[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Kabinetsreactie Actal rapportage “Regeldruk door Inkomenskoppelingen en Inkomensdrempels”

Bijlage

Nummer: 2015D41882, datum: 2015-11-04, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Kabinetsreactie op de Actal rapportage “Regeldruk door Inkomenskoppelingen en Inkomensdrempels” (2015D41881)

Preview document (🔗 origineel)


Kabinetsreactie op de Actal rapportage “Regeldruk door
Inkomenskoppelingen en Inkomensdrempels”

Inleiding

Halverwege 2014 heeft Actal het kabinet en het parlement haar
eindrapportage aangeboden van het onderzoek naar regeldruk bij burgers
door koppeling van regelingen aan het inkomen. Het rapport gaat in op
alle financiële regelingen die afhankelijk zijn van het inkomen of
vermogen van de burger. Actal stelt dat het systeem van financiële
ondersteuningsregelingen momenteel gekenmerkt wordt door veel
complexiteit, grotendeels veroorzaakt door de gekozen systematiek van
inkomensafhankelijkheid, en doet een aantal aanbevelingen om deze
complexiteit tegen te gaan. Op verzoek van de vaste commissie van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid van uw Kamer ga ik hier middels deze
brief op in. Hiermee beantwoord ik ook de motie Van
Nieuwenhuizen-Wijbenga (33 750-XV, nr. 24). 

Het is de taak van de overheid om aan specifieke groepen burgers
inkomensondersteuning te bieden. Hierbij staat voorop dat de overheid
zulke ondersteuning biedt aan huishoudens die deze het hardst nodig
hebben. Bij het instellen van regelingen ter financiële ondersteuning
van burgers is afhankelijkheid van inkomen dus ten principale
onvermijdelijk. Daarbij komt dat het kabinet, waar mogelijk,
participatie bevordert. Ook vanuit dat oogpunt kan het wenselijk zijn om
financiële regelingen te laten afhangen van (bepaalde bronnen van)
inkomen. Tegelijkertijd deelt het kabinet de conclusie dat het
Nederlandse systeem van inkomensafhankelijke regelingen momenteel
gekenmerkt wordt door veel complexiteit: deels doordat het gaat om een
uitgebreid stelsel waarin veel mogelijkheden bestaan voor het leveren
van maatwerk, maar deels ook doordat het systeem door de jaren heen
steeds complexer is geworden. Daarom wil het kabinet twee
inventarisaties uit gaan voeren naar mogelijkheden tot vereenvoudiging:
één op het gebied van inkomensbegrippen en één op het gebied van
betaaldata. In de rest van deze brief ga ik hier nader op in, en benoem
ik ook de reeds ingezette trajecten die bijdragen aan een eenvoudiger,
begrijpelijker stelsel van inkomensafhankelijke regelingen. 

Regeldruk bij Inkomensafhankelijke Regelingen

Doelstelling van het kabinet

Bij het opstellen en bijstellen van het stelsel van financiële
regelingen is regeldruk één van de aandachtspunten van het kabinet.
Mede daarom wordt bij iedere nieuw in te stellen regeling, en bij iedere
wijziging van een bestaande regeling, een uitvoeringstoets uitgevoerd en
beoordeeld. Indien het om een wetswijziging gaat wordt ook een analyse
uitgevoerd van de ontwikkeling wat betreft administratieve lasten naar
aanleiding van de wijziging. Regeldruk is echter niet het enige
aandachtspunt. Doelstelling van het kabinet is in de eerste plaats om
burgers bescherming te bieden waar nodig, en aan te zetten tot
participatie waar mogelijk. Daar hoort vaak een maatwerkaanpak bij, die
op zijn beurt weer regeldruk met zich mee kan brengen. Minder maatwerk,
en dus meer relatief eenvoudige regelingen, kan die regeldruk inperken,
maar kan ook ongewenste effecten hebben. Zo zou het omvormen van een
sterk gerichte regeling naar een meer generieke regeling minder maatwerk
bevatten, maar ook de kosten doen stijgen, omdat een grotere groep
aanspraak kan maken op de nieuwe, generieke variant. Daarnaast hebben
niet alle burgers dezelfde behoeften waar het gaat om
inkomensondersteuning. Vereenvoudiging, bijvoorbeeld door vermindering
van het aantal regelingen, kan daardoor leiden tot schrijnende gevallen
voor kleine groepen burgers, waarvoor het huidige stelsel wel een
uitkomst biedt. Het kindgebonden budget en de kinderbijslag zijn hier
een voorbeeld van. In eerste instantie wil het kabinet vanuit een brede
visie gezinnen met kinderen tegemoetkomen in de kosten die gemoeid zijn
met het opvoeden van kinderen. Daarnaast wil het kabinet gezinnen met
een lager inkomen extra ondersteunen middels het kindgebonden budget.
Een ander voorbeeld is de individuele bijzondere bijstand: naast het
bieden van een generieke uitkering voor mensen die niet genoeg inkomen
of vermogen hebben om in hun levensonderhoud te voorzien, wil het
kabinet ook een extra tegemoetkoming bieden indien burgers zich
geconfronteerd zien met noodzakelijke extra kosten, zoals bij een
verhuizing, schooluitgaven of een echtscheiding. 

Regeldruk in het huidige stelsel

Om in kaart te brengen of verdere vereenvoudiging van het stelsel, met
inachtneming van de hierboven geformuleerde doelstelling, opportuun zou
zijn heeft het kabinet een inventarisatie uitgevoerd. In totaal zijn
hierbij 63 inkomensafhankelijke regelingen meegenomen. Daarvan zijn er
per 1 januari 2016 nog 49 in werking, inclusief enkele tijdelijke of
uitfaserende regelingen die in 2016 nog doorlopen (zie Bijlage 2). De
meeste Nederlandse burgers hebben maar met een klein deel van deze
regelingen te maken: sommigen zijn gericht op ouderen, anderen op
gezinnen met kinderen, weer anderen op compensatie van gemaakte kosten
door ziekte. Figuur 1 geeft een overzicht van de regelingen per
doelgroep.

Figuur 1: Aantal regelingen per doelgroep (per 1 januari 2016)

Categorie ‘overig’ bevat regelingen voor de volgende doelgroepen:
Zelfstandigen (3), Afgestudeerden (2), Generiek (2), Migranten (1) en
Woningeigenaren (1). Bijlage 2 bevat een overzicht van de regelingen die
in deze figuur zijn opgenomen. 

In het huidige systeem komt voor sommige burgers ‘stapeling’ voor:
zij hebben met meerdere regelingen tegelijkertijd van doen. In het Actal
rapport wordt aan de hand van een drietal casus geïllustreerd hoe
regeldruk bij burgers kan ontstaan naar aanleiding van stapeling. Actal
maakt gebruik van drie fictieve huishoudens in de gemeente Den Haag. In
totaal hebben deze drie huishoudens recht op respectievelijk 13, 14 en
15 verschillende regelingen tegelijk. Gemiddeld genomen zijn 4 van deze
regelingen specifiek aangeboden door de gemeente en dus mogelijk niet
beschikbaar in andere gemeenten. Hierbij is niet onderzocht in hoeveel
gevallen een dergelijke stapeling van regelingen daadwerkelijk voorkomt.
Uit de inventarisatie die het kabinet de afgelopen tijd heeft uitgevoerd
blijkt dat het vóórkomen van een dergelijke stapelingsproblematiek in
werkelijkheid zeer onwaarschijnlijk is (Tabel 1): gegevens uit 2012
laten zien dat 0,1% van de Nederlandse huishoudens in dat jaar gebruik
maakte van meer dan 8 regelingen tegelijk. In absolute aantallen gaat
het om 9000 huishoudens. Dat doet niets af aan de constateringen en
bevindingen van Actal, maar toont wel aan dat de omvang van de
geschetste stapelingsproblematiek relatief beperkt is.

Tabel 1: Aantal regelingen per huishouden (2012)

	Percentage Nederlandse huishoudens

	Aantal regelingen per huishouden	Alle regelingen	Inkomensafhankelijke
regelingen

	0 regelingen	21,22%	23,52%

	1 regeling	27,27%	29,83%

	2 regelingen	18,74%	19,15%

	3-4 regelingen	21,71%	20,35%

	5-8 regelingen	10,94%	7,13%

	Meer dan 8 regelingen	0,12%	0,03%

	Totaal	100,00%	100,00%

	Onderzochte regelingen: Gebruik in 2012 van WAO, WIA, WAZ, Wajong, WW,
WWB, IOAW, IOAZ, bijzondere bijstand, Ziektewet, WMO (huishoudelijke
verzorging), AWBZ, rugzakje speciaal onderwijs, huurtoeslag,
kinderopvangtoeslag, kindgebonden budget, zorgtoeslag, WTCG, CER en
aftrek bijzondere ziektekosten. Hiervan zijn tot inkomensafhankelijke
regelingen gerekend: alle behalve rugzakje en CER. 

Bron: De resultaten hier gepresenteerd zijn op basis van eigen
berekeningen door het ministerie van SZW met het door het CBS
beschikbaar gestelde microdatabestand voor het project "SZW Cumulatie
van decentralisatie maatregelen". Fiscale regelingen zijn niet in dit
bestand opgenomen. Met enkele uitzonderingen geeft het bestand verder
een compleet beeld van de regelingen die in 2012 van kracht waren. Wel
zijn er sinds 2012 een aantal regelingen afgeschaft en nieuwe regelingen
ingesteld. Bovenstaande tabel geeft een indruk van stapeling op basis
van de meest volledige en actuele informatie die momenteel beschikbaar
is.

