Schriftelijke antwoorden op vragen gesteld tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling BUZA
Brief regering
Nummer: 2015D44720, datum: 2015-11-19, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A.G. Koenders, minister van Buitenlandse Zaken (Ooit PvdA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2015Z22005:
- Indiener: A.G. Koenders, minister van Buitenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2015-11-19 16:00: Begroting Buitenlandse Zaken (34 300-V) Voortzetting (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2015-11-26 12:45: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2017-02-02 13:35: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (š origineel)
Geachte Voorzitter,
Hierbij treft u aan de schriftelijke antwoorden op een deel van de vragen die zijn gesteld tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling Buitenlandse Zaken op 18 november jl.
De Minister van Buitenlandse Zaken, | |
---|---|
Bert Koenders |
Vragen van het lid Van Bommel (SP)
Vraag: Op welke wijze wordt de registratie van vluchtelingen die Europa binnenkomen verbeterd? (Tevens antwoord op vragen van het lid Voordewind (CU) over het versneld registreren van vluchtelingen aan de buitengrenzen en over extra menskracht voor deze registratie).
Antwoord
Zoals bekend wordt hard gewerkt aan het opzetten van hotspots in Italiƫ en Griekenland en om deze ook daadwerkelijk operationeel te krijgen. In het licht van recente gebeurtenissen gaat daarbij op dit moment in Europees verband extra aandacht uit naar de veiligheidsaspecten van deze hotspots. Naast het leveren van personeel wordt door de lidstaten en de Europese Commissie ook gekeken naar voldoende materiele capaciteit zoals aanvullende machines voor de EURODAC registratie. Op 26 oktober jl. is ongeveer zes miljoen euro beschikbaar gesteld als aanvullende noodfinanciering aan Griekenland ter ondersteuning van de hotspots. In december wordt het voorstel van de Europese Commissie verwacht om het mandaat van Frontex, o.a. op dit vlak, te versterken, waardoor Frontex daadkrachtiger kan optreden aan de buitengrens, onder andere met leveren van bijstand bij het identificatie- en registratie proces. Voor de volledigheid wordt vermeld dat ook in Nederland de nodige maatregelen worden genomen om de registratie verder te verbeteren.
De capaciteit van COA en IND zijn inmiddels uitgebreid, zoals ook in een brief aan uw Kamer van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 11 november jl. over de recente ontwikkelingen van de asielinstroom is gemeld. Eveneens wordt verwezen naar de maatregelen op het gebied van registratie zoals die in de brief van de Minister-president d.d. 17 november 2015 met uw Kamer zijn gedeeld.
Vraag: Wat zegt de beperkte voortgang van de strijd tegen ISIS over de grenzen van Irak? Wie is er verantwoordelijk voor de veiligheid in de verschillende gebieden in Irak?
Antwoord
Het kabinet respecteert de territoriale integriteit van Irak. Ook de Koerdische Regio streeft op dit moment nog altijd naar een goede relatie met Bagdad, zoals ik recent nog besprak met Falah Mustafa Bakir, Hoofd Buitenlandse Betrekkingen van de Koerdische Regio. In het regeerakkoord van de regering Abadi is bovendien opgenomen dat de provincies meer bevoegdheden krijgen. Premier Abadi herhaalde deze week nog het belang daarvan. Bovendien zou een opdelingsscenario leiden tot een langdurige discussie en onrust, met name over de betwiste gebieden tussen Irak en de Koerdische Regio en de gemixte sjiitische/soennitische provincies. Ook voor de inval van ISIS in Irak was de Koerdische Regio goed in staat om de eigen veiligheid te bewaken, en deed dit in samenspraak met Bagdad. De Koerdische Regio is nog altijd in relatieve zin een van de veiligste en meest stabiele regio's in een verscheurd Midden-Oosten. De inschatting is dat een militair protectoraat de relatie met Bagdad, maar ook met de landen rond de Koerdische Regio, verder zou bemoeilijken.
Vraag: Is de motie over Badawi (Saoedische blogger) uitgevoerd?
Antwoord
Zoals reeds in de beantwoording van de feitelijke vragen van de begroting is aangegeven, houdt het kabinet de zaak van Raif Badawi nauwlettend in de gaten, en onderhoudt hierover nauw contact met andere landen, zowel binnen de EU als daarbuiten. Tevens heeft het kabinet gevolg gegeven aan de motie Van Bommel/Sjoerdsma door de kwestie van Raif Badawi bilateraal via verschillende kanalen, waaronder contacten op hoog niveau in Saoedi-Arabiƫ aan de orde te stellen. Met het oog op de effectiviteit is er voor gekozen dit achter de schermen te doen.
Vraag: Kan minister ingaan op NL inzet t.a.v. de positie van vrouwen in Saoedi-Arabiƫ?
Antwoord
De positie van de vrouw blijft een belangrijk onderwerp in de mensenrechtendialoog met Saoedi-Arabiƫ. Nederland steunt ook de organisatie Glowork, een Saoedische organisatie die arbeidsparticipatie van vrouwen bevordert. Uiteraard wordt daarbij rekening gehouden met de Saoedische context. Toegang tot fatsoenlijk onderwijs en een gelijke arbeidsmarkt voor vrouwen is erg belangrijk voor de versterking van de positie van de vrouw op langere termijn.
Vraag: Wat doet NL op vlak de-escalatie Israƫlisch-Palestijns conflict? (Tevens antwoord op vraag van het lid De Roon (PVV) over het per direct stoppen van steun aan Palestijnse entiteit via OS).
Antwoord
Het kabinet is bezorgd over het geweld in Israƫl en de Palestijnse gebieden, dat de laatste weken is opgelaaid. Nederland, de EU en de internationale gemeenschap hebben zich de afgelopen maand ingespannen voor de-escalatie. De afgelopen week is de intensiteit van het geweld afgenomen, de grondoorzaken zijn evenwel niet weggenomen. Een volgende escalatie is helaas zo weer mogelijk. Daarom is het belangrijk dat politieke leiders aan beide zijden de-escalatie in woord en daad blijven nastreven. Ik verwelkom dat president Abbas en premier Hamdallah bij hun bezoek aan Nederland opnieuw het geweld hebben veroordeeld en dat premier Netanyahu Knesset-leden verboden heeft de Haram al-Sharif / Tempelberg op te gaan.
Het is zaak dat de Palestijnse en Israƫlische leiders er alles aan doen om verslechtering te voorkomen, de kalmte bewaren en zich onthouden van provocaties en vijandige retoriek.
Nederland dringt aan op het in standhouden van de veiligheidssamenwerking en het nemen van verdere stappen die vertrouwen tussen partijen versterken. Ondanks de toenemende druk, ook vanuit zijn eigen partij, handhaaft president Abbas de veiligheidssamenwerking met Israƫl. Nederland draagt concreet bij aan de veiligheidssamenwerking door de salarisbetalingen voor ambtenaren in de veiligheidssector via Pegase, en door de capaciteitsopbouw via de Amerikaanse de EU politiemissie EUPOL COPPS en de missie van de United States Security Coordinator (USSC). Met deze inspanningen, en het OS-programma in het algemeen, draagt Nederland bij aan de opbouw van instellingen die een toekomstige Palestijnse staat moeten gaan besturen en het scheppen van een toekomstperspectief voor Palestijnen. Dat is essentieel om een politieke horizon te creƫren voor de oplossing van dit conflict. Stopzetten van de ontwikkelingsrelatie zou juist contra-productief werken en is nu niet aan de orde.
