[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

EU-voorstel: Verordening Europese grens- en kustwacht COM (2015) 671

EU-voorstel: Verordening Europese grens- en kustwacht COM (2015) 671

Bijlage

Nummer: 2016D03191, datum: 2016-01-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Mededeling van de vaste commissie voor Europese Zaken over een subsidiariteitstoets bij het EU-voorstel: Verordening Europese grens- en kustwacht COM (2015) 671 (2016D03190)

Preview document (🔗 origineel)


	

TOELICHTING

1.	ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

•	Motivering en doel van het voorstel

Het doel van dit voorstel is de oprichting van een Europese grens- en
kustwacht, die tot taak heeft het Europese geïntegreerde beheer van de
buitengrenzen van de EU te verzorgen, om migratie doeltreffend te
beheren, een hoog niveau van veiligheid in de Unie te verzekeren en het
vrije verkeer van personen in de Unie te waarborgen. Dit voorstel maakt
deel uit van een maatregelenpakket dat de Commissie presenteert met het
oog op een betere bescherming van de buitengrenzen van de EU, zoals
beschreven in bijgaande mededeling van de Commissie.

De Europese Unie is in 2015 geconfronteerd met buitengewone migratiedruk
aan haar buitengrenzen, doordat van januari tot november naar schatting
1,5 miljoen personen illegaal de grenzen hebben overschreden. De enorme
omvang van de gemengde migratiestromen die de buitengrenzen van de
Europese Unie hebben overschreden en de daaruit voortvloeiende
secundaire stromen toont aan dat de bestaande structuren op het niveau
van de Unie en de lidstaten ontoereikend zijn om de uitdagingen van
zo’n grote toestroom aan te pakken. Irreguliere migratie over de
buitengrenzen van een lidstaat heeft binnen het Schengengebied zonder
binnengrenzen gevolgen voor alle Schengenstaten. Naar aanleiding van de
aanzienlijke secundaire stromen hebben verschillende lidstaten opnieuw
grenscontroles aan hun binnengrenzen ingevoerd. Dat heeft aanzienlijke
spanningen veroorzaakt voor de werking en de samenhang van het
Schengengebied.

De huidige migratiecrisis maakt duidelijk dat het Schengengebied zonder
binnengrenzen slechts in stand kan worden gehouden als de buitengrenzen
effectief worden beveiligd en beschermd. De bewaking van de
buitengrenzen van de Unie is ons gemeenschappelijk en gedeeld belang en
moet verzekerd worden volgens strenge en uniforme Unienormen.

Door de terroristische aanslagen van dit jaar is de bezorgdheid van de
burgers over hun veiligheid toegenomen. Hoewel grenzen nooit absolute
veiligheid kunnen waarborgen, kunnen zij daartoe wel aanzienlijk
bijdragen door betere beveiliging en betere inlichtingen en daarmee
toekomstige aanslagen helpen voorkomen. Deze taak is nog belangrijker
geworden doordat bij terroristische aanslagen steeds vaker personen
betrokken zijn die als buitenlandse strijder actief zijn geweest.
Versterking van de beveiliging van de buitengrenzen is dan ook
essentieel om het vertrouwen van de bevolking te herstellen.

Een eengemaakt gebied waarbinnen zonder binnengrenzen kan worden
gereisd, kan slechts bestaan als de buitengrenzen effectief worden
beschermd. Een keten is immers altijd maar zo sterk als de zwakste
schakel. Een besliste stap in de richting van een geïntegreerd
beheersysteem voor de buitengrenzen is dus noodzakelijk. Dat is alleen
mogelijk als alle lidstaten een bijdrage leveren overeenkomstig de
beginselen van solidariteit en verantwoordelijkheid die alle
EU-instellingen hebben onderschreven als leidende beginselen voor de
aanpak van de migratiecrisis.

In de Europese migratieagenda is vastgesteld dat een gedeeld beheer van
de buitengrenzen tot stand moet worden gebracht, overeenkomstig artikel
77 VWEU, waarin de doelstelling om “geleidelijk een geïntegreerd
systeem voor het beheer van de buitengrenzen op te zetten” is
geformuleerd. Commissievoorzittter Juncker heeft in zijn State of the
Union van september jongstleden aangekondigd dat de Commissie vóór het
einde van het jaar ambitieuze stappen zou voorstellen op weg naar een
volledig operationele Europese grens- en kustwacht, wat vervolgens werd
bevestigd in het werkprogramma van de Commissie voor 2016.

Bij de ontwerpverordening worden de algemene beginselen van Europees
geïntegreerd grensbeheer vastgesteld en worden een Europese grens- en
kustwacht en een op Frontex gebaseerd Europees grens- en
kustwachtagentschap opgericht. Het doel van deze ontwerpverordening is
te voorzien in een meer geïntegreerd beheer van de buitengrenzen van de
EU, onder meer door het Europees grens- en kustwachtagentschap meer
bevoegdheden op het gebied van het beheer van de buitengrenzen en
terugkeer te verlenen dan Frontex momenteel heeft. De ontwerpverordening
verleent het Europees grens- en kustwachtagentschap de aanvullende
bevoegdheden die het nodig heeft voor doeltreffend geïntegreerd
grensbeheer op Europees niveau, voor het aanpakken van de tekortkomingen
van het grensbeheer op nationaal niveau en om te kunnen optreden bij
buitensporige migratiestromen zoals die zich dit jaar aan de
buitengrenzen van de Europese Unie hebben voorgedaan.

