Verslag van de bijeenkomst van het Gemengd Comité en de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 8 en 9 oktober 2015 te Luxemburg
Bijlage
Nummer: 2015D40461, datum: 2015-10-27, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Verslag van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken op 8 en 9 oktober 2015 (2015D40459)
Preview document (🔗 origineel)
Verslag van de bijeenkomst van het Gemengd Comité en de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 8 en 9 oktober 2015 te Luxemburg Belangrijkste resultaten Binnenlandse Zaken / Immigratie en Asiel In de Raad was overeenstemming over een versterkt mandaat van Frontex. Frontex moet in staat worden gesteld om sneller te reageren in crisissituaties. De Commissie zal hiertoe nu voorstellen uitwerken. De Raad heeft verder conclusies aangenomen met betrekking tot de toekomst van het terugkeerbeleid. Daarnaast zijn de voorstellen ten aanzien van een permanent herplaatsingsmechanisme en de lijst van veilige landen terugverwezen voor verdere ambtelijke voorbereiding. Tot slot hebben de lidstaten de voorbereidingen van de Top in Valletta en de Westelijke Balkanconferentie besproken. Veiligheid en Justitie Terrorismebestrijding: de Raad nam conclusies aan die betrekking hebben op een betere benutting van de middelen ter bestrijding van de illegale handel in vuurwapens. Ook concludeerde het Voorzitterschap dat de Raad heeft gekozen voor een proportionele benadering van de spoorwegveiligheid. Bestrijding georganiseerde en zware criminaliteit: de Raad heeft afgesproken in de Operationele Actieplannen van de EU-beleidscyclus zware en georganiseerde criminaliteit voor 2016 en 2017 rekening te houden met het fenomeen van grensoverschrijdende criminaliteit gepleegd in verband met criminele motorbendes. Hernieuwde strategie voor interne veiligheid voor de EU (2015-2020): het Voorzitterschap presenteerde een nieuwe benadering om in de strategie voor interne veiligheid voor de EU voor 2015-2020 meer dynamiek aan te brengen en te kunnen inspelen op actualiteiten. De Raad stemde in met deze nieuwe werkwijze voor implementatie van de Interne Veiligheid Strategie 2015 – 2020. Richtlijn gegevensbescherming voor opsporing en vervolging: De Raad bereikte een algemene benadering ten aanzien van de richtlijn gegevensbescherming voor opsporing en vervolging. Er was brede steun onder de lidstaten. De onderhandelingen met het Europees Parlement zullen beginnen op 27 oktober. Arrest Schrems: De Commissie gaf een toelichting op de mogelijke gevolgen van de uitspraak van het Hof van Justitie inzake de zaak C-362/14 (Maximillian Schrems v. Data Protection Commissioner) d.d. 6 oktober jl (Schrems-arrest). De Commissie gaf aan de onderhandelingen met de VS te zullen intensiveren, maar ook dat een concrete deadline voor afronding daarvan nog niet te geven is. De prioriteit op korte termijn is continuering van de bescherming van persoonlijke gegevens en het vinden van alternatieve rechtsgrondslagen voor overdracht van gegevens naar de VS. Europees Openbaar Ministerie: Het Voorzitterschap concludeerde dat de JBZ-Raad in ruime mate steun geeft aan de voorliggende tekst voor de artikelen 24, 25, 26, 27, 28, 28a, 29, 30, 31, 32, 33 en 35. Het concludeerde voorts dat verder werk nodig is, met name ook met het oog op samenhang tussen de verschillende bepalingen uit de ontwerpverordening. Ontbijtbespreking PIF-richtlijn: Veel lidstaten toonden bereidheid om ten behoeve van de triloog, een compromis te verkennen aangaande het onder de reikwijdte van de PIF-richtlijn brengen van btw-fraude, waarbij vooral wordt gedacht aan een inkadering (bv. ernstige zaken, grensoverschrijdende zaken, carrousel fraude). Het Voorzitterschap concludeerde dat op technisch niveau zal worden getracht om mogelijke compromissen uit te werken. Lunchbespreking toetreding EU tot EVRM: Het Voorzitterschap concludeerde op basis van de bespreking dat het de Commissie zal uitnodigen om aan de Raad van Europa duidelijk te maken dat de EU vastberaden is om toe te treden tot het EVRM en daarnaast om te komen met een gedetailleerde (ook technische) analyse van de daarvoor nog te nemen stappen. I. Gemengd Comité 1. De toekomst van het beleid inzake het beheer van de buitengrenzen - Algemeen debat Het debat in het Gemengd Comité richtte zich met name op de toekomst van Frontex, waar grote overeenstemming bestond over de wenselijkheid van het versterken van het mandaat van Frontex. Frontex moet beter in staat worden gesteld om te reageren op crisissituaties en moet lidstaten beter kunnen ondersteunen in het beheer van de buitengrenzen. Een aantal lidstaten benadrukte de primaire verantwoordelijkheid die Lidstaten hebben voor het beheer van de buitengrenzen. De Commissie werkt aan voorstellen om het mandaat van Frontex en