Overigens lijken aanslagplegers vooralsnog individueel te handelen, zonder georganiseerde aansturing van terreurcellen. Dit maakt het veel moeilijker voor Israƫlische en Palestijnse veiligheidsdiensten hen gericht aan te pakken om nieuwe aanslagen te voorkomen. Het kabinet acht proportionaliteit in de reacties op het geweld essentieel, ook om verdere escalatie te voorkomen.
In huidige context waarin politiek perspectief ontbreekt, krijgen extremisten aan beide kanten vrij spel. De huidige crisis laat daarom zien waarom een duurzame oplossing voor het Palestijns-IsraĆ«lisch conflict noodzakelijk is.Ā Het kabinet steunt inspanningen van HV Mogherini en EU Speciaal Vertegenwoordiger Gentilini in het kader van het Kwartet positieve stappen op de grond te bevorderen die kunnen bijdragen aan verdere de-escalatie en het creĆ«ren van een politieke horizon.
Vraag: Labelling van producten uit nederzettingen: hoe worden deze richtlijnen in de praktijk uitgevoerd? (Tevens antwoord op de vraag van het lid Grashoff (GroenLinks) over of NL het voorstel van de Europese Commissie gaat steunen).
Antwoord
De interpretatieve mededeling van de Europese Commissie van 12 november jl. over de herkomstaanduiding van producten uit de door Israƫl bezette gebieden1 komt mede voort uit vragen vanuit het bedrijfsleven en consumenten om duidelijkheid over toepassing van bestaande regelgeving (Richtlijn 2005/29 over oneerlijke handelspraktijken) ten aanzien van de door Israƫl bezette gebieden en daarin gevestigde nederzettingen. De interpretatieve mededeling geeft die uitleg en maakt concreet wat een correcte herkomstaanduiding is voor producten uit Israƫlische nederzettingen en voor producten uit de Palestijnse gebieden die niet uit Israƫlische nederzettingen afkomstig zijn. Het kabinet is er voorstander van dat EU-regelgeving in lidstaten op dezelfde manier wordt uitgevoerd en verwelkomt daarom deze interpretatieve mededeling.
Het bedrijfsleven is en blijft verantwoordelijk voor de correcte herkomstaanduiding op producten. De interpretatieve mededeling is gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie, waarmee zij ook bekend is gesteld aan het bedrijfsleven. De overheid informeert daarnaast het Nederlandse bedrijfsleven via de gebruikelijke kanalen. Daarbij gaat het om het Regulier Overleg Warenwet en de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). De Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA) is verantwoordelijk voor de handhaving van correcte uitvoering van wetgeving met betrekking tot etikettering op producten. De NVWA handhaaft op basis van staand handhavingsbeleid, inclusief het gebruikelijke instrumentarium om te interveniƫren indien overtredingen worden geconstateerd.
Vraag: Hoe zorgt u ervoor dat ook producten uit andere conflictgebieden correct worden geƫtiketteerd? (Tevens antwoord op de vraag van het lid Grashoff (GroenLinks) over of de minister het voorstel van de Europese Commissie gaat steunen).
Antwoord
Het kabinet hecht aan duidelijkheid over de herkomst van producten. Gezien het bestaan van een gemeenschappelijke markt is een uniforme uitleg en toepassing van EU-wetgeving door alle Lidstaten noodzakelijk. Bij beoordeling van de opportuniteit van een etiketteringsadvies m.b.t. producten uit andere conflictgebieden (zoals o.a. de genoemde Westelijke Sahara) hanteert het kabinet dan ook als uitgangspunt dat een EU brede aanpak dient te worden nagestreefd.
Vraag: In samenwerking van Amsterdam met Tel Aviv moet er voor worden gezorgd dat er geen sprake is van (in)directe financiƫle betrekkingen met illegale nederzettingen en van samenwerking met partijen die een band hebben met het Israƫlisch leger en ministerie van Defensie. Ziet de minister in dit voorbeeld aanknopingspunten om ook op nationaal niveau duidelijke scheidslijnen te trekken tussen Israƫl en Palestijns gebied?
Antwoord
Israƫlische nederzettingen in bezet gebied zijn volgens het kabinet en de EU in strijd met internationaal recht en lopen vooruit op eventuele wijzigingen van de grenzen van 1967. Uitgangspunt voor het kabinet is dat de grenzen van 1967 alleen met onderlinge overeenstemming kunnen worden gewijzigd. Het kabinetsbeleid is daarom gericht op versterking van de samenwerking met Israƫl binnen de grenzen van 1967. Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 19 mei 2014 worden ook de activiteiten in het kader van defensiesamenwerking met Israƫl uitgevoerd binnen de internationaal erkende grenzen van beide landen. Tegelijkertijd spreken het kabinet en de EU Israƫl consequent aan op het nederzettingenbeleid en dringen zij aan op een stopzetting van uitbreiding van nederzettingen. De overheid ontmoedigt al jaren economische relaties met bedrijven in Israƫlische nederzettingen in bezet gebied; dat beleid blijft onverminderd van toepassing. Ondertussen wordt in de EU nagedacht over concrete manieren om de scheidslijn tussen Israƫl en bezet Palestijns Gebied duidelijker aan te brengen, zoals vastgelegd in EU-raadsconclusies. De inwerkingtreding per 1 januari 2014 van de guidelines (richtsnoeren) subsidiabiliteit, die bepalen dat Israƫlische entiteiten enkel in aanmerking kunnen komen voor EU-subsidies indien zij zijn geregistreerd in Israƫl (binnen de grenzen van 1967), vormt hiervan een goed voorbeeld. Hoewel de EU richtsnoeren subsidiabiliteit niet direct van toepassing zijn op de Nederlandse overheid, sluiten zij zoals bekend aan bij het beleid van het kabinet ten aanzien van illegale Israƫlische nederzettingen in bezet gebied.
Vraag: Uit de zogenaamde Drone Papers, Amerikaanse documenten die onlangs zouden zijn gelekt, zou blijken dat er sprake is van onnauwkeurigheid en burgerslachtoffers. Deelt de minister de zorgen van de SP hierover? Is de minister bereid om bij zijn Amerikaanse collegaās om opheldering te vragen en aan te dringen op transparantie? Kan de minister uitsluiten dat Nederlandse inlichtingen leiden tot een Amerikaanse inzet van drones, waar dan ook ter wereld?
Antwoord
Het kabinet kan geen oordeel geven over de beweringen in de aangehaalde documenten noch over operationeel optreden van bondgenoten. Het is onduidelijk op welke bronnen de genoemde documenten zich baseren.
Drones zijn zoals bevestigd door de Commissie van Advies inzake Volkenrechtelijke Vraagstukken (CAVV) in juridisch opzicht niet anders dan andere wapensystemen. Voor bewapende drones gelden dezelfde regels als voor andere wapensystemen.Ā Belangrijk is dat het mogelijk moet zijn om de precieze omstandigheden te toetsen aan het internationaal recht. Daarvoor is duidelijkheid nodig over de inzet van bewapende drones. Het kabinet zet zich actief in voor een open internationaal debat over hoe de huidige regels beter kunnen worden toegepast en transparantie kan worden bevorderd.
Onlangs nog heeft Nederland zich in VN-verband (in de Eerste Commissie van de AVVN) in zijn nationale statement uitgelaten over de inzet van drones: Nederland heeft opgeroepen tot een open dialoog over de toepassing van de huidige regelgeving en over transparantie van de inzet.