De toekenning van deze aanvullende bevoegdheden aan de autoriteit op
Europees niveau van de Europese grens- en kustwacht is van wezenlijk
belang om te voorkomen dat tekortkomingen bij het beheer van de
buitengrenzen of onvoorziene migratiestromen de goede werking van het
Schengengebied ondermijnen. De problemen die door de migratiecrisis zijn
ontstaan, kunnen niet op passende wijze worden aangepakt als de
lidstaten op ongecoördineerde wijze optreden. Het geïntegreerde
grensbeheer is een gedeelde verantwoordelijkheid van het Europees grens-
en kustwachtagentschap en de nationale autoriteiten die met het
grensbeheer zijn belast (inclusief de kustwachten voor zover deze taken
op het gebied van grenstoezicht uitvoeren), die samen de Europese grens-
en kustwacht vormen.

•	Samenhang met de huidige bepalingen op dit beleidsgebied

Deze ontwerpverordening is een antwoord op de oproep van het Europees
Parlement en de Europese Raad tot doeltreffend beheer van de
buitengrenzen van de Europese Unie. De Europese Raad heeft in oktober
2015 duidelijke richtsnoeren gegeven dat de buitengrenzen van de
Europese Unie moeten worden versterkt door te werken aan een
geïntegreerd beheersysteem voor de buitengrenzen en door het mandaat
van Frontex te versterken in de context van debatten over de
ontwikkeling van een Europees grens- en kustbewakingssysteem, onder meer
wat betreft de inzet van snellegrensinterventieteams in gevallen waarbij
uit Schengenevaluaties of uit risicoanalyses blijkt dat krachtig en
onverwijld moet worden opgetreden, in samenwerking met de betrokken
lidstaat. De Europese Raad was voorts van mening dat het mandaat van
Frontex inzake terugkeer moet worden verruimd met het recht om op eigen
initiatief gezamenlijke terugkeeroperaties te organiseren, en dat de rol
van Frontex inzake het verkrijgen van reisdocumenten voor terugkeerders
moet worden versterkt.

De Commissie heeft in de Europese migratieagenda voorgesteld om de
lidstaten en de Europese Unie gezamenlijk verantwoordelijk te maken voor
het beheer van de buitengrenzen. Daartoe werd in de migratieagenda
voorgesteld de rechtsgrondslag van Frontex te wijzigen om de taken en
bevoegdheden uit te breiden. Enkele van de voorgestelde maatregelen van
de Commissie waren het oprichten van een Europese grens- en kustwacht,
het uitbreiden van de rol van het Europees grens- en kustwachtagentschap
bij de organisatie en coördinatie van terugkeer, het verbeteren van het
beheer van de middelen van het agentschap en de lidstaten en het
invoeren van de hotspotaanpak.

Met deze ontwerpverordening draagt de Commissie bij aan de versterking
van de effectiviteit en betrouwbaarheid van het grensbeheer door
verhoging van het niveau van verantwoordelijkheid en solidariteit. De
Europese Unie heeft de afgelopen paar jaar een beleid gevoerd dat de
lidstaten in staat stelt solide buitengrenzen op te bouwen en te
onderhouden. Zolang er echter op Unieniveau geen sprake is van
strategisch uitgevoerd geïntegreerd grensbeheer, zullen er op nationaal
niveau uitvoeringsverschillen blijven tussen de lidstaten. Derhalve
moeten er EU-normen voor grensbeheer komen die alle aspecten van het
beheer van de buitengrenzen van de Unie dekken, zoals de Commissie in de
Europese migratieagenda al heeft aangegeven.

Dit voorstel bouwt voort op het al bestaande beleid inzake grensbeheer,
waar ook Frontex onder valt, maar brengt dit beleid op een kwalitatief
hoger peil. Frontex is opgericht bij Verordening (EG) nr. 2007/2004 van
de Raad, die is gewijzigd bij Verordening (EG) 863/2007, waarbij de
snelle grensinterventies werden ingevoerd, en bij Verordening (EU) nr.
1168/2011, waarbij de verantwoordelijkheid van Frontex inzake de
bescherming van de grondrechten werd versterkt. Dit voorstel houdt een
aanzienlijke versterking in van het vermogen van het agentschap om
doeltreffend op te treden bij huidige en toekomstige dreigingen aan de
buitengrenzen, namelijk door proactieve versterking, evaluatie en
coördinatie van het optreden van de lidstaten voor de uitvoering van
passende maatregelen aan de buitengrenzen.

Het voorstel vult de bestaande wetgeving aan door een soortgelijke
aanpak te hanteren als bij het Europees grensbewakingssysteem (Eurosur):
bevordering, door middel van concrete verbintenissen, van een geest van
samenwerking, informatie-uitwisseling en coördinatie van de
inspanningen van de lidstaten en het Europees grens- en
kustwachtagentschap, alsmede de nationale autoriteiten en agentschappen
van de Unie. Ook wordt voortgebouwd op Verordening (EU) nr. 656/2014 tot
vaststelling van regels voor de bewaking van de zeebuitengrenzen in het
kader van de operationele samenwerking gecoördineerd door Frontex. Het
voorstel voorziet tevens in ontwikkeling en versterking van de snelle
grensinterventies.

Het voorstel en met name de invoering van een kwetsbaarheidsbeoordeling
vormt een aanvulling op het Schengenevaluatiemechanisme dat bij
Verordening (EU) nr. 1053/2013 is ingesteld. Het
Schengenevaluatiemechanisme is bedoeld om het wederzijdse vertrouwen
tussen de lidstaten in stand te houden. Het voorziet in een technische
en een juridische beoordeling aan de hand waarvan wordt gecontroleerd of
het Schengenacquis correct wordt toegepast en of aan de voorwaarden voor
de opheffing van de controles aan de binnengrenzen wordt voldaan.
Wanneer bij een Schengenevaluatie aan de buitengrenzen ernstige
tekortkomingen zijn geconstateerd, kan de Commissie aanbevelen dat een
Europees grens- en kustbewakingsteam wordt ingezet of dat aan het
agentschap ter beoordeling strategische plannen worden voorgelegd. Dit
voorstel laat voorts de maatregelen onverlet die uit hoofde van de
artikelen 19 bis en 26 van de Schengengrenscode kunnen worden
vastgesteld.

