[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Schriftelijke beantwoording op vragen gesteld tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling Veiligheid en Justitie

Brief regering

Nummer: 2015D45828, datum: 2015-11-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van zaak 2015Z22637:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Vragen van het lid Kooiman, C.J.E. (SP)

Vraag:

Hoe wordt het geld voor het NFI precies besteed? Er komt geld bij, maar
waar gaat dat precies naartoe? Hoe wordt het geld over de verschillende
organisaties verdeeld?

Antwoord:

Vanaf 2016 stel ik € 5 mln. extra beschikbaar voor forensisch
onderzoek. 

In 2016 zal de € 5 mln. ingezet worden voor benodigde extra
onderzoekscapaciteit bij het NFI ter verlichting van de door politie en
OM geconstateerde knelpunten en voor de kosten die in het kader van het
behalen van de efficiencytaakstelling gemaakt worden. 

Vanaf 2017 wordt € 2 mln. ingezet om de extra capaciteit via andere
(particuliere) instituten beschikbaar te houden. De overige € 3 mln.
komen ten gunste van het NFI. 

Met die € 3 mln. worden niet de taakstelling en de bijbehorende
reorganisatie teruggedraaid, maar dit bedrag biedt het NFI enige ruimte
om knelpunten in de capaciteit voor politie en OM te verlichten. 

Over de specifieke invulling ga ik nader met NFI, politie en OM in
overleg. Uit eerdere gesprekken met de partijen heb ik begrepen dat er
bijvoorbeeld een stijgende behoefte is aan onderzoek naar verdovende
middelen (denk hierbij aan de problematiek van synthetisch drugsafval en
de georganiseerde hennepteelt) en digitale technologie.

 

Vraag:

In de begrotingsbrief is geld gereserveerd voor rechtsbijstand. Wat
wordt er voor dit geld gedaan? Om welke vormen van rechtsbijstand gaat
het daarbij?

Antwoord:

De Commissie-Wolfsen doet onderzoek naar de oorzaken rond de
kostenstijgingen in de rechtsbijstand in relatie tot de toegang tot het
recht. 

Het kabinet komt naar aanleiding van de eindrapportage en de daarin
opgenomen aanbevelingen met een standpunt en voorstellen en zal de
financiële consequenties daarvan voor de begroting 2017 in beeld
brengen. 

Ik weet niet op voorhand hoe dit beeld eruit zal zien, maar kan ook niet
uitsluiten dat de Commissie-Wolfsen op een lager bedrag uitkomt dan de
op basis van de eerdere plannen geraamde besparing. Dat maakt dat een
reservering hiervoor nodig is. 

Daarnaast dienen de gereserveerde middelen onder meer om mogelijke extra
financiële gevolgen op te vangen van de aangekondigde verruiming van
de mogelijkheden van rechtsbijstand in het kader van ZSM en de invoering
van het recht van verdachten op een raadsman bij het politieverhoor.

Vraag:

Het Openbaar Ministerie (OM) krijgt steeds meer taken, maar er wordt te
weinig in geïnvesteerd. Waarom doet de minister niet wat nodig is?

Antwoord:

Het OM heeft structureel extra middelen ontvangen voor de aanpak van
onderwerpen met een internationale dimensie (€ 5 mln. in 2015 oplopend
tot € 20 mln. structureel vanaf 2017) en voor contraterrorisme (€
0,8 mln. in 2016 oplopend tot € 2,1 mln. structureel vanaf 2018).

Uit de validatie van een onafhankelijk deskundige blijkt dat het OM op
koers ligt om de taakstelling zonder extra middelen te realiseren. Omdat
het kabinet hecht aan een toekomstgericht OM dat – naast het behalen
van benodigde efficiencywinsten – de ruimte heeft om te investeren in
ICT om de huidige werkprocessen en het kwaliteits- en serviceniveau een
stevige impuls te geven, stelt het kabinet vanaf 2016 structureel 15
mln. beschikbaar aan het OM. Daarnaast zijn per 2016 additionele
middelen beschikbaar gesteld om uitvoering te kunnen geven aan de
aanbevelingen van de commissie Hoekstra (€ 6,8 mln in 2016 en per 2019
structureel € 5 mln).

Vraag:

De voormalige staatssecretaris heeft aangegeven dat er geen
gevangenissen meer dicht zouden gaan. Nu gebeurt dit toch. Graag een
verklaring hiervoor.

Antwoord:

De afgelopen jaren is de capaciteitsbehoefte binnen het gevangeniswezen
aanzienlijk gedaald. De daling vindt plaats in de gevangenissen, huizen
van bewaring en arrestanteninrichtingen. Terwijl de reguliere bezetting
is gedaald, bleef de absolute bezetting in de zorgregimes min of meer op
hetzelfde niveau.

Zoals in de begroting voor 2016 is opgenomen, laten de meest recente
prognoses voor de behoefte aan sanctiecapaciteit (PMJ – Prognosemodel
Justitiële Ketens) voor het gevangeniswezen een capaciteitsoverschot
zien. Door meerpersoonscellen in te zetten als eenpersoonscellen wordt
dit overschot teruggebracht en blijft flexibiliteit in de toekomst
gewaarborgd. Daarom is het in 2016 niet nodig om, bovenop het Masterplan
DJI 2013-2018, extra PI's te sluiten. 

Momenteel worden nieuwe prognoses opgesteld, ten behoeve van de
begrotingsvoorbereiding 2017. Op grond van de uitkomsten daarvan kan
worden bezien in hoeverre nieuwe capacitaire maatregelen nodig zijn.
Daar kan op dit moment nog niet op vooruit worden gelopen.

Om zowel de kwalitatieve als de kwantitatieve ontwikkelingen beter te
duiden, wordt in de tweede helft van 2016 een verkenning gestart die
doorloopt tot en met de tweede helft van 2017. Via scenario-analyses
wordt onderzocht wat denkbare ontwikkelpaden zijn in de behoefte aan
soorten sanctiecapaciteit.

Vraag:

De rechterlijke macht krijgt steeds meer taken, maar er wordt te weinig
in geïnvesteerd. Waarom doet de minister niet wat nodig is?

Antwoord:

In de externe validatie die samen met de begrotingsbrief aan uw Kamer is
toegezonden staat dat met name de investeringen in het programma KEI en
de efficiencytaakstelling van het kabinet zorgen dat er sprake is van
een te krap budgettair kader. Om die reden wordt er een bedrag van €
20 mln. in 2016 en € 25 mln. structureel vanaf 2017 toegevoegd aan het
budget van de Rechtspraak. De benodigde investeringen in KEI zijn in de
komende drie jaar weliswaar groter dan  € 25 mln, maar de Raad heeft
daarvoor in zijn huidige begroting reeds middelen beschikbaar. In latere
jaren nemen de benodigde investeringen af en levert KEI zelfs
besparingen op. Deze kosten zullen niet gelijkmatig over de jaren heen
verdeeld zijn, maar daartoe beschikt de Rechtspraak over reserves. Die
reserves zijn op dit moment daarvoor toereikend.

Vraag:

Worden resocialisatieprogramma's niet verder uitgehold?

Antwoord:

In antwoord op de schriftelijke vragen van het lid Kooiman (SP) over de
pilots zelfredzaamheid gedetineerden, heeft de Staatssecretaris in de
brief van 24 november jl. aangegeven dat deze pilots veelbelovend zijn.
Uit de uitgevoerde evaluatie is gebleken dat door gedetineerden meer
verantwoordelijkheden te geven de kans wordt vergroot op een geslaagde
terugkomst in de maatschappij. Bovendien kunnen er op deze wijze
besparingen worden gerealiseerd binnen het gevangeniswezen.

De belangrijkste projecten zijn inmiddels geëvalueerd door het
Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC). Deze
projecten worden in beginsel niet stopgezet. Bezien wordt of deze verder
kunnen worden ontwikkeld en uitgerold – al dan niet binnen andere
PI’s. Er is dan ook geen sprake van een uitholling van
resocialisatieprogramma’s.

Overigens wordt het project Bad Boys Brand beëindigd. De marketing
hiervan stemt niet overeen met de visie van In-Made. Het project Bad
Boys Brand zou geassocieerd kunnen worden met criminaliteit. In de
visie van In-Made worden gedetineerden juist als aantrekkelijke
arbeidskrachten gezien. 

Vraag:

Hoeveel geld moet er extra bij voor de opsporing?

Antwoord:

De begrotingsuitvoering vraagt om een strakke financiële sturing en
kent de nodige risico’s die ook in de begroting zijn benoemd 

De realisatie van de besparingen zal de komende periode nauwkeurig
worden gevolgd. 

Zoals ik u heb gemeld in mijn brief van 23 november, heeft de korpschef
heeft mij bericht dat de thans opgestelde portfolio
Informatievoorziening 2016 (IV-portfolio) niet te realiseren is binnen
de voor 2016 in de begroting opgenomen financiële kaders van de
politie. Ik zal daarom de financiële opgave van de ambities van de
IV-portfolio betrekken bij het onderzoek begin volgend jaar, naar de
verhouding tussen het budget en de ambities op de politieorganisatie.
Dit betekent voor nu dat er ten aanzien van de IV-portfolio en de
aanpassing van het Aanvalsprogramma IV nadere keuzes moeten worden
gemaakt. Deze keuzes zullen een effect hebben op het tempo van eerdere
toezeggingen en op de uitvoeringsplanning van de herijking. 

Als opmaat naar de begroting 2017 en verder laat ik onderzoeken  of de
thans voorziene omvang van het budget voor de materiële lasten
de huidige ambities ten aanzien van prestaties, dienstverlening,
kwaliteit personeel, huisvesting, ICT et cetera duurzaam gerealiseerd
kunnen worden. Daartoe laat ik een onderzoek uitvoeren. Bij dat
onderzoek zal ook de financiële opgave van de ambities van de portfolio
Informatievoorziening (IV) worden betrokken; 

De in de begrotingsbrief van afgelopen maandag genoemde bedragen komen
ook ten gunste aan de NP, als het gaat om commissie Hoekstra,
verbetering kwaliteit opsporing en de CAO; 

De door u gevraagde specificatie van de bedragen voor CAO en verbetering
opsporing kan ik u nu niet geven, omdat:

Het onderzoek Personeel en Middelen nog loopt. 

Het onderzoek naar de verbetering kwaliteit opsporing nog loopt. In mijn
brief van 23 november jl. over de Contourennota versterking opsporing,
alsook in de brief over de ontwerp-begroting van VenJ van 20 november
jl., heb ik op hoofdlijnen en de uitdagingen voor de opsporing voor de
komende jaren geschetst. De politie werkt nu samen met de bestuur en OM
aan een uitgewerkt kwaliteitsplan. in het voorjaar van 2106 zal worden
bezien of, en in hoeverre extra middelen noodzakelijk zijn om de politie
haar opsporingstaken te kunnen laten blijven uitvoeren. Wel is er in de
periode 2016-2018 een zij-instroom van 600 fte voor cyber en
financieel-economische criminaliteit, alsook een nader te bepalen
investering in forensische rechercheurs en de intelligence.  Dit zijn
dus forse investeringen in kwalitatief hoogwaardig personeel. 

De CAO onderhandelingen nog gaande zijn. Nu een specifiek bedrag
hiervoor noemen zou mijn onderhandelingspositie met de bonden ernstig in
gevaar brengen;

Zoals gesteld in mijn brief van 23 november jl. ('tussenbericht
herijking') heb ik aangegeven dat zowel de Europese
vluchtelingenproblematiek als de taken in het kader van contraterrorisme
een wissel trekt op de nationale politie. Daarom heb ik de korpschef
gevraagd de impact van deze grote fenomenen op de politie-organisatie in
kaart te brengen. Die impactanalyses zullen vervolgens worden besproken
met de onderscheiden gezagsdragers. Daarna wordt bezien of en zo ja,
waar op lokaal en landelijk niveau tot herprioritering van taken moet
worden gekomen. Daarbij refereer ik aan mijn brief van 31 augustus jl.
(TK 2014-2015, 29628, nr.474) waarin staat: "dat er geen extra ambities
geformuleerd worden zonder andere prioriteiten af te schalen".

Vraag:

Hoe gaat de minister crimineel geld afpakken? Hoeveel extra financieel
rechercheurs komen erbij? Hoe wordt de samenwerking tussen bestuur en
opsporingsorganisaties vormgegeven? 

Antwoord:

Het afpakken van crimineel vermogen is een integraal onderdeel van de
aanpak van criminaliteit. Dat kan langs strafrechtelijke weg, maar ook
langs bestuursrechtelijke of fiscale weg. Elk van deze instrumenten
heeft zijn eigen specifieke mogelijkheden en voordelen. Openbaar
Ministerie, politie, Bijzondere Opsporings Diensten, Belastingdienst en
gemeenten bekijken op casusniveau welk instrument het meest passend is.
Samenwerking tussen het bestuur en opsporingsdiensten maar ook andere
partners binnen de integrale aanpak is al staande praktijk. Ik
ondersteun en bevorder deze samenwerking via de tien Regionale
Informatie- en Expertise Centra (RIECs). Wat betreft het aantal
financieel rechercheurs bij de Nationale Politie kan ik melden dat medio
juni van dit jaar het aantal 846 bedroeg. Er wordt voorzien dat dit
aantal zal stijgen naar 1156. In de Contourennota die op 23 november aan
uw Kamer is gezonden, is aangegeven hoe de kwantitatieve versterking van
specialistische functies tot 2018 vorm zou kunnen krijgen. Er is in de
periode 2016-2018 een zij-instroom voorzien van 600 fte voor cyber en
financieel-economische criminaliteit, alsook een nader te bepalen
investering in forensische rechercheurs en de intelligence.

 

Vraag:

Wordt ook echt op elke wijze uitgesloten dat er een perverse prikkel is
om tot een schikking te komen, omdat er extra geld bij moet komen?

Antwoord:

Het Openbaar Ministerie kan verschillende instrumenten inzetten om
crimineel vermogen af te pakken, onder andere via een
ontnemingsprocedure ter zitting, met een transactie, via
verbeurdverklaring of met een ontnemingsschikking. Elk van deze
instrumenten heeft zijn eigen specifieke mogelijkheden en voordelen. Het
Openbaar Ministerie beoordeelt per individueel geval, gelet op alle
feiten en omstandigheden, welke afdoening passend is en met welk
instrument het maximale effect kan worden bereikt. Die keuze wordt
uitsluitend op inhoudelijke gronden gemaakt en niet uit financiële
motieven. Daar veranderen de ramingen in de begroting niets aan. Grote
schikkingen worden aan mij ter goedkeuring voorgelegd. De afspraken met
de minister van Financien hebben tot gevolg dat ook hier geen sprake is
van perverse prikkels.

Vraag:

Het gat op de begroting voor de rechtspraak is 50 miljoen, de minister
vult dit gat maar met 20 miljoen. Om Frits Bakker, voorzitter Raad voor
de Rechtspraak te mogen citeren: “Dat de derde staatsmacht uit onze
democratie in zo’n precaire financiële situatie verkeert, is een
ontwikkelde democratische rechtsstaat als Nederland onwaardig.” Wat is
de reactie van de minister hierop?

Antwoord:

Ik ben van mening dat de financiële positie van de Rechtspraak geen
aanleiding geeft tot dergelijke grote zorgen.

In de externe validatie staat dat met name de investeringen in het
programma KEI en de efficiencytaakstelling van het kabinet zorgen voor
een te krap budgettair kader. Daarom wordt er een bedrag van € 20 mln.
in 2016 en € 25 mln. structureel vanaf 2017 toegevoegd aan het budget
van de Rechtspraak. Deze extra injectie, in combinatie met de aanwezige
reserves van de Rechtspraak,  is toereikend om de benodigde
investeringen te doen.

Vraag:

Kan de minister beloven dat er niet wordt bezuinigd op de mobiliteit
(bijvoorbeeld de auto's) van agenten?

Antwoord:

Die belofte kan ik niet doen. In 2016 zet de politie in op het beter
verdelen van de beschikbare voertuigen. De politie groeit via vervanging
van het voertuigenpark en het afstoten van afgeschreven voertuigen toe
naar een voertuigenpark van passende omvang binnen de gegeven
budgettaire kaders. Daarnaast wordt, zoals al herhaaldelijk genoemd,
onderzoek gedaan naar de verhouding personeel en materieel, waardoor
wellicht herschikking van middelen plaats zal vinden. Leidend principe
daarbij is wel dat primair wordt ingezet op een juiste beschikbaarheid
en inzetbaarheid van de eerstelijns politievoertuigen. Agenten moeten
hun operationele taken op een adequate manier kunnen uitvoeren en daar
is de beschikbaarheid van vervoer een onderdeel van.

Vraag:

Graag een reactie op het feit dat de politie een enorme berg extra werk
erbij kreeg door de vluchtelingenstroom zonder dat daar extra geld voor
is gegeven.

Antwoord:

Zoals gesteld in mijn brief van 23 november jl. ('tussenbericht
herijking') heb ik aangegeven dat zowel de Europese
vluchtelingenproblematiek als de taken in het kader van contraterrorisme
uiteraard een extra bijdragen vragen van de nationale politie. Daarom
heb ik de korpschef gevraagd de impact van deze grote fenomenen op de
politie-organisatie in kaart te brengen. Die impactanalyses zullen
vervolgens worden besproken met de onderscheiden gezagsdragers.
Daarna wordt bezien of en zo ja, waar op lokaal en landelijk niveau tot
herprioritering van taken moet worden gekomen. Daarbij refereer ik aan
mijn brief van 31 augustus jl. (TK 2014-2015, 29628, nr.474) waarin
staat: "dat er geen extra ambities geformuleerd worden zonder andere
prioriteiten af te schalen".

Vraag:

Hoe groot is het financiele tekort bij de Nationale Politie? Klopt het
dat er een grote tegenvaller is op terrein van
Informatievoorziening/ICT?

Antwoord:

De begrotingsuitvoering vraagt om een strakke financiële sturing en
kent de nodige risico’s die ook in de begroting zijn benoemd;

Zoals ik u heb gemeld in mijn brief van 23 november, heeft de korpschef
mij bericht dat de thans opgestelde portfolio Informatievoorziening 2016
(IV-portfolio) niet te realiseren is binnen de voor 2016 in de begroting
opgenomen financiële kaders van de politie. Ik zal daarom de
financiële opgave van de ambities van de IV-portfolio betrekken bij het
onderzoek begin volgend jaar, naar de verhouding tussen het budget en de
ambities op de politieorganisatie. Dit betekent voor nu dat er ten
aanzien van de IV-portfolio en de aanpassing van het Aanvalsprogramma IV
nadere keuzes moeten worden gemaakt. Deze keuzes zullen een effect
hebben op het tempo van eerdere toezeggingen en op de
uitvoeringsplanning van de herijking.

Vragen van het lid Gesthuizen, S.M.J.G. (SP)

Vraag:

Wanneer gaat Nederland werk maken van de herverdeling van vluchtelingen?
Zijn er op dit moment al mensen herverdeeld? Zijn er in het kader van
herverdeling al mensen naar Nederland gekomen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:

Zoals ik heb gemeld tijdens het debat met uw Kamer op 5 november, zal
Nederland een eerste start maken met het herplaatsen van asielzoekers
uit Italië. Daar is één hotspot operationeel op Lampedusa. We gaan nu
kijken hoe dit werkt. Nederland zal beginnen met een beperkt aantal van
50 personen. Dit is op 15 november gecommuniceerd via de geijkte kanalen
en de komende tijd kunnen de Italiaanse autoriteiten hiervoor
individuele dossiers aanleveren. In Griekenland kent de hotspot op
Lesbos nog wat opstartproblemen, maar ook daar zullen we op korte
termijn een start maken met een beperkte aantal van 50 personen. Dit zal
op 15 december worden gecommuniceerd waarna dezelfde procedure gaat
lopen. Ik wil er wel kritisch op blijven en kunnen blijven bewaken dat
dit ook goed gaat. Uiteindelijk is en blijft het de bedoeling dat er
meer hotspots operationeel worden en dat de registratie van personen die
de EU binnenkomen, ook steeds beter op orde wordt gebracht. Dat blijven
we nauwgezet volgen en koppelen aan onze inzet.

Vraag:

Klopt het dat Nederland nog steeds claimt op Hongarije in het kader van
Dublin? Klopt het dat mensen terug worden verwezen naar Hongarije
terwijl zij daar in erbarmelijke omstandigheden terecht komen? Klopt het
dat deze vluchtelingen op de rechter zijn aangewezen?

Antwoord:

Nederland claimt nog steeds op Hongarije in het kader van de
EU-Dublinverordening. In het kader van de Dublinverordening is
belangrijk dat met de overdracht het Europees Verdrag voor de Rechten
van de Mens (EVRM) en het EU-Handvest niet worden geschonden. Uit de
beschikbare informatie over Hongarije blijkt, naar mijn mening, niet dat
met een overdracht naar dit land deze verdragen zouden worden
geschonden. Voor een verdere uiteenzetting verwijs ik u naar de
beantwoording van Kamervragen hierover van 19 oktober 2015 (vergaderjaar
2015-2016, Aanhangsel van de Handelingen, 326, 327 en 328).

Vraag:

Kan de staatssecretaris reageren op de vraag hoe het draagvlak bij de
VNG behouden kan worden wanneer het gaat om de opvang van vluchtelingen
en het tekort van 60 euro per nacht? 

Antwoord:

Ik ben momenteel met de VNG in overleg over een redelijke vergoeding
voor gemeenten voor de kosten die gemeenten maken voor de
crisisnoodopvang. Met enkele collega-bewindslieden werk ik ook aan de
totstandkoming van bestuurlijke afspraken met de VNG en provincies over
een groot aantal zaken dat betrekking heeft op de hoge instroom van
asielzoekers en de huisvesting van vergunninghouders. Op al deze
gebieden hebben gemeenten en Rijk elkaar nodig. Een aangepaste afspraak
over de vergoeding aan gemeenten voor de kosten van de crisisnoodopvang
maakt deel uit van dit hele pakket. Ik streef er naar om aan het eind
van deze week tot overeenstemming te komen.

Vraag:

Wat is de stand van zaken van het overleg inzake het opvangen van
vluchtelingen in de regio tussen de staatssecretaris en zijn collega's
van landen in de regio? Wat doet Nederland concreet om de Syriërs die
opvang vonden in de regio te helpen? Hoe staat het met het geld voor de
opvang in de regio? Bijvoorbeeld in Libanon.

Antwoord:

Deze vraag ligt voornamelijk op het terrein van mijn collega's van
Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Zoals het kabinet in de Kamerbrief van 8 september jl. heeft laten
weten zet Nederland stevig in op verbeterde opvang in de regio teneinde
op middellange termijn terugkeer van asielzoekers naar veilige landen in
de regio mogelijk te maken. Dit is in EU-verband vastgelegd in
conclusies van de JBZ-raad en de ER-conclusies van 15 oktober jl.

In de verhoudingen tussen de EU en derde landen wordt dit nu verder
uitgewerkt: met Turkije (via het Actieplan Turkije) en met de landen
van de Westelijke Balkan, Jordanië en Libanon (vastgelegd in de
verklaring van de Westelijke Balkan en Oostelijke Mediterrane
bijeenkomst).

Het gaat om afspraken over betere opvang en registratiecapaciteit, het
tegengaan van irreguliere migratie en het bieden van perspectief op
scholing en werk.

Voor humanitaire hulp heeft het kabinet in totaal EUR 202 mln
bijgedragen ten behoeve van voedsel en noodhulp. Nederland is daarmee
een van de koplopers op gebied van humanitaire hulp in de Syrie-regio.

Vraag:

Het lijkt erop dat de asielinstroom volgend jaar veel hoger zal zijn dan
in de begroting is vermeld. Wat doet het Kabinet hieraan en waarom is er
niet eerder geanticipeerd op de verwachte hogere instroom?

Antwoord:

De ontwikkelingen rond de asielinstroom zijn de afgelopen maanden
stormachtig geweest. Sinds april 2015 is de asielinstroom gaan stijgen,
en deze stijging heeft inmiddels alle records gebroken.

De hoogte van de stijging was onverwacht, niet alleen voor Nederland
maar voor alle Europese landen.  Een belangrijke factor in de
onverwachte stijging was de verlegging van de reisroutes van de
Middellandse Zee naar de Balkan en Midden-Europa. Die is historisch
gezien zonder precedent.

Het klopt dat de vreemdelingenketen, maar ook de gemeenten, de afgelopen
periode hebben moeten improviseren. Op dit punt heeft Nederland zich van
zijn beste kant laten zien. Zo lukt het nog altijd om alle asielzoekers
opvang te verlenen.

Natuurlijk denken we ook na over de instroom volgend jaar. In Europees
verband werken we aan maatregelen die de instroom beter hanteerbaar
kunnen maken, zoals de ontwikkeling van de 'hotspots'. Nederland zal
zich tijdens het Europees voorzitterschap inzetten om die maatregelen
verder te brengen. Ook op nationaal niveau kijken we hoe we de instroom
volgend jaar goed kunnen managen, door extra middelen ter beschikking te
stellen en door de plannings- en logistieke functie in de keten te
versterken. Het COA en de IND zijn reeds versterkt.

Vraag:

Kan de staatssecretaris uitgebreid ingaan op de medische zorg voor
(kwetsbare) asielzoekers in Nederland? 

Antwoord:

De crisisnoodopvang valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten.
Zij zorgen er ook voor dat er daar waar nodig aansluiting is op de
medische zorg. Dit loopt o.a. via de lokale GGD-en.

Voor de reguliere opvang en de noodopvanglocaties van het COA geldt dat
het Gezondheidscentrum Asielzoekers (GCA) operationeel is op het moment
dat de mensen worden opgevangen. Daar geldt dus de systematiek zoals we
die al langer kennen en die in dat opzicht ook beproefd is. Omdat
noodopvanglocaties vaak in een relatief korte periode volstromen kan het
in de eerste dagen wel wat drukker zijn bij het GCA dan gewoonlijk.

Hoewel het systeem van crisisnoodopvang niet de optimale wijze van
opvang is, is er alle reden om te menen dat er goed en adequaat wordt
gereageerd op zorgvragen. Asielzoekers in de crisisnoodopvang ontvangen
op die wijze dus de benodigde medische zorg. De kosten voor de medische
zorg in de crisis noodopvang kunnen worden gedeclareerd bij het COA.

Vragen van het lid Oosten, F. van (VVD)

Vraag:

De VVD zou graag willen weten hoe de brief die de minister afgelopen
maandag naar de Kamer stuurde over de mogelijke nieuwe financiële
problemen bij de politie in dit licht gelezen moet worden. Kan de
minister aangeven of de winstwaarschuwing die hij in deze brief geeft
(ICT, reorganisatiekosten, Landelijke Meldkamer, etc.) met de het
gereserveerde geld bij de Voorjaarsnota kan worden opgevangen? En gaat
er een deel van de incidentele 60 mln voor de vluchtelingenproblematiek
ook naar de politie?

Antwoord:

In aanloop naar de Voorjaarsnota wordt een aantal zaken in kaart
gebracht:

Informatievoorziening (IV)

Zoals ik u heb gemeld in mijn brief van 23 november, heeft de korpschef
mij bericht dat de thans opgestelde portfolio Informatievoorziening 2016
(IV-portfolio) niet te realiseren zou zijn binnen de, voor 2016 in de
begroting opgenomen, financiële kaders van de politie. Ik zal daarom de
financiële opgave van de ambities van de IV-portfolio betrekken bij het
onderzoek naar de verhouding tussen het budget en de ambities op de
politieorganisatie dat begin volgend jaar plaats zal vinden. 