het beheer van de buitengrenzen te versterken. Op deze manier kan er adequatere hulp worden geboden aan lidstaten met het beheer van de buitengrenzen. De Commissie riep de lidstaten bovendien op om personeel bij te dragen aan de verschillende Frontex-operaties. Nederland merkte hier op dat voor het welslagen van andere maatregelen, zoals de hotspots en herplaatsing, het versterken van de buitengrenzen cruciaal is. Het Gemengd Comité richtte zich vervolgens op het inzetten van technologie voor grensbeheer. De Europese Commissie stelde dat de stijgende reizigersaantallen en veiligheidszorgen tot investeringen nopen, hier is het slimme grenzenpakket een essentieel onderdeel van. Het is voor Nederland van belang dat de balans tussen veiligheid en mobiliteit zorgvuldig bewaard blijft. Daarnaast heeft de Europese Commissie aangegeven bereid te zijn om meer Schengenevaluaties uit te voeren. 2. De toekomst van het terugkeerbeleid a. Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad betreffende een Europees actieplan inzake terugkeer b. Aanbeveling voor een Europees Handboek over terugkeer c. Ontwerpconclusies van de Raad In de Raad bestond brede steun voor het Actieplan Terugkeer van de Europese Commissie. Het Voorzitterschap benadrukte dat het huidige Europese terugkeerbeleid verouderd is en dat het niet leidt tot tevredenheid. De Raad heeft conclusies aangenomen met betrekking tot de toekomst van het terugkeerbeleid. In de raadsconclusies benadrukt de Raad dat een effectief terugkeerbeleid een essentieel onderdeel vormt van het Europese migratiebeleid. Het voornaamste knelpunt in de lage terugkeerratio is de beperkte bereidheid van derde landen om mee te werken, het Actieplan benadrukt de opschaling van samenwerking met die derde landen. In het verlengde hiervan is in de Raadsconclusies een paragraaf met de Nederlandse visie meer-voor-meer opgenomen. In brede zin werd het belang van terugkeer erkend voor het goed functioneren van de nationale asielsystemen in algemene zin, en expliciet voor de hotspots. De lidstaten onderstreepten de noodzaak om terugkeer te plaatsen in de brede contacten en samenwerking van zowel de Unie als van de lidstaten. 3. Visumbeleid a. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de visumcode van de Unie (herschikking) b. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een rondreisvisum en tot wijziging van de Schengenuitvoeringsovereenkomst en van de Verordeningen (EG) nr. 562/2006 en nr. 767/2008 = oriënterend debat/voortgangsverslag Het Voorzitterschap presenteerde kort een nota waarin het de Raad een consistente en alomvattende benadering voorstelt waar rekening wordt gehouden met inspanningen op het gebied van readmissie, veiligheid en grenzen, terwijl gewerkt wordt aan een positieve benadering van het visumbeleid ten behoeve van de Europese economie en in het bijzonder het toerisme. Hierop werd door geen enkele lidstaat geïntervenieerd en de discussie zal worden voortgezet in de Raadswerkgroep. II. Binnenlandse Zaken / Immigratie en Asiel Raad - wetgevende besprekingen 4. Follow-up van de wetgevingsvoorstellen van 9 september 2015 a. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een crisisherplaatsingsmechanisme en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend b. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een gemeenschappelijke EU-lijst van veilige landen van herkomst voor de toepassing van Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming, en tot wijziging van Richtlijn 2013/32/EU Het Voorzitterschap concludeerde dat de voorstellen inzake een permanent herplaatsingsmechanisme en de lijst van veilige landen van herkomst nader dienen te worden besproken, ook ten behoeve van de trilogen met het Europees Parlement. Namens Nederland werd nogmaals onderstreept dat het voorstel voor een permanent herplaatsingsmechanisme niet ver genoeg gaat en dat wat Nederland betreft in dit systeem ook een verdeling van álle ingediende asielaanvragen wordt opgenomen. Er is in de Raad niet gesproken over onder welke omstandigheden gesproken kan worden over een crisis, de absorptiecapaciteit van lidstaten of de verdeelsleutel. Tijdens de bespreking over de voorlopige maatregelen op het gebied van internationale bescherming ten gunste van Italië en Griekenland, werd door enkele lidstaten de noodzaak van juiste registratie onderstreept. Raad – niet wetgevende besprekingen 5. Besluit van de Raad tot vaststelling van voorlopige maatregelen op het gebied van internationale bescherming ten gunste van Italië en Griekenland, vastgesteld op 14 september = Verslag over de tenuitvoerlegging De Raad besprak de voortgang met betrekking tot de operationalisering van de hotspots in Italië en Griekenland en de verzoeken van Frontex en EASO voor verdere bijstand in personeel en materieel. De implementatie van de herplaatsingsbesluiten is aangevangen, waarbij met name de hotspots in Italië beginnen te functioneren. In de bespreking kwam onder meer het belang van voldoende opvangcapaciteit, de aard van de opvang en het risico van secundaire bewegingen naar andere lidstaten aan de orde. De Commissie riep de lidstaten op hun concrete bijdragen zo snel mogelijk kenbaar en beschikbaar te maken. 