[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van de bijeenkomst van het Gemengd Comité en de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 8 en 9 oktober 2015 te Luxemburg

Bijlage

Nummer: 2015D40461, datum: 2015-10-27, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Verslag van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken op 8 en 9 oktober 2015 (2015D40459)

Preview document (🔗 origineel)


Verslag van de bijeenkomst van het

Gemengd Comité en de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken,

8 en 9 oktober 2015 te Luxemburg

Belangrijkste resultaten

Binnenlandse Zaken / Immigratie en Asiel 

In de Raad was overeenstemming over een versterkt mandaat van Frontex.
Frontex moet in staat worden gesteld om sneller te reageren in
crisissituaties. De Commissie zal hiertoe nu voorstellen uitwerken. De
Raad heeft verder conclusies aangenomen met betrekking tot de toekomst
van het terugkeerbeleid. Daarnaast zijn de voorstellen ten aanzien van
een permanent herplaatsingsmechanisme en de lijst van veilige landen
terugverwezen voor verdere ambtelijke voorbereiding. Tot slot hebben de
lidstaten de voorbereidingen van de Top in Valletta en de Westelijke
Balkanconferentie besproken.

Veiligheid en Justitie

Terrorismebestrijding: de Raad nam conclusies aan die betrekking hebben
op een betere benutting van de middelen ter bestrijding van de illegale
handel in vuurwapens. Ook concludeerde het Voorzitterschap dat de Raad
heeft gekozen voor een proportionele benadering van de
spoorwegveiligheid.

Bestrijding georganiseerde en zware criminaliteit: de Raad heeft
afgesproken in de Operationele Actieplannen van de EU-beleidscyclus
zware en georganiseerde criminaliteit voor 2016 en 2017 rekening te
houden met het fenomeen van grensoverschrijdende criminaliteit gepleegd
in verband met criminele motorbendes. 

Hernieuwde strategie voor interne veiligheid voor de EU (2015-2020): het
Voorzitterschap presenteerde een nieuwe benadering om in de strategie
voor interne veiligheid voor de EU voor 2015-2020 meer dynamiek aan te
brengen en te kunnen inspelen op actualiteiten. De Raad stemde in met
deze nieuwe werkwijze voor implementatie van de Interne Veiligheid
Strategie 2015 – 2020.

Richtlijn gegevensbescherming voor opsporing en vervolging: De Raad
bereikte een algemene benadering ten aanzien van de richtlijn
gegevensbescherming voor opsporing en vervolging. Er was brede steun
onder de lidstaten. De onderhandelingen met het Europees Parlement
zullen beginnen op 27 oktober.

Arrest Schrems: De Commissie gaf een toelichting op de mogelijke
gevolgen van de uitspraak van het Hof van Justitie inzake de zaak
C-362/14 (Maximillian Schrems v. Data Protection Commissioner) d.d. 6
oktober jl (Schrems-arrest). De Commissie gaf aan de onderhandelingen
met de VS te zullen intensiveren, maar ook dat een concrete deadline
voor afronding daarvan nog niet te geven is. De prioriteit op korte
termijn is continuering van de bescherming van persoonlijke gegevens en
het vinden van alternatieve rechtsgrondslagen voor overdracht van
gegevens naar de VS.

Europees Openbaar Ministerie: Het Voorzitterschap concludeerde dat de
JBZ-Raad in ruime mate steun geeft aan de voorliggende tekst voor de
artikelen 24, 25, 26, 27, 28, 28a, 29, 30, 31, 32, 33 en 35. Het
concludeerde voorts dat verder werk nodig is, met name ook met het oog
op samenhang tussen de verschillende bepalingen uit de
ontwerpverordening.

Ontbijtbespreking PIF-richtlijn: Veel lidstaten toonden bereidheid om
ten behoeve van de triloog, een compromis te verkennen aangaande het
onder de reikwijdte van de PIF-richtlijn brengen van btw-fraude, waarbij
vooral wordt gedacht aan een inkadering (bv. ernstige zaken,
grensoverschrijdende zaken, carrousel fraude). Het Voorzitterschap
concludeerde dat op technisch niveau zal worden getracht om mogelijke
compromissen uit te werken.

Lunchbespreking toetreding EU tot EVRM: Het Voorzitterschap concludeerde
op basis van de bespreking dat het de Commissie zal uitnodigen om aan de
Raad van Europa duidelijk te maken dat de EU vastberaden is om toe te
treden tot het EVRM en daarnaast om te komen met een gedetailleerde (ook
technische) analyse van de daarvoor nog te nemen stappen.

I. Gemengd Comité 

1. 	De toekomst van het beleid inzake het beheer van de 	buitengrenzen

	- Algemeen debat

Het debat in het Gemengd Comité richtte zich met name op de toekomst
van Frontex, waar grote overeenstemming bestond over de wenselijkheid
van het versterken van het mandaat van Frontex. Frontex moet beter in
staat worden gesteld om te reageren op crisissituaties en moet lidstaten
beter kunnen ondersteunen in het beheer van de buitengrenzen. Een aantal
lidstaten benadrukte de primaire verantwoordelijkheid die Lidstaten
hebben voor het beheer van de buitengrenzen. De Commissie werkt aan
voorstellen om het mandaat van Frontex en het beheer van de
buitengrenzen te versterken. Op deze manier kan er adequatere hulp
worden geboden aan lidstaten met het beheer van de buitengrenzen. De
Commissie riep de lidstaten bovendien op om personeel bij te dragen aan
de verschillende Frontex-operaties.  Nederland merkte hier op dat voor
het welslagen van andere maatregelen, zoals de hotspots en herplaatsing,
het versterken van de buitengrenzen cruciaal is.

