Diverse toezeggingen op brieven
Bijlage
Nummer: 2015D50390, datum: 2015-12-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Stand van zaken van de moties en toezeggingen (2015D50384)
Preview document (š origineel)
Tijdens het Algemeen Overleg Evaluatie Zorginstituut Nederland op 11 juni jl. heb ik toegezegd uw Kamer te informeren over de benoemingscriteria, het toetsingskader en de profielschets voor lidmaatschap van de Adviescommissie Pakket van het Zorginstituut Nederland. Hiermee voldoe ik aan deze toezegging. Het Zorginstituut heeft mij laten weten als volgt te werk te gaan bij het aandragen van kandidaten voor de Adviescommissie Pakket.
De Adviescommissie Pakket adviseert de Raad van Bestuur van het ZorginstituutĀ over de maatschappelijke aspecten van pakketadviezen. Om dat goed te kunnen doen,Ā streeft het Zorginstituut naar een evenwichtige inbreng binnen de commissie van expertiseĀ op de volgende gebieden: bestuurlijke, beleids- en politieke vraagstukken, macro-economie en verdelingsvraagstukken, ethiek,Ā medisch inhoudelijke expertise, health technology assessment, patiĆ«nten- en consumentenperspectief, de langdurige zorg en de systematiek van de zorgverzekeringen. Deze expertise zit verspreid over het aantal leden en vaste adviseurs van de commissie. Wanneer iemand uit de commissie vertrekt,Ā wordt besproken met welke expertise de commissie moet worden aangevuld.
Bij het aanzoeken van nieuwe leden door het Zorginstituut wordt gezocht naar kandidatenĀ dieĀ excelleren op Ć©Ć©n of meer van deze gebieden. Daarbij wordt tevens gekeken of zij: voldoende gezaghebbend zijn binnen hun vakgebied; kundig zijn in het argumenteren en logische redeneren vanuit het beoordelingskader van de Zvw en de Wlz; geen positie bekleden die onverenigbaar is met het lidmaatschap; kunnen voldoen aan de verplichtingen dieĀ het lidmaatschap met zich meeĀ brengt met betrekking tot aanwezigheid, voldoende voorbereiding vergaderingen etc.
De leden worden op persoonlijke titel benoemd en nemen dus deel
zonder last of ruggespraak.Ā Het Zorginstituut heeft de gedragscode van
de KNAW ondertekend.Ā De leden vullen uit hoofde van deze gedragscode
ieder jaar of zoveel vaker als er aanleiding voor is een
belangenverklaring in waarbij zij hun nevenfuncties en mogelijke
belangen daarbijĀ melden.
In mijn briefĀ aan uw Kamer inzake de āStand van zaken moties en
toezeggingen VWSā van 10 juli jl.Ā (Kamerstuk 34 000, nr. 115) hebĀ ik
toegezegd u te zullen informeren over de vernieuwing van het
openbaarmakingsbeleid van de Inspectie voor de
Gezondheidszorg (IGZ) en de inspectieĀ Jeugdzorg
(IJZ), bezien in het licht van het wetsvoorstel inzake de
vernieuwde Gezondheidswet. Dit wetsvoorstel ziet op openbaarmaking van
inspectieproducten van de Nederlandse Voedsel- en
WarenautoriteitĀ (NVWA), de Inspectie Veiligheid en Justitie (IV&J),
de IJZ en de IGZ. Uitgangspunt van de vernieuwde Gezondheidswet is
transparantie en zo veel mogelijk geharmoniseerd
openbaarmakingsbeleidĀ in dieĀ zin dat ongerechtvaardigde verschillen
tussen de betrokken inspecties voorkomen moeten worden. Ten behoeve van
de vernieuwde Gezondheidswet heeft een inventarisatie plaatsgevonden van
het voorgenomen openbaarmakingsbeleid van de vier toezichthouders.
Hieruit is gebleken dat er op een aantal punten verschillen zijn. Er
wordt op dit moment gewerkt aan het overbruggen van de verschillen
teneinde zo veel mogelijk een geharmoniseerd openbaarmakingsbeleid onder
de vernieuwde Gezondheidswet te kunnen voeren. Ik zal uw Kamer over het
openbaarmakingsbeleid in het begin van 2016 informeren.
In de āVoortgang programma Rechtmatige Zorg 2015ā van 29 oktober jl.
hebben de staatssecretaris en ik aangegeven dat u naar verwachting eind
dit jaar de resultaten van de verkenning naar een meer
fraudebestendig pgb in vier domeinen zult ontvangen.
Wij kunnen deze toezegging geen gestand doen. Naar verwachting ontvangt
u dit rapport, inclusief een inhoudelijke reactie, in februari
2016.
Tijdens het Algemeen Overleg Elektronische gegevensuitwisseling op
18 juni jl. heb ik toegezegd uw Kamer nader te informeren over
de stand van zaken ten aanzien van Persoonlijk
Gezondheidsdossiers, het patiƫntbelang, en vernieuwende manieren van
communiceren tussen arts en patiƫnt. In het onderstaande kom ik
tegemoet aan deze toezegging.
In de āVoortgangsrapportage eHealth en Zorgverbeteringā (Kamerstuk
27529, nr. 134) heb ik aangegeven dat de NPCF het voortouw heeft genomen
om het kader te ontwikkelen voor Persoonlijk Gezondheidsdossiers.
De afgelopen maanden is onder regie van de NPCF gewerkt aan de opstelling van een programma waarbij de in het Informatieberaad verenigde partijen1 zich verbinden aan de gezamenlijke ambitie om patiĆ«ntregie te vergroten door brede beschikbaarheid van PGDās in 2019 voor iedereen die dat wil. Ik wil benadrukken dat het hierbij niet gaat om Ć©Ć©n fysiek product of (elektronisch) dossier, maar om elkaar aanvullende (gepersonaliseerde) PGD-functionaliteiten en diensten, zoals patiĆ«ntportalen, zelfzorgplatforms, webbased applicaties en apps waarin vanuit het perspectief van de patiĆ«nt informatie over bijvoorbeeld diagnose en medicatiegegevens kunnen worden samengebracht met bijvoorbeeld leefstijlgegevens, eigen metingen en revalidatieplannen. Het programma richt zich met name de randvoorwaarden waaraan dergelijk PGD's moeten voldoen. De opstelling van het eerder genoemde plan bevindt zich momenteel in de eindfase, zodat het vermoedelijk begin volgend jaar van start kan gaan.
Door dit plan te ondersteunen onderstreep ik het cruciale belang van
beschikbaarheid van de eigen medische gegevens voor de positie van de
patiƫnt, een evenwichtige behandelrelatie tussen arts en patiƫnt, en
voor het maken van optimale afwegingen in het behandelproces (zie ook
Kamerbrief āSamen beslissenā, Kamerstuk 32 620, nr. 169). Daarbij zullen
ook vernieuwende manieren van communiceren tussen arts en patiƫnt een
steeds belangrijker rol spelen. Interactieve websites, apps en
illustratieve videoās komen in een steeds sneller tempo beschikbaar
waardoor alle fasen van het behandelproces (bijvoorbeeld het kiezen voor
een bepaalde behandeling, de preoperatieve voorbereiding, de revalidatie
etc.) elektronisch worden ondersteund met adviezen,
herinneringsberichten en toegang tot op de patiƫnt toegesneden
informatie. De invoering en het gebruik van deze nieuwe hulpmiddelen
bevorder ik door partijen met elkaar in contact te brengen,
ervaringsuitwisseling tussen zorgaanbieders, patiƫnten en financiers te
faciliteren, en een scherp oog te houden op mogelijke belemmeringen voor
grootschalige toepassing en verspreiding. De onlangs door de minister
van EZ en mij geĆÆntroduceerde Health Deals kunnen ook voor deze
toepassing een geschikt instrument zijn om opschaling te bevorderen.
Daarnaast werken wij in het Startupnetwerk met partners uit het veld
samen aan methodes om de opschaling van veelbelovende initiatieven te
versnellen.
De vernieuwing in de langdurige zorg neemt steeds
duidelijker vormen aan. Dit omdat mensen en zorgorganisaties dat willen.
De Voice of care dag in juli was de eerste zichtbare uiting van het
kwaliteitprogramma voor de ouderenzorg: āWaardigheid en Trotsā. Op deze
dag hebben 175 zorgorganisaties hun plannen voor kwaliteitsverbetering
en vernieuwing gepresenteerd. Deze 175 organisaties hebben initiatieven
ingediend voor 757 locaties: ongeveer vier keer meer dan wij als doel
hadden. In de plannen van de zorgorganisaties staan cliƫnten en
zorgprofessionals centraal. Doel is om zoveel mogelijk voorbeelden op te
nemen in de kwaliteits- en vernieuwingsprogrammaās van het ministerie.
Naast het vernieuwingsprogramma āWaardigheid en Trotsā, liefdevolle zorg
voor onze ouderen werk ik aan een kwaliteitsprogramma voor de
gehandicaptenzorg en aan een vernieuwingsagenda voor de langdurige
zorg.
Tijdens onder meer de parlementaire behandeling van de Wlz heb ik
aangegeven dat verdere uitwerking van zorgverbetering, innovatie en
vernieuwing op de werkvloer en in beleid moet worden vormgegeven. Om
sturing te geven aan dat proces heb ik toegezegd dat ik hiervoor - samen
met veldpartijen- een agenda voor de langdurige zorg zal maken
(Kamerstuk 33 891, nr. 106) en dat ik hierbij ook in zal ingaan op
persoonsvolgende bekostiging (Kamerstuk 34 104, nr. 57). Deze agenda
kunt u in het eerste kwartaal van 2016 van mij verwachten.