Actal neemt in zijn rapport ook regelingen mee die op lokaal niveau zijn
belegd. Met de drie grote decentralisaties die op 1 januari 2015 van
kracht zijn geworden (op het gebied van Jeugdzorg, de Wet
Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) 2015 en de Participatiewet), zijn
er meer taken en verantwoordelijkheden bij de gemeente belegd. Die
decentralisaties, alsmede wijzigingen in de inkomensondersteuning (Wet
maatregelen WWB en enkele andere wetten/Participatiewet) bieden
gemeenten ook meer mogelijkheden om per individu maatwerk te leveren. Zo
wordt er bij de bijzondere bijstand per individu bekeken waar de burger
extra ondersteuning kan gebruiken. Daarnaast zorgen deze wijzigingen
ervoor dat steeds meer regelingen via één loket, dat van de gemeente,
kunnen worden aangevraagd. Dit schept duidelijkheid voor de burger en
zorgt ervoor dat ondersteuning dichtbij begint. Het kabinet heeft bewust
voor deze aanpak gekozen, met als belangrijkste doelstelling om de zorg
en ondersteuning meer op het individu toe te spitsen. De situatie
verschilt immers van persoon tot persoon. Regelingen kunnen, binnen
rijksbreed vastgestelde kaders, per gemeente verschillen, en gemeenten
kunnen per persoon maatwerk leveren. De controle op de regeldruk is
hiermee ook meer bij de gemeenteraad komen te liggen. 

Bij deze en andere wijzigingen ondersteunt het Rijk op afstand. Onder
meer door financiële ondersteuning te bieden aan de Programmaraad –
bestaande uit DIVOSA, VNG, UWV en CEDRIS – die een
implementatieprogramma uitvoert gericht op gemeenten. Daarnaast helpen
de genoemde koepelorganisaties, ondersteund door het Rijk, het
leerproces tussen gemeenten onderling vorm te geven. 

Aantal inkomensregelingen

Binnen de doelstelling van het kabinet, zoals hierboven geformuleerd,
past een kritische blik op de complexiteit van het stelsel van
inkomensregelingen. Het advies van Actal om het aantal regelingen terug
te dringen sluit dan ook aan bij de visie van het kabinet om de
complexiteit van het stelsel zo veel mogelijk te beperken. Op een aantal
terreinen heeft het kabinet hier al belangrijke stappen in gezet. 

Het nieuwe kindregelingen stelsel, dat per 1 januari 2015 van kracht is
geworden, brengt het aantal kindregelingen terug van 10 naar 5, maakt de
stap om vanuit een uitkering te gaan werken meer lonend voor
alleenstaande ouders en blijft inkomensondersteuning bieden waar dit het
hardst nodig is. Door de veelheid aan regelingen in het oude stelsel was
dit voor ouders soms niet overzichtelijk. Ook werkten regelingen soms
tegen elkaar in. Met de 5 overgebleven regelingen zijn de doelstellingen
verhelderd. Naast het aanbieden van gratis schoolboeken aan kinderen in
het voortgezet onderwijs zijn er 2 kindgerelateerde regelingen voor
inkomensondersteuning over: de kinderbijslag is er voor alle ouders, en
het kindgebonden budget voor ouders die een lager inkomen hebben. De
overige 2 regelingen zijn gericht op arbeidsparticipatie: de
inkomensafhankelijke combinatiekorting en de kinderopvangtoeslag.
Oogmerk bij deze herziening is geweest om vergelijkbare groepen gelijk
te behandelen en regelingen waarvan de effectiviteit ter discussie
stond, af te schaffen. De overheidsmiddelen die hiermee gemoeid zijn
worden zodoende op een zo effectief mogelijke manier ingezet. 

Naast deze vermindering van het aantal regelingen wordt momenteel
gewerkt aan een herziening van de financieringssystematiek van de
kinderopvang. Ook dit betekent een belangrijke vereenvoudiging, waardoor
burgers minder regeldruk zullen ervaren en de kans op fouten en fraude
ingeperkt zal worden. In het nieuwe financieringsstelsel hoeven de
ouders veel minder gegevens aan te leveren of zelf schattingen te maken
van hun inkomen. Ook hebben ouders meer zekerheid over hun eigen
bijdrage omdat deze wordt gebaseerd op hun vastgestelde inkomen van twee
jaar geleden. De verwachting is dat het aantal herberekeningen en
terugvorderingen daarmee zal afnemen. Tenslotte wordt het voor ouders
simpeler doordat de financiering (het betalen van de factuur van de
kinderopvang en het ontvangen van de kinderopvangtoeslag) niet meer via
de eigen bankrekening loopt.

Bij het vormgeven van de Participatiewet, die per 1 januari 2015 is
ingegaan, is vereenvoudiging eveneens een belangrijke doelstelling
geweest. De Participatiewet heeft onder andere als doel om het aantal
regelingen voor mensen met een beperking te verminderen. Zo is het voor
iedereen met arbeidsvermogen sinds 1 januari duidelijk dat hij of zij
bij de gemeente moet zijn voor ondersteuning. Ook zijn er sinds 1
januari wijzigingen aangebracht rond de aanvullende
inkomensondersteuning. De langdurigheidstoeslag is vervangen door de
individuele inkomenstoeslag, en de categoriale bijzondere bijstand is
– behoudens de mogelijkheden ten aanzien van de collectieve
aanvullende ziektekostenverzekering – afgeschaft. Ten opzichte van de
oude situatie hebben gemeenten meer financiële ruimte om individueel
maatwerk te bieden: toetsingscriteria zijn algemeen geformuleerd en er
is meer keuzevrijheid voor gemeenten. 

Daarnaast kent de Participatiewet een aantal financiële prikkels om
werk te stimuleren. Gemeenten kunnen bijvoorbeeld de algemene
inkomstenvrijlating of de vrijlating voor alleenstaande ouders
toepassen, waardoor een gedeelte van de inkomsten uit arbeid niet wordt
verrekend met de uitkering. Op deze manier krijgt een
bijstandsgerechtigde een duidelijke prikkel om op zoek te gaan naar
werk. Naast deze vrijlatingen beschikken gemeenten over een aanvullend
financieel instrument dat zij onder meer kunnen inzetten om deeltijdwerk
te stimuleren. Het gaat dan om de premie voor arbeidsinschakeling voor
werkgevers, die één of twee keer per jaar kan worden vrijgesteld voor
ten hoogste €2.339 per kalenderjaar.

Conform de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE) worden de
artikelen van de begroting periodiek doorgelicht en daarmee onderzocht
op doelmatigheid – dat wil zeggen de mate waarin de regeling de
gestelde doelen realiseert – en doeltreffendheid –de efficiëntie
van de regeling. Regeldruk bij burgers komt in beide dimensies naar
voren. Wanneer er op basis van zulke beleidsdoorlichtingen mogelijkheden
tot vereenvoudiging geïdentificeerd worden, worden deze aan uw Kamer
gepresenteerd.

Aantal Inkomens- en vermogensbegrippen

Het kabinet deelt de conclusie van Actal dat er momenteel veel
verschillende inkomens- en vermogensdefinities in omloop zijn, en dat
dit leidt tot een aantal knelpunten. Uiteraard hebben de meeste burgers
slechts met een klein deel van de bestaande inkomensdefinities te maken.
Toch blijft het naast elkaar bestaan van verschillende definities
belemmeringen opleveren voor het bereiken van beleidsdoelstellingen, het
uitvoeren van regelingen, en het effectief en efficiënt ondersteunen
van burgers. 

Met de implementatie van de Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen
(Awir) in 2005 heeft het kabinet een algemeen uitgangspunt gecreëerd
voor de begrippen die gehanteerd worden bij inkomensafhankelijke
regelingen. Doelstelling van de Awir is om meer uniformiteit bij het
ontwerpen van nieuwe inkomensafhankelijke regelingen teweeg te brengen.
Daartoe bevat de Awir een geharmoniseerd begrippenkader. Toch worden er,
zoals Actal benadrukt, ook na invoering van de Awir, die alleen op sinds
2005 nieuw ingevoerde inkomensafhankelijke regelingen van toepassing is,
nog verschillende definities van bijvoorbeeld ‘inkomen’ en
‘vermogen’ gehanteerd. Tot nu toe is gebleken dat niet alle
uitvoeringsorganisaties gebruik kunnen maken van de Awir systematiek. 

Daarnaast zijn in 2010, uit oogpunt van verduidelijking en
harmonisering, de delegatiegrondslagen in de socialezekerheidswetgeving
geüniformeerd. Op grond van deze uniforme delegatiegrondslagen is
inmiddels het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetgeving tot
stand gekomen, waarmee de omschrijving van wat onder inkomen moet worden
verstaan voor de volksverzekeringen, werknemersverzekeringen en sociale
voorzieningen in belangrijke mate is geharmoniseerd en de voordien
bestaande acht afzonderlijke inkomensbesluiten per wet konden komen te
vervallen.

