efficiëntere inzet van de publieke middelen voor de kennisinfrastructuur en het stimuleren van meer inzet van private middelen bij publiek-private samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie.

44. Graus (PVV):

Ik heb ook vorig jaar gevraagd naar de economische schade door uitbannen van zwarte piet. Ik heb daar nooit antwoord op gekregen. Wat is de economische waarde van zwarte Piet?

Antwoord

Ik ben vorig jaar in de schriftelijke beantwoording van de begrotingsbehandeling ingegaan op de waarde van het Sinterklaasfeest als geheel. De reden daarvoor is dat de bijdrage van zwarte Piet niet meetbaar is. Uit cijfers van Detailhandel Nederland blijkt dat er in 2014 een recordbedrag van circa € 530 miljoen werd uitgegeven aan het Sinterklaasfeest.

45. Graus (PVV):

Welke maatregelen neemt de minister voor het vestigingsklimaat en structuurversterking van de economie? Wat heeft de regering en EZ dragende sectoren in Limburg te bieden? Met bijvoorbeeld Chemelot en life sciences is Limburg een provincie van nationaal belang. Wat gaat de minister daarvoor doen?

Antwoord

EZ werkt via het bedrijvenbeleid aan versterking van de economische structuur. Aansluitend aan het generieke beleid voor alle ondernemers, richt EZ zich op innovatieve en exportgerichte sectoren: de negen topsectoren. De publiek-private samenwerking in deze topsectoren wordt goed zichtbaar in de regionale clusters van Nederland. Deze clusters zijn belangrijke dragers en aanjagers van de regionale economie. Op Chemelot ontstaan bijvoorbeeld publiek-private onderzoeksprogramma’s in de diverse instituten op het gebied van performance materialen, biobased materialen en biomedische materialen.

De regio’s zijn primair aan zet om de regionale economie te stimuleren. Zo investeert de provincie Limburg in onder andere clusters en campussen onder de noemer Brightlands (Chemelot Campus, Greenport Venlo Campus, Maastricht Health Campus en de Smart Services Campus). EZ is hierin partner van de provincie, onder meer doordat middelen vanuit de topsectoren (o.a. TKI en TKI-toeslag) alsmede Europese EFRO-middelen en Interreg-programma’s ook bijdragen aan de ontwikkeling van deze clusters.

Een ander voorbeeld van stimulering van de regionale economie is de verdere stimulering van de grensoverschrijdende samenwerking (inclusief arbeidsmarkt) waarvoor nu een concreet actieteam is ingesteld. Tot slot draagt het ministerie van SZW 1,3 miljoen euro bij aan de uitvoering van het sectorplan mkb Limburg. Doel van het sectorplan is om minimaal 450 personen in het mkb die met ontslag bedreigd worden of al werkloos zijn, te herplaatsen en waar nodig bij of om te scholen naar kansrijke beroepen in het mkb in Limburg.

46. Graus (PVV):

Ik heb eerder gevraagd om een ondernemersbank, een nationale spaarbank. Die tegen een schappelijke rente kredieten gaat verschaffen aan bedrijven. Wat gebeurt er met nationale spaarbank?

Antwoord

Op 9 oktober heb ik uw Kamer een brief gestuurd over de oprichting van het Nederlands Investerings Agentschap (NIA). Deze brief bouwt voort op het Netherlands EFSI Investment Agency dat het kabinet dit jaar heeft opgericht om goed aangesloten te zijn op het EFSI. Het NIA gaat zich nu breder richten dan het EFSI, door met bundeling van expertise en afstemming van middelen van Rijk en decentrale overheden te zorgen dat nog meer investeringsprojecten gerealiseerd worden rond thema’s als innovatie, mkb-financiering en duurzaamheid.

Ondertussen zal ik, zoals ik in mijn brief heb aangekondigd, onderzoeken of het NIA verder moet worden ontwikkeld tot een investeringsagentschap met een eigen juridische entiteit en met een mogelijke koppeling met het EZ instrumentarium, om zo het benodigde maatwerk te kunnen leveren voor cofinanciering door (de)centrale overheden en voor gebruik van Europese financieringsmogelijkheden zoals het EFSI. De bestaande beschikbare publieke en private middelen worden door de hierboven beschreven verbreding en doorontwikkeling van het NIA beter ontsloten. Deze route heeft voor mij de voorkeur boven het oprichten van een staatsbank met de noodzaak van het mobiliseren van kapitaal voor een balans en exploitatie- en risicokosten.

47. Graus (PVV):

Fosfaat wordt steeds schaarser; China levert niet meer. Gaat het kabinet een fosfaatbank oprichten?

Antwoord

Fosfaat is een schaarser wordende grondstof, die we efficiënter moeten benutten. De signalen dat de mondiale voorraden fosfaaterts worden uitgeput, Europa afhankelijk is van niet-Europese landen voor de toelevering en er in Nederland veel fosfaat wordt verspild in de keten en reststromen, hebben tot het ketenakkoord fosfaatkringloop geleid (het Nutriënt platform). In het Nutriënt Platform werken bedrijven, wetenschappers, maatschappelijke instellingen en overheid aan een strategie om de nutriëntenrecycling in 2030 tot een vanzelfsprekendheid te maken. Het kabinet kijkt uit naar de aangekondigde roadmap. Gestreefd wordt naar terugwinning van hoogwaardige producten uit stromen zoals rioolslib en dierlijke mest, zodat een circulaire economie voor nutriënten tot stand komt. Het kabinet zet zich in om dit ook onderdeel te maken van het Europese actieplan voor de circulaire economie.

Daarnaast wordt via regelgeving het hergebruik van fosfaat uit dierlijke mest mede gestimuleerd doordat bedrijven die gebruik maken van de derogatie geen fosfaat uit kunstmest mogen toedienen. Hierdoor is het gebruik van fosfaat uit kunstmest aanzienlijk gedaald in de afgelopen jaren.

48. Graus (PVV):

KLM zit in zwaar weer. Is de minister bereid om te onderzoeken of een deel van de opbrengst uit de verkoop van ABN-AMRO aangewend kan worden voor het verwerven van een 20% aandeel in KLM/Air France?

Antwoord

Air France-KLM is van groot belang voor de Nederlandse economie. Zo is het bestemmingennetwerk van grote betekenis voor het Nederlandse vestigingsklimaat. Zoals mijn collega minister Dijsselbloem op 13 oktober jl. ook heeft laten weten in de media is er nu echter geen aanleiding voor het verwerven van aandelen Air France-KLM.

De Nederlandse overheid heeft voldoende invloed om het publieke belang dat met KLM samenhangt te borgen. Dit doen we als aandeelhouder van KLM, als vergunningverlener van onder andere de landingsrechten en de exploitatievergunning aan KLM, via het benoemingsrecht van een commissaris in Air France-KLM, via overleg met de directies van Air France-KLM en KLM en met de Franse staat en via de zogenaamde staatsgaranties waarvan de kern is verlengd in 2010. Het aandeelhouderschap wordt ingezet daar waar de publieke belangen niet op andere wijze, bijvoorbeeld via wet- en regelgeving of invloed kan worden geborgd. Dat is voor Air France-KLM niet het geval.

Bovendien is het kopen van aandelen in Air France-KLM alleen opportuun als het een bijdrage zou kunnen leveren aan het oplossen van de uitdagingen waarmee KLM zich geconfronteerd ziet en het noodzakelijk is voor het borgen van de Nederlandse publieke belangen. Dat is niet het geval. De problemen van Air France KLM liggen voornamelijk in de marktomstandigheden en uitdagingen in de luchtvaartmarkt, zoals de concurrentie met low cost carriers en luchtvaartmaatschappijen uit het Midden-Oosten. Daar moet Air France-KLM zelf een antwoord op vinden.

Aangezien een aanleiding voor het nemen van een aandeel in Air France-KLM nu niet aan de orde is, is het ook niet opportuun om nu te speculeren waar de middelen vandaan zouden moeten komen.

49. Graus (PVV):

Bij aanbesteding van overheidsprojecten vist het mkb vaak achter het net. Er is een ongelijk speelveld met buitenlandse ondernemers. Bij aanbestedingen moet men niet alleen kijken naar de prijs maar ook naar oer-Hollandse kwaliteit. Procedures zijn vaak te duur voor mkb-ers om mee te kunnen dingen. Hoe gaat de minister dit verbeteren?