Dit betekent voor nu dat er ten aanzien van de IV-portfolio en de
aanpassing van het Aanvalsprogramma IV nadere keuzes moeten worden
gemaakt. Deze keuzes zullen een effect hebben op het tempo van eerdere
toezeggingen en op de uitvoeringsplanning van de herijking. Hierover ben
ik met de politie in overleg. Ik informeer uw Kamer over de uitkomsten.

Kwaliteit opsporing

Het onderzoekstraject naar de verbetering kwaliteit opsporing wordt
gestart. Zoals in mijn brief van 23 november jl. over de Contourennota
versterking opsporing, alsook in de brief over de ontwerp-begroting van
VenJ van 20 november jl., is op hoofdlijnen geschetst  wat de
uitdagingen voor de opsporing voor de komende jaren zullen zijn. 

De politie werkt nu samen met de bestuur en OM aan een uitgewerkt
kwaliteitsplan ten behoeve van de opsporing. In het voorjaar van 2106
zal worden bezien of, en in hoeverre extra middelen noodzakelijk zijn om
de politie haar opsporingstaken te kunnen laten blijven uitvoeren. 

Wel is er in de periode 2016-2018 een zij-instroom van 600 fte voor
cyber en financieel-economische criminaliteit opgenomen in de begroting,
alsook een nader te bepalen investering in forensische rechercheurs en
de intelligence.  Dit zijn dus forse investeringen in kwalitatief
hoogwaardig personeel. Hierin is financieel voorzien.

Verder voer ik uiteraard momenteel onderhandelingen in het kader van de
CAO.

60 miljoen

Daarnaast vraagt u mij naar de besteding van de in de begrotingsbrief
van afgelopen maandag genoemde €60 miljoen. Deze gaat niet naar de
nationale politie.

Zoals gesteld in mijn brief van 23 november jl. ('tussenbericht
herijking') heb ik aangegeven dat zowel de Europese
vluchtelingenproblematiek als de taken in het kader van contraterrorisme
een wissel trekt op de nationale politie. Daarom heb ik de korpschef
gevraagd de impact van deze grote fenomenen op de politie-organisatie in
kaart te brengen. 

Die impactanalyses zullen vervolgens worden besproken met de
onderscheiden gezagsdragers. Daarna wordt bezien of en zo ja, waar op
lokaal en landelijk niveau tot herprioritering van taken moet worden
gekomen. Daarbij refereer ik aan mijn brief van 31 augustus jl. (TK
2014-2015, 29628, nr.474) waarin staat: "dat er geen extra ambities
geformuleerd worden zonder andere prioriteiten af te schalen".

Vraag:

Hoe kijkt de minister aan tegen de poortjes bij de TGV (Train à Grande
Vitesse)? 

Antwoord:

Na de mislukte aanslag op de Thalys in augustus zijn de maatregelen
gericht op de veiligheid van passagiers geïntensiveerd. U kunt daarbij
denken aan extra toezicht door politie en marechaussee op grote stations
waar treinen uit België en Frankrijk aankomen of vertrekken. Over de
precieze aard en omvang van deze maatregelen worden geen mededelingen
gedaan.

Ook in internationaal verband wordt gekeken naar effectieve maatregelen
om de veiligheid te vergroten. Hiervoor staat Nederland in EU verband in
contact met onze buurlanden. Als het gaat om zwaardere maatregelen rond
de TGV/Thalys dan vind ik het van belang op te merken dat wij in
Nederland zorgvuldig kijken naar een goede balans tussen veiligheid en
vrijheid en het open karakter van het spoorsysteem. Maatregelen worden
in Nederland getroffen op basis van dreigingsinformatie, waarna
proportionele maatregelen worden getroffen. Ik heb kennis genomen van
het interview dat de Franse minister Royale heeft gegeven en waarbij zij
extra maatregelen aankondigt. Op dit moment is het ministerie van IenM
in afstemming met mijn ministerie in contact met de Franse overheid om
nader overleg te hebben over de Franse initiatieven. Mijn uitgangspunt
hierbij zal zijn dat maatregelen adequaat, proportioneel en in goede
onderlinge afstemming met buurlanden dienen te worden genomen. In
afstemming met het ministerie van IenM en de NS zal het Franse voorstel
beoordeeld worden.

 

Vraag:

In het kader van het versterkt inzetten op het afpakken van crimineel
geld is de vraag hoe de 'patser aanpak' zal worden versterkt. Hoe wordt
de intergrale aanpak versterkt? Is het mogelijk dat crimineel geld,
naast door politie, OM en de FIOD, ook via de belastingdienst en
gemeentelijke diensten wordt opgehaald? 

Antwoord:

Criminaliteit is voor een belangrijk deel winstgedreven. Kernpunt van
het beleid is daarom dat financieel voordeel uit criminaliteit zo veel
mogelijk wordt afgenomen. Het afpakken van wederrechtelijk of anderszins
illegaal crimineel vermogen wordt over de gehele linie versterkt, zowel
het strafrechtelijk afpakken als het integrale afpakken. 

Het Openbaar Ministerie kan langs strafrechtelijke weg afpakken,  onder
andere via een ontnemingsprocedure ter zitting, via verbeurdverklaring,
met een transactie of met een ontnemingsschikking. De politie, de FIOD
en andere Bijzondere Opsporings Diensten verrichten de hiervoor
benodigde strafrechtelijke onderzoeken. 

De FIOD is de opsporingsdienst van de Belastingdienst. Maar de
Belastingdienst speelt niet alleen door de inzet van de FIOD in
strafrechtelijke onderzoeken een belangrijke rol. De Belastingdienst kan
ook bestuursrechtelijke maatregelen inzetten, in de vorm van
terugvorderingen, fiscale naheffingen of fiscale boetes. Elk van deze
instrumenten heeft zijn eigen specifieke mogelijkheden en voordelen.
Waar wij op inzetten is dat wederrechtelijk of anderszins niet legaal
verkregen vermogen, wordt afgepakt door de inzet van álle mogelijke
middelen waar de verzamelde overheidsdiensten over beschikken.

Dat betekent dat de betrokken diensten per individueel geval bekijken,
gelet op alle feiten en omstandigheden, welke afdoening passend is
en welk instrument of combinatie van instrumenten daarbij hoort. Er
is sprake van nauwe samenwerking tussen Openbaar Ministerie, politie,
Bijzondere Opsporings Diensten, Belastingdienst en lokaal bestuur.
Voordeel van die integrale samenwerking -die wordt ondersteund en
bevorderd via de Regionale Informatie en Expertise Centra (RIECs)- is
dat een breed spectrum aan instrumenten kan worden ingezet:
strafrechtelijk, bestuursrechtelijk en fiscaal.  Juist die
gecombineerde inzet en de onderlinge afstemming die daarbij plaatsvindt,
maakt dat de effectiviteit wordt vergroot en dat het maximale effect kan
worden bereikt. De patseraanpak, die specifiek is gericht op individuen
die beschikken over onverklaarbaar vermogen, bijvoorbeeld in de vorm van
luxe goederen, is onderdeel van de aanpak.

Uiteraard ben ik voortdurend op zoek naar mogelijkheden om het afpakken
van crimineel vergaard vermogen een verdere impuls te geven. Daarom
is in de ontwerpbegroting 2016 € 3 miljoen extra vrijgemaakt voor
een intensivering van de strafrechtelijke aanpak van ondermijnende
criminaliteit en wordt in mijn bief van 20 november 2015 ingezet op een
verdere intensivering van het afpakken van crimineel vermogen door de
FIOD en het Openbaar Ministerie. 

Het aantal financieel rechercheurs bij de Nationale Politie is voorzien
de komende periode te stijgen van 846 naar 1156. In dit verband verwijs
ik ook naar de Contourennota over de versterking van de opsporing die op
23 november 2015 aan uw Kamer is gezonden.

Daarnaast is met financiering vanuit mijn departement het Integraal
Afpakteam Brabant Zeeland ingericht en draag ik bij aan verschillende
samenwerkingsgremia waar integraal afpakken een onderdeel van is, zoals
de TaskForce Brabant-Zeeland en de Regionale Informatie- en
Expertisecentra (RIEC). Hierin werken gemeenten, belastingdienst, OM,
Politie samen in de aanpak van ondermijning. 

Tot slot werkt een werkgroep onder leiding van Financiën, samen met
mijn departement, het OM, de Politie en Regioburgemeesters een
businesscase uit om te kijken of een verdere versterking van het
integraal afpakken kan worden gerealiseerd uit de daaruit te verwachten
incassoresultaten.

Vraag:

De werkprocessen tussen de partners in de strafrechtketen sluiten niet
voldoende op elkaar aan zo blijkt, bijvoorbeeld tussen de politie en het
OM. Prestaties in de strafrechtketen zijn daardoor op onvoldoende
niveau. Ook de aangiftebereidheid kan hiertoe afnemen. Hoe gaat de
minister dit aanpakken? Welke acties zet de minister hierop? Kunnen we
afspraken waar we de minister op kunnen aanspreken? Al jaren wordt er
gevraagd om kwantitatieve doelstellingen voor de strafrechtketen, maar
ze komen maar niet. De minister zet ook in op "winst" van 15 miljoen per
jaar op het gebied van bedrijfsvoering. Ziet dit hierop, of is dat iets
anders?

Antwoord:

In de laatste voortgangsbrief aan uw Kamer over het programma
Versterking Prestaties Strafrechtketen (VPS) van 14 september 2015 ben
ik uitgebreid ingegaan op de actuele stand van zaken. Het geheel van
verbetermaatregelen overziend concludeer ik dat het programma op koers
ligt. In de brief wordt een kwantitatieve doelstelling aangekondigd voor
de doorlooptijd van zaken die aan de rechter worden voorgelegd.
Daarnaast zijn recent tussen departement en ketenorganisaties 
afspraken gemaakt over een permanente vorm van ketensamenwerking,
waaronder het ontwikkelen van ketenprestatieindicatoren. Met deze
indicatoren kunnen de prestaties van de strafrechtketen ook door de
Tweede Kamer beter worden gemonitord. De 15 mln efficiencywinst op het
gebied van de bedrijfsvoering van het departement zelf staat hier los
van. In de voortgangsrapportage van december 2015 informeer ik u over
deze afspraken en de stand van zaken met betrekking tot de ontwikkeling
van de doelstelling voor de doorlooptijd van zaken die aan de rechter
worden voorgelegd. Naar de aangiftebereidheid voert het WODC momenteel
een onderzoek uit, de uitkomsten daarvan komen in het voorjaar van 2016
beschikbaar.  

Vraag:

Wordt de analyse gedeeld dat de overheid nog te weinig haast maakt met
de aanpak van cybercrime? Wat is de reactie op de opmerking ten aanzien
van de huidige aanpak, dat 'het dweilen met de kraan open is en dat het
veel te makkelijk is om anoniem te blijven'? Is de begroting voldoende
toegerust om te kunnen investeren in de aanpak van cybercrime? Zo niet,
wat is daarvoor nodig?

Antwoord:

Het is inderdaad gemakkelijk om anoniem te blijven op het internet en
dat is lastig voor de opsporing. Ook de grenzeloosheid van het internet
maakt het voor de politie lastig effectief op te sporen op internet.
Daar leg ik mij niet bij neer. Er is de afgelopen jaren fors
geïnvesteerd in de aanpak en cybercrime is een onderdeel van de
Veiligheidsagenda. Waar nodig zetten we extra stappen, zoals gemeld in
de beleidsreactie op het Cyber Security Beeld Nederland van 14 oktober
jl.

Het Team High Tech Crime van de politie is gegroeid naar 119 fte, de
digitale ondersteuning in de regionale eenheden groeit conform het
Inrichtingsplan van de politie en cybercrime is één van de onderwerpen
waarvoor de politie van buiten de eigen organisatie technische experts
kan werven. Daarnaast is jaarlijks € 13,8 miljoen voor de politie
beschikbaar voor de aanpak van cybercrime en om in te spelen op de
digitalisering van de samenleving. Ook werken we aan de nodige
bevoegdheden, zoals het binnendringen van geautomatiseerde werken.
Daarvoor stuur ik het wetsvoorstel Computercriminaliteit 3 naar de
Kamer, naar verwachting begin december.

Vraag:

Eerder had de VVD-fractie zorgen over de beheersbaarheid van het
project. Daarop heeft de Minister aangegeven dat er stevig
projectmanagement gevoerd wordt op het KEI-programma. Waarom moet er nu
20 tot 25 miljoen Euro extra aan het programma KEI worden besteed,
waarom nu deze additionele middelen?

Antwoord:

Bij de start van het programma is een globale business-case opgesteld
die het karakter had van een eerste inventarisatie. Deze is eind 2014
herijkt. De Kamer is daarover begin dit jaar geïnformeerd. Bij die
herijking is tevens de reikwijdte aanzienlijk uitgebreid met onder meer
de onderwerpen strafrecht en toezicht. De totaalkosten komen daardoor
aanzienlijk hoger uit dan in de eerdere raming. Zoals aangegeven in de
begrotingsbrief van 20 november 2015 wordt er mede voor KEI een bedrag
€ 20 mln. in 2016 en € 25 mln. structureel vanaf 2017 toegevoegd aan
de bijdrage van de Rechtspraak.

Vraag:

Is de minister voorstander om de inkomsten uit boetes op de begroting
van Financiën te laten landen om zo VenJ te voorzien van structurele
financiering en een betere discussie met VenJ te kunnen voeren over de
wenselijkheid van boetes? 

Antwoord:

Een discussie over de positionering van boetes op de rijksbegroting is
op dit moment niet aan de orde. In de Miljoenennota is een
interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) naar de doeltreffendheid en
doelmatigheid van het handhavingsbeleid in het kader van de
verkeersveiligheid aangekondigd. Daarin wordt gekeken naar de
doelmatigheid en doeltreffendheid van het verkeershandhavingsbeleid en
de wijze waarop de governance is geregeld. Hierbij kan ook de
budgettaire verwerking van boetes aan de orde komen. In de huidige
situatie zijn de opbrengsten op de VenJ begroting het gevolg van het
handhavingsbeleid, dat valt onder verantwoordelijkheid van VenJ, en het
verkeersveiligheid- en milieubeleid, dat valt onder de
verantwoordelijkheid van I&M. Het IBO wordt in het voorjaar van 2016
afgerond en zal daarna voorzien van een kabinetsreactie aan uw Kamer
worden toegestuurd.

Vraag:

Hoe zit het met het ondermijningsfonds? Waarom kiest de minister daar nu
niet voor? Kan de minister samen met de minister van Financiën in kaart
brengen in hoeverre de huidige begrotingssystematiek moet worden
aangepast om een dergelijk fonds mogelijk te maken?

Antwoord:

Zoals ik in de brief van 20 november 2015 over de ontwerpbegroting 2016
heb aangegeven, vindt het kabinet een begrotingsfonds in beginsel
onwenselijk. 

Een begrotingsfonds is ook niet noodzakelijk om extra te kunnen
investeren in het versterken van het integraal afpakken. Binnen de
systematiek van de Rijksbegroting kan namelijk gewerkt worden met
businesscases, die erin voorzien dat de benodigde financiering voor een
beleidsdoelstelling wordt gedekt door de via dat beleid te genereren
opbrengsten. Een dergelijke businesscase aangaande een mogelijke
intensivering van het integraal afpakken wordt momenteel uitgewerkt
onder leiding van het ministerie van Financiën. Ik informeerde uw
Kamer hierover eerder bij de beantwoording van Kamervragen van de
VVD-fractie op 29 september. 

Vraag:

Waarom wordt de subsidie op de geschillencommissie afgebouwd? Is de
minister bereid in overleg te treden met het bedrijfsleven om te
voorkomen dat de druk op de reguliere rechtspraak toeneemt door de
voorgenomen bezuiniging?

Antwoord:

De tekorten op de begroting noodzaken tot het maken van pijnlijke
keuzes. Het afbouwen van de subsidie aan een private organisatie als de
SGC ligt meer voor de hand dan bezuinigen op publieke voorzieningen die
de veiligheid en rechtsbescherming moeten waarborgen. Gezien het belang
van de SGC voor het bedrijfsleven zelf heb ik er alle vertrouwen in dat
het bedrijfsleven het voortbestaan van de SGC niet in gevaar zal laten
komen. Het bestaan van de geschillencommissies geeft immers een
concurrentievoordeel en een snelle geschillenafdoening.

Bovendien zal de subsidie niet direct worden afgebouwd. Door een
langzame afbouw gedurende een aantal jaren zullen de SGC en
brancheorganisaties gezamenlijk in staat worden gesteld om de gevolgen
geleidelijk op te vangen. Uiteraard zal ik de ontwikkelingen op de voet
volgen.

Gezien de eisen die ik stel aan de geschillencommissies en die een
eerlijk en deskundig proces waarborgen, acht ik het geen probleem dat
private geschiloplossing ook door private partijen wordt bekostigd.

Ik heb van het VNO-NCW en MKB een brief ontvangen over de afbouw van de
subsidie aan de SGC. Vanzelfsprekend ben ik bereid om met hen te
spreken.

Ik zal een amendement een amendement van uw Kamer wat betreft de afbouw
van de subsidie van de SGC voor 2016 positief tegemoet treden, waarbij
ik uw Kamer verzoek de dekking aan te geven.

Vraag:

Wat is de reactie van de minister op het financieren van leegstand
binnen de rechtspraak met belastinggeld? Hoe kijkt de minister aan tegen
meer soepelheid bij de verhuur van Rijksvastgoed? Hoe beoordeelt de
minister de drie scenario's die de Raad vorige week naar buiten bracht?
Welke gevolgen heeft het verschuiven van rechtszaken voor lokale
gemeenschappen? Wil de minister van VenJ, in overleg met de minister van
WenR, de regie pakken op dit dossier?

Antwoord:

Zoals ook aangegeven in de beantwoording van schriftelijke vragen over
het voorgenomen Meerjarenplan van de Rechtspraak 2015-2020, vind ik de
door de Rechtspraak geconstateerde leegstand, die in de komende jaren
groter wordt (100.000 m2) een valide reden voor de rechtspraak om
aanpassingen in de huisvesting van gerechten te overwegen. Dit
belastinggeld kan immers beter ingezet worden ter bevordering van de
kwaliteit van rechtspraak.

Betaald medegebruik door andere partijen is al staand beleid van de
Rechtspraak. Er wordt gezocht naar partijen die de statuur en
onafhankelijke uitstraling van de Rechtspraak niet schaden. Dit
uitgangspunt onderschrijf ik, gezien de staatsrechtelijke rol die de
Rechtspraak heeft binnen ons staatsbestel. Tegen die achtergrond kan ik
me voorstellen dat verder wordt onderzocht in hoeverre medegebruik van
gerechtsgebouwen een oplossing kan bieden voor de geconstateerde
leegstand.

Met de drie scenario’s maakt de Rechtspraak inzichtelijk op welke
manier besparingen in de huisvesting van gerechten kunnen worden bereikt
door het anders verdelen van zaken en het concentreren van
kantoorwerkplekken binnen een arrondissement. Deze informatie kan worden
betrokken bij het gesprek dat indachtig de motie Slob/Samson in de
komende maanden wordt voortgezet met de Raad voor de rechtspraak over de
invulling van zaakspakketten. Ik ben voornemens om, met behoud van een
ieder wettelijke rollen, de betreffende burgemeesters bij dit overleg te
betrekken en hiertoe het initiatief te nemen.

Zoals ook aangegeven in de beantwoording van schriftelijke vragen over
het voorgenomen Meerjarenplan van de Rechtspraak 2015-2020, staat de
verdeling van zaken binnen een arrondissement niet los van de omgeving
van een rechtbank. Het is niet uit te sluiten dat een aanpassing van de
zaaksverdeling mogelijk invloed heeft op bijvoorbeeld de reisafstand
voor rechtzoekenden en ketenpartners van de Rechtspraak, de juridische
infrastructuur en de lokale economie.

Het is primair de taak van het gerechtsbestuur om te zorgen voor de
huisvesting van een gerecht daartoe ondersteund door en onder toezicht
van de Raad. Ook de verdeling van zaken binnen een arrondissement is
primair een bevoegdheid van het gerechtsbestuur. Dit is vastgelegd in de
Wet op de rechterlijke organisatie. In mijn brief van 20 november jl.
heb ik aangegeven met de Raad voor de rechtspraak het gesprek over de
invulling van de zaakspakketten voort te zetten. Ook voer ik overleg met
de minister voor Wonen en Rijksdienst over de voorgenomen
huisvestingsplannen van de Rechtspraak. 

Vraag:

Het aantreffen van versnijdingsmiddelen en andere hulpstoffen in
drugspanden is onvoldoende om over te gaan tot het opleggen van
bestuursrechtelijke maatregelen, zoals het sluiten van de drugspanden.
Kan de minister aangeven wat de mogelijkheden zijn de wet op dit punt
aan te passen?

Antwoord:

Allereerst kan er in deze situaties strafrechtelijk worden opgetreden.
Het treffen van voorbereidingshandelingen voor de productie van zowel
hard- als softdrugs is strafbaar gesteld in de Opiumwet.

Het enkele feit van het aantreffen van versnijdingsmiddelen en andere
hulpstoffen vormt geen grond voor het treffen van bestuursrechtelijke
maatregelen.

Bestuurlijk optreden door middel van het sluiten van een pand is
mogelijk wanneer er sprake is van een verstoring van de openbare orde,
er drugs zijn aangetroffen of er sprake is van gevaar voor de gezondheid
of de veiligheid.  

Op dit moment bezie ik naar aanleiding van het signaal van de
burgemeesters of de bestuursrechtelijke bevoegdheden ten aanzien van
het sluiten van drugspanden toereikend zijn.

Vraag:

Waarom is er voor gekozen in de beschikbaar gekomen middelen geen geld
te reserveren voor programma's van het CJIB als het AICE die
inefficiëntie tegen gaan?

Antwoord:

Voor 2016 is 16,6 miljoen beschikbaar voor de uitvoering van het
programma Uitvoeringsketen Strafrechtelijke Beslissingen (USB) (artikel
34.3.52 van de VenJ-begroting). Dit bedrag wordt onder meer aangewend
voor de verdere ontwikkeling van het Administratie- en Informatie
Centrum voor de Executieketen (AICE) bij het CJIB. Het AICE zorgt dat
strafrechtelijke beslissingen van begin tot eind worden verstrekt aan de
organisaties en personen die belast zijn met de feitelijke
tenuitvoerlegging. Dit bedrag is ook bestemd om de nu voorziene kosten
te dekken voor implementatie en beheer bij andere ketenpartners in de
USB-keten.

Vragen van het lid Azmani, M. (VVD)

Vraag:

Kan de staatssecretaris toezeggen in overleg te treden met de minister
van Defensie om zo het onderste uit de kan te halen voor de
intensivering van de grenscontroles, waarmee mensensmokkelaars worden
opgepakt?

Antwoord:

Met de minister van Defensie heb ik afspraken gemaakt over intensivering
van de grenscontroles. Dit heeft ook tot successen geleid. Inmiddels
zijn er na de intensivering van het Mobiel Toezicht Veiligheid 55
aanhoudingen verricht. Bij de controles wordt de KMar al ondersteund
door andere onderdelen van de Krijgsmacht, waaronder de Landmacht (met
zoekcapaciteit) en Luchtmacht (met honden). Andere onderdelen zijn niet
zonder meer inzetbaar bij grenscontroles. Indien er aanleiding is om
andere onderdelen van de krijgsmacht te belasten met echte
grenstoezichtstaken, hetgeen nu nog niet het geval is, dan betekent dit
dat personeel een korte opleiding moet krijgen. Het kabinet houdt deze
optie zeker open.

Vraag:

Is de staatssecretaris bereid om een wetsvoorstel in voorbereiding te
nemen waarbij de laatste volzin van artikel 21, lid 4 van de
Vreemdelingenwet wordt geschrapt, zodat het verblijfsrecht van
vreemdelingen die zich in Nederland misdragen, kan worden aangepast?

Antwoord:

Het uitgangspunt van het kabinet is dat criminele vreemdelingen zo snel
mogelijk worden uitgezet naar het herkomstland nadat zij hun straf
hebben uitgezeten. Ik kijk continu naar de effectiviteit van de
regelgeving en het beleid. Als er ruimte is voor verbetering, dat wil
zeggen het verhogen van de effectiviteit, dan geef ik daar
uiteraard opvolging aan. De heer Azmani ziet die ruimte in elk geval
en stelt dat artikel 21, vierde lid, belemmerend werkt bij de aanpak van
zeer zware criminele vreemdelingen die in Nederland zijn opgegroeid.
Dit zou indruisen tegen het uitgangspunt van het kabinet om criminele
vreemdelingen uit Nederland te weren. Ik onderschrijf dat het hier gaat
om een groep zeer zware criminelen, veelal veelplegers. Ik zal daarom
bezien of ik de bescherming tegen verblijfsbeëindiging die deze groep
geniet kan schrappen. Ik zal hiertoe zo snel mogelijk uw Kamer
informeren over de haalbaarheid en wenselijkheid.

Vraag:

Wat de VVD betreft wordt de lijst met veilige landen uitgebreid. Zo ziet
de VVD graag op korte termijn een land als Turkije op de lijst. Kunnen
de vele landen, zoals Marokko, Mongolie en India, waar blijkens de
IND-rapportage (tot en met oktober) mensen vandaan komen om hier asiel
aan te vragen op de veilige landenlijst, zodat asielaanvragen uit deze
landen verkort kunnen worden afgedaan en uitzetting kan plaatsvinden? 

Antwoord:

De heer Azmani stelt terecht dat de lijst met veilige landen van
herkomst uitgebreid kan worden. In mijn brief van 3 november heb ik dan
ook aangegeven dat de lijst met veilige landen niet statisch is.

In dat licht is in genoemde brief aangekondigd dat ik de komende tijd
ook zal bezien of er aanleiding bestaat om andere landen aan de lijst
toe te voegen. Daarbij kan gedacht worden aan de landen die de heer
Azmani noemt, maar daarover zal eerst nog een beoordeling moeten
plaatsvinden. Die zal mede plaatsvinden op grond van een inventarisatie
van bestaande lijsten van veilige landen in andere EU lidstaten, die
zoals reeds toegezegd tijdens het AO van 12 november nog voor het einde
van het jaar uw Kamer toegezonden zal worden.

Zoals ook aangegeven in mijn brief van 3 november jl. heb ik Turkije
vooralsnog niet in de lijst opgenomen. Er zijn op Europees niveau
verschillende ontwikkelingen gaande waarop ik nu niet vooruit wil lopen.
Enerzijds doel ik op de bredere migratiediscussie tussen de EU en
Turkije, anderzijds zijn de besprekingen over de samenstelling van de
Europese lijst van veilige landen nog niet afgerond. Verder is op
initiatief van de Europese Commissie het voorstel voorgelegd aan het
Europese Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s.
Ook in het EP is het debat over de Europese lijst nog gaande.

Vraag:

Is de leges van het start-up visum van 500 naar 5000 euro verhoogd ? En
zo ja, waarom wordt er zo’n grote financiële drempel opgeworpen en
kan dit niet lager? Is het nu zo dat na een jaar al moet worden voldaan
aan de inkomensgrens van de kennismigrantenregeling? Zou er niet meer
ruimte moeten zijn om bij een potentieel succesvolle startup aan de hand
van een set objectieve criteria of een beoordeling van een speciale
board, het startupvisum te verlengen met nog een jaar? Je zou in het
kader van inkomsten voor een progressief model kunnen kiezen, waarbij
wel minimaal het minimuminkomen door de startupper wordt verdiend, maar
dat je die laat oplopen tot 3 jaar. Staat de staatssecretaris hier bij
voorbaat afwijzend tegenover of is hij bereid om hier over na te denken?