Naast deze reeds gezette stappen zal het kabinet de komende tijd in
samenwerking met de uitvoeringsorganisaties een verkenning uit gaan
voeren. Deze verkenning richt zich op de vraag hoe inkomensbegrippen
zodanig kunnen worden vereenvoudigd en geharmoniseerd dat burgers de
regelingen beter gaan begrijpen, en dat regelingen beter uitvoerbaar en
gericht worden. De verkenning zal onderbouwd worden met een nadere
analyse van de problematiek, de verwachte kosten, opbrengsten en
inkomenseffecten van eventuele oplossingsrichtingen en de mogelijke
transitiepaden. 

Betaalmoment

Actal doet de aanbeveling om één herkenbaar betaalmoment te hanteren.
Actal adviseert om hierbij uit te gaan van de datum waarop ook het
salaris in de regel wordt overgemaakt. Momenteel sluiten veruit de
meeste regelingen al bij deze aanpak aan. Zo betalen de SVB en de
Belastingdienst/Toeslagen in de regel, zij het met enkele
uitzonderingen, uit rond de 20e van de maand, waarbij er een marge van
een paar dagen op kan treden wegens verwerking door de bank. Er zijn nog
een paar regelingen in werking die niet per maand, maar per kwartaal of
per jaar worden uitbetaald. Daarnaast geldt voor enkele regelingen dat
de betaaldatum op een ander moment in de maand valt of kan vallen, en
worden sommige regelingen vooraf, en andere achteraf uitbetaald.

Om te bezien of de systematiek rond betaaldata verder geharmoniseerd kan
worden wil het kabinet, naast de verkenning over harmonisering van
inkomensbegrippen, ook hier een verkenning naar uit laten voeren –
wederom in samenwerking met de uitvoeringsorganisaties. Hierbij zal
onderzocht worden of een eventuele overstap naar een meer
geharmoniseerde aanpak wat betreft betaaldata met extra kosten en
risico’s gepaard gaat, of het op termijn tot besparingen kan leiden,
of er hierbij sprake is van een daadwerkelijke reductie van ervaren
regeldruk bij burgers, en of de benodigde wijzigingen uitvoerbaar zijn.
Zo heeft harmonisatie van betaaldata bijvoorbeeld een effect op de ICT
systemen van uitvoerders en banken, en op de dienstverlening door deze
organisaties, doordat er meer betalingen tegelijkertijd uitgevoerd
moeten worden. 

Aanpassing en Afbouw

De afgelopen tijd is er, mede door de reeds genoemde reductie in het
aantal regelingen, veel sprake geweest van aanpassings- en afbouw
trajecten. Zo loopt de ‘oude’ Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) nog enkele tientallen jaren door
voor burgers die onder het oude systeem waren ingeschreven.
Tegelijkertijd is de nieuwe Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen
(WIA) in 2005 in werking getreden. Het naast elkaar bestaan van
verschillende versies van regelingen, zoals de WAO en de WIA, kan voor
burgers verwarrend zijn. Daarnaast verhoogt het de kosten voor de
uitvoeringsorganisaties. Vooral tegen het aflopen van de afbouwperiode
van de te vervallen regeling nemen de uitvoeringskosten per deelnemer
exponentieel toe. Tegelijkertijd is er juist bij dit soort
afbouwtrajecten vaak sprake van een roep om maatwerk. Voor burgers die
al gebruik maken van een bepaalde regeling kan dit een oplossing bieden
bij het optreden van inkomenseffecten. Bovendien is het vaak
overzichtelijker voor personen die reeds aan een regeling deelnemen,
wanneer alles bij het oude blijft. Juist om aan zulke gevallen tegemoet
te komen wordt soms extra ‘complexiteit’ in het stelsel ingebouwd. 

Actal doet de aanbeveling om duidelijkheid en zekerheid te geven over
aanpassing en afbouw van bestaande regelingen. Actal adviseert om
hierbij uit te gaan van een uniforme wijze van afbouw, en om ook de
wijze van aanpassing zo veel mogelijk uniform te maken. In Box 1 wordt
uitgelegd hoe het juridisch kader voor transitiepaden eruit ziet. Door
dit kader te hanteren streeft het kabinet al naar een zo veel mogelijk
eenduidige aanpak bij afbouw- en aanpassingstrajecten. Bij de hierboven
aangekondigde verkenning naar de mogelijkheden wat betreft harmonisering
van inkomensbegrippen, zal ook gekeken worden naar de inkomenseffecten
van mogelijke oplossingsrichtingen en de noodzakelijke en mogelijke
transitiepaden. 

Box 1

Juridisch kader

Waar mogelijk en wenselijk streeft het kabinet al naar een zoveel
mogelijk eenduidige aanpak bij afbouw- en aanpassingstrajecten in de
sociale zekerheidswetgeving. Aanpassing en afbouw vinden altijd plaats
op de staatsrechtelijk voorgeschreven wijze. Daarbij wordt bezien of er,
gezien de maatschappelijke gevolgen, overgangsrecht noodzakelijk is. Bij
maatregelen die tot ongewenste inkomenseffecten leiden wordt ook bezien
of deze te mitigeren of te voorkomen zijn. Op basis van deze afwegingen
wordt vervolgens een transitiepad bepaald. Hierbij wordt het
Toetsingskader Overgangsrecht gehanteerd. Dit toetsingskader schrijft
voor dat het transitiepad op de volgende punten moet worden beoordeeld: 

De aard van de regeling: gaat het om een inkomensvervangende uitkering
(bijvoorbeeld bijstand) of om een aanvullende uitkering (bijvoorbeeld
toeslag), 

De aard en het doel van de wijziging: bijvoorbeeld de omvang van de
inkomensachteruitgang in relatie tot het totale inkomen, 

De groep die geraakt wordt door de wijziging,

De uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van het transitiepad. 

Als overgangsbepalingen noodzakelijk zijn, dan worden deze bij voorkeur
in de te wijzigen regeling opgenomen. Daardoor wordt de kenbaarheid van
het overgangsrecht bevorderd en wordt voorkomen dat verschillende
wijzigingsregelingen tegen elkaar in gaan werken of naast elkaar blijven
bestaan. Verder mag aan belastende regelingen, behoudens in
uitzonderlijke gevallen, geen terugwerkende kracht worden toegekend,
omdat daarmee de rechtszekerheid van de burger zou worden aangetast (Ar.
167). 

Bij afbouw- en aanpassingstrajecten waarbij uitkeringsgerechtigden hun
recht op een uitkering geheel of ten dele verliezen vindt altijd een
toets plaats aan de geldende wettelijke voorschriften. Zo kent
Nederland, om gehoor te geven aan Europese voorschriften, een recht op
het ongestoord genot van eigendom. Sociale zekerheidsrechten en
pensioenen moeten daarbij als eigendom worden gezien. Het wijzigen of
afschaffen van een uitkering mag daarom alleen als aan bepaalde eisen
wordt voldaan. Zo moet de wijziging bij wet plaatsvinden, een legitiem
doel dienen, en proportioneel zijn. Dat wil zeggen dat er een
evenwichtige afweging moet plaatsvinden tussen de belangen van
betrokkenen en de belangen van de overheid. Indien de vereiste
proportionaliteit ontbreekt, kan de wijziging alleen worden doorgevoerd
als aan de getroffen doelgroep compensatie wordt geboden, bijvoorbeeld
door bestaande uitkeringsgerechtigden van de wijziging te ontzien, door
uitgestelde inwerkingtreding, een overgangstermijn of een fasegewijze
afbouw. Binnen het ministerie van SZW wordt, gelet op de jurisprudentie
van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), bij ontneming van eigendom
veelal een minimale overgangstermijn van ca. 6 maanden aangehouden. Dit
al dan niet in combinatie met andere maatregelen. 

Ruimte voor maatwerk

Door de Afdeling advisering van de Raad van State is op mijn verzoek op
9 oktober 2012 een voorlichting uitgebracht aan de regering over de
mogelijke kaders bij wijzigingen in aanspraken in het sociale
zekerheidsrecht en de pensioenen. Daarin gaat de afdeling in op de
betekenis en reikwijdte van een aantal geldende voorschriften. In deze
voorlichting is aangegeven dat er geen concrete oplossingen of grenzen
kunnen worden aangedragen of bepaald, maar dat in ieder afzonderlijk
geval een afweging noodzakelijk is van de in het geding zijnde belangen.


Bij ieder aanpassingstraject wordt de afweging gemaakt tussen maatwerk
enerzijds, en een uniforme aanpak anderzijds. Waar besloten wordt tot
een meer maatwerkgerichte aanpak is daar altijd een zorgvuldige afweging
in de beide Kamers aan voorafgegaan, vaak met als doel om schrijnende
situaties voor specifieke groepen burgers te voorkomen. Richting de
toekomst blijft het kabinet deze afweging zorgvuldig maken. Op dit
moment is echter nog niet duidelijk welke afbouw- of
aanpassingsvraagstukken zich in de toekomst zullen voordoen. Het kabinet
blijft daarom de bestaande richtlijnen hanteren, maar blijft ook, waar
dat nodig is, ruimte bieden voor maatwerk. 