De kwetsbaarheidsbeoordeling is met name op preventie gericht: voorkomen
dat een crisissituatie ontstaat. De operationele vermogens van de
lidstaten aan de buitengrenzen worden beoordeeld en met dat doel wordt
gekeken naar de technische uitrusting, capaciteiten, middelen en
noodvoorzieningen. De beoordeling wordt verricht door het agentschap, en
de raad van toezicht brengt advies uit aan de uitvoerend directeur, die
een beslissing neemt over de noodzakelijke maatregelen. Als een lidstaat
het besluit van de uitvoerend directeur niet naleeft en daardoor de
werking van het Schengengebied in gevaar kan komen, kan de Commissie een
uitvoeringsbesluit vaststellen waardoor het agentschap tot rechtstreekse
interventie moet overgaan.

Dit voorstel bouwt voort op en houdt een ontwikkeling in van deze
bestaande beleidsbepalingen en brengt deze samen in de Europese grens-
en kustwacht, waardoor een geïntegreerd beheersysteem voor de
buitengrenzen op Unieniveau tot stand komt, zoals voorgeschreven in
artikel 77, lid 2, onder d), van het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie.

•	Samenhang met andere beleidsgebieden van de Unie

Dit voorstel is nauw verbonden met en vormt een aanvulling op ander
beleid van de Unie, namelijk:

a)	het gemeenschappelijk Europees asielstelsel: door het opzetten van
ondersteuningsteams voor migratiebeheer in hotspotgebieden, dat nauw
verbonden is met de herplaatsing van personen die duidelijk
internationale bescherming nodig hebben;

b)	interne veiligheid: zoals in de Europese veiligheidsagenda werd
benadrukt, zijn strenge gemeenschappelijke normen voor grensbeheer
essentieel om grensoverschrijdende criminaliteit en terrorisme te
voorkomen. Dit voorstel levert voorts een bijdrage aan de totstandkoming
van een hoog niveau van interne veiligheid door het agentschap in staat
te stellen bij zijn risicoanalyse aspecten van grensoverschrijdende
criminaliteit en terrorisme in aanmerking te nemen en de
persoonsgegevens te verwerken van personen die van betrokkenheid bij
terroristische handelingen worden verdacht en door te bepalen dat het
agentschap bij de preventie van terrorisme samenwerkt met andere
agentschappen van de Unie en internationale organisaties. Ten aanzien
van de toegang tot nationale en Europese databases bepaalt de
verordening dat de lidstaten verplicht zijn de leden van de Europese
grens- en kustbewakingsteams toegang te verlenen tot die databases. De
Commissie zal onderzoeken of het mogelijk is het agentschap toegang te
verlenen tot Europese databases zoals het Schengeninformatiesysteem
(SIS) en Eurodac, en zal overwegen voorstellen in te dienen tot
wijziging van de rechtshandelingen die de rechtsgrondslag voor die
databases vormen;

c)	de strategie van de Unie voor douanerisicobeheer en de veiligheid van
de toeleveringsketen: deze bevordert de samenwerking en het delen van
informatie tussen de douane-, rechtshandhavings- en
veiligheidsinstanties, teneinde de complementariteit van de
taakverdeling, de ontwikkeling van gemeenschappelijke risicocriteria en
de uitwisseling van risico-informatie te waarborgen;

d)	maritieme veiligheid en beveiliging en maritieme bewaking: door
totstandbrenging van Europese samenwerking op het gebied van
kustwachttaken tussen het Europees grens- en kustwachtagentschap, het
Europees Bureau voor visserijcontrole en het Europees Agentschap voor
maritieme veiligheid;

e)	het beleid van de Unie inzake externe betrekkingen: het Europees
grens- en kustwachtagentschap moet de operationele samenwerking tussen
de lidstaten en derde landen faciliteren en aanmoedigen, onder meer door
de operationele samenwerking op het gebied van het beheer van de
buitengrenzen te coördineren en verbindingsfunctionarissen naar derde
landen uit te zenden, en door met de autoriteiten van derde landen samen
te werken op het gebied van terugkeer, ook wat de verkrijging van
reisdocumenten betreft.

2.	RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

•	Rechtsgrondslag

Dit wetgevingsvoorstel is gebaseerd op artikel 77, lid 2, onder b) en
d), en artikel 79, lid 2, onder c), van het Verdrag betreffende de
werking van de Europese Unie (VWEU).

In artikel 77, lid 1, onder b) en c ), wordt bepaald dat de Unie beleid
ontwikkelt dat tot doel heeft te zorgen voor personencontrole en
efficiënte bewaking bij het overschrijden van de buitengrenzen en
geleidelijk een geïntegreerd systeem voor het beheer van de
buitengrenzen op te zetten. Met het oog op die doelstellingen wordt in
artikel 77, lid 2, onder b) en d), bepaald dat het Europees Parlement en
de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure maatregelen vaststellen
voor de controles waaraan personen bij het overschrijden van de
buitengrenzen worden onderworpen alsmede alle maatregelen die nodig zijn
voor de geleidelijke invoering van een geïntegreerd systeem van beheer
van de buitengrenzen.