Nederland zal zich actief blijven inzetten binnen de VN en met like-minded landen voor het verduidelijken van de uitleg en versterking van de naleving van de bestaande regels, ook waar deze het gebruik van bewapende drones betreffen.
Dit alles is er uiteindelijk op gericht om burgers beter te beschermen. Bescherming van burgers is immers een prioriteit van het kabinet. Ā
Het is niet gebruikelijk dat diensten elkaar melden of (en zo ja welke) informatie ook voor andere doeleinden wordt gebruikt. Het is niet bekend op basis van welke (eigen en verkregen) informatie en inlichtingen andere landen operaties uitvoeren.
Nederland werkt niet mee aan illegale targeted killings. Zoals al bij eerdere gelegenheden gemeld (zie onder meer antwoord op Kamervragen d.d. 8 april 2014 (Aanhangsel,Ā 2013-2014, 1710 ) is mij niet bekend op basis van welke informatie deze activiteiten worden uitgevoerd.
Vraag: Is de minister bereid opnieuw te kijken naar onderzoeksvoorstel van drie onderzoeksinstituten voor een groot onderzoek naar de Nederlandse rol in Nederlands-Indiƫ?
Antwoord
Zoals ik ook tijdensĀ de 70-jarige Onafhankelijkheidsviering van de Indonesische gemeenschap in Den Haag heb gezegd,Ā moeten wij in Nederland onze ogen niet sluiten voor deze periode.
Het kabinet constateert een grote belangstelling voor de periode 1945-1949, zoals blijkt uit de verschijning van veel boeken en artikelen over dit tijdsvak.Ā Dat is ook te begrijpen, gezien de grote impact van deze periode op zowel IndonesiĆ«rs als Nederlanders.Ā
Onderzoeken kunnen bijdragen aan beter en meer inzicht in de gebeurtenissen tijdens die periode.
In dit verbandĀ Ā wil ik benadrukken dat BZ -ten behoeve van het lopende onderzoek van het Koninklijk Instituut van Taal-Land- en Volkenkunde (KITLV) naar het Nederlandse militair geweld-, de eigen archieven die inmiddels aan het Nationaal Archief zijn overgedragen, met voorrang heeft ontdaan van beperkende bepalingen. Deze zijn dus voor iedereen die nader onderzoek wil verrichten goed toegankelijk.
Het kabinet ziet bij dergelijke onderzoeken ten principale voor zichzelf geen inhoudelijke, sturende ofĀ begeleidende rol weggelegd enĀ wil zoals in 2013 ook is benadrukt, zich nu inspannen om verder invulling te geven aan de toekomstgerichte relatie met IndonesiĆ«.Ā Ā
Vraag: Is de minister eveneens bereid opnieuw te kijken naar verzoeken eerherstel dienstweigeraars?
Antwoord
Ik verwijs u ter zake naar de eerdere antwoorden van de minister van Defensie (Tweede Kamer, vergaderjaar 2012ā2013, Aanhangsel 2945, https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20122013-2945.html).
Vraag: claims nabestaanden: klopt het dat zij niet over dezelfde informatie als de regering beschikken (archiefmateriaal Limbach) en is de minister het eens dat zij die wel zouden moeten krijgen?
Antwoord
Het NIMH (Nederlands Instituut voor Militaire Historie) adviseert de minister van defensie en mij over de historische verifieerbaarheid van de claims. Het NIMH maakt hierbij gebruik van de ingediende stukken en van de archieven in het Nationaal Archief die voor een ieder op dezelfde wijze toegankelijk zijn.
Vraag: Is de minister het eens dat in het archief beschikbare lijsten actief moeten worden opgespoord om claims beter af te handelen?
Antwoord
De informatie in het Nationaal Archief is voor een ieder op dezelfde wijze toegankelijk. In het kader van de afhandeling van claims raadpleegt de Staat reeds deze archieven.
Vraag: Klopt het dat bemiddeling door Stichting Epafras beperkt is doordat er geen subsidie meer is? Waarom is er geen subsidie meer? Is er nog geld beschikbaar voor bezoeken aan gedetineerden? (Tevens antwoord op de vraag van het lid Knops (CDA) over of de minister na kan gaan of extra financiering voor deze stichting mogelijk is?)
Antwoord
Ik hecht er groot belang aan dat Nederlandse gedetineerden de nodige consulaire bijstand krijgen. Dat doen onze ambassades dan ook met grote inzet en volle overtuiging. Daar valt in bepaalde landen ook extra zorg onder (sociale, maatschappelijke en/of geestelijk bezoeken door vrijwilligers). Ons beleid geeft voorrang aan maatwerk via een lokaal netwerk. Dat is geen bezuiniging maar een rechtvaardiger verdeling van mensen en middelen, gericht op de gedetineerde die het echt nodig heeft.
Epafras en BZ hebben jarenlang samengewerkt in de gedetineerdenbegeleiding. Het voorstel van Epafras voldeed helaas niet aan de subsidiecriteria en de geestelijke zorg die Epafras vanuit Nederland verleende met invliegende verzorgers wordt nu niet meer door BZ gefinancierd.Ā BZ verleent nog steeds subsidie voor extra zorg aan Nederlandse gedetineerden. Deze extra zorg wordt tot eind 2016 verleend via de vrijwilligers van Reclassering Nederland die sociaal maatschappelijke gesprekken voeren. Zij bezoeken de gedetineerden vanuit het land van detentie en hoeven niet te worden ingevlogen. Ik hecht hier groot belang aan. Epafras heeft bezwaar tegen de afwijzing van de subsidieaanvraag ingediend; deze wordt nu beoordeeld.
Tegelijkertijd is BZ een gesprek begonnen met Epafras over een overgangsregeling, gericht op de aanpassing naar een nieuwe organisatorische vorm waarin Epafras de zorg op een nieuwe manier zou kunnen gaan voortzetten. Hier wil ik verder niet op vooruit lopen, de gesprekken daarover zijn gaande.
Voor wat betreft het ānuā met Epafras: indien Epafras gedetineerden wil bezoeken en zij zelf geen toestemming voor bezoek kunnen regelen, dan kan de ambassade natuurlijk altijd faciliteren door de gevangenisautoriteiten om deze toestemming te verzoeken.
Vragen van het lid Knops (CDA):
Vraag: Wil het kabinet de mogelijkheden bekijken safe havens te creƫren in Syriƫ en Irak? Is het kabinet bereid dit bespreekbaar te maken in de internationale gemeenschap?
Antwoord
Dit ligt bijzonder complex, zo wordt ook in coalitieverband erkend. Ten eerste ontbreekt het benodigde volkenrechtelijk mandaat (een VNVR-resolutie). Daarnaast is naast luchtdominantie de inzet van een groot aantal grondtroepen (naar schatting van VS tienduizend) benodigd. Het is niet duidelijk wie deze grondtroepen zou moeten leveren. Organisaties als Jabhat al-Nusra geven bovendien te kennen dergelijke zones te zullen dwarsbomen. Een belangrijke vraag is dan ook of een safe zone in het oorlogsgebied in Noord-Syriƫ daadwerkelijk veilig en aantrekkelijk zou zijn voor ontheemden en vluchtelingen. Het zou een doelwit kunnen zijn voor terroristen. Tot slot bestaat het risico van confrontatie met mogelijke Russische lucht(afweer)activiteiten in het nabij gelegen Alawitische hartland.