Communicatie tussen burgers en uitvoerders

Wanneer er veranderingen plaatsvinden in wet- en regelgeving omtrent
inkomensafhankelijke regelingen is het kabinet aan zet om de burger hier
volledig, tijdig en op begrijpelijke wijze over te informeren. Ook bij
wijzigingen in de persoonlijke situatie van de burger die van invloed
zijn op de inkomensafhankelijke regelingen waar de burger recht op heeft
wordt deze hierover geïnformeerd, meestal door de
uitvoeringsorganisaties. Zowel het kabinet als de
uitvoeringsorganisaties streven er hierbij naar om zo veel mogelijk aan
te sluiten bij de belevingswereld van de burger. De Rijksoverheid
informeert burgers middels rijksoverheid.nl, social media en campagnes.
Het gaat daarbij op informatie op hoofdlijnen, zoals algemene informatie
over wetswijzigingen en maatregelen. De Uitvoerders informeren hun
klanten via hun eigen kanalen (zie Bijlage 1). Daarnaast sturen zij
brieven aan personen die geraakt worden door beleidswijzigingen. 

In de communicatie tussen burgers en uitvoerders spelen verschillende
overwegingen mee. Zo streeft de overheid ernaar om volledig te zijn in
haar informatievoorziening richting burgers, om daarbij juist de burgers
die in aanmerking komen voor inkomensondersteuning te bereiken, om de
informatievoorziening zonder onnodige complexiteit of verwarring vorm te
geven, om burgers niet te belasten met regeldruk die vermeden kan
worden, en om vragen van burgers adequaat te beantwoorden. Getuige de
bevindingen van Actal is dit niet altijd een gemakkelijke opgave. Actal
merkt op dat personen die recht hebben op inkomensondersteuning
kwetsbaar zijn: zij hebben vaak een beperkt sociaal netwerk en dikwijls
ook een laag opleidingsniveau. Voor deze groep is het dus een
behoorlijke opgave om te achterhalen hoe de beschikbare
ondersteuningsregelingen precies werken, welke informatie er bij welke
uitvoeringsorganisatie aangeleverd moet worden, en hoe de verschillende
regelingen met elkaar samenhangen. Naast de groep (zeer) laagopgeleiden
weten ook personen met een beperking vaak moeilijk de weg te vinden naar
overheidsvoorzieningen. Dit zijn tevens de groepen die moeilijk te
bereiken zijn via campagnes, sociale media en websites. Voor deze mensen
is meer individuele voorlichting en begeleiding nodig. Gemeenten en
uitvoeringsinstanties zetten zich daar dan ook voor in. 

Actal noemt een top drie van ervaren regeldruk, samengesteld door
burgers die bij het achterliggende onderzoek betrokken zijn geweest: de
vindbaarheid en begrijpelijkheid van de informatie komt op 1, gevolgd
door de complexiteit van de inkomens- en vermogenskoppeling en de
tijdsbesteding die nodig is om de financiële ondersteuning te
verkrijgen.

1. Vindbaarheid en begrijpelijkheid van informatie

Om te zorgen dat burgers de voor hen relevante informatie kunnen vinden
organiseert de rijksoverheid onder meer massamediale campagnes bij
ingrijpende wijzigingen in de regelgeving. Voor de site rijksoverheid.nl
loopt een constante online campagne, waardoor burgers gemakkelijk
informatie kunnen vinden op de website. Daarbij wordt ervoor gezorgd dat
zoekopdrachten in Google zo veel mogelijk de voor burgers relevante
informatie oplevert. Daarnaast voeren ook uitvoeringsorganisaties als
UWV en SVB campagnes uit om mensen te wijzen op hun dienstverlening. De
mate waarin informatie bij burgers bekend is, wordt door de
Rijksoverheid continue onderzocht middels campagne-effect onderzoek.
Hierover wordt door de Dienst Publiek van het ministerie van Algemene
Zaken jaarlijks verantwoording afgelegd aan de Tweede Kamer.

De rijksoverheid en de uitvoeringsorganisaties hebben de afgelopen jaren
veel gedaan om de informatie begrijpelijker te maken, door onder meer
waar mogelijk op B1-niveau te communiceren. Hieronder ga ik in op een
aantal reeds gestarte initiatieven om de communicatie tussen burgers en
overheid te verbeteren. Daarnaast worden door uitvoeringsorganisaties
ook klant of case managers ingezet om op individueel niveau mensen te
ondersteunen. De manier waarop individuele uitvoeringsorganisaties dit
inrichten, staat beschreven in Bijlage 1 bij deze brief. 

2. Complexiteit van de inkomens- en vermogenskoppeling

Door een verkenning uit te voeren naar de mogelijkheid om
inkomensdefinities te vereenvoudigen of harmoniseren zet het kabinet
zich in voor meer duidelijkheid voor burgers op dit punt. Daarnaast
wordt door de verschillende uitvoeringsorganisaties reeds gepoogd om zo
veel mogelijk informatie te vergaren uit bestaande registratiesystemen,
zolang de geldende privacywetgeving dit toelaat. Hieronder ga ik in op
de Wet Eenmalige Uitvraag, die uitvoerders verplicht om burgers niet
meerdere malen om dezelfde informatie te vragen. 

3. Tijdsbesteding die nodig is om de financiële ondersteuning te
verkrijgen

Burgers hebben vaak direct contact met de uitvoeringsorganisaties. Bij
het doen van een aanvraag, wanneer zij een vraag of klacht voor willen
leggen, of om wijzigingen door te geven. In sommige gevallen verloopt
dit contact via tussenpersonen, zoals wijkteams, cliëntondersteuners
(met name in de zorg) of vrijwilligers. Omdat elk van de
uitvoeringsorganisaties een duidelijk eigen aandachtsgebied heeft kunnen
burgers met vragen beter bediend worden. Tegelijkertijd komt het nog
steeds voor dat burgers niet zeker weten waar ze met hun vraag aan
moeten kloppen, dat burgers doorverwezen worden naar een andere
uitvoeringsorganisatie, of dat voor beantwoording van een vraag meerdere
uitvoeringsorganisaties informatie aan moeten leveren. De
uitvoeringsorganisaties hebben hier momenteel ieder een eigen aanpak
voor. Daarnaast zetten gemeenten de laatste jaren steeds vaker
multidisciplinaire wijkteams op om juist de verbinding tussen de
verschillende domeinen te verbeteren. Dat kan leiden tot kortere lijnen
tussen schuldhulpverleners, consulenten werk en inkomen en
zorgaanbieders. 

Uitvoeringsorganisaties

Momenteel worden de meeste regelingen uitgevoerd door vijf organisaties,
plus de gemeenten: de Belastingdienst/Toeslagen is verantwoordelijk voor
de huur-, kinderopvang- en zorgtoeslag, en het kindgebonden budget; de
Sociale Verzekeringsbank (SVB) is verantwoordelijk voor de
volksverzekeringen zoals de AOW; het Uitvoeringsinstituut
Werknemersverzekeringen (UWV) verzorgt ondersteuning bij onder meer
werkloosheid en arbeidsongeschiktheid; de Dienst Uitvoering Onderwijs
(DUO) verstrekt het studievoorschot en regelt andere voorzieningen voor
studenten; en het Centraal Administratiekantoor (CAK) is betrokken bij
de uitvoering van o.a. de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) en de
Wet Langdurige Zorg (WLZ). 

Met de huidige indeling gaan verschillende overwegingen gepaard, zoals
opbouw van verschillende typen expertise, het werken met verschillende
doelgroepen en het respecteren van privacywetgeving. Tegelijkertijd gaat
het om een stelsel dat in de tijd is uitgegroeid tot haar huidige vorm.
De publieke belangen die in het huidige stelsel centraal staan zouden
mogelijk ook op eenvoudigere wijze geborgd kunnen worden. Het kabinet
wil hiernaar streven, maar ziet een beperking van het aantal
uitvoeringsorganisaties alleen als doel wanneer dit een bijdrage levert
aan de effectiviteit en efficiëntie van het stelsel. Het bewaken van
efficiëntie en effectiviteit binnen het stelsel is een continu
aandachtspunt voor het kabinet. 

Een reorganisatie waarbij uitvoeringsorganisaties worden samengevoegd
kent naast potentiële voordelen ook belangrijke risico’s, en leidt
niet per definitie tot minder complexiteit, meer efficiëntie en/of meer
doeltreffendheid. De uitvoeringsorganisaties hebben de afgelopen tijd
met ingrijpende wijzigingen te maken gehad, en hebben nu behoefte aan
rust om deze wijzigingen zorgvuldig te kunnen implementeren. Het kabinet
ziet dan ook geen reden om het aantal uitvoeringsorganisaties op korte
termijn terug te dringen. In de brief van 13 mei 2014 heeft de minister
voor Wonen en Rijksdienst het kabinetsstandpunt betreffende het aantal
zbo’s meegedeeld. Hierin wordt aangekondigd dat het kabinet inzet op
het opheffen dan wel laten fuseren van een aantal zbo’s. In dat kader
past, zoals aangegeven in de genoemde brief, het voornemen om in
2017/2018 een verkenning te starten om te bezien of het samenvoegen van
het UWV en de SVB haalbaar en wenselijk is.  