Antwoord:

De leges van het start-up visum zijn niet verhoogd. De leges voor de
aanvraag om een verblijfsvergunning als startup zijn €307. Om daarna
door te stromen in de zelfstandigenregeling moet de startupper een
aanvraag als zelfstandige indienen waarbij het verlengingstarief geldt
van €384. Wanneer het startup-bedrijf groeit en erkend referent wil
worden om kennismigranten in dienst te nemen geldt het tarief van
€5.116 voor de aanvraag om erkenning en €870 voor de aanvraag voor
de kennismigrant.

In de kabinetsreactie op het SER-advies arbeidsmigratie is aangegeven
dat het kabinet met een voorstel komt voor een gedifferentieerd
legestarief voor de aanvraag om erkenning als referent, zodat een lager
tarief kan gelden voor kleine bedrijven zoals startups. Het kabinet is
bezig het voorstel te ontwikkelen. De verwachting is dat het er begin
2016 kan zijn.

Het is niet zo dat na een jaar al moet worden voldaan aan de
inkomensgrens van de kennismigrantenregeling. Voor de zelfstandig
ondernemer geldt het reguliere inkomensvereiste (voldoende en duurzame
middelen van bestaan). Daarbij zijn de normbedragen in het kader van de
Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag van toepassing.

Samen met mijn collega van het ministerie van EZ zal ik bezien of er
meer ruimte nodig is voor potentieel succesvolle startups, bijvoorbeeld
in de doorstroming van startups in de zelfstandigenregeling. Ik kom hier
voor het einde van het jaar op terug.

Vraag:

Is de staatssecretaris bereid aanjager te zijn van het optimaler
inzetten Frontex vluchten om uitgeprocedeerden uit te zetten, al dan
niet in combinatie met andere lidstaten? Kan op korte termijn een 'joint
return operatie' worden verwacht met uitzetting van een aantal
vluchtelingen die niet in dit land kunnen blijven?

Antwoord:

Nederland doet actief mee aan door Frontex en door andere lidstaten
geplande Joint Return Operations. Bij iedere FRONTEX-vlucht wordt
kritisch gekeken of de Nederlandse participatie kan worden vergroot.
Daarbij speelt mee dat aan de voorwaarden moet worden voldaan alvorens
een vreemdeling kan worden aangemeld voor zo’n vlucht. Zo moet de
vreemdeling uitzetbaar zijn en in het bezit van geldige reisdocumenten.
Voor zowel de reisdocumenten en het verkrijgen van landingsrechten is de
medewerkering van de landen van herkomst nodig.

Omdat vreemdelingen niet onnodig lang in vreemdelingenbewaring mogen
verblijven, ‘spaart’ de DT&V geen vreemdelingen op voor een
FRONTEX-vlucht. Als er een mogelijkheid is om een vreemdeling eerder te
laten terugkeren op een lijndienst, dan gebeurt dat.

Nederland heeft in 2015 tot dusver deelgenomen aan 5 Frontex-vluchten.
De laatste is vandaag vertrokken naar Servië. De overige vluchten
hadden Nigeria (2x), Albanïe en Pakistan als bestemming. De
Frontex-vluchten naar Nigeria zijn door Nederland georganiseerd.

Vraag:

Kan de staatssecretaris een appreciatie geven van het voorstel van
Azmani (VVD) om te komen tot een fundamentele herziening van het
reguliere economische migratiebeleid richting een hybride migratiemodel,
bestaande uit een punten systeem, de ruimte voor lidstaten migranten aan
te trekken op basis van eigen behoeftes, en werkgevers daarnaast zelf
migranten kunnen aantrekken. 

Antwoord:

Het huidige stelsel is een hybride mix van vraag- en aanbodgestuurde
regelingen. De SER oordeelde in het advies over arbeidsmigratie
(december 2014) dat deze structuur voldoet, maar dat aandacht voor de
uitvoering nodig is. Het kabinet is het met deze visie eens. Zoals
aangekondigd in de kabinetsreactie op het SER-advies van 16 juni 2015
wil het kabinet wel enkele versoepelingen doorvoeren, zoals
differentiatie in de leges voor de aanvraag om erkenning referent, de
samenvoeging van het zoekjaar afgestudeerde en de regeling
Hoogopgeleiden en het stimuleren van hybride ondernemerschap.

Vraag:

Naar aanleiding van de opmerking van het Lid Voordewind (CU) dat er een
gat van 500 miljoen Euro in de begroting zou zitten, wordt gevraagd of
er een gat van 500 miljoen Euro in de ramingen in de begroting ten
aanzien van het aantal asielzoekers?

Antwoord:

Met de brief van afgelopen vrijdag heeft het kabinet besloten om voor
IND en Nidos, om uitvoeringsproblemen te voorkomen, extra aanvullende
middelen vrij te maken. Bij najaarsnota zal het kabinet, zoals gevraagd
in de motie Slob, een meerjarig overzicht geven over de extra kosten die
voortkomen uit de hogere asielinstroom. Daarnaast zal, conform de
bestaande systematiek, het kabinet bij voorjaarsnota bezien of er
aanvullende middelen noodzakelijk zijn op basis van de dan geldende
ramingen.

Vragen van het lid Oskam, P. (CDA)

Vraag:

Gaat de minister iets doen aan het gijzelen van personen die hun
verkeersboete niet betalen?

Antwoord:

De wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
voorziet in een aantal wettelijke mogelijkheden om de overtreder aan te
zetten zijn boete te betalen. De zwaarte van de maatregelen neemt toe in
de loop van het proces. Als het niet lukt de boete te innen, worden
dwangmiddelen ingezet. 

Ik heb maatregelen getroffen om tot voorzieningen te komen voor personen
die wel willen betalen, maar dat niet kunnen. Zo zijn het OM en het
CJIB in februari begonnen de gijzeling persoonsgericht te beoordelen en
de vordering gijzeling te voorzien van een betere motivering. Hierbij is
het uitgangspunt dat alleen voor personen die niet willen, maar wel
kunnen betalen een machtiging tot gijzeling wordt gevorderd.

Op 12 november jl. heeft de Nationale ombudsman zijn onderzoek
'Gegijzeld door het systeem' openbaar gemaakt. Begin 2016 zal ik in
een brief aan uw Kamer mijn reactie op dit rapport doen toekomen.

Vraag:

Kan de minister aangeven hoeveel uitreizigers zijn vastgezet na
terugkeer in Nederland?

Antwoord:

In totaal lopen er in Nederland op dit moment ruim 80 aan jihadisme
gerelateerde onderzoeken naar circa 110 verdachten. Voor alle onderkende
uitreizigers die zich aangesloten hebben bij een terroristische
strijdgroepering, wordt indien mogelijk een strafdossier opgebouwd. Het
feit dat de uitgereisden zich in de meeste gevallen in Syrië of Irak
bevinden, bemoeilijkt de opbouw van een strafdossier. In de situatie dat
iemand terugkeert naar Nederland wordt in beginsel strafrechtelijk
opgetreden.

Bij elke terugkeerde uitreiziger waarbij een redelijk vermoeden bestaat
dat deze strafbare feiten heeft gepleegd, wordt een opsporingsonderzoek
gestart in welk kader de verdachte in voorlopige hechtenis wordt
genomen. Voortzetting van de voorlopige hechtenis is onderworpen aan
rechterlijke toetsing.

Momenteel zitten twee in eerste aanleg veroordeelden in detentie (hoger
beroep is ingesteld). Van drie verdachten waartegen strafrechtelijke
onderzoeken lopen die zich in de vervolgingsfase bevinden, heeft de
rechtbank van twee  verdachten de voorlopige hechtenis geschorst. Eén
verdachte zit nog in voorlopige hechtenis.

Vraag:

Is de minister bereid het huisvestingsplan voor de rechtspraak te
herzien? Kan hij wachten met wijzigingen tot na de evaluatie van de
herziening van de gerechtelijke kaart? Is de minister bereid de
investeringen zo te herverdelen dat het huisvestingsplan tot die tijd de
koelkast in kan?

Antwoord:

Het huisvestingsplan voor de rechtspraak is een voorgenomen plan van de
rechtspraak zelf. In mijn begrotingsbrief van 20 november jl. heb ik
aangegeven, indachtig de motie Slob/Samsom, het gesprek over de
invulling van zaakspakketten met de Raad voor de rechtspraak te zullen
voortzetten.

Het huisvestingsplan bij voorbaat in de koelkast zetten, vind ik geen
optie. Dan financiert de rechtspraak leegstand in plaats van kwaliteit
en toegankelijkheid. Hiervoor wil ik geen financiële middelen
vrijmaken.

Veranderingen zullen nodig zijn om de rechtspraak bij de tijd te houden
en ervoor te zorgen dat rechtspraak ook in de toekomst kan voorzien in
de behoeften van alle burgers en bedrijven in Nederland. De herziening
van de gerechtelijke kaart heeft de rechtspraak hiertoe het benodigde
kader en flexibiliteit geboden. Die ruimte wil ik niet blokkeren door nu
met uw Kamer af te spreken dat geen wijzigingen in de huisvesting van
gerechten kan plaatsvinden tot de evaluatie van de herziening
gerechtelijke kaart in 2018 is afgerond. Een moratorium van 3 jaar past
bovendien niet in een tijd waarin ontwikkelingen elkaar in hoog tempo
opvolgen.

Vanzelfsprekend kan een uiteindelijke plan van de rechtspraak in een
debat met uw Kamer worden besproken

Vraag:

Hoe kan het dat bij (potentiële) uitreizigers met een dubbele
nationaliteit nog niet beide paspoorten zijn ingetrokken? Waarom doet de
minister een toezegging op dit punt niet gestand? Is de minister in
gesprek met landen die kunnen worden verzocht het 'andere' paspoort in
te trekken? 

Antwoord:

Landen van tweede nationaliteit kunnen verzocht worden het paspoort van
die tweede nationaliteit in te trekken. Het betreft een verzoek, waarbij
het aan het land is om hier al dan niet gehoor aan te geven. Bovendien
kennen niet alle landen de mogelijkheid om paspoorten in te trekken. Ik
heb aangegeven de mogelijkheden op dit gebied verder te onderzoeken en
heb het voornemen op korte termijn in een flink aantal gevallen
paspoortengegevens door te geven aan een tweede land.

Vraag:

Hoe beoordeelt de minister de gegeven casus bij de politie, waarbij
gaten in onderzoeken vallen, omdat er met slechts negen personen aan 45
lopende zaken en 25 zaken op de plank, wordt gewerkt, zonder dat zij
overuren mogen draaien of 24 uur inzetbaar zijn. 

Antwoord:

Het betreft de dienst regionale recherche op eenheidsniveau in Oost, en
daarbinnen het team speciale opsporingsmethoden. Ik zal de casus onder
de aandacht brengen van de korpsleiding en het OM, zodat het OM in
overleg met de politie kan vaststellen of een interventie nodig is.

De bezettingsgraad op de recherche-eenheden op eenheidsniveau is een
uitvloeisel van de personele reorganisatie. Het
concept-personeelsplaatsingsplan is inmiddels vastgesteld. In de eerste
week van december ontvangen de medewerkers bericht over hun voorgenomen
plaatsing. Daarmee ontstaat meer helderheid over de kwalitatieve en
kwantitatieve afwijkingen in de bezetting ten opzichte van de formatie
uit het inrichtingsplan. Ook kan er daardoor selectief en gericht
personeel worden geworven en kunnen weer vacatures worden
opengesteld. Bij langdurige onderbezetting kan, vooruitlopend op fase 2
van de personele reorganisatie,  zoveel mogelijk naar passende
oplossingen worden gezocht, bijvoorbeeld in de zin van tijdelijke
medewerkers. 

Vraag:

Hoe, wanneer en met welk bedrag gaat de minister de politie versterken?
Welk deel van de 138 miljoen gaat naar daadwerkelijke versterking van de
politie? Kan de minister het bedrag van 138 miljoen uitsplitsen?

Antwoord:

De in de begrotingsbrief van afgelopen vrijdag genoemde bedragen in de
gereserveerde post komen ten gunste van de Nationale Politie en de
rechtsbijstand. 

De timing en verdeling daarvan is afhankelijk van de uitkomsten van
onderzoek, de onderhandelingen inzake de CAO en de besluitvorming
omtrent de uitkomsten van de commissie Wolfsen, waaronder de mogelijke
extra financiële gevolgen van rechtsbijstand in het kader van ZSM en
de invoering van het recht van verdachten op een raadsman bij
politieverhoor. 

Het op te starten onderzoek naar verbetering kwaliteit opsporing wordt
in het voorjaar 2016 verwacht. De snelheid inzake de CAO
onderhandelingen is afhankelijk van beide partijen. Het rapport van de
commissie Wolfsen wordt 30 november aanstaande aan mij aangeboden. In
het voorjaar 2016 kom ik met een kabinetsreactie.

In het voorjaar verwacht ik de uiteindelijke verdeling aan uw Kamer
bekend te kunnen maken.

Vraag:

In het voorjaar is onderzoek van staatssecretaris Van Rijn naar
adolescenten(zorg) gereed, maar in de tussentijd moeten opgelegde
opnames doorgang vinden. Kan de minister bewerkstelligen dat opgelegde
opnames van adolescenten doorgang vinden.

Antwoord:

Tijdens het Algemeen Overleg over de Justitiële Jeugdinrichtingen van
11 november jl. is ook het nieuwsbericht aan de orde gekomen dat
jongeren wachten op behandeling. De Staatssecretaris heeft uiteengezet
dat er geen sprake is van wachtlijsten bij de JJI’s; daar is voldoende
capaciteit beschikbaar. Door de decentralisering van het stelsel is de
gemeente verantwoordelijk geworden voor alle jeugdhulp die voortvloeit
uit een strafrechtelijke beslissing binnen het
jeugdstrafrecht, inclusief adolescenten die via het jeugdstrafrecht
worden berecht. Die verantwoordelijkheid geldt ook voor de inzet van
alle vormen van jeugdreclassering. Daarmee is het aan de gemeente om te
bewerkstelligen dat opgelegde opnames doorgang kunnen vinden.

Door de VNG en het Rijk is er in verschillende factsheets en andere
communicatiemiddelen -bijvoorbeeld de werkateliers en de
Voordejeugd-website - uitleg gegeven over de financieringsverplichting
van gemeenten. Op initiatief van de minister hebben de VNG, het OM en
Jeugdzorg Nederland inmiddels de afspraak gemaakt om een gedragslijn te
ontwikkelen die er voor zorgt dat vertragingen in dit soort situaties
zoveel mogelijk worden voorkomen.

Vraag:

Is de minister bereid alsnog doelstellingen te formuleren op het gebied
van de ongewenste uitstroom van strafzaken? 

Antwoord:

Uit onderzoek van het WODC naar de uitstroom van strafzaken blijkt dat
93,7% van de strafzaken binnen twee jaar - na instroom in de keten bij
het OM - is uitgestroomd of in behandeling is in de executiefase. Ik ga
er vanuit dat de verbetermaatregelen van het programma Versterking
Prestaties Strafrechtketen (ZSM, Task Force OM-ZM, digitalisering)
leiden tot een nog hoger percentage. Om volledig transparant te zijn en
u inzicht te geven in de ontwikkeling van de prestaties van de keten zal
ik de effecten van deze maatregelen meten door de zaken die in 2016 de
keten instromen twee jaar lang te volgen.

Verder heb ik reeds een doelstelling aangekondigd voor de doorlooptijden
van zaken die aan de rechter worden voorgelegd, zoals verwoord in de
laatste voortgangsbrief over VPS aan uw Kamer(14 september jl.). Ook ben
ik in overleg met de ketenorganisaties om ketenprestatie-indicatoren
vast te stellen, waarmee naast doorloopsnelheid ook de kwaliteit van de
prestaties van de strafrechtketen beter inzichtelijk wordt gemaakt. Met
deze indicatoren kunnen de prestaties van de strafrechtketen ook door de
Tweede Kamer beter worden gemonitord. Ik zal u hierover in de
eerstvolgende VPS-voortgangsbrief van december 2015 nader informeren.

Vraag:

Waarom wordt de motie Oskam/ van der Staaij over opbrengsten van
schikkingen nu wel uitgevoerd? Hoe gaat de structurele financiëring
plaatsvinden? 

Antwoord:

De motie Oskam/ van der Staaij (33750 VI 60) verzocht de regering te
onderzoeken in hoeverre het als een positieve prikkel voor de
fraudeopsporing werkt als opsporingsinstanties de meeropbrengsten van
fraudebestrijding mogen aanwenden voor hun aanpak. Hieromtrent was -en
is- mijn standpunt dat een dergelijke directe relatie tussen het
afpakken van wederrechtelijk verkregen vermogen en de (financiering van)
de activiteiten van opsporingsdiensten niet aan de orde kan zijn. In de
brief aan uw Kamer van 20 november 2015 inzake de ontwerpbegroting 2016
wordt voorgesteld de aanpak van witwassen en corruptie te versterken
door structureel een bedrag van 20 mln te investeren, waarbij de
verwachting is dat dit leidt tot meeropbrengsten van 80 mln in 2020.
Daarnaast wordt voorgesteld als verwachte opbrengst van grote
schikkingen en transacties een bedrag van 100 mln te ramen. Dat acht ik
verantwoord, omdat de ervaring van de recente jaren leert dat het OM en
de opsporingsdiensten steeds meer en beter in staat zijn om grote zaken
van met name fraude, witwassen en omkoping succesvol op te sporen en
substantiële bedragen aan crimineel vermogen af te pakken. Daar gaat
een duidelijk signaal van uit naar diegenen die de regels aan hun laars
lappen om financieel gewin: “U komt er niet mee weg”. Deze
ontwikkeling juich ik toe. De aanpak wordt effectiever, juist ook in dit
soort grote zaken. Zoals in de brief van 20 november jl. is aangegeven
zullen afwijkingen van de realisatie van de 100 mln niet ten laste of
ten gunste van de begroting van mijn departement worden gebracht, maar
binnen het rijksbrede uitgavenkader worden opgevangen. Dit voorkomt
perverse prikkels vanuit begrotingsoptiek.

Vraag:

Zou, met het oog op nieuwe trajecten als digitalisering en het project
2020, niet het dubbele moet worden geïnvesteerd in het OM? 

Antwoord:

Uit de validatie van een onafhankelijk deskundige blijkt dat het OM op
koers ligt om de efficiencytaakstelling zonder extra middelen te
realiseren. Dit geldt ook voor de besparingsreeks die de implementatie
van OM2020 oplevert. Omdat het kabinet hecht aan een toekomstgericht OM
dat – naast het behalen van benodigde efficiencybesparingen – de
ruimte heeft om te investeren in ICT om de huidige werkprocessen en het
kwaliteits- en serviceniveau een stevige impuls te geven, stelt het
kabinet vanaf 2016 structureel 15 mln. beschikbaar aan het OM.

Vraag:

Gaat de minister gehoor geven aan het voorstel van burgemeester
Noordanus om drie miljoen euro te gebruiken voor pilots om de
maatschappelijke opbrengst van afpakken te bevorderen?

Antwoord:

De € 3 mln. is bestemd voor de intensivering van de aanpak van
ondermijning, in het bijzonder in Zuid-Nederland. Deze extra investering
dient ertoe het OM in staat te stellen € 10 miljoen aan extra
strafrechtelijke afpakopbrengsten te genereren. Als het OM het wenselijk
acht om bij deze aanpak andere partijen te betrekken of pilots in te
richten die zijn gericht op een integrale aanpak, dan juich ik dat
toe. In dit verband zijn ook de uitkomsten van belang van de werkgroep
die, onder leiding van het ministerie van Financiën, samen met mijn
departement, het OM, de Politie en de Regioburgemeesters een
businesscase uitwerkt waarin wordt bekeken of een verdere intensivering
van het integraal afpakken kan worden bekostigd uit de daaruit te
verwachten incassoresultaten.

Vraag:

Is de minister bereid in gesprek te gaan met de detailhandel over de
continuïteit van het Keurmerk Veilig Ondernemen nu de subsidie is
gekort?

Antwoord:

Het Keurmerk Veilig Ondernemen is een regeling die bedoeld is om
ondernemers te stimuleren tot veiligheidsmaatregelen. Deze regeling is
naar zijn aard tijdelijk en dat is ook de reden dat ik voor de volgende
zorgvuldige afbouw heb gekozen:

2015: 1.498.000,-

2016: 1.123.000,-

2017:  748.000,-

2018:  374.000,-

2019 en verder:   0,-

Bij de afbouw is rekening gehouden met de omstandigheid dat de met KVO
belaste organisatie haar omvang kan aanpassen. Ik ben van mening dat
ondernemers ook een eigen verantwoordelijkheid hebben en nog meer
gebruik kunnen maken van elkaars inzichten, netwerken en mogelijkheden.
Uiteraard zal ik het gesprek hierover voortzetten.

Vraag:

Politieagenten hebben veel verlofuren opgebouwd door de extra inzet
tijdens de nucleaire top. Hoe kijkt de minister hiernaar en hoe wil hij
dit oplossen? Zijn extra middelen beschikbaar om deze uren uit te
betalen?

Antwoord:

Tijdens de nucleaire top is geen extra verlof opgebouwd. Wel zijn er
veel overuren gemaakt. Deze overuren zijn in 2014 verrekend met
betrokkenen. Afwikkeling heeft plaatsgehad via verroostering of –
indien dit niet binnen drie maanden zijn beslag had - via afkoop in de
maand augustus.

Vraag:

Politievrijwilligers kunnen asielzoekercentra beveiligen en met de inzet
van deze vrijwilligers kan de druk op de politiecapaciteit verlaagd
worden. Gaat de minister in op het aanbod om werkzoekende
politievrijwilligers in te zetten bij opvangcentra? Het hebben van een
uitkering maakt dat deze vrijwilligers niet ingezet kunnen worden. Wat
gaat de minister hieraan doen?

Antwoord:

Het Landelijk Overleg Politievrijwilligers (LOPV) heeft in oktober een
oproep gedaan om vrijwilligers in te zetten bij de asielinstroom en
–opvang.  Ik ben hier vervolgens over in gesprek gegaan met de
voorzitter van het Landelijk Overleg Politievrijwilligers (LOPV) en met
de korpsleiding.  De korpsleiding heeft aangegeven het eveneens een
sympathiek idee te vinden en dat het aan de eenheden is  de behoefte te
inventariseren, vrijwilligers op te roepen en het verder te organiseren.

De inzet van vrijwilligers is maatwerk en afhankelijk van de behoefte in
de eenheden, de opleiding van de vrijwilligers en de afspraken met
werkgevers of uitkeringsinstanties. Als er sprake is van een langdurige
inzet van vrijwilligers dan moeten afspraken met de werkgever van de
vrijwilligers worden gemaakt. Over de mogelijkheden voor inzet van
uitkeringsgerechtigde politievrijwilligers zal ik overleg voeren met
mijn collega van SZW om te bezien of knelpunten kunnen worden
weggenomen.

Vraag:

Vindt de minister ook dat het noodzakelijk is dat de uitvoerbaarheid van
straffen wordt verbeterd? Hoe gaat hij dat doen bij het OM en straks
zijn eigen ministerie als eindverantwoordelijke voor de executie van
straffen? Is de minister bereid om de wettelijke verjaringstermijn van
de uitvoerbaarheid van straffen te verlengen? 

Antwoord:

De verjaringstermijn voor de tenuitvoerlegging is een derde langer dan
de verjaring van het recht tot strafvordering. De verjaringstermijnen
voor de strafvordering zijn op 1 april 2013 verlengd voor ernstige
misdrijven. Daarmee zijn ook de termijnen voor de tenuitvoerlegging voor
die misdrijven verlengd. Dat neemt niet weg dat ik de noodzaak zie om
de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen te verbeteren en
te versnellen. Voor de nodige verbeteringen is in 2012 het programma
Uitvoeringsketen Strafrechtelijke Beslissingen (USB) gestart, net als de
voorbereiding van het wetsvoorstel tot herziene tenuitvoerlegging
strafrechtelijke beslissingen. Het wetsvoorstel is eind november 2014
ingediend bij de Tweede Kamer en zal naar verwachting op korte termijn
met uw Kamer worden besproken. De minister wordt hiermee wettelijk
belast met en voert de regie over de uitvoering van alle
strafrechtelijke beslissingen. Parallel aan de parlementaire behandeling
wordt reeds langere tijd gewerkt aan verbetering van de
tenuitvoerlegging van deze beslissingen. Wezenlijk daarbij is
de inrichting begin 2014 van het Administratie- en Informatie Centrum
voor de Executieketen (AICE) dat gefaseerd strafrechtelijke
beslissingen zal routeren. Daarmee ontstaat meer zicht en grip in de
keten op deze beslissingen. Dit leidt naar verwachting tot een snellere
start van de tenuitvoerlegging, tot minder administratieve uitval in de
keten en tot een betere informatievoorziening naar partners binnen en
buiten de strafrechtsketen. Ook zal door het centraliseren van de
administratieve taken bij het AICE het bewaken en naleven van wettelijke
termijnen en andere voorschriften worden vereenvoudigd.

 

Vraag:

Kan de minister, in verband met de aanpak van mobiele bendes en het
gebruik van camerabeelden van winkelbedrijven, toezeggen dat ook de
Politie en OM aan tafel komen zitten, zodat zij capaciteit beschikbaar
stellen om die beelden ook te gebruiken bij opsporing?

Antwoord:

Bij brief van 24 november 2015 heb ik mijn reactie gegeven op de motie
van de leden Oskam (CDA) en Tellegen (VVD) (Kamerstuk 29 911, nr. 110)
over het wegnemen van belemmeringen om rondtrekkende roversbendes aan te
pakken. Het protocol van Detailhandel Nederland voor
gegevensuitwisseling bij het voorkomen van criminaliteit van mobiele
dadergroepen is recent door het College Bescherming Persoonsgegevens
goedgekeurd. Er wordt nog bezien hoe en wanneer invulling wordt gegeven
aan het protocol van Detailhandel Nederland. Politie en OM worden bij de
uitwerking en opvolging betrokken.

Vraag:

Welke maatregelen neemt de minister om te zorgen dat niet alleen de
kwantitatieve norm van wijkagenten op orde is, maar dat ook de kwaliteit
op orde is en dat het takenpakket goed is.

Antwoord:

Minstens zo belangrijk als de realisatie van de norm van 1:5000
wijkagenten op zowel landelijk- als eenheidsniveau, is de kwaliteit van
de basispolitiezorg. De gebiedsgebonden politiezorg en de wijkgerichte
benadering zijn één van de grote verworvenheden van de Nederlandse
politie. Een goede verbinding met de samenleving is noodzakelijk om de
openbare orde te handhaven en de misdaad effectief te bestrijden.
Gebiedsgebonden werken wordt uitgevoerd door het hele team en de
wijkagent is daarin de spil. De wijkagent weet wat er in de wijk gedaan
moet worden en geeft daar samen met collega's van het basisteam vorm
aan. Waar nodig met ondersteuning van andere specialisten. Ik heb uw
Kamer daarover laatstelijk in mijn brief van 23 november jl.  (de
positie van de wijkagent) geinformeerd.  Gezien het gegeven dat grote
internationale fenomenen zoals jihadisme en de vluchtelingenproblematiek
in de wijk neerslaan, wordt de wijkagent continue bijgeschoold via
generieke opleidingen. Aanvullend is binnen de eenheden vanzelfsprekend
ruimte voor lokaal maatwerk. De wijkagent is een politiemedewerker die
gegeven de lokale situatie vraagstukken als verwarde personen,
radicalisering, drugscriminaliteit en overlast, maar ook veelvoorkomende
criminaliteit signaleert en oppakt. Zo moeten – als voorbeeld - nieuwe
politiemedewerkers in het Centrumgebied van Den Haag een (11-daagse)
inwerkstage doorlopen. Hierbij maken zij kennis met belangrijke partners
zoals basisscholen, zorgteams, burgerinitiatieven, en de
moslimgemeenschap.  