Vraag: De AIVD waarschuwt voor een toenemend salafisme. Wat gaat het kabinet hiermee doen?
Antwoord
In de recente AIVD/NCTV analyse āSalafisme in Nederland: diversiteit en dynamiekā wordt de toenemende zichtbare invloed van de salafistische stroming binnen Nederland geconstateerd en van nadere duiding voorzien. In de beleidsreactie die de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid uw Kamer toezond op 23 september jl.Ā wordt het kabinetsbeleid omtrent het salafisme in Nederland beschreven en toegelicht.
Ā
In de kabinetsreactie is aangegeven dat het van belang is om de diversiteit in de Nederlandse samenleving, alsmede de fundamentele rechten en vrijheden in de Nederlandse rechtsorde te beschermen. Niet door het verbieden van salafistische ideeƫn die haaks staan op deze rechten en vrijheden, maar door de samenleving weerbaar te maken tegen boodschappen van intolerantie, isolationisme, onverdraagzaamheid of haat. Het kabinet zal hard optreden tegen individuen die de vrijheid van hun omgeving beperken of de democratische rechtsorde ondermijnen.
Naast het handhaven van het Nederlands strafrecht bij wetsovertreding zal de overheid, op lokaal niveau, ook verstoren, confronteren en de interactie aangaan bij gedragingen die niet zozeer strafbaar zijn, maar wel problematisch kunnen zijn vanwege weerslag op het publieke debat of gevoelens van onveiligheid. Door dergelijke gedragingen eerder te signaleren en aan te pakken binnen Nederlandse gemeenschappen geeft de overheid invulling aan de bescherming van de waarden van onze open samenleving. Deze aanpak geldt voor het binnenland.
Vraag: Buitenlandse financiering van salafistische moskeeĆ«n moet worden gestopt. Is de minister daartoe bereid? Is de minister bereid een lijst op te stellen van onvrije landen en met deze landen in gesprek te gaan?Ā
Antwoord
Buitenlandse financiering van Nederlandse moskeeĆ«n, al dan niet met salafistische signatuur, is al enige tijd onderwerp van zorg. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft uw Kamer mede daarom op 23 september 2015 een reactie doen toekomen op de door AIVD en NCTV opgestelde analyse āSalafisme in Nederland: diversiteit en dynamiekā. Hier wordt het kabinetsbeleid beschreven dat tegemoetkomt aan de publieke zorgen over buitenlandse invloeden op de Nederlandse salafistische stroming. Ter beantwoording van de moties Knops en Ten Broeke wordt momenteel gewerkt aan de praktische uitwerking van de beleidsaanpak die hier uiteen wordt gezet.
Op zich staat het elke instelling vrij om zelf financiering aan te trekken, zowel vanuit de eigen gemeenschap als externe (buitenlandse) bronnen.
Financiering als zodanig is niet automatisch een probleem, maar het kabinet trekt uitdrukkelijk de grens wanneer de financiering zich richt op handelingen die niet passen binnen de Nederlandse democratische rechtstaat.
De kernwaarden en grondwettelijke beginselen van onze rechtstaat worden actief uitgedragen in bilaterale dialogen en multilaterale fora. Te allen tijde zal het kabinet hier het belang blijven benadrukken van kernwaarden als godsdienstvrijheid, vrijheid van meningsuiting en vrijheid van vereniging. Het doel van dergelijke dialoog is bovendien om transparant te zijn over Nederlands binnenlands beleid ten aanzien van buitenlandse financieringsstromen. Om de dialoog op open en constructieve wijze te kunnen blijven voeren is het opstellen van een lijst met zogenaamde āonvrije landenā dus niet opportuun.Ā
Vragen van het lid Servaes:
Vraag: Graag de reactie van de minister of het voorstel van PvdA en VVD over het aanbieden van soft loans en handelspreferenties om middeninkomenslanden als Libanon en Jordaniƫ te helpen bij het aanpassen van hun economische structuur.
Antwoord
De impact van de grote aantallen vluchtelingen op landen als Libanon en JordaniĆ« is enorm, zowel sociaal als economisch en gaat ten koste van basisvoorzieningen. Het is van groot belang voor stabiliteit van de regio dat we deze landen ondersteunen bij hun economisch herstel. Daarvoor is meer nodig dan enkel financiĆ«le steun, maar moeten we ook de mogelijkheden bekijken op het gebied van handel, investeringen en aangepaste leningen van multilaterale banken. Nederland bepleit al lange tijd dat ook door vluchtelingencrisis getroffen MENA-landen toegang krijgen tot zachte leningen van ontwikkelingsbanken, zoals de Wereldbank, maar ook ontwikkelingsbanen als de EIB of IsDB. Die zachte leningen zijn normaliter immers alleen bestemd voor de armste landen, en niet voor middeninkomenslanden als Libanon en JordaniĆ«. Ā De Wereldbank heeft een werkgroep van actieve donoren en ontwikkelingsbanken op dit dossier bijeengeroepen, die zo snel mogelijk hiervoor een instrument gaat opzetten. Dit instrument kan leningen voor de aanpak van deze crisis, dankzij de bijdragen van donoren, verzachten tot het niveau van zachte leningen door een deel van de rente te betalen. Getroffen overheden krijgen dankzij dit instrument op een verantwoorde manier toegang tot extra financiĆ«le steun. Nederland is lid van de werkgroep die dit instrument op zet en ambieert om aan een goed werkend instrument structureel bij te dragen.
Vraag: Hoe beoordeelt u de situatie in Wit-Rusland, bv. omtrent vrijlating politieke gevangenen en hun verkiesbaarheid, de vraagtekens bij het tellen van de stemmen en het opschorten van sancties voor aantal Wit-Russen dichtbij het regime. Wat is dat voor een politiek signaal?
Antwoord
De EU reageert met de gedeeltelijke opschorting van de sancties op de vrijlating van politieke gevangenen van afgelopen zomer en de constructieve opstelling van Wit-Rusland in het conflict in OekraĆÆne. Samen met onze EU partners wil Nederland Wit-Rusland geleidelijk en krirtisch engageren om de mensenrechtensituatie te verbeteren. Het kabinet is van mening dat hiermee op dit moment meer kan worden bereikt dan door een verdere totale isolatie van Wit-Rusland. Het kabinet blijft zich hierbij onverminderd uitspreken over de zorgen over de mensenrechtensituatie in Wit-Rusland.
Het kabinet ondersteunt via de ambassade in Warschau het Wit-Russische maatschappelijk middenveld met middelen uit het Matra programma en het Mensenrechtenfonds. Daarnaast staat de Nederlandse ambassade in Warschau in nauw contact met mensenrechtenverdedigers en oppositieleden in Wit-Rusland, om hun oordeel te horen over de ontwikkelingen van de mensenrechtensituatie ter plaatse en om te beoordelen in hoeverre de Wit-Russische regering ook daadwerkelijk de mensenrechten beter respecteert. Met de aanstaande plaatsing van een Tijdelijk Zaakgelastigde in Minsk is Nederland nog beter in staat voortdurend in contact te staan met politieke partijen, mensenrechtenorganisaties en andere NGOās ter plaatse, ontwikkelingen ter plekke op hun waarde te beoordelen en bij te dragen aan de discussies in EU-kader.