Antwoord

Op 8 juli jl. heb ik uw Kamer de uitkomsten van de evaluatie van de Aanbestedingswet 2012 gestuurd. Uit de evaluatie blijkt dat de maatregelen die de toegang voor ondernemers tot overheidsopdrachten moesten verbeteren worden gewaardeerd. In 2014 is twee derde van de opdrachten aan het MKB gegund. Uit het onderzoek komt echter ook naar voren dat de tijd en kosten van aanbestedingen voor ondernemers de grootste ergernissen zijn. De toepassing van de aanbestedingsregels moet worden verbeterd. Aandachtspunt daarbij is de toepassing van het gunnen op basis van de beste prijs-kwaliteitverhouding (EMVI). Zoals aangekondigd in de brief van 8 juli jl. wil het kabinet inzetten op het stimuleren van verbetering van de kwaliteit van aanbestedingen. Momenteel wordt onderzocht hoe hieraan invulling kan worden gegeven en daarover zal uw Kamer voor het einde van het jaar worden geïnformeerd.

50. Graus (PVV):

Franchisenemers zitten in de knel. De PVV vroeg eerder om een plan van aanpak en wetgeving maar de minister kwam slechts met een gedragscode.

Antwoord

Op 25 september jl. heeft u van mij een brief ontvangen waarin ik u heb uiteengezet hoe ik dit proces wil inrichten. Ik zie zelfregulering als de meest kansrijke route voor het in goede banen leiden van de samenwerking tussen franchisenemer en franchisegever. Expertise over hoe een sector werkt en zou moeten werken, zit immers in de sector zelf. Een geschillencommissie (in combinatie met een gedragscode), werkt sneller dan wetgeving, beperkt de kosten, speelt makkelijker in op nieuwe trends en voorkomt dat partijen in hun lange weg naar de rechter verder gebrouilleerd raken.

Ik heb de sector tijdens het franchisedebat van 3 september opgeroepen om op basis van overleg en vertrouwen de voorwaartse versnelling naar zelfregulering te vinden. Dit proces is tot zover vanuit EZ gefaciliteerd en deze steun kan waar nodig worden geïntensiveerd. Mocht de sector niet in staat blijken om tot een gemeenschappelijke gedragscode te komen, of blijkt men na implementatie van de gedragscode niet in staat om de gelederen te sluiten en een hoog nalevingspercentage te genereren, komen alternatieven in beeld.

51. Graus (PVV):

Komt de minister zoals toegezegd nog met een reactie op het voorstel van een mobiel postkantoor voor oudere mensen?

Antwoord

Per brief van 12 oktober jl. (Kamerstuk 34024 nr.32) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de mogelijkheid en wenselijkheid van een postmobiel, zoals toegezegd tijdens het AO Post van 18 juni jl. Daarin heb ik aangegeven dat marktpartijen diverse initiatieven op dit terrein ontplooien. Het verder ontplooien van die initiatieven laat ik met vertrouwen over aan marktpartijen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

52. Verhoeven (D66):

Nederland verjaagt Startups en internetbedrijven met ingrijpende wetsvoorstellen als de Wet Inlichtingveiligheidsdiensten, Computercriminaliteit 3, de Wet bewaarplicht en de Wet op online gokken. D66 wil daarom dat de minister van Economische Zaken staat voor het digitale vestigingsklimaat van Nederland. En zich niet laat wegspelen door de ministeries van V&J en BZK Graag een reactie.

Antwoord

Nederland kent een goed vestigingsklimaat en is een van de meest innovatie landen ter wereld met een sterke ICT-infrastructuur. Nederland staat in 2015 wereldwijd voor het 3e jaar op rij op de 4e plek in de Networked Readiness Index van het World Economic Forum. Het kabinet deelt met D66 het belang van ICT voor de economische groei én de ambitie dat Nederland ook in de toekomst thuis hoort in de top van digitale economieën: jaarlijks Top 5 World Economic Forum en Network Readiness Index.

Een goede balans tussen veiligheid en economische belangen is van groot belang voor een goed Nederlands vestigingsklimaat. Ook ik constateer dat er wetsvoorstellen in de maak zijn die mogelijk een minder positieve uitwerking op dit goede vestigingsklimaat hebben. De vele reacties op de internetconsultatie van de Wet op de Inlichting en Veiligheidsdiensten (Wiv) zijn daar een voorbeeld van. Er zijn onder andere zorgen geuit over het grote aantal bedrijven, waaronder veel startups, die onder dit wetsvoorstel gaan vallen en te maken krijgen met onvoorziene kosten als zij moeten voldoen aan een taplast van de overheid. Een andere veel geuite zorg is het verlies aan vertrouwen bij bedrijven en burgers in het gebruik van digitale communicatie omdat niet transparant is wat de overheid aan gegevens wil verzamelen en wat zij er vervolgens mee doet. Als dit soort zorgen niet goed wordt geadresseerd, kan dit het vestigingsklimaat negatief raken.      

Als minister van Economische Zaken ben ik verantwoordelijk dat economische belangen, de kansen voor innovatie en bedrijvigheid en een uitstekende digitale infrastructuur, goed worden afgewogen tegen andere belangen, zoals veiligheid. Bij mijn contacten met collega’s van Veiligheid en Justitie en Binnenlandse Zaken maak ik mij daarom sterk om die economische belangen goed mee te wegen in lopende wetsvoorstellen als de Wet Inlichtingen en Veiligheidsdiensten, de Wet bewaarplicht en Computercriminaliteit 3.

Ter afsluiting, veiligheid is, vanuit economische perspectief, ook een kans voor Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen. Als Nederland beschikt over een veilige en open digitale infrastructuur is dat een belangrijke vestigingsfactor. Dit is een belangrijk onderdeel van het programma Digital Gateway to Europe, dat zich, mede dankzij de Netherlands Foreign Investment Agency, succesvol richt op het aantrekken van buitenlandse ICT-bedrijven naar Nederland. Cyber security biedt ook mogelijkheden voor bedrijven die zich hierin specialiseren. Dit is te zien in de succesvolle samenwerkingsprogramma The Hague Security Delta. En bovendien heeft het Team ICT, in samenwerking met NWO, TNO en EZ, op 5 oktober jl. een groot publiek-privaat initiatief  gelanceerd met een omvang van in totaal 40 mln. euro op het terrein van fundamentele en toegepaste kennis en valorisatie op big data. Cyber security is één van de hoofdlijnen binnen deze publiek-private samenwerking.

53. Verhoeven (D66):

Start ups moeten betere en snellere toegang krijgen tot EZ-regelingen zoals de WBSO. Betekent de Startuptoolkit een snellere route voor start ups? Zodat aanvragen binnen twee weken behandeld kunnen worden? Graag een reactie.

Antwoord

De startupbox tracht de regelingen van de overheid toegankelijker te maken voor startups. Startups krijgen een beter inzicht in wat voor hen de meest voor de hand liggende regelingen zijn en kunnen bellen naar een speciale Startup Information desk bij de KvK. In verschillende regelingen zoals vroege fase financiering en het innovatiekrediet is daarnaast een quick scan ingebouwd, zodat de ondernemer een inschatting krijgt van de kans op een succesvolle aanvraag. Wij kijken ook nog naar mogelijkheden om de doorlooptijd te verkorten van drie maanden naar een maand voor nieuwe starters in de WBSO. In de systematiek van de WBSO moeten bedrijven een maand voor de periode start hun aanvraag indienen. In de praktijk wordt de doorlooptijd dan twee maanden. De starters in de WBSO genieten daarnaast een extra hoog aftrekpercentage van 40% in plaats van 32% in de eerste schijf.

54. Verhoeven (D66):

De minister wil geen volledig nieuwe rechtsvorm creëren en vreest misbruik. Als alternatief stel ik voor om geen nieuwe rechtsvorm te creëren, maar in het kvk-register op te nemen of een bedrijf in aanmerking komt voor de Startup-bv. En om misbruik te voorkomen kan deze aanmerking samen met de S&O-verklaring aangevraagd worden. Dit moet met de Startuptoolkit binnen twee weken kunnen. Is de minister bereid hiermee aan de slag te gaan?