Reeds gestarte initiatieven voor een persoonlijke benadering en
gestroomlijnd contact tussen burgers en uitvoerders

In de afgelopen jaren zijn reeds verscheidene initiatieven ten uitvoer
gebracht die bijdragen aan het stroomlijnen en verbeteren van de
communicatie tussen burgers en overheid over inkomensafhankelijke
regelingen. Voorbeelden daarvan zijn de introductie van uitgebreidere
online dienstverlening, het uitbreiden van de dienstverlening door
gemeenten, de Wet Eenmalige Uitvraag, en de uitkomsten van het Project
Compacte Rijksdienst. Deze reeds gezette stappen vormen een goede basis
voor een toekomstbestendig stelsel van inkomensafhankelijke regelingen,
waarbij de burger centraal staat.  

1. Online Dienstverlening

De komst van online dienstverlening heeft voor veel burgers al geleid
tot een sterke beperking van de ervaren regeldruk. Ook op dit moment
worden er verbeteringen aangebracht in het online
dienstverleningssysteem. Zo wordt er door DUO een nieuw ICT-systeem
ontwikkeld, waarbij klanten in de toekomst meteen online de verwerking
van een doorgegeven wijziging kunnen zien. Op dit moment bedraagt de
verwerkingstijd nog 2-3 weken. Ook ontwikkelt DUO een tool voor burgers
die een schatting op moeten geven van hun inkomen. Ook bij de andere
uitvoeringsorganisaties wordt continu gewerkt aan de digitale
infrastructuur, waardoor burgers voor steeds meer zaken online terecht
kunnen. Bij Belastingdienst/Toeslagen kunnen burgers online hun
toeslagensituatie inzien en wijzigingen doorgeven.  

Voor specifieke doelgroepen, zoals sommige burgers met een beperking, is
online dienstverlening geen oplossing. De uitvoeringsorganisaties bieden
ook op dit punt maatwerk. Bij het UWV kunnen klanten bijvoorbeeld via de
werkpleinen extra ondersteuning krijgen. DUO biedt telefonisch of op de
DUO kantoren ondersteuning en werkt, waar nodig, met case management.
Klanten die hier behoefte aan hebben kunnen daardoor bij één individu,
de case manager, terecht met al hun vragen. Bij de Belastingdienst
kunnen mensen bij de BelastingdTelefoon telefonische ondesteuning
krijgen, of een persoonlijke afspraak bij een van de balies maken. Bij
het CAK, dat met name oudere burgers met gezondheidsproblemen bedient,
verloopt het overgrote deel van het klantcontact via het callcenter, dat
gespecialiseerd is in de relevante wetgeving en snel de eerste lijn
vragen kan beantwoorden. Ingewikkelde vragen worden beantwoord door
Klantadviseurs.

2. Dienstverlening door gemeenten

Zoals hierboven vermeld is de gemeente steeds vaker het loket waar de
burger terecht kan voor verschillende vormen van inkomensondersteuning.
Bij de gemeente helpt de inzet van sociaal raadslieden bovendien om
kwetsbare burgers met complexe financiëel-juridische problemen wegwijs
te maken in het systeem, waarbij zo nodig ook hulp wordt geboden bij het
invullen van formulieren. Het kabinet kiest er daarnaast bewust voor de
uitvoeringsorganisaties de ruimte te geven om, naar eigen inzicht,
veranderingen door te voeren die kunnen helpen bij het ter beschikking
stellen van begrijpelijke en goed vindbare informatie aan burgers. In
Bijlage 1 staat beschreven hoe de verschillende uitvoeringsorganisaties
van deze ruimte gebruik maken. 

3. De Wet Eenmalige Uitvraag

Deze wet stelt een verbod op dubbele gegevensuitvraag in de keten van
werk- en inkomensregelingen, ook wel de SUWI-keten genoemd. Als leidend
principe voor de dienstverlening aan burgers geldt daarmee dat elk
gegeven dat in de keten van werk en inkomen aan de burger wordt
gevraagd, slechts eenmaal uitgevraagd mag worden. Het is aan de partijen
om hun lokale/regionale samenwerking zo in te richten dat hieraan
voldaan wordt. Ter ondersteuning hiervan is tevens een digitaal
klantdossier ontwikkeld voor iedere burger die met de werk- en inkomens
keten te maken heeft. De Wet Eenmalige Uitvraag is van toepassing op
alle sociale zekerheidsregelingen, en daarmee op de gegevens die worden
opgevraagd door de SVB, het UWV en de gemeente. Waar nodig voor correcte
uitvoering van wet- en regelgeving, kunnen verder ook gegevens worden
opengesteld van de Belastingdienst en DUO. 

De burger wordt door de Wet Eenmalige Uitvraag zo veel mogelijk ontzien
waar het gaat om administratieve lasten. Tegelijkertijd maakt deze wet
het mogelijk voor burgers om inzicht te krijgen in de in het
klantdossier opgenomen gegevens, die de basis vormen voor de handelingen
en beslissingen van de organisaties. Burgers hebben ook de gelegenheid
om een verzoek in te dienen onjuiste gegevens te corrigeren. Tot slot
wordt het digitaal klantdossier ook gebruikt om diensten van de
ketenpartners via internet aan te bieden. Omdat de Wet Eenmalige
Uitvraag met name op de professionals van de uitvoeringsorganisaties is
gericht, biedt zij ook een oplossing voor burgers die zelf niet
gemakkelijk met online dienstverlening om kunnen gaan. In zulke gevallen
kunnen de professionals namelijk nog steeds een online dossier
bijhouden, maar kiezen zij voor de dienstverlening richting burger voor
een andere vorm.

4. Project Compacte Rijksdienst

In 2011 is het project Compacte Rijksdienst van start gegaan. De opgave
was om voorstellen te ontwikkelen en te implementeren waarbij de 4 grote
uitvoeringsorganisaties die uitkeringen aan burgers verstrekken, meer
gaan samenwerken en activiteiten gaan clusteren. Het gaat om
Belastingdienst/Toeslagen, UWV, SVB en DUO. De voorstellen die via dit
project zijn uitgewerkt, zijn ontwikkeld vanuit een drietal
doelstellingen, namelijk:

Een zo doelmatig mogelijke uitvoering, dus lagere uitvoeringskosten;

Verbetering van de dienstverlening aan burgers, rekening houdend met
enerzijds de mogelijkheden die de moderne technologie biedt, en
anderzijds met het gegeven dat soms ook juist maatwerk en menselijke
interventie nodig is;

Versterking van fraudebestrijding, door fraudesignalen alert in kaart te
brengen en, waar opportuun, gezamenlijk fraude aan te pakken.

Een aantal van de uitkomsten van dit project is relevant voor het
beperken van regeldruk. Deze zijn als volgt samen te vatten:

Er zijn expertisecentra opgezet, waarin de uitvoeringsorganisaties
informatie over verschillende thema’s met elkaar uitwisselen. Concrete
uitkomst van één zo’n expertisecentrum is bijvoorbeeld dat DUO
inmiddels gebruik maakt van de ICT-bouwstenen die door de
Belastingdienst zijn ontwikkeld. 

Er is ruimte ontstaan voor de uitvoeringsorganisaties om systematisch
hun visie op een aantal majeure onderwerpen in de uitvoering van
uitkeringsregelingen kenbaar te maken via de begrotingsstukken.

Er is een ‘stelselcatalogus’ opgesteld die professionals in staat
stelt om een efficiëntere en kwalitatief betere doorvertaling van
regelgeving naar uitvoeringsprocessen te bewerkstelligen. In de
Stelselcatalogus worden de in wetten en (basis)registraties opgenomen
begrippen in onderlinge samenhang vastgelegd. De Stelselcatalogus
ondersteunt daarmee verschillende doelgroepen zoals beleidsadviseurs,
wetgevingsjuristen, uitvoerders en informatici. De stelselcatalogus
biedt ook mogelijkheden om de veelal complexe analyses bij het
harmoniseren en vereenvoudigen van regelingen en het standaardiseren van
begrippen te ondersteunen. 

5. Vooruitblik

De reeds ingezette initiatieven hebben al tot veel verbetering geleid.
Ook hebben zij, daar waar het systeem kwetsbaar was en
toekomstbestendigheid miste, bijgedragen aan een oplossing. Daarnaast
blijft het kabinet kritisch kijken naar het functioneren van het stelsel
van inkomensafhankelijke regelingen. Zo wordt op dit moment een
evaluatie van de wet SUWI uitgevoerd, in combinatie met een
Beleidsdoorlichting van Artikel 11 van de SZW begroting. Hierin wordt
onder meer aandacht besteed aan de inrichting en aansturing van het
SUWI-stelsel, de doelmatigheid van de uitvoering en de regionale
samenwerking. Eind 2015 ontvangt uw Kamer hierover een separate
kabinetsreactie. 