De sancties tegen Wit-Rusland zijn met vier maanden verlengd tot 29 februari 2016 en voor dezelfde periode gedeeltelijk opgeschort. Dit betekent dat de visumban en de bevriezing van tegoeden voor de meeste personen en entiteiten op de sanctielijst zijn opgeschort. Deze restrictieve maatregelen blijven wel bestaan voor vier personen op de sanctielijst die direct betrokken zijn geweest bij onopgeloste verdwijningen in Wit-Rusland. Ook blijft het wapenembargo van kracht. Door het gebruik van een opschorting blijft het sanctieregime bestaan en heeft de EU de mogelijkheid sancties opnieuw van kracht te laten worden mocht de situatie daar aanleiding toe geven.
Vraag: Afspraak dat Europese afhankelijkheid van Russisch gasĀ omlaagĀ moest, maar Shell heeft aangekondigd omĀ Gazprom aan een verdubbeling van deĀ NordĀ Stream-pijpleiding te helpen.Ā Dit is tegen deĀ zin van de Europese Commissie, een aantal Oost-Europese landen en OekraĆÆne. Hoe ziet de minister dit, in licht van geopolitiek en energiepolitiek? Heeft hij overleg gevoerd met de Commissie en andere lidstaten over deze kwestie? Zo niet, is hij bereid dit alsnog te doen?
Antwoord
Het kabinet en de Europese partners kiezen er inderdaad voor niet van een bron of leverancier afhankelijk te zijn. Daarom ondersteunt het kabinet het EU-beleid van diversificatie van de energiemix. Het actieplan energiediplomatie biedt hier goede mogelijkheden voor. Nederland is niet afhankelijk van Russisch gas en met Nordstream 2 wordt de afhankelijkheid van Russisch gas niet groter; de opties voor het vervoer van Russisch gas worden uitgebreid. Voor de langere termijn moeten, is het van belang te beseffen dat de productie van gas in de EU de komende jaren zal dalen, terwijl de behoefte in ieder geval gelijk blijft, mogelijk zelfs op de korte termijn zal toenemen. Gas blijft ā naast andere bronnen zoals hernieuwbare energie ā voorlopig een belangrijk onderdeel van onze energiemix uitmaken. De komende jaren zal er meer vloeibaar gas op de wereldmarkt komen (voornamelijk uit de VS, AustraliĆ« en het Midden-Oosten), waardoor de rol van pijpleidingengas vanzelf minder wordt. Het is aan de markt om gas in te kopen en te verkopen, binnen de kaders die de Europese Commissie en de overheid stelt.
De Europese Commissie heeft bij monde van Commissaris van Energie Canete laten weten dat de Europese Commissie dit project kritisch zal volgen en zal toetsen aan de Europese wet- en regelgeving en het sanctiebeleid. Het kabinet doet hetzelfde bij vergunningaanvragen. Met Slowakijke is op ambtelijk niveau overleg geweest. Natuurlijk zal het kabinet samen met de EU-lidstaten, met name die lidstaten die hier direct bij betrokken zijn (naast Slowakijke, Tsjechie en Polen ook Duitsland, Frankrijk en Oostenrijk) in gesprek blijven. Ook in andere diplomatieke en ministeriƫle gremia zal het onderwerp zeker nog aan bod komen en zal het kabinet desgevraagd zijn standpunt toelichten.
Vraag: Welke bijdrage zou Nederland aan het onderhandelingsproces in Colombia kunnen leveren?
Antwoord
Het kabinet zal, mede in overleg en op verzoek van Colombiaanse autoriteiten, onderzoeken of en op welke wijze Nederland op het gebied van transitional justice kan bijdragen aan implementatie van het vredesakkoord.
Vragen van het lid De Roon (PVV):
Vraag: Is de minister bereid de verhuizing ambassade van Jeruzalem naar Tel-Aviv ongedaan te maken?
Antwoord
In augustus 1980 nam de regering het besluit de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging te verplaatsen van Jeruzalem naar Tel Aviv. De redenen die ten grondslag lagen aan deze verplaatsing zijn niet veranderd. Door de verplaatsing gaf de regering immers gevolg aan VN-Veiligheidsraadresolutie 478 waarin werd vastgesteld dat de annexatie door Israƫl van het bezette oostelijke deel van Jeruzalem strijdig is met het internationaal recht en waarin lidstaten die diplomatieke vertegenwoordigingen in Jeruzalem onderhielden werden opgeroepen deze uit Jeruzalem terug te trekken.
Vraag: Bent u ten aanzien van de casus van de Nederlander die momenteel vastzit in Cyprus bereid via diplomatieke weg aan te geven dat Nederland strafvervolging van Cyprus wil overnemen op grond van Europese regelgeving?
Antwoord
Nederland geeft consulaire bijstand aan Nederlanders die in het buitenland gedetineerd zijn. Dat geldt ook voor de genoemde zaak. De suggestie om in de zaak van de in Cyprus gedetineerde Nederlander de strafvervolging van Cyprus over te nemen, behoort tot de mogelijkheden. Er is overleg met de Cypriotische autoriteiten over een spoedige terugkeer van betrokkene naar Nederland.
Vraag: Ten aanzien van onbetaalde verkeersboetes van diplomaten, hoe denkt de minister over een systeem als in New York, waarbij geldigheid diplomatieke kentekenplaten elk jaar verlengd moet worden? En dat bij niet betaling de geldigheid wordt ingetrokken?
Antwoord
Aan een dergelijke maatregel kleven de nodige bezwaren, zoals uiteengezet in de Kamerbrief over deze problematiek van 23 april 2014. Het Kabinet onderzoekt momenteel op welke wijze Nederland personen met diplomatieke immuniteit verantwoordelijk kan houden voor verkeersovertredingen. Uitgangspunt daarbij is dat overtredingen altijd worden gesignaleerd en dat er maatregelen kunnen volgen. Voorwaarde is dat deze maatregelen verenigbaar zijn met de bepalingen van het Verdrag van Wenen inzake Diplomatieke betrekkingen. Ik zal hierover, mede namens de minister van Veiligheid en Justitie, voor het eind van het jaar een brief sturen aan de Kamer.
Vraag: Is de minister bereid uit te zoeken of Nederlandse chauffeurs van diplomaten, die immers geen diplomatieke immuniteit genieten, kunnen worden aangesproken op deze boetes?
Antwoord
De Nederlandse wet gaat uit van kentekenaansprakelijkheid. Bij automatisch gegenereerde boetes is het daardoor niet relevant wie er aan het stuur zit. Het gaat erom op wiens naam de auto staat.
Bij staande houding door de politie wordt in de regel de bestuurder aangesproken. Als deze geen immuniteit geniet kan aan hem of haar een boete worden opgelegd.
Vraag: Een diplomaat kan persona non grata verklaard worden. Zou het denkbaar zijn, en in welke gevallen, dat een diplomaat bij meerdere verkeersovertredingen (en verkeersmisdrijven) tot persona non grata verklaard wordt?
Antwoord
Het verklaren tot persona non grata geldt als een zeer zwaar middel dat alleen in het uiterste geval wordt ingezet. Persona non grata verklaringen leggen een zwaar beslag op de diplomatieke relaties.
In de praktijk wordt zo nodig ingezet op vertrek wanneer iemand twee zeer ernstige verkeersovertredingen heeft begaan. Dit blijkt zeer effectief, waardoor een formele persona non-grata (PNG) verklaring niet nodig is.
Vragen van het lid Sjoerdsma (D66)
Vraag: Gaspolitiek wint het nog van geopolitiek. Waar blijft de eerder toegezegde geopolitieke energiestrategie? Waarom zetten we niet meer in op renewables? En wil de minister toezeggen met marktpartijen om tafel gaan om de afhankelijkheid van Russische energie af te bouwen?