6. De toekomst van het terugkeerbeleid = Aanneming van conclusies Zie onder 2. De Raad nam de conclusies aan. 7. Diversen a. Top in Valetta, 11-12 november 2015 = informatie van het Voorzitterschap De Raad werd bijgepraat over de ambtelijke voorbereidingen van de Top met de Afrikaanse Unie in Valletta op 11 en 12 november. Doel van de Top is om te komen tot een politieke verklaring en een actieplan op het gebied van migratie en ontwikkelingssamenwerking. Ter voorbereiding op de Top zullen nog drie bijeenkomsten plaatsvinden waar deze documenten zullen worden uitgewerkt. Het Voorzitterschap riep lidstaten op om op het hoogste niveau deel te nemen. Uit de verschillende interventies kwam nadrukkelijk naar voren dat alle lidstaten veel belang hechten aan deze Top. Verwacht wordt dat de uitkomsten van de Top zich zullen richten op de grondoorzaken voor migratie, de aanpak van illegale migratie inclusief terugkeer, bevorderen van legale migratie en mobiliteit, de aanpak van mensensmokkel en het bevorderen van internationale bescherming en asiel. Sleutelwoorden waren partnerschappen, gezamenlijkheid en lange-termijn oplossingen. In algemene zin is er brede erkenning van de grondoorzaken voor migratie naar Europa en de uitdagingen waar met name de Afrikaanse partners tegenover staan. Tegelijkertijd wordt binnen de Raad breed gedragen dat van de landen van herkomst ook meer samenwerking mag worden verwacht op het gebied van migratie. b. Conferentie op hoog niveau over de route door het oostelijke Middellandse Zeegebied en de Westelijke Balkan en marge van de Raad = informatie van het Voorzitterschap En marge van de JBZ-Raad vond op 8 oktober onder voorzitterschap van de Hoge Vertegenwoordiger en de Luxemburgse minister van Buitenlandse Zaken en Migratie de conferentie op hoog niveau over de Westelijke Balkan/Oostelijke Mediterrane route plaats. De conferentie richtte zich op de gemeenschappelijke uitdaging van het beheersbaar maken van de huidige migratieproblematiek via deze routes. Deelnemers waren de ministers van buitenlandse zaken en van migratie van de EU-lidstaten, geassocieerde landen, de door de migratiestromen meest getroffen derde landen en een aantal internationale organisaties. Centraal stond de noodzaak voor nauwere samenwerking en de gedeelde verantwoordelijkheid voor de problematiek. De conferentie bood de gelegenheid aan Turkije, Libanon, Jordanië en de Westelijke Balkanlanden om de situatie in hun land met betrekking tot de opvang van vluchtelingen en de stromen van irreguliere migranten nader toe te lichten. Internationale organisaties als UNHCR, IOM en WFP benadrukten het belang van goede opvang voor vluchtelingen in de buurlanden van Syrië en riepen op tot een versterkte inzet op dit terrein. Nederland heeft tijdens de bijeenkomst opgeroepen tot een nieuwe overeenkomst tussen alle betrokken partners, alsmede de noodzaak voor concrete ondersteuning voor de buurlanden van Syrië. Tevens werd het belang benadrukt om deze samenwerking in samenhang te bezien: ondersteuning van betrokken landen, registratie van vluchtelingen, effectieve terugkeer, en de aanpak van mensensmokkel zijn daarbij essentieel. Aandacht werd gevraagd voor de Nederlandse middellangetermijnvisie op de aanpak van de problematiek en de hiertoe noodzakelijke inzet op veilige en duurzame opvang in de regio, in combinatie met versterkte hervestiging. Bij acclamatie werd een verklaring aangenomen waarin het belang van gezamenlijke actie op basis van solidariteit werd benadrukt, alsmede het respect voor internationale verplichtingen en mensenrechten. Actie zal worden genomen op de volgende terreinen: versterking van de ondersteuning van Jordanië, Libanon en Turkije bij de opvang van vluchtelingen; ondersteuning van de meest getroffen transitlanden o.a. op het gebied van humanitaire hulp, opvang, grensbewaking en informatie-uitwisseling; versterkte samenwerking teneinde mensensmokkel en –handel aan te pakken; de aanpak van de grondoorzaken van migratie; en de samenwerking met herkomstlanden van irreguliere migranten met name op het gebied van terugkeer. Tevens zal verder worden ingezet op het engageren van de brede internationale gemeenschap teneinde een politieke oplossing voor het conflict in Syrië te vinden, financiële ondersteuning te versterken en hervestigingsmogelijkheden te vergroten. De EU zegde steun toe in de vorm van verhoogde financiële bijdragen en technische samenwerking. III. Veiligheid en Justitie, Grondrechten en Burgerschap Raad - wetgevende besprekingen 8. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad over het gebruik van persoonsgegevens van passagiers voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische misdrijven en zware criminaliteit = voortgangsverslag Het Voorzitterschap deed mondeling verslag van de werkzaamheden op dit dossier waarover inmiddels 2 trilogen hebben plaatsgevonden. Voor het einde van dit jaar volgen nog 5 trilogen. Uit de besprekingen komt naar voren dat lidstaten en Europees Parlement ver uit elkaar liggen voor wat betreft de bewaartermijn en de reikwijdte. Doel van het Voorzitterschap is om voor het einde van 2015 een akkoord te bereiken Het Voorzitterschap riep de lidstaten nogmaals op om met hun nationale parlementen te spreken, opdat die overtuigd worden van de meerwaarde van PNR voor de veiligheid van de burgers. Er waren geen interventies van lidstaten. Het Voorzitterschap concludeerde dat de Raad nota heeft genomen van de voortgang in het EU-PNR dossier. 9. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens = algemene benadering De Commissie gaf aan het voorliggende voorstel een goed compromis te vinden, op basis waarvan de triloog kan starten. De Commissie is akkoord met de huidige (delicate) balans tussen de belangen van de handhavingsautoriteiten en de rechten van individuele burgers. De Commissie gaf aan wel te hopen dat nog enkele zorgpunten tijdens de triloog verholpen zullen worden: dit betreft de verhouding tussen artikel 60 (“grandfather clause”) en artikel 351 VWEU, de toedeling van bevoegdheden van de toezichthoudende autoriteit (artikel 46), mede in het licht van de recente uitspraak in de Schrems-zaak, en de inwerkingtredingstermijn van drie jaar. In elk geval zullen de richtlijn en de verordening op het zelfde moment in werking moeten treden. De lidstaten die intervenieerden, gaven aan te kunnen instemmen met een algemene benadering. Enkele lidstaten vroegen aandacht voor de gevolgen van de uitspraak in de zaak Schrems. Het Voorzitterschap concludeerde dat er brede steun is voor de algemene benadering. De onderhandelingen met het Europees Parlement zullen beginnen op 27 oktober. Een akkoord het gehele pakket voor het einde van dit jaar is volgens het Voorzitterschap nog steeds mogelijk. 10. Voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van het Europees Openbaar Ministerie (EOM) = gedeeltelijke algemene benadering Het Voorzitterschap vroeg de Raad om in te stemmen met een gedeeltelijke algemene benadering ten aanzien van een aantal artikelen uit de ontwerpverordening. Het betreft de artikelen 24, 25, 26, 27, 28, 28a, 29, 30, 31, 32, 33 en 35. Daaronder zijn artikel 26, dat grensoverschrijdende samenwerking binnen het EOM betreft, en artikel 31, dat betrekking heeft op de toelaatbaarheid en beoordeling van in een andere lidstaat verzameld bewijs door de rechter die de zaak uiteindelijk inhoudelijk behandelt. Artikel 25 betreft de lijst met onderzoeksmaatregelen die Europese gedelegeerde aanklagers tot hun beschikking moeten krijgen en artikel 35 betreft de procedurele waarborgen. De voorliggende tekst in document 12174/15 biedt volgens het Voorzitterschap een goed evenwicht tussen de verschillende posities van lidstaten. De Commissie gaf steun aan een gedeeltelijke algemene benadering. De Commissie gaf aan zorgen te hebben over enkele punten in de voorliggende artikelen. Met betrekking tot artikel 25 (onderzoeksmaatregelen) gaf de Commissie aan te hechten aan uniformiteit van de onderzoeksmaatregelen die het EOM in alle participerende lidstaten ter beschikking moet hebben. De huidige tekst draagt, als gevolg van verwijzingen naar nationaal recht, volgens de Commissie het risico in zich dat een versnipperde aanpak ontstaat. Als compromis presenteerde de Commissie een aanvulling op de tekst, erin bestaand dat lidstaten moeten notificeren voor welke feiten zij bepaalde onderzoeksmaatregelen beschikbaar hebben. Met betrekking tot artikel 31 (toelaatbaarheid bewijs) gaf de Commissie aan vast te houden aan het standpunt dat alleen naar het Handvest van de grondrechten zou moeten worden verwezen en niet naar nationaal recht. Met betrekking tot artikel 35 (procedurele waarborgen) pleitte de Commissie, mede onder verwijzing naar de positie van het Europees Parlement, voor een ruimere regeling voor rechtsbijstand en toegang tot bewijsstukken. De Minister gaf aan dat Nederland niet kan instemmen met het voorliggende voorlopige onderhandelingsresultaat. Gegeven de politieke gevoeligheid waarmee dit dossier in Nederland is omgeven en de grote mate van betrokkenheid van het Parlement, is Nederland niet in de positie om akkoord te geven aan een gedeeltelijke algemene