Antwoord

Het is goed dat er aandacht is in de plannen van D66 voor startups en de toegang tot de diverse instrumenten van de overheid. Om dit te verbeteren ben ik bezig met de startupbox. Het alternatieve plan van de Startup-bv van dhr. Verhoeven komt hierbij in de buurt. Startups kunnen via de startupbox en een speciale Startup Information Desk van de KvK zien welke regeling het beste bij ze past en wat ze moeten doen om hiervoor in aanmerking te komen. Met de €50 mln. die het kabinet per 2017 heeft vrijgemaakt voor de stimulering van startups en mkb wordt ook een aantal zaken geanalyseerd die onderdeel zijn van het startup-bv plan, waar met name startups en mkb’ers tegenaan lopen: de gebruikelijkloonregeling en investeringen in startups/mkb. De overige uitzonderingsregimes die verkregen zouden worden in een startup-bv zijn ofwel nu al mogelijk of liggen niet in lijn met het kabinetsbeleid. Zo doen niet alle startups op dit moment aan speur- en ontwikkelingswerk en zou het niet passen bij het doel van de regeling als ze dan wel gebruik kunnen maken van de WBSO.

55. Verhoeven (D66):

Digitale vaardigheden en programmeren moeten standaard onderdeel worden van het curriculum op school. Wil MEZ dit oppakken met collega OCW?

 

Antwoord

Ik vind het een positieve ontwikkeling dat het Platform 2032 in haar voorlopige advies heeft aangegeven dat digitale vaardigheden tot de kern van het onderwijs behoren, omdat hierdoor alle kinderen een goede basis meekrijgen om technologische ontwikkelingen te begrijpen en toe te passen. Hierdoor kunnen meer leerlingen kiezen voor een ICT-opleiding, waardoor we het (toekomstige) tekort aan ICT-professionals kunnen verminderen. Voldoende en goed opgeleide werknemers (nu en in de toekomst) leveren een bijdrage aan economische groei en werkgelegenheid.

Rond de jaarwisseling levert het platform het eindadvies op. Staatssecretaris Dekker zal hier vervolgens op reageren en schetsen op welke wijze het curriculum – samen met leraren, schoolleiders en maatschappelijk organisaties - verder wordt vormgegeven. Waar nodig ben ik graag bereid het belang van digitale vaardigheden hierbij onder de aandacht te brengen.

In aanvulling hierop wijs ik erop dat we als EZ al nauw samenwerken met OCW om in het kader van het ICT doorbraakproject Onderwijs ervoor te zorgen dat in het basis en voortgezet onderwijs meer digitale leermiddelen worden gebruikt. EZ is een van de initiatiefnemers voor de Codeweek die deze week plaatsvindt. Kamerleden kregen in dat kader deze week een les programmeren, gegeven door basisschool leerlingen. Tot slot benoem ik graag dat het ministerie van Economische Zaken initiatiefnemer is voor het Techniekpact. Eén van de doelen van het Techniekpact is dat binnen vier jaar op alle basisscholen structureel Wetenschap & Technologie, waartoe ook ICT behoort, wordt ingevoerd.

56. Verhoeven (D66):

Handelsregister moeten open data zijn. Wat is er nodig om het handelsregister open data te maken en op welke termijn kan dit?

Antwoord

Voor de beantwoording verwijs ik naar het antwoord op vraag 37.

57. Van Veldhoven (D66):

Energiebeleid: Is de minister bereid om in 2016 niet alleen te werken aan een evaluatie, maar ook aan indicatieve tussendoelen voor 2030 en 2040?

Antwoord

Met het Energieakkoord werken we aan het realiseren van concrete doelen in 2020 en 2023. Het Energieakkoord is een belangrijke stap op weg naar een volledige duurzame energiehuishouding in 2050. U heeft in de NEV 2015 kunnen lezen dat Nederland zich op dit moment op een kantelpunt bevindt op weg daarnaartoe. Het is evident dat het Energieakkoord een katalysator is en leidt tot een versnelling van de transitie. Vanzelfsprekend is het Energieakkoord echter niet voldoende. Daarom zal ik dit najaar het Energierapport presenteren. Het Energierapport zal ingaan op de lange termijn visie van het kabinet op de energiehuishouding. Het rapport van de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur vormt hiervoor een belangrijke bouwsteen. Op basis van het Energierapport zal ik in 2016 de energiedialoog aangaan met de samenleving. De wenselijkheid van tussendoelen zal ook onderdeel uitmaken van die dialoog.

58. Van Veldhoven (D66):

De Rekenkamer is kritisch over de transparantie van de SDE+. Wanneer gaat de minister aangeven hoe hij het geld precies besteedt?

Antwoord

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 29.

59. Van Veldhoven (D66):

De Minister heeft een gebiedsmanager voor de windmolens in Drenthe aangesteld, maar dat werkt alleen als de bewoners er vertrouwen in hebben. Hoe zijn zij betrokken bij de aanstelling?

Antwoord

De gebiedscoördinator bij het windpark Drentse Monden Oostermoer is aangesteld door provincie, initiatiefnemers en het Rijk in samenspraak met betrokken gemeenten. De regio (provincie, gemeenten en initiatiefnemers) heeft de aangestelde gebiedscoördinator voorgedragen.

De gebiedscoördinator is inmiddels gestart met een verkenning onder bewoners en andere belanghebbenden om inzichtelijk te maken wat de wensen zijn met betrekking tot communicatie, participatie en profijt. Bewoners, maatschappelijke organisaties en bedrijven worden uitgenodigd voor een gesprek. De resultaten worden in november opgeleverd. Op basis van deze verkenning zal het vervolgtraject worden vormgegeven.

60. Van Veldhoven (D66):

Extra geld voor hernieuwbare energie: is dat vooral een kasschuif, klopt het dat er geen extra geld binnenkomt?

Antwoord

Zoals de NEV 2015 laat zien is het zaak om vaart te maken en de uitrol van hernieuwbare energie te versnellen. De SDE+ is het belangrijkste instrument van de overheid om de hernieuwbare energie-doelen te halen. Dit leidt ertoe dat ik vanaf het jaar 2016 fors hogere SDE+ budgetten beschikbaar stel. Het budget voor de SDE+ in 2016 is ca. 8 miljard euro. Dit wordt gefinancierd via de eerder gecommuniceerde reeks van de Opslag Duurzame Energie. Er is dus geen sprake van een kasschuif.

61. Van Veldhoven (D66):

Komt realisatie van de getijdecentrale Brouwersdam binnen bereik?

Antwoord

Zie het antwoord op vraag 30.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CU-fractie

62. Schouten (CU):

Grensoverschrijdende arbeid: wat voor korte termijn maatregelen kan de Minister nemen? Bijvoorbeeld bij diploma erkenning.

 

Antwoord

Voor een aantal regio’s is het sociaaleconomisch beeld ondanks de positieve macro-economische groei nog steeds kwetsbaar. Dat uit zich onder andere in een relatief hoge werkloosheid. Dat geldt bijvoorbeeld voor regio’s in Zuidoost Drenthe, Twente en Oost Groningen.

Die regio’s hebben daarom zelf ook initiatieven genomen om de structuur te versterken, zoals het actieplan Twente Werkt! en het actieplan Vierkant voor Werk. Mijn ministerie neemt vanzelfsprekend deel aan deze initiatieven en ondersteunt deze regio’s, bijvoorbeeld via het instrumentarium gericht op innovatie en financiering en Europese structuurprogramma’s als EFRO en Interreg.

Er is reeds een actieteam grensoverschrijdende economie en arbeid actief, waarbinnen Rijk samen met de grensregio’s belemmeringen die hier spelen gaan aanpakken, zoals op het gebied van diploma-erkenning en informatievoorziening. Zoals toegezegd wordt u eind dit jaar over de voortgang van het actieteam geïnformeerd. Maar ook hier geldt dat wij nu al samen met de regio acties nemen om belemmeringen weg te nemen.

Zo hebben de Benelux-ministers van Onderwijs op 18 mei een besluit ondertekend waarmee de automatische erkenning van diploma’s in het hoger onderwijs tussen de drie landen geregeld wordt. Hiermee wordt een belangrijk ervaren knelpunt voor grensarbeid tussen Nederland en België weggenomen. Met het Benelux-besluit loopt de Benelux op dit gebied voorop in Europa. 

Met Nedersaksen en Noordrijn-Westfalen wordt in dit kader gesproken om op korte termijn belemmeringen weg te nemen en duidelijkheid te scheppen over de te overbruggen verschillen in kwalificaties. Met MP Weil van Nedersaksen heb ik vorige week de doelstellingen van het actieteam besproken en hij is graag bereid om op korte termijn via zijn minister van economie en arbeidsmarkt hieraan vervolg te geven.