In de brief van de staatssecretaris van 10 juli jl. (Kamerstuk 34 104,
nr. 67), is u een nadere inhoudelijke reactie toegezegd op het Celsus
rapport āVerspilling in de langdurige zorg, een verkenning van
de literatuurā, als ook op het genoemde vervolgonderzoek dat in
dit rapport is aangekondigd. Hiermee voldoe ik aan deze toezegging.
Het rapport van Celsus concludeert dat er geen specifieke
wetenschappelijke studies bestaan die zich primair richten op
verspilling in de langdurige zorg. Er zijn geen empirisch geƫvalueerde
interventies geĆÆdentificeerd, die gericht zijn op het tegengaan van deze
verspilling. Celsus onderschrijft wel dat verspilling in de langdurige
zorg op meerdere gebieden voorkomt en heeft gekeken naar verschillende
subthemaās. Voedselverspilling, lean management en registratielasten
worden als veelbelovende gebieden aangemerkt voor een aanpak. Op deze
gebieden vinden inmiddels concrete activiteiten plaats, zoals een
toolbox die zorgteams zelf kunnen gebruiken om registratielasten in de
praktijk terug te dringen. Verder heeft Celsus een eigen analyse
gemaakt, waaruit blijkt dat er variatie bestaat in het gebruik van zorg
met en zonder verblijf tussen regioās, hetgeen ook op verspilling van
zorg kan duiden. Celsus concludeert dat voor een verdere duiding van
deze spreiding verder onderzoek nodig is. Dit vervolgonderzoek (dat dus
niet een uitbreiding van het literatuuronderzoek betreft) is uitgevoerd
en bestaat uit een benchmarkonderzoek op locatieniveau. Op de website www.zorgopdekaart.nl zijn
inmiddels circa 2600 benchmarkrapporten van Celsus beschikbaar, waarbij
de kwaliteitsgegevens en de financiƫle gegevens van instellingen aan
elkaar zijn gekoppeld. Dit is voor de langdurige zorg voor alle concerns
gedaan en tevens voor de organisatorische eenheden in de Verpleging en
Verzorging. Zorg op de kaart levert hiermee cijfers en regionale beelden
aan de hand waarvan het gesprek mogelijk is tussen partners in de regio
(zorgkantoren, zorginstellingen, gemeenten, verzekeraars, banken). De
analyse van spreiding in gebruik van zorg is daarmee op lokaal niveau
mogelijk. Voor een nadere duiding van spreiding op regionaal en
nationaal niveau is nader onderzoek nodig. Dit maakte echter geen
onderdeel uit van de vervolgopdracht.
Tijdens het Algemeen Overleg Verpleeghuiszorg van 30 juni jl. heeft
de staatssecretaris toegezegd eind 2015, in de volgende
voortgangsrapportage Waardigheid & Trots, te rapporteren over
onderwijs, intensivering, aansluiting van de opleiding op de
praktijk, kwaliteitsagenda en zorginnovatie. In zijn brief van
13 november jl. (Kamerstuk 31765, nr. 171) ter voorbereiding op het
Algemeen Overleg Kwaliteit Verpleeghuiszorg van 18 november jl. heeft de
staatssecretaris aangegeven de volgende voortgangsrapportage in januari
2016 naar uw Kamer te sturen.
Tijdens de behandeling van de VWS-begroting op 4 en 5 november jl. heeft
de staatssecretaris toegezegd zorgaanbieders in november te zullen
informeren over de invulling van de afspraken over de besteding van de
extra middelen voor Waardigheid & Trots. Hij heeft
dit begin november per brief gedaan. Voorbeelden van deze brieven zijn
opgenomen als bijlagen bij zijn brief van 13 november jl. (Kamerstuk
31765, nr. 171) ter voorbereiding op het Algemeen Overleg Kwaliteit
Verpleeghuiszorg van 18 november jl. Daarmee heeft de staatssecretaris
aan zijn toezegging voldaan.
Tijdens de behandeling van de Wet langdurige zorg (Wlz) heeft de
staatssecretaris met uw Kamer van gedachten gewisseld over de
raakvlakken tussen cliƫntondersteuning en de functie van de
cliĆ«ntvertrouwenspersoon. Naar aanleidingĀ van de inbreng van
het lid Flierman tijdens de behandeling van de Wlz in de Eerste Kamer is
toegezegd om in overleg met gemeenten en zorgverzekeraars na te gaan hoe
bij de overgang van Wmo naar Wlz het behoud van cliƫntondersteuning kan
worden bevorderd. Zelf heb ik tijdens het debat Maatschappelijke positie
licht verstandelijk gehandicapten n.a.v. het SCP-rapport āZorg beter
begrepenā d.d. 16 april jl. toegezegd dat ik uw Kamer via de
staatssecretaris van VWS vĆ³Ć³r de behandeling van de VWS-begroting 2016
zou informeren over een plan voor een structurele oplossing voor de
financiering van Mentorschap Nederland. Om met dit laatste te beginnen:
in de VWS-begroting 2016 zijn middelen opgenomen om de
subsidieverstrekking aan Mentorschap Nederland structureel te verlengen.
De staatssecretaris beraadt zich nog over de wijze waarop de landelijke
taken van Mentorschap Nederland structureel kunnen worden geborgd.
Vanwege inhoudelijke raakvlakken met cliƫntondersteuning en
cliƫntvertrouwenswerk is het van belang om daarbij het gehele speelveld
te bezien. Dit impliceert dat de staatssecretaris een integrale visie op
cliƫntondersteuning in de brede zin des woords zal opstellen. In deze
visie zal worden ingegaan op cliƫntondersteuning in de Wmo en in de Wlz,
cliƫntvertrouwenswerk, casemanagement, juridische
beschermingsmaatregelen als curatele, mentorschap en bewindvoering. Deze
visie zal in het voorjaar van 2016 naar uw Kamer worden gestuurd.
In het Algemeen Overleg Euthanasie van november 2014 heb ik toegezegd uw
Kamer te berichten over de uitgifte van de
niet-reanimerenpenning (NR-penning). Ik ondersteun de
wens tot een neutrale uitgifte. Ik vind het namelijk niet wenselijk dat
mensen lid moeten worden c.q. zijn van een organisatie om de penning te
mogen kopen. Ik heb dan ook verschillende partijen benaderd met het
verzoekĀ om de uitgifte en verstrekking van de NR-penning ter hand te
nemen.Ā De in eerste instantie benaderde partijen zagen hier echter geen
mogelijkheden toe. Vervolgens heb ik het verzoek neergelegd bij de NPCF,
die op dit moment overweegt of zij dit op zich kan nemen. Ik verwacht u
hierover in het voorjaar duidelijkheid te kunnen geven.
In de brief āMoties begrotingsbehandeling VWSā van dinsdag 15 december
jl. stond abusievelijk dat de motie van lid Krol (Kamerstuk
34300, nr. 84) is aangenomen.
Ten aanzien van de motie Kuzu (GrKĆ) (Kamerstuk 34300, nr. 87), waarin
de regering gevraagd wordt bewustwording te blijven creƫren bij
zorginstellingen, opleidingsinstituten en lokale overheden voor het feit
dat in de toekomst een steeds groter beroep zal worden gedaan op de
cultuursensitiviteit van zorginstellingen, het
volgende. Zoals de staatssecretaris bij de begrotingsbehandeling heeft
aangegeven, vindt hij het belangrijk dat mensen die in een instelling
wonen hun leven kunnen inrichten volgens hun eigen wensen en behoeftes.
Dat is de essentie van de omslag die we in de langdurige zorg willen
bewerkstelligen. Aandacht voor culturele identiteit maakt daar onderdeel
van uit. Er is overigens inmiddels een verscheidenheid aan instellingen
die hebben gekozen voor een specifieke culturele of levensbeschouwelijke
grondslag.
Daarnaast ziet de staatssecretaris dat diverse zorginstellingen inspelen op de behoeften van huidige en toekomstige cliƫnt(groep)en binnen hun directe omgeving door bijvoorbeeld woon- en leefgroepen te creƫren, waar cliƫnten met een bepaalde culturele of levensbeschouwelijke identiteit in een herkenbare eigen sfeer worden verpleegd, verzorgd en bejegend. De staatssecretaris vindt het belangrijk dat instellingen zich er bewust van zijn dat zij door de veranderende bevolkingssamenstelling rekening zullen moeten houden met veranderende wensen en behoeftes.
Samen met SZW draagt hij daarom bij aan het traject āCulturele
sensitiviteit in de zorgā. Doel van dit traject is om verdere
(multi)culturele bewustwording in de zorg te stimuleren. In dit kader is
een publicatie verschenen en is een conferentie gehouden. Het voorjaar
2016 staat een vervolgconferentie gepland. Ook in de toekomst zal de
staatssecretaris, waar dit nodig of gewenst blijkt, aandacht creƫren
voor culturele en levensbeschouwelijke diversiteit binnen de zorg, net
zoals de collegaās van OCW en BZK dit zullen doen bij
opleidingsinstituten of bij lokale overheden. Met voorgenoemde acties is
deze motie uitgevoerd.