Het Gemengd Comité richtte zich vervolgens op het inzetten van
technologie voor grensbeheer. De Europese Commissie stelde dat de
stijgende reizigersaantallen en veiligheidszorgen tot investeringen
nopen, hier is het slimme grenzenpakket een essentieel onderdeel van.
Het is voor Nederland van belang dat de balans tussen veiligheid en
mobiliteit zorgvuldig bewaard blijft.  Daarnaast heeft de Europese
Commissie aangegeven bereid te zijn om meer Schengenevaluaties uit te
voeren. 

2.	De toekomst van het terugkeerbeleid

	a. Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de 	Raad
betreffende een Europees actieplan inzake terugkeer

	b. Aanbeveling voor een Europees Handboek over terugkeer 

	c. Ontwerpconclusies van de Raad

In de Raad bestond brede steun voor het Actieplan Terugkeer van de
Europese Commissie. Het Voorzitterschap benadrukte dat het huidige
Europese terugkeerbeleid verouderd is en dat het niet leidt tot
tevredenheid. De Raad heeft conclusies aangenomen met betrekking tot de
toekomst van het terugkeerbeleid. In de raadsconclusies benadrukt de
Raad dat een effectief terugkeerbeleid een essentieel onderdeel vormt
van het Europese migratiebeleid. Het voornaamste knelpunt in de lage
terugkeerratio is de beperkte bereidheid van derde landen om mee te
werken, het Actieplan benadrukt de opschaling van samenwerking met die
derde landen. In het verlengde hiervan is in de Raadsconclusies een
paragraaf met de Nederlandse visie meer-voor-meer opgenomen.

In brede zin werd het belang van terugkeer erkend voor het goed
functioneren van de nationale asielsystemen in algemene zin, en
expliciet voor de hotspots. De lidstaten onderstreepten de noodzaak om
terugkeer te plaatsen in de brede contacten en samenwerking van zowel de
Unie als van de lidstaten.

3.	Visumbeleid

	a. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en 	de Raad
betreffende de visumcode van de Unie (herschikking)

b. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad
tot vaststelling van een rondreisvisum en tot wijziging van de
Schengenuitvoeringsovereenkomst en van de Verordeningen (EG) nr.
562/2006 en nr. 767/2008

= oriënterend debat/voortgangsverslag

Het Voorzitterschap presenteerde kort een nota waarin het de Raad een
consistente en alomvattende benadering voorstelt waar rekening wordt
gehouden met inspanningen op het gebied van readmissie, veiligheid en
grenzen, terwijl gewerkt wordt aan een positieve benadering van het
visumbeleid ten behoeve van de Europese economie en in het bijzonder het
toerisme. Hierop werd door geen enkele lidstaat geïntervenieerd en de
discussie zal worden voortgezet in de Raadswerkgroep.

II. Binnenlandse Zaken / Immigratie en Asiel

Raad - wetgevende besprekingen

4.	Follow-up van de wetgevingsvoorstellen van 9 september 2015 

	a. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad
tot vaststelling van een crisisherplaatsingsmechanisme en tot wijziging
van Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad
van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te
bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een
verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een
derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend

	b. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad
tot vaststelling van een gemeenschappelijke EU-lijst van veilige landen
van herkomst voor de toepassing van Richtlijn 2013/32/EU van het
Europees Parlement en de Raad betreffende gemeenschappelijke procedures
voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming, en
tot wijziging van Richtlijn 2013/32/EU

Het Voorzitterschap concludeerde dat de voorstellen inzake een permanent
herplaatsingsmechanisme en de lijst van veilige landen van herkomst
nader dienen te worden besproken, ook ten behoeve van de trilogen met
het Europees Parlement. Namens Nederland werd nogmaals onderstreept dat
het voorstel voor een permanent herplaatsingsmechanisme niet ver genoeg
gaat en dat wat Nederland betreft in dit systeem ook een verdeling van
álle ingediende asielaanvragen wordt opgenomen. Er is in de Raad niet
gesproken over onder welke omstandigheden gesproken kan worden over een
crisis, de absorptiecapaciteit van lidstaten of de verdeelsleutel.
Tijdens de bespreking over de voorlopige maatregelen op het gebied van
internationale bescherming ten gunste van Italië en 	Griekenland, werd
door enkele lidstaten de noodzaak van juiste registratie onderstreept.

	

Raad – niet wetgevende besprekingen

5.	Besluit van de Raad tot vaststelling van voorlopige maatregelen op 
het gebied van internationale bescherming ten gunste van Italië en 
Griekenland, vastgesteld op 14 september

	= Verslag over de tenuitvoerlegging

De Raad besprak de voortgang met betrekking tot de operationalisering
van de hotspots in Italië en Griekenland en de verzoeken van Frontex en
EASO voor verdere bijstand in personeel en materieel. De implementatie
van de herplaatsingsbesluiten is aangevangen, waarbij met name de
hotspots in Italië beginnen te functioneren. In de bespreking kwam
onder meer het belang van voldoende opvangcapaciteit, de aard van de
opvang en het risico van secundaire bewegingen naar andere lidstaten aan
de orde. De Commissie riep de lidstaten op hun concrete bijdragen zo
snel mogelijk kenbaar en beschikbaar te maken.