63. Schouten (CU):

Sociale ondernemingen: er is gebrek aan onderzoek en data. Is de minister bereid om het CPB, het CBS of het SCP te vragen nader onderzoek te doen naar sociaal ondernemerschap?

Antwoord

Sociale ondernemingen zijn moeilijk te onderscheiden van andere ondernemingen. Zo heeft mijns inziens iedere onderneming sociale impact omdat ze één of meerdere werknemers een inkomen verschaft. Aangezien het gaat om een diffuse groep is het niet verwonderlijk dat de beschikbare data geen scherp beeld geven. De SER-commissie voor sociaal ondernemerschap geeft aan dat kwantitatief onderzoek niet persé noodzakelijk is, maar dat het ontwikkelen van een dashboard nuttig kan zijn. In de kabinetsreactie op het verkennend SER advies over Sociale Ondernemingen zal ik ingaan op de eventuele noodzaak van en behoefte aan onderzoek naar sociaal ondernemerschap door een instituut als het CPB of SCP.

64. Schouten (CU):

Wil de minister de huidige financieringsregelingen, zoals de SEED capital regeling en Qredits, tegen het licht houden of deze aansluiten bij sociale ondernemingen?

Antwoord

Alle regelingen voor ondernemingen staan ook open voor sociale ondernemingen. Qredits verstrekt microkredieten en maakt zo het ondernemen voor vele sociale ondernemers mogelijk. Ook investeerders in sociale ondernemingen kunnen gewoon meedoen aan regelingen, zoals de SEED- tender.

65. Schouten (CU):

Hoe pakt de integratie van de RDA en de WBSO uit voor het MKB? Allereerst is het tarief op 16% gesteld, maar daarover is nog vennootschapsbelasting verschuldigd. Dit pakt negatief uit voor kleinere bedrijven, omdat zij netto nog maar 12% overhouden. Waarom zet de minister het innovatieve MKB op achterstand?

Antwoord

Het innovatieve mkb krijgt door de integratie niet te maken met lagere voordeelpercentages, integendeel. Voorheen had het mkb onder de RDA, voor niet-loonkosten voor S&O, te maken met een maximaal netto voordeel van 15%. Dit voordeel was afhankelijk van de winstpositie van het bedrijf. Na de integratie vallen de niet-loonkosten voor S&O voor het mkb in de eerste schijf van de WBSO. Het tarief van deze schijf bedraagt niet 16%, maar 32% (en voor starters zelfs 40%). Daarbij geldt dit verhoogde percentage na de integratie over een hoger bedrag (350.000 ipv €250.000).

Na de samenvoeging worden R&D-kapitaal en R&D-arbeid met dezelfde voordeelpercentages ondersteund. Dit beoog ik ook met mijn beleid. Daarbij blijft met de gekozen parameters de verdeling van het budget over verschillende grootteklassen (en ook de verdeling tussen mkb/grootbedrijf) in grote lijnen gelijk met de situatie voor samenvoeging.

Voordeelpercentages voor bedrijven
Tarief eerste schijf 32%
Tarief eerste schijf starters 40%
Grens eerste schijf € 350.000
S&O-(loon)kosten
Tarief tweede schijf 16%

66. Schouten (CU):

Het overschrijden van betaaltermijnen blijft een groot probleem voor bedrijven. mkb-ers worden misbruikt als gratis kredietverstrekker voor grote ondernemingen. Ik ben teleurgesteld over het ontbreken van oplossingen in de brief van 9 oktober. Is de Minister niet bereid om hier wat aan te doen?

Antwoord

Ik heb onderzoeksbureau Dun & Bradstreet de afgelopen maanden onderzoek laten doen naar de betaaltermijnen tussen bedrijven onderling. De conclusies van dit onderzoek heb ik op 9 oktober jl. aan uw Kamer gestuurd. De resultaten van dit onderzoek laten zien dat de betaaltermijnen tussen ondernemingen een goede tendens vertonen. De zeer lange contractuele betaaltermijnen waarmee (kleinere) mkb-ondernemingen soms geconfronteerd worden, worden wel waargenomen, maar zij blijken ook een zeer klein percentage (1,3%) van het geheel uit te maken. De ontwikkeling is dat kortere termijnen (7 en 14 dagen) in opmars zijn ten koste van de gangbare termijn van 30 dagen.

Ik heb ook vastgesteld dat de optimale situatie nog niet is bereikt omdat er ook nog steeds sprake is van overschrijdingen van de overeengekomen betaaltermijnen. Bepaalde sectoren, met name industrie, transport en bouw, lijken daarin meer problemen te ondervinden dan andere. Met deze sectoren zal ik het gesprek aangaan om te zien wat er nodig is om de naleving van overeengekomen betaaltermijnen te verbeteren.

Dit alles neemt overigens niet weg dat de primaire verantwoordelijkheid voor het afdwingen van naleving van overeengekomen betaaltermijnen bij de ondernemingen zelf ligt. Er is een wettelijk instrumentarium bestaande uit boeterentes en een vaste vergoeding bij overschrijding van de betaaltermijn. Daarnaast is doorberekening van kosten van een incassobureau aan de debiteur binnen wettelijke grenzen mogelijk. Als uiterste remedie is ook de gang naar de civiele rechter een optie.

67. Schouten (CU):

Ik wil deze minister wel vragen naar zijn waardering van het groen onderwijs. Vindt hij het, gezien de strategische positie in de topsectoren, niet funest dat het groen onderwijs achterblijft in de financiering?

Antwoord

Groen onderwijs draagt in belangrijke mate bij aan de strategische positie van topsectoren. Vanuit het economisch perspectief gaat het om de bijdrage van groen onderwijs aan het innovatief en concurrerend vermogen van de (groene) topsectoren. Vanuit het maatschappelijk perspectief gaat het om de bijdrage aan energie, water, klimaat, ecologie, voedselveiligheid- en voedselzekerheidsvraagstukken. Maar ook maatschappelijke thema’s als “license to produce”, groene educatie en internationale samenwerking en buitenlandse handel komen aan bod.

Groen onderwijs, het bedrijfsleven en EZ ontwikkelen gezamenlijk een strategische ontwikkelagenda voor het komende decennium, met inhoudelijke onderwijsambities en de structuurverbeteringen om deze ambities te realiseren. Hiermee wordt binnen de beschikbare budgettaire kaders een nieuwe toekomst gecreëerd, waarbij alle partijen uit de ‘gouden driehoek’ in staat zijn om vanuit de eigen verantwoordelijkheid een bijdrage te leveren aan onderwijs dat leerlingen en studenten optimaal voorbereid op de arbeidsmarkt en ontwikkelingen in de maatschappij.

68. Schouten (CU):

Het Rathenau Instituut constateert dat steeds meer innovatiegeld in het buitenland wordt besteed, terwijl buitenlandse investeringen in Nederland achterblijven. Hoe percipieert de minister dat signaal van het Rathenau Instituut?

Antwoord

Ik herken dat er door globalisering steeds meer onderzoek en ontwikkeling (R&D) door Nederlandse bedrijven in het buitenland wordt uitgevoerd. Dat is ook een teken van de kracht van het Nederlandse bedrjifsleven dat internationaal actief is en de groeimarkten opzoekt en daar ook via R&D inspeelt op de lokale omstandigheden.

Rathenau stelt dat de mondialisering van R&D Nederland voor de uitdaging stelt om zich dwars door bestuurlijke en regionale grenzen heen te organiseren rondom kennisgebieden waarin Nederland zich internationaal kan onderscheiden. Dat is een heldere stelling van Rathenau die ik ook onderschrijf. Nederland heeft als open economie altijd weten in te spelen op internationale kansen. Daar zetten we nu ook op in voor R&D. Via de topsectoren profileren we Nederlandse kennis ook in het buitenland en we werken via de innovatie-attaches aan goede internationale samenwerking op het gebied van R&D. Ook bij de acquisitie van buitenlandse bedrijven zetten we in op acquisitie van R&D. Ik zie veel voorbeelden waar buitenlandse bedrijven in Nederland investeren in kennisontwikkeling en R&D. Denk bijvoorbeeld aan de investeringen van Microsoft en Intel in Qutech.