Privacywetgeving

Bij het beperken van regeldruk en het harmoniseren van gegevensbestanden
is privacy een belangrijk aandachtspunt. Zo maakt de Wet Eenmalige
Gegevens Uitvraag het bijvoorbeeld mogelijk om gegevens ter beschikking
te stellen aan verschillende partners in de keten van werk- en inkomens
regelingen. Dit beperkt de regeldruk voor burgers, maar vergt wel
continue aandacht voor privacy en beveiliging. In overeenstemming met
het huidige wettelijke regime wordt informatie over burgers hierbij
alleen verstrekt c.q. uitgewisseld, als de noodzaak daarvoor blijkt uit
een wettelijke grondslag. Ondanks deze inperking van wettelijke
autorisatie voor gegevensuitwisseling heeft de Staatssecretaris van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid in haar brief d.d. 4 juni 2015 moeten
constateren dat de beveiliging van SUWInet bij gemeenten nog onvoldoende
op orde is. Juist daarom acht ik het raadzaam om uiterst voorzichtig om
te gaan met een verdere toename van gegevensuitwisseling, en geef ik
prioriteit aan het waarborgen van privacy en beveiliging. De
Staatssecretaris heeft verder in genoemde brief aangekondigd een
onderzoek uit te zullen laten voeren naar de toekomstige wijze van
gegevensuitwisseling binnen het domein van werk en inkomen, gezien de
groei van het gegevensverkeer, de overdracht van taken en bevoegdheden
naar gemeenten en signalen van de Inspectie SZW over tekortkomingen in
de informatiebeveiliging bij gemeenten in het domein van werk en
inkomen. Hierbij worden de organisatorische, juridische en technische
inrichting van het systeem verkend. De Staatssecretaris zal u voor het
einde van het jaar informeren over de voortgang van dit onderzoek.
Verder zal DigiD de komende jaren vervangen worden door "eID", een
nieuwe en hoger beveiligde infrastructuur voor identificatie en
authenticatie voor burgers en bedrijven. Deze infrastructuur wordt ook
voor de dienstverlening van de overheid gebruikt.

Conclusie

De hoofdconclusie van Actal is dat er ruimte is voor heroverweging van
de huidige veelheid, diversiteit en complexiteit van regelingen, waarbij
de wenselijkheid van inkomensondersteuning en participatiebevordering
niet ter discussie staat. Actal merkt hierbij op dat vereenvoudiging van
het stelsel een aantal belangrijke voordelen heeft:

Vereenvoudiging maakt het gemakkelijker voor burgers om een goed
overzicht te verkrijgen van de bestaande regelingen, en specifiek van
regelingen die op henzelf van toepassing zijn;

Vereenvoudiging vergemakkelijkt de informatie-uitwisseling tussen
uitvoeringsorganisaties en burgers;

Vereenvoudiging helpt misbruik te voorkomen en bestrijden, en maakt het
opsporen van misbruik minder kostbaar;

Vereenvoudiging beperkt het risico op fouten in de uitvoering, en
daarmee het risico op onnodige kosten bij uitvoeringsorganisaties en op
financiële problemen bij burgers;

Vereenvoudiging beperkt de noodzaak tot frequente wijzigingen in het
stelsel;

Ook wanneer fraude en uitvoeringsfouten niet aan de orde zijn kan
vereenvoudiging de uitvoeringskosten verminderen.

De aanbevelingen van Actal om deze voordelen te realiseren zijn:

Verminder het aantal regelingen en kom tot één inkomens- en
vermogensbegrip voor alle regelingen: op dit punt zijn al belangrijke
stappen gezet. In aanvulling hierop voert het kabinet de komende tijd
een verkenning uit naar mogelijke vereenvoudiging van de
inkomensbegrippen. 

Harmoniseer de inkomens- en vermogenskoppeling in alle regelingen: dit
hangt sterk samen met de inkomens- en vermogensbegrippen die gehanteerd
worden. Zodoende wordt dit ook in de aangekondigde verkenning naar
inkomensbegrippen meegenomen als aandachtspunt.

Gebruik één herkenbaar betaalmoment: ook op dit punt zal het kabinet
de komende tijd een verkenning uitvoeren. 

Geef duidelijkheid en zekerheid over aanpassing en afbouw van
regelingen: het kabinet streeft naar rechtmatigheid en voldoende
maatwerk. Hierbij is de communicatie richting burgers een voortdurend
aandachtspunt. 

Beperk het aantal uitvoeringsorganisaties: op de lange termijn zal
verkend worden of het wenselijk en haalbaar is het UWV en de SVB samen
te voegen. Op de korte termijn richt het kabinet zich op de communicatie
tussen uitvoerders en burgers, zonder daarbij grote reorganisaties in
gang te zetten. 

Hanteer een persoonlijke benadering in de informatievoorziening: de
uitkomsten van het Project Compact Rijksdienst bieden hiervoor een goed
startpunt. Op basis van deze uitkomsten streeft het kabinet naar verdere
verbetering van de communicatie tussen overheid en uitvoerders aan de
ene kant, en burgers aan de andere kant. Ook de communicatie tussen
uitvoerders en overheid onderling is voor het kabinet een belangrijk
aandachtspunt. 

Het kabinet hecht veel waarde aan een gedegen stelsel van
inkomensondersteuning en participatiebevorderende maatregelen. Het
huidige stelsel biedt veel ruimte tot maatwerk, maar is mede daardoor
ook complex. Het is de taak van het kabinet om daarin de juiste balans
te vinden: tussen eenvoud en maatwerk, en tussen zo min mogelijk
regeldruk en zo passend mogelijke informatievoorziening. Het kabinet
erkent de genoemde voordelen van vereenvoudiging, en doet waarmogelijk
haar best om het stelsel te vereenvoudigen zonder de doelstelling van
het stelsel uit het oog te verliezen. Daarnaast plaatst het kabinet
enkele kanttekeningen bij de genoemde voordelen van vereenvoudiging. Zo
kan vereenvoudiging een regeling een meer generiek karakter geven,
waardoor zij beschikbaar wordt voor een bredere doelgroep en de kosten
dus stijgen in plaats van dalen, of de participatiebevorderende werking
verloren gaat. Met de stappen die het kabinet reeds heeft gezet of in de
nabije toekomst nog gaat zetten wordt volgens het kabinet een goede
balans gevonden tussen het behoud van maatwerk / voorkomen van
onevenredige inkomenseffecten, en vereenvoudiging / stroomlijning van
het stelsel.

Het verbeteren van ons sociaal en fiscaal stelsel is een dynamisch
proces, waarin verbetermogelijkheden die zich voordoen zo veel mogelijk
zullen worden benut. Bij zulke processen speelt altijd een combinatie
van factoren, waaronder (conflicterende) beleidsdoelstellingen,
uitvoerbaarheid, politieke haalbaarheid en de impact van wijzigingen
voor burgers. Het kabinet schenkt aandacht aan al deze factoren, en
maakt waar nodig keuzes. Vermindering van regeldruk blijft daarin een
zeer belangrijk aandachtspunt, zoals in deze brief uiteengezet. Door
naast de reeds gestarte initiatieven twee verkenningen uit te voeren,
naar harmonisering van inkomensbegrippen en van betaaldata, blijft het
kabinet altijd streven naar een zo eenvoudig mogelijk stelsel van
inkomensafhankelijke regelingen.  

Bijlage 1: Informatievoorziening door Uitvoeringsorganisaties

Investeren in het begrijpelijk maken van informatie

De Belastingdienst past haar briefteksten, en waar mogelijk ook de
bewoording op de website, aan om in de gekozen bewoording zo veel
mogelijk aan te sluiten bij de belevingswereld van de burger. Waar er
geen eenvoudiger woord bestaat, wordt het begrip uitgelegd. Daarnaast
wordt in een brief altijd vermeld waar burgers online meer informatie
kunnen vinden, en waar zij terecht kunnen voor telefonisch contact. Ook
in het vormgeven van procedures tracht de Belastingdienst
vereenvoudiging te bewerkstelligen. Op   HYPERLINK
"http://www.belastingdienst.nl"  www.belastingdienst.nl  zijn er verder
rekenhulpen beschikbaar (zowel voor Toeslagen als voor diverse
belastingen) waarmee het potentiële recht op een fiscale- of
toeslagfaciliteit kan worden berekend. Bij de afdeling Toeslagen, waar
de gehanteerde begrippen erg complex kunnen zijn, worden verbeteringen
in de interactie met burgers zo veel mogelijk gebaseerd op onderzoek
onder toeslaggerechtigden.

Tegelijkertijd is het mogelijk om gebruik te maken van hulp bij aangifte
via de Belastingdienst, via een afspraak aan een van de balies of via
bijvoorbeeld vak- en ouderenbonden en andere maatschappelijke
intermediairs die hiervoor weer (o.a. technische en inhoudelijke)
ondersteuning van de Belastingdienst krijgen. Via de Belastingtelefoon
kunnen (algemene en persoonsgebonden) vragen over het eigen dossier
worden gesteld. Via terugbelafspraken kunnen vragen over de persoonlijke
situatie worden beantwoord. Als de vragen te complex worden voor de
Belastingtelefoon, dan wordt er een terugbelafspraak gemaakt waarin
dieper op de materie kan worden ingegaan.

Bij het CAK verloopt het overgrote deel van de klantcontacten via het
callcenter. Een kleiner deel verloopt per brief of mail, en daarnaast
wordt er ook via de balie gecommuniceerd. Het callcenter is
gespecialiseerd in de relevante wetgeving en kan snel de eerste lijn
vragen beantwoorden. Ingewikkelde vragen worden beantwoord door
Klantadviseurs. Het telefoonnummer van het CAK is gratis en daardoor
laagdrempelig. Daarnaast worden klanten proactief op mogelijkheden
gewezen om hulp aan te vragen bij betalingen van de eigen bijdrage. Alle
uitingen in brieven, beschikkingen, facturen en folders etc. zijn
geschreven in het taalgebruik A2/B1. Daarnaast werkt het CAK met een
Klantenpanel, waaraan teksten en webpagina’s worden voorgelegd om te
toetsen op begrijpelijkheid.