6.	De toekomst van het terugkeerbeleid

	= Aanneming van conclusies

Zie onder 2. De Raad nam de conclusies aan.

7.	Diversen

	a. Top in Valetta, 11-12 november 2015

	= informatie van het Voorzitterschap

De Raad werd bijgepraat over de ambtelijke voorbereidingen van de Top
met de Afrikaanse Unie in Valletta op 11 en 12 november. Doel van de Top
is om te komen tot een politieke verklaring en een actieplan op het
gebied van migratie en ontwikkelingssamenwerking. Ter voorbereiding op
de Top zullen nog drie bijeenkomsten plaatsvinden waar deze documenten
zullen worden uitgewerkt.  Het Voorzitterschap riep lidstaten op om op
het hoogste niveau deel te nemen. 

Uit de verschillende interventies kwam nadrukkelijk naar voren dat alle
lidstaten veel belang hechten aan deze Top. Verwacht wordt dat de
uitkomsten van de Top zich zullen richten op de grondoorzaken voor
migratie, de aanpak van illegale migratie inclusief terugkeer,
bevorderen van legale migratie en mobiliteit, de aanpak van
mensensmokkel en het bevorderen van internationale bescherming en asiel.
Sleutelwoorden waren partnerschappen, gezamenlijkheid en lange-termijn
oplossingen. In algemene zin is er brede erkenning van de grondoorzaken
voor migratie naar Europa en de uitdagingen waar met name de Afrikaanse
partners tegenover staan. Tegelijkertijd wordt binnen de Raad breed
gedragen dat van de landen van herkomst ook meer samenwerking mag worden
verwacht op het gebied van migratie.

	b. Conferentie op hoog niveau over de route door het oostelijke 
Middellandse Zeegebied en de Westelijke Balkan en marge van de 	Raad

	= informatie van het Voorzitterschap 

En marge van de JBZ-Raad vond op 8 oktober onder voorzitterschap van de
Hoge Vertegenwoordiger en de Luxemburgse minister van Buitenlandse Zaken
en Migratie de conferentie op hoog niveau over de Westelijke
Balkan/Oostelijke Mediterrane route plaats. De conferentie richtte zich
op de gemeenschappelijke uitdaging van het beheersbaar maken van de
huidige migratieproblematiek via deze routes. Deelnemers waren de
ministers van buitenlandse zaken en van migratie van de EU-lidstaten,
geassocieerde landen, de door de migratiestromen meest getroffen derde
landen en een aantal internationale organisaties. Centraal stond de
noodzaak voor nauwere samenwerking en de gedeelde verantwoordelijkheid
voor de problematiek. 

De conferentie bood de gelegenheid aan Turkije, Libanon, Jordanië en de
Westelijke Balkanlanden om de situatie in hun land met betrekking tot de
opvang van vluchtelingen en de stromen van irreguliere migranten nader
toe te lichten. Internationale organisaties als UNHCR, IOM en WFP
benadrukten het belang van goede opvang voor vluchtelingen in de
buurlanden van Syrië en riepen op tot een versterkte inzet op dit
terrein. Nederland heeft tijdens de bijeenkomst opgeroepen tot een
nieuwe overeenkomst tussen alle betrokken partners, alsmede de noodzaak
voor concrete ondersteuning voor de buurlanden van Syrië. Tevens werd
het belang benadrukt om deze samenwerking in samenhang te bezien:
ondersteuning van betrokken landen, registratie van vluchtelingen,
effectieve terugkeer, en de aanpak van mensensmokkel zijn daarbij
essentieel. Aandacht werd gevraagd voor de Nederlandse
middellangetermijnvisie op de aanpak van de problematiek en de hiertoe
noodzakelijke inzet op veilige en duurzame opvang in de regio, in
combinatie met versterkte hervestiging.

Bij acclamatie werd een verklaring aangenomen waarin het belang van
gezamenlijke actie op basis van solidariteit werd benadrukt, alsmede het
respect voor internationale verplichtingen en mensenrechten. Actie zal
worden genomen op de volgende terreinen: versterking van de
ondersteuning van Jordanië, Libanon en Turkije bij de opvang van
vluchtelingen; ondersteuning van de meest getroffen transitlanden o.a.
op het gebied van humanitaire hulp, opvang, grensbewaking en
informatie-uitwisseling; versterkte samenwerking teneinde mensensmokkel
en –handel aan te pakken; de aanpak van de grondoorzaken van migratie;
en de samenwerking met herkomstlanden van irreguliere migranten met name
op het gebied van terugkeer. Tevens zal verder worden ingezet op het
engageren van de brede internationale gemeenschap teneinde een politieke
oplossing voor het conflict in Syrië te vinden, financiële
ondersteuning te versterken en hervestigingsmogelijkheden te vergroten.
De EU zegde steun toe in de vorm van verhoogde financiële bijdragen en
technische samenwerking.