Vraag:

Voortvloeiend uit een financieel tekort bij DJI moeten de
gevangenisdirecteuren een extra tekort van 60 mln. dichten. Dit is
zorgelijk vanwege zowel de weerbaarheid van medewerkers als de
resocialisatierisico’s van gedetineerden. Hoe kijkt de
staatssecretaris hiernaar? Hoe moet dit gat worden gedicht? 

Antwoord:

De zogeheten Breukelenmaatregelen zijn in 2013 in nauwe samenwerking
met de directeuren van de penitentiaire inrichtingen in 2013 opgesteld.
Zij bestaan met name uit efficiencymaatregelen, zoals het afschaffen
van de aankoop van nieuwe boeken en media in de bibliotheek, het
terugdringen van de kosten van overwerk en onregelmatige diensten,
reductie van het aantal sporturen voor het personeel, het efficiënter
inroosteren van personeel en de (gedeeltelijke) afbouw van de subsidie
voor het Gevangenismuseum.

De veiligheid van zowel het personeel als van gedetineerden staat binnen
het gevangeniswezen voorop. In de afgelopen jaren is veel geïnvesteerd
in training op het gebied van motiverende bejegening. Het DJI-personeel
blijft weerbaarheidstrainingen volgen en fysieke vaardigheidstoetsen
afleggen.

Vraag:

De minister zegt dat de Nationale Politie 4% van de vacatures voor
wijkagent reserveert voor herplaatsingskandidaten. Hoe verhoudt deze
uitspraak zich met de norm dat er 1 wijkagent moet zijn op 5000 inwoners
en dat het aantal wijkagenten zaak is van het lokaal gezag? 

Antwoord:

Over het voldoen aan de wettelijke norm van het aantal wijkagenten heb
ik met uw Kamer frequent  gesproken en laatstelijk uw Kamer op 23
november per brief geinformeerd. Overeenkomstig artikel 38a Politiewet
2012 dient er ten minste één wijkagent op 5000 inwoners werkzaam te
zijn, zowel landelijk als op eenheidsniveau. Mijn verantwoordelijkheid
strekt zich ook daartoe uit. Per 1 juli 2015 waren in totaal 3.226
wijkagenten werkzaam waarmee 96% van de formatie voor wijkagenten is
bezet. Gegeven de afspraken met de medezeggenschap en de vakbonden is
een bezetting van 100% thans nog niet mogelijk. Immers, ook
herplaatsingskandidaten moeten wijkagent kunnen worden.

Laatstelijk in de debatten met uw Kamer van 10 september (herijking
realisatie nationale politie) en 19 november jl. (naar aanleiding van
de aanslagen te Parijs) heb ik gemarkeerd dat de verdeling van
wijkagenten binnen de eenheden wordt overgelaten aan het lokaal gezag;
burgemeesters binnen de eenheid bepalen gezamenlijk de verdeling van
wijkagenten over de gemeenten. Dat kan betekenen dat de norm op
gemeentelijk niveau afwijkt. Dat is dan een keuze waarover het lokaal
gezag bij de gemeenteraad verantwoording moet afleggen.

Vraag:

Ten aanzien van het verdwijnen van de geschillencommissies in het
bedrijfsleven: Gaat dit geen kwalijke gevolgen hebben? Is er overleg
geweest met het bedrijfsleven? Heeft de minister de effecten van de
afschaffing onderzocht en zo niet: is hij bereid dat eerst te doen
voordat hij deze subsidies intrekt? 

Antwoord:

De tekorten op de begroting noodzaken tot het maken van pijnlijke
keuzes. Het afbouwen van de subsidie aan een private organisatie als de
SGC ligt meer voor de hand dan bezuinigen op publieke voorzieningen die
de veiligheid en rechtsbescherming moeten waarborgen. Gezien het belang
van de SGC voor het bedrijfsleven zelf heb ik er alle vertrouwen in dat
het bedrijfsleven het voortbestaan van de SGC niet in gevaar zal laten
komen. Het bestaan van de geschillencommissies geeft immers een
concurrentievoordeel en een snelle geschillenafdoening.

Bovendien zal de subsidie niet direct worden afgebouwd. Door een
langzame afbouw gedurende een aantal jaren zullen de SGC en
brancheorganisaties gezamenlijk in staat worden gesteld om de gevolgen
geleidelijk op te vangen.  Uiteraard zal ik de ontwikkelingen op de
voet volgen.

Gezien de eisen die ik stel aan de geschillencommissies en die een
eerlijk en deskundig proces waarborgen, acht ik het geen probleem dat
private geschiloplossing ook door private partijen wordt bekostigd.

Ik heb van het VNO-NCW en MKB een brief ontvangen over de afbouw van de
subsidie aan de SGC. Vanzelfsprekend ben ik bereid om met hen te
spreken.

Ik zal een amendement een amendement van uw Kamer wat betreft de afbouw
van de subsidie van de SGC voor 2016 positief tegemoet treden, waarbij
ik uw Kamer verzoek de dekking aan te geven.

Vraag:

Deelt de minister de mening dat nu al in Nederland intensievere
opsporing kan plaatsvinden naar aanbod van wapens op Nederlandse
internetsites? Welke rol speelt de nieuwe vuurwapenofficier hierin, die
op voorstel van het CDA is gekomen? 

Antwoord:

Nu al wordt zowel nationaal als internationaal door politie en Openbaar
Ministerie de illegale handel in vuurwapens op het internet aangepakt.
In 2014 is het project Kaliber, waarvan het hoofddoel is het tegengaan
van illegale handel in vuurwapens op internet, als werkproces bij de
Nationale Politie geïmplementeerd. Illegale wapens worden veelal via
sites uit het buitenland aangeboden en verhandeld.

Op anonieme, illegale marktplaatsen op het internet worden illegale
goederen aangeboden, waaronder ook wapens. Politie- en
justitievertegenwoordigers uit 25 EU-landen, de Verenigde Staten,
Australië en Noorwegen, Eurojust en Europol hebben afgelopen maandag en
dinsdag in Noordwijk de handen ineen geslagen om anonieme, illegale
marktplaatsen op het internet aan te pakken.

De functie van landelijk vuurwapenofficier bestaat sinds kort. Deze
fungeert als coördinator van de aanpak van vuurwapenhandel binnen het
OM en als centraal aanspreekpunt. De rol van de vuurwapenofficier is
samen met politie, de NCTV en derde landen de aanpak van vuurwapenhandel
te intensiveren. Daarbij gaat het niet alleen om handel via internet,
maar ook om handel via wegtransport en pakketpost en de verhandeling van
wapens uit de voormalige Oostbloklanden.

Vraag:

Welk bedrag is nodig voor vernieuwing in de organisatie in de
rechtspraak? Daarbij kan gedacht worden aan het Programma professionele
standaarden, welk bedrag is hiervoor nodig? En hoe gaat het bedrag
worden ingevuld dat in de Kamerbrief met begrotingsaanpassingen van
afgelopen vrijdag stond?

Antwoord:

Met het bedrag van € 20 mln. in 2016 en € 25 mln. dat structureel
vanaf 2017 aan de Raad voor de rechtspraak wordt toegekend wordt de Raad
in staat geacht om KEI te financieren en zal, indachtig de motie
Slob/Samson, het gesprek over de invulling van de zaakspakketten worden
voortgezet. 

Hoe de besteding van het bedrag verder wordt ingevuld, en hoeveel geld
wordt besteed aan de professionele standaarden, is aan de Rechtspraak
zelf. De claim voor professionele standaarden in het Meerjarenplan
Rechtspraak is onvoldoende onderbouwd. Dit wordt ook geconstateerd in de
externe validatie die samen met de begrotingsbrief aan uw Kamer is
toegezonden.

In dit kader zou gedacht kunnen worden aan een pilot – de externe
validatie suggereerde dit al - om de toegevoegde waarde en de
opbrengsten van de professionele standaarden te beoordelen en na
evaluatie hiervoor evidence-based beleid te formuleren. Ik laat het
initiatief daartoe aan de Rechtspraak, maar zal het gesprek met hen
aangaan.

Vraag:

In de brief van 24 november jl. over het KEI-project staat dat dit
project waarschijnlijk weer duurder gaat uitvallen. Om wat voor bedrag
gaat dit en hoe worden nieuwe tegenvallers voorkomen? 

Antwoord:

Ik heb uw Kamer afgelopen maandag een brief gestuurd over de voortgang
van het programma KEI en de bijsturing die daarin waarschijnlijk nodig
is. De ambitie van de Raad voor de Rechtspraak is om binnen de kaders
van tijd en geld bij te sturen. Ik heb toegezegd uw Kamer te informeren
als meer duidelijk is over de wijze waarop de Raad bij zal sturen in het
programma. De Raad voert regelmatig reviews op het programma uit, zodat
tijdig duidelijk wordt wanneer bijsturing nodig is.

De Raad heeft de Boston Consulting Group opdracht gegeven voor een
review op de huidige stand van zaken. De uitkomst daarvan wordt vóór
het kerstreces verwacht.

Vraag:

Is de verlening van legale wapenvergunningen in Nederland (ook met
meerdere partijen die vergunningen gaan verlenen) ook in de toekomst met
voldoende waarborgen omkleed? 

Antwoord:

Ja, die is met voldoende waarborgen omkleed. Op 26 oktober jl. stuurde
ik uw Kamer een brief in reactie op twee VKC-verzoeken over dit
onderwerp. Ik heb daarin toegelicht dat naast de KNSA, de KNTS door
mij is aangewezen als organisatie die gilden of schutterijen mag
certificeren. Het certificeringsproces van beide organisaties gebeurt op
dezelfde wijze en acht ik voldoende om te kunnen waarborgen dat
verlofhouders hun sport in een veilige omgeving kunnen beoefenen en dat
daar ook voldoende toezicht wordt uitgeoefend. Zo moet er bij het
certificeren van een organisatie een duidelijk belang zijn om deze aan
te wijzen, moet de competentie van de organisatie in orde zijn en moet
er voldoende draagvlak zijn. Op die manier wordt bijgedragen aan veilig
legaal wapenbezit.

Vraag:

Kan Nederland al met EU-lidstaten in contact treden om te komen tot
(informele) uitwisseling tussen de politiediensten van databestanden en
verleende wapenvergunningen? 

Antwoord:

Er wordt op basis van verschillende verdragen opsporingsinformatie
uitgewisseld tussen Europese opsporingsdiensten. Op dit moment bestaat
er geen Europese regeling voor het op (informele) basis uitwisselen van
databestanden over verleende wapenvergunningen.

Het probleem met vuurwapens zit ook niet in legale vuurwapens en de
daarvoor verleende vergunningen maar in de illegale vuurwapens. De
samenwerking op dit gebied is een van de prioriteiten in Europa.

Vragen van het lid Keijzer, M.C.G. (CDA)

Vraag:

Is 58.000 een realistische inschatting voor de instroom van
asielzoekers? moet het niet omhoog worden bijgesteld naar een instroom
van 90.000 asielzoekers. De regering heeft het aantal asielzoekers voor
2016 inmiddels bijgesteld naar 58.000, zo bleek uit de brief van
afgelopen vrijdag. Maar is dat reëel? Voor 2015 werd aanvankelijk
gerekend met 36.000 vluchtelingen. Dat loopt nu ook uit op 58.000. Voor
2016 en 2017 verwacht de Europese Commissie er echter 3 miljoen. Analoog
daaraan spreek je voor Nederland over zo'n 90.000 mensen die zich
volgend jaar kunnen gaan melden. Wat vindt de regering van deze analyse?

Antwoord:

Ja, het is op dit moment een realistische raming.

Als ik kijk naar de ontwikkelingen in het Midden-Oosten, dan zie ik daar
ontwikkelingen die op zichzelf gezien zouden kunnen leiden tot een groei
in het aantal asielzoekers dat naar Europa komt. Vrede in Syrië en Irak
lijken nog ver weg, en we zien het aantal asielzoekers uit Afghanistan
groeien.

Daar tegen over staan ontwikkelingen binnen de EU. Binnen Europa wordt
een heel aantal maatregelen voorbereid en geïmplementeerd, die de
asielinstroom naar Nederland zou kunnen beperken. Ik denk onder meer aan
het inrichten van ‘hot spots’ in Italië en Griekenland en
‘processing centers’ in andere lidstaten, en aan de beoogde
afspraken met Turkije. Deze initiatieven zullen tijdens het Nederlands
voorzitterschap verder gebracht worden. 

Bij mijn raming heb ik rekening gehouden met deze twee tegengestelde
tendensen. Daarom kom ik met de gegevens die ik nu tot mijn beschikking
heb, uit op een raming van 58.000.

Die raming is overigens wel met grote onzekerheden omgeven, omdat sprake
is van zeer veel op elkaar inwerkende factoren. Daarom monitor ik de
instroom van asielzoekers nauwgezet, en bekijk ik samen met mijn
collega’s in het kabinet, bij de totstandkoming van de Voorjaarsnota
of een nieuwe raming nodig is.

Vraag:

Hoe staat het met de uitbreiding van de veilige landen lijst?

Antwoord:

In mijn brief van 3 november heb ik aangegeven dat de lijst met veilige
landen niet statisch is.

In dat licht is in genoemde brief aangekondigd dat ik de komende tijd
zal bezien of er aanleiding bestaat om andere landen aan de lijst toe te
voegen. Daar zal eerst nog een beoordeling voor moeten plaatsvinden. Die
zal mede plaatsvinden op grond van een inventarisatie van bestaande
lijsten van veilige landen in andere EU lidstaten, die zoals reeds
toegezegd tijdens het AO van 12 november nog voor het einde van het jaar
uw Kamer toegezonden zal worden.

Vraag:

Wil de staatssecretaris serieus werk maken van het aankaarten van een
aanpassing van het Vluchtelingenverdrag, ook in het licht van het
EU-voorzitterschap en hiermee ook in de toekomst vluchtelingen uit
oorlogsgebieden een veilige plek bieden?

Antwoord:

Het Vluchtelingenverdrag dateert misschien uit een andere tijd. Maar dat
wil niet zeggen dat aanpassing nodig is of per definitie winst oplevert.
De essentie van het Vluchtelingenverdrag is het beginsel van
non-refoulement. De aanpak van de Europese vluchtelingenproblematiek die
het kabinet uiteen zet in de Kamerbrief van 8 september en uitdraagt
in de EU is uitdrukkelijk in lijn met het Vluchtelingenverdrag.

Wanneer asielzoekers uit oorlogsgebieden buiten bereik van het
Vluchtelingenverdrag vallen, komen zij in aanmerking voor subsidiaire
bescherming op grond van mensenrechtenverdragen zoals het EVRM.

Zoals aangegeven door de premier tijdens het plenaire debat van 5
november heeft verkenning van de voor- en nadelen van inzet op
aanpassing van het Verdrag momenteel niet de hoogste prioriteit.

Het kabinet zoekt samen met andere landen naar praktische oplossingen
die snel effect hebben. Mocht blijken dat bepaalde oplossingen niet
doorgevoerd kunnen worden zonder Verdragswijziging dan kan inzet daartoe
overwogen worden, maar het is geen doel op zich.

 

Vraag:

Wil de staatssecretaris ten aanzien van het aantal vluchtelingen
(raming) de nota van wijziging op de begroting en de doorrekening van de
financiële effecten voor zijn eerste termijn naar de Kamer sturen? 

Antwoord:

Bij najaarsnota zal het kabinet, zoals gevraagd in de motie Slob, een
meerjarig overzicht geven over de extra kosten die voortkomen uit de
hogere asielinstroom. Daarnaast zal, conform de bestaande systematiek,
het kabinet bij voorjaarsnota bezien of er aanvullende middelen
noodzakelijk zijn op basis van de dan geldende ramingen.

Met de brief van afgelopen vrijdag heeft het kabinet besloten om voor
IND en Nidos extra aanvullende middelen vrij te maken, om
uitvoeringsproblemen te voorkomen. 

Vraag:

Spreekt de staatssecretaris de harmonisatie van de ontheemdenstatus, op
basis van de EU-richtlijn 2001/55/EG, aan? Moet deze status niet worden
besproken tussen landen van de EU met de hoogste instroom? 

Antwoord:

Richtlijn 2001/55 biedt een grondslag voor een procedure met een
uitzonderlijk karakter die, in geval van een massale toestroom van
ontheemden, aan deze mensen onmiddellijke en tijdelijke bescherming
tegen uitzetting biedt. Daarbij biedt Richtlijn 2001/55 tevens de
mogelijkheid om het behandelen van de asielaanvraag uit te stellen. In
die tijd moet er echter wel opvang gegeven worden.

Deze procedure kan slechts in werking worden gesteld indien de Commissie
een voorstel indient en de Raad met een gekwalificeerde meerderheid
besluit. Wanneer de procedure in werking wordt gesteld, zal dit gelden
voor alle lidstaten die gebonden zijn aan de Richtlijn. Een lidstaat kan
de Commissie verzoeken een voorstel aan de Raad te doen. Vooralsnog is
nimmer gebruik gemaakt van deze mogelijkheid.

Deze Richtlijn ziet dus op een acute noodsituatie waarin
besluitvormingsprocedures tijdelijk moeten kunnen worden opgeschort, en
waarin wordt verwacht dat de noodsituatie niet lang duurt. Deze ziet dus
in feite op de fase voor de behandeling van de asielaanvraag.
Inwerkingstelling van de procedure die in de Richtlijn wordt genoemd
levert feitelijk niet meer op dan oprekking van de maximum beslistermijn
tot drie jaar. Gezien de grote aantallen van dit moment betekent dat
echter niet dat de IND in die tijd een pas op de plaats kan maken en de
aanvragen gedurende die drie jaar kan opstapelen.  

Wat de ontheemdenstatus betreft is reeds eerder aangegeven dat het
huidige asielstelsel al uitgaat van de tijdelijke aard van
bescherming, en van intrekking van een asielvergunning - gevolgd door
terugkeer - wannneer de situatie in het land van oorsprong weer veilig
is. 

Gelet op deze bezwaren zie ik geen aanleiding om het initiatief te nemen
om de commissie uit te nodigen een voorstel bij de Raad in te dienen.

Vragen van het lid Recourt, J. (PvdA)

Vraag:

Is de snelle registratie van vluchtelingen nu op orde? Dit is nodig om
de goeden van de kwaden te kunnen scheiden. 

Antwoord:

In de kabinetsbrief van 17 november naar aanleiding van de aanslagen in
Parijs heeft de Minister-President u hierover ingelicht. De Nationale
politie heeft de achterstanden die op dit punt bestonden, weggewerkt.
Tevens heeft de politie een plan opgeleverd voor de snelle
identificatie en registratie van asielzoekers. Dit plan is onmiddellijk
in werking getreden.  

Op EU-niveau wordt ingezet op een betere registratie en identificatie
van asielzoekers – met name middels de inrichting van hotspots in
Italië en Griekenland, en nog nader in te vullen ‘processing
centres’ in andere Lidstaten aan de buitengrens met een hoge instroom.
Deze initiatieven zijn gestart en zullen tijdens het aanstaande
Nederlandse EU Voorzitterschap verder gebracht worden. Daarbij is
aandacht voor de signalering van risicovolle personen, die naar
aanleiding van de gebeurtenissen in Parijs verder is versterkt.

Tijdens de buitengewone JBZ Raad  van 20 november jl. hebben Ministers
afgesproken om illegale migranten en asielzoekers die het Schengen
gebied binnen komen systematisch te registeren, inclusief afname van
vingerafdrukken, en systematische checks in databases (SISII, VIS,
Interpol, nationale politie).

Daarbij zullen de hotspots worden voorzien van de noodzakelijke
technologie en ondersteuning door Frontex en Europol.

Vraag:

In het kader van zorgen over cyberaanvallen van terrorisme is de vraag
hoe het zit met de veiligheid van sluizen, van de verkeerstoren op
Schiphol of ons betalingsverkeer. Werken de slimste jongens en meisjes
op het terrein van cyber voor onze diensten?

Antwoord:

Onlangs heeft het Nationaal Cyber Security Centrum weer het jaarlijkse
dreigingsbeeld, het Cyber Security Beeld Nederland 2015, gepubliceerd.
Hierin wordt aangegeven dat hoewel de potentie op digitaal gebied van
terroristische actoren groeit, ze vanwege de beperkte technische
capaciteiten nog geen grote dreiging vormen. Desalniettemin zijn er
zeker uiteenlopende en relevante dreigingen in het digitale domein die
om een antwoord vragen. Daarom zet het ministerie van VenJ in op een
algehele verhoging van de digitale weerbaarheid. De acties in dit kader
worden uitgevoerd via de tweede Nationale Cybersecurity Strategie.

Op 14 oktober jongstleden is de Tweede Kamer per brief uitvoerig
geïnformeerd over de voortgang en de nu en in de komende periode
noodzakelijke acties. Doorlopend wordt in Nederland door de
verantwoordelijke autoriteiten gewerkt aan het voorkomen van uitval van
onze vitale infrastructuur. Ook uitval door storing in ICT-systemen, met
welke oorzaak dan ook, is een onderdeel van deze aanpak. Met de
rijksbrede aanpak ter bescherming van de vitale infrastructuur, is en
wordt periodiek getoetst of de getroffen maatregelen om uitval te
voorkomen nog altijd robuust genoeg zijn. Deze toetsing omvat ook de
cybercomponent. De Kamer is hier medio 2015 over geïnformeerd door
middel van de Voortgangsbrief Nationale Veiligheid.

Daarnaast vroeg de heer Recourt ook nog of de slimste jongetjes en
meisjes op dit gebied werken voor onze diensten. Ik kan u aangeven dat
het onder het ministerie van VenJ vallende Nationaal Cyber Security
Centrum en het team High Tech Crime van de Nationale Politie volledig
op sterkte zijn en dat daar zeker de benodigde kennis over
cybersecurity in huis is. 

Vraag:

Zijn macht en tegenmacht nog wel voldoende geborgd bij het ministerie
van Veiligheid en Justitie? Is dit ministerie nog te behappen?

Antwoord:

VenJ is een groot departement, maar niet te groot.

Wat het beheer van de politie betreft, heeft het evidente voordelen om
die te beleggen bij het ministerie dat verantwoordelijk is voor de
strafrechtketen.

Ik heb geen behoefte om terug te keren naar de tijd van de
“stammenstrijd” tussen twee departementen, waarover de heer Van
Oosten tijdens het debat ook al even sprak. 

Het onderbrengen van de veiligheidstaken zorgt voor een betere
samenwerking in de strafrechtketen. Ik verwijs naar hetgeen de
minister-president hierover heeft gezegd in zijn reactie op de motie-De
Graaf bij de APB in de Eerste Kamer vorige maand.

“Checks and balances” en evenwicht van machten worden gegarandeerd
door verdeling van bevoegdheden en verantwoordelijkheden tussen de
staatsmachten. Of op een bepaald beleidsterrein verantwoordelijkheid al
dan niet met een collega-minister wordt gedeeld, is niet van invloed op
de aard en de omvang van de ministeriële verantwoordelijkheid en ook
niet op de scheiding der machten.

Dat er geen goede afweging van belangen meer zou plaatsvinden, miskent
de aard van de collegiale besluitvorming in de ministerraad en gaat ook
voorbij aan de democratische verantwoordingsplicht die ik heb jegens het
parlement.

Wat betreft mogelijke veranderingen in de departementale indeling
herhaal ik wat zowel mijn ambtgenoot van BZK als ik eerder deze maand in
antwoord op Kamervragen van de zijde van de SP-fractie al aangaven:  

-Of door een volgend kabinet andere keuzes worden gemaakt is nu niet aan
de orde. 

-Een discussie hierover kan plaatsvinden in het kader van een volgende
kabinetsformatie. 

-Het kabinet ziet geen aanleiding hierop vooruit te lopen.

Vraag:

Hoe zit het met de voortgang van de automatiseringsagenda, KEI?

Antwoord:

Over het programma KEI breng ik conform de toezegging aan uw Kamer
halfjaarlijks een voortgangsrapportage uit. De laatste rapportage heb ik
op 16 oktober jl. naar uw Kamer gezonden. Afgelopen maandag heb ik uw
Kamer geïnformeerd over een ontwikkeling in de uitvoering van het
programma die, om binnen kaders van tijd en geld te blijven, de Raad tot
een bijsturing noopt. Zodra daarover meer duidelijk is zal ik uw Kamer
hierover informeren. De aanpak van de rechtspraak is en blijft erop
gericht om medio 2016 daadwerkelijk in de eerste civiele zaken digitaal
te kunnen procederen.

Vraag:

Hoe staat het met de beschikbaarheid en bekostiging van de langdurige
opvang van vluchtelingen? Is daar voldoende geld voor? De
staatssecretaris verwacht volgend jaar 58.000 vluchtelingen. Hoe wil hij
dit regelen en hoe gaat hij dat laten zien?

Antwoord:

Met de brief van afgelopen vrijdag heeft het kabinet besloten om voor
IND en Nidos extra aanvullende middelen vrij te maken, om
uitvoeringsproblemen te voorkomen. Bij najaarsnota zal het kabinet,
zoals gevraagd in de motie Slob, een meerjarig overzicht geven over de
extra kosten die voortkomen uit de hogere asielinstroom, ook voor de
opvang. Daarnaast zal, conform de bestaande systematiek, het kabinet bij
voorjaarsnota bezien of er aanvullende middelen noodzakelijk zijn op
basis van de dan geldende ramingen.

Vraag:

Hoe zit het met de voortgang van de Wet computer criminaliteit III?
Wanneer komt deze wet? 

Antwoord:

Het wetsvoorstel zal naar verwachting begin december aan Uw Kamer worden
gezonden. Ik deel de opvatting van de heer Recourt dat dit een
belangrijk wetsvoorstel is en reken op voorspoedige behandeling in uw
Kamer. 

Vraag:

Hoe zit het met het het PvdA-voorstel uit 2011 om tot een openbaar
aandeelhoudersregister te komen?

Antwoord:

Uw Kamer is bij brief van 7 juli jl. geïnformeerd dat na een grondige
inventarisatie een scherper beeld is ontstaan van de omvang en de
complexiteit, die gemoeid is met het realiseren van het Centraal
Aandeelhoudersregister (CAHR). De besluitvorming over de totstandkoming
van het CAHR heeft nog niet plaatsgevonden in verband met een toets van
het technisch ontwerp op de meerwaarde voor gebruikers en op de
uitvoerbaarheid en financierbaarheid. Het is nodig om de samenhang met
een register voor uiteindelijk belanghebbenden te bepalen. Dit onderzoek
is gaande en ik verwacht uw Kamer voor het einde van dit jaar nader te
informeren.

Vraag:

Hoe gaan we de flexibiliteit regelen, waardoor rechtspraak echt naar de
burgers komt en zaken die voor een stad of voor een regio echt
belangrijk zijn ook daar worden behandeld? En hoe zorgen we dat de
ruimte voor kwaliteit van de rechtspraak, zoals benoemd in het rapport
Cohen, er weer is? Mogen de rechters en parketten de komende jaren, nu
het aantal zaken verder zal afnemen, weer op adem komen en uitvoering
geven aan het rapport Cohen?