Ook DUO stemt de gebruikte bewoording en structuur op haar website zo
veel mogelijk af op de belevingswereld van de klant. Hierbij wordt
uitgegaan van onderzoek naar de behoeften van klanten en naar de ‘user
experience’ op de website. Wanneer de informatie op de website toch
niet toereikend is biedt DUO telefonisch ondersteuning, of kan er een
afspraak gemaakt worden bij één van de kantoren van DUO. Voor klanten
die niet in staat zijn om dit traject zelfstandig te coördineren wordt
een klantmanager ingesteld. Zodoende heeft de klant één aanspreekpunt
die bekend is met zijn of haar dossier, en waarbij de klant met al zijn
of haar vragen terecht kan. Voor klanten die een schatting van hun
huidige inkomen moeten opgeven wordt momenteel een online tool
ontwikkeld.

De SVB biedt klanten met vragen telefonisch of op afspraak op kantoor
ondersteuning, waaronder hulp bij het indienen van een aanvraag. Klanten
hoeven wijzigingen van vaste inkomsten uit loon, pensioen of uitkering
uit Nederland niet door te geven. Dit scheelt veel in de administratieve
lasten. De SVB heeft verder veel aandacht voor begrijpelijke taal in
communicatie-uitingen. Een team van professionals is hiervoor
verantwoordelijk. Alle brieven, beschikkingen, maar ook de website
worden door hen geschreven. De SVB heeft een aparte website,   HYPERLINK
"http://www.svbabc.nl/"  http://www.svbabc.nl/ , voor mensen die moeite
hebben met lezen.

Het UWV heeft jaarlijks vele miljoenen contacten met burgers en
bedrijven via internet, telefonie en brieven. Het beheer van deze
communicatiekanalen is binnen UWV integraal belegd. Hiermee zorgt UWV
ervoor dat de communicatie duidelijk, begrijpelijk en consistent is voor
klanten, ongeacht het communicatiekanaal waarlangs zij UWV bereiken.
Over de afgelopen jaren is er steeds meer aandacht gekomen voor de
toonzetting van de communicatie van UWV. Over de afgelopen jaren heeft
UWV in samenwerking met zijn cliëntenraad de inhoud van zijn
communicatiemiddelen hierop aangepast. Ook is er voor de schriftelijke
communicatie een Bedrijfswoordenboek ontwikkeld met (niet) te gebruiken
begrippen en een Schrijfwijzer die communicatiemedewerkers helpt op het
juiste taalniveau te formuleren bij het opstellen van brieven en het
vormgeven van webteksten. UWV onderhoudt het telefonisch contact met
burgers en bedrijven via eigen COPC-gecertificeerde callcentra, waar
zoveel mogelijk ervaringsdeskundigen werken, dus mensen die ooit klant
van UWV zijn geweest. Over de afgelopen jaren is het aantal bezoekers
van de websites UWV.nl en Werk.nl, explosief gestegen. Behalve als
informatiebron worden de websites, en vooral de inlogomgevingen die hier
achter zitten, steeds belangrijker in het onderhouden van contact met de
burger. Ook op social media is UWV actief via een webcareteam. Via onder
andere een Twitter-account en fora beantwoordt UWV individuele vragen
van burgers op een manier die tevens informatief kan zijn voor andere
burgers die op zoek zijn naar informatie.

Investeren in vindbaarheid

De Belastingdienst biedt via de websites   HYPERLINK
"http://www.belastingdienst.nl"  www.belastingdienst.nl  en   HYPERLINK
"http://www.toeslagen.nl"  www.toeslagen.nl  zo veel mogelijk informatie
aan. Daarnaast biedt de belastingtelefoon uitkomst voor meer
persoonsgebonden vragen. Voor burgers in een eenvoudige situatie wordt
de mogelijkheid geboden om de zorgtoeslag ook via een app aan te vragen.
Deze app is van oorsprong – maar niet meer exclusief – gericht op
jongeren, en heeft een look en feel met bijpassend taalgebruik voor deze
doelgroep. 

Naast deze eigen dienstverlening bij de Belastingdienst, worden burgers
ook geholpen door anderen, zowel in de privésfeer als door
professionele dienstverleners. 

Vanuit de Belastingdienst wordt dit zeer actief ondersteund, met name op
het gebied van toeslagen. De Belastingdienst heeft contact met honderden
gemeenten, maatschappelijke organisaties, kinderopvanginstellingen en
verhuurders om hen te helpen de ondersteuning aan toeslaggerechtigden
goed vorm te geven. Vanuit de Belastingtelefoon worden burgers als nodig
daar naar doorverwezen.

Het CAK beantwoordt met de website www.hetcak.nl zo veel mogelijk
klantvragen. Daar waar de website geen uitkomst biedt kan het klant
contactcenter ondersteunen. De persoonlijke klantsituatie vormt het
vertrekpunt van de website. Door het aanbieden van diverse
rekenprogramma’s ondersteunt het CAK de klant bij het berekenen van de
eigen bijdrage. Momenteel wordt er gewerkt aan een nieuwe, eenvoudige en
goed vindbare website met een klantportaal, waarbij klanten gemakkelijk
zaken kunnen regelen en inzicht en overzicht in de persoonlijke situatie
centraal staat. Op de website van het CAK zijn folders beschikbaar voor
klanten en Ketenpartners. Nieuwe klanten ontvangen een kennisgeving met
een informatiefolder en verwijzing naar de website.

DUO maakt gebruik van bestaande registratiesystemen van de
Belastingdienst (voor de zogenaamde ‘achttienjarigenbrief, waarin
jongeren die 18 worden informatie krijgen over de mogelijkheid
studiefinanciering te ontvangen), en van de onderwijsinstellingen. Het
komt daardoor zelden voor dat scholieren of studenten tussen wal en
schip vallen. 

De SVB werkt met bevorderde aanvraag: mensen die mogelijk recht hebben
op een uitkering worden gericht geïnformeerd. Wel dienen zij een
aanvraag in te dienen, maar dit vergt meestal slechts enkele minuten
tijd (wanneer bijvoorbeeld alleen een rekeningnummer en handtekening
nodig zijn). Middels deze aanpak wordt voorkomen dat de doelgroep die in
aanmerking komt zelf op zoek moet om een aanvraag in te dienen. Het
niet-gebruik van de SVB-regelingen is hierdoor laag. Daarnaast wordt
voorkomen dat personen die geen aanspraak hebben, wel een aanvraag
indienen. Verder heeft de SVB voor veel regelingen een online tool
ontwikkeld waarmee burgers door beantwoording van een aantal vragen
kunnen bepalen of zij in aanmerking komen voor een regeling. Personen
die bij de SVB terecht komen, maar bijvoorbeeld voor een uitkering bij
gemeente, Belastingdienst of UWV moeten zijn worden zo goed als mogelijk
doorverwezen door serviceteammedewerkers. 

Het UWV biedt aan kwetsbare doelgroepen altijd een mogelijkheid voor
persoonlijk contact. Als een klant 'er niet uitkomt', bijvoorbeeld niet
in staat is een uitkering online aan te vragen, biedt UWV hulp op de
Werkpleinen. Het telefonisch klantencontact van UWV, vaak het eerste
contact dat een klant met UWV heeft, probeert te achterhalen of er
sprake is van schuldenproblematiek. Als schulden dreigen te ontstaan
wijst de klantadviseur op verschillende sites waarop inkomens
verruimende mogelijkheden worden genoemd. Als er reeds schulden zijn,
worden deze zware gevallen doorgezet naar een speciaal team
Schuldhulpverlening met klantadviseurs die getraind zijn in het zoeken
naar een passende oplossing voor de klant. 

Bijlage 2: Overzicht van Inkomensregelingen volgens de per 1 januari
2016 geldende situatie

Naam Regeling	Categorie	Inkomens-afhankelijk?

Huurtoeslag	Lage Inkomens	Ja

Toekenning Sociale Huurwoning	Lage inkomens	Ja

Participatiewet (vervanging van Wet Werk en Bijstand, WWB)	Lage Inkomens
	Ja

Bijzondere bijstand	Lage Inkomens 	Ja

Individuele Inkomenstoeslag / Individuele Studietoeslag	Lage Inkomens 
Ja

Toeslagenwet (TW)	Lage Inkomens 	Ja

Zorgtoeslag	Lage Inkomens 	Ja

Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO)	Lage Inkomens: Ouderen	Ja

Besluit Bijstandverlening zelfstandigen (Bbz)	Lage Inkomens:
Zelfstandigen	Ja

Ziektewet (ZW) 	Ziekte FLEX	Ja

Wet arbeid en zorg (WAZO)	Zorg	Ja

Tegemoetkoming Specifieke Zorgkosten	Zorg (intensief)	Ja

Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO)	Zorg (intensief)	Ja, hoogte
eigen bijdrage is afhankelijk van inkomen

Aftrek Bijzondere Ziektekosten	Zorg (intensief)	Ja

WLZ (Was AWBZ)	Zorg (intensief)	Ja

Aftrek Specifieke Zorgkosten	Zorg (intensief)	Ja

Overbruggingsregeling AOW (OBR)	Ouderen	Ja

Regeling inkomensondersteuning AOW (RIA) 	Ouderen	Nee (wel afhankelijk
van AOW opbouw)

Algemene Ouderdomswet (AOW)	Ouderen 	Nee (wel afhankelijk van AOW
opbouw)