III.	Veiligheid en Justitie, Grondrechten en Burgerschap

Raad - wetgevende besprekingen

8. 	Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad 
over het gebruik van persoonsgegevens van passagiers voor het 
voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van 	terroristische
misdrijven en zware criminaliteit

	= voortgangsverslag

Het Voorzitterschap deed mondeling verslag van de werkzaamheden op dit
dossier waarover inmiddels 2 trilogen hebben plaatsgevonden. Voor het
einde van dit jaar volgen nog 5 trilogen. Uit de besprekingen komt naar
voren dat lidstaten en Europees Parlement ver uit elkaar liggen voor wat
betreft de bewaartermijn en de reikwijdte. Doel van het Voorzitterschap
is om voor het einde van 2015 een akkoord te bereiken Het
Voorzitterschap riep de lidstaten nogmaals op om met hun nationale
parlementen te spreken, opdat die overtuigd worden van de meerwaarde van
PNR voor de veiligheid van de burgers. 

Er waren geen interventies van lidstaten. Het Voorzitterschap
concludeerde dat de Raad nota heeft genomen van de voortgang in het
EU-PNR dossier.

9. 	Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad 
betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband 	met de
verwerking van persoonsgegevens door bevoegde 	autoriteiten met het oog
op de voorkoming, het onderzoek, de 	opsporing en de vervolging van
strafbare feiten of de 	tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende
het vrije verkeer 	van die gegevens

	= algemene benadering

De Commissie gaf aan het voorliggende voorstel een goed compromis te
vinden, op basis waarvan de triloog kan starten. De Commissie is akkoord
met de huidige (delicate) balans tussen de belangen van de
handhavingsautoriteiten en de rechten van individuele burgers. De
Commissie gaf aan wel te hopen dat nog enkele zorgpunten tijdens de
triloog verholpen zullen worden: dit betreft de verhouding tussen
artikel 60 (“grandfather clause”) en artikel 351 VWEU, de toedeling
van bevoegdheden van de toezichthoudende autoriteit (artikel 46), mede
in het licht van de recente uitspraak in de Schrems-zaak, en de
inwerkingtredingstermijn van drie jaar. In elk geval zullen de richtlijn
en de verordening op het zelfde moment in werking moeten treden.

De lidstaten die intervenieerden, gaven aan te kunnen instemmen met een
algemene benadering. Enkele lidstaten vroegen aandacht voor de gevolgen
van de uitspraak in de zaak Schrems. 

Het Voorzitterschap concludeerde dat er brede steun is voor de algemene
benadering. De onderhandelingen met het Europees Parlement zullen
beginnen op 27 oktober. Een akkoord het gehele pakket voor het einde van
dit jaar is volgens het Voorzitterschap nog steeds mogelijk.

10. 	Voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van het 
Europees Openbaar Ministerie (EOM)

	= gedeeltelijke algemene benadering

Het Voorzitterschap vroeg de Raad om in te stemmen met een gedeeltelijke
algemene benadering ten aanzien van een aantal artikelen uit de
ontwerpverordening. Het betreft de artikelen 24, 25, 26, 27, 28, 28a,
29, 30, 31, 32, 33 en 35. Daaronder zijn artikel 26, dat
grensoverschrijdende samenwerking binnen het EOM betreft, en artikel 31,
dat betrekking heeft op de toelaatbaarheid en beoordeling van in een
andere lidstaat verzameld bewijs door de rechter die de zaak
uiteindelijk inhoudelijk behandelt. Artikel 25 betreft de lijst met
onderzoeksmaatregelen die Europese gedelegeerde aanklagers tot hun
beschikking moeten krijgen en artikel 35 betreft de procedurele
waarborgen. De voorliggende tekst in document 12174/15 biedt volgens het
Voorzitterschap een goed evenwicht tussen de verschillende posities van
lidstaten. 

De Commissie gaf steun aan een gedeeltelijke algemene benadering. De
Commissie gaf aan zorgen te hebben over enkele punten in de voorliggende
artikelen. Met betrekking tot artikel 25 (onderzoeksmaatregelen) gaf de
Commissie aan te hechten aan uniformiteit van de onderzoeksmaatregelen
die het EOM in alle participerende lidstaten ter beschikking moet
hebben. De huidige tekst draagt, als gevolg van verwijzingen naar
nationaal recht, volgens de Commissie het risico in zich dat een
versnipperde aanpak ontstaat. Als compromis presenteerde de Commissie
een aanvulling op de tekst, erin bestaand dat lidstaten moeten
notificeren voor welke feiten zij bepaalde onderzoeksmaatregelen
beschikbaar hebben. Met betrekking tot artikel 31 (toelaatbaarheid
bewijs) gaf de Commissie aan vast te houden aan het standpunt dat alleen
naar het Handvest van de grondrechten zou moeten worden verwezen en niet
naar nationaal recht. Met betrekking tot artikel 35 (procedurele
waarborgen) pleitte de Commissie, mede onder verwijzing naar de positie
van het Europees Parlement, voor een ruimere regeling voor
rechtsbijstand en toegang tot bewijsstukken. 

De Minister gaf aan dat Nederland niet kan instemmen met het
voorliggende voorlopige onderhandelingsresultaat. Gegeven de politieke
gevoeligheid waarmee dit dossier in Nederland is omgeven en de grote
mate van betrokkenheid van het Parlement, is Nederland niet in de
positie om akkoord te geven aan een gedeeltelijke algemene benadering
ten aanzien van de voorliggende artikelen. Voor dit dossier geldt zeer
nadrukkelijk het adagium “nothing is agreed untill everything is
agreed”. De Minister pleitte voor een vergelijkbare uitkomst als na de
JBZ-Raad van juni 2015, een formulering in de trant van van “broad
conceptual support”.