Met betrekking tot de gewijzigde motie Krol/Keijzer over een
uitgebreide visie op ouderenzorg in Nederland
(Kamerstuk 29 389, nr. 53), heeft de staatssecretaris in de begroting
VWS 2016 (Kamerstuk, 34300) meegedeeld dat u eind van dit jaar zou
worden geĆÆnformeerd of een dergelijke visie meerwaarde kan hebben ten
opzichte van de aandacht die de ouderenzorg ook al krijgt in de
implementatie van de hervorming van de langdurige zorg, het programma
āWaardigheid en Trotsā, de aangekondigde Vernieuwingsagenda Wlz en in de
verbinding daarvan met wonen. Aangezien deze verkenning meer tijd vergt,
zal u hierover in de zomer van 2016 worden geĆÆnformeerd.
De motie van leden Bergkamp en Van Dijk (Kamerstuk 34300, nr. 66),
ingediend tijdens de begrotingsbehandeling van 5 november jl. betreft
het faciliteren, in de Wlz, van tijdige en uitgebreide
voorlichting voor ouders van een kind met meervoudige of zeer ernstige
verstandelijke beperkingen. In zijn reactie op deze motie heeft
de staatssecretaris toegezegd die onduidelijkheid na te willen gaan, om
vervolgens te bekijken wat daaraan gedaan kan worden. De
staatssecretaris zal nader ingaan op deze motie in zijn brief inzake de
Visie op cliĆ«ntondersteuning-in-brede-zin die in het voorjaarĀ van 2016
naar de Tweede Kamer wordt gestuurd.
Zoals ik tijdens de begrotingsbehandeling op 5 november jl. heb
toegezegd naar aanleiding van de aangehouden motie Dijkstra, zal ik uw
Kamer een brief sturen waarin de regels voor de materiƫle
controle en de daarin opgenomen garanties voor het bewaken van de
privacy van de patiƫnt, nog eens op een rijtje worden gezet.
Deze brief zal ik uitbreiden met in elk geval een aantal toezeggingen
dat ik heb gedaan tijdens het Algemeen Overleg Beroepsgeheim van 19
november jl. Dit betreft allereerst mijn bevindingen ten aanzien van het
(vooraf of achteraf) informeren van de patiƫnt indien inzage in zijn
medisch dossier aan de orde is in het kader van de materiƫle controle,
hierbij meegenomen de impact die dat zou hebben op de patiƫnt. Daarnaast
zal in deze brief worden ingegaan op de toezegging dat ik bij de NZa en
ZN ga navragen hoe vaak inzage door zorgverzekeraars in medische
dossiers voorkomt, wat dit financieel oplevert en wat hier het effect
van is. Deze brief kunt u in het voorjaar verwachten.
De staatssecretaris heeft bij de behandeling van de Wet langdurige
zorg toegezegd de zorgkantoren te laten inventariseren of er
voldoende zorginkoop in natura plaatsvindt bij kleinschalige
wooninitiatieven. De Wlz-uitvoerdersĀ kopen in op leveringsvorm.
De leveringsvormen modulair pakket thuis (mpt) en volledig pakket thuis
(vpt) bieden daarbij steeds meer ruimte kleinschaligheid vorm te geven
zowel in zelfstandige wooneenheden als in groter verband. Voor de sector
Verpleging en Verzorging geldt dat initiatiefnemers voor kleinschalig
wonen bijvoorbeeld vaak aansluiting zoeken bij de grote zorgaanbieders
als onderaannemers. De kleinschalige huizen werken vaak met het
persoonsgebonden budget, of als onderaannemer bij een grotere
zorgaanbieder. Hierdoor is niet altijd duidelijk wanneer sprake is van
een kleinschalig wooninitiatief en exacte cijfers zijn om deze reden
niet te geven. De Wlz-uitvoerders zien de behoefte aan kleinschalig
wooninitiatieven maar zij signaleren ook spanning tussen de wensen voor
kleinschaligheid aan de ene kant en de tarieven en kwaliteiteisen aan de
andere kant. Conform de toezegging zal de staatssecretaris hierom nader
overleggen met de Wlz-uitvoerders.
In de begroting 2015 van het Ministerie van VWS heb ik
toegezegd het artikel 2.3 āBevordering van de werking van het
stelselā door te lichten en de Kamer deze beleidsdoorlichting
uiterlijk eind 2015 te doen toekomen. Het plan van aanpak is reeds met
uw Kamer gedeeld (Kamerstuk, 32 772, nr. 4). Het onderzoek voor deze
beleidsdoorlichting tracht inzicht te bieden in de doeltreffendheid en
doelmatigheid van de instrumenten die onder begrotingsartikel 2.3
vallen. Deze instrumenten worden in de beleidsdoorlichting geƫvalueerd
in relatie tot de bijdrage die ze leveren aan het ondersteunen van de
werking van het stelsel. De doorlichting neemt meer tijd in beslag dan
ik eerder heb aangenomen. Ik verwacht in het voorjaar 2016 de uitkomsten
van de beleidsdoorlichting aan uw Kamer te kunnen aanbieden.
Zoals reeds aangekondigd in de tweede nota van wijziging op de Wet
langdurige zorg zal de bijdragesystematiek voor het modulair
pakket thuis in 2016 worden gewijzigd. Voor het modulair pakket
thuis wordt dan niet langer de maximale periodebijdrage opgelegd, maar
zal de eigen bijdrage worden geheven zoals voor de andere
leveringsvormen in de Wlz geldt (de āintramuraleā bijdrage). Net als bij
het pgb wordt de bijdrage verminderd met een bedrag van ā¬ 136,- per
maand. Voor het modulair pakket thuis zal daarmee eenzelfde systematiek
als voor het pgb gaan gelden. De aparte bijdragesystematiek voor het
modulair pakket thuis wordt dus afgeschaft. De algemene maatregel van
bestuur waarmee dit wordt geregeld zal op korte termijn in het
Staatsblad worden gepubliceerd.
Door de wijziging van de systematiek zal de eigen bijdrage op een andere
wijze worden berekend. Om te voorkomen dat dit tot (forse) negatieve
inkomenseffecten leidt voor mensen met een modulair pakket thuis, is
besloten het bijdrageplichtig inkomen te verminderen met ā¬ 6.000 voor de
cliƫnten met een modulair pakket thuis en pgb. Om de
bijdragesystematieken zoveel mogelijk te uniformeren wordt deze
wijziging ook voor de systematiek van de pgb doorgevoerd. Het CAK licht
verzekerden met een mpt momenteel al in over de wijzigingen in de eigen
bijdragen per 2016 door middel van een brief en via informatie op de
website van het CAK.
Naar aanleiding van mijn toezegging om uw Kamer het rapport
over de zorginstelling de Hoge Aard toe te sturen, zodra het
beschikbaar is, kan ik u het volgende melden. Het onderzoek door de
Inspectie Jeugdzorg en de Inspectie voor de Gezondheidszorg naar de
zorginstelling de Hoge Aard is afgerond. Echter, er isĀ bezwaar gemaakt.
In verband met deze juridische procedure kan ik u pas in een later
stadium informeren over dit onderzoek.
De motie Bergkamp en KoÅer Kaya (D66) verzoekt de regering
integraal, met diverse departementen en de VNG, met een
verbeterplan te komen voor jongeren die geen opleiding volgen en
geen inkomen en/of vast woonadres hebben (Kamerstuk 31 839, nr.
492). Tijdens het Voortgezet Algemeen Overleg Decentralisatie Jeugdhulp
op 27 oktober jl. heeft mevrouw Bergkamp gevraagd naar de voortgang van
de realisatie van deze motie. Op dit moment zijn er gesprekken gaande
met verschillende partijen en wordt er afstemming gezocht. Over het
verbeterplan en de voortgang hiervan zal de staatssecretaris in het
voorjaar van 2016 uw Kamer informeren.
Tijdens het Wetgevingsoverleg op 16 november jl. heeft de
staatssecretaris uw Kamer toegezegd het rapport āMeer zicht op
geadopteerdenā te sturen. Ik bied u dit rapport mede namens de
minister van Veiligheid en Justitie (VenJ) aan. Aanleiding voor dit
rapport vormde het onderzoek van de Inspectie Jeugdzorg (IJZ) in 2013
naar het handelen van de bij de adoptieprocedure van een tweejarig
meisje uit China betrokken organisaties. De IJZ constateerde dat het
zicht op het adoptiekind na plaatsing in het gezin onvoldoende is
gewaarborgd, waardoor een mogelijke stagnerende ontwikkeling of
toenemende problemen niet tijdig worden onderkend. De IJZ beval aan om
een medisch en/of psychosociaal onderzoek voorafgaand aan en na de
plaatsing van het adoptiekind standaard op te nemen in de
adoptieprocedure.
Met dit rapport is een afsprakenkader tot stand gekomen dat naar het oordeel van de IJZ tegemoet komt aan de door de IJZ gedane aanbevelingen. Het afsprakenkader vormt een zogeheten veldnorm. Bij toekomstige inspecties zal de IJZ de in het afsprakenkader geformuleerde werkwijze betrekken bij haar toezicht.
Het afsprakenkader voorziet in het versterken van de onderlinge samenwerking in de adoptieketen en bevordert het evenwicht tussen de fase voorafgaand aan de adoptie en de fase na plaatsing van het kind waardoor het zicht op geadopteerden en adoptiegezinnen wordt gewaarborgd. Het rapport bevat een aantal actiepunten die ertoe moeten leiden dat de nieuwe werkwijze volledig wordt geĆÆmplementeerd. De benoemde actiepunten in het rapport worden intussen onder regie van het ministerie van VenJ, het ministerie van VWS en de VNG geĆÆmplementeerd.
