[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toelichtende nota

Bijlage

Nummer: 2015D43087, datum: 2015-11-11, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en de Tsjechische Republiek inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen; ā€™s-Gravenhage, 29 juni 2015 (2015D43086)

Preview document (šŸ”— origineel)


Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en
de Tsjechische Republiek inzake de uitwisseling van informatie
betreffende belastingen; ā€˜s-Gravenhage, 29Ā juni 2015 (Trb. 2015, 111
en 138)

Toelichtende nota

ALGEMEEN

Inleiding

In april 1998 heeft de Organisatie voor Economische Samenwerking en
Ontwikkeling (OESO) het rapport ā€œHarmful Tax Competition, an emerging
global issueā€ uitgebracht, waarin de lijnen zijn uitgezet voor de
aanpak van schadelijke belastingconcurrentie. Het vervolgrapport van
juni 2000 bevat zowel een lijst van mogelijk schadelijke fiscale
praktijken in de OESO-landen als een lijst van belastingparadijzen. In
het kader van dit rapport heeft Aruba, als Ć©Ć©n van de genoemde landen
met een bijzonder belastingregime, op 30 november 2000 een schriftelijke
toezegging aan de OESO afgegeven om de als schadelijk gekenmerkte
fiscale praktijken te gaan beƫindigen en in het bijzonder om
transparantie en effectieve gegevensuitwisseling met betrekking tot
belastingzaken tot stand te brengen. 

Op 18 april 2002 maakte de OESO het ā€˜Model Agreement on Exchange of
Information on Tax Mattersā€™ (hierna: OESO-modelverdrag) openbaar, dat
als basis diende voor het onderhavige Verdrag. De OESO beoogt via deze
wijze van gegevensuitwisseling internationale samenwerking in
belastingaangelegenheden tot stand te brengen om belastingontwijking,
fraude, witwassen en terrorismefinanciering tegen te gaan. Aruba
ondersteunt dit gedachtegoed en streeft ernaar om zoveel mogelijk met
andere landen verdragen ter voorkoming van dubbele belasting met een
inlichtingenartikel conform de laatste versie van artikel 26 van het
OESO ā€œModel Tax Convention on Income and Capitalā€ (2005) te sluiten,
alsmede een breed netwerk van de zogenaamde Tax Information Exchange
Agreements (TIEAā€™s) naar het OESO-modelverdrag op te bouwen.

In 2009 heeft de OESO een overzicht gepubliceerd van landen die
respectievelijk de OESO-standaard hebben ingevoerd (de ā€˜witte
lijstā€™), landen die gecommitteerd zijn maar de OESO-standaard nog niet
substantieel hebben geĆÆmplementeerd (de ā€˜grijze lijstā€™) en landen
die zich niet hebben verbonden aan de OESO-normen (de ā€˜zwarte
lijstā€™). Onder de ā€˜grijze lijstā€™ was een dertigtal gecommitteerde
jurisdicties opgesomd, waaronder ook Aruba. Bij het verschijnen van deze
lijsten gold als criterium voor het substantieel implementeren van de
OESO-normen dat een land ten minste twaalf
informatie-uitwisselingverdragen (TIEAā€™s) of belastingverdragen
(DTAā€™s) met een bepaling conform de laatste versie van artikel 26 van
het OESO-modelverdrag uit 2005 moest hebben afgesloten. De publicatie
van deze lijsten heeft wereldwijd geleid tot een exponentiƫle groei van
het aantal overeengekomen TIEAā€™s en een snelle toename van het aantal
(her)onderhandelingen van belastingverdragen. Aruba ging mee in deze
ontwikkelingen. Sinds 2009  staat Aruba op de ā€˜witte lijstā€™ van de
OESO.

Onderhandelingen met Tsjechiƫ 

Het onderhavige Verdrag is tot stand gekomen na onderhandelingen tussen
de fiscale autoriteiten van Aruba en Tsjechiƫ.