Vragen en opmerkingen van de leden van de GL-fractie

69. Van Tongeren (Groenlinks):

Volgens de Nationale Energie Verkenning halen we 11,9% hernieuwbare energie in 2020 terwijl we in de EU 14% hebben afgesproken. Graag een reactie van de minister.

Antwoord

In de NEV 2015 worden voor het berekenen van het aandeel hernieuwbare energie twee methodes gehanteerd. De rekenmethode die vergelijkbaar is met de NEV 2014 gaat uit van de werkelijke productie van hernieuwbare energie. Daarin wordt dus gekeken hoeveel hernieuwbare energie er daadwerkelijk wordt geproduceerd en dit wordt bij elkaar opgeteld om te komen tot een percentage van het totale energieverbruik. Op basis hiervan is de verwachting in de NEV 2015 dat we in 2020 een aandeel van 12,4% hernieuwbare energie hebben.

Daarnaast wordt in de NEV ook een percentage hernieuwbare energie berekend aan de hand van Europese rekenregels. Op basis van die rekenregels wordt voor wind op land en wind op zee een standaard gemiddelde productie gebruikt. Deze houdt geen rekening met de werkelijke productie. De reden om dit te doen is dat op deze manier gecorrigeerd kan worden voor jaarlijkse fluctuaties in het windaanbod. Op basis van deze rekenmethode komt het aandeel hernieuwbare energie in 2020 uit op 11,9%.

Ik ga uit van de werkelijke productie om te bepalen hoe we er voor staan, omdat de rekenregels niet goed aansluiten bij de werkelijkheid in Nederland. In Nederland worden de komende jaren zeer veel innovatieve en nieuwe windmolens geïnstalleerd, die mede door onze wind-omstandigheden veel meer productie-uren kunnen draaien dan in Europa gemiddeld het geval is. Ik heb bij de Europese Commissie aangekaart dat de rekenregels op dit punt aangepast moeten worden. Ook het Centraal Bureau voor de Statistiek pleit voor een herziening van de rekenregels bij het Europese statistiekbureau Eurostat.

In mijn aanbiedingsbrief bij de NEV van 9 oktober jl. heb ik een intensivering rond wind op land en een aantal nieuwe maatregelen voor hernieuwbare energie aangekondigd. Ik heb er vertrouwen in dat hiermee het doel van 14% hernieuwbare energie in 2020 gehaald kan worden.

70. Van Tongeren (GroenLinks):

De rechter heeft de Minister opgedragen om de uitstoot van CO2 in 2020 te beperken met 25%. U neemt nu toch stappen, onder andere vanwege de motie Klaver?

Antwoord

Zoals de staatssecretaris van I&M in haar brief van 1 september heeft laten weten, gaat het kabinet de komende periode in kaart brengen welke maatregelen er mogelijk genomen kunnen worden die bijdragen aan het reduceren van de uitstoot van broeikasgassen in Nederland. Het Dit is ook in lijn met de motie Klaver die het kabinet vraagt om in 2016 in het kader van het Urgenda-vonnis te starten met de uitvoering van aanvullende maatregelen om de uitstoot van broeikasgassen te reduceren, is de taak van het kabinet alle mogelijke maatregelen zorgvuldig tegen het licht te houden om te bekijken wat het effect ervan is op de concurrentiekracht van Nederland, op onze werkgelegenheid en op de koopkracht van alle Nederlanders. Bovendien moeten eventuele maatregelen zo kostenefficiënt mogelijk zijn en moeten ze kunnen rekenen op politiek en maatschappelijk draagvlak. De maatregelen moeten daarnaast passen in de lange termijn ontwikkelingen die we voorzien en waar we ons op richten. En tot slot moeten maatregelen ook praktisch en juridisch uitvoerbaar zijn. Op al deze aspecten moeten we maatregelen beoordelen en daarbij zou het onverstandig zijn als we overhaaste beslissingen zouden nemen. Het Interdepartementaal Beleidsonderzoek Effectiviteit CO2 reductiemaatregelen zal ons mede helpen om een beeld te vormen over de effecten van de mogelijke inzet van extra maatregelen. Dit IBO wordt eind dit jaar afgerond. Eventueel kan nog gericht aanvullend onderzoek nodig blijken, waarna we in de eerste helft van 2016 kunnen besluiten over vervolgstappen. Zoals ik in het plenair debat van 24 september jl. heb toegezegd streef ik ernaar om uw Kamer voor de zomer van 2016 een richtinggevend overzicht te geven van mogelijke maatregelen, zodat uw Kamer hierover vervolgens met het kabinet kan spreken. Deze aanpak past binnen het tijdpad dat is opgenomen in de motie Klaver cs.

71. Van Tongeren (GroenLinks):

Kan de markt de verhoging van het budget voor de SDE+ absorberen? Of wordt er met deze verhoging vooral biomassa bijstook gesubsidieerd?

Antwoord

Zoals de NEV 2015 laat zien is het zaak om vaart te maken en de uitrol van hernieuwbare energie te versnellen. De SDE+ is het belangrijkste instrument van de overheid om de hernieuwbare energie-doelen te halen. Dit leidt ertoe dat ik vanaf het jaar 2016 fors hogere SDE+ verplichtingenbudgetten beschikbaar stel. Deze budgetten worden gefinancierd via de eerder gecommuniceerde reeks van de Opslag Duurzame Energie. Zoals ik in mijn brief bij de aanbieding van de NEV 2015 heb aangegeven ben ik voornemens om in 2016 in totaal ongeveer 8 miljard euro aan verplichtingenbudget in de SDE+ beschikbaar te stellen. In 2016 verwacht ik weer veel nieuwe projecten, waaronder inderdaad aanvragen voor bij- en meestook van biomassa, maar ook grote wind op land projecten. Dat zal een substantieel beslag leggen op het beschikbare budget. De markt kan dit hogere budget absorberen. Ik verwacht zelfs meer subsidieaanvragen dan het beschikbare budget toelaat. Dat is ook goed om de concurrentie in de SDE+ en daarmee de kosteneffectiviteit te behouden.

  1. Van Tongeren (GroenLinks):

De NEV laat zien dat het tempo van energiebesparing vanaf 2013 terug loopt. Kan de minister toelichten hoe het kan dat een verwachte energiebesparing van 1,2% tot 1,5% per jaar leidt tot een gemiddelde van 1,5% per jaar?

Antwoord

ECN en PBL geven aan dat het gemiddelde energiebesparingstempo op 1,3 (1,2-1,5) procent per jaar wordt geraamd voor vastgestelde maatregelen. Dat is het percentage waaraan mevrouw Van Tongeren refereert. Daar is het voorgenomen beleid echter nog niet in meegenomen. Inclusief het voorgenomen beleid bedraagt het gemiddelde energiebesparingstempo 1,5 (1,4 - 1,6) procent per jaar. Ik zal uiteraard ook het voorgenomen beleid uitvoeren, daarom kan 1,5 procent energiebesparing ook daadwerkelijk gerealiseerd worden.

  1. Van Tongeren (GroenLinks):

Er zijn veel gemeenten die ambitieus energiebeleid voeren. Is de minister bereid om op korte termijn Groene Steden Deals met gemeenten te sluiten om administratieve lasten te reduceren? Sommige gemeentes kunnen wat het Rijk niet lukt, dus kan er over en weer van elkaar geleerd worden. Andere gemeentes bezwijken onder de administratieve lastendruk. Bij het bedrijfsleven is daar een taskforce voor, zou de minister de gemeenten ook op die manier willen helpen?

Antwoord

Ik juich het zeer toe dat gemeenten een actieve rol willen spelen bij de energietransitie. De Vereniging Nederlandse Gemeenten is ondertekenaar van het Energieakkoord en een belangrijke partner voor mij bij het uitvoeren van dit akkoord. Het kabinet werkt in Green Deals nauw samen met gemeenten aan de energietransitie. Denk aan de Green Deal Autodelen en de Green Deal Smart Energy Cities. Ik blijf uiteraard met gemeenten in gesprek over de kansen die zij zien om de energietransitie te ondersteunen en zet me in om praktische belemmeringen of problemen met administratieve lasten op te lossen. Of de Green Deals altijd het aangewezen middel zijn om gemeenten te ondersteunen zal per casus moeten blijken, maar ik ga graag met gemeenten het gesprek aan over hoe ik hen verder kan faciliteren.