De Stichting Adoptievoorzieningen biedt per 1 januari jl. een intensiever preventief nazorgaanbod aan waarbij ouders proactief worden benaderd. Deze intensivering is mede mogelijk gemaakt door een projectsubsidie van het ministerie van VWS. Het effect van het actiever benaderen van adoptiegezinnen werpt zijn vruchten af. Stichting Adoptievoorzieningen bereikt via telefonisch advies, e-hulp en de opvoedcursus Goede Start 90% van de adoptiegezinnen. Hiervan heeft 40% gebruik gemaakt van hulpaanbod waarin ouders Ć©n kinderen daadwerkelijk zijn gezien.
De IJZ dringt erop aan om alle kinddossiers te laten duiden door een kinderarts, om zo een kwalitatief goede, uniforme en objectieve duiding te garanderen. Aan deze aanbeveling wordt inmiddels invulling gegeven door een pilot die inzicht moet geven in de wijze waarop een uniforme en objectieve werkwijze bij de duiding kan worden bereikt.
De aandacht ligt nu vooral op het breed onder de aandacht brengen van
de nieuwe werkwijze bij professionals binnen de reguliere
(gezondheids)zorg en onderwijs. Hiervoor is de handreiking āAlert op
adoptie(kinderen); adoptiehandreiking voor leerkrachten, jeugdartsen,
jeugdhulpverleners en andere professionalsā ontwikkeld die uw Kamer per
brief van 22 december 2014 (Kamerstuk 34 000, nr. 97) is aangeboden. In
uw brief van 18 december 2014 (2014Z22910/2014D47538) heeft u aan de
staatssecretarissen van VenJ en VWS verzocht om een reactie op de brief
d.d. 10 december 2014 die de vaste commissie voor VenJ heeft ontvangen
van de Universiteit Leiden ā Adoptie Driehoek Onderzoekscentrum (ADOC).
In reactie hierop kan ik u aangeven dat de handreiking periodiek zal
worden geactualiseerd. Hierbij zal ook gebruik worden gemaakt van de
suggesties van het Adoptie Driehoek Onderzoekscentrum. Hierbij voldoet
de staatssecretaris aan de toezegging.
Op 24 november jl. is het Jaarrapport 2015 van de landelijke
jeugdmonitor gepubliceerd op de CBS-site2.
Hierbij stuur ik u het rapport. Dit rapport geeft een compleet beeld van
de situatie van de Nederlandse jeugd, met statistische gegevens over
leefstijl, gebruik van jeugdhulp, school, enzovoorts. In dit jaarrapport
zijn ook artikelen van experts gepubliceerd over de mate waarin
gemeenten de benchmarkinformatie al gebruiken, over de voorspellende
waarden van populatiekenmerken voor het jeugdhulpgebruik, een effectieve
afstemming van vraag naar en aanbod van jeugdhulp en over de
discrepantie tussen raming en daadwerkelijk zorggebruik.
Ik heb u eerder, bij het Algemeen Overleg formele Raad
Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, toegezegd bij het European Centre for
Disease Prevention and Control (ECDC) gegevens op te vragen over hoe de
verschillende landen omgaan met de uitbraak van bepaalde ziekten
die door vaccinatie voorkomen kunnen worden. Het ECDC heeft al
die informatie zeer inzichtelijk op zijn website staan3.
Op 2 december jl. heeft de Gezondheidsraad het advies
āVaccinatie tegen kinkhoest: doel en strategieā
gepubliceerd. Hierbij stuur ik u ter informatie de link naar het advies
van de Gezondheidsraad4.
Op mijn verzoek hebben de Gezondheidsraad (GR) en Zorginstituut
Nederland (ZIN) de beoordeling van dit vaccin behandeld in de geest van
de op te richten āBeoordelingskamer Vaccinsā, waarover ik uw Kamer op 3
juli 2014 heb geĆÆnformeerd (Kamerstuk 32 793, nr. 151). Ik ben blij met
dit eerste resultaat van deze samenwerking. U treft daarom bij deze
brief ook eenĀ verbindende notitie aan van de GR en ZIN en hetĀ advies van
ZIN āAanvullende kinkhoestvaccinatie: perspectief van de
zorgverzekeringā. Ik beraad mij over dit advies en zal
informatie inwinnen over mogelijkheden en kosten ten aanzien van de
implementatie. Begin volgend jaar zal ik de Kamer mijn beleidsreactie
doen toekomen.
Het RIVM heeft 19 november jl. de jaarlijkse monitor
vaccinatiegraad Nationaal Programma Grieppreventie
gepubliceerd. Hierbij stuur ik u ter informatie de link naar
het rapport op de website van het RIVM5.
Griep kan voor mensen met specifieke medische aandoeningen en voor
mensen van 60 jaar en ouder ernstige gevolgen hebben. Zij krijgen
jaarlijks een griepprik aangeboden. Steeds minder mensen die tot de
doelgroep worden gerekend maken gebruik van het aanbod van de gratis
griepprik. De vaccinatiegraad in de totale doelgroep daalde van 59,6
procent in 2013 naar 52,8 procent in 2014. De daling in 2014 is sterker
dan in voorgaande jaren. Dit wordt deels veroorzaakt door een veranderde
methode voor het berekenen van de vaccinatiegraad. Voor het andere deel
gaat het om een daadwerkelijke daling die in lijn is met de dalende
trend. De oorzaak van de daling in deelname is niet onderzocht. Zoals
recent gemeld (Kamerstuk 34300, nr. 12) is er de afgelopen jaren
regelmatig discussie geweest over de effectiviteit van de griepprik. We
weten uit onderzoek dat deelname wordt beĆÆnvloed door de beleving van
mensen dat griep geen groot risico is en door twijfel over het nut van
de griepprik. Overigens is de griepvaccinatiegraad van risicogroepen in
Nederland Ć©Ć©n van de hoogste wereldwijd. De griepvaccinatie is gericht
op de individuele bescherming en iedereen die door een huisarts wordt
uitgenodigd kan zelf de afweging maken of men gebruik van het aanbod
maakt of niet.
Het RIVM heeft op 19 november jl. de jaarlijkse Staat van de
Infectieziekten gepubliceerd. Hierbij stuur ik u de link naar
het rapport op de website van het RIVM6. De
jaarlijkse Staat van Infectieziekten geeft een overzicht van de
belangrijkste gebeurtenissen op het gebied van infectieziekten in
Nederland. 2014 stond vooral in het teken van de wereldwijde
ebola-epidemie. In Nederland is veel aandacht besteed aan de
voorbereiding om patiƫnten te kunnen verzorgen en verspreiding van het
virus te voorkomen. Ook was er aandacht voor het MERS-coronavirus, in
2014 zijn de tot nu toe de enige 2 MERS-patiƫnten in Nederland gemeld.
Naast een overzicht van de belangrijkste ontwikkelingen wordt in het
rapport ieder jaar een thema uitgediept. Dit jaar is de economische kant
van infectieziekten belicht, waaronder de kosten voor de behandeling,
preventie en bestrijding en mogelijkheden om kosten en opbrengsten met
elkaar te vergelijken.
Ook stuur ik u hierbij de link naar het rapport van het RIVM over het
rijksvaccinatieprogramma (RVP) in 2014 -20157. Dit rapport verschijnt jaarlijks en
is onlangs in november 2015 gepubliceerd. Het rapport bevat een
rapportage over de ontwikkelingen van het RVP in 2014 - 2015. Zo geeft
het een overzicht van de wijzigingen in het vaccinatieschema en de
ontwikkelingen voor de RVP-ziekten. Ook de ontwikkelingen van niet-RVP
ziekten worden vermeld. Het gaat hier bijvoorbeeld om rotavirus,
meningokokken serogroep B, waterpokken, gordelroos en hepatitis A. De
cijfers uit het rapport vormen op dit moment geen aanleiding voor
wijziging van het beleid.
Bij het debat in oktober 2012 over het voornemen van het kabinet om
qat op lijst II van de Opiumwet te plaatsen is de motie
Bergkamp (Kamerstuk 33255, nr. 3) aangenomen, waarin het kabinet werd
verzocht het verbod na twee jaar te evalueren. De evaluatie bevindt zich
op dit moment in de finale fase. Uw Kamer wordt hierover begin 2016
geĆÆnformeerd.
Vorig jaar heeft er een hoorzitting over het THC gehalte in
cannabis plaatsgevonden. Daaruit werd het beeld van de
staatssecretaris en dat van de minister van Veiligheid en Justitie
bevestigd dat er nog een aantal complexe vraagstukken vastzit aan de
voorbereiding van de (uitvoering van de) maatregel om sterke cannabis
naar lijst 1 van de Opiumwet te verplaatsen. Zo vinden zij het van
belang meer inzicht te hebben in de relatie tussen CBD en THC als het
gaat om gezondheidseffecten van het gebruik van cannabis. Daarom is het
Trimbos Instituut gevraagd de laatste inzichtenĀ hierover in beeld te
brengen en daarbij aan te geven waar nog aanvullend onderzoek nodig is.
De staatssecretaris verwacht hun rapport in het voorjaar te ontvangen.
Naast dit onderzoek is het relevant te bezien hoe het meerjaren beeld
van het THC gehalte in cannabis zich ontwikkelt. Sinds een aantal jaren
wordt onderzoek gedaan naar het THC-gehalte in hasj en wiet via de
THC-monitor van het Trimbos-instituut. Het afgelopen jaar was het
gemiddelde THC-gehalte in de meest populaire (=meest verkochte)
nederwiet 15,3%. Dit percentage verschilde niet significant van dat van
2014 (toen 14,6%). De resultaten van het volgende onderzoek worden
halverwege 2016 verwacht.