Antwoord
Het Ministerie van Economische Zaken werkt samen met andere ministeries, waaronder het Ministerie van Buitenlandse Zaken, aan een energierapport voor Nederland, en daar aan gekoppelde brede maatschappelijke dialoog. Deze zullen uitmonden in een beleidsagenda, waarin uiteraard ook de geopolitieke dimensie zal worden meegenomen. Zowel voor de Nederlandse als voor de Europese energievoorziening wordt gekeken naar diversificatie van aanvoer en bronnen. Hernieuwbare energie maakt hier een belangrijk onderdeel van uit: goed voor vermindering van onze afhankelijkheid van import en om klimaatverandering tegen te gaan. Wat het gesprek met marktpartijen aangaan betreft: gedachten- en informatie-uitwisseling met marktpartijen vindt geregeld plaats. Aanleg van infrastructuur, ook voor energie, is volgens het marktordeningsprincipe een taak van de markt. Het is aan de overheid de randvoorwaarden te creƫren waaronder marktpartijen opereren.
Vraag: Een derde van de NLse scholen in het buitenland dreigt te moeten sluiten door geldtekort. De ouderbijdrage is al exorbitant hoog. Vraag: Kan de Minister een oplossing vinden voor de 3.4 miljoen die nodig is om de scholen open te houden?
Antwoord
De middelen voor de Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland (NOB) vormen geen onderdeel van de BZ-begroting. De beleidsafweging ten aanzien van een subsidie voor Nederlandse taal en- cultuur onderwijs ligt bij mijn collega van OCW.
Vragen van het lid Voordewind (CU)
Vraag: Hoe heeft de minister de motie uitgevoerd met betrekking tot de Armeense genocide?
Antwoord
In lijn met de moties Rouvoet en Voordewind van uw Kamer dringt het kabinet er bij voorkomende gelegenheden bij de Turkse autoriteiten proactief op aan met de Armeense regering te streven naar verzoening en de gebeurtenissen van 1915 bespreekbaar te maken. Zo heeft vice-premier Asscher dat gedaan bij zijn gesprek met de Turkse vice-premier Kurtulmus op 17 mei van dit jaar.
Vraag: Bent u bereid steun te geven aan āRaqqa is Being Slaugthered Silentlyā, bijvoorbeeld in het kader van de deradicaliseringsprogrammaās?
Antwoord
Het kabinet heeft veel respect voor het werk van āRaqqa is Being Slaughtered Silentlyā en vergelijkbare citizen journalists en bloggers in SyriĆ«, Irak en LibiĆ«. Hun (beeld)materiaal vormt een tegengeluid tegen de extremistische propaganda van onder andere ISIS, en kan zo een bijdrage leveren aan het voorkomen of tegengaan van radicalisering in de regio. Een voorstel voor steun aan āRaqqa is Being Slaugthered Silentlyā in het kader van een breder programma om verschillende āalternative voicesā in onder meer SyriĆ«, Irak en LibiĆ« te stimuleren, wordt momenteel bestudeerd. Het kabinet zal dit met een positieve grondhouding bekijken. Omwille van de veiligheid van deze moedige activisten zal het kabinet overigens terughoudend zijn in het rapporteren over deze steun.
Vragen van het lid Grashoff (GroenLinks):
Vraag: Hoe is het gesteld met de transparantie van NGOās in IsraĆ«l? Is minister bereid overleg te voeren met EU-collegaās om gepaste reactie te vinden als IsraĆ«l verdere anti-NGO regelgeving doorvoert?
Antwoord
De strekking van de plannen met betrekking tot NGO-wetgeving is zorgelijk. Dergelijke wetgeving raakt de kern van een vrije en pluriforme democratie. Dit onderwerp heeft de aandacht van het kabinet en de EU. Bij mijn bezoek aan IsraĆ«l en de Palestijnse Gebieden heb ik het belang van het werk van mensenrechtenorganisaties voor een vrije en pluriforme samenleving benadrukt. Het kabinet zal deze boodschap blijven uitdragen richting de IsraĆ«lische autoriteiten.Ā De EU heeft deze zorgen ook uitgesproken richting de IsraĆ«lische autoriteiten.
Het is echter nog onduidelijk wat de uiteindelijke tekst van de Israƫlische regering zal zijn, gezien het feit dat het nog geen officieel wetsvoorstel is.
Zoals eerder deze maand aangegeven in de beantwoording van Kamervragen van Groenlinks over de algemeen nut beogende instelling (ANBI) status, zal het kabinet om een toelichting vragen op een geƫigend moment in de reguliere contacten met Israƫl.
Vraag: Klopt het dat er besloten is tot instelling group of government experts om tot onderhandeling te komen? Hoe kijkt de minister daar tegen aan? Vindt de minister het moratorium op autonome wapens op zijn plaats?Ā Wil de minister zich inzetten voor een moratorium terwijl discussie over definitie plaatsvindt?
Antwoord
Het recente AIV/CAVV-rapport āAutonome wapensystemen: de noodzaak van betekenisvolle menselijke controleā adviseert het kabinet o.a. om internationaal zo snel mogelijk overeenstemming te bereiken over een definitie voor autonome wapensystemen. Het kabinet ondersteunt dat advies en heeft dit ook ingebracht tijdens de recente vergadering van de Conventie voor bepaalde Conventionele Wapens (CCW) op 12 november 2015, waar Lethal Autonomous Weapon Systems (LAWS) op de agenda stonden. Tevens heeft Nederland gepleit voor het instellen van een Group of Governmental Experts (GGE) die zich onder andere over deze definitie zou moeten buigen. Helaas heeft dit voorstel het niet gehaald, omdat de daarvoor vereiste unanimiteit in de CCW ontbrak. Wel is overeenstemming bereikt over een derde expertbijeenkomst over LAWS, die zal plaatsvinden op 11 tot 15 april 2016. Nederland zal hier wederom actief aan deelnemen.
Op korte termijn ontvangt de Kamer de kabinetsreactie op het AIV/CAVV-rapport over autonome wapensystemen. Die reactie zal ook ingaan op de conclusie van de adviesraad dat een moratorium thans āniet wenselijk en niet haalbaarā is. Vooruitlopend hierop wordt opgemerkt, zoals in november 2013 schriftelijk aan uw Kamer gemeld, dat de grenzen tussen militaire en niet-militaire technologie niet altijd helder zijn en het daarom op voorhand lastig zal zijn de ontwikkeling van ārobotwapensā te reguleren.
Vraag: Resolutie van Mexico over nucleaire ontwapening is door Nederland niet gesteund. Waarom voert de minister de wens van de Kamer niet uit?
Antwoord
Nederland heeft zich onthouden op de resolutie die Mexico in de Eerste Commissie indiende over de instelling van een Open Ended Working Group (OEWG) die gaat over een aantal aspecten van nucleaire ontwapening, waaronder een verbod op kernwapens. De EU was sterk verdeeld bij de stemming, de P5 (Rusland, China, Frankrijk, de VS, het VK) stemde tegen. De resolutie is aangenomen en daarmee zal een OEWG worden ingesteld. Conform de motie Sjoerdsma zal Nederland daaraan deelnemen.