  1. Van Tongeren (Groenlinks):

Vorige week zei de gouverneur van de Bank of England dat hij vreest voor een nieuwe financiële crisis, omdat we geen rekening houden met klimaatverandering. Tweederde van wat er aan fossiel onder de grond ligt kan eigenlijk helemaal niet opgebrand worden. De beurskoersen van investeerders in en eigenaren van fossiele energie zijn dus overgewaardeerd. Deelt de minister de zorgen van de Bank of England en van de president van De Nederlandsche Bank (DNB)? Is hij het eens met hen dat institutionele beleggers zoals pensioenfondsen, universiteiten en lagere overheden uit fossiel moeten stappen vanwege de financiële risico’s? Hoe past het investeren in ontwikkeling van schaliegas door staatsbedrijf EBN hierin?

Antwoord

Beleggers maken zelfstandig afwegingen over de risico’s van hun beleggingen. Er is een groeiend aantal beleggers dat zich vanuit klimaatoverwegingen terugtrekt uit fossiele brandstoffen, maar er zijn ook beleggers die andere ideeën hebben over de wijze waarop klimaatrisico’s ingeprijsd moeten worden en daarom actief blijven in fossiele brandstoffen.

Ook pensioenfondsen zijn, binnen de grenzen van de Pensioenwet, zelf verantwoordelijk voor hun beleggingsbeleid. In de Pensioenwet is vastgelegd dat pensioenfondsen zijn gehouden te beleggen in het belang van de deelnemer. Onder meer DNB houdt hier toezicht op.

Daarnaast is het aan de bedrijven uit de energiesector zelf om hun aandeelhouders te informeren. Transparantie speelt daarbij een belangrijke rol. De jaarverslaggevingregels en de corporate governance code voor beursvennootschappen stellen diverse voorschriften aan de rapportage van risico’s. Deze risico’s kunnen ook gerelateerd zijn aan het klimaat.

Onder andere de Financial Stability Board (FSB) en de Bank of England doen onderzoek naar de financiële gevolgen van klimaatrisico’s. De voorzitter van de FSB wil komen tot een verder standaardisatie van klimaatstandaarden, zodat de markt de aard van de risico’s beter kan inschatten.

Ook De Nederlandsche Bank heeft het onderwerp op haar vizier. DNB zal, conform een toezegging van de minister van Financiën aan uw Kamer, begin volgend jaar een analyse gereed hebben.

Op dit moment worden er geen investeringen gedaan in de ontwikkeling van schaliegas door staatsbedrijf EBN. Bij brief van 10 juli jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd dat de komende vijf jaar de commerciële opsporing en winning van schaliegas niet aan de orde is. De bestaande vergunningen gericht op opsporing van schaliegas zijn dan ook niet verlengd en nieuwe aanvragen zullen worden afgewezen.

  1. Van Tongeren (GroenLinks):

Wil de Nederlandse staat blijven samenwerken met een ‘Sjoemelbedrijf’? Niet alleen wisten de eigen onderzoekers van Exxon al in de jaren ‘70 dat fossiele brandstoffen tot klimaatverandering leidt en vertelden ze dat niemand, ze speelden een actieve rol bij het zaaien van twijfel over klimaatverandering. Graag een reactie van de minister.

Antwoord

De gevolgen van het gebruik van fossiele energiebronnen voor het klimaat zijn reeds lang bekend bij het kabinet en het feit of ExxonMobil dit al dan niet heeft gemeld doet daar niets aan af. Het kabinet zet vol in op een CO2-neutrale energievoorziening in 2050, en onderneemt concrete initiatieven voor die energietransitie. De kwalificaties van het lid Van Tongeren ten aanzien van ExxonMobil laat ik voor haar rekening.

  1. Van Tongeren (GroenLinks):

Verzoek aan de minister om inzicht te bieden in de bruto en netto gaswinning en in wanneer en hoeveel Gronings gas in Norg geïnjecteerd is.

Antwoord

Conform mijn toezegging in het notaoverleg over de gaswinning in Groningen van 1 juli jl. heb ik uw Kamer schriftelijk inzicht gegeven in de bruto en netto gaswinning, zie mijn brief van 13 juli jl. (Kamerstukken II 2014-2015, 34000 XIII, nr. 153). In deze brief is aangegeven op welke wijze de productiecijfers van NAM uit het Groningenveld zich verhouden tot de verkopen van Groningengas van GasTerra.

Norg is een ondergrondse gasopslag die wordt gebruikt voor seizoensopslag van gas. In de zomer wordt gas geïnjecteerd en in de winter wordt dit gas onttrokken. De opslag Norg is onlangs uitgebreid waardoor in de winter 7 miljard m3 kan worden onttrokken die in de daarop volgende zomer weer wordt geïnjecteerd. De hoeveelheid gas die zich in de berging bevindt schommelt gedurende het jaar. De vulgraad van de berging is overigens openbaar en via de website van NAM te raadplegen. Zoals eerder aangegeven is er in 2015 eenmalig 3 miljard m3 uit Norg beschikbaar gekomen. De reden hiervoor is dat de gasopslag Norg in 2014 is uitgebreid waarbij deze tijdens de werkzaamheden, die duurden tot ver in het vierde kwartaal, niet kon worden gebruikt. Daardoor is er in dat kwartaal bijna geen gas uit Norg gehaald. Zodoende kan er in 2015 meer gas aan Norg worden onttrokken dan er in de periode april tot en met september hoeft te worden geïnjecteerd om de opslag tijdig voor de winter 2015/2016 weer gevuld te krijgen.

77. Van Tongeren (GroenLinks):

Blijven we voor Groningen een andere norm voor veiligheid hanteren dan in de rest van het land? Hoe groot is het aardbevingsgebied inmiddels, gezien de recente beving bij Emmen?

Antwoord

In het voorlopige advies van de Commissie Meijdam van juni jl. worden normen voorgesteld die passen in het uitgangspunt dat de veiligheid in Groningen niet lager mag zijn dan elders in het land.

Voor eind oktober zal ik uw Kamer informeren over het nadere advies van de Commissie Meijdam over de vaststelling van de veiligheidsnorm en over de voortgang van de ontwikkeling van de Nationale Praktijk Richtlijn. De veiligheidsnorm beoogt een aanvaardbaar risico als gevolg van aardgaswinning vast te leggen, alsmede de termijn waarbinnen woningen en andere gebouwen op norm dienen te worden gebracht. De NPR is een pakket van technische eisen voor (nieuwe) gebouwen. In dat pakket is de veiligheidsnorm geïncorporeerd.

Er is geen relatie tussen het Groningse aardbevingsgebied en de beving bij Emmen. In Nederland is er een aantal kleine velden, waarin door productie bevingen ontstaan. Dat geldt ook voor het veld bij Emmen. Voor alle kleine velden in Nederland laat ik door TNO nu in kaart brengen wat de kans op bevingen is en welk risico daarmee gepaard gaat. Deze studie zal eind dit jaar gereed zijn.

78. Van Tongeren (GroenLinks):

Kan de minister zorgen voor een openbaar register van ontruimde, geëvacueerde en gesloopte gebouwen?

Antwoord

De Nationaal Coördinator Groningen is op dit moment bezig met het opstellen van een meerjarenprogramma, waarin ook aandacht zal zijn voor de ontwikkeling van de woningmarkt. Ik zal hem vragen inzichtelijk te maken om, zover dit mogelijk is met het oog op privacy, op transparante wijze inzicht te geven in de activiteiten die op dit gebied ondernomen worden.

79. Van Tongeren (GroenLinks):

Is de minister ook voor het opheffen van de zwijgplicht die NAM standaard opneemt in afspraken over schadevergoedingen?

Antwoord

De zwijgplicht is geen standaard onderdeel van de afspraken van NAM over schadevergoeding. Inwoners zijn vrij om hun taxatierapport met betrekking van schade naar buiten te brengen. Op de website van NAM is op geaggregeerd niveau een overzicht van de vergoedingen terug te vinden. In enkele individuele complexe gevallen, waar niet alleen schade maar bijvoorbeeld ook preventieve versterking en achterstallig onderhoud een rol spelen, worden specifieke afspraken gemaakt passend voor die situatie. In die gevallen wordt vaak afgesproken tussen NAM en de bewoners om over de details van de afspraken geen nadere mededelingen te doen. Dit is een zaak tussen NAM en de bewoners waar ik niet in wil treden.