Naar aanleiding van het Schriftelijk Overleg van de informele
Landbouw- en Visserijraad van 31 mei tot 2 juni jl. heeft de
staatssecretaris van Economische Zaken mij gevraagd u nader te
informeren over herkomstetikettering. In mei van dit
jaar heeft de Europese Commissie haalbaarheidsstudies over de
mogelijkheid van verplichte herkomstetikettering van diverse
productcategorieƫn gepubliceerd8. Op basis van het
rapport van de Commissie concludeer ik, dat verplichte
herkomstetikettering voor een aantal categorieƫn vlees, waaronder
paardenvlees, wild en konijnenvlees, haalbaar is in aanvulling op de al
bestaande verplichte herkomstetikettering voor de andere vleessoorten
(rund, varken, schaap, geit en pluimvee). Het kabinet vindt het
belangrijk dat over de herkomst van vlees meer transparantie wordt
geboden en dat zal dan ook de inzet in Europa zijn. De consument heeft
het recht om te weten waar het vlees vandaan komt. Voor de overige
categorieƫn steunt het kabinet de conclusies van de Commissie, namelijk
dat voor deze productcategorieƫn op vrijwillige basis gehandhaafd moet
blijven.
Tijdens het Wetgevingsoverleg Sport van 23 november jl. heb ik toegezegd
u te informeren over de stand van zaken met betrekking tot de
samenwerking van het OM en Politie met de Sportsector inzake
seksuele intimidatie. Hierbij voldoe ik aan deze toezegging. In
januari van dit jaar is er een expertmeeting gehouden over verbetering
van de samenwerking tussen de sportsector, politie en openbaar
ministerie. Na deze bijeenkomst is een stuurgroep ingericht die met de
inzichten van de expertmeeting aan de slag is gegaan. Momenteel werken
de betrokkenen aan het realiseren van een protocol voor het verbeteren
van de samenwerking in de keten van melding tot strafrecht en tuchtzaak
door politie, justitie en sport. Tevens is hiertoe onlangs een onderzoek
in gang gezet.
Mijn visie ten aanzien van het geneesmiddelenbeleid zal ik u
in het eerste kwartaal van 2016 toesturen. Ik heb u in juli jl.
laten weten dat ik in mijn visie naast de adviezen van de NZa en het
KWF, ook het recente ACM-paper āFarmacie onder de loepā, scheiding
intra- en extramurale geneesmiddelenvoorziening en de structurele
toepassing van de sluis intramurale geneesmiddelen betrek. Inclusief de
criteria die voor deze sluis worden gehanteerd. Verder ga ik in de visie
nader in op het onlangs uitgebrachte ACTAL rapport inzake regeldruk in
het besluitvormingsproces tot vergoeding van geneesmiddelen, dat ACTAL
aan uw kamer heeft verzonden en het ZINL-rapport ten aanzien van het
pakketbeheer van weesgeneesmiddelen. Dat sinds 20 november jl. op hun
website te vinden is en ik als bijlage mee stuur bij deze brief.
Met de visiebrief zal ik ook de motie van lid Leijten (SP) (Kamerstuk
29477, nr. 301), de motie van lid Van Dijk (PvdA) (Kamerstuk 29 477, nr.
339) en de motie van leden Van Dijk (PvdA) en Bruins Slot (CDA)
(Kamerstuk 29477, nr. 337) afdoen.
In mijn brief van 29 juni jl. betreffende diverse
onderwerpen in verband met Algemeen Overleg geneesmiddelen van 2 juli
jl. (Kamerstuk 29 477 nr. 331) heb ik aangegeven dat door partijen
voortvarend gewerkt is aan de uitwerking van een plan van aanpak
om de meldingen rond vervalste geneesmiddelen beter te
stroomlijnen en ik de Kamer in het najaar zou informeren, zodra het plan
van aanpak gereed is. Ik stuur u dit plan van aanpak graag begin 2016,
zodat deze onderdeel kan vormen van een bredere stand van zaken brief
betreffende de beleidsagenda vervalsingen die ik momenteel in
voorbereiding heb. Deze stand van zaken brief zal, naast het plan van
aanpak meldingen, onder andere informatie bevatten over de
veiligheidskenmerken naar aanleiding van de motie van de leden Kuzu en
Bruins Slot (Kamerstuk 33 599, nr. 10). De adoptie van de gedelegeerde
handelingen over veiligheidskenmerken voor receptgeneesmiddelen wordt in
2016 verwacht. Met de stand van zaken brief zal ik u ook een rapport
sturen betreffende onderzoek naar de online aanschaf van geneesmiddelen
(vervolg op het onderzoek uit 2012 āRisicogedrag bij het online
bestellen van geneesmiddelenā) dat als onderdeel van de publiekscampagne
rond vervalsingen is uitgevoerd. De publiekscampagne zal plaatsvinden na
de massamediale uitingen van de publiekscampagne
antibioticaresistentie.
Tijdens het Algemeen Overleg kwaliteitszorg van 24 juni jl. is mij
gevraagd om in de reactie op het rapport van de IGZ inzake medische
technologie in ziekenhuizen ook in te gaan op medische
apparatuur in de thuissituatie. Na het Algemeen Overleg heeft
de IGZ mij geĆÆnformeerd dat zij op 15 juni jl. een brief heeft gestuurd
aan de ziekenhuizen met haar resultaten. Deze brief is als bijlage
toegevoegd. In de brief staat dat de IGZ constateert dat binnen de
ziekenhuizen de volledige implementatie van het convenant nog meer
aandacht behoeft, terwijl inmiddels al wel van een zeer reƫle
implementatietermijn kan worden gesproken. De IGZ verwacht daarom van
alle ziekenhuizen dat zij uiterlijk per 1 januari 2016 volledig en
aantoonbaar voldoen aan het convenant. Ik wacht de resultaten hiervan af
en zal dan bekijken hoe de borging van de veilige toepassing van
medische technologie uitgebreid kan worden naar de overige sectoren,
waaronder de thuiszorg.
Het Erasmus MC en Maastricht UMC hebben een lokale
handreiking 'orgaandonatie na euthanasie' gemaakt.Ā Ik heb u,
naar aanleiding van mondelinge vraag van het Kamerlid Tellegen in
november 2014, toegezegd te informeren als er een handreiking
beschikbaar zou zijn. De ziekenhuizen hebben de handreiking inmiddels
afgerond. Daarin staat stap voor stap beschreven hoe de procedure eruit
ziet en welke zorgvuldigheidseisen er gelden. (Huis)artsen die tijdens
een euthanasieprocedure te maken krijgen met een donatieverzoek
kunnenĀ gebruikmaken van de handreiking die zij via de
transplantatiecoƶrdinator van het universitaire ziekenhuis in de eigen
regio kunnen opvragen.
Het Erasmus MC en Maastricht UMC hebben er voor gekozen de
handreiking alleen aan direct betrokken professionalsĀ beschikbaar te
stellen, omdat het nog om een lokale handreiking gaat.Ā De handreiking is
door alle (huis)artsen die te maken krijgen met een dergelijk verzoek
wel op te vragen. De belangrijkste beroepsverenigingen hebben het belang
onderkend van een goede handreiking en hebben aangegeven met elkaar te
willen werken aan landelijke versie van de handreiking. De Nederlandse
Transplantatie Stichting ondersteunt dit proces. Ik vind het proces om
tot een landelijke handreiking te komen erg lang duren. Ik zal daarom
alle betrokken partijen uitnodigen voor overleg omĀ zoĀ spoedig tot een
breed gedragen tekst te komen.
In maart vorig jaar heb ik u het rapport van de Gezondheidsraad
ānaar een duurzame weefselketenā gestuurd met de
toezegging u daar zo spoedig mogelijk mijn standpunt over toe te zenden
(Kamerstuk 28140, nr.84). Ik heb daarbij aangegeven dat dit vanwege het
uitgebreide advies en de complexiteit van het onderwerp waarschijnlijk
meer tijd zou kosten dan gebruikelijk. Dit is ook gebleken. Het was
noodzakelijk om de conclusies van de Gezondheidsraad zorgvuldig te
bestuderen. In de postmortale weefselketen wordt immers gewerkt met
menselijk weefsel. Daarnaast was sprake van complexe verhoudingen tussen
partijen in de keten. Ik zal in het voorjaar van 2016 uw Kamer mijn
standpunt toesturen.
Ik heb besloten om de behandeling occipitale zenuwstimulatie voor de behandeling van medicamenteus onbehandelbare clusterhoofdpijn voorwaardelijk toe te laten tot het basispakket van de Zorgverzekeringswet, met ingang van 1 januari 2016 en voor de duur van maximaal 4 jaar. Occipitale zenuwstimulatie bij medicamenteus onbehandelbare chronische clusterhoofdpijn betreft een al lopend onderzoek.
Voor deze voorwaardelijke toelating, heb ik een bedrag van maximaal
ā¬6,0 miljoen voor de totale periode van 4 jaar gereserveerd voor de
financiering van deze behandeling. Mocht gedurende de voorwaardelijke
toelatingsperiode blijken dat het gereserveerde budget wordt
overschreden of dreigt te worden overschreden, dan kan ik alsnog
besluiten de voorwaardelijke toelating te beƫindigen voor de afloop van
de periode van 4 jaar.