Ouderenkorting	Ouderen 	Ja

Alleenstaande ouderenkorting	Ouderen alleenstaand	Nee 

Inkomensvoorziening Oudere Werklozen (IOW) (Tijdelijke regeling)	Ouderen
werkloos	Ja

Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte
werkloze werknemers (IOAW)	Arbeids-ongeschikten	Ja

Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)	Arbeids-ongeschikten	Ja

Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) (Per 2005 vervangen
door WIA), inclusief tegemoetkoming arbeidsongeschikten
Arbeids-ongeschikten	Ja

Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering militairen (Wamil) 	AO
(militairen)	Ja

Kinderopvangtoeslag (KOT)	Gezinnen met kinderen	Ja

Algemene Kinderbijslagwet (AKW)	Gezinnen met kinderen 	Nee

Kindgebonden Budget (KGB)	Gezinnen met kinderen 	Ja

Inkomensafhankelijke combinatiekorting	Gezinnen met kinderen 	Ja

Aanvullende beurs (plus evt. peiljaarverlegging) 	Studerenden	Ja, van de
ouders

Tegemoetkoming en aanvullende toelage scholieren (plus evt.
peiljaarverlegging) 	Scholieren boven de 18 jaar	Ja, van de ouders

Tegemoetkoming voor het volgen van een leraren opleiding (plus evt.
peiljaarverlegging) 	Studerenden	Ja, van de student zelf en eventuele
partner

Tegemoetkoming deeltijders voortgezet onderwijs (plus evt.
peiljaarverlegging) PM toelichting	Scholieren boven de 18 jaar	Ja, van
de student zelf en eventuele partner

Wet Werk en Arbeidsondersteuning Jong-gehandicapten (was Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening Jonggehandicapten) (Wajong)	AO (Jong)
Ja

Wajongtegemoetkoming	AO (Jong)	Ja

Jonggehandicaptenkorting	AO (jong)	Ja

Algemene nabestaandenwet (Anw)	Nabestaanden	Ja

ANW-tegemoetkoming	Nabestaanden	Ja

Wet werk en zekerheid (WWZ)	Werkloos 	Ja

Kwijtschelding aanvullende beurs (KWAB)	Afgestudeerden	Ja, van de
debiteur en eventuele partner

Draagkracht debiteur bij terugbetalen (plus evt. peiljaarverlegging) 
Afgestudeerden	Ja, van de debiteur en eventuele partner

Arbeidskorting	Generiek	Ja

Algemene Heffingskorting	Generiek	Ja

Remigratieregeling	Migranten	Ja

Hypotheekrenteaftrek	Woning eigenaren 	Ja

Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen (WAZ)	Zelfstandigen
ja

Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte
gewezen zelfstandigen (IOAZ)	Zelfstandigen 	Ja

Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid	Zelfstandigen 	Ja



 Advies “Regeldruk door Inkomenskoppelingen en Inkomensdrempels”,
Actal, september 2014, n.a.v. het rapport “Onderzoek naar regeldruk
als gevolg van koppeling van regelingen aan inkomen van de burger”,
Deloitte in opdracht van Actal, juni 2014.

 In de procedurevergadering van de vaste commissie voor SZW van 23
september 2014 is gesproken over het Actal advies “Regeldruk door
Inkomenskoppelingen en Inkomensdrempels”. Hierin heeft de commissie
besloten het kabinet te verzoeken om een reactie te geven op het advies.
Met deze brief geef ik gehoor aan dit verzoek. De commissie verzoekt ook
de reactie op het advies in relatie te bezien met de herziening van het
belastingstelsel en de stand van zaken omtrent de uitvoering van de
motie Van Nieuwenhuizen-Wijbenga, die een verzoek aan het kabinet bevat
om te bezien of er een mogelijkheid is tot verdere vereenvoudiging van
het systeem van inkomensafhankelijke regelingen.

 Regels over de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor preventie,
ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en ouders bij opgroei- en
opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen (Jeugdwet)
(33684).

 Regels inzake de gemeentelijke ondersteuning op het gebied van
zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen en opvang (Wet
maatschappelijke ondersteuning 2015) (33841).

 Wetsvoorstel Wijziging van de Wet werk en bijstand en enkele andere
sociale zekerheidswetten (Wet maatregelen Wet werk en bijstand en enkele
andere wetten) (33801).

 Het kabinet was van plan om vanaf het schooljaar 2015-2016 de gratis
schoolboeken in het voortgezet onderwijs af te schaffen. In het
Begrotingsakkoord tussen D66, ChristenUnie, SGP en de coalitiepartijen
is echter vastgelegd dat deze maatregel niet doorgaat.

 De Awir is o.a. van toepassing op de studiefinanciering, de
huurtoeslag, de zorgtoeslag, het kindgebonden budget en de
kinderopvangtoeslag.

 Wet harmonisatie en vereenvoudiging socialezekerheidswetgeving (32421).

 De uitbetaaldatum van Toeslagen ligt reeds op de verwachte mediaan.
Harmonisering van de uitbetaaldatum bij de voorlopige
belastingteruggaven wordt niet overwogen.  Mede door het grote volume
aan betalingen kent zo’n verschuiving te grote effecten en risico’s
voor de uitvoerings- en productieprocessen binnen en buiten de
Belastingdienst. Bovendien berust huidige betaaldatum op afspraken met
de Tweede Kamer.

 Ook is een geleidelijk verloop wenselijk, zodat de burger kan wennen
aan de nieuwe situatie zonder dat dit resulteert in sterke
inkomensschokken. Hier wordt nader op ingegaan in de CPB-publicatie
‘Volatiliteit en Consumptie: Een Verkenning’   HYPERLINK
"http://www.cpb.nl/publicatie/volatiliteit-van-consumptie-een-verkenning
" 
http://www.cpb.nl/publicatie/volatiliteit-van-consumptie-een-verkenning
. 

 Bij toetsing aan hoger geschreven recht gaat het om de Grondwet, het
Statuut van het Koninkrijk en internationaal en Europees recht. Daarbij
kan bijvoorbeeld worden getoetst aan het Internationaal verdrag inzake
burgerrechten en politieke rechten (IVBPR), het EG-Verdrag over het vrij
verkeer van goederen en de economische mededinging, het Handvest van de
Grondrechten van de Europese Unie of het Europees Verdrag tot
bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
(EVRM). Bij toetsing aan ongeschreven rechtsbeginselen gaat het om
algemene rechtsbeginselen, zoals onder meer die van rechtszekerheid en
rechtsbescherming.

 Zie Kamerstukken I 1999/2000, 25 900, EK 87, nr. 87b, blz. 5-7).

 Ook artikel 17 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese
Unie ziet op het eigendomsrecht. 

 Uitspraak CRvB van 18-06-2004, LJN AP46890.

 Advies W 12.12.0147/III, Kamerstukken II 2012/2013. 33 400-XV, nr. 7.

 Taalniveau B1 staat voor eenvoudig Nederlands. Dit niveau kenmerkt zich
door het gebruik van veel voorkomende woorden en korte, eenvoudige en
actieve zinnen.

 Bij beleidswijzigingen wordt daarnaast vooraf onderzoek gedaan naar de
begrijpelijkheid van de communicatie hierover. Ook de formulering van
briefteksten, opgesteld door uitvoeringsorganisaties, wordt zorgvuldig
gekozen, om ook hierbij zo veel mogelijk aan te kunnen sluiten bij
begrippen die de burger kent.  

 Daarnaast zijn ook (semi-)private organisaties betrokken bij de
uitvoering van regelingen, zoals de woningcorporaties en de
waterschappen. 

 De Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen (SUWI) is in 2002 in
werking getreden en beschrijft de taken en verantwoordelijkheden van de
verschillende partijen die werkzaam zijn op het terrein van werk en
inkomen. In mei 2005 heeft de Expertcommissie informatievoorziening en
elektronische dienstverlening SUWI aanbevelingen gedaan voor verbetering
en versnelling van de informatievoorziening en elektronische
dienstverlening in de uitvoering van werk- en inkomens regelingen. Op
basis van deze aanbevelingen is de Wet Eenmalige Uitvraag in 2007 tot
stand gekomen.

 Zie   HYPERLINK
"http://www.digitaleoverheid.nl/onderwerpen/stelselinformatiepunt/stelse
l-van-basisregistraties/stelselvoorzieningen/stelselcatalogus" 
http://www.digitaleoverheid.nl/onderwerpen/stelselinformatiepunt/stelsel
-van-basisregistraties/stelselvoorzieningen/stelselcatalogus . 

 Zie   HYPERLINK
"http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2015
/06/04/kamerbrief-suwinet-veilig-omgaan-met-elkaars-gegevens.html" 
http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2015/
06/04/kamerbrief-suwinet-veilig-omgaan-met-elkaars-gegevens.html . 

 Een uitgebreidere beschouwing van de wijze waarop dit gerealiseerd
wordt staat in de brief van Staatssecretaris Wiebes aan Uw Kamer d.d. 20
mei j.l.:   HYPERLINK
"http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/brieven/2015/05/2
0/brief-over-de-uitwerking-brede-agenda-belastingdienst.html" 
http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/brieven/2015/05/20
/brief-over-de-uitwerking-brede-agenda-belastingdienst.html . 

  PAGE   \* MERGEFORMAT  1