  1. Van Tongeren (GroenLinks):

Shell en Exxon Mobile houden vast aan hun winstuitkering. Hierdoor verdwijnen er banen bij NAM en onderaannemers. Ook wordt bezuinigd op onderhoudskosten. Wat betekent dit voor de werkgelegenheid in het Noorden en veiligheid van de installaties op langere termijn?

Antwoord

Ik signaleer een lage olie- en gasprijs in combinatie met een teruglopende productie van het Groningerveld. NAM heeft daardoor minder inkomsten. Daarnaast zijn de kosten die NAM maakt opgelopen, o.a. door de gevolgen van de aardbevingen die hebben plaatsgevonden in Groningen. Ik kan mij voorstellen dat dat mogelijk consequenties heeft voor de omvang en de structuur van de organisatie. NAM heeft aangegeven dat bij het concern zelf waarschijnlijk geen gedwongen ontslagen hoeven te vallen.

Ten aanzien van de veiligheid geldt dat te allen tijde voldaan moet worden aan de veiligheidseisen in de Mijnbouwwet en –regelgeving. SodM houdt daar toezicht op. NAM doet zowel inspecties als onderhoud om de veiligheid van haar faciliteiten te waarborgen. Indien er bespaart wordt op onderhoud geeft men hier invulling aan door slimmer te gaan werken, zodat dit niet ten koste gaat van de veiligheid van de installaties.

Tegelijkertijd leveren de  bouwactiviteiten in de regio ook werkgelegenheid op en dat is goed voor de bouwsector. Tenminste 75-80% van de schadeherstelwerkzaamheden die via het CVW lopen gaat naar lokale aannemers. 

81. Van Tongeren (GroenLinks):

Volgens de Europese Commissie is er 194 miljoen euro uitgegeven aan het Nederlandse kleine velden beleid op de Noordzee in de laatste 6 jaar. Dat is een forse fossiele subsidie. Waarom wil de Minister weer zoiets doen? Hoe moeten we dat rijmen met het vonnis in de klimaatzaak, het halen van de EU-doelen en de waarschuwing van centrale banken voor de risico’s van fossiele investeringen?

Antwoord

Het gaat hier niet om een subsidie. De regeling waaraan wordt gerefereerd en waar het genoemde bedrag aan gekoppeld is, behelst een extra investeringsaftrek voor offshore gas-prospects of gasvelden, die zonder deze regeling in de komende jaren niet economisch ontwikkeld kunnen worden. Het is van belang dat deze velden op korte termijn opgespoord en geproduceerd worden, omdat de offshore infrastructuur de komende jaren gaat verdwijnen doordat een groot aantal van de bestaande velden leeg raken.

In de transitiefase zal gas de komende jaren, als schoonste fossiele brandstof, een rol blijven spelen. Als de ontwikkeling van deze niet-economische gas-prospects of gasvelden niet wordt gestimuleerd, blijft het gas in de grond. Door de ontwikkeling te stimuleren met een extra 25% investeringsaftrek kan het gas toch gewonnen worden, wat een positief effect heeft op zowel de leveringszekerheid als de inkomsten voor de Staat. Het genoemde bedrag is de 25% extra investeringsaftrek van alle prospects en velden, die op basis van de daarvoor geldende criteria voor deze regeling in aanmerking zijn gekomen. Er zijn meerdere mijnbouwmaatschappijen die actief zijn op de Noordzee en in aanmerking komen voor deze investeringsaftrek. Zoals ik in mijn schriftelijke beantwoording inzake de EZ-begroting voor 2016 heb aangegeven, bekijk ik op dit moment of deze maatregel moet worden verlengd, aangevuld of vervangen. Ik zal de Kamer nader informeren als dit onderzoek is afgerond.

82. Van Tongeren (GroenLinks):

Dan de opslag van dieselolie in zoutcavernes door AkzoNOBEL. Dit bedrijf mag er mee starten terwijl het eigen veiligheidsplan nog niet goedgekeurd is en er ook geen calamiteitenplan of goede monitoring is. Bewoners morgen toch minimaal verwachten dat deze zaken op orde zijn? Zeker na de problemen van NAM in Twente en de problemen bij een soortgelijke Duitse olie opslag ? Hoeveel zou het meer kosten als we de olie in goede tanks zouden opslaan?

Antwoord

Op 1 oktober 2014 heeft Akzo Nobel per brief aangegeven van mening te zijn dat na aanpassing van het risicomanagementplan voldoende was aangetoond dat een lekkage zoals in Duitsland niet kon voor komen. Op 5 november 2014 is dit door SodM bevestigd per brief. Uitgaande hiervan heb ik in december 2014 geconcludeerd dat de opslag van gasolie veilig uitgevoerd kan worden.

Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning heeft AkzoNobel voor het relevante deel van de installatie een veiligheidsrapport ingediend. In juni 2015 heeft AkzoNobel het volledige veiligheidsrapport voor de gehele inrichting ingediend. Ook heeft Akzo een bedrijfsnoodplan opgesteld. De veiligheidsregio heeft toen opgemerkt dat het veiligheidsrapport inhoudelijk afweek van het eerder ingediende deelrapport.

Begin oktober heeft Akzo een aanvulling op het eerdere veiligheidsrapport ingediend waarin een nadere onderbouwing wordt gegeven van de afwijking. SodM heeft aangegeven dat de onderbouwing van AkzoNobel aannemelijk is. Akzo heeft deze wijziging echter nog niet in het gehele document verwerkt. De veiligheidsregio heeft daarom nog geen goedkeuring gegeven aan het veiligheidsrapport.

De installatie kan alleen in bedrijf worden genomen met een door de veiligheidsregio goedgekeurd veiligheidsrapport voor de gehele inrichting.  AkzoNobel is nog niet gestart met de opslag. Wel is de bovengrondse installatie getest door een kleine hoeveelheid gasolie door de bovengrondse leidingen te pompen. Dit is toegestaan op grond van de huidige omgevingsvergunning.

Het is goedkoper om olie onder de grond op te slaan dan bovengronds. Zeker als het gaat om olieopslag voor een langere termijn. Het opslaan van de betreffende hoeveelheid gasolie (circa 250.000 m3) in tanks bovengronds zou op dit moment naar verwachting tussen de 4 á 5 miljoen euro per jaar extra kosten, bij een looptijd van 15 jaar. De gasolie wordt door AkzoNobel opgeslagen in het kader van onze nationale strategische reserve. In het gepubliceerde milieueffectrapport is nader ingegaan op de kosten van de verschillende mogelijke opslagscenario's.

Overigens is er momenteel bij de huidige oliemarktomstandigheden nauwelijks of geen alternatieve opslagcapaciteit beschikbaar. Daarbij heeft ondergrondse opslag het voordeel dat de olie langer houdbaar blijft doordat het niet in contact kan staan met zuurstof uit de lucht.

83. Van Tongeren (GroenLinks):

In verband met de Volkswagenfraude is relevant dat Nederland een belangrijke toeleverancier is voor de Duitse automobielindustrie. Kan de minister inzicht geven in de impact die bijvoorbeeld halvering van Volkswagen heeft op de Nederlandse economie? En hoe maakt de minister van deze crisis een kans voor eco-innovaties in de transport sector?

Antwoord

De omvang van de gevolgen voor Volkswagen en daarmee voor de Nederlandse toeleveranciers is op dit moment nog lastig in te schatten. De mogelijke negatieve impact zal voor de éne toeleverancier groter zijn dan voor een ander, afhankelijk van de mate waarin de omzet afhankelijk is van VW, welk segment bediend wordt en het type product dat geleverd wordt. In het algemeen geldt dat Nederlandse toeleveranciers niet afhankelijk zijn van één klant en dus tegenvallers bij één afnemer in zekere mate kunnen opvangen. Op dit moment lijkt de impact op de Nederlandse economie als geheel dus beperkt, maar ik zal de ontwikkelingen uiteraard nauwlettend in de gaten houden.

De fraude door Volkswagen toont des te meer de noodzaak aan om de introductie van effectieve en betrouwbare testmethodes te versnellen en daarmee eco-innovaties in de transportsector af te dwingen. Ik heb tijdens de Raad van Concurrentievermogen van 1 oktober jongstleden namens Nederland gepleit voor het nu snel invoeren van de nieuwe RDE-test (Real Driving Emission) en die vanaf het begin effectief te laten zijn. De Nederlandse overheid stimuleert duurzame mobiliteit door onder andere het op grote schaal uitrollen van laadinfrastructuur voor elektrische voertuigen en stimuleringsmaatregelen voor de aanschaf van deze voertuigen. Nederland behoort tot de koplopers op dit gebied.