benadering ten aanzien van de voorliggende artikelen. Voor dit dossier geldt zeer nadrukkelijk het adagium “nothing is agreed untill everything is agreed”. De Minister pleitte voor een vergelijkbare uitkomst als na de JBZ-Raad van juni 2015, een formulering in de trant van van “broad conceptual support”. De overige lidstaten reageerden langs de volgende lijnen. De meeste lidstaten steunden de gedeeltelijke algemene benadering, maar veel lidstaten gaven ook aan op technisch niveau nog eens goed te willen kijken naar de voorliggende artikelen. Enkelen benadrukten het adagium “nothing is agreed untill everything is agreed”. Er werd daarnaast enkele malen benadrukt dat het belangrijk is dat rekening wordt gehouden met alle nationale rechtssystemen en rechtstradities, want het EOM moet draagvlak hebben onder zoveel mogelijk lidstaten. Er werd tegelijkertijd door enkele lidstaten gepleit voor behoud van ambitie bij de oprichting van het EOM: zij vinden dat het EOM voldoende instrumenten moet hebben om effectief onderzoek te kunnen doen. Dit is ook belangrijk voor de geloofwaardigheid van het EOM. De Commissie steunde dit pleidooi. De lidstaten die reageerden op het net gepresenteerde voorstel van de Commissie voor aanvulling op artikel 25, gaven aan dat te steunen. Het Voorzitterschap concludeerde dat de JBZ-Raad in ruime mate steun geeft aan de voorliggende tekst voor de artikelen 24, 25, 26, 27, 28, 28a, 29, 30, 31, 32, 33 en 35. Het concludeerde voorts dat verder werk nodig is, met name ook met het oog op samenhang tussen de verschillende bepalingen uit de ontwerpverordening. 11. Diversen = Informatie van het voorzitterschap over ter tafel liggende wetgevingsvoorstellen = Richtlijn 2012/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten: omzetting = Informatie van de Commissie Het Voorzitterschap verwees enkel naar het rondgestuurde overzicht over ter tafel liggende wetgevingsvoorstellen. De Commissie herinnerde de lidstaten aan de noodzaak dat zij richtlijnen daadwerkelijk implementeren, ook op JBZ-terrein. De Commissie haalde in dit verband de slachtofferrichtlijn aan die beoogt gunstige gevolgen te hebben voor de positie van slachtoffers. Vijf weken na deze Raad, is de deadline voor implementatie door lidstaten. Raad - niet wetgevende besprekingen 12. Terrorismebestrijding a. Conclusies van de Raad met het oog op een betere benutting van de middelen ter bestrijding van de illegale handel in vuurwapens (doc.12449/15) = Aanneming Het Voorzitterschap wees in het bijzonder op de aanbevelingen 6 en 7 (herziening wetgeving en de verbetering van de informatie-uitwisseling) uit de voorliggende Raadsconclusies. De Commissie gaf aan dat bestrijding van de illegale handel in vuurwapens verbeterde EU-wetgeving vereist, alsook verbeterde informatie-uitwisseling en goede operationele samenwerking. De Commissie werkt daar nu aan en noemde de nieuwe regels met betrekking tot het deactiveren van vuurwapens en de herziening van Richtlijn 91/477. De Commissie sprak zorgen uit wat betreft minimumstandaarden, en deelde mede voorstander te zijn van sterke gemeenschappelijke standaarden. Geen van de lidstaten intervenieerde. Het Voorzitterschap concludeerde dat de Raadsconclusies door de JBZ-Raad zijn aangenomen. b. Monitoring van de afgesproken acties De EU-Contra Terrorisme Coördinator (CTC) gaf een toelichting op zijn rapport (doc.12318/15). Hij noemde in het bijzonder de EU-Internet Referral Unit (IRU) bij Europol, ontwikkelingen van het Syria Strategic Communications Advisory Team (SSCAT) dat inmiddels twaalf lidstaten heeft geadviseerd, de omzetting van het Radicalisation Awareness Network in een Center of Excellence en de samenwerking met Tunesië. Op 19 oktober 2015 vindt de conferentie over radicalisering in gevangenissen plaats. Benadrukt het belang van preventie. Het Voorzitterschap lichtte toe dat op basis van het rapport 5 prioritaire acties zijn opgesteld waarop voor het einde van dit jaar voortgang moet zijn geboekt (doc.12551/15). Het Voorzitterschap verzocht de lidstaten in te stemmen met de acties: implementatie van de gemeenschappelijke risico-indicatoren ter verbetering van de controles aan de buitengrenzen, verbetering van de informatie -uitwisseling (SIS II, Interpol en Focal Point Travellers), internet, en de interne-externe samenwerking met extra aandacht voor Tunesië. De Commissie meldde dat het voorstel voor de herziening van het Kaderbesluit Terrorisme eind 2016 komt en dat het EU Internet Forum wordt gelanceerd op 2 december 2015. De Commissie riep lidstaten op om voldoende menskracht ter beschikking te stellen van de EU-IRU. De Commissie wees ook op de oprichting van het RAN Center of Excellence, waarvoor de Commissie 25 miljoen euro ter beschikking heeft gesteld, en dat klaar staat om Turkije te