Antwoord:

Burgers kunnen in 32 zittingsplaatsen laagdrempelig terecht voor
kantonzaken en andere veel voorkomende zaken die dicht bij hen staan.
Dat geldt ook voor Eindhoven. Naast nabijheid van rechtspraak vraagt de
samenleving ook gespecialiseerde rechtspraak in geval van ernstige en
complexe zaken. Sinds de herziening van de gerechtelijke kaart heeft het
openbaar ministerie de flexibiliteit om in bepaalde categorie zaken de
afweging te maken om een complexe strafzaak in behandeling te stellen
bij een van de vier gespecialiseerde rechtbanken in plaats van de
rechtbank die volgens de normale regels van relatieve competentie
bevoegd is. De door de heer Recourt aangehaalde Friese zaak is daar een
voorbeeld van.

De rechtspraak is al kort na het verschijnen van het rapport van de
Visitatiecommissie Rechtspraak, de commissie Cohen, gestart met de
uitvoering van de aanbevelingen. Deze aanbevelingen variëren per
gerecht. Daarom hebben de gerechten deze aanbevelingen met concrete
aandachtspunten zoals werkdruk afzonderlijk opgepakt. Deze inspanningen
worden in de komende periode voortgezet.

Vraag:

Waarom wordt de bijdrage van de overheid aan de Geschillencommissie
Consumentenzaken wegbezuinigd? Dit kan toch niet alleen worden
overgelaten aan de markt?

Antwoord:

De tekorten op de begroting noodzaken tot het maken van pijnlijke
keuzes. Het afbouwen van de subsidie aan een private organisatie als de
SGC ligt meer voor de hand dan bezuinigen op publieke voorzieningen die
de veiligheid en rechtsbescherming moeten waarborgen. Gezien het belang
van de SGC voor het bedrijfsleven zelf heb ik er alle vertrouwen in dat
het bedrijfsleven het voortbestaan van de SGC niet in gevaar zal laten
komen. Het bestaan van de geschillencommissies geeft immers een
concurrentievoordeel en een snelle geschillenafdoening.

Bovendien zal de subsidie niet direct worden afgebouwd. Door een
langzame afbouw gedurende een aantal jaren zullen de SGC en
brancheorganisaties gezamenlijk in staat worden gesteld om de gevolgen
geleidelijk op te vangen.  Uiteraard zal ik de ontwikkelingen op de
voet volgen.

Gezien de eisen die ik stel aan de geschillencommissies en die een
eerlijk en deskundig proces waarborgen, acht ik het geen probleem dat
private geschiloplossing ook door private partijen wordt bekostigd.

Ik heb van het VNO-NCW en MKB een brief ontvangen over de afbouw van de
subsidie aan de SGC. Vanzelfsprekend ben ik bereid om met hen te
spreken.

Ik zal een amendement een amendement van uw Kamer wat betreft de afbouw
van de subsidie van de SGC voor 2016 positief tegemoet treden, waarbij
ik uw Kamer verzoek de dekking aan te geven.

Vraag:

Wil de minister de concrete ambitie uitpreken om het aantal
vechtscheidingen in vijf jaar met 50% terug te dringen? Kan de minister
zich hierbij laten uitdagen door deskundigen en bedrijven die niet
direct in beeld zijn bij VenJ?

Antwoord:

In het dossier vechtscheidingen gaat het niet primair om de belangen
van de (huwelijks)partners, maar om die van de kinderen die wij tot
onze verantwoordelijkheid rekenen. De minister van VenJ zet zich daarom
in voor een dalende trend in het aantal vechtscheidingen. Er zijn
verschillende indicatoren waaraan de ontwikkeling valt af te lezen: het
aantal echtscheidingen op tegenspraak, het aantal onderzoeken dat de
Raad voor de Kinderbescherming uitvoert, het aantal voorlopige
voorzieningen dat voor een scheiding is afgehandeld, etc. De meest
recente cijfers lijken te duiden op een afname van het aantal
vechtscheidingen. We houden deze cijfers nauwlettend in de gaten.

Om de situatie van kinderen in een vechtscheiding te verbeteren voeren
de staatssecretaris van VWS en de minister van VenJ een uitgebreid
uitvoeringsplan uit, dat op 31 maart 2014 aan uw Kamer is gestuurd.
Hierin wordt volop ruimte gegeven aan projecten die wij ondersteunen,
bevorderen of initiëren, waaronder:

Projecten in Noord Nederland en Rotterdam met een regierechter in
echtscheidingsprocedures, die snel problematiek signaleert en
maatregelen neemt; 

Een project in Breda waarin een gedragsdeskundige (in plaats van een
advocaat) als bijzondere curator wordt benoemd; 

Vier lokale projecten die zich richten op een multidisciplinaire aanpak
van vechtscheidingen, geselecteerd door ZonMw op basis van een
projectuitvraag.

Op 27 januari a.s. heeft uw Kamer een Algemeen Overleg ingepland over
dit onderwerp, waarbij alle instrumenten op het gebied van
‘vechtscheidingen’ aan bod kunnen komen, evenals eventuele nieuwe en
creatieve ideeën die de moeite waard zijn om nader te verkennen. Ik
neem de "challenge" graag mee naar dit debat. We zien uit naar dit
debat.

Vraag:

Er is grote onduidelijkheid over rechtsbescherming bij besluiten van de
overheid, met name met betrekking tot sociale zorg die is
gedecentraliseerd. Hoe kan de Algemene wet bestuursrecht worden
aangepast zodat conflicten tussen burger en overheid kunnen worden
voorkomen, eventuele conflicten aan de rechter kunnen worden voorgelegd
en deze procedures eenvoudiger worden voor de burger? 

Antwoord:

Ik stel voorop dat in de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning en in
de nieuwe Jeugdwet de rechtsbescherming van de burger is gewaarborgd: na
het zogeheten “keukentafelgesprek” kan men een aanvraag doen voor
een voorziening. Wordt die aanvraag afgewezen, dan staat daartegen
bezwaar en beroep open, gewoon volgens de normale regels van de Awb.

Wat ik samen met de heer Recourt niet wil, is onnodige juridisering van
geschillen. Daarom zetten we zwaar in op informele geschilbeslechting.
Voor het sociaal domein is net onder leiding van regeringscommissaris
Scheltema en onder de vlag van het Project “Prettig Contact met de
Overheid” een handreiking over integrale geschilbeslechting ontwikkeld
met praktische tips voor gemeenten.

En verder noem ik natuurlijk het wetsvoorstel over mediation dat een
dezer dagen in consultatie gaat.

Verder onderzoeken mijn wetgevingsjuristen samen met de collega’s van
BZK onder leiding van regeringscommissaris Scheltema of in het verlengde
van de genoemde handreiking aanpassingen in de Awb nodig zijn om met
name in het sociaal domein te komen tot een meer integrale
geschilbeslechting. Hiervoor is het echter ook van belang welke
knelpunten blijken uit de rechtspraktijk. Daar valt nu nog onvoldoende
over te zeggen omdat het nog om heel nieuwe wetgeving gaat en er op dit
terrein nog nauwelijks uitspraken zijn van de hoogste rechter, de
Centrale Raad van Beroep.

We houden hier echter zeker de vinger aan de pols.

Vraag:

De zeven rechtbanken blijven open, maar met welke zaken? Is de minister
aanwezig bij de gesprekken - over leegstand - met de regiobestuurders en
de Raad voor de rechtspraak die de komende periode moeten plaatsvinden?
Kan de minister nagaan of de Raad voor de rechtspraak bereid is om niet
naar de vierkante meters van de zeven rechtbanken te kijken, maar naar
alle 32 locaties? Kan het beheer van deze locaties bij het
rijksvastgoedbedrijf worden gelegd?

Antwoord:

Onafhankelijke rechtspraak is een belangrijke pijler van de Nederlandse
rechtsstaat, die mede gestalte krijgt in de onafhankelijkheid waarmee
het primaire proces van de rechtspraak kan plaatsvinden. De
huisvesting van rechtbanken en gerechtshoven is onlosmakelijk met dit
proces verbonden, met als gevolg dat beslissingen over de huisvesting
van gerechten door de Rechtspraak zelf dienen te worden genomen. De wet
op de rechterlijke organisatie (hierna: Wet RO) brengt dit tot
uitdrukking door de bevoegdheid voor de huisvesting van gerechten bij
het gerechtsbestuur neer te leggen, ondersteund en onder toezicht van de
Raad voor de rechtspraak (artikel 23 lid 1 onder c en 91 Wet RO). 

Het is van belang dat gesprekken over mogelijke oplossingen voor de
leegstand in gerechtsbouwen tussen de Raad voor de rechtspraak en het
lokaal bestuur uit de zeven betreffende regio’s plaatsvinden. Zonodig
neem ik daartoe het initiatief. De Rechtspraak is primair
verantwoordelijk voor de huisvesting van de gerechten. Daarnaast is
betaald medegebruik door andere partijen reeds staand beleid van de
Rechtspraak. Uiteraard zal ik ook in mijn overleggen met de Raad en ook
met mijn collega, de minister voor Wonen en Rijksdienst, aandacht vragen
voor het oplossen van de leegstand bij de Rechtspraak.

In mijn begrotingsbrief van 20 november jl. heb ik aangegeven indachtig
de motie Slob/Samsom het gesprek over de invulling van zaakspakketten
met de Raad voor de rechtspraak te zullen voortzetten. Het is op dit
moment niet te zeggen voor welke zaken burgers en bedrijven in de
toekomst terecht kunnen in de zeven zittingsplaatsen uit het voorgenomen
locatiebeleid. 

Het voorgenomen Meerjarenplan van de Rechtspraak 2015-2020, waarvan het
locatiebeleid een onderdeel is, heeft betrekking op alle 32
zittingsplaatsen van de Rechtspraak. In alle arrondissementen wordt de
huisvesting van gerechten geoptimaliseerd. In de zeven zittingsplaatsen
heeft dit geleid tot het voorstel de zaakpakketten te verkleinen.

Vraag:

Kan de minister de Kamer geruststellen dat er geen marktwerking komt in
de rechtspraak? En dat bedrijven geen voorrang kunnen kopen op mensen?

Antwoord:

Het is niet de bedoeling om met het Netherlands Commercial Court (NCC)
marktwerking in de rechtspraak te introduceren. Het NCC gaat onder meer
grote handelszaken behandelen die nu voor rechtbanken tijdrovend zijn
vanwege hun specialistische karakter.  Door een aparte voorziening in
te richten voor deze zaken bij de rechtbank en het Hof Amsterdam is de
deskundigheid, ervaring en logistiek van dergelijke zaken beter te
organiseren. De behandeling van de reguliere zaken wordt hierdoor niet
opgehouden. Er is geen sprake van voorrang waar extra voor wordt
betaald, wel van procederen in het Engels en op de zaak toegesnede
expertise van de rechter. Oprichting van het NCC kan voorkomen dat dit
soort zaken naar andere landen verdwijnen

Vraag:

Hoe staat het met de mediation wetsvoorstellen? 

Antwoord:

De drie initiatiefwetsvoorstellen zijn door uw Kamer ingetrokken. Er is
ter vervanging daarvan een regeringsvoorstel in voorbereiding dat een
dezer dagen in consultatie zal gaan.

Vraag:

Wil de minister aan de slag gaan met ketenfinanciëring in plaats van
kokerfinanciëring? Als je begint met het geld, gaan de betrokken
organisaties aan hun belangen denken.

Antwoord:

In het kader van het programma Versterking Prestaties Strafrechtketen
worden de prestaties in de keten nauwlettend gevolgd. Dit maakt het
beter mogelijk om middelen toe te delen aan de plek in de keten waar dat
het meest nodig is.

Vraag:

Kan de minister toezeggen dat mediation in het strafrecht -na de
succesvolle pilots- structureel gefinancierd gaat worden?

Antwoord:

Afgelopen twee jaar zijn er diverse pilots geweest met
herstelbemiddeling in en om het strafrecht. Op 14 september heb ik uw
Kamer een brief met de uitkomsten van de evaluatie van deze pilots
gestuurd (TK 29 528, nr 10). Kernpunt van de evaluatie is dat mediation
een positieve ervaring kan zijn voor slachtoffers en verdachten en dat
het kan bijdragen aan conflictoplossing. Maar: het instrument is slechts
voor een kleine groep slachtoffers en daders van toepassing. Mediation
leidt zeker niet in alle gevallen tot een positieve ervaring bij
slachtoffers en verdachten: met name de opstelling van de wederpartij
kan leiden tot teleurstelling. Conclusie: mediation in het strafrecht is
maatwerk, ik verwacht niet dat het op grote schaal kan worden toegepast.

Wat betreft de financiering: omdat er bij geslaagde mediations
besparingen in de keten te verwachten zijn, met name bij het OM,
verwacht ik dat de landelijke inzet van herstelbemiddeling gefinancierd
kan worden binnen de huidige financiële kaders. Ik laat dit nu via een
business case in overleg met het OM en de rechtspraak in kaart brengen.

Vragen van het lid Marcouch, A. (PvdA)

Vraag:

De motie Samson-Zijlstra ziet op de vervolging van het aanzetten tot
haat, discriminatie en geweld ter bestrijding van radicalisering en
terrorisme. Hoe gaat de minister de motie Samson-Zijlstra, die 24
november jl. is aangenomen, uitvoeren?

Antwoord:

In het debat op 19 november jongsleden heb ik aangegeven de motie te
beschouwen als ondersteuning van het bestaande beleid. In het
actieprogramma integrale aanpak Jihadisme is in onder andere maatregel
19 expliciet aangegeven dat het strafrechtelijk ingrijpen bij haatzaaien
en het oproepen tot geweld in extremistisch kader wordt geprioriteerd.
Het Openbaar Ministerie heeft bovendien in het kader van de
versterkingsgelden extra middelen toegekend gekregen voor
terrorismebestrijding. Uiteraard wordt bij de aanpak van jihadisme en
terrorisme nauw samengewerkt met en tussen alle partners, waaronder ook
het Openbaar Ministerie.

Vraag:

Hoe gaat de minisiter serieus werk maken van de gezamenlijke Europese
bestrijding van wapenhandel?

Antwoord:

De bestrijding van de illegale wapenhandel is een gezamenlijke
verantwoordelijkheid van alle lidstaten en onze Europese partners zijn
zich, zeker na de recente terroristische aanslagen, zeer bewust van het
probleem.

In Europol-verband neemt de Nederlandse politie actief deel in
operationele acties tegen wapenhandel en zijn we samen met Spanje
trekker van de EU-prioriteit illegale wapenhandel.

Ook wordt de wet- en regelgeving aangepast. Eén dezer dagen zal de
Europese Commissie een verordening aannemen met nieuwe en zwaardere
regels voor het deactiveren van vuurwapens, waardoor deze niet meer
kunnen worden gebruikt. Tot slot heeft de Europese Commissie, mede op
verzoek van Nederland, vorige week nog een voorstel voor richtlijn naar
buiten gebracht met nieuwe regels voor vuurwapens.

Vraag:

De wijkagent functioneert bij de gratie van de rechercheur die
jihadronselaars en andere criminelen opspoort en uit de wijk haalt. Hoe
zit het in dat verband met de kwaliteit van de recherche? Worden
rechercheurs adequaat bijgeschoold?

Antwoord:

In mijn brief van 23 november jl. over de Contourennota versterking
opsporing heb ik de hoofdlijnen van het verbeterplan geschetst. Daarin
heb ik aangegeven dat de politie zich moet voorbereiden op nieuwe
fenomenen zoals jihadisme, radicalisering, maar ook fraude en
cybercriminaliteit. Op korte termijn wordt er zowel op materieel als
personeel geinvesteerd, binnen de huidige budgettaire kaders van de
nationale politie. De komende jaren wordt:

600 fte zij-instroom voor cyber- en financieel-economische specialisten
gerealiseerd; De intake- en screening van de aangifte verbeterd; In het
ZSM-proces naar betekenisvolle interventies; Opleidingseisen voor de
opsporing geformuleerd, binnen de context van de betreffende
LFNP-functies (Landelijk Functiehuis Nationale Politie); De parate
kennis op strafrechtelijke bevoegdheden op orde gebracht; De positie van
de hulpofficier van justitie wordt versterkt (in het kader van het
wetboek van Strafvordering);

Bij dit alles is het belangrijk dat deze maatregelen blijvend aansluiten
op de dagelijkse praktijk. In mei 2016 volgt het definitieve
kwaliteitsplan voor de opsporing, waarbij ook de gevolgen voor de HRM
– en Informatievoorziening- van de nationale politie meer uitgewerkt
zullen zijn.

Vraag:

Kan de minister ons vertellen of onze inlichtingendiensten het gevaar
zien van het Salafisme als voorportaal tot de jihad?

Antwoord:

Onlangs hebben de NCTV en de AIVD in een gezamenlijke analyse, die ook
met uw Kamer is gedeeld, hun zorgen geuit over de toegenomen invloed
van de salafistische stromingen in Nederland. Wat zorgen baart is dat
salafistische principes aanleiding kunnen geven tot:

-onverdraagzaamheid tegen andersdenkenden;

-spanningen tussen groepen in de samenleving;

-frictie met de Nederlandse democratie en de rechtsstaat.

De invloed van salafistische stromingen in Nederland is de afgelopen
jaren toegenomen. Onderdelen van het salafisme kunnen voor sommigen een
voedingsbodem vormen voor verdere radicalisering. Het salafisme kent
grofweg drie substromingen, waarvan er één gericht is op het gebruik
van geweld: het jihadistisch salafisme. De inlichtingen- en
veiligheidsdiensten hebben aandacht voor deze stroming.

Vraag:

Hoe gaat de staatssecretaris de motie uitvoeren van Groen Links en de
Christen Unie over het voorrang geven aan gezinnen met kinderen bij een
plek in de noodopvang, zodat zij niet van crisisopvang naar crisisopvang
hoeven te verhuizen?

Antwoord:

De reactie op de motie heeft uw Kamer afgelopen vrijdag schriftelijk
ontvangen. Daarin is door de minister van Veiligheid en Justitie en de
staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aangegeven dat we
met de indieners van de motie van mening zijn dat binnen de bestaande
opvangmogelijkheden het aantal verhuisbewegingen van gezinnen met
kinderen en alleenstaande minderjarigen zo beperkt mogelijk moet
blijven. Wij onderkennen de situatie die geschetst wordt en constateren
dat het COA er alles aan doet om die te voorkomen. Zo doorlopen
alleenstaande minderjarige vreemdelingen zoveel mogelijk in Ter Apel
het identificatieproces in plaats van op andere plaatsen in het land, en
werkt het COA daarnaast aan een plan van aanpak dat er op korte termijn
toe moet leiden dat alleenstaande kinderen niet in de crisisnoodopvang
of noodopvang terecht komen.

Tegelijkertijd is aangegeven dat gezien de huidige instroom en de weinig
vrije en beschikbare opvangplekken, verplaatsingen niet te voorkomen
zijn. Hierdoor komt het voor dat ook kinderen in gezinnen, en in sommige
gevallen alleenstaande minderjarige vreemdelingen, in de
crisisnoodopvang en de noodopvang terechtkomen in plaats van direct in
reguliere opvang. Ik heb het COA gevraagd om gezinnen met kinderen en
alleenstaande minderjarigen prioriteit te geven bij de plaatsing in de
noodopvang en de reguliere opvang in plaats van in de crisisopvang.

Vraag:

Hoe ver is de minister met de beloofde pilot van twee jihadisme
interventieteams?

Antwoord:

In het najaar is gestart met de pilot in een klein aantal gezinnen. De
pilot met de interventieteams voor jihadisme wordt uitgevoerd zoals in
de motie Marcouch is gevraagd. Samen met de gemeente Amsterdam wordt
bezien hoe de methode van het Preventie Interventie Team kan worden
ingezet om radicalisering tegen te gaan. De pilot richt zich op de
volgende doelgroepen:

-      broertjes en zusjes (en/of kinderen) van Amsterdamse
jongeren die zijn afgereisd (en weer teruggekomen) of willen afreizen.

-      gezinnen waarover vanuit diverse hoeken melding is gemaakt
van radicalisering/extremisme van 1 van de gezinsleden.

-      kinderen/jongeren/gezinnen die via de reguliere routes
binnenkomen, waarbij een vermoeden is van radicalisering.

De pilot heeft een looptijd van circa zes maanden en wordt geëvalueerd.
Aan de hand van de resultaten daarvan wordt bezien of uitrol van de
werkwijze naar meer gezinnen en/of gemeenten mogelijk en wenselijk is.

Vraag:

Is de minister bereid de politie te stimuleren het personeelsbestand
diverser te maken?

Antwoord:

Ja. Met mijn brief van 16 november jl. heb ik uw Kamer inzicht gegeven
in het visiedocument van de nationale politie ‘diversiteit en
discriminatie’. Daarin staat duidelijk verwoord hoe de korpschef met
mijn steun invulling wil geven aan een divers personeelsbestand. Er
wordt geinvesteerd in opleidingen, bewustwording en het bevorderen van
een inclusieve cultuur. Het uitgangspunt blijft vanzelfsprekend dat de
kwaliteit van iedere politiemedewerker voorop staat. De samenstelling
van de politieteams zal moeten aansluiten bij de veiligheidsvraagstukken
in de wijk.

Vraag:

Ik vraag de minister dat de politieleiding agenten die fysieke vitaal
zijn te waarderen met lof in het functioneringsgesprek. Ik vraag de
minister dat ook tijdens oefeningen wordt gezorgd voor agenten en
militairen. Het kan niet zijn dat zij verwaarloosd worden tijdens
oefeningen, als er bijvoorbeeld geen kantine aanweizg is. 

Antwoord:

Elke agent moet fysiek vitaal zijn. Om die reden wordt in het
functioneringsgesprek de fysieke vitaliteit integraal meegenomen bij het
functioneren van de agent. Overigens wordt binnen de politie organisatie
hard gewerkt om agenten veilig en gezond te kunnen laten werken. Naast
het zorgen en begeleiden van zieke medewerkers wordt meer dan voorheen
aandacht besteed aan preventie, om ervoor te zorgen dat politieagenten
– ook onder moeilijke omstandigheden - fit en gezond kunnen zijn én
blijven.

Het klopt dat er locaties kunnen zijn waar niet wordt voorzien in
catering en kantines. Lunches tijdens oefeningen vallen in eerste
instantie onder de eigen verantwoordelijkheid van de agent. Wanneer dit
noodzakelijk is en volgt uit het type training, wordt hier uiteraard wel
in voorzien. Het beeld dat agenten worden verwaarloosd, deel ik niet.

Vraag:

Kan de minister aangeven of en hoe Nederland de samenwerking met de
Marokkaanse inlichtingendiensten op het gebied van het voorkomen van
terrorisme gaat intensiveren?

Antwoord:

Dit is een vraag die moet worden beantwoord door mijn collega’s van
BZK en Defensie. Ik zal uw vraag aan hen doorgeleiden.

Vraag:

Het Lid Marcouch sprak dit weekend Arabische homo’s in een
vluchtelingencentrum, gevlucht voor zowel de oorlog als de intolerante
cultuur en nu geplaatst te midden van diezelfde intolerantie. Zij
vertelden dat zij zwaar belaagd worden en geen aangifte durven te doen.
Kan hier passend op gereageerd worden? Het COA moet met leefregels,
bordjes en posters uitdragen dat in de vluchtelingencentra iedereen
zichzelf moet kunnen zijn en aangifte doen garanderen. Kan dit worden
geregeld? 

Antwoord:

Ik hecht zeer veel waarde aan veiligheid in de opvangcentra. Zoals ook
verwoord in de antwoorden op vragen van de leden Kuiken en Yücel (TK
2015-2016; Aanhangselnr. 594)  over de veiligheid van lesbische,
homoseksuele, biseksuele en transgender (LHBT) asielzoekers in
opvanglocaties is het handhaven van de veiligheid in opvanglocaties een
van de prioriteiten van het COA. Daarbij wordt er extra aandacht besteed
aan de veiligheid van kwetsbare groepen, waaronder LHBT’s.

COA medewerkers zijn getraind om signalen van dat er sprake is van een
onveilige situatie te herkennen. Gesprekken met (potentiele)
slachtoffers zijn er mede op gericht om vertrouwen te scheppen en aan te
geven dat de bewoner bij de COA medewerkers terecht kan voor hulp en
ondersteuning. COA medewerkers kunnen desgewenst ook ondersteuning
bieden bij het doen van aangifte.

Het COA draagt richting de bewoners uit dat discriminatie niet
geoorloofd is. Dit is o.a. verwoord in de huisregels en wordt ook
kenbaar gemaakt door middel van posters op locaties en tijdens het
kennismakingsgesprek op de COA-locatie. Ook nieuwe medewerkers worden
hierover geïnformeerd door middel van studiedagen en presentaties.
Tevens wordt hen geleerd hoe zij klachten over discriminatie en
bedreigingen moeten behandelen. Als een strafrechtelijk traject na
aangifte aan de orde is, wordt dit uiteraard gestart.

Tenslotte is het goed te melden dat het COA ook nauw contact heeft met
belangenorganisaties zoals het COC en Secret Garden om met elkaar te
bespreken op welke wijze de situatie van LHBT’s in de opvanglocaties
verbeterd kan worden.

Vragen van het lid Helder, L.M.J.S. (PVV)

Vraag:

Kan de minister garanderen dat de kosten voor de reorganisatie van de
politie niet voor de rekening van de politie zelf komt?

Antwoord:

Bij brief van 6 oktober jl. heb ik u geïnformeerd over de opbouw van de
kosten van de reorganisatie, alsmede de dekking daarvan.

Om de reorganisatiekosten op te vangen is aanvullend op de reguliere
bekostiging van de politie oorspronkelijk een bedrag van €230 miljoen
beschikbaar gekomen. Van deze € 230 miljoen is € 100 miljoen
bedoeld voor de vorming van het Politiedienstencentrum (PDC), afkomstig
uit het eigen vermogen van de toenmalige politiekorpsen. Aanvullend is
€130 miljoen aan extra middelen voor de vorming van de Nationale
Politie vanuit het departement aan het politiebudget toegevoegd.

De financiële ruimte om de hogere reorganisatiekosten met een omvang
van €230 miljoen op te vangen is beschikbaar gekomen doordat de lasten
van zowel de reorganisatie als de reguliere bedrijfsvoering anders
uitvallen dan werd gedacht ten tijde van het opstellen van de begroting
2015 en meerjarenraming 2016-2019, en ten dele door herschikking van
lasten binnen de begroting. 

Als opmaat naar de begroting 2017 en verder laat ik onderzoeken of de
thans voorziene omvang van het budget voor de materiële lasten de thans
bekende ambities ten aanzien van prestaties, dienstverlening, kwaliteit
personeel, huisvesting, ICT et cetera duurzaam gerealiseerd kunnen
worden. De resultaten van dit onderzoek zullen worden betrokken bij de
Voorjaarsnota. Ik houd dus rekening met de mogelijkheid dat de thans
beschikbaar gekomen extra middelen nog niet voldoende zijn. Maar ik wil
eerst precies weten welk deel van de ombuigingen kan worden gehaald
zonder dat dit ten laste van de overeengekomen capaciteit komt.

Vraag:

Waarom worden agenten niet getraind voor de omgang met zwaardere wapens,
zodat zij op grotere afstand sneller kunnen ingrijpen bij terroristen en
ook bijvoorbeeld bij drugshandelaren of een overval op een
geldtransport? Staat de minister voor de veiligheid van deze agenten en
gaat hij hier iets mee doen?

Antwoord:

In mijn brief van 23 november jl. over de maatregelen van de politie
inzake contra-terrorisme heb ik reeds aangegeven dat zwaardere wapens
zijn voorbehouden aan specialistische eenheden en dat medewerkers in de
basispolitiezorg met zwaardere wapens uitrusten niet de goede weg is.
Om de verbondenheid met de wijk te behouden is zwaardere bewapening
niet aangewezen. Zoals eerder aangegeven, zijn andere maatregelen
genomen om nabijheid van -adequaat getrainde en adequaat uitgeruste-
specialistische eenheden te verzekeren.