In het kader van het topsectorenbeleid heeft de automotive sector in samenwerking met kennisinstellingen een onderzoekagenda opgesteld die nadrukkelijk inzet op het thema connected car. Het concept van met elkaar ‘pratende’ auto’s levert in potentie belangrijke maatschappelijk voordelen op, zoals reductie van congestie en schadelijke uitstoot en verbetering van de verkeersveiligheid. Het is mijn hoop en verwachting dat automobielfabrikanten ook zelf deze situatie zullen aangrijpen om fors te investeren in eco-innovatie.

84. Van Tongeren (GroenLinks):

Is de Minister bereid te kijken naar duurzame transport middelen van zijn Ministerie en de staatsbedrijven voor het goede voorbeeld? Bijvoorbeeld ook door chauffeurs van bewindspersonen het nieuwe rijden aan te leren.

Antwoord

Ik heb op 11 september jl. het plan van aanpak maatschappelijk verantwoord inkopen (MVI) aan uw Kamer gestuurd. Daarin is onder andere het verduurzamen van de bedrijfsvoering van overheden opgenomen. Ik verken op dit moment de mogelijkheden van een pilot op het terrein van elektrisch rijden voor de auto’s van mijn ministerie. Voor wat betreft het ‘nieuwe rijden’, de chauffeurs moeten jaarlijks rijvaardigheidscursussen doen en daarbij is het nieuwe rijden een onderdeel.


Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

85. Dijkgraaf (SGP):

Er worden nog veel te veel regels opgelegd. Regelmatig krijgt de Kamer wetsvoorstellen zonder regeldrukparagraaf. Is Minister voor regeldruk bereid ervoor te zorgen dat voorstellen zonder regeldrukparagraaf teruggestuurd worden?

Antwoord

Eén van de pijlers van het regeldrukbeleid is dat voorstellen van wet- en regelgeving voorzien moeten zijn van een regeldrukparagraaf. De coördinerende departementen controleren in de aanloop naar de MR ook of aan die verplichting wordt voldaan.

Actal heeft er op gewezen dat de kwaliteit van de regeldrukparagrafen de afgelopen periode verbeterd is, maar nog wel beter zou moeten. De kwaliteit van de regeldrukparagraaf heeft mijn aandacht. Indien nodig spreek ik mijn collega’s daar op aan.

86. Dijkgraaf (SGP):

SGP sluit zich aan bij de vraag van de ChristenUnie; hoe waardeert de Minister het groen onderwijs?

Antwoord

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 67.

87. Dijkgraaf (SGP):

Betaaltermijnen bedrijven, we hebben een brief gekregen. Kan er nou niet meer aan dit probleem gedaan worden?

Antwoord

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 66.

Vragen en opmerkingen van de leden van de GrKÖ-fractie

88. Öztürk (GrKÖ):

Graag meer aandacht voor de ambachtseconomie, dit komt geen enkele keer in de begroting voor. Terwijl deze sector € 0,5 mln. nieuwe vakmensen zoekt de komende jaren. Daar moet de minister op inzetten. EZ moet regierol nemen en SZW en OCW meeslepen. Zorg dat vaardigheden van vakmensen die met pensioen gaan niet verloren gaan. Kies voor een ‘meester en gezel’-model in plaats van allerlei specialistische opleidingen. Zou kunnen via vouchersysteem om fraude te voorkomen. Is de minister bereid om dit idee grootschalig over te nemen en om op korte termijn met een actieplan voor de ambachtseconomie te komen?

Antwoord

Ik overweeg geen actieplan speciaal voor de ambachtseconomie. Ik erken samen met u dat de ambachtseconomie een belangrijk onderdeel van de economie is. Net zoals dat geldt voor andere sectoren zoals de bouw, de handel of de zakelijke dienstverlening.

Ik neem daarom maatregelen die alle sectoren ten goede komen. Zo verbeter ik met het actieplan mkb financiering de mogelijkheden van het mkb om aan financiering te komen. In de periode 2009-2014 is daarvoor ruim 10 miljard euro aan financiering mogelijk gemaakt die anders niet of onvoldoende tot stand zou zijn gekomen. Hier kunnen in principe alle bedrijven van profiteren, ook bedrijven in de ambacht.

Als het gaat om regeldruk voer ik wel specifiek beleid om ambachtsbedrijven meer ruimte te geven hun ambacht uit te oefenen. Begin 2015 ben ik gestart met de maatwerkaanpak Winkelambacht. Ondernemers uit het winkelambacht (kappers, slagers, bakkers, schoenherstellers en bloemisten) hebben mij begin april een rapport met voor hen prioritaire knelpunten aangeboden die zij graag opgelost zien. Momenteel werkt het kabinet samen met vertegenwoordigers van het winkelambacht, toezichthouders, uitvoeringsorganisaties en gemeenten om deze knelpunten naar tevredenheid van de ondernemers op te lossen. Eind dit jaar zal het actieplan waarin is uitgewerkt welk knelpunt door wie wanneer wordt opgelost, naar uw Kamer gaan.

Ik hecht tenslotte aan een goede feitenbasis over het mkb. In reactie op uw motie inzake data voor en over ambachtsbranches heb ik u onlangs laten weten hier de nodige inspanningen te willen ondernemen. Daarbij gaat het zowel om meer gedetailleerde basisdata als om het faciliteren van het gesprek om bij de verdere ontwikkeling van de branchemonitor door het CBS (een benchmark instrument) input vanuit het bedrijfsleven te betrekken, waaronder de ambachtssector.

89. Öztürk (GrKÖ):

Positief over creatieve oplossingen van ONL in haar schaduwbegroting, zoals de ondernemersbank en mkb financieringsvoucher. Wat gaat u met die initiatieven doen? Graag een reactie van de minister op de voorstellen van ONL.

Antwoord

De zogenaamde ondernemersbank van ONL verstrekt zelf geen financiering aan het mkb, maar bemiddelt voor ondernemers die financiering zoeken. Financieringsvouchers zijn een middel om dergelijke bemiddeling te bekostigen. Omdat er in de markt veel verschillende intermediairs al actief zijn voor het mkb, en ik vouchers in dit verband niet kosteneffectief acht, zie ik geen aanleiding om deze initiatieven met publieke middelen te ondersteunen. Met de publiek-private Nationale Financieringswijzer zorg ik dat alle financieringsvormen inzichtelijk worden voor ondernemers en wordt doorverwezen naar relevante aanbieders.

90. Öztürk (GrKÖ):

Bedrijfsoverdracht: In 2015 verdwijnen veel bedrijven, jaarlijks voor 4 miljard aan kapitaalverlies. Net zoveel als de EZ begroting. Door bedrijfsopheffingen gaat 2% van de banen verloren. Dat zijn 150.000 banen. Bent u bereid om te zorgen dat werknemers banen kunnen behouden? Problemen moeten door minister worden aangepakt, organisaties lukt het niet.

Antwoord

Bedrijfsopheffingen horen bij een gezonde markt en waar vraag is naar goederen en diensten, zoals blijkt uit het onderzoek van Panteia uit 2014 naar bedrijfsoverdracht, wordt de plaats van een stoppende ondernemer doorgaans snel ingenomen door een andere ondernemer. Hierdoor gaat er weinig werkgelegenheid verloren. Daarnaast zijn veel private dienstverleners actief op de markt die het proces van bedrijfsoverdracht en –beëindiging faciliteren en waardoor kapitaal- en waardeverlies voorkomen wordt.

91. Öztürk (GrKÖ)

Investeer in wijkeconomie. Rijk moet gemeenten faciliteren om te investeren in de wijk en in de kleine ondernemers. Graag een reactie.

Antwoord

Het regionaal economisch beleid is gedecentraliseerd. Het Rijk heeft geen verantwoordelijkheden voor investeringen op wijkniveau. Dit is primair aan gemeenten zelf. Vanuit het Rijk is Qredits in het hele land actief om kleine kredieten en coaching te bieden aan ondernemers.


  1. Kamerstukken 2015D33532 en 2015D33502↩︎

  2. Kamerstukken 2015D33532 en 2015D33502↩︎