Ik heb besloten om de behandeling met het
extramurale geneesmiddel Fampyra bij volwassen
patiƫnten met MS met een beperkt loopvermogen (Expanded Disability
Status
Scale 4 tot en met 7) voorwaardelijk toe te laten tot het basispakket
van de Zorgverzekeringswet, met ingang van 1 april 2016 en voor de duur
van 2 jaar. Voor deze voorwaardelijke toelating, heb ik een bedrag van
maximaal ā¬4,6 miljoen voor de totale periode van 2 jaar gereserveerd
voor de financiering van Fampyra. Mocht gedurende de voorwaardelijke
toelatingsperiode blijken dat het gereserveerde budget wordt
overschreden of dreigt te worden overschreden, dan kan ik alsnog
besluiten de voorwaardelijke toelating te beƫindigen voor de afloop van
de periode van 2 jaar.
Bij de begrotingsbehandeling van VWS op 3 en 4 november jl. heb ik
uw Kamer geĆÆnformeerd over het oprichten van een
praktijkteam. Er is recent veel veranderd. Daardoor komt het
voor dat professionals elkaar onvoldoende weten te vinden waardoor de
doorstroom in de keten stokt. Dit is in het bijzonder zichtbaar in het
transfermoment van ziekenhuis naar de thuissituatie. En omgekeerd van de
thuissituatie naar opgeschaalde zorg als er tijdelijk iets meer nodig is
dan thuis geleverd kan worden. Primair gaat het om de functie van het
eerstelijns verblijf en de zaken die daaromheen spelen.
Ik heb daarom een praktijkteam samengesteld, bestaande uit VWS beleidsmedewerkers met kennis van wet en regelgeving, transitievraagstukken en van de desbetreffende sector. Het praktijkteam brengt de juiste mensen bij elkaar, legt verbindingen, informeert zorgprofessionals, legt wet- en regelgeving uit en verspreidt goede voorbeelden. Ook de NZa, ACM en ZiNL zullen worden ingeschakeld als dat nodig is. Het praktijkteam wordt zonodig ondersteund door experts uit de praktijk die als āoliemannetjeā kunnen fungeren. Deze experts zullen ingeschakeld worden naar gelang de behoefte en het soort expertise dat nodig is.
Het praktijkteam is gestart. Het heeft knelpunten geĆÆnventariseerd en
haalt momenteel goede voorbeelden op in bijvoorbeeld de regio Breda en
Den Haag. In januari wordt de inventarisatie die nu gaande is omgezet
naar handelingsperspectief voor zorgprofessionals. Vanaf februari kan er
door zorgprofessionals direct contact worden gezocht met het
praktijkteam. Het telefoonnummer en e-mailadres zullen voor 1 februari
bekend worden gemaakt.
In mijn reactie op twee rapporten van het Zorginstituut Nederland,
waaronder over DSM-5 (Kamerstuk 24077, nr. 344), en bij de aanbieding
van de Impactanalyse van de NZa over de DSM-5 (Kamerstuk 25424, nr. 268)
heb ik u toegezegd u eind dit jaar nader te informeren over de
eventuele toepassing van DSM-5 voor het verzekerd pakket en de
bekostiging ggz. Daartoe heb ik het Zorginstituut gevraagd om
een nader advies. Het Zorginstituut heeft mij laten weten dat zij dit
advies begin 2016 aan mij aanbieden. Samen met het eerdere advies van
het Zorginstituut en het advies van de NZa, zal ik uw Kamer komend
voorjaar mijn reactie hierop geven.
In mijn brief over de stand van zaken āintegrale
bekostigingā van 30 juni jl. (Kamerstuk 29248, nr. 285), heb ik
laten weten u eind 2015, na de oplevering van de quickscan āintegrale
bekostiging en governanceā van TIAS Business school en de tweede monitor
āintegrale bekostigingā van de NZa, te zullen informeren over de stand
van zaken integrale bekostiging. Zowel TIAS business school als de NZa
hebben aangegeven de documenten later op te leveren dan verwacht. De
quickscan āsamenwerkingsmodel en governanceā wordt binnenkort opgeleverd
door de TIAS Business school. Ik zal u deze na ontvangst toesturen. De
oplevering van de monitor āintegrale bekostigingā van de NZa wordt
voorjaar 2016 verwacht. Omdat ik de uitkomsten van beide rapporten mee
wil nemen in de stand van zakenbrief over integrale bekostiging, stuur
ik uw Kamer deze brief na oplevering van de monitor van de NZa.
Op 13 oktober 2015 heb ik u per brief geĆÆnformeerd over mijn besluit
om in 2016 nogmaals een subsidieregeling in te stellen om medisch
specialisten te faciliteren die alsnog de keuze zouden willen maken voor
het loondienstmodel (Kamerstuk 29248, nr. 288). Ik kan u melden dat de
subsidieregeling inmiddels in de Staatscourant is geplaatst.
Bij de aanbieding van de monitor generalistische
Basis-GGZ (786981-138467-CZ) in juni 2015 heb ik u aangekondigd
dat ik in december 2015 een volgende versie van de monitor verwachtte,
en dat ik u eind 2015 hierover zou informeren. KPMG Plexus heeft
inmiddels de definitieve versie van de rapportage opgeleverd, die als
bijlage bij deze brief is gevoegd. Deze rapportage geeft een
kwantitatief en kwalitatief beeld van de ontwikkelingen in de curatieve
GGZ na invoering in 2014 van de generalistische Basis GGZ. De rapportage
toont resultaten uit drie deelnemende regioās in de eerste en tweede
helft van 2014, en de eerste helft van 2015, in vergelijking met de
jaren ervoor. Het onderzoeksbureau benadrukt dat op basis van deze
monitor nog geen algemene conclusies getrokken kunnen worden over de
effecten van het ingezette beleid. De bevindingen hebben alleen
betrekking op de deelnemende aanbieders in de geselecteerde regioās, en
bovendien zijn van deze regioās ook nog niet alle declaratiegegevens
beschikbaar. De resultaten van de monitor zijn besproken met betrokken
partijen uit de sector. Over het geheel herkennen partijen zich in het
geschetste beeld. Partijen hebben aangegeven de bevindingen verder met
elkaar te willen verkennen om onderliggende oorzaken naar boven te
halen, hiermee zal begin 2016 gestart worden. Het onderzoeksbureau heeft
aangegeven rond juni 2016 de volgende rapportage op te leveren, waarin
de data landelijk zullen zijn gevalideerd. Deze rapportage zal een
completer beeld geven, op basis waarvan meer algemene conclusies
getrokken kunnen worden. Ik zal uw Kamer deze rapportage na ontvangst
doen toekomen.
In het Algemeen Overleg van 15 oktober jl. heeft de staatssecretaris
de toezegging gedaan om de Kamer voor het einde van het jaar te
informeren over de stand van zaken met betrekking tot de ontwikkeling
van de nieuwe bekostiging wijkverpleging. Naar
verwachting volgt het advies over deze bekostiging in januari. Zodra het
advies er is zal dit aan de Kamer worden toegestuurd. Verder zal de
staatssecretaris zoals is afgesproken met uw Kamer, periodiek op basis
van informatie van het ZiNL, uw Kamer informeren over de uitgaven binnen
de wijkverpleging. Overigens heeft VWS cijfers opgevraagd bij Vektis
over de nieuwe instroom van cliƫnten binnen de wijkverpleging. Dit zijn
cijfers over cliƫnten die in de eerste 9 maanden van 2015 verpleging en
of verzorging hebben ontvangen op basis van de aanspraak wijkverpleging
en dit in 2014 niet hebben ontvangen. Dit betreffen 170.349 cliƫnten.
Uiteraard zeggen de instroomcijfers niet alles over de uitputting van
het budget. De cijfers van het ZiNL over het derde kwartaal ontvangt uw
Kamer binnenkort. De definitieve cijfers over de uitgaven binnen de
wijkverpleging in 2015 op basis van de ZiNL cijfers, ontvangt uw Kamer
in het voorjaar van 2016.
In het Algemeen OverlegĀ wijkverpleging van 1 juli jl. heeft de
staatssecretaris toegezegd dat uw Kamer in het najaar een overzicht
ontvangt van de experimenten in 2016 binnen de
bekostiging van de wijkverpleging.Ā Op dit moment wordt de inkoop van de
wijkverpleging door verzekeraars afgerond. De NZa gaat begin 2016
inventariseren wat voor afspraken verzekeraars en aanbieders hebben
gemaakt omtrent de experimenten. De staatssecretaris zal uw Kamer hier
in het voorjaar van 2016 over informeren.
De tijdelijke wet ambulancezorg zal op termijn moeten worden
vervangen en ik beraad mij daarom op dit moment over de
toekomstige inrichting van de ambulancezorg. In het
kader hiervan heb ik SiRM gevraagd een vergelijking te maken tussen twee
opties, deze treft u hierbij aan.
Tijdens het Algemeen Overleg IGZ 18 september 2014 heb ik met uw Kamer gesproken over de zogenaamde zwarte doos op de operatiekamer. Het is aan de ziekenhuizen zelf om hier in te voorzien. In het afgelopen jaar is duidelijk geworden dat āde zwarte doosā een verzamelnaam is voor diverse ontwikkelingen in de sector die allemaal eenzelfde doel beogen. Dat doel is meer transparantie in de OK door de inzet van technologie en ICT met als eindresultaat de verbetering van patiĆ«ntveiligheid en efficiĆ«ntie.