De overige lidstaten reageerden langs de volgende lijnen. 

De meeste lidstaten steunden de gedeeltelijke algemene benadering, maar
veel lidstaten gaven ook aan op technisch niveau nog eens goed te willen
kijken naar de voorliggende artikelen. Enkelen benadrukten het adagium
“nothing is agreed untill everything is agreed”. Er werd daarnaast
enkele malen benadrukt dat het belangrijk is dat rekening wordt gehouden
met alle nationale rechtssystemen en rechtstradities, want het EOM moet
draagvlak hebben onder zoveel mogelijk lidstaten. Er werd tegelijkertijd
door enkele lidstaten gepleit voor behoud van ambitie bij de oprichting
van het EOM: zij vinden dat het EOM voldoende instrumenten moet hebben
om effectief onderzoek te kunnen doen. Dit is ook belangrijk voor de
geloofwaardigheid van het EOM. De Commissie steunde dit pleidooi. De
lidstaten die reageerden op het net gepresenteerde voorstel van de
Commissie voor aanvulling op artikel 25, gaven aan dat te steunen. 

Het Voorzitterschap concludeerde dat de JBZ-Raad in ruime mate steun
geeft aan de voorliggende tekst voor de artikelen 24, 25, 26, 27, 28,
28a, 29, 30, 31, 32, 33 en 35. Het concludeerde voorts dat verder werk
nodig is, met name ook met het oog op samenhang tussen de verschillende
bepalingen uit de ontwerpverordening.

 

11.	Diversen

	= Informatie van het voorzitterschap over ter tafel liggende 
wetgevingsvoorstellen

	= Richtlijn 2012/29/EU van het Europees Parlement en de Raad 	van 25
oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de 	rechten, de
ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van 	strafbare feiten:
omzetting

	= Informatie van de Commissie

Het Voorzitterschap verwees enkel naar het rondgestuurde overzicht over
ter tafel liggende wetgevingsvoorstellen.

De Commissie herinnerde de lidstaten aan de noodzaak dat zij richtlijnen
daadwerkelijk implementeren, ook op JBZ-terrein. De Commissie haalde in
dit verband de slachtofferrichtlijn aan die beoogt gunstige gevolgen te
hebben voor de positie van slachtoffers. Vijf weken na deze Raad, is de
deadline voor implementatie door lidstaten.

Raad - niet wetgevende besprekingen

12.	Terrorismebestrijding

	a. Conclusies van de Raad met het oog op een betere benutting van 	de
middelen ter bestrijding van de illegale handel in vuurwapens 
(doc.12449/15)

	= Aanneming

Het Voorzitterschap wees in het bijzonder op de aanbevelingen 6 en 7
(herziening wetgeving en de verbetering van de informatie-uitwisseling)
uit de voorliggende Raadsconclusies. 

De Commissie gaf aan dat bestrijding van de illegale handel in
vuurwapens verbeterde EU-wetgeving vereist, alsook verbeterde
informatie-uitwisseling en goede operationele samenwerking. De Commissie
werkt daar nu aan en noemde de nieuwe regels met betrekking tot het
deactiveren van vuurwapens en de herziening van Richtlijn 91/477. De
Commissie sprak zorgen uit wat betreft minimumstandaarden, en deelde
mede voorstander te zijn van sterke gemeenschappelijke standaarden. 

Geen van de lidstaten intervenieerde. Het Voorzitterschap concludeerde
dat de Raadsconclusies door de JBZ-Raad zijn aangenomen.

	b. Monitoring van de afgesproken acties

De EU-Contra Terrorisme Coördinator (CTC) gaf een toelichting op zijn
rapport (doc.12318/15). Hij noemde in het bijzonder de EU-Internet
Referral Unit (IRU) bij Europol, ontwikkelingen van het Syria Strategic
Communications Advisory Team (SSCAT) dat inmiddels twaalf lidstaten
heeft geadviseerd, de omzetting van het Radicalisation Awareness Network
in een Center of Excellence en de samenwerking met Tunesië. Op 19
oktober 2015 vindt de conferentie over radicalisering in gevangenissen
plaats. Benadrukt het belang van preventie. 

Het Voorzitterschap lichtte toe dat op basis van het rapport 5
prioritaire acties zijn opgesteld waarop voor het einde van dit jaar
voortgang moet zijn geboekt (doc.12551/15). Het Voorzitterschap verzocht
de lidstaten in te stemmen met de acties: implementatie van de
gemeenschappelijke risico-indicatoren ter verbetering van de controles
aan de buitengrenzen, verbetering van de informatie -uitwisseling (SIS
II, Interpol en Focal Point Travellers), internet, en de interne-externe
samenwerking met extra aandacht voor Tunesië. 

De Commissie meldde dat het voorstel voor de herziening van het
Kaderbesluit Terrorisme eind 2016 komt en dat het EU Internet Forum
wordt gelanceerd op 2 december 2015. De Commissie riep lidstaten op om
voldoende menskracht ter beschikking te stellen van de EU-IRU. De
Commissie wees ook op de oprichting van het RAN Center of Excellence,
waarvoor de Commissie 25 miljoen euro ter beschikking heeft gesteld, en
dat klaar staat om Turkije te ondersteunen. 

België gaf een korte mondelinge terugkoppeling van de bijeenkomst van
de EU-kopgroep jihadisme op 8 oktober vlak voor de JBZ-Raad. Gesproken
is over de werkzaamheden van het SSCAT en de wens is uitgesproken
financiering hiervan te verlengen voor een periode van 3 jaar, welk
verzoek aan de Commissie werd gedaan. Verder heeft de kopgroep
aangegeven dat vaart moet worden gemaakt met de implementatie van de
risico-indicatoren. De lidstaat die na België intervenieerde, wees op
het belang van het gebruik van SIS-II.

Het Voorzitterschap concludeerde dat de JBZ-Raad instemt met de 5
voorgestelde prioriteiten voor de korte termijn en dat COSI belast wordt
met de follow-up. Er volgt rapportage hierover in de JBZ-Raad van 4 en 5
december 2015.

	c. Spoorwegveiligheid: informatie over de recente ontwikkelingen

Het Voorzitterschap gaf een terugkoppeling van de lunchbespreking in de
Transport Raad waar over dit onderwerp is gesproken, mede op basis van
de uitkomsten vergadering van de LANDSEC (Land Transport Security Expert
Group) van 11 september 2015, die ging over de voorstellen van
Commissie. Alle lidstaten zijn het er over eens dat voor de veiligheid
op het spoor een proportionele benadering dient te worden gekozen. De
trein is en blijft een open transportsysteem. Als mogelijke acties wordt
gekeken naar de verbetering van de uitwisseling van informatie tussen
politie en andere diensten. Daarnaast zal de Commissie een studie
uitvoeren naar welke concrete en evenwichtige maatregelen genomen kunnen
worden. Uitkomsten van die studie zullen in 2016 beschikbaar zijn. Tot
slot zal gekeken worden naar de verbetering van de technologie ter
verhoging van de veiligheid. Het Voorzitterschap meldde dat de Ministers
van Transport zijn geïnformeerd over de Raadsconclusies over vuurwapens
van heden.  

De Commissie gaf aan het standpunt te ondersteunen dat een effectief en
goed transportsysteem gehandhaafd moet blijven. Spoorwegveiligheid dient
gebaseerd te zijn op een evenwichtige benadering. De Commissie gaf aan
dat prioriteit moet worden gegeven aan praktische maatregelen, zoals de
opzet van risico-evaluaties die ook in de luchtvaartbeveiliging bekend
zijn. Ook valt te denken aan training van personeel. Vanuit een lidstaat
werd nog nadruk gelegd op de verbetering van informatie-uitwisseling,
met name SIS II moet beter worden gebruikt. 

Het Voorzitterschap concludeerde dat de JBZ-Raad kennis heeft genomen
van de resultaten van de LANDSEC-vergadering van 11 september 2015,
welke zijn bevestigd door de Ministers van Transport. De Raad heeft
gekozen voor een proportionele benadering van de spoorwegveiligheid en
heeft met instemming gereageerd op het voornemen van de Commissie om een
studie te laten uitvoeren.

13.	Bestrijding van georganiseerde en zware internationale 
criminaliteit

	a. Stand van zaken implementatie EU-prioriteiten zware en 
georganiseerde criminaliteit

In een besloten sessie heeft de directeur van Europol de ministers
geïnformeerd over de recente en komende operationele acties van
Europol. 

	b. Grensoverschrijdende criminaliteit in verband met criminele 
motorbendes

	= Informatie van België

België lichtte aan de hand van het voorliggende document de
problematiek toe van de criminele motorbendes. Een onderwerp dat ook
valt binnen de operationele actieplannen (OAP’s) van de
EU-beleidscyclus zware en georganiseerde criminaliteit. België verzocht
dat met dit aspect rekening wordt gehouden in de OAP’s voor 2016 en
2017. Alleen politiële en justitiële aanpak van dit fenomeen is niet
voldoende. Volgens België moet ook de bestuurlijke aanpak hierbij
betrokken worden. Wat dat laatste betreft, is ook een rol weggelegd voor
het informeel Netwerk bestuurlijke aanpak. Dat Netwerk zou nader
onderzoek kunnen doen en gerichte grensoverschrijdende projecten kunnen
ontwikkelen. 

De Commissie sprak steun uit om aandacht te besteden aan dit fenomeen,
alsook voor de samenwerking in het kader van de bestuurlijke aanpak. De
Commissie gaf aan dat financiële middelen hiervoor ter beschikking
kunnen worden gesteld en verwees ook naar de plannen van het inkomend
Nederlandse Voorzitterschap. 

Het Voorzitterschap concludeerde dat de Raad heeft afgesproken in de
OAP’s 2016 en 2017 rekening te houden met dit fenomeen. De Raad heeft
ook ingestemd met een coördinerende rol van COSI bij de implementatie
van de aanpak zoals voorgesteld in het bovengenoemde document.