Overeenkomstig artikel 79, lid 2, onder c), kunnen het Europees
Parlement en de Raad maatregelen vaststellen op het gebied van
irreguliere immigratie en illegaal verblijf, met inbegrip van
verwijdering en repatriëring van illegaal verblijvende personen.

•	Subsidiariteit

Het doel van dit voorstel is een Europees geïntegreerd beheer van de
buitengrenzen van de EU, teneinde een doeltreffend beheer van migratie
en een hoog niveau van veiligheid in de Unie te waarborgen en het vrije
verkeer van personen in de Unie in stand te houden. Binnen het
Schengengebied zonder binnengrenzen ondervinden alle Schengenstaten de
gevolgen van irreguliere migratie over de buitengrenzen van één
lidstaat. Een eengemaakt gebied waarin zonder binnengrenzen kan worden
gereisd, kan slechts bestaan als de buitengrenzen effectief worden
beveiligd en beschermd.

Aangezien de bewaking van de buitengrenzen van de Unie een
gemeenschappelijk en gedeeld belang is dat overeenkomstig strenge
uniforme Unienormen moet worden verwezenlijkt, kunnen de doelstellingen
van dit voorstel niet voldoende door de lidstaten worden bereikt maar
beter door de Unie worden verwezenlijkt. De Unie kan daarom maatregelen
vaststellen overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel dat in artikel 5
van het Verdrag betreffende de Europese Unie is neergelegd.

•	Evenredigheid

De ontwerpverordening moet een antwoord geven op de nieuwe uitdagingen
en politieke realiteiten waarmee de Unie wordt geconfronteerd op het
gebied van migratiebeheer en interne veiligheid. De ontwerpverordening
voorziet in instrumenten om het beheer van de grenzen op alomvattende
wijze uit te voeren. Dat waarborgt dat de regels inzake geïntegreerd
grensbeheer door de lidstaten volledig en correct worden uitgevoerd, dat
passende maatregelen worden getroffen om crisissituaties te voorkomen en
in een vroeg stadium aan de buitengrenzen in te grijpen, en dat slechts
als een situatie niettemin kritiek wordt, op Unieniveau spoedmaatregelen
worden getroffen voor rechtstreekse interventie op het terrein. Gezien
de doelstellingen van deze verordening en overeenkomstig het in artikel
5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde
evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan nodig is
om deze doelstellingen te verwezenlijken.

•	Keuze van het instrument

Alleen met een verordening kan de uniformiteit worden verkregen die
vereist is om het geïntegreerde beheer van de buitengrenzen te
verzekeren. Aangezien het Frontex-agentschap, dat nu de naam Europees
grens- en kustwachtagentschap krijgt, bij een verordening is opgericht,
is een verordening ook voor dit voorstel de juiste keuze.

3.	RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN

Bij het opstellen van dit voorstel heeft de Commissie zich gebaseerd op
de regelmatig in de Europese Raad en de Raad van ministers alsook in het
Europees Parlement gevoerde besprekingen over grensbeheer en de voor de
aanpak van de migratiecrisis benodigde maatregelen. Over de toekomst van
het grensbeheer en met name de versterking van Frontex zijn besprekingen
gevoerd op de bijeenkomst van de Raad van ministers van 8 oktober 2015.
Daarop volgde op 15 oktober 2015 een bijeenkomst van de Europese Raad,
die in zijn richtsnoeren over de toekomst van het grensbeheer opriep tot
versterking van de buitengrenzen van de Europese Unie door onder meer de
totstandbrenging van een geïntegreerd beheersysteem voor de
buitengrenzen en de versterking van het mandaat van Frontex.

Sinds de aanvang van de werkzaamheden van Frontex op 1 mei 2005 wordt
voortdurend overleg gevoerd met de betrokkenen op Europees en nationaal
niveau. Met name vinden geregeld besprekingen plaats in het kader van de
rapportage van het agentschap aan het Europees Parlement en de Raad.
Frontex brengt voortdurend verslag uit over zijn activiteiten op de
vergaderingen van de raad van bestuur en in de diverse verslagen die het
agentschap in de loop van het jaar uitbrengt. Ook wordt regelmatig
informatie uitgewisseld met andere EU-agentschappen, waaronder het
Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken, het Bureau van de
Europese Unie voor de grondrechten en Europol, alsmede met de Europese
ombudsman. Daarnaast zijn besprekingen gehouden met maatschappelijke
organisaties en universiteiten.

De Commissie heeft in 2014 een studie laten uitvoeren naar de
haalbaarheid van een Europees grenswachtstelsel voor het toezicht op de
buitengrenzen van de Unie, met de resultaten waarvan rekening is
gehouden bij het opstellen van dit voorstel.

De Commissie heeft er ook voor gezorgd dat de standpunten van de
betrokkenen in aanmerking worden genomen, door de resultaten van de
externe evaluatie van Frontex zorgvuldig in overweging te nemen. Deze
externe evaluatie, die gebaseerd was op artikel 33 van Verordening (EU)
nr. 2007/2004, is uitgevoerd tussen juli 2014 en juni 2015 en bestrijkt
de periode van juli 2008 tot en met juli 2014. Het eindverslag is door
de raad van bestuur van Frontex besproken op 10 september 2015, waarna
de raad van bestuur aanbevelingen heeft opgesteld voor mogelijke
wijzigingen van de oprichtingsverordening van Frontex. Het merendeel van
de aanbevelingen waartoe de raad van bestuur op 28 oktober 2015 heeft
besloten, is in dit voorstel verwerkt.

De Commissie heeft ook rekening gehouden met het verslag van het
Europees Parlement over het Speciaal verslag van de Europese Ombudsman
betreffende het onderzoek op eigen initiatief naar Frontex
(OI/5/2012/BEH-MHZ) met betrekking tot de ontwikkeling van een
klachtenregeling voor het agentschap.