Ik constateer dat de lijst ziekenhuizen in ons land die pilotstudyās, projecten en initiatieven uitvoeren gericht op de operatiekamer steeds langer wordt.Ā Hierbij is vaak sprake van een nauwe samenwerking tussen ziekenhuizen, universiteiten en het bedrijfsleven. Het kan bijvoorbeeld gaan om een geavanceerd en automatisch patiĆ«nten volgsysteem, om een checklist of alle noodzakelijke medische apparatuur wel aanwezig is en de registratie van die apparatuur, om de inzet van een Medical Data System dat alle gesprekken en beelden vastlegt en slim verwerkt of om een navigatiesysteem voor de operatiekamer. Dit zijn slechts enkele voorbeelden die mij bekend zijn. Het is duidelijk dat deze trend die in 2010 gestart is, zich doorzet en dat de aanvankelijke koudwatervrees die bij professionals bestond lijkt af te nemen.
Ik vind deze ontwikkeling, die aansluit bij mijn innovatiebeleid
uitermate positief. Aanbieders en professionals zijn zelf
verantwoordelijk voor veilige zorg en daarbij past ook dat zij innovatie
toepassen. Iedereen is het erover eens dat je geen goede zorg kunt
leveren en verbeteren als er geen feedback is om te kunnen leren van
fouten en foutjes. Deze moeten worden opgespoord,Ā geanalyseerd en
vervolgens moeten maatregelen worden genomen voor verbeteringen. Het is
duidelijk dat technologie daarbij kan helpen mits aan voorwaarden wordt
voldaan. Voorwaarden kunnen zijn dat als de gegevens uitsluitend bedoeld
zijn als training- en leerinstrument, deze niet met derden gedeeld
worden. Verder is de privacy van zowel de patiƫnt als de professional
een belangrijk aandachtspunt.Ā Ik heb er vertrouwen in dat partijen
hierover goede afspraken maken. De IGZ heeft aan ziekenhuizen die een
pilot zijn gestart te kennen gegeven, terughoudend te zullen omgaan met
haar bevoegdheden om informatie uit dergelijke systemen op te
vragen.Ā Alles overziende zie ik op dit moment geen sturende taak voor de
overheid.Ā
Tijdens de behandeling van de VWS-begroting op 4 en 5 november jl.
heb ik toegezegd bij de Stuurgroep Ondervoeding na te gaan of het
financieringsvraagstuk meegenomen kan worden in de
inventarisatie van verschillende voedingsconcepten in ziekenhuizen. Ik
heb dit aan de stuurgroep mee gegeven. De stuurgroep zal dit aspect
meenemen en nagaan op welke wijze financiering een rol speelt in
implementatie van voedingsconcepten.
Ik heb op 10 december jl. de Monitor Ambulantisering en
hervorming van langdurige GGZ van het Trimbos ontvangen. Deze
Monitor treft u hierbij aan. In januari 2016 zal ik het advies van het
Trimbos ontvangen over een mogelijk te hanteren streefcijfer ambulante
GGZ-zorg.Ā Bij de aanbieding van dit advies aan uw Kamer, zal ik ook mijn
reactie geven op de uitkomsten van de Monitor. Tevens zal ik in deze
brief terugkomen op de wachttijden bij beschermd wonen.
In de Voortgangsrapportage Hlz van april jl. (TK 2015, 34104 nr. 25) is
de eerste monitor over de ontwikkelingen op de
arbeidsmarkt besproken. In de Voortgangsrapportage Hlz van
september jl. (Kamerstuk 34104, nr. 70) is dit voor de tweede keer
gedaan. Bijgevoegd is een volgende update van de monitor die betrekking
heeft op twee onderwerpen. De ontwikkeling ontslag- en WW-aanvragen bij
het UWV en het gebruik sectorplannen zorg.
Voor de monitor sectorplannen levert het UWV gegevens over de
ontwikkeling van het aantal meldingen collectief ontslag,
ontslagaanvragen en ontslagvergunningen. Na een eerdere stijging in
2014, is in de eerste drie kwartalen van 2015 sprake van een daling van
zowel de meldingen, de ontslagaanvragen als de ontslagvergunningen. De
monitor laat verder zien dat het aantal meldingen collectief ontslag
aanmerkelijk groter is dan het daadwerkelijk aantal ingediende
ontslagaanvragen en verleende ontslagvergunningen. Tegenover ongeveer
5.800 meldingen in de periode januari 2015 ā september 2015 staan ruim
3.100 daadwerkelijke aanvragen en 1.900 verleende ontslagvergunningen.
De meeste ontslagvergunningen zijn verleend in de branche Verpleging,
verzorging en thuiszorg (Vvt). In de periode van januari ā september
2015 gaat het om 0,4% van de werkgelegenheid. In de branches
Gehandicaptenzorg (Ghz) en Geestelijke gezondheidszorg (Ggz) betreft het
respectievelijk 0,2% en 0,1% van de werkgelegenheid.
Vanuit het UWV zijn ook cijfers over de WW bekend, eveneens tot en
met het derde kwartaal 2015. Na een piek begin 2015 is de instroom in de
WW vanuit de langdurige zorg en ondersteuning vervolgens gedaald. Het
aantal lopende WW-uitkeringen is vanaf maart 2015 met bijna 35.000
uitkeringen nagenoeg stabiel; instroom en uitstroom zijn dus ongeveer
gelijk. De ervaring leert overigens dat dezelfde persoon meerdere keren
in een bepaalde periode een WW-uitkering toegekend kan krijgen. Uit de
gegevens van het UWV blijkt dat het aantal personen met een WW-uitkering
ruim 9% lager ligt dan het aantal WW-uitkeringen. In september 2015
waren er ongeveer 31.500 unieke personen met een WW-uitkering, die
eerder in de langdurige zorg en ondersteuning werkzaam waren.
In het kader van het landelijk sectorplan zorg wordt ingezet op
van-werk-naar-werk-trajecten. In de Voortgangsrapportage Hlz van
september jl. (Kamerstuk, 34104, nr. 70) is aangegeven dat het landelijk
sectorplan naar beneden bijgesteld is, van 24.000 naar 4.000 trajecten.
Onlangs heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de Tweede
Kamer laten weten dat de vrijvallende middelen beschikbaar blijven voor
de zorg en ingezet worden voor persoonlijke dienstverlening vanuit het
UWV en voor specifieke trajecten, waaronder scholingsvouchers (Kamerstuk
33566, nr. 84). In mijn brief van 4 december jl. (Kamerstuk 29282, nr.
238) is aanvullend daarop gemeld dat daarvoor een zorginhoudelijke
project- en uitvoeringsorganisatie ingericht wordt, die zorgpersoneel
begeleidt naar een nieuwe baan met perspectief in de langdurige zorg en
ondersteuning. De 18 regionale sectorplannen in de zorg zijn gericht op
om- en bijscholing van het personeel, zodat dit personeel zoveel
mogelijk behouden blijft voor de zorg en behoed wordt voor ontslag.
Inmiddels hebben zorginstellingen ingetekend op ruim 80.000
scholingstrajecten. Regioās, zorginstellingen en ook hun werknemers zijn
volop aan de gang met deze trajecten.
In mijn brief van 9 oktober jl. (840030-141510-MEVA), heb ik aangegeven
u uiterlijk in december een update te zullen sturen van de
factsheet medisch beroepsgeheim. Tijdens het Algemeen
Overleg van 19 november jl. is echter een aantal punten met betrekking
tot het beroepsgeheim aan de orde geweest waarvan het naar mijn mening
goed is om die ook een plek te geven in de factsheet. Dat vergt wel wat
meer tijd. Mijn voornemen is daarom u in de brief over het
beroepsgeheim, die voor het voorjaar 2016 is toegezegd, te informeren
over deze factsheet.
Ik heb in het Algemeen Overleg patiƫntveiligheid op 8 oktober jl.
aangegeven dat in het werkplan van de Inspectie 2016
aandacht komt voor de cosmetische sector. De IGZ heeft mij laten weten
dat dit in hun werkplan voor 2016 opgenomen is. Zo zal de IGZ samen met
de NVWA in 2016 bij de schoonheidsalons een inventarisatie
latenĀ uitvoeren om meer zicht te krijgen op de activiteiten die hier
worden uitgevoerd en welke daarvan vallen onder zorg. Vervolgens zal op
basis van die inventarisatie een aantal gezamenlijke inspecties bij
schoonheidssalons worden gedaan. De inventarisatie en de bezoeken zullen
vervolgens worden gebruikt als input voor de verdere uitwerking hoe de
NVWA en de IGZ toezicht gaan houden op deze doelgroep. Met de komst van
de Wkkgz en straks met de aanpassing van de Wet BIG krijgt de IGZ meer
instrumenten in handen om toezicht te houden op de cosmetische
sector.
Na de tweede suppletoire begroting is nog een aantal
mutaties op de VWS begroting ingediend voor het lopende
begrotingsjaar. Deze zullen bij Slotwet worden verwerkt. In het hierna
volgende overzicht licht ik de als beleidsmatig aan te merken mutaties
nader toe.
Artikel 1:
Het verplichtingenbudget op het instrument Bijdragen aan agentschappen binnen het artikelonderdeel āGezondheidsbeschermingā wordt met ā¬ 550.000 verhoogd. De mutatie betreft alleen verplichtingen en komt ten laste van het verplichtingenbudget 2016-2018. De mutatie hangt grotendeels samen met het vastleggen van een meerjarenopdracht aan het Agentschap College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (aCBG) in 2015 die in 2016-2018 tot betaling leidt en betreft daarnaast een kleine opdracht aan de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.