II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

II. A. Verdrag

Voor het voorliggende Verdrag heeft de tekst van het OESO-modelverdrag
van 2002 als basis gediend. De verdragstekst met Tsjechiƫ komt in grote
lijnen overeen met het OESO-modelverdrag. Voor zover de bepalingen van
het Verdrag afwijken van de bepalingen in het OESO-modelverdrag, worden
deze verschillen hieronder toegelicht. Dit geldt voor de artikelen 4, 6,
8 en 13. Daar waar de bepalingen niet of niet substantieel afwijken van
het OESO-modelverdrag, is het daarmee corresponderende OESO-commentaar
van overeenkomstige toepassing en wordt voor de toelichting ervan
verwezen naar dat commentaar.

Artikel 1 Doelstelling en reikwijdte van het Verdrag

Dit artikel beschrijft het doel en het toepassingsgebied van het
Verdrag, namelijk het uitwisselen van voorzienbaar relevante fiscale
gegevens ten behoeve van de vaststelling, heffing, controle en inning
van belastingen, de invordering en tenuitvoerlegging van
belastingvorderingen en het onderzoek naar en de vervolging van
belastingzaken. De maatstaf van ā€voorzienbare relevantieā€ wordt
gehanteerd om te garanderen dat verzoeken niet worden afgewezen in
gevallen waarbij het belang van de informatie voor het onderzoek pas na
ontvangst van deze informatie kan worden vastgesteld. 

In het tweede lid is bepaald dat het Verdrag alleen van toepassing zal
zijn op Aruba en niet op andere delen van het Koninkrijk der
Nederlanden.

Artikel 3 Belastingen waarop het Verdrag van toepassing is

Het OESO-modelverdrag laat aan verdragspartijen over te bepalen welke
belastingen onder het Verdrag zullen vallen. In het eerste lid wordt
bepaald dat het verdrag zowel voor Aruba als Tsjechiƫ van toepassing is
op alle bestaande belastingen. 

In het tweede lid wordt bepaald dat belastingen die na de datum van
ondertekening van dit Verdrag worden ingevoerd en die gelijk zijn aan of
in wezen gelijksoortig zijn met en dienen ter aanvulling op of ter
vervanging van de bestaande belastingen, eveneens onder de reikwijdte
van dit Verdrag vallen. 

Artikel 4 Begripsomschrijvingen

In het eerste lid worden de in het Verdrag gehanteerde begrippen
gedefinieerd. Zo wordt in onderdeel d aangegeven wie in beide landen als
de bevoegde autoriteit wordt aangemerkt. Voor Aruba is dat de Minister
belast met Financiƫn of zijn bevoegde vertegenwoordiger.

Artikel 5 Uitwisseling van informatie op verzoek

In dit artikel zijn de belangrijkste uitgangspunten van internationale
inlichtingenuitwisseling op verzoek neergelegd. Hoewel dit artikel
inhoudelijk vrijwel niet afwijkt van het OESO-modelverdrag, verdient het
desalniettemin een toelichting op enkele onderdelen. Voor het overige
wordt verwezen naar het OESO-commentaar bij dit artikel.

Op basis van het eerste lid zijn de bevoegde autoriteiten van de
aangezochte partij verplicht om op verzoek informatie uit te wisselen
voor de doeleinden zoals vermeld in artikel 1. Hierdoor is er sprake van
een ruime uitwisseling van fiscale gegevens. Deze uitwisseling ziet niet
alleen op de verzekering van belastingheffing, maar ook op de
invordering, de opsporing en vervolging van fiscale vergrijpen. Op grond
van artikel 39 van de Algemene landsverordening belastingen zal de
belastingplichtige ten aanzien van wie een verzoek om inlichtingen is
gedaan van het besluit tot gegevensuitwisseling met Tsjechiƫ op de
hoogte worden gesteld. De belastingplichtige kan dan op grond van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (LAR) bezwaar maken tegen
de internationale uitwisseling van informatie en vervolgens door de
rechter laten toetsen of de uitwisseling rechtmatig is.

Het tweede lid geeft de inspanningsverplichting van de verdragssluitende
partijen weer, die inhoudt dat, indien de voorhanden zijnde informatie
niet voldoende is om aan het verzoek om informatie te voldoen, de
verplichting bestaat om de gevraagde informatie door middel van alle
relevante methoden van informatievergaring te verschaffen. De
verplichting hiertoe geldt ook in situaties waarin er geen sprake is van
een feit dat zowel volgens de wet van de aangezochte partij als volgens
de wet van de vragende partij als strafbaar zou worden aangemerkt (de
zogenoemde ā€œdouble incriminalityā€) of indien de aangezochte partij
de informatie zelf niet nodig heeft voor de eigen nationale
belastingheffing, maar het verzoek om informatie uitsluitend het belang
van de verdragspartner zou dienen. Het zogeheten ā€œdomestic tax
interestā€-beginsel kan derhalve geen grond zijn voor de aangezochte
partij om informatieverstrekking te weigeren. 

Het derde lid bevat de mogelijkheid voor de verzoekende partij om, met
het oog op bewijsvoeringvereisten, de uit te wisselen informatie in een
bepaalde vorm (zoals een gewaarmerkt afschrift van een origineel stuk),
die valt binnen de mogelijkheden van de wet- en regelgeving van de
aangezochte partij, aan te vragen. Indien de gevraagde vorm niet is
toegestaan onder de nationale wetten van de aangezochte partij, kan deze
laatste weigeren de informatie in genoemde vorm te verschaffen. Dit
ontheft de aangezochte partij echter niet van zijn verplichting de
informatie, zij het in een andere vorm, te verschaffen. 

Krachtens het vierde lid hebben partijen de plicht ervoor zorg te dragen
dat de bevoegde autoriteiten bevoegd zijn informatie te ontvangen en uit
te wisselen betreffende financiƫle instellingen, gevolmachtigden,
zaakwaarnemers en agenten, alsmede informatie betreffende
eigendomsrechten met betrekking tot rechtspersonen.

Het vijfde lid bevat de plicht van de verzoekende partij om bij het
indienen van het verzoek bepaalde gegevens te overhandigen om de
ā€œvoorzienbare relevantieā€ aan te tonen.

 

Het zesde lid ziet toe op een snelle uitwisseling van informatie tussen
partijen. Teneinde dit te kunnen bewerkstelligen zal de aangezochte
partij, binnen 60 dagen na ontvangst, de bevoegde autoriteiten van de
verzoekende partij in kennis te stellen van de ontvangst van het verzoek
dan wel het ontbreken van enige gegevens in het verzoek. Indien de
aangevraagde informatie om welke reden dan ook niet binnen 90 dagen
voorhanden is of uitgewisseld kan worden, is de aangezochte partij
gehouden dit onmiddellijk aan de verzoekende partij mede te delen.

Artikel 6 Spontane uitwisseling van informatie

Dit artikel, dat niet in het OESO-modelverdrag staat, is op verzoek van
Aruba toegevoegd. Het artikel heeft het voordeel dat als bijvoorbeeld in
het ene land blijkt dat in het andere land belastinginkomsten worden
misgelopen, dit aan het andere land kan worden medegedeeld. Als het
uitwisselen van informatie slechts op verzoek zou plaatsvinden, zou
dergelijke informatie wellicht nooit aan het betrokken land worden
verstrekt, hetgeen voor dat land zou kunnen leiden tot het mislopen van
belastinginkomsten. 

Artikel 8 Mogelijkheid een verzoek af te wijzen

Dit artikel bevat een aantal beperkingen op de verplichting tot het
vergaren en uitwisselen van informatie. Partijen zijn bijvoorbeeld niet
gehouden maatregelen te treffen die in strijd zijn met de nationale
wetgeving of administratieve praktijk en/of de openbare orde. 

Zo beperkt het derde lid de plicht tot het vergaren van informatie ten
aanzien van de vertrouwelijke communicatie tussen bijvoorbeeld een
advocaat en zijn cliƫnt. In dit verband wordt verwezen naar artikel 51,
tweede lid, van de Algemene landsverordening belastingen op basis
waarvan enkele beroepsgroepen zich kunnen beroepen op hun
geheimhoudingsplicht.

Artikel 10 Kosten 

Dit artikel is wat uitgebreider dan het OESO-modelverdrag. Een verschil
wordt gemaakt tussen gewone en buitengewone kosten. Gewone kosten worden
gedragen door de verdragspartij op wiens grondgebied de kosten worden
gemaakt. De verdeling van de buitengewone kosten kan in onderling
overleg worden bepaald. In de Annex bij dit Verdrag is een nadere
uitwerking gegeven van dit artikel.