•	Grondrechten

Deze verordening respecteert de grondrechten en de beginselen vervat in
het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met name de
artikelen 18 en 19.

Dit voorstel beschermt de grondrechten door de vaststelling dat het
Europees grens- en kustwachtagentschap dient te beschikken over een
grondrechtenstrategie, door de instelling van een adviesforum voor de
grondrechten, door te voorzien in een uitgebreide rol voor de
grondrechtenfunctionaris en door in een klachtenregeling te voorzien
waardoor iedereen die zich benadeeld acht door een inbreuk op de
grondrechten tijdens de activiteiten van het agentschap, alsook iedere
derde betrokkene, een klacht bij het Europees grens- en
kustwachtagentschap kan indienen.

Dit voorstel voldoet derhalve aan de artikelen 2 en 6 van het Verdrag
betreffende de Europese Unie en aan het Handvest van de Grondrechten van
de Europese Unie.

4.	GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het Europees grens- en kustwachtagentschap, dat wordt opgebouwd op basis
van het al bestaande Frontex-agentschap, wordt belast met het beheer van
de buitengrenzen samen met de lidstaten. De subsidie voor Frontex, dat
de nieuwe naam Europees grens- en kustwachtagentschap krijgt, is reeds
in de begroting van de Unie opgenomen.

De begrotingen van het agentschap voor 2015 en voor 2016 zijn in 2015
verhoogd in verband met de aanpak van de migratiecrisis. In het
bijzonder werd het budget voor de gezamenlijke operaties Poseidon en
Triton verdrievoudigd, waardoor het agentschap meer ondersteuning op het
gebied van terugkeer kon bieden aan de lidstaten en in de noodzakelijke
middelen voor de hotspots kon worden voorzien. De uiteindelijke
EU-subsidie voor 2016 werd door de begrotingsautoriteit vastgesteld op
238 686 000 EUR.

Aangezien de werkzaamheden van het agentschap op het gebied van het
beheer van de buitengrenzen op hetzelfde peil moeten worden voortgezet,
ook wat betreft opsporing en redding en terugkeer, dient het
subsidiebedrag voor 2016 als basisbedrag voor de jaarlijkse begroting
van het Europees grens- en kustwachtagentschap te worden gehandhaafd.

Wil het agentschap zijn nieuwe taken echter overeenkomstig dit voorstel
op passende wijze kunnen vervullen, dan zal voor 2017 in de
Uniebegroting voor het agentschap 31,5 miljoen EUR meer dan in 2016
moeten worden opgenomen, en tot 2020 in 602 extra posten (waarvan 329
personeelsformatieposten en 273 posten voor extern personeel) moeten
worden voorzien alsmede in de daarvoor benodigde financiële middelen.

5.	OVERIGE ELEMENTEN

•	Regelingen betreffende toezicht, evaluatie en rapportage

Het Europees grens- en kustwachtagentschap moet verslag uitbrengen over
een aantal aspecten van zijn activiteiten en toezicht houden op zijn
werkzaamheden. In de eerste plaats moet het agentschap een
geconsolideerd jaarlijks activiteitenverslag opstellen, waarin een
evaluatie moet worden opgenomen over de uitgevoerde gezamenlijke
operaties en snelle grensinterventies. De Commissie moet om de drie jaar
overeenkomstig haar richtsnoeren een beoordeling verrichten van het
effect, de doeltreffendheid en de doelmatigheid van alle activiteiten
van het agentschap. De Commissie moet de resultaten van de evaluatie
doorgeven aan het Europees Parlement, de Raad en de raad van het bestuur
van het agentschap. Deze resultaten worden ook gepubliceerd. Daarnaast
kan het Europees Parlement of de Raad de uitvoerend directeur van het
agentschap verzoeken verslag uit te brengen aan die instellingen over de
wijze waarop hij zijn taken heeft uitgeoefend.

•	Toelichting bij de specifieke bepalingen van het voorstel

Het voorstel stelt de algemene beginselen vast voor het Europees
geïntegreerd grensbeheer, teneinde een doeltreffend beheer van migratie
en een hoog niveau van interne veiligheid in de Unie te waarborgen en
het vrije verkeer van personen in de Unie in stand te houden.

Het geïntegreerde grensbeheer van de EU bestaat uit maatregelen in
derde landen, maatregelen die in samenwerking met naburige derde landen
worden uitgevoerd, grenstoezichtmaatregelen aan de buitengrenzen en
maatregelen op het gebied van het vrije verkeer, met inbegrip van de
terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal in een lidstaat
verblijven.

Het doel van het voorstel is de oprichting van een Europese grens- en
kustwacht, die met het geïntegreerd grensbeheer wordt belast. Het
Europees grens- en kustwachtagentschap krijgt ten opzichte van het
mandaat van Frontex uitgebreidere bevoegdheden inzake alles aspecten van
geïntegreerd grensbeheer. De Europese grens- en kustwacht wordt gevormd
door het Europees grens- en kustwachtagentschap en de nationale
autoriteiten die met het grensbeheer zijn belast, inclusief de
kustwachten voor zover deze taken op het gebied van grenstoezicht
uitvoeren. De Europese grens- en kustwacht krijgt tot taak het Europees
geïntegreerd grensbeheer uit te voeren overeenkomstig het beginsel van
gedeelde verantwoordelijkheid. Aangezien alle nationale grenswachten,
met inbegrip van de kustwachten voor zover deze taken op het gebied van
grenstoezicht vervullen, het Europees geïntegreerd grensbeheer
uitvoeren, zijn zij tegelijkertijd zowel Europese grens- en kustwachten
als nationale grenswachten en kustwachten.