En marge van de Raad sprak de Minister van Veiligheid en Justitie met de
Belgische minister van binnenlandse zaken Jambon en de Duitse
staatssecretaris van binnenlandse zaken Krings af, dat de regionale
samenwerking bij de aanpak van criminele motorbendes door Nederland,
België en Duitsland, alsook door in Beneluxverband, als volgt wordt
geïntensiveerd:

1. De aanpak van grensoverschrijdende criminaliteit door motorbendes
vereist zowel een justitiële als bestuurlijke toepasselijke aanpak;

2. Nederland, België, Luxemburg en Duitsland zullen de mogelijkheden in
kaart brengen voor de intensivering van de grensoverschrijdende
bestuurlijke informatie-uitwisseling;

3. Nederland, België, Luxemburg en Duitsland zullen best practices
delen op het gebied van het verbieden van motorbendes en het
strafrechtelijk onderzoeken en vervolgen van deze bendes als criminele
organisaties.

4. De Benelux-landen zullen hun bestaande verdrag aangaande
politiesamenwerking aanpassen om grensoverschrijdende bestuurlijke
informatie-uitwisseling tussen lokale autoriteiten mogelijk te maken.

14.	Hernieuwde strategie voor interne veiligheid voor de EU (2015-	2020)

	= Verslag over de tenuitvoerlegging

Het Voorzitterschap lichtte toe dat het met het voorliggende document
(10854/15) een nieuwe benadering heeft gekozen voor de implementatie van
de strategie voor interne veiligheid voor de EU. Voor het Luxemburgse
Voorzitterschap waren vuurwapens, illegale migratie, de Europol
verordening en EU-PNR prioriteiten. COSI (Permanent Comité operationele
samenwerking op het gebied van de binnenlandse veiligheid) is belast met
het monitoren van de implementatie. Het doel van de nieuwe benadering is
om in de strategie meer dynamiek aan te brengen en te kunnen inspelen op
actualiteiten. Het voorliggende document heeft alleen betrekking op de
zes maanden van het Luxemburgse Voorzitterschap maar moet ook gezien
worden als basis voor opvolgende Voorzitterschappen. Het inkomend
Voorzitterschapstrio zal deze werkwijze voortzetten en met een plan voor
de volgende achttien maanden komen. 

Er waren geen interventies van de lidstaten. Het Voorzitterschap
concludeerde dat de JBZ-Raad heeft ingestemd met dit document (10854/15)
en de gekozen werkwijze voor implementatie van de Interne Veiligheid
Strategie 2015 – 2020.

15. 	Gevolgen van het arrest Maximilian Schrems/Data Protection 
Commissioner van 6 oktober 2015 (Zaak C-362/14)

	= Informatie van de Commissie

De Commissie gaf een toelichting op de mogelijke gevolgen van de
uitspraak van het Hof van Justitie inzake de zaak C-362/14 (Maximillian
Schrems v. Data Protection Commissioner) d.d. 6 oktober jl
(Schrems-arrest). Essentie van de uitspraak is de ongeldigverklaring van
de Safe Harbour-overeenkomst met de VS. Verder heeft het Hof bepaald dat
nationale toezichthouders zelfstandig een oordeel mogen vellen over het
niveau van gegevensbescherming in een derde land, onafhankelijk van
“adequacy-decisions” die door de Commissie zijn genomen ten aanzien
van dat land.

De Commissie gaf aan de onderhandelingen met de VS te zullen
intensiveren, maar ook dat een concrete deadline voor afronding daarvan
nog niet te geven is. De prioriteit op korte termijn is continuering van
de bescherming van persoonlijke gegevens en het vinden van alternatieve
rechtsgrondslagen voor overdracht van gegevens naar de VS. In de
tussentijd is richtlijn 95/46 nog steeds van kracht en zijn er
alternatieve rechtsgrondslagen beschikbaar op basis waarvan overdracht
van gegevens nog steeds mogelijk is. Na 16 oktober zal de artikel 29
werkgroep met “guidance” over deze alternatieven komen. Commissaris
Jourová heeft contact met de nationale toezichthouders, teneinde een
uniforme aanpak te bereiken. Met de VS zijn al enkele verbeteringen
overeengekomen, zoals een jaarlijkse evaluatie van Safe Harbour,
inclusief het aspect van nationale veiligheid. Ook zal het onderwerp op
de agenda staan van de EU-VS Ministeriële JBZ-bijeenkomst van 12
november 2015. 

De Juridische Dienst van de Raad (JDR) stelde nadrukkelijk dat Safe
Harbour niet meer bestaat. Het is nu aan de nationale toezichthouders om
te controleren of de rechten van data-subjecten voldoende zijn
gegarandeerd, met name bij overdracht van gegevens naar derde landen. De
JDR verwees in het bijzonder naar paragraven 94 en 95 van het
Schrems-arrest: “legislation permitting the public authorities to have
access on a generalised basis to the content of electronic
communications must be regarded as compromising the essence of the
fundamental right to respect for private life” en “legislation not
providing for any possibility for an individual to pursue legal remedies
in order to have access to personal data relating to him, or to obtain
the rectification or erasure of such data, does not respect the essence
of the fundamental right to effective judicial protection”.

De JDR gaf tot slot aan te twijfelen over de waarde van de door de
Commissie gesuggereerde alternatieve rechtsbasis, genoemd in artikel 26,
lid 1, sub b van de richtlijn 95/46 (contract tussen controller en data
subject). Deze mogelijkheid is door de Schrems-uitspraak ondermijnd. 