Vragen van het lid Fritsma, S.R. (PVV)

Vraag:

Wat doet de staatssecretaris om partnermigratie en gezinsmigratie -het
sneeuwbaleffect van de huidige asielinstroom- te bestrijden? 

Antwoord:

Het kabinet staat voor een restrictief gezinsmigratiebeleid dat gericht
is op succesvolle integratie. Uiteraard houdt het kabinet zich wel aan
de kaders die door het Europees recht worden gesteld, zodoende is de
inzet niet om gezinsmigratie te bestrijden maar wel om een restrictief
toelatingsbeleid te voeren.

Vraag:

Vindt de staatssecretaris het verantwoord dat zoveel (12.000)
vluchtelingen zonder paspoort of identiteitsbewijs het land in komen?

Antwoord:

Allereerst kan van mensen die hun land ontvluchten omwille van oorlog
niet verwacht worden dat ze steeds identiteitspapieren bij zich hebben.
Daarnaast krijgen asielzoekers vaak van mensensmokkelaars het advies om
hun identiteitspapieren weg te gooien. Dat is niet wenselijk, maar wel
de realiteit.

Met dat gegeven wordt rekening gehouden binnen de asielprocedure, maar
dat neemt niet weg dat het aan de vreemdeling is om zijn identiteit en
nationaliteit te onderbouwen, ook al heeft hij geen documenten. Die
identificatie is en blijft een belangrijk onderdeel van de
asielprocedure. Bovendien, als een vreemdeling wel documenten heeft, zal
ook nog een controle van die documenten door de KMAR plaatsvinden.

In de kabinetsbrief van 17 november jl. naar aanleiding van de aanslagen
in Parijs is in dit verband ook aangegeven dat de reeds geplande
kwalitatieve verbeteringen bij de identificatie en registratie van
asielzoekers, mede vanwege de aanslagen, versneld worden doorgevoerd.

Dat betekent dat we er zorg voor dragen dat aan de voorkant van het
asielproces de registratie en screening snel en goed plaatsvindt. In de
brief staat beschreven dat, in aanvulling op de maatregelen waarmee
achterstanden in de registratie zijn weggewerkt, er ook een kwalitatieve
verbeterslag wordt gemaakt. Dit betekent bijvoorbeeld het in alle
gevallen uitvoeren van een fouillering en het standaard onderzoeken van
bagage aan de voorkant van het asielproces, ondermeer om vast te stellen
of er documenten zijn en met het oog op de veiligheid.

Vraag:

Erkent de staatssecretaris dat hij naïef was door te stellen dat
terroristen niet meeliften met asielzoekers, nu bekend is geworden dat
twee van de daders van Parijs meereisden tussen de vluchtelingen? 

Antwoord:

Alle asielzoekers worden bij binnenkomst gescreend, mede om ongewenste
individuen tijdig te kunnen signaleren. Daarbij is niet gezegd, zoals
ook is aangegeven in DTN40, dat kan worden uitgesloten dat jihadisten of
leden van jihadistische organisaties zich kunnen mengen onder
migratiestromen en op die manier onopgemerkt en illegaal, Nederland
binnenkomen.

Vraag:

Graag een reactie van de staatssecretaris over het opleidingsniveau van
de Syrische immigranten. Het opleidingsniveau is veel lager dan het
kabinet doet geloven. Erkent de staatssecretaris dat? 

Antwoord:

We beschikken niet over specifieke gegevens over het opleidingsniveau
van Syriërs. Wel weten we natuurlijk dat Syriërs het grootste deel van
de asielinstroom uitmaken en een nog groter deel van de nieuwe
vergunninghouders.

Het opleidingsniveau is bekend van 66% van het totale aantal
inburgeringsplichtige vergunninghouders (18-65 jaar). Zij hebben dit in
het kader van het voorbereidingsprogramma aangegeven. Op 1 juli 2015 was
de verdeling in opleidingsniveau van deze groep als volgt:33% is
hoogopgeleid, 36% middelbaar, 27% laaggeschoold, en 4% analfabeet. Uit
deze opsomming blijkt dat bijna 70% van deze groep middelbaar of hoger
is opgeleid. Vorenstaand is een sterke indicatie dat de Syrische
asielzoekers een relatief hoog opleidingsniveau hebben.

Overigens is het van belang te benadrukken dat het opleidingsniveau van
een asielaanvrager niet relevant is voor de vraag of opvang verleend
moet worden. Dat vindt plaats op grond van wettelijke verplichtingen en
humanitaire overwegingen.

Vraag:

Erkent de staatssecretaris dat asielzoekers naar Nederland komen om te
profiteren van de welvaartsstaat en niet omdat zij op zoek zijn naar
veiligheid? 

Antwoord:

Ik benijd mensen niet als ze hun land moeten ontvluchten vanwege oorlog
en mensenrechtenschendingen. 

Als mensen dan hun land ontvlucht zijn en veilig zijn, bijvoorbeeld in
een naburig land in de regio, is het beschermingsvraagstuk in beginsel
niet meer aan de orde.

Toch is het ook een realiteit dat mensen – als het verblijf
in zo’n naburig land of opvangkamp te lang duurt en uitzichtloos
voelt – doorreizen. En dat dus andere motieven daarbij een rol spelen.

Dat is nu precies waarom Nederland zich in Europees verband al geruime
tijd inzet om dat perspectief van die eerste opvang in de regio te
vergroten.

De opvang in belangrijke transitlanden zou de vorm moeten aannemen van
veilig en adequaat toegeruste gastgemeenschappen van een meer
structurele aard, zodat mensen die bescherming nodig hebben deze nog
steeds krijgen, maar dat andere incentives om door te reizen worden
weggenomen.

Het is dan ook de inzet van de Europese Unie om op die manier tot een
oplossing te komen voor het Europese migratievraagstuk.

Vraag:

Kan het kabinet toegeven dat immigratie schadelijk is voor de
verzorgingsstaat en de economie?

Antwoord:

Het Nederlandse asielbeleid is niet op economische gronden gebaseerd,
maar op humanitaire. Aan het asielbeleid zijn kosten verbonden voor
Nederland. De positieve effecten op de economie zullen per individuele
asielzoeker verschillen. Het kabinet beweert niet dat de economsiche
effecten van de asielinstroom positief zullen zijn.

Vraag:

Geeft u toe dat migratie als oplossing voor vergrijzing een mythe is?

Antwoord:

De heer Fritsma suggereert dat het kabinet alle migratie, ook de hoge
asielinstroom, toejuicht. Onder andere omdat dit een oplossing zou
bieden voor vergrijzing. Dat is uiteraard geen motief voor ons
asielbeleid. 

Vraag:

De PVV geeft aan onder andere vragen te hebben gesteld over het aantal
vluchtelingen dat een misdrijf pleegt, over het aantal partners en/of
familieleden van vluchtelingen dat naar Nederland wordt gehaald. Hoe kan
het dat het Kabinet weinig weet over de ware aard van de
massa-immigratie?

Antwoord:

De heer Fritsma verwijst in zijn vraag naar de beantwoording van de
schriftelijke vragen over de begroting eerder deze maand. Vele van de
door de heer Fritsma genoemde gegevens worden vastgelegd in individuele
dossiers, maar niet zodanig gestructureerd dat ze geschikt zijn voor
rapportage-doeleinden. De inzet is dat door verdere ontwikkeling van het
systeem in de toekomst (geleidelijk) meer informatie geleverd zal kunnen
gaan worden. Aangezien dit systeemaanpassingen vergt en veel geld kan
kosten, moet dit steeds worden afgewogen.

Vragen van het lid Pechtold, A. (D66)

Vraag:

Trekt de minister in 2016 nou wel of geen geld uit voor de versterking
van de opsporing? Of zit dat in hetzelfde potje als waar de CAO uit
betaald moet worden? Kan de minister de financiële middelen voor de
versterking van opsporing en wijkagenten naar voren trekken, zodat in
2016 al een impuls kan worden gegeven? 

Antwoord:

Het is niet zo dat wordt gewacht met de versterking van de opsporing
totdat het Kwaliteitsplan Opsporing in mei 2016 aan uw Kamer wordt
gezonden. Op korte termijn wordt er zowel op materieel als personeel
geinvesteerd, binnen de huidige budgettaire kaders van de nationale
politie. De komende jaren wordt:

een zij-instroom van 600 fte voor cyber- en financieel-economische
specialisten gerealiseerd; de intake en screening van de aangifte
verbeterd; in het ZSM-proces naar betekenisvolle nieuwe interventies
gezocht; opleidingeisen voor de opsporing geformuleerd, binnen de
context van de betreffende LFNP-functies (Landelijk Functiehuis
Nationale politie); de parate kennis op strafrechtelijke bevoegdheden
op orde gebracht; de positie van de hulpofficier van justitie wordt
versterkt (in het kader van het wetboek van Strafvordering);

Bij dit alles is het belangrijk dat deze maatregelen blijvend aansluiten
op de dagelijkse praktijk. In mei 2016 volgt het definitieve
kwaliteitsplan voor de opsporing, waarbij ook de gevolgen voor de Human
Resource Management – en informatievoorziening- van de nationale
politie meer uitgewerkt zullen zijn.

Vraag:

Waarom is de doorlooptijd van zaken zo lang? Denkt de minister dat een
bedrag van 15 miljoen tot een snellere doorlooptijd kan leiden?

Antwoord:

Binnen het programma Versterking Prestaties Strafrechtketen wordt
gewerkt aan het verkorten van doorlooptijden. Voorbeelden hiervan zijn
de digitalisering, ZSM en Mobiel Effectief op Straat. Zoals ik in de
afgelopen voortgangsrapportage VPS van 14 september jongstleden heb
aangekondigd zal ik een doelstelling vaststellen voor de doorlooptijd
van zaken die aan de rechter worden voorgelegd. Door middel van de
Strafrechtketenmonitor worden de doorlooptijden gemeten en ook voor uw
Kamer inzichtelijk gemaakt. Uit de validatie van een onafhankelijk
deskundige blijkt dat het OM op koers ligt om de taakstelling zonder
extra middelen te realiseren. 

Vraag:

Hoe zit het met de 50 miljoen euro van andere departementen die in de
brief van afgelopen vrijdag wordt genoemd? Waar komt dat geld precies
vandaan? 

Antwoord:

De bijdrage wordt naar rato van begrotingstotaal verdeeld over de
andere departementen. Over de concrete invulling van de bijdrage wordt
u geïnformeerd bij de Voorjaarsnota 2016.

Vraag:

Het kabinet wordt gevraagd de volgende zaken bij de voorjaarsnota te
regelen: investeringen in opsporing met een duidelijk plan, beëindiging
van de bezuinigingsdrukte bij het Openbaar Ministerie, volwaardige
rechtbanken en rechtbanken uit de rode cijfers en een masterplan voor de
ICT.

Antwoord:

Het onderzoekstraject naar de verbetering kwaliteit opsporing wordt
gestart. Zoals in mijn brief van 23 november jl. over de Contourennota
versterking opsporing, alsmede in de brief over de ontwerpbegroting van
VenJ van 20 november jl., is op hoofdlijnen geschetst wat de
uitdagingen voor de opsporing voor de komende jaren zullen zijn. De
politie werkt nu samen met het bestuur en OM aan een uitgewerkt
kwaliteitsplan ten behoeve van de opsporing. In het voorjaar van 2016
zal worden bezien of en in hoeverre extra middelen noodzakelijk zijn om
de politie haar opsporingstaken te kunnen laten blijven uitvoeren.

Wat betreft de bezuinigingen bij het OM geldt dat uit onderzoek van een
onafhankelijk deskundige blijkt dat het OM op koers ligt om de
taakstelling zonder extra middelen te realiseren. Het kabinet hecht aan
een toekomstgericht OM dat –naast het behalen van benodigde
efficiencywinsten– de ruimte heeft om te investeren in ICT om de
huidige werkprocessen en het kwaliteits- en serviceniveau een stevige
impuls te geven. Daarom stelt het kabinet vanaf 2016 structureel € 15
mln. beschikbaar aan het OM.

Burgers kunnen in 32 zittingsplaatsen laagdrempelig terecht voor
kantonzaken en andere veel voorkomende zaken die dicht bij hen staan.
Naast nabijheid van rechtspraak vraagt de samenleving ook
gespecialiseerde rechtspraak in geval van ernstige en complexe zaken.
Sinds de herziening van de gerechtelijke kaart heeft het openbaar
ministerie de flexibiliteit om in bepaalde categorie zaken de afweging
te maken om een complexe strafzaak in behandeling te stellen bij een van
de vier gespecialiseerde rechtbanken in plaats van de rechtbank die
volgens de normale regels van relatieve competentie bevoegd is.

Vraag:

Waarom worden alle processtukken nog op papier gedeeld? Waarom wordt er
niet digitaal aangeleverd in de hele strafrechtketen? Waarom is er niet
afdoende in de ICT geïnvesteerd om tot digitaal werken te komen?

Antwoord:

Er wordt in het kader van het programma Versterking Prestaties
Strafrechtketen al gewerkt aan de digitalisering van de keten. Dat
gebeurt de komende jaren in afgebakende stappen, gericht op het leren
werken met digitale documenten en de digitale uitwisseling van die
documenten in de keten en van de keten met de burger en de advocatuur.

Dat doen we door aanpassing van de huidige ICT-middelen, aangevuld met
bewezen technologie.

De proeftuin Noord Nederland heeft positieve resultaten opgeleverd. Op
basis daarvan verwacht ik dat medio 2016 de implementatie van het
uitwisselen van gedigitaliseerde processtukken in eenvoudige zaken
start. Papieren originelen worden vervangen door digitale originelen,
die vervolgens ook digitaal worden gearchiveerd.

De aanzienlijk complexere beproeving van maatwerkzaken in de proeftuin
Rotterdam heeft inzichten opgeleverd voor aanpassingen in de systemen
van het OM en de rechtspraak. Die aanpassingen worden nu gerealiseerd,
waarna in 2016 de werkprocessen verder worden uitgewerkt. Daarna zal het
resultaat opnieuw beproefd worden voordat landelijk wordt uitgerold. Het
digitaal werken in hoger beroep wordt op dit moment in de proeftuin Den
Haag voorbereid en volgend jaar beproefd.

Om stukken direct vanaf de start in de keten digitaal te kunnen
uitwisselen, is het noodzakelijk dat digitale ondertekening van
processtukken mogelijk wordt. De grondslag daarvoor is het Wetsvoorstel
digitale processtukken in strafzaken dat aan uw Kamer is aangeboden
(34090). Een bijbehorende amvb gaat begin volgend jaar in consultatie.

Er zijn reeds de nodige resultaten bereikt: een groot deel van de
enkelvoudige zittingen vindt digitaal plaats; advocaten krijgen
processtukken van bepaalde standaardzaken digitaal via een
advocatenportaal en burgers kunnen via het Burgerportaal online
verkeersboetes en flitsfoto’s inzien, betalen of beroep instellen.

Vraag:

Met de extra miljoenen worden gaten gedicht van kansloze
wetsvoorstellen. Hoe ziet de minister de kwaliteitsimpuls die nodig is
bij politie, OM en de rechtspraak?

Antwoord:

Van de € 250 mln. wordt structureel € 200 mln. uitgetrokken voor
investeringen in diverse organisaties binnen het VenJ-domein, waaronder
de politie, het OM en de rechtspraak. Deze organisaties worden met deze
middelen in staat gesteld om ook in de toekomst op een adequate manier
hun rol in de justitieketens te vervullen.

Ten aanzien van de politie, laat ik als opmaat naar de begroting 2017 en
verder onderzoeken of de thans voorziene omvang van het budget voor de
materiële lasten de huidige ambities ten aanzien van prestaties,
dienstverlening, kwaliteit personeel, huisvesting, ICT et cetera
duurzaam gerealiseerd kunnen worden. De resultaten van dit onderzoek
zullen worden betrokken bij de Voorjaarsnota 2016.

Uit de validatie van een onafhankelijk deskundige blijkt dat het OM op
koers ligt om de taakstelling zonder extra middelen te realiseren. Omdat
het kabinet hecht aan een toekomstgericht OM dat –naast het behalen
van benodigde efficiencywinsten– de ruimte heeft om te investeren in
ICT om de huidige werkprocessen en het kwaliteits- en serviceniveau een
stevige impuls te geven, stelt het kabinet vanaf 2016 structureel € 15
mln. beschikbaar aan het OM. In aanvulling daarop zijn per 2016
additionele middelen beschikbaar gesteld om uitvoering te kunnen geven
aan de aanbevelingen van de commissie Hoekstra (€ 6,8 mln. in 2016 en
per 2019 structureel € 5 mln). Daarnaast heeft het OM structureel
extra middelen ontvangen voor de aanpak van onderwerpen met een
internationale dimensie (€ 5 mln. in 2015 oplopend tot € 20 mln.
structureel vanaf 2017) en voor contraterrorisme (€ 0,8 mln. in 2016
oplopend tot € 2,1 mln. structureel vanaf 2018).

Wat betreft de rechtspraak staat in de externe validatie dat met name
de investeringen in het programma KEI en de efficiencytaakstelling van
het kabinet zorgen voor een te krap budgettair kader. Daarom wordt er
een bedrag van € 20 mln. in 2016 en € 25 mln. structureel vanaf 2017
toegevoegd aan het budget van de Rechtspraak. Deze extra injectie, in
combinatie met de aanwezige reserves van de Rechtspraak, is toereikend
om de benodigde investeringen te doen.

Vraag:

Hoe haalt de minister de rechtbanken uit de rode cijfers? Hoe gaat de
minister een groot financieel gat van 143 miljoen dichten met 20
miljoen? 

Antwoord:

In de externe validatie die samen met de begrotingsbrief aan uw Kamer is
toegezonden staat dat met name de investeringen in het programma KEI en
de efficiencytaakstelling van het kabinet zorgen dat er sprake is van
een te krap budgettair kader. Om die reden wordt er een bedrag van €
20 mln. in 2016 en € 25 mln. structureel vanaf 2017 toegevoegd aan het
budget van de Rechtspraak. De benodigde investeringen in KEI zijn in de
komende drie jaar weliswaar groter dan € 25 mln, maar de Raad heeft
daarvoor in zijn huidige begroting reeds middelen beschikbaar. In latere
jaren nemen de benodigde investeringen af en levert KEI zelfs
besparingen op. Deze kosten zullen niet gelijkmatig over de jaren heen
verdeeld zijn, maar daartoe beschikt de Rechtspraak over reserves. De
extra middelen, in combinatie met deze aanwezige reserves, zijn
toereikend om de benodigde investeringen te doen en uit de rode cijfers
te blijven.

Vraag:

Ten aanzien van de tekorten bij de rechtspraak wordt een gat van 143
miljoen euro gedicht met 20 miljoen euro en wordt ook nog eens bezuinigd
op waardevolle alternatieven. De minister wordt gevraagd om een
uitgebreide reactie hierop.

Antwoord:

In de externe validatie die samen met de begrotingsbrief aan uw Kamer is
toegezonden staat dat met name de investeringen in het programma KEI en
de efficiencytaakstelling van het kabinet zorgen dat er sprake is van
een te krap budgettair kader. Om die reden wordt er een bedrag van €
20 mln. in 2016 en € 25 mln. structureel vanaf 2017 toegevoegd aan het
budget van de Rechtspraak. De benodigde investeringen in KEI zijn in de
komende drie jaar weliswaar groter dan € 25 mln, maar de Raad heeft
daarvoor in zijn huidige begroting reeds middelen beschikbaar. In latere
jaren nemen de benodigde investeringen af en levert KEI zelfs
besparingen op. Deze kosten zullen niet gelijkmatig over de jaren heen
verdeeld zijn, maar daartoe beschikt de Rechtspraak over reserves. De
extra middelen, in combinatie met deze aanwezige reserves, zijn
toereikend om de benodigde investeringen te doen en uit de rode cijfers
te blijven. Dit wordt in het voorjaar duidelijk.

Vraag:

Het is logisch dat het NFI niet met een open einde financiering kan
werken, maar calamiteiten zoals MH17 moeten wel door het departement
kunnen worden opgevangen. Graag een reactie.

Antwoord:

Het budget van het NFI en de extra middelen zijn bedoeld voor de
reguliere SLA-werkzaamheden ten behoeve van de strafrechtketen. 

De financiering van de kosten en capaciteit die nodig zijn bij grote
rampen zoals de ramp met MH17 worden per situatie bekeken. 

Ten behoeve van de werkzaamheden rond de ramp met MH17 heeft het NFI in
2014 €1.6 mln. aan extra middelen ontvangen. 

Deze middelen zijn voornamelijk gebruikt voor de uitbesteding van
reguliere SLA-werkzaamheden die in het gedrang zijn gekomen. 

Immers, een deel van de bestaande onderzoekscapaciteit van het NFI is
ingezet voor de werkzaamheden rond MH17. 

Ook de kosten in 2015 als gevolg van werkzaamheden rond MH17 worden
extra gefinancierd en komen dus niet ten laste van het reguliere
SLA-werkzaamheden ten behoeve van politie en OM.

Vragen van het lid Sjoerdsma, S.W. (D66)

Vraag:

Hoe kijkt de staatssecretaris aan tegen de krantenberichten over
verhuisbewegingen van asielzoekers en incidenten in de
vreemdelingenketen?

Antwoord:

Mijn inzet is er op gericht om het aantal verhuisbewegingen zo veel als
mogelijk te beperken. Gezien de huidige instroom en de weinig vrije en
beschikbare opvangplekken, zijn verplaatsingen echter niet geheel te
voorkomen.

Dit brengt voor asielzoekers logischerwijs spanningen met zich mee. Het
aantal incidenten is dan ook toegenomen. Echter, de toename is zeker
niet evenredig aan de verhoogde instroom.  

Verder zien we maatschappelijke onrust over de komst van
vreemdelingen. Incidenten, zoals ook vandaag weer in het nieuws, zijn
onacceptabel. De Politie is hierop alert en maakt met het lokale gezag
afspraken over de wijze van optreden.

Vraag:

Is met de aanpassingen van de begroting van VenJ de kwaliteit van de
registratie van asielzoekers nu wel gewaarborgd? 

Antwoord:

Ja. De maatregelen uit het verbeterplan van de politie zijn direct
ingevoerd en houden in dat kleding en bagage- onderzoek bij het
ID-onderzoek worden betrokken. Indien daartoe aanleiding bestaat hoort
de politie de vreemdeling, vreemdelingenrechtelijk dan wel
strafrechtelijk. Ook leest de politie gegevensdragers zoals telefoons
uit indien daartoe aanleiding bestaat.

Vraag:

Kan de staatssecretaris toezeggen dat de kosten voor de opvang van
asielzoekers die gemeenten maken worden gedekt en niet ten koste gaan
van lokale uitgaven?

Antwoord:

Ik ben met de VNG in overleg over een redelijke vergoeding voor
gemeenten voor de kosten die gemeenten maken voor de crisisnoodopvang.

Ik werk daarom aan de totstandkoming van bestuurlijke afspraken met de
VNG en provincies over een groot aantal zaken dat betrekking heeft op de
hoge instroom van asielzoekers en de huisvesting van vergunninghouders.
Op al deze gebieden hebben gemeenten en Rijk elkaar nodig. Een
aangepaste afspraak over de vergoeding aan gemeenten voor de kosten van
de crisisnoodopvang maakt deel uit van dit hele pakket. Ik streef er
naar om aan het eind van deze week tot overeenstemming te komen.

Vraag:

Sterke buitengrenzen en gezamenlijke controles zijn essentieel. Wil het
kabinet inzetten op een EU grensbewakingsorganisatie? 

Antwoord:

Versterking van de Europese buitengrenzen is noodzakelijk. In december
zal de Commissie haar voorstellen voor de versterking van het mandaat
van Frontex presenteren. Een Europese grensbewakingsorganistie is
daarbij geen doel op zich, maar ook geen taboe. Het gaat er om dat de
buitengrenzen worden versterkt daar waar landen zelf te kort schieten.
Daar waar het goed loopt, is er geen noodzaak voor de inzet van een
Europese grenswacht. 

Vraag:

Gevraagd wordt of de extra gelden voor de asielprocedure ervoor moeten
zorgen dat de wachttijden in de procedures niet verder oplopen. Kan de
staatssecretaris voorts reageren op de oplopende wachttijden in de
asielprocedure?

Antwoord:

Ik stel alles in het werk om alle aanvragen binnen de geldige wettelijke
beslistermijn af te handelen. De IND-capaciteit is eerder dit jaar
uitgebreid, maar niettemin kan het momenteel bijna een half jaar duren
voordat de IND een ingediende asielaanvraag daadwerkelijk in behandeling
neemt. In geval van nader onderzoek kan de behandeling worden voortgezet
in de verlengde asielprocedure. 

Door de procedures van asielzoekers uit veilige landen zo snel mogelijk
af te doen, en daarbij ook terugkeer te realiseren, wordt getracht om de
asielprocedure – en de opvang – verder te ontlasten.

Vraag:

Hoe kan een verbetering van de vreemdelingenketen worden gerealiseerd
binnen de middelen die daar nu voor uit zijn getrokken? De middelen zijn
amper genoeg om de noodopvang te financieren, laat staan om de keten te
verbeteren. 

Antwoord:

Met de brief van afgelopen vrijdag heeft het kabinet besloten om voor
IND en Nidos extra aanvullende middelen vrij te maken, teneinde
problemen in de uitvoering te voorkomen. Bij najaarsnota zal het
kabinet, zoals gevraagd in de motie Slob, een meerjarig overzicht geven
over de extra kosten die voortkomen uit de hogere asielinstroom, ook
voor de opvang. Daarnaast zal, conform de bestaande systematiek, het
kabinet bij voorjaarsnota bezien of er aanvullende middelen noodzakelijk
zijn op basis van de dan geldende ramingen.

Vraag:

Komt er een integraal plan voor de opvang van asielzoekers met daarin
aandacht voor onderwijs, gezondheidszorg en dergelijke? Kan de
staatssecretaris toezeggen dat de kosten die gemeenten moeten maken voor
opvang worden bekostigd uit de asielreserve? 

Antwoord:

Met de brief van afgelopen vrijdag heeft het kabinet besloten om voor
IND en Nidos extra aanvullende middelen vrij te maken, om problemen in
de uitvoering te voorkomen. Bij najaarsnota zal het kabinet, zoals
gevraagd in de motie Slob, een meerjarig overzicht geven over de extra
kosten die voortkomen uit de hogere asielinstroom. Daarnaast zal,
conform de bestaande systematiek, het kabinet bij voorjaarsnota bezien
of er aanvullende middelen noodzakelijk zijn op basis van de dan
geldende ramingen. 

De afspraken over huisvesting, integratie, onderwijs en zorg zijn nu nog
onderwerp van gesprek met de gemeenten. Zodra de afspraken met
gemeenten rond zijn, wordt uw Kamer hierover door de Minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en mijzelf geïnformeerd.

Vraag:

Heeft de staatssecretaris het proces rond de verwachte instroom van
vluchtelingen op orde, wanneer wordt voorgesteld om jonge mannelijke
vluchtelingen op straat te slapen en gemeenten te straffen?

Antwoord:

Laat duidelijk zijn dat er geen voornemens bestaan om asielzoekers met
recht op opvang zonder onderdak te laten. Al maanden is mijn inzet om te
waarborgen dat geen asielzoeker zonder onderdak blijft, en ondanks de
hoge instroom zijn we daarin met hulp van de gemeenten steeds geslaagd.
Natuurlijk wordt er nagedacht over de situatie dat er tijdelijk niet
meer voldoende bedden zijn. Het zou onverstandig en zelfs onverantwoord
zijn daar niet over na te denken, maar de inzet is er absoluut op
gericht die situatie te voorkomen.

Vraag:

Van de 60,5 miljoen die naar het IND gaat, komt 70 miljoen voort uit
bezuinigingen op de IND zelf. De helft van de dekking komt uit de
middelen van de Europese Unie voor de opvang van asielzoekers die worden
herplaatst door de Europese Unie. Hoe wil de staatssecretaris verkopen
dat hiermee een verbetering van de keten gefinancierd kan worden,
terwijl het slechts voor de opvang van deze mensen bedoeld is. 

Antwoord:

De helft van de tegemoetkoming vanuit de EU (€ 27 mln.) wordt ingezet
ter dekking van de bijdrage aan IND en Nidos. In 2016 zal Nederland €
54 mln. van de EU ontvangen voor de overname van asielzoekers uit
Italië, Griekenland en Hongarije conform het plan van de Europese
Commissie. De bijdrage is bedoeld voor zowel de toelating als
de opvang van deze groep asielzoekers, dus voor versterking van de hele
keten.

Vragen van het lid Voordewind, J.S. (Chr. Unie)

Vraag:

Er komt 20 miljoen euro bij voor de rechtspraak, maar een groot deel
hiervan gaat naar de ICT (bv. KEI). Zit er nog ruimte in dit bedrag voor
de versterking van de rechtspraak zelf?

Antwoord:

Met het bedrag van € 20 mln. in 2016 en € 25 mln. dat structureel
vanaf 2017 aan de Raad voor de rechtspraak wordt toegekend, wordt de
Raad in staat geacht KEI te financieren en zal, indachtig de motie
Slob/Samson, het gesprek over de invulling van de zaakspakketten worden
voortgezet. Overigens is het programma KEI meer dan een ICT-project: het
draagt bij aan de versterking van de Rechtspraak door vereenvoudiging,
versnelling en digitalisering van procedures, waarbij de regierol van de
rechter verder wordt ingevuld.

Vraag:

Ten aanzien van de dekking van het bedrag van 250 miljoen euro wordt
gevraagd of de minister niet vreest dat hij aan het einde van 2016 naar
de Tweede Kamer moet komen omdat hij geld tekort komt, aangezien 50
miljoen euro van andere ministeries moet komen, 15 miljoen euro binnen
het ministerie bezuinigd moet worden en de geraamde opbrengsten van
schikkingen en fraudeopsporing wel heel optimistisch zijn. 

Antwoord:

Zoals ik met de minister van Financiën al aangaf in de aan uw Kamer
verzonden brief, is het kabinet van mening dat er een solide begroting
ligt, dat geldt ook voor de gevonden dekking. Over de invulling van de
50 mln. euro van andere departementen wordt u bij Voorjaarsnota
geïnformeerd. De besparing van 15 mln. euro op de bedrijfsvoering
binnen het eigen ministerie vangt aan in 2017, waardoor er voldoende
tijd is om het realiseren van deze bezuiniging goed voor te bereiden.
Ten aanzien van de schikkingen geldt dat eventuele afwijkingen in de
realisatie niet ten laste van de VenJ-begroting komen. De raming voor
inkomsten uit fraudebestrijding zijn niet direct volledig te realiseren,
om die reden kent de geraamde opbrengst ook een geleidelijke oploop
over de jaren.

Vraag:

Is de staatssecretaris bereid om het tijdstip van inreis in Nederland
doorslaggevend te laten zijn bij de vraag of de nareisbepaling van
artikel 29 van de Vreemdelingenwet van toepassing is? Dit in verband met
de minderjarige asielzoekers die Nederland binnenkomen en vanwege de
achterstand in de asielprocedure meerderjarig zijn als het verzoek
uiteindelijk wordt behandeld. 

Antwoord:

Alleenstaande minderjarige vreemdelingen die in het bezit worden gesteld
van een asielvergunning kunnen hun ouders naar Nederland laten komen in
het kader van nareis. Als de aanvrager (op het moment van de aanvraag
voor nareis) eenmaal meerderjarig is, vervalt ook het recht op nareis.
De mogelijkheid om ouders te laten nareizen is alleen bedoeld voor
personen die minderjarig zijn. Dat is in de casus waarover de vraag gaat
niet het geval. Ik zie geen reden om af te wijken van deze procedure.

Dat neemt overigens niet weg dat op grond van artikel 8
EVRM meerderjarige vreemdelingen een aanvraag kunnen indienen om hun
ouders te laten komen. Die aanvraag zal dan binnen de kaders van het
EHRM worden beoordeeld.

Vraag:

Gevraagd wordt om een antwoord van de staatssecretaris op de vraag hoe
etnische Armeniërs uit Azerbeidzjan die niet aan de juiste papieren
kunnen komen toch kunnen naturaliseren. Kan de staatssecretaris aangeven
dat er niet opnieuw obstakels worden opgeworpen?

Antwoord:

Er is geen sprake van het opwerpen van obstakels. In mijn brief van 26
oktober jl. heb ik een beleidsaanpassing doorgevoerd voor etnische
Armeniërs uit Azerbeidzjan inhoudend dat bij het indienen van een
naturalisatieverzoek niet langer om documenten wordt gevraagd. Deze
aanpassing is van kracht met ingang van 26 oktober jl. Op dit moment is
een wijziging van de Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op
het Nederlanderschap in voorbereiding waarvan publicatie in de
Staatscourant is gepland in januari 2016.

Vraag:

De motie Slob/Samson over het uitkleden van lokale rechtbanken voreg
onder meer om de alternatieven die de gemeenten aandragen te
onderzoeken. Wat zijn de uitkomsten van het gesprek met de gemeenten? Is
de minister bereid de RvdR te vragen het besluit verder uit te stellen
en in overleg te treden met de gemeenten om te kijken of op de zeven
locaties gewoon volwaardige rechtbanken open gehouden kunnen worden? 

Antwoord:

De burgemeester van Dordrecht heeft namens de zeven gemeenten
alternatieven aangedragen. Die zien op betaald medegebruik door
mede-overheden en organisaties die dichtbij de publieke dienstverlening
staan. De Rechtspraak zoekt waar nodig naar partijen die de statuur en
onafhankelijke uitstraling van de Rechtspraak niet schaden. Uiteraard
moet dat beleid worden voortgezet.

In mijn brief van 20 november jl. heb ik aangegeven met de Raad voor de
rechtspraak het gesprek over de invulling van de zaakspakketten voort te
zetten. Ook met mijn collega voor Wonen en Rijksdienst voer ik overleg
over de voorgenomen huisvestingsplannen van de Rechtspraak.

Vraag:

Kan de staatssecretaris de garantie geven dat het voor vluchtelingen
altijd mogelijk zal blijven om asiel aan te vragen? 

Antwoord:

Zoals uiteengezet in de brief van 8 september jl. is en blijft het
uitgangspunt dat internationale bescherming geboden wordt aan personen
die dat nodig hebben in lijn met relevante internationale
verplichtingen. Bescherming kan echter ook geboden worden in landen in
de regio. Door middel van gerichte ondersteuning en investeringen moet
de opvang in de regio dermate versterkt worden dat terugkeer naar deze
landen mogelijk wordt op 'veilige derde landen'-gronden. Hoewel het in
technische zin mogelijk zal blijven om in Nederland een asielaanvraag in
te dienen, zal in die gevallen snel worden overgegaan tot
afwijzing, zonder inhoudelijke behandeling, middels een
niet-ontvankelijk verklaring.    

Nederland pleit in EU verband voor het realiseren van deze aanpak,
waarvan duidelijk is dat het tijd zal vergen. In de tussenliggende
fase zet Nederland zich daarom in voor totstandkoming van een billijke
verdeling van asielzoekers over de EU lidstaten op grond van een
billijke verdeelsleutel.

Vraag:

Kan de staatssecretaris toezeggen dat het kabinet geen mensen op straat
zal zetten en dat de vluchtelingen niet in tenten of paviljoens worden
ondergebracht als het straks vriest, maar dat ze een dak boven hun hoofd
hebben?

Antwoord:

Laat duidelijk zijn dat er geen voornemens bestaan om asielzoekers met
recht op opvang zonder onderdak te laten. Al maanden is mijn inzet om te
waarborgen dat geen asielzoeker zonder onderdak blijft, en ondanks de
hoge instroom zijn we daarin met hulp van de gemeenten steeds geslaagd.
Paviljoens maken daar inmiddels ook deel vanuit. Voorlopig zullen tenten
en paviljoens ook noodzakelijk onderdeel van de onderdakvoorzieningen
blijven. De kwaliteit van paviljoens is uiteraard wel zodanig dat het
ook bij vorst verantwoord is hier mensen in te huisvesten. Natuurlijk
wordt er nagedacht over de situatie dat er tijdelijk niet meer
voldoende bedden zijn. Het zou onverstandig en zelfs onverantwoord zijn
daar niet over na te denken, maar de inzet is er absoluut op gericht die
situatie te voorkomen.

Vraag:

Volgend jaar zullen naar verwachting 58.000 vluchtelingen instromen. Er
is meer geld nodig om deze mensen op te vangen. Is de staatssecretaris
bereid om geld bij te plussen voor het COA?

Antwoord:

Met de brief van afgelopen vrijdag heeft het kabinet besloten om voor
IND en Nidos extra aanvullende middelen vrij te maken, om problemen in
de uitvoering te voorkomen. Bij NJN zal het kabinet, zoals gevraagd in
de motie Slob, een meerjarig overzicht geven over de extra kosten die
voortkomen uit de hogere asielinstroom. Daarnaast zal, conform de
bestaande systematiek, het kabinet bij voorjaarsnota bezien of er
aanvullende middelen noodzakelijk zijn op basis van de dan geldende
ramingen.

Vraag:

Er zijn extra gelden beschikbaar voor de Nationale Politie en er is 138
miljoen toegezegd in de Kamerbrief over de aanpassingen op de begroting
van afgelopen vrijdag. Is dit geld voorzien voor problemen bij de
politie? Is dit bedrag een reactie op de kritiek over de gang van zaken
binnen de politie? Worden deze 138 miljoen euro besteed aan de politie
CAO?

Antwoord:

De in de begrotingsbrief van afgelopen vrijdag genoemde bedragen in de
gereserveerde post komen ten gunste van de Nationale Politie en de
rechtsbijstand.

•        De timing en verdeling daarvan is afhankelijk van de
uitkomsten van onderzoek, de onderhandelingen inzake de cao en de
besluitvorming omtrent de uitkomsten van de commissie Wolfsen,
waaronder de mogelijke extra financiële gevolgen van rechtsbijstand
in het kader van ZSM en de invoering van het recht van verdachten op een
raadsman bij politieverhoor.

•        Het op te starten onderzoek naar verbetering kwaliteit
opsporing wordt in het voorjaar 2016 verwacht, de snelheid inzake de
CAO onderhandelingen is afhankelijk van beide partijen. Het rapport van
de commissie Wolfsen wordt 30 november aanstaande aan mij aangeboden. In
het voorjaar 2016 kom ik met een kabinetsreactie.

Vragen van het lid Tongeren, L. van (Groen links)

Vraag:

Krijgen politie en OM voldoende ruimte hun werk te doen? 

Antwoord:

Ja. In mijn brief van 20 november 2015 inzake de ontwerpbegroting 2016
en in de Contourennota versterking opsporing van 23 november jl. ben ik
daar specifiek op ingegaan.

Uit de validatie van een onafhankelijk deskundige blijkt dat het OM op
koers ligt om de taakstelling zonder extra middelen te realiseren. Omdat
het kabinet hecht aan een toekomstgericht OM dat –naast het behalen
van benodigde efficiencywinsten– de ruimte heeft om te investeren in
ICT om de huidige werkprocessen en het kwaliteits- en serviceniveau een
stevige impuls te geven, stelt het kabinet vanaf 2016 structureel € 15
mln. beschikbaar aan het OM. In aanvulling daarop zijn per 2016
additionele middelen beschikbaar gesteld om uitvoering te kunnen geven
aan de aanbevelingen van de commissie Hoekstra (€ 6,8 mln. in 2016 en
per 2019 structureel € 5 mln). Daarnaast heeft het OM structureel
extra middelen ontvangen voor de aanpak van onderwerpen met een
internationale dimensie (€ 5 mln. in 2015 oplopend tot € 20 mln.
structureel vanaf 2017) en voor contraterrorisme (€ 0,8 mln. in 2016
oplopend tot € 2,1 mln. structureel vanaf 2018).

Ten aanzien van de politie, laat ik als opmaat naar de begroting 2017 en
verder onderzoeken of de thans voorziene omvang van het budget voor de
materiële lasten de huidige ambities ten aanzien van prestaties,
dienstverlening, kwaliteit personeel, huisvesting, ICT et cetera
duurzaam gerealiseerd kunnen worden. De resultaten van dit onderzoek
zullen worden betrokken bij de Voorjaarsnota 2016.

Vraag:

Waar komen de structurele 250 miljoen euro vandaan? Waar gaat dit budget
naartoe? En zijn het structurele verbeteringen?

Antwoord:

In de aan uw Kamer verzonden brief dd 20 november jl. is toegelicht hoe
de uitgaven en dekking t.a.v. de structurele 250 mln. euro zijn
opgebouwd. Het bedrag van 250 mln. betreft voor 200 mln. structurele
investeringen in het OM, de rechtspraak, het NFI, de reclassering,
politie en rechtsbijstand.

Vraag:

Hoe zit het met de spoorwegpolitie?

Antwoord:

Met de komst van de Nationale Politie is de Spoorwegpolitie, net als de
voormalige diensten Verkeerspolitie, Waterpolitie en Luchtvaartpolitie,
ondergebracht in de dienst Infrastructuur van de Landelijke Eenheid. De
kerntaken van de dienst infrastructuur zijn het handhaven van de
openbare orde en veiligheid, het opsporen van strafbare feiten op de
Nederlandse (hoofd)infrastructuur en signaleren, adviseren en
coördineren. De capaciteit en expertise van de dienst Infrastructuur
zijn flexibel inzetbaar. Dat betekent dat alle medewerkers van deze
dienst inzetbaar zijn voor de domeinen Spoor, Verkeer en Water. Het
domein Spoor is met de komst van de nieuwe nationale politieorganisatie
wel degelijk nog bezet en kan door de flexibele inzet van deze dienst
infrastructuur meer slagkracht voor het domein spoor inzetten. Indien er
specifieke kennis, capaciteit of middelen op de vier
vervoersmodaliteiten (spoor, weg, water en lucht) benodigd zijn kan de
Regionale eenheid een beroep doen op de collega’s van de Landelijke
eenheid. Denk bijvoorbeeld aan het technisch onderzoek na ontsporing van
een trein of het technisch onderzoek na een aanvaring. 

Aanvullend hierop zijn in overleg met de staatssecretaris van
Infrastructuur en Milieu, de NS, ProRail en de vakorganisaties van de
spoorwegbedrijven goede afspraken gemaakt. Op de twintig grootste
stations is – uit de bestaande formatie – een gebiedsagent aanwezig.
In de brief van de staatssecretaris van IenM, de minister van BZK en de
minister van VenJ van 11 november jl.  is deze aanpak voor meer sociale
veiligheid bevestigd.

Vraag:

Blijven alle rechtbanken of kleden we er een aantal uit?

Antwoord:

Alle 11 rechtbanken blijven. Dat geldt eveneens voor alle 32
zittingslocaties. Met uitzondering van enkele wettelijke landelijke
concentraties kunnen burgers en bedrijven bij die 11 rechtbanken voor
alle zaken terecht. Dat geldt niet voor de 32 zittingslocaties.
Materieel heeft er altijd verscheidenheid bestaan tussen de 32 locaties,
variërend van een kleine locatie in de zittingsplaats Nijmegen, zonder
kantoorruimte, tot een grote locatie in de zittingsplaats Amsterdam. In
mijn begrotingsbrief van 20 november jl. heb ik aangegeven indachtig de
motie Slob/Samsom het gesprek over de invulling van zaakspakketten met
de Raad voor de rechtspraak te zullen voortzetten.

Vraag:

Hoe komt die 250 miljoen euro vanaf 2017 structureel terecht?

Antwoord:

In de aan uw Kamer verzonden brief dd 20 november jl. is toegelicht hoe
de uitgaven en dekking t.a.v. de structurele 250 mln. euro zijn
opgebouwd. Het bedrag van 250 mln. betreft voor 200 mln. structurele
investeringen in het OM, de rechtspraak, het NFI, de reclassering,
politie en rechtsbijstand.

Vraag:

De prognose van het aantal vluchtelingen is aangepast naar 58.000. De
opvangcrisis vraagt om fatsoenlijke financiering. Kan de regering bij
najaarsnota de begroting voor de opvang aanpassen aan de nieuwe
prognose?

Antwoord:

Met de brief van vrijdag 20 november heeft het kabinet besloten om
voor de IND en Nidos extra aanvullende middelen vrij te maken, om
problemen in de uitvoering te voorkomen. Bij Najaarsnota zal het
kabinet, zoals gevraagd in de motie Slob, een meerjarig overzicht geven
over de extra kosten die voortkomen uit de hogere asielinstroom.
Daarnaast zal, conform de bestaande systematiek, het kabinet bij
Voorjaarsnota bezien of er aanvullende middelen noodzakelijk zijn op
basis van de dan geldende ramingen.

Vraag:

Ik vraag de staatssecretaris met klem om het COA op te dragen voor
kleine opvanglocaties te kiezen in plaats van grote. Kostenbesparing mag
niet boven het maatschappelijk draagvlak en kwaliteit van de opvang
gaan. 

Antwoord:

In de Kamerbrief van 11 november jl. over recente ontwikkelingen in de
asielinstroom is ingegaan op de aangenomen motie over kleinschalige
opvang. In het AO opvang, terugkeer en vreemdelingenbewaring van 12
november jl. hebben we vervolgens uitvoerig over dit onderwerp
gesproken. Hierbij heb ik aangegeven dat ik niet tegen kleinschalige
opvang ben. Maar het COA opdragen voor kleine locaties te zorgen in
plaats van grote locaties past niet bij de huidige realiteit.

Ik moet vanwege de hoge instroom veel meer plekken realiseren. Als ik
het aantal opvangplaatsen per locatie dan ook nog moet afschalen, dan
moet het aantal te openen locaties vele malen vermenigvuldigd worden. De
optelsom moet immers blijven kloppen. Ik kan daarom niet toezeggen dat
we vanaf nu alles kleinschalig doen.

Ik wil een stabiele opvangsituatie creëren, waarbij er structureel
voldoende bedden beschikbaar zijn. Om deze uitdaging het hoofd te bieden
is het van belang dat we ons realiseren dat we in dit vraagstuk één
gemeenschappelijk belang hebben, namelijk dat er adequate opvang is voor
iedereen die daar recht op heeft. Dit moet dan ook het vertrekpunt zijn
waarbij, zoals door uw Kamer verzocht, kleinschaliger opvang zeker niet
wordt uitgesloten. Het COA kijkt hoe kleinschaliger locaties in te
zetten zijn voor een tijdelijke duur - en in aanvulling op de bestaande
vastgoedportefeuille - naast locaties van grotere omvang. Dit
is bijvoorbeeld het geval in Gulpen, Velp, Ootmarsum en Tilburg. 

Wat betreft het adequaat inzetten van kleinschaliger locaties wijs ik
bovendien opnieuw op de noodzaak om vergunninghouders uit de opvang te
plaatsen om zo de opvang te ontlasten. In dit kader is in het
bestuurlijk overleg tussen kabinet, provincies en gemeenten van 9
oktober jl. afgesproken om ook kleinere locaties te benutten voor het
bieden van (tijdelijke) onderdak door gemeenten aan vergunninghouders.
Dit betekent dus dat locaties van elke omvang kunnen worden ingezet in
de vreemdelingenketen en niets onbenut hoeft te blijven.

Vraag:

Wil de staatssecretaris de mogelijkheden onderzoeken van een
opvangsysteem waarbij het COA alleen nog verantwoordelijk is voor de
opvang van asielzoekers voorafgaand en tijdens registratie, en gemeenten
de opvang tijdens de procedure verzorgen? 

Antwoord:

In het AO opvang, terugkeer en vreemdelingenbewaring van 12 november
is over dit onderwerp gesproken. Ik gaf toen aan dat het COA samenwerkt
met gemeenten en dat dat ook de voorkeur heeft. De vraag gaat bovendien
uit van een behoefte die ik niet herken. Er komt heel veel kijken bij de
opvang van asielzoekers.

Het is niet alleen het realiseren van een pand met bedden. Zeker als
asielzoekers in procedure zijn, zit er ook een heel logistiek proces aan
vast, omdat er onder meer gesproken moet worden met de IND,
rechtsbijstand en VluchtelingenWerk. Daarnaast moet de toegang tot
medische zorg en voor kinderen tot onderwijs goed geregeld zijn.

Het is voor een gemeente nog niet zo simpel om dit net zo
(kosten)efficiënt te regelen als het COA dat doet. Bovendien worden
asielzoekers nu allemaal op een gelijke manier behandeld, doordat de
opvang centraal georganiseerd is. Opvang betekent daarnaast begeleiding
door professionele medewerkers; het COA verzorgt onderdak én
begeleiding. Dat alles is in het belang van de vreemdeling.

De veronderstelling dat opvang door gemeenten het beste zou zijn voor
omwonenden en de vreemdeling, deel ik dan ook niet. Het maatschappelijk
draagvlak kan ook door COA en gemeenten gezamenlijk goed geregeld
worden, zoals dat nu in de praktijk gelukkig ook overwegend gebeurt. Het
heeft daarom mijn voorkeur dat COA en gemeenten gezamenlijk blijven
optrekken en elkaar waar nodig ondersteunen. Ik zie geen aanleiding hier
aanpassingen in aan te brengen.

Vragen van het lid Staaij, C.G. van der (SGP)

Vraag:

Is de 15 miljoen euro extra genoeg voor het Openbaar Ministerie? Kan het
Openbaar Ministerie daarmee wèl de strijd tegen de criminaliteit
winnen? 

Antwoord:

Uit de validatie van een onafhankelijk deskundige blijkt dat het OM op
koers ligt om de taakstelling zonder extra middelen te realiseren. Omdat
het kabinet hecht aan een toekomstgericht OM dat –naast het behalen
van benodigde efficiencywinsten– de ruimte heeft om te investeren in
ICT om de huidige werkprocessen en het kwaliteits- en serviceniveau een
stevige impuls te geven, stelt het kabinet vanaf 2016 structureel € 15
mln. beschikbaar aan het OM. In aanvulling daarop zijn per 2016
additionele middelen beschikbaar gesteld om uitvoering te kunnen geven
aan de aanbevelingen van de commissie Hoekstra (€ 6,8 mln. in 2016 en
per 2019 structureel € 5 mln). Daarnaast heeft het OM structureel
extra middelen ontvangen voor de aanpak van onderwerpen met een
internationale dimensie (€ 5 mln. in 2015 oplopend tot € 20 mln.
structureel vanaf 2017) en voor contraterrorisme (€ 0,8 mln. in 2016
oplopend tot € 2,1 mln. structureel vanaf 2018).

Vraag:

Hoe staat het met de geestelijke verzorging van politieagenten?

Antwoord:

Op dit moment wordt uitgewerkt hoe de aandacht voor
zingevingsvraagstukken het beste kan worden vormgegeven binnen het
politiekorps, als onderdeel van het politievakmanschap en als onderdeel
van de zorg voor en begeleiding van het politiepersoneel. Bezien wordt
op welke wijze daar vanuit het vak geestelijke verzorging ondersteuning
aan kan worden gegeven.

Bij de uitwerking wordt zowel interne als externe expertise op het
gebied van zingeving betrokken, waaronder expertise vanuit de Diensten
Geesterlijk Verzorging van Defensie. 

Binnenkort ontvang ik een advies van de korpschef hierover. Dat advies
zal ik ook met de politievakorganisaties bespreken.

Ik heb u in mijn brief van 2 juli 2015 toegezegd dat ik u over de
uitkomsten hiervan nader zal informeren.

Vraag:

Onlangs is naar buiten gebracht dat de regering structureel 250 miljoen
euro extra gaat investeren in veiligheid. Wat blijft er nu echt over van
die 250 miljoen? Wordt hiermee nu écht tegemoet gekomen aan de druk op
de veiligheidsketen? 

Antwoord:

Van de 250 mln. euro wordt structureel 200 mln. uitgetrokken voor
investeringen in diverse organisaties binnen het VenJ-domein. Deze
organisaties worden met deze middelen in staat gesteld om ook in de
toekomst op een adequate manier hun rol in de justitieketens te
vervullen.

Vraag:

Kan de minister reageren op de oproep van de SGP om er alles aan te doen
om niet alleen het totale aantal wijkagenten te halen, maar om een goede
verdeling te realiseren van 1 op de 5000 inwoners?

Antwoord:

Zoals ik in mijn brief van 23 november jl. over het aantal wijkagenten
heb uiteengezet is in de Politiewet 2012 bepaald dat de verdeling van de
sterkte binnen de regionale eenheden een verantwoordelijkheid is van de
burgemeesters en de hoofdofficier van justitie. Dat geldt ook voor de
verdeling van wijkagenten binnen de regionale eenheid. Dit geschiedt in
het regionaal beleidsplan. De norm met betrekking tot wijkagenten geldt
dus op het niveau van de eenheid, juist omdat het aan het gezag is de
verdeling van de sterkte binnen de eenheid te bepalen. Dit is
uitdrukkelijk bepaald in de Politiewet 2012 en uitvoerig aan de orde
gekomen tijdens de wetsbehandeling.

Vraag:

Daders moeten meer oog krijgen voor de gevolgen van hun handelen voor de
slachtoffers en de samenleving. Hiervoor lopen zogenoemde SOS-projecten.
Hoe kunnen we waarborgen dat er ook op de lange termijn aandacht is voor
slachtoffers? Is er aandacht voor de lange termijn financiering van deze
trajecten?

Antwoord:

Herstel  is één van de vijf doelen van de kabinetsvisie Recht doen
aan Slachtoffers. 

Binnen het ketenbrede implementatieprogramma Recht doen aan Slachtoffers
werkt DJI aan herstel door gedetineerden te begeleiden bij het
verkrijgen van inzicht in de gevolgen van een delict voor slachtoffers.
Hiervoor worden in PI’s diverse herstelgerichte cursussen aangeboden.
In deze cursussen wordt gewerkt met filmmateriaal, interviews en
discussie. Gedetineerden worden geïnformeerd over de mogelijkheden van
slachtoffer-dadercontact. Afgelopen jaar is er extra aandacht gevraagd
voor dit soort cursussen met de Dag van Herstel die in alle PI’s is
(of wordt) gehouden. Tijdens deze dag krijgt ook het personeel
handvatten aangereikt om thema’s als schaamte, schuld en spijt
bespreekbaar te maken.

SOS (Spreken Over Schuld, cursus die Gevangenenzorg Nederland
verzorgt) is één van de opties om iets aan herstel te doen in een
Penitentiaire Inrichting. Tot en met 2016 krijgt DJI hiervoor
projectfinanciering vanuit het programma Recht doen aan
Slachtoffers. In 2016 loopt het implementatieprogramma Recht doen aan
Slachtoffers af. De komende maanden zal ik bezien hoe het
slachtoffergericht werken structureel geborgd kan worden bij de
organisaties in de strafrechtketen. Daarbij komt ook het herstelgericht
werken bij DJI aan de orde.