Omdat het agentschap andere bevoegdheden zal hebben dan Frontex, krijgt
het de nieuwe naam Europees grens- en kustwachtagentschap. Als
belangrijkste taken moet het Europees grens- en kustwachtagentschap een
operationele en technische strategie vaststellen voor de uitvoering van
geïntegreerd grensbeheer op het niveau van de Unie, toezien op de
effectiviteit van het grenstoezicht aan de buitengrenzen van de
lidstaten, kwetsbaarheidsbeoordelingen verrichten en ervoor zorgen dat
tekortkomingen in het beheer van de buitengrenzen door de nationale
autoriteiten worden aangepakt, intensievere operationele en technische
bijstand verlenen aan lidstaten door middel van gezamenlijke operaties
en snelle grensinterventies, toezien op de praktische uitvoering van
maatregelen in situaties die snel optreden aan de buitengrenzen
vereisen, alsook terugkeeroperaties en -interventies organiseren,
coördineren en uitvoeren.

Het Europees grens- en kustwachtagentschap zal een effectief globaal
overzicht moeten hebben van de situatie, zodat het in staat is vast te
stellen of een lidstaat de toepasselijke EU-wetgeving kan uitvoeren en
of er zwakke punten zijn in het grensbeheer van een lidstaat, teneinde
te voorkomen dat versterking van de migratiestromen tot ernstige
problemen aan de buitengrenzen leidt. Dit voorstel bevat daarom de
volgende onderdelen om de sterkere rol van het Europees grens- en
kustwachtagentschap ten opzichte van Frontex mogelijk te maken:

oprichting van een centrum voor monitoring en risicoanalyse met de
capaciteit om de migratiestromen naar en binnen de Europese Unie te
monitoren en risicoanalyses uit te voeren ten behoeve van de lidstaten,
die alle voor geïntegreerd grensbeheer relevante aspecten bestrijken,
en met name grenstoezicht, terugkeer, irreguliere secundaire stromen van
derdelanders in de Europese Unie, preventie van grensoverschrijdende
criminaliteit (met inbegrip van facilitering van irreguliere immigratie,
mensenhandel en terrorisme), alsmede de situatie in de naburige derde
landen. Het doel hiervan is de ontwikkeling van een mechanisme voor
vroegtijdige waarschuwing waarmee de migratiestromen naar de EU kunnen
worden geanalyseerd;

uitzending van verbindingsfunctionarissen door het agentschap naar de
lidstaten zodat het agentschap zijn monitoringtaak doeltreffend kan
uitvoeren, niet alleen door risicoanalyse en gegevensuitwisseling en via
Eurosur, maar ook door aanwezigheid op het terrein. De
verbindingsfunctionarissen moeten de samenwerking tussen het agentschap
en de lidstaten bevorderen en met name meehelpen aan het verzamelen van
de informatie die het agentschap nodig heeft voor het uitvoeren van
kwetsbaarheidsbeoordelingen en het monitoren van de maatregelen die de
lidstaten aan de buitengrenzen uitvoeren;

toezichthoudende taak van het agentschap: het agentschap verricht
verplichte kwetsbaarheidsbeoordelingen om vast te stellen of de
lidstaten de capaciteit hebben om problemen aan hun buitengrenzen aan te
pakken. Daartoe wordt onder meer een beoordeling verricht van de
uitrusting en de middelen waarover de lidstaten beschikken en van hun
noodplannen. De uitvoerend directeur stelt, op advies van de raad van
toezicht die binnen het Europees grens- en kustwachtagentschap wordt
ingesteld, de maatregelen vast die de betrokken lidstaat moet nemen en
bepaalt binnen welke termijn dat moet gebeuren. Het besluit van de
uitvoerend directeur is voor de betrokken lidstaat bindend; worden de
nodige maatregelen niet binnen de gestelde termijn getroffen, dan wordt
de zaak voorgelegd aan de raad van bestuur, die er nader over beslist.
Als de lidstaat ook dan niet in actie komt en daardoor de werking in
gevaar kan brengen, kan de Commissie een uitvoeringsbesluit vaststellen
betreffende rechtstreekse interventie door het agentschap;

nieuwe procedures voor situaties die dringende maatregelen vereisen:
bedoeld voor situaties waarin een lidstaat nalaat de nodige corrigerende
maatregelen te treffen overeenkomstig de kwetsbaarheidsbeoordeling of in
geval van onevenredige migratiedruk aan de buitengrenzen, waardoor de
bewaking van de buitengrenzen zodanig onwerkzaam wordt dat de werking
van het Schengengebied in gevaar komt. Dit houdt in dat de Commissie een
uitvoeringsbesluit vaststelt betreffende de maatregelen die het Europees
grens- en kustwachtagentschap moet treffen overeenkomstig deze
verordening en waarbij de betrokken lidstaat verplicht wordt om bij de
uitvoering van die maatregelen aan het agentschap zijn medewerking te
verlenen. Het agentschap zal dan bepalen welke actie moeten worden
ondernomen voor de praktische tenuitvoerlegging van de maatregelen in
het besluit van de Commissie en zal rechtstreeks in de betrokken
lidstaat interveniëren;

meer taken voor het agentschap: deze omvatten het opzetten en uitzenden
van Europese grens- en kustwachtteams ten behoeve van gezamenlijke
operaties en snelle grensinterventies, het opzetten van een pool van
technische uitrusting, het verlenen van bijstand aan de Commissie bij de
coördinatie van de activiteiten van de ondersteuningsteams voor
migratiebeheer in de hotspotgebieden, en een versterkte rol op het
gebied van terugkeer, risicoanalyse, opleiding en onderzoek;