Nederland kon de Mexicaanse resolutie niet steunen omdat deze zich primair richt op een juridisch instrument om kernwapens te verbieden, en niet over ook andere cruciale aspecten van ontwapening (zoals verificatie; instrumenten die het gebruik van splijtstof beperken; het kernstop verdrag). Daarnaast stelt de Mexicaanse resolutie dat de OEWG zou functioneren op basis van meerderheidsbesluitvorming. Hiermee staat van tevoren al vast dat de P5 niet zullen deelnemen aan de OEWG. Nederland had steun willen verlenen aan de (parallelle) Iraanse resolutie voor een OEWG die deze problemen niet had, en daarmee effectiever zou zijn geweest (dit deelde het kabinet ook met de Tweede Kamer tijdens het AO NPV van 4 november). Iran trok de resolutie echter helaas op het allerlaatste moment terug.
Vraag: Bij zijn bezoek aan China heeft de Koning mensenrechten opgebracht. Is er op de achtergrond meer gebeurd, bijvoorbeeld aandacht gevraagd voor Chinese nobelprijswinnaar Liu Xiabo?
Antwoord
Tijdens het recente staatsbezoek aan China is op diverse momenten aandacht geweest voor de mensenrechtensituatie in China. De Koning sprak hierover in de tafelrede en tijdens zijn toespraak bij de China Executive Leadership Academy Pudong. Ook is dit onderwerp in diverse gesprekken aan de orde gesteld. Verder heb ik en marge van het staatsbezoek vier vertegenwoordigers uit de mediawereld ontmoet. Ik heb met hen gesproken over mediavrijheid en de vrijheid van meningsuiting. Een verslag van het staatsbezoek zal de Kamer toekomen in een Kamerbrief, waarin ook verslag zal worden gedaan van de mensenrechtenconsultaties met China van 8 en 9 oktober jl.
Vragen van het lid van der Staaij (SGP):
Vraag: Wil de minister druk blijven uitoefenen op de Nigeriaanse overheid om radicaalislamitisch geweld tegen te gaan in Nigeria? Welke rol kunnen juist gemeenschappen van gematigde moslims in Nigeria hierin spelen? Wat is de stand van zaken in de strijd tegen Boko Haram?
Antwoord
Vanaf februari dit jaar heeft Boko Haram een aantal gevoelige klappen gekregen. De inzet van een regionale coalitie leidde tot terugtrekking van Boko Haram op de grens met Kameroen. Recente aanslagen in Nigeria, Niger, Tsjaad en Kameroen tonen echter dat Boko Haram nog altijd beschikt over aanvalskracht en zeker nog niet definitief is verslagen. Op 17 november werd nog een aanslag gepleegd in Nigeria, waarbij tientallen mensen om het leven kwamen. President Buhari lijkt regionale samenwerking serieus aan te pakken: de militairen van diverse nationaliteiten die zijn verenigd in de Multinational Joint Taskforce - oorspronkelijk gericht op bestrijden van georganiseerde misdaad, nu met een breder mandaat om ook bij te dragen aan de strijd tegen Boko Haram - mogenĀ daadwerkelijk de grenzen over.
De strijd tegen Boko Haram is sinds de beĆ«diging van president Buhari tot topprioriteit verheven. De internationale gemeenschap richt zich op ondersteuning van deze strijd. Waar mogelijk zal Nederland ondersteuning bieden bij het ontwikkelen van een preventieve aanpak. De ervaringen die in Nederland zijn opgedaan met o.a. ācommunity policingā, jeugdwelzijnswerk en het tegengaan van radicalisering in educatieprogrammaās worden met belangstelling bekeken door de Nigeriaanse autoriteiten. Daarnaast wordt welwillend gekeken naar het ondersteunen van initiatieven gericht op het stimuleren van ācritical thinkingā binnen Nigeriaanse gemeenschappen, om weerbaarheid tegen extremistische propaganda op korte termijn te vergroten. Nigeria beseft het belang van een effectief tegengeluid door ācredible voicesā en zoekt in dat kader hulp en medewerking van invloedrijke personen binnen de gemeenschappen.
Vraag: In de media is gesteld dat Noord-Korea zich meer wil openstellen voor buitenlandse investeerders. Kan de minister dit bevestigen, en welke openingen zou dit kunnen bieden om iets te betekenen voor dit geknechte volk?
Antwoord
Handel met Noord-Korea is toegestaan, met uitzondering van goederen en diensten die onder sancties vallen die in VN-Veiligheidsraadresoluties en EU-verordeningen zijn opgenomen. Het kabinet implementeert deze sanctieregimes nauwgezet en ziet streng toe op de naleving ervan. Bij het zakendoen met Noord-Korea is altijd grote voorzichtigheid geboden, gezien de risicoās die voortvloeien uit de sanctieregimes en ook vanuit het perspectief van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. Het Nederlandse bedrijfsleven is naar verluidt terughoudend om met het land zaken te doen. Gelet op de politieke en economische situatie in Noord-Korea, wordt het zaken doen met Noord-Korea niet actief ondersteund vanuit de Nederlandse overheid. Dat neemt niet weg dat het kabinet zich zowel bilateraal als in EU-verband uiteraard actief zal blijven inzetten voor verbetering van de schrijnende humanitaire situatie in Noord-Korea.
Vraag: De VN gaat de dwangarbeid door tienduizenden Noord-Koreanen in het buitenland onderzoeken. Welke concrete vervolgstappen heeft de VN op het oog? Wat is de strategie?
Antwoord
In zijn rapport van 8 september jl. heeft de VN Speciaal Rapporteur voor de mensenrechtensituatie in Noord-Korea, Marzuki Darusman, aandacht besteed aan de zorgelijke positie van Noord-Koreaanse arbeidsmigranten in het buitenland. Daarbij heeft hij Noord-Korea gewezen op de internationale verplichtingen en betrokken overige landen opgeroepen mee te werken om de beschuldigingen van dwangarbeid te verifiƫren. Voorts heeft hij de problematiek onder de aandacht gebracht bij de VN Speciaal Rapporteur voor hedendaagse vormen van slavernij. De VN hanteert een tweesporenbeleid ten aanzien van de mensenrechtensituatie in Noord-Korea: enerzijds het zeker stellen dat verantwoording moet worden afgelegd voor mensenrechtenschendingen en anderzijds het zoeken naar engagement. Het kabinet is zeer bezorgd over de systematiek en ernst van de mensenrechtenschendingen van het Noord-Koreaanse regime, volgt de situatie nauwgezet en zal in relevante internationale fora aandacht voor mensenrechtenschendingen blijven vragen.
Vraag: Hoe kan de minister de verhouding tussen China en Taiwan verder helpen versoepelen?
Antwoord
Het kabinet onderschrijft het Ć©Ć©n China beleid, waarmee het de regering in Peking als de wettige vertegenwoordiger van China beschouwt. Daarnaast onderhoudt Nederland een economische relatie met Taiwan. Nederland heeft beperkte mogelijkheden om te helpen de relatie tussen China en Taiwan te versoepelen. Nederland en de EU moedigen China en Taiwan aan initiatieven te nemen die bijdragen aan het opbouwen van een wederzijds vertrouwen. De historische ontmoeting tussen Xi Jinping en Ma Ying-jeou op 7 november jl. is een goed voorbeeld van een initiatief dat bijdraagt aan het uitwisselen van standpunten en het bevorderen van de onderlinge samenwerking en een positieve bijdrage kan leveren aan het versoepelen van de relatie.
Vragen van het lid Wassenberg (PvdD):
Vraag: We zijn afhankelijk van andere delen v/d wereld voor grondstoffen. Welke waarden willen we najagen met onze handelspolitiek? Welke consequenties hebben deze keuzes voor ons allemaal? Blijvende inzet vrijhandel ten koste van familiebedrijven, ontwikkelingslanden, mens, dier, milieu? Of MR, milieu, en duurzame economie uitgangspunten als inzet van ons beleid i.p.v. sec focus op economische groei? Reactie minister?
Antwoord
Er is geen tegenstelling tussen handel en duurzame ontwikkeling. Juist door handel wordt kan efficiĆ«nter worden omgesprongen met het gebruik van grondstoffen, omdat dan niet ieder land voor zijn eigen productie hoeft te zorgen. Juist binnen handelsrelaties kan invloed worden uitgeoefend, waardoor ketens schoner en duurzamer kunnen worden. Dit zijn de waarden die we nastreven. Dat doen we ook binnen onze handelspolitiek; in de handelsakkoorden tussen de EU en derde landen staan niet voor niets duurzaamheidshoofdstukken. Ā Deze kunnen nog beter geĆÆmplementeerd worden en daar zet de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op in. We vragen daarnaast van onze bedrijven om maatschappelijk verantwoord te ondernemen en geen negatieve impact te veroorzaken in hun keten. Wanneer zij in hun keten misstanden ontdekken, vragen we hen hun invloed aan te wenden om hier verandering in te brengen. Deze invloed is er juist dankzij handelsrelaties.
Vraag: Welke lessen heeft de minister geleerd bij de Poolexpeditie, hoe gaat hij deze toepassen? Is er voldoende geld voor lange termijn onderzoek en monitoring op Spitsbergen? Kan de minister daar een garantie voor geven?
Antwoord
De belangrijkste les is dat ontwikkelingen in het Arctisch gebied als gevolg van wereldwijde klimaatverandering gevolgen hebben voor de hele planeet: zeespiegelstijging, extreme weerpatronen en een toename van methaangas in de atmosfeer als gevolg van het smelten van de permafrost, om er een paar te noemen. Deze kunnen op hun beurt weer risicoās meebrengen voor fragiele landen en kwetsbare gemeenschappen, resulterend in mogelijke conflicten en migratiestromen. Daarnaast bieden de Arctische ontwikkelingen ook kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven, dat specifieke kennis heeft om bij te dragen aan duurzame Arctische economische activiteiten. Een derde les is dat Nederland een goede reputatie heeft onder de Arctische staten en bij de Arctische Raad, mede dankzij de kwaliteit en de inzet van Nederlandse poolonderzoekers. Om nauw betrokken te blijven bij de ecologische, geopolitieke en economische ontwikkelingen in het gebied levert het ministerie van Buitenlandse Zaken een bijdrage aan het polaire onderzoek op o.m. Spitsbergen en Antarctica voor 600.000 euro per jaar, van 2016 tot en met 2020. Dat is tevens de looptijd van de polaire strategie die binnenkort gepubliceerd wordt. Gesprekken over bijdragen van andere ministeries zijn nog gaande.
Vraag: Welke vorm zal het Planetary Security Initiative krijgen?
Antwoord
Het vraagstuk van klimaat en veiligheid speelde een centrale rol in de conferentie Planetary Security die op 2 en 3 november jl. plaatsvond in het Vredespaleis in Den Haag. De conferentie heeft een belangrijke impuls gegeven aan bundeling van kennis, het voorspellend vermogen over toekomstige problemen, en inzicht in wat kan worden ondernomen om deze problemen te voorkomen. Een verslag van de conferentie zal in december beschikbaar zijn. Het kabinet wil het initiatief in de komende jaren verbreden en verdiepen. Verbreden door meer en andere partners erbij te betrekken; verdiepen door nog scherper de beleidsopties in beeld te brengen. De rol van Nederland is van facilitator van dit nieuwe platform, daarnaast gaan we de uitdaging aan om dit concept verder te mainstreamen in ons eigen apparaat. Ā
Vraag: Ecocide als internationale misdaad. Is de minister bereid zich in te zetten ecocide toe te voegen aan lijstje internationale misdrijven van het Internationaal Strafhof?
Antwoord
Een toevoeging van ecocide aan de misdrijven waarover het Internationaal Strafhof rechtsmacht heeft, is nu niet aan de orde. Het kabinet kijkt naar andere manieren om de massale vernietiging en beschadiging van ecosystemen aan te pakken, bijvoorbeeld door het maken van internationale afspraken over het duurzaam gebruik van de aarde en het bevorderen van maatschappelijk verantwoord ondernemen door bedrijven.
Vraag: Hoe wil de minister zich inzetten om de impact en de destabiliserende rol van westerse rijke landen aan de kaak te stellen?
Antwoord
Deze vraag hangt nauw samen met de beantwoording van de motie van de Partij van de Dieren over de effecten van van klimaatverandering, handels- en belastingpolitiek en wapenleverantiesop de stabiliteit in kwetsbare landen en regioās (34300, nr. 30). Momenteel wordt aan de beantwoording van deze omvangrijke motie gewerkt. Een antwoord wordt verwacht binnen enkele weken, waarbij deze onderwerpen ook vanuit een coherentieperspectief zullen worden belicht.
Vragen van het lid Kuzu (GrKĆ):
Vraag: Is Nederland bereid om net als Obama en anderen te spreken over Daāesh in plaats van ISIS?
Antwoord
In internationaal verband is het gebruikelijk om de term Daāesh te gebruiken in plaats van ISIS. Dat doet Nederland ook in internationale vergaderingen in navolging van onze partners in de regio en binnen de anti-ISIS coalitie. In nationaal verband hanteert het kabinet de in Nederland bekendere term ISIS. Het kabinet gebruikt nadrukkelijk niet de term IS, omdat dit de onwenselijke suggestie zou kunnen wekken dat het gaat om een statelijke entiteit.
Vraag: Is het strategische moment om een Palestijnse staat te erkennen van een jaar geleden al bereikt?
Antwoord
Erkenning van de Palestijnse staat door Nederland is niet aan de orde. Er kan een moment komen waarop het kabinet daar anders over denkt. Het kabinet wil erkennen op strategisch en opportuun moment, wanneer het reƫel is en bijdraagt aan de twee-statenoplossing.
Dit is geen strategisch moment. Erkenning zou vooral effectief zijn wanneer dat door zoveel mogelijk EU-lidstaten gezamenlijk wordt gedaan. Erkenning is een krachtig instrument dat maar Ć©Ć©n keer kan worden ingezet.
Gezien de actuele situatie moet er nu allereerst alles aan gedaan worden om terug te keren naar de onderhandelingstafel.
Vraag: Wij willen de minister oproepen om het EU-voorzitterschap te gebruiken om het Israelisch-Palestijnse conflict hoog op agenda te zetten. Is de minister hiertoe bereid?
Antwoord
Sinds het verdrag van Lissabon heeft de Hoge Vertegenwoordiger (HV) van de EU de leiding over het het gemeenschappelijk buitenland en veiligheidsbeleid van de EU. Nederland zal tijdens het voorzitterschap de HV hierbij actief ondersteunen en tegelijkertijd het Nederlandse beleid uitdragen dat zich richt op het behoud en de totstandkoming van de twee-statenoplossing.
[1] Interpretatieve mededeling inzake de vermelding van de oorsprong van goederen uit de sinds juni 1967 door IsraĆ«l bezette gebieden (2015/C 375/05), d.d. 12 november 2015. http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=OJ:JOC_2015_375_R_0005ā©ļø