Artikel 12 Regeling voor onderling overleg

Dit artikel schept de mogelijkheid een procedure voor onderling overleg
overeen te komen om eventuele problemen op te lossen die zich bij de
implementatie of interpretatie van dit Verdrag kunnen voordoen. In het
tweede lid wordt de basis gelegd voor het in onderling overleg
overeenkomen van uitvoeringsregelingen.

Artikel 13 Annex

De Annex  vormt een integrerend onderdeel van het Verdrag en is aan te
merken als zijnde van uitvoerende aard. Verdragen tot wijziging van de
annex behoeven ingevolge artikel 7, onderdeel f, van de Rijkswet
goedkeuring en bekendmaking verdragen geen parlementaire goedkeuring,
tenzij de Staten-Generaal zich thans het recht tot goedkeuring terzake
voorbehouden.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van het Verdrag. Voor de
toepassing van het Verdrag wordt onderscheid gemaakt tussen
strafrechtelijke belastingzaken (onderdeel a) en overige belastingzaken
(onderdeel b) van het tweede lid. 

Ten aanzien van strafrechtelijke belastingzaken, als gedefinieerd in
artikel 4, eerste lid, onderdeel p, vindt het Verdrag toepassing met
ingang van de dag van inwerkingtreding. Voor overige belastingzaken
wordt onderscheid gemaakt tussen belastingen die over een tijdvak worden
geheven en tijdstipbelastingen. Voor tijdvakbelastingen vindt het
Verdrag toepassing op de eerste dag van het tijdvak dat aanvangt op of
na de dag waarop het Verdrag in werking treedt. Op tijdstipbelastingen
is het Verdrag van toepassing vanaf de datum van inwerkingtreding. Deze
bepaling wijkt hierbij af van de regeling in het OESO-modelverdrag waar
voor de inwerkingtreding wordt aangesloten bij de aanvang van een
kalenderjaar. Met de in dit Verdrag gekozen tekst kan in voorkomende
gevallen eerder dan op basis van het OESO-modelverdrag een beroep op het
Verdrag worden gedaan. 

Voor strafrechtelijke belastingzaken is het belastingtijdvak niet van
belang. Dit betekent dat informatie kan worden ingewonnen zowel voor
belastingtijdvakken die liggen voor de datum van inwerkingtreding van
het Verdrag, als voor belastingtijdvakken die beginnen op of na de datum
van inwerkingtreding van het Verdrag.

Artikel 15 Beƫindiging

Dit artikel regelt de beƫindiging van het Verdrag, waarbij het van
belang is dat in het derde lid wordt bepaald dat de geheimhoudingsplicht
(artikel 9) blijft bestaan ten aanzien van alle informatie die is
verkregen in het kader van de toepassing van het Verdrag.

II.B. Annex

In de Annex worden de gewone en buitengewone kosten, waarnaar in artikel
10 wordt verwezen, nader gespecificeerd.

III. KONINKRIJKSPOSITIE 

Het Verdrag zal, voor wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden, alleen
gelden voor Aruba.

DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN,

 OESO, ā€œTowards a Global Tax co-operation: Progress in Identifying and
Eliminating Harmful Tax Practicesā€, juni 2000.

 Voor de tekst van dit model, inclusief de toelichting, zie:
http://www.oecd.org/dataoecd/15/43/2082215.pdf.

 Het model van de zogenaamde Double Taxation Agreement (DTA); zie
hiervoor:
http://www.oecd.org/document/53/0,3343,en_2649_33767_33614197_1_1_1_1,00
.html.

 Zie hiertoe: OESO, Overview of the OECDā€™s Work on Countering
International Tax Evasion, Parijs 28 september 2009, beschikbaar via.
http://www.oecd.org/dataoecd/32/45/43757434.pdf.

		

 PAGE   4 

  PAGE   \* MERGEFORMAT  4 

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van het
Koninkrijk wordt niet openbaar gemaakt, omdat het uitsluitend
opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 26, zesde lid jo vijfde
lid, van de Wet op de Raad van State).