verplichte bundeling van personele middelen: er wordt een snel inzetbare
reservepool opgezet, die bestaat uit een permanent orgaan waarvoor
jaarlijks een klein percentage van het totale aantal grenswachters in de
lidstaten wordt aangewezen. De inzet van Europese grens- en
kustwachtteams uit de snel inzetbare reservepool wordt indien nodig
onmiddellijk aangevuld met extra Europese grens- en kustwachtteams;

vorming van een eigen pool van technische uitrusting: het agentschap
verwerft zelfstandig of samen met een lidstaat een pool van door de
lidstaten te leveren technische uitrusting en beheert die pool, op basis
van de door het agentschap vastgestelde behoeften. De pool van
technische uitrusting wordt aangevuld met vervoersmaterieel en
operationele uitrusting, aangeschaft door de lidstaten in het kader van
de specifieke acties van het Fonds voor interne veiligheid;

belangrijke rol op het gebied van bijstand aan de Commissie bij de
coördinatie van de ondersteuningsteams voor migratiebeheer in de
hotspotgebieden: bij gemengde migratiestromen en in het kader van de
verlening van gecoördineerde en versterkte technische en operationele
steun aan de lidstaten door het agentschap en het Europees
Ondersteuningsbureau voor asielzaken, Europol en andere relevante
agentschappen van de Unie;

grotere rol voor het agentschap op het gebied van terugkeer: er wordt
binnen het agentschap een terugkeerbureau opgericht, dat de lidstaten
alle nodige operationele versterking moet bieden in het kader van de
terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen. Het
agentschap coördineert en organiseert terugkeeroperaties en
terugkeerinterventies van de lidstaten en bevordert op eigen initiatief
de organisatie daarvan ter versterking van het terugkeerstelsel van de
lidstaten die aan bijzondere druk blootstaan. Het agentschap moet kunnen
beschikken over een pool van toezichthouders en begeleiders voor
gedwongen terugkeer en specialisten op het gebied van terugkeer die
worden toegewezen aan Europese interventieteams voor terugkeer die in de
lidstaten zullen worden ingezet;

deelname van het agentschap aan het beheer van onderzoeks- en
innovatieactiviteiten die voor het toezicht op de buitengrenzen relevant
zijn, onder meer met betrekking tot het gebruik van geavanceerde
grensbewakingstechnologie zoals op afstand bestuurde
luchtvaartuigsystemen, en de ontwikkeling van proefprojecten op
terreinen die onder deze verordening vallen;

Europese samenwerking inzake kustwachttaken: ontwikkeling van
sectoroverschrijdende samenwerking tussen het Europees grens- en
kustwachtagentschap, het Europees Bureau voor visserijcontrole en het
Europees Agentschap voor maritieme veiligheid teneinde synergieën
tussen deze agentschappen te verbeteren en daardoor op efficiëntere en
kosteneffectievere basis allerlei diensten te verlenen aan nationale
autoriteiten die kustwachttaken uitvoeren;

intensievere samenwerking met derde landen door coördinatie van de
operationele samenwerking tussen lidstaten en derde landen op het gebied
van grensbeheer, ook wat de coördinatie van gezamenlijke operaties
betreft, en uitzending van verbindingsfunctionarissen naar derde landen,
alsmede samenwerking met de autoriteiten van derde landen op het gebied
van terugkeer, ook wat de verkrijging van reisdocumenten betreft;

versterking van de bevoegdheid van het agentschap om persoonsgegevens te
verwerken: persoonsgegevens mogen ook worden verwerkt in het kader van
de organisatie en coördinatie van gezamenlijke operaties,
proefprojecten, snelle grensinterventies, terugkeeroperaties,
terugkeerinterventies en ondersteuningsteams voor migratiebeheer, en in
het kader van de informatie-uitwisseling met de lidstaten, het Europees
Ondersteuningsbureau voor asielzaken, Europol, Eurojust en andere
agentschappen van de Unie;

bescherming van de grondrechten door het opzetten van een
klachtenregeling voor het afhandelen van klachten over mogelijke
schending van de grondrechten in het kader van de activiteiten van het
Europees grens- en kustwachtagentschap. De klachtenregeling is een
administratief mechanisme, aangezien het agentschap niet zelf
beschuldigingen van schending van de grondrechten door leden van de
Europese grens- en kustwachtteams kan onderzoeken.

2015/0310 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende de Europese grens- en kustwacht 

en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2007/2004, Verordening (EG)
nr. 863/2007 en Besluit 2005/267/EG van de Raad

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met
name artikel 77, lid 2, onder b) en d), en artikel 79, lid 2, onder c),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale
parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité,

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)	De Europese Raad heeft op 25 en 26 juni 2015 opgeroepen tot extra
inspanningen om een integrale oplossing van de migrantencrisis tot stand
te brengen, onder meer door versterking van het beheer van de grenzen,
zodat de aanwassende gemengde migratiestromen beter in de hand kunnen
worden gehouden. Voorts heeft de Europese Raad op 23 september 2015
benadrukt dat de dramatische situatie aan de buitengrenzen moet worden
aangepakt en de controles aan die grenzen moeten worden geïntensiveerd,
onder meer door te voorzien in extra middelen voor het Europees
Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de
buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie, het Europees
Ondersteuningsbureau voor asielzaken en Europol, en met personeel en
uitrusting van de lidstaten.