Vraag:

Welke mogelijkheden ziet het kabinet voor verlaging van de kosten voor
pleegzorg en adoptie, zodat voorkomen wordt dat men om financiële
redenen ervan moet afzien om adoptie- of pleegzorgouder te worden? 

Antwoord:

De regeling tegemoetkoming adoptiekosten is met ingang van 1 januari
2013 vervallen. Adoptieouders kunnen nog tot drie jaar na afronding van
de adoptieprocedure (dus uiterlijk tot 1 januari 2016) aanspraak maken
op deze regeling. Zoals ik uw Kamer in mijn brief van 28 mei jl. heb
laten weten, zie ik, mede gelet op de taakstelling, geen reden om met
een alternatieve regeling te komen. 

Voor pleegzorg bestaat een vergoeding; de kosten hiervan zijn niet
opgenomen in de VenJ-begroting maar in de VWS-begroting.

Zie hiervoor ook de antwoorden op de schriftelijke vragen die naar
aanleiding van de begroting zijn ingediend (nrs. 173 en 175).

Vraag:

Het afnemen van de nationaliteit bij terroristische misdrijven kan
alleen in geval van dubbele nationaliteit. Zou bij terroristische
misdrijven, in het geval van een enkelvoudige nationaliteit, niet de bij
de nationaliteit behorende rechten zoveel mogelijk kunnen worden
afgenomen, de zogenaamde ‘kale nationaliteit’?

Antwoord:

Het belangrijkste recht dat exclusief gebonden is aan het bezit van de
Nederlandse nationaliteit is het actief en passief kiesrecht voor de
Provinciale Staten en de Tweede Kamer. De Grondwet stelt grenzen aan het
kunnen uitsluiten van personen van het kiesrecht. Op grond van artikel
54, tweede lid, jo. artikel 4 van de Grondwet kan uitsluiting van het
kiesrecht slechts worden opgelegd door de strafrechter, bij een
onherroepelijke veroordeling tot een vrijheidsstraf van ten minste een
jaar ten aanzien van een daartoe bij de wet aangewezen delict.

Het Wetboek van Strafrecht maakt het bij verschillende (terroristische)
misdrijven reeds mogelijk om de pleger uit te sluiten van het kiesrecht.
De suggestie van de heer Van der Staaij om het bij meer terroristische
misdrijven mogelijk te maken dat personen door de strafrechter kunnen
worden uitgesloten van het kiesrecht zal ik met een positieve
grondhouding en in overleg met mijn ambtgenoot van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties, bekijken, zoals ik al eerder heb toegezegd.

Vraag:

In oktober heeft de staatssecretaris een adviesvraag gedaan naar een
toekomstbestendig adoptiebestel. Hebben we nu langzamerhand niet genoeg
onderzoeken?

Antwoord:

In het verleden zijn meerdere onderzoeken gedaan naar interlandelijke
adoptie. Het huidige onderzoek richt zich op scenario’s voor
toekomstbestendige inrichting van het adoptiestelsel. In mijn brief aan
uw Kamer van 18 september jl. heb ik u daarover geïnformeerd. Dit
onderzoek is gericht op de sturingsrelaties binnen het adoptiestelsel en
is noodzakelijk, gelet op de benodigde aanpassing van de Wet opneming
buitenlandse kinderen ter adoptie (WOBKA). Bovendien heeft de Inspectie
Jeugdzorg onlangs een ‘Signalering’ uitgebracht waarin zij
aanbeveelt om de rollen en verantwoordelijkheden van de betrokken
partijen te herijken.

Vraag:

Waarom maakt de minister niet meer haast met het wetsvoorstel dat een
bijzondere rechtvaardigheidsgrond voor geweldsmisbruik door agenten
biedt? Kan de reactie niet sneller dan in 2016 worden verwacht?

Antwoord:

In mijn brief van 16 november jl. (Kamerstukken II 2015/16, 29 628, nr.
588) heb ik aangegeven ernaar te streven het wetsvoorstel met een aparte
rechtvaardigingsgrond voor opsporingsambtenaren voor de zomer van 2016
bij uw Kamer in te dienen. Daaraan voorafgaand is een zorgvuldige
consultatie en advisering van de Raad van State noodzakelijk. Eerdere
indiening is niet mogelijk.

Vraag:

Wil de minister in navolging van Duitsland eens goed kijken naar de
Nederlandse wetgeving om te bezien of 'bevallen onder pseudoniem'
mogelijk gemaakt kan worden, met het oog op binnenlandse adoptie? Zo kan
de privacy van de moeder en het recht van het kind op
afstammingsinformatie gewaarborgd worden. 

Antwoord:

In mijn reactie op het rapport van de Raad voor de Strafrechtstoepassing
en Jeugdbescherming over Vondelingenkamer ben ik uitgebreid op deze
vraag ingegaan. In de Nederlandse situatie komt altijd de naam van de
moeder op de geboorteakte en is deze naam dus bekend voor het kind. Voor
de omgeving van de moeder is echter niet bekend dat zij een kind heeft
gekregen. Samenwerking tussen de Raad voor de Kinderbescherming, Fiom,
Siriz, Jeugdzorg Nederland en de gemeenten maakt bevallen onder
geheimhouding mogelijk. Ik zie daarom geen aanleiding om nader te bezien
of ‘bevallen onder pseudoniem’ mogelijk moet worden in Nederland.

Vraag:

Is de minister bereid de voorwaardelijke invrijheidstelling na het
uitzitten van tweederde van de straf voor terroristen te wijzigen in de
wet? Welke mogelijkheden zijn er daarvoor? 

Antwoord:

Het standpunt van de SGP-fractie over de voorwaardelijke
invrijheidstelling is mij bekend. Voor de regering staat het
bestaansrecht van de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling
niet ter discussie. Voorwaardelijke invrijheidstelling is noodzakelijk
voor een veilige en gecontroleerde terugkeer van gedetineerden in de
samenleving. Dat geldt ook voor gedetineerden die zijn veroordeeld voor
een terroristisch misdrijf.

Vraag:

Welke mogelijkheden zijn er om trajecten zoals ‘De Compagnie’ van
Gevangenenzorg dat investeert in een arbeidstraject al tijdens detentie,
financieel te steunen?

Antwoord:

Het totale budget voor vrijwilligerswerk in de sanctietoepassing
bedraagt thans € 3,2 miljoen per jaar.
Indien vrijwilligersorganisaties initiatieven willen ontplooien,
zoals de pilot 'De Compagnie', kunnen zij hiertoe een subsidieaanvraag
indienen.  

Vragen van het lid Krol, H.C.M. (50 plus)

Vraag:

Wanneer digitale aangifte niet kan, dan zullen de slachtoffers verder
moeten reizen om aangifte te kunnen doen op een politiebureau. Wat is de
reactie van de minister op het niet kunnen doen van digitale aangifte
door slachtoffers?

Antwoord:

Op dit moment kan aangifte via Internet worden gedaan voor een beperkt
aantal delicten zonder opsporingsindicatie. Mensen zonder internet
kunnen van deze delicten ook telefonisch aangifte doen of op het
politiebureau langskomen. De politie komt vaak bij ouderen langs die
slecht ter been zijn en aangifte willen doen. Dit is sowieso altijd het
geval bij  woninginbraken of geweldsdelicten. Ook bij de uitbreiding
van de elektronische aangifte, zoals voorzien in het wetsvoorstel
digitale processtukken, blijft de mogelijkheid bestaan van een aangifte
via persoonlijk contact.

Vraag:

Welke gevolgen heeft de digitalisering van de rechtspraak op de toegang
tot de rechtspraak voor Nederlandse burgers? 

Antwoord:

Met digitalisering wordt de rechtspraak toegankelijker gemaakt voor
burgers. In civielrechtelijke zaken is inschakeling van een deurwaarder
niet langer verplicht. Tenzij sprake is van verplichte
procesvertegenwoordiging, zal in civielrechtelijke en
bestuursrechtelijke zaken de burger, zelf zijn rechtszaak online kunnen
starten. Digitaal procederen zal voor de burger niet verplicht zijn. In
alle zaken zal de burger de voortgang in zijn zaak online kunnen volgen.

Vraag:

Vanaf 2016 wordt de bijdrage voor de geschillencommissie
consumentenzaken afgebouwd. Waarom is deze keus gemaakt?

Antwoord:

De tekorten op de begroting noodzaken tot het maken van pijnlijke
keuzes. Het afbouwen van de subsidie aan een private organisatie als de
SGC ligt meer voor de hand dan bezuinigen op publieke voorzieningen die
de veiligheid en rechtsbescherming moeten waarborgen. Gezien het belang
van de SGC voor het bedrijfsleven zelf heb ik er alle vertrouwen in dat
het bedrijfsleven het voortbestaan van de SGC niet in gevaar zal laten
komen. Het bestaan van de geschillencommissies geeft immers een
concurrentievoordeel en een snelle geschillenafdoening.

Bovendien zal de subsidie niet direct worden afgebouwd. Door een
langzame afbouw gedurende een aantal jaren zullen de SGC en
brancheorganisaties gezamenlijk in staat worden gesteld om de gevolgen
geleidelijk op te vangen.  Uiteraard zal ik de ontwikkelingen op de
voet volgen.

Gezien de eisen die ik stel aan de geschillencommissies en die een
eerlijk en deskundig proces waarborgen, acht ik het geen probleem dat
private geschiloplossing ook door private partijen wordt bekostigd.

Ik heb van het VNO-NCW en MKB een brief ontvangen over de afbouw van de
subsidie aan de SGC. Vanzelfsprekend ben ik bereid om met hen te
spreken.

Ik zal een amendement een amendement van uw Kamer wat betreft de afbouw
van de subsidie van de SGC voor 2016 positief tegemoet treden, waarbij
ik uw Kamer verzoek de dekking aan te geven.

Vraag:

Wat vindt de minister van het idee om coffeeshops legaal te bevoorraden?

Antwoord:

Het reguleren of legaliseren van de hennepteelt ter bevoorrading van de
coffeeshops is niet toegestaan volgens de internationale drugsverdragen
waar Nederland partij bij is, zowel in EU- als VN-verband. Daarbij komt
dat regulering of legalisering de problemen rond (georganiseerde)
criminaliteit niet zullen oplossen: het grootste deel van de in
Nederland geteelde hennep wordt geëxporteerd. Belangrijk blijft dat
criminaliteit en overlast rondom hennepteelt krachtig wordt bestreden
met een gezamenlijke, integrale aanpak, met inzet van alle daarvoor
beschikbare instrumenten. Daar is het beleid ook op gericht. Een
meerderheid van uw Kamer heeft zich tegen regulering en legalisering
uitgesproken.

Vraag:

Wat wordt verstaan onder 'speciale aandacht voor kwetsbare groepen'
(zoals ouderen) bij het uitrollen van NL Alert?

Antwoord:

Het kabinet realiseert zich dat kwetsbare groepen, zoals ouderen, minder
gebruik maken van mobiele telefonie. Daarom onderzoekt het kabinet de
mogelijkheden om hen in het kader van alarmering via onder andere NL
Alert beter te bereiken. De Kamer wordt hierover geïnformeerd.

Vraag:

Volgens de minister blijft de toegang tot recht voor min- en
onvermogenden gerealiseerd. Hoe dan?

Antwoord:

Om toegang tot het recht ook voor de lage inkomens te kunnen garanderen
kent Nederland onder andere een stelsel van gesubsidieerde
rechtsbijstand. Burgers met een kleine beurs kunnen bij juridische
problemen eerstelijns rechtsbijstand krijgen bij het Juridisch Loket en,
onder voorwaarden, een gesubsidieerde advocaat (tweedelijns
rechtsbijstand). Bij de toekenning van tweedelijns rechtsbijstand wordt,
naast op inkomen, getoetst aan het belang van de zaak.

Vraag:

Welke rol ziet de minister voor zichzelf voor wat betreft het bevorderen
van de weerbaarheid van thuiswonende ouderen die een makkelijk doelwit
zijn voor criminelen?

Antwoord:

Om te voorkomen dat ouderen het slachtoffer worden van High Impact
Crimes zijn en worden de volgende op deze kwetsbare groep gerichte
concrete acties ondersteund:

Jaarlijks worden duizenden senioren door vrijwillige huisbezoekers thuis
bezocht. Hierbij wordt samengewerkt met de Unie KBO (Katholieke Bond
Ouderen). Tijdens het bezoek kijkt een veiligheidsadviseur samen met de
senior in huis hoe het huis veiliger kan worden gemaakt. 

Ook heeft de Unie KBO inmiddels bijna honderd voorlichtingsbijeenkomsten
over heel Nederland gegeven. 

Alle 200.000 leden van de Unie KBO zijn door middel van het ledenblad
Nestor (met een lezersbereik van 350.000 mensen) voorgelicht over hoe
een overval in huis, een babbeltruc of inbraak kan worden voorkomen. 

Daarnaast werk ik samen met een groot aantal gemeenten en het Centrum
voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV). Gemeenten geven
voorlichting aan ouderen, het CCV geeft onder andere de brochure
‘Senioren en veiligheid uit’ die kan worden gebruikt bij
voorlichtingsbijeenkomsten en heeft een e-learning module voor senioren
ontwikkeld. Ook zijn er honderden digitale deurspionnen en
kierstandhouders verspreid onder deze doelgroep.

Vraag:

Mensen kunnen bij de notaris een levenstestament op laten stellen. Maar
de hoge kosten hiervan zijn drempelverhogend. Wil de minister meedenken
over het verlagen van deze drempel? 

Antwoord:

De kosten die gepaard gaan met het opstellen van een
levenstestament zijn afhankelijk van hoeveel werk hiermee gepaard gaat
voor de notaris. Notarissen stellen hun eigen tarieven vast. Een
levenstestament kan bijvoorbeeld enkel een volmacht betreffen voor het
regelen van specifieke financiële zaken of zeer gedetailleerde
volmachten betreffen voor zowel alle vermogensrechtelijke kwesties als
medische zaken.

Een levenstestament hoeft niet door de notaris te worden opgesteld, maar
kan ook in een onderhandse akte worden opgemaakt. In dat geval zijn er
geen notariskosten gemoeid met het opstellen van het levenstestament.

Vraag:

Wat is de reactie van de minister op uitspraken van de politie over de
bezuinigingen? Neemt de minister de zorgen van de politie serieus, is
hij bereid met de politie ingesprek te gaan en de bezuinigingen te
heroverwegen? 

Antwoord:

Uiteraard neem ik de zorgen serieus en ben ik en blijf ik in gesprek met
de nationale politie, zoals ik tot op heden altijd heb gedaan. Door
middel van de herijking van de reorganisatie geef ik een duidelijk
signaal af dat ik de politie, maar ook anderen (adviesorganen) heb
gehoord als het gaat om ambitie, omvang en snelheid van de
reorganisatie.

Als opmaat naar de begroting 2017 en verder laat ik onderzoeken  of de
thans voorziene omvang van het budget voor de materiële lasten de thans
bekende ambities ten aanzien van prestaties, dienstverlening, kwaliteit
personeel, huisvesting, ICT et cetera duurzaam gerealiseerd kunnen
worden. De resultaten van dit onderzoek zullen worden betrokken bij de
Voorjaarsnota. Ik houd dus rekening met de mogelijkheid dat de thans
beschikbaar gekomen extra middelen nog niet voldoende zijn. Maar ik wil
eerst precies weten welk deel van de ombuigingen kan worden gehaald
zoals dat ook bij het OM is gebeurd

Vraag:

Wat is de reactie van de minister op het nieuws dat het Europees
Parlement een voorstel steunt om Syriëgangers die terugkeren onder
toezicht van een rechter te plaatsen? 

Antwoord:

Dit is een nieuw voorstel voor mij. Ik zal daar uiteraard kennis van
nemen.

Ik heb in het debat over de aanslagen in Parijs al een uw Kamer
toegezegd dat ik de (on)mogelijkheden voor de aanpak van teruggekeerde
syrië-gangers in kaart zal brengen en uw Kamer daarover zal informeren.

Vraag:

De raad voor de rechtspraak wil niet wachten op de evaluatie met
betrekking tot herziening van de gerechtelijke kaart, maar gewoon de
zeven rechtbanklocaties sluiten. De minister wordt gevraagd om een
reactie op dit zorgelijke geluid.

Antwoord:

Er is geen sprake van sluiting van de zeven rechtbanklocaties. De
rechtspraak ziet mogelijkheden om besparingen te bereiken door het
zakenpakket op de betreffende zittingslocaties te verkleinen en
kantoorwerkplekken te concentreren. Alle 23 zittingslocaties blijven in
gebruik. De herziening van de gerechtelijke kaart heeft de rechtspraak
het benodigde kader en flexibiliteit geboden om wijzigingen aan te
brengen die nodig zijn om de rechtspraak bij de tijd te houden en ervoor
te zorgen dat rechtspraak ook in de toekomst kan voorzien in de
behoeften van alle burgers en bedrijven in Nederland. Omdat ik
financiering van leegstand uit publieke middelen geen optie vind, liggen
wijzigingen in de huisvesting van gerechten in de rede. Dat wil ik niet
blokkeren tot de evaluatie van de herziening gerechtelijke kaart in 2018
is afgerond. In mijn begrotingsbrief van 20 november jl. heb ik
aangegeven indachtig de motie Slob/Samsom het gesprek over de invulling
van zaakspakketten met de Raad voor de rechtspraak te zullen
voortzetten.

Vragen van het lid Kuzu, T. (GrKÖ)

Vraag:

Waarom is een eerlijke verdeling van asielzoekers over alle lidstaten
van de EU niet mogelijk? En waarom is een eerlijke verdeling van
asielzoekers over de Nederlandse gemeenten niet mogelijk? Waarom krijgen
sommige dorpen grote centra en andere, rijkere gemeenten geen
asielzoekers?

Antwoord:

Een eerlijke verdeling van asielzoekers over alle lidstaten is wat
Nederland voorstaat. Alleen op die manier creëer je een structurele
oplossing en voorkom je dat de grootste lasten worden gedragen door
slechts enkele landen. 

De eerste stappen zijn er. Het verloopt vooralsnog traag, maar er
liggen maatregelen om 160.000 asielzoekers uit Italie en Griekenland te
herplaatsen naar andere lidstaten, en we zijn in onderhandeling over een
permanent herplaatsingsmechanisme. 

Tot mijn spijt constateer ik echter ook dat op dit moment de standpunten
van de lidstaten in deze nog sterk uiteenlopen. 

Toch moet hier over gesproken worden als we echt tot structurele
Europese oplossingen willen komen. Ik blijf me daarom uitdrukkelijk
inzetten voor een billijke verdeling van de lasten binnen de EU.

Wat betreft de spreiding van asielzoekers over de Nederlandse gemeenten
geldt dat een heleboel verschillende factoren meespelen bij het openen
van opvanglocaties. 

Allereerst uiteraard de aanwezigheid van geschikte locaties en panden,
maar ook zaken als bestuurlijk en maatschappelijk draagvlak. Zoals ik uw
Kamer, in antwoord op eerdere schriftelijke vragen, heb laten weten,
maakt het COA geen onderscheid in grootte van gemeenten als het gaat om
het werven van opvanglocaties en adviseert het COA gemeenten ook niet
met betrekking tot buurten waar een opvanglocatie gerealiseerd wordt.

Vraag:

Wie moet burgers beschermen tegen disporportioneel geweld van de
politie? Waar kunnen burgers terecht? Moet er niet een onafhankelijke
commissie worden opgericht waar burgers zich kunnen beklagen over de
politie en het Openbaar Ministerie?

Antwoord:

Er zijn voor burgers voldoende waarborgen, zowel in wet- en regelgeving
als in praktijk, tegen disproportioneel politieoptreden. De politie kent
een interne klachtenprocedure met een onafhankelijke adviescommissie.
Daarnaast staat burgers de weg naar de Nationale Ombudsman open. Bij
ernstig geweld zal ook de Rijksrecherche zorgvuldig onderzoek doen.

In mijn reactie op het evaluatierapport van de commissie Evaluatie
Politiewet 2012, dat ik binnenkort aan de Kamer zal aanbieden, zal ik
ingaan op de werking van de klachtenprocedure bij de politie.

Vraag:

Kan de staatssecretaris de stand van zaken geven over het geld dat naar
landen gaat voor opvang in de regio? Kunnen vluchtelingen daar veilig
worden opgevangen?

Antwoord:

Zoals het kabinet in de brief van 8 september heeft laten weten
zet Nederland stevig in op verbeterde opvang in de regio. Dit is in
EU-verband vastgelegd in conclusies van de JBZ-raad en de ER-conclusies
van 15 okt. jl.

Vluchtelingen zijn veilig in Libanon, Jordanie en Turkije, maar het
gaat erom mensen in de regio waar ze worden opgevangen ook perspectieven
te bieden. Denk aan onderwijs, het stimuleren van werkgelegenheid en
veiligheid.

De minister van Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking werkt hier aan, via humanitaire hulp en
reguliere OS-programma’s, maar ook door handel en investeringen te
bevorderen.

NL heeft in 2015 ruim € 202 mln. bijgedragen aan humanitaire hulp voor
de Syrië regio.

Het verbeteren van opvang in de regio is duidelijk een zaak van lange
adem, geen ‘quick fix’. 

Nederland kan het niet alleen. In relaties van de EU met derde landen
wordt dit verder uitgewerkt: met Turkije (via het Actieplan Turkije)
en met de landen van de Balkan, Jordanië en Libanon (vastgelegd in de
verklaring van de Westelijke Balkan en Oostelijke Mediterrane
bijeenkomst).

In relatie tot Afrika heeft de EU naar aanleiding van de Valletta top
voorts besloten tot oprichting van een EU Trust Fund van € 1,8 mrd.
NL draagt daar € 15 mln. aan bij.

Vraag:

Er vindt nu nog 'ethnic profiling' plaats door politieagenten. Waarom
doet de minister hier niets aan? Wil de minister eindelijk maatregelen
nemen om dit uit te bannen?

Antwoord:

Ik ben het oneens met het lid Kuzu dat er bij de Nederlandse politie
sprake zou zijn van structureel etnisch profileren. Daarvan is geen
sprake. Dat blijkt ook uit twee onderzoeken die in het voorjaar van
2014 zijn verschenen (Universiteit Leiden en Nationale Ombudsman).

De politie bestrijdt discriminatie en het tegengaan van etnisch
profileren krachtig langs vier lijnen. (1) de verbondenheid in de wijk,
(2) investeren in opleidingen, bevorderen van bewustwording en een
inclusieve cultuur, zowel bij leidinggevenden als medewerkers (3) een
toegankelijke en onafhankelijke klachtenregeling en (4) een divers
personeelsbestand. Met mijn brief van 16 november jl. heb ik uw Kamer
ook inzicht gegeven in het visiedocument van de nationale politie
‘diversiteit en discriminatie’.

Vraag:

Is de minister bereid in eigen vlees te snijden en de verkeersboetes met
50% te verlagen? Dit in verband met de expontiële stijging van
verkeersboetes voor de opvulling van gaten in de begroting. 

Antwoord:

Nee, ik ben hier niet toe bereid. Het verbeteren van de
verkeersveiligheid en het terugdringen van het aantal
verkeersslachtoffers begint met het voorkomen van fouten en onbewuste
overtredingen van verkeersdeelnemers, bijvoorbeeld door middel van goede
verkeerseducatie, begrijpelijke verkeersregels en een duidelijke
weginrichting. Er is echter ook toezicht en bestraffing nodig en de
hoogte van verkeersboetes is daarbij een belangrijke factor. Een
verlaging met 50% past niet in het beleid.

Vraag:

Hoe is het OM nog te vertrouwen bij het berechten van agenten gezien het
handelen van het OM in de zaak Henriquez? 

Antwoord:

De Rijksrecherche heeft onder leiding van het OM uitgebreid onderzoek
gedaan naar het overlijden van dhr. Mitch Henriquez in juni van dit
jaar. Het OM dient de zaak nog te beoordelen. Dit zal op een
onafhankelijke, zorgvuldige en weloverwogen wijze gebeuren. De zaak is
in onderzoek. Het past mij niet om daarop nu inhoudelijk in te gaan.

Vragen van het lid Bontes, L. (GrBvK)

Vraag:

Wat gaat de minister doen om eindelijk een doorbraak te krijgen in de
zaak Demmink? Gaat Turkije meewerken aan de verzoeken om rechtshulp?

Antwoord:

Op 18 november jl. heb ik een bezoek gebracht aan mijn Turkse ambtgenoot
om te spreken over verschillende onderwerpen. Daarbij heb ik ook de
rechtshulpverzoeken inzake dhr. Demmink onder de aandacht gebracht. Dit
heeft erin geresulteerd dat de Turkse minister heeft toegezegd de zaak
nogmaals te zullen bestuderen. Turkije zal zo spoedig mogelijk reageren
op de Nederlandse verzoeken.

Vraag:

De hoogte van de verkeersboetes is de laatste jaren enorm opgeschroeft
om de staatskas te spekken. Graag de vraag aan de minister om de wet te
wijzigen en de hoogte van de boetes te verlagen. 

Antwoord:

Het verbeteren van de verkeersveiligheid en het terugdringen van het
aantal verkeersslachtoffers begint met het voorkomen van fouten en
onbewuste overtredingen van verkeersdeelnemers, bijvoorbeeld door middel
van goede verkeerseducatie, begrijpelijke verkeersregels en een
duidelijke weginrichting. Er is echter ook toezicht en bestraffing nodig
en de hoogte van verkeersboetes is daarbij een belangrijke factor. Een
verlaging van de verkeersboetes past niet in het beleid. Ik heb uw
Kamer toegezegd met een visie op het stelsel van boetes te komen. Daar
zal ik onder andere de wens van uw Kamer bij betrekken tot het treffen
van hogere boetes bij recidive.

Vraag:

Is de minister voorstander van het zwaarder bewapenen van de politie?

Antwoord:

In mijn brief van 23 november jl. over de maatregelen van de politie
inzake contra-terrorisme heb ik reeds aangegeven dat de specialistische
diensten beschikken over adequate zwaardere bewapening. Zwaardere
bewapening voor de medewerkers in de basispolitiezorg is
niet aangewezen, ook omdat andere maatregelen zijn getroffen, zoals in
bovengenoemde brief vermeld, om nabijheid van deze diensten bij de
basispolitiezorg te regelen.

Vraag:

Het Openbaar Ministerie moet beter presteren, graag een reactie van de
minister. 

Antwoord:

In de voortgangrapportages VPS wordt de ontwikkeling van de prestaties
en de werkhoeveelheden van het Openbaar Ministerie weergegeven. Het OM
heeft in 2014 de maatschappelijke doelstelling zoals geformuleerd in de
VenJ-begroting 2014 gehaald.

Het OM volgt nauwlettend de ontwikkeling van de werkhoeveelheden die in
verschillende stadia van bewerking zijn en treft zo nodig maatregelen
als de werkhoeveelheden in een categorie te sterk dreigen op te lopen.
In het jaar 2014 heeft het OM maatregelen getroffen om de opgelopen
hoeveelheid werk terug te dringen. Er is een team gevormd, het zogeheten
Virtueel Parket, dat is belast met het doelgericht wegwerken van
werkhoeveelheden. Het Virtueel Parket heeft in 2014 circa 52.500 zaken
beoordeeld: 18.000 misdrijfzaken en 34.500 overtredingszaken. Daarmee
zijn de werkhoeveelheden, ondanks een licht stijgende instroom van
nieuwe zaken, teruggebracht. Voor het einde van het jaar ontvangt u de
volgende voortgangsrapportage VPS.

		  PAGE    

		  PAGE  1