ondersteunen. België gaf een korte mondelinge terugkoppeling van de bijeenkomst van de EU-kopgroep jihadisme op 8 oktober vlak voor de JBZ-Raad. Gesproken is over de werkzaamheden van het SSCAT en de wens is uitgesproken financiering hiervan te verlengen voor een periode van 3 jaar, welk verzoek aan de Commissie werd gedaan. Verder heeft de kopgroep aangegeven dat vaart moet worden gemaakt met de implementatie van de risico-indicatoren. De lidstaat die na België intervenieerde, wees op het belang van het gebruik van SIS-II. Het Voorzitterschap concludeerde dat de JBZ-Raad instemt met de 5 voorgestelde prioriteiten voor de korte termijn en dat COSI belast wordt met de follow-up. Er volgt rapportage hierover in de JBZ-Raad van 4 en 5 december 2015. c. Spoorwegveiligheid: informatie over de recente ontwikkelingen Het Voorzitterschap gaf een terugkoppeling van de lunchbespreking in de Transport Raad waar over dit onderwerp is gesproken, mede op basis van de uitkomsten vergadering van de LANDSEC (Land Transport Security Expert Group) van 11 september 2015, die ging over de voorstellen van Commissie. Alle lidstaten zijn het er over eens dat voor de veiligheid op het spoor een proportionele benadering dient te worden gekozen. De trein is en blijft een open transportsysteem. Als mogelijke acties wordt gekeken naar de verbetering van de uitwisseling van informatie tussen politie en andere diensten. Daarnaast zal de Commissie een studie uitvoeren naar welke concrete en evenwichtige maatregelen genomen kunnen worden. Uitkomsten van die studie zullen in 2016 beschikbaar zijn. Tot slot zal gekeken worden naar de verbetering van de technologie ter verhoging van de veiligheid. Het Voorzitterschap meldde dat de Ministers van Transport zijn geïnformeerd over de Raadsconclusies over vuurwapens van heden. De Commissie gaf aan het standpunt te ondersteunen dat een effectief en goed transportsysteem gehandhaafd moet blijven. Spoorwegveiligheid dient gebaseerd te zijn op een evenwichtige benadering. De Commissie gaf aan dat prioriteit moet worden gegeven aan praktische maatregelen, zoals de opzet van risico-evaluaties die ook in de luchtvaartbeveiliging bekend zijn. Ook valt te denken aan training van personeel. Vanuit een lidstaat werd nog nadruk gelegd op de verbetering van informatie-uitwisseling, met name SIS II moet beter worden gebruikt. Het Voorzitterschap concludeerde dat de JBZ-Raad kennis heeft genomen van de resultaten van de LANDSEC-vergadering van 11 september 2015, welke zijn bevestigd door de Ministers van Transport. De Raad heeft gekozen voor een proportionele benadering van de spoorwegveiligheid en heeft met instemming gereageerd op het voornemen van de Commissie om een studie te laten uitvoeren. 13. Bestrijding van georganiseerde en zware internationale criminaliteit a. Stand van zaken implementatie EU-prioriteiten zware en georganiseerde criminaliteit In een besloten sessie heeft de directeur van Europol de ministers geïnformeerd over de recente en komende operationele acties van Europol. b. Grensoverschrijdende criminaliteit in verband met criminele motorbendes = Informatie van België België lichtte aan de hand van het voorliggende document de problematiek toe van de criminele motorbendes. Een onderwerp dat ook valt binnen de operationele actieplannen (OAP’s) van de EU-beleidscyclus zware en georganiseerde criminaliteit. België verzocht dat met dit aspect rekening wordt gehouden in de OAP’s voor 2016 en 2017. Alleen politiële en justitiële aanpak van dit fenomeen is niet voldoende. Volgens België moet ook de bestuurlijke aanpak hierbij betrokken worden. Wat dat laatste betreft, is ook een rol weggelegd voor het informeel Netwerk bestuurlijke aanpak. Dat Netwerk zou nader onderzoek kunnen doen en gerichte grensoverschrijdende projecten kunnen ontwikkelen. De Commissie sprak steun uit om aandacht te besteden aan dit fenomeen, alsook voor de samenwerking in het kader van de bestuurlijke aanpak. De Commissie gaf aan dat financiële middelen hiervoor ter beschikking kunnen worden gesteld en verwees ook naar de plannen van het inkomend Nederlandse Voorzitterschap. Het Voorzitterschap concludeerde dat de Raad heeft afgesproken in de OAP’s 2016 en 2017 rekening te houden met dit fenomeen. De Raad heeft ook ingestemd met een coördinerende rol van COSI bij de implementatie van de aanpak zoals voorgesteld in het bovengenoemde document. En marge van de Raad sprak de Minister van Veiligheid en Justitie met de Belgische minister van binnenlandse zaken Jambon en de Duitse staatssecretaris van binnenlandse zaken Krings af, dat de regionale samenwerking bij de aanpak van criminele motorbendes door Nederland, België en Duitsland, alsook door in Beneluxverband, als volgt wordt geïntensiveerd: 1. De aanpak van grensoverschrijdende criminaliteit door motorbendes vereist zowel een justitiële als bestuurlijke toepasselijke aanpak; 2. Nederland, België, Luxemburg en Duitsland zullen de mogelijkheden in kaart brengen voor de intensivering van de grensoverschrijdende bestuurlijke informatie-uitwisseling; 3. Nederland, België, Luxemburg en Duitsland zullen best practices delen op het gebied van het verbieden van motorbendes en het strafrechtelijk onderzoeken en vervolgen van deze bendes als criminele organisaties. 