(2)	Het beleid van de Unie op het gebied van het beheer van de
buitengrenzen is gericht op de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van een
geïntegreerd Europees grensbeheer op nationaal en Unieniveau, hetgeen
een noodzakelijk uitvloeisel is van het vrije verkeer van personen in de
Unie en een wezenlijk onderdeel van een ruimte van vrijheid, veiligheid
en recht. Europees geïntegreerd grensbeheer is een kernvoorwaarde voor
een beter migratiebeheer en een hoog niveau van interne veiligheid in de
Unie.

(3)	Het Europees geïntegreerd migratiebeheer gaat uit van het op vier
niveaus gebaseerde toegangsmodel en omvat maatregelen in derde landen,
zoals die in het kader van het gemeenschappelijk visumbeleid,
maatregelen met naburige derde landen, grenstoezichtmaatregelen aan de
buitengrenzen zelf alsmede risicoanalyse, maatregelen binnen het gebied
van vrij verkeer en op het gebied van terugkeer.

(4)	Met het oog op de doeltreffende tenuitvoerlegging van het Europees
geïntegreerd grensbeheer moet een Europese grens- en kustwacht worden
opgericht. De Europese grens- en kustwacht, die wordt gevormd door het
Europees grens- en kustwachtagentschap en de nationale autoriteiten die
met het grensbeheer zijn belast, inclusief de kustwachten voor zover
deze taken op het gebied van grenstoezicht uitvoeren, is gebaseerd op
het gemeenschappelijke gebruik van informatie, capaciteiten en systemen
op nationaal niveau en de respons van het Europees grens- en
kustwachtagentschap op Unieniveau.

(5)	Het Europees geïntegreerd grensbeheer valt onder de gezamenlijke
verantwoordelijkheid van het Europees grens- en kustwachtagentschap en
de nationale autoriteiten die met het grensbeheer zijn belast, inclusief
de kustwachten voor zover deze taken op het gebied van grenstoezicht
uitvoeren. Hoewel de lidstaten de eerste verantwoordelijkheid behouden
voor het beheer van hun deel van de buitengrenzen, dient, in hun belang
en in het belang van alle lidstaten die het grenstoezicht aan de
binnengrenzen hebben afgeschaft, het Europees grens- en
kustwachtagentschap te zorgen voor de toepassing van Uniemaatregelen met
betrekking tot het beheer van de buitengrenzen door het optreden van de
lidstaten die deze maatregelen uitvoeren, te versterken, te beoordelen
en te coördineren.

(6)	De ontwikkeling van het beleid en de wetgeving inzake toezicht op de
buitengrenzen en inzake terugkeer blijft de verantwoordelijkheid van de
instellingen van de Unie. Nauwe samenwerking tussen het Europees grens-
en kustwachtagentschap en die instellingen dient te worden gewaarborgd.

(7)	Het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele
samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie,
bekend als Frontex, is opgericht bij Verordening (EG) nr. 2007/2004 van
de Raad. Nadat het op 1 mei 2005 met zijn werkzaamheden is begonnen,
heeft het agentschap de lidstaten met succes bijgestaan bij de
uitvoering van de operationele aspecten van het beheer van de
buitengrenzen door middel van gezamenlijke operaties en snelle
grensinterventies, alsmede door het verrichten van risicoanalyses, het
uitwisselen van informatie, het onderhouden van de betrekkingen met
derde landen en het terugzenden van illegaal op het grondgebied van de
lidstaten verblijvende onderdanen van derde landen.

(8)	Gezien de toenemende migratiedruk aan de buitengrenzen, de noodzaak
om een hoog niveau van interne veiligheid binnen de Unie te verzekeren
en de werking van het Schengengebied te waarborgen, alsmede gezien het
overkoepelende beginsel van solidariteit, dient het beheer van de
buitengrenzen te worden versterkt door voort te bouwen op de
werkzaamheden van Frontex en dit verder uit te bouwen tot een agentschap
dat de gedeelde verantwoordelijkheid voor het beheer van de
buitengrenzen draagt.

(9)	De taken van Frontex dienen derhalve te worden uitgebreid en gezien
die wijzigingen dient het de nieuwe naam Europees grens- en
kustwachtagentschap te krijgen. Als belangrijkste taken moet het
Europees grens- en kustwachtagentschap een operationele en technische
strategie vaststellen voor de uitvoering van geïntegreerd grensbeheer
op het niveau van de Unie, toezien op de effectiviteit van het
grenstoezicht aan de buitengrenzen, intensievere operationele en
technische bijstand verlenen aan lidstaten door middel van gezamenlijke
operaties en snelle grensinterventies, toezien op de praktische
uitvoering van maatregelen in situaties die snel optreden aan de
buitengrenzen vereisen, alsook terugkeeroperaties en
terugkeerinterventies organiseren, coördineren en uitvoeren.

(10)	Het Europees grens- en kustwachtagentschap steunt voor de
doeltreffende uitvoering van zijn taken op de medewerking van de
lidstaten. Het is in dit verband van belang dat het agentschap en de
lidstaten te goeder trouw optreden en snel en nauwgezet informatie
uitwisselen.

(11)	Het Europees grens- en kustwachtagentschap dient op basis van een
gemeenschappelijk geïntegreerd risicoanalysemodel algemene en
gespecialiseerde risicoanalyses te verrichten, die door het agentschap
zelf en door de lidstaten worden toegepast. Het Europees grens- en
kustwachtagentschap dient, mede op basis van door de lidstaten
verstrekte informatie, passende informatie en inlichtingen te
verstrekken over alle aspecten die voor het Europese geïntegreerde
grensbeheer relevant zijn, in het bijzonder grenstoezicht, terugkeer,
irreguliere secundaire migratie van onderdanen van derde landen binnen
de Unie, preventie van grensoverschrijdende criminaliteit inