[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verzoek naar aanleiding van de brief van de Stichting Pensioenbehoud met betrekking tot toetsing eigendomsrechten, waaronder pensioenrechten, aan het Handvest van de EU

Brief lid / fractie

Nummer: 2015D48849, datum: 2015-12-10, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2015Z24232:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2015Z24232/2015D48849

Toelichting bij aangehouden Agendapunt 42 (van procedurevergadering SZW van 8 december jl.) :

‘Reactie Stichting Pensioenbehoud met betrekking tot toetsing eigendomsrechten, waaronder pensioenrechten, aan het Handvest van de EU’

 

Het belang van het voorgestelde verzoek aan de Raad van State berust heel kort samengevat op de volgende overwegingen:

Het EU Handvest met het rechtsniveau van een EU verdragstekst is voor EU-landen van een hogere rangorde dan het EVRM en bij strijdigheid heeft het Unierecht voorrang, (aldus het EU Hof in haar vergelijking van Unierecht met EVRM op 18 december 2014 volgens art. 189 (zie bijlage 1 en 2, bij de brief van de Stichting Pensioenbehoud onder agendapunt 42 van de procedurevergadering van 8 december jl.).

Bij het uitbrengen van adviezen door de Raad van State aan de Tweede Kamer is het van groot belang dat het parlement er volledig zeker van kan zijn dat de Raad van State haar advies altijd heeft getoetst en toetst aan het voor ons land bindende Unierecht.

Deze volledige toetsing (ook aan het EU-handvest) maakt de kans verwaarloosbaar dat later in een procedure zou of zal blijken dat het parlement een wettelijke regeling heeft aanvaard die in strijd is met Unierecht, hetgeen tot het verwijt van laakbaar handelen zou kunnen leiden en de aangenomen regeling buiten toepassing stelt omdat EU recht boven nationaal recht gaat volgens het arrest Costa/ENEL (HvJ 1964, zaak 6/64).

Een voorbeeld van mogelijke strijdigheid is de Nota n.a.v. het verslag over de Wet Financieel Toetsingskader (bijlage 5 bij eerder genoemde brief, zie gele arcering) met de vragen van de CDA-fractie omdat art. 17 EU Handvest over het eigendomsrecht niet wordt genoemd en er kennelijk daaraan ook geen toetsing heeft plaatsgevonden.

Volgens prof. dr. mr. Hans van Meerten, hoogleraar Europees pensioenrecht, die volgens diens mededeling de laatste hand legt aan een uitgebreide studie over het eigendomsrecht (verschijnt in gerenommeerd academisch UK tijdschrift), wordt daarin aangetoond dat art 17 EU Handvest en art. 1 EP EVRM juridisch aanzienlijk verschillen.

Als de teksten worden vergeleken zijn deze ook bepaald niet identiek en gelijkluidend (bijlage 4 bij genoemde brief).

 

Hopelijk kunnen collega-commissieleden met deze nadere toelichting alsnog instemmen met het voorstel om een verzoek om toelichting namens de Commissie in te dienen bij de Raad van State. Daarmee kan duidelijkheid verkregen worden over de wijze waarop de Raad van State toetst aan Europees recht.

Samenvattend kan worden gesteld dat wij als parlement de verplichting hebben om bij onze wetgevende taak te streven naar wetgeving die de toetsing aan Europees (grond) recht volledig kan doorstaan.

Het EU Handvest is daarbij een van de belangrijkste toetsstenen. Met gerichte toetsing aan het Handvest kan worden voorkomen dat achteraf moet worden vastgesteld dat nationale wetgeving Europeesrechtelijk géén rechtskracht heeft en niet kan worden toegepast met alle mogelijke negatieve gevolgen van dien.

Wij dienen als parlement waar mogelijk een zorgvuldig wetgevingsproces te bevorderen. Het voorgestelde toelichtingsverzoek aan de Raad van State kan daar mijns inziens aan bijdragen.

Henk Krol

50PLUS-fractie Tweede Kamer