4. De Benelux-landen zullen hun bestaande verdrag aangaande politiesamenwerking aanpassen om grensoverschrijdende bestuurlijke informatie-uitwisseling tussen lokale autoriteiten mogelijk te maken. 14. Hernieuwde strategie voor interne veiligheid voor de EU (2015- 2020) = Verslag over de tenuitvoerlegging Het Voorzitterschap lichtte toe dat het met het voorliggende document (10854/15) een nieuwe benadering heeft gekozen voor de implementatie van de strategie voor interne veiligheid voor de EU. Voor het Luxemburgse Voorzitterschap waren vuurwapens, illegale migratie, de Europol verordening en EU-PNR prioriteiten. COSI (Permanent Comité operationele samenwerking op het gebied van de binnenlandse veiligheid) is belast met het monitoren van de implementatie. Het doel van de nieuwe benadering is om in de strategie meer dynamiek aan te brengen en te kunnen inspelen op actualiteiten. Het voorliggende document heeft alleen betrekking op de zes maanden van het Luxemburgse Voorzitterschap maar moet ook gezien worden als basis voor opvolgende Voorzitterschappen. Het inkomend Voorzitterschapstrio zal deze werkwijze voortzetten en met een plan voor de volgende achttien maanden komen. Er waren geen interventies van de lidstaten. Het Voorzitterschap concludeerde dat de JBZ-Raad heeft ingestemd met dit document (10854/15) en de gekozen werkwijze voor implementatie van de Interne Veiligheid Strategie 2015 – 2020. 15. Gevolgen van het arrest Maximilian Schrems/Data Protection Commissioner van 6 oktober 2015 (Zaak C-362/14) = Informatie van de Commissie De Commissie gaf een toelichting op de mogelijke gevolgen van de uitspraak van het Hof van Justitie inzake de zaak C-362/14 (Maximillian Schrems v. Data Protection Commissioner) d.d. 6 oktober jl (Schrems-arrest). Essentie van de uitspraak is de ongeldigverklaring van de Safe Harbour-overeenkomst met de VS. Verder heeft het Hof bepaald dat nationale toezichthouders zelfstandig een oordeel mogen vellen over het niveau van gegevensbescherming in een derde land, onafhankelijk van “adequacy-decisions” die door de Commissie zijn genomen ten aanzien van dat land. De Commissie gaf aan de onderhandelingen met de VS te zullen intensiveren, maar ook dat een concrete deadline voor afronding daarvan nog niet te geven is. De prioriteit op korte termijn is continuering van de bescherming van persoonlijke gegevens en het vinden van alternatieve rechtsgrondslagen voor overdracht van gegevens naar de VS. In de tussentijd is richtlijn 95/46 nog steeds van kracht en zijn er alternatieve rechtsgrondslagen beschikbaar op basis waarvan overdracht van gegevens nog steeds mogelijk is. Na 16 oktober zal de artikel 29 werkgroep met “guidance” over deze alternatieven komen. Commissaris Jourová heeft contact met de nationale toezichthouders, teneinde een uniforme aanpak te bereiken. Met de VS zijn al enkele verbeteringen overeengekomen, zoals een jaarlijkse evaluatie van Safe Harbour, inclusief het aspect van nationale veiligheid. Ook zal het onderwerp op de agenda staan van de EU-VS Ministeriële JBZ-bijeenkomst van 12 november 2015. De Juridische Dienst van de Raad (JDR) stelde nadrukkelijk dat Safe Harbour niet meer bestaat. Het is nu aan de nationale toezichthouders om te controleren of de rechten van data-subjecten voldoende zijn gegarandeerd, met name bij overdracht van gegevens naar derde landen. De JDR verwees in het bijzonder naar paragraven 94 en 95 van het Schrems-arrest: “legislation permitting the public authorities to have access on a generalised basis to the content of electronic communications must be regarded as compromising the essence of the fundamental right to respect for private life” en “legislation not providing for any possibility for an individual to pursue legal remedies in order to have access to personal data relating to him, or to obtain the rectification or erasure of such data, does not respect the essence of the fundamental right to effective judicial protection”. De JDR gaf tot slot aan te twijfelen over de waarde van de door de Commissie gesuggereerde alternatieve rechtsbasis, genoemd in artikel 26, lid 1, sub b van de richtlijn 95/46 (contract tussen controller en data subject). Deze mogelijkheid is door de Schrems-uitspraak ondermijnd. 16. Lunchbespreking: Toetreding van de Unie tot het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM) en de fundamentele vrijheden = Voortgangsverslag Het Voorzitterschap onderstreepte dat toetreding van de EU tot het EVRM van groot belang is. Het is volgens het Voorzitterschap nu de tijd om – na de reflectieperiode na het negatieve Advies van het Hof van Justitie – het werk op technisch niveau weer op te starten op basis van een analyse van de Commissie. Commissaris Timmermans gaf aan dat toetreding nog steeds, ook voor de Commissie, een prioriteit is. De Commissie zal binnenkort met schriftelijke bijdragen komen om de bespreking in de FREMP-Raadswerkgroep weer op te starten. Deze zullen in eerste instantie betrekking hebben op meer technische onderwerpen maar later ingaan op meer gevoelige onderwerpen zoals wederzijds vertrouwen en gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid (GBVB). Nederland heeft aangegeven tijdens het komende Voorzitterschap een actieve bijdrage te willen leveren aan het verder brengen van de onderhandelingen. Nederland werd daarin gesteund door diverse lidstaten. Het Voorzitterschap concludeerde op basis van de lunchbespreking dat het de Commissie zal uitnodigen om aan de Raad van Europa duidelijk te maken dat de EU vastberaden is om toe te treden tot het EVRM en daarnaast om te komen met een gedetailleerde (ook technische) analyse van de daarvoor nog te nemen stappen. 17. Lunchbespreking: Migratiecrisis: aspecten van de justitiële samenwerking en de strijd tegen vreemdelingenhaat = Algemeen debat Het Voorzitterschap concludeerde op basis van de lunchbespreking dat de lidstaten de hoofddoelen steunen, zoals neergelegd in het document 12372/15, in het bijzonder wat betreft het werk van Eurojust dat noodzakelijk wordt geacht in de huidige situatie, alsook het mandaat van de Commissie om door te gaan met de dialoog met internetproviders en deze te intensiveren en te verbeteren. Het Voorzitterschap herinnerde de ministers eraan dat nationale wetgeving, de rechtspraak en het openbaar ministerie allemaal een rol hebben te vervullen in de strijd tegen vreemdelingenhaat. Het Voorzitterschap zal de opvolging van dit agendapunt mogelijk op de volgende JBZ-Raad agenderen. 18. Ontbijtbespreking: Implicaties van het Taricco-arrest van 8 september 2015 (Zaak C-105/14) = Algemeen debat Onder verwijzing naar het arrest Taricco (C-105/14), wees het Voorzitterschap op de positie van het Europees Parlement (EP), dat principieel voor het opnemen van btw-fraude in de richtlijn bescherming van de financiële belangen van de Unie door middel van het strafrecht (PIF-richtlijn) is. Het uitsluiten van btw-fraude is voor het EP onaanvaardbaar. Ook de Commissie is die mening toegedaan. Het Voorzitterschap deed een dringend beroep op de Raad om bereidheid te tonen compromissen te verkennen. De Minister gaf aan dat Nederland voorstander is van het uitsluiten van btw-fraude van de PIF-richtlijn. Gegeven het krachtenveld, onderschreef hij evenwel dat op technisch niveau naar de uitwerking van een voor de Raad aanvaardbaar compromis moet worden gekeken. Samen met enkele andere lidstaten refereerde hij aan het feit dat deze discussie ook raakt aan het beleidsterrein waarvoor de ECOFIN-Raad verantwoordelijk is. Hoe dit verder ook zij, veel lidstaten zijn bereid tot een compromis, gelet op de redenering van het Hof van Justitie dat btw-fraude ten nadele strekt van de financiële belangen van de Unie en als zodanig onder het begrip EU fraude valt. Bij deze redenering gaat het om uitwerking van de bevoegdheid van het EOM op basis van het eerste lid van artikel 86 WVEU, in die zin dat het gaat om bescherming van de financiële belangen van de Unie. Wel suggereerde een aantal van deze lidstaten dat btw-fraude beperkt onder de PIF-richtlijn wordt gebracht. Suggesties die daartoe werden gedaan, zagen op een inkadering in relatie tot ernstige en grensoverschrijdende zaken, carrouselfraude en/of het opnemen van financiële drempels. Maar, er waren ook enkele lidstaten die zich bleven verzetten tegen het onder de PIF-richtlijn brengen van btw-fraude. Er zal dus nog wel discussie over de gevolgen van het arrest plaatsvinden, maar de verwachting is dat dit zal uitlopen op een verdere uitwerking in de vorm van een beperkte opname van btw-fraude in de richtlijn. Een dergelijke uitbreiding vindt Nederland niet nodig, maar het is wel iets anders dan het EOM ook bevoegd te maken voor terrorisme, zoals sommige leden van het EP wel eens te kennen hebben gegeven. Dat laatste zou een vorm van “mission creep” zoals bedoeld door het lid van Wijngaarden tijdens het algemeen overleg op 7 oktober jl., zijn. Daarvoor geldt immers het vierde lid van artikel 86 WVEU, dat uitbreiding van de bevoegdheid van het EOM buiten het eerste lid slechts toelaat met instemming van de volledige Europese Raad. PAGE \* MERGEFORMAT 1