16.	Lunchbespreking: Toetreding van de Unie tot het Europees Verdrag 
tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM) en de 	fundamentele
vrijheden

	= Voortgangsverslag

Het Voorzitterschap onderstreepte dat toetreding van de EU tot het EVRM
van groot belang is. Het is volgens het Voorzitterschap nu de tijd om
– na de reflectieperiode na het negatieve Advies van het Hof van
Justitie – het werk op technisch niveau weer op te starten op basis
van een analyse van de Commissie. 

Commissaris Timmermans gaf aan dat toetreding nog steeds, ook voor de
Commissie, een prioriteit is. De Commissie zal binnenkort met
schriftelijke bijdragen komen om de bespreking in de
FREMP-Raadswerkgroep weer op te starten. Deze zullen in eerste instantie
betrekking hebben op meer technische onderwerpen maar later ingaan op
meer gevoelige onderwerpen zoals wederzijds vertrouwen en
gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid (GBVB). 

Nederland heeft aangegeven tijdens het komende Voorzitterschap een
actieve bijdrage te willen leveren aan het verder brengen van de
onderhandelingen. Nederland werd daarin gesteund door diverse lidstaten.
  

Het Voorzitterschap concludeerde op basis van de lunchbespreking dat het
de Commissie zal uitnodigen om aan de Raad van Europa duidelijk te maken
dat de EU vastberaden is om toe te treden tot het EVRM en daarnaast om
te komen met een gedetailleerde (ook technische) analyse van de daarvoor
nog te nemen stappen. 

 

17.	Lunchbespreking: Migratiecrisis: aspecten van de justitiële 
samenwerking en de strijd tegen vreemdelingenhaat

	= Algemeen debat

Het Voorzitterschap concludeerde op basis van de lunchbespreking dat de
lidstaten de hoofddoelen steunen, zoals neergelegd in het document
12372/15, in het bijzonder wat betreft het werk van Eurojust dat
noodzakelijk wordt geacht in de huidige situatie, alsook het mandaat van
de Commissie om door te gaan met de dialoog met internetproviders en
deze te intensiveren en te verbeteren. Het Voorzitterschap herinnerde de
ministers eraan dat nationale wetgeving, de rechtspraak en het openbaar
ministerie allemaal een rol hebben te vervullen in de strijd tegen
vreemdelingenhaat. Het Voorzitterschap zal de opvolging van dit
agendapunt mogelijk op de volgende JBZ-Raad agenderen. 

 

18.	Ontbijtbespreking: Implicaties van het Taricco-arrest van 8 
september 2015 (Zaak C-105/14) 

	= Algemeen debat

Onder verwijzing naar het arrest Taricco (C-105/14), wees het
Voorzitterschap op de positie van het Europees Parlement (EP), dat
principieel voor het opnemen van btw-fraude in de richtlijn bescherming
van de financiële belangen van de Unie door middel van het strafrecht
(PIF-richtlijn) is. Het uitsluiten van btw-fraude is voor het EP
onaanvaardbaar. Ook de Commissie is die mening toegedaan. Het
Voorzitterschap deed een dringend beroep op de Raad om bereidheid te
tonen compromissen te verkennen. 

De Minister gaf aan dat Nederland voorstander is van het uitsluiten van
btw-fraude van de PIF-richtlijn. Gegeven het krachtenveld, onderschreef
hij evenwel dat  op technisch niveau naar de uitwerking van een voor de
Raad aanvaardbaar compromis moet worden gekeken. Samen met enkele andere
lidstaten refereerde hij aan het feit dat deze discussie ook raakt aan
het beleidsterrein waarvoor de ECOFIN-Raad verantwoordelijk is. Hoe dit
verder ook zij, veel lidstaten  zijn bereid tot een compromis, gelet op
de redenering  van het Hof van Justitie dat btw-fraude ten nadele
strekt van de financiële belangen van de Unie en als zodanig onder het
begrip EU fraude valt. Bij deze redenering gaat het om uitwerking van de
bevoegdheid van het EOM op basis van het eerste lid van artikel 86 WVEU,
in die zin dat het gaat om bescherming van de financiële belangen van
de Unie. Wel suggereerde een aantal van deze lidstaten dat btw-fraude
beperkt onder de PIF-richtlijn wordt gebracht. Suggesties die daartoe
werden gedaan, zagen op een inkadering in relatie tot ernstige en
grensoverschrijdende zaken, carrouselfraude en/of het opnemen van
financiële drempels. Maar, er waren ook enkele lidstaten die zich
bleven verzetten tegen het onder de PIF-richtlijn brengen van
btw-fraude. Er zal dus nog wel discussie over de gevolgen van het arrest
plaatsvinden, maar de verwachting is dat dit zal uitlopen op een verdere
uitwerking in de vorm van een beperkte opname van btw-fraude in de
richtlijn.

Een dergelijke uitbreiding vindt Nederland niet nodig, maar het is wel
iets anders  dan het EOM ook bevoegd te maken voor terrorisme, zoals
sommige leden van het EP wel eens te kennen hebben gegeven. Dat laatste
zou een vorm van “mission creep” zoals bedoeld door het lid van
Wijngaarden tijdens het algemeen overleg op 7 oktober jl., zijn.
Daarvoor geldt immers het vierde lid van artikel 86 WVEU, dat
uitbreiding van de bevoegdheid van het EOM buiten het eerste lid slechts
toelaat met instemming van de volledige Europese Raad.

 PAGE   \* MERGEFORMAT 1