Bij 2e suppletoire begroting is op artikelonderdeel Ethiek ā¬ 1,218 miljoen aan het instrument Bijdrage aan ZBOās/RWTās toegevoegd in verband met de nabetaling aan ZiNL als gevolg van de vaststelling van de rijksbijdrage abortusklinieken over 2013 en 2014. Het bedrag van ā¬ 1,218 miljoen is het saldo van een vordering van ā¬ 0,836 mln voor 2013 en een nabetaling van ā¬ 2,054 in 2014. Op grond van de Comptabiliteitswet moeten deze bedragen bruto (per boekjaar) worden geboekt. Om hierin te voorzien is een desaldering noodzakelijk. De uitgaven (kas en verplichtingen) en ontvangsten (kas) worden derhalve met ā¬ 0,836 miljoen verhoogd.
Er vindt voor 2015 een verschuiving van ā¬ 2,0 miljoen verplichtingenbudget plaats van artikelonderdeel āZiektepreventieā naar artikelonderdeel āGezondheidsbevorderingā. De mutatie is nodig om de (meerjarige) projecten Care for obesityā en āprioriteitenplan gezond door het levenā kunnen vastleggen.
Artikel 2:
Voor het vastleggen van de projectsubsidie in 2015 voor de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Pharmacie (KNMP) is op artikelonderdeel Toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg ā¬ 10,994 miljoen aan verplichtingenbudget noodzakelijk. Dit budget komt ten laste van het verplichtingenbudget in de periode 2016 t/m 2019.
Artikel 4
Het verplichtingenbudget op het artikelonderdeel Kwaliteit, transparantie en kennisontwikkeling wordt met ā¬ 2,9 miljoen verhoogd. De mutatie komt ten laste van het verplichtingenbudget 2016. De mutatie hangt samen met het corrigeren van een eerdere mutatie waarbij alleen kasmiddelen hadden moeten vrijvallen, maar waarbij abusievelijk ook verplichtingenruimte is meegenomen.
Voor het vastleggen van de meerjarige programmering in 2015 van ZonMw is ā¬ 5,2 miljoen aan verplichtingenbudget noodzakelijk op artikelonderdeel Kwaliteit, transparantie en kennisontwikkeling. Dit budget komt ten laste van het verplichtingenbudget 2016. Het tekort is ontstaan door de toezegging van het meerjarige programma Kennis- en innovatieagenda sport 2016-2020.
Het verplichtingenbudget op artikelonderdeel Inrichten uitvoeringsactiviteiten wordt verhoogd met ā¬ 53,5 miljoen en ā¬ 48,7 miljoen. De mutaties betreffen alleen verplichtingen en komen ten laste van het verplichtingenbudget 2016. De mutaties zijn nodig om de goedkeuringen van het werkplan en de begroting 2016 van respectievelijk de NZa en het ZiNL vast leggen.
Het verplichtingenbudget op artikelonderdeel Inrichten uitvoeringsactiviteiten is met ā¬ 69,9 miljoen opgehoogd. De mutatie betreft alleen verplichtingen en komt ten laste van het verplichtingenbudget 2016. De mutatie hangt samen met de wettelijke verplichting om de begroting van het CAK voor het jaar 2016 uiterlijk 1-12-2015 goed te keuren.
Het verplichtingenbudget op artikelonderdeel Opleidingen, beroepenstructuur en arbeidsmarkt is met ā¬ 2,5 miljoen opgehoogd. De mutatie betreft alleen verplichtingen en komt ten laste van het verplichtingenbudget 2018. De mutatie hangt samen met het vastleggen van verplichtingen in 2015 die in 2016 en latere jaren tot betaling leiden.
Het verplichtingenbudget op artikelonderdeel Opleidingen, beroepenstructuur en arbeidsmarkt wordt met ā¬ 11 miljoen verhoogd. De mutatie is nodig om subsidie aan te kunnen gaan op grond van de subsidieregeling opleiding tot PA/ANP 2015-2018. De mutatie komt ten laste van het verplichtingenbudget 2018.
Artikel 6:
Op het artikelonderdeel Uitblinken in Sport vindt een budgetmutatie plaats van ā¬ 30.000 tussen de instrumenten Subsidies en Bijdragen (inter) nationale organisaties in verband met de betaling van de jaarlijkse contributie aan de WADA.
Artikel 7:
Om de uitkeringen en pensioenen voor oorlogsgetroffenen en verzetsdeelnemers op grond van de wetten en regelingen WOII te kunnen verplichten aan de Sociale Verzekeringsbank is het noodzakelijk om een aantal mutaties door te voeren. Het gaat om de volgende mutaties binnen het artikel:
Op artikelonderdeel 2 wordt het verplichtingenbudget met ā¬ 258,2 miljoen opgehoogd om de verplichting aan de Sociale Verzekeringsbank voor de uitkeringen te kunnen vastleggen. De mutatie komt ten laste van het verplichtingenbudget 2016.
Op artikelonderdeel 2 wordt het verplichtingenbudget met ā¬ 11 miljoen opgehoogd om de verplichting aan de Sociale Verzekeringsbank voor de uitvoeringskosten te kunnen vastleggen. De mutatie komt ten laste van het verplichtingenbudget 2016.
Artikel 10:
Binnen het apparaatsartikel vinden diverse overhevelingen plaats tussen de verschillende instrumenten. Per saldo verandert het artikeltotaal niet.
Op 10 juni jl. heeft u mijn reactie ontvangen op de overname van de diabeteskliniek Diabeter door een fabrikant van medische hulpmiddelen, Medtronic (Kamerstuk 32805, nr. 40). Daarin heb ik aangekondigd uw Kamer nog dit jaar nader te informeren over deze ontwikkeling en de wijze waarop de keuzevrijheid van de patiƫnt is geborgd. Met deze brief informeer ik uw Kamer nader. De afgelopen periode zijn gesprekken gevoerd met Diabeter en Medtronic en anderen zoals de Diabetes Verenging Nederland (DVN), de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) en Zorgverzekeraars Nederland (ZN). De samenwerking tussen fabrikanten van medische hulpmiddelen en behandelende artsen en klinieken wordt intensiever. Hoewel het aantal daadwerkelijke overnames vooralsnog beperkt lijkt, gebeurt het vaker dat zorgaanbieders afspraken maken met preferente leveranciers van genees- en hulpmiddelen en medische technologie.
Hier is op zich niets mis mee en de ontwikkeling kan zelfs een
positieve bijdrage leveren aan de zorg. Zolang de samenwerking tussen
fabrikanten van medische hulpmiddelen en zorgaanbieders bijdraagt aan de
kwaliteit en innovatie in de zorg, vind ik dit een positieve
ontwikkeling. Een belangrijke voorwaarde is wel dat de onafhankelijke
positie van zorgprofessional Ʃn de keuzevrijheid van de patiƫnt
voldoende zijn geborgd. Op deze manier worden onwenselijke prikkels bij
het verlenen van zorg voorkomen. De positie van de patiƫnt is geborgd
binnen de geldende wettelijke regelgeving en professionele standaarden
op het gebied van kwaliteit en bestuursstructuur. Daarbij spreekt de IGZ
zowel behandelend artsen en andere betrokken zorgprofessionals als raden
van bestuur en raden van toezicht aan op hun verantwoordelijkheden. Ik
zie op dit moment geen aanleiding voor verder onderzoek.
In de Kamerbrief āMerkbaar minder regeldrukāĀ van 2 juli jl. heb
ik aangegeven uw Kamer dit jaar nader te informeren over de
ervaringen van het Kafka-traject. In de bijlage bij
deze brief vindt u de publieksversie van dit actieplan en voldoe ik
hierbij aan de toezegging aan uw Kamer. In het collectief
functioneringsgesprek waarbij ik aanwezig was hebben alle partijen
aangegeven stappen te willen zetten om barriĆØres tussen de cure en care
die professionals en bestuurders in de weg staan om betere zorg voor de
patiƫnt te leveren, aan te pakken. Dit plan biedt een weergave van de
besproken problemen en acties. Ik kijk uit naar de resultaten van het
terugkomgesprek in het voorjaar waarin de voortgang en resultaten worden
bezien.
Naar aanleiding van mijn brief āSamen beslissenā van 29 oktober jl.
heeft uw Kamer gevraagd het daarbij behorende tijdpad
te mogen ontvangen met het oog op een te houden Algemeen Overleg
Patiƫnten- en cliƫntenrechten. In de bijlage vindt u het tijdpad.
Actiz, FMS, GGZ NL, InEen, KNMP, LHV, NHG, NFU, NPCF, KNGF, NVZ, VGN, VNG, VWS, ZN.ā©ļø
http://jeugdmonitor.cbs.nl/nl-nl/indicatoren/publicaties/2015/jaarrapport-2015-banners/ā©ļø
http://vaccine-schedule.ecdc.europa.eu/Pages/Scheduler.aspxā©ļø
http://www.gezondheidsraad.nl/nl/taak-werkwijze/werkterrein/preventie/vaccinatie-tegen-kinkhoest-doel-en- strategieā©ļø
http://www.rivm.nl/dsresource?objectid=rivmp:294183&type=org&disposition=inlineā©ļø
http://www.rivm.nl/Documenten_en_publicaties/Wetenschappelijk/Rapporten/2015/november/State_of_Infectious_Diseases_in_the_Netherlands_2014ā©ļø
http://www.rivm.nl/Documenten_en_publicaties/Wetenschappelijk/Rapporten/2015/november/The_National_Immunisation_Programme_in_the_Netherlands_Surveillance_and_developments_in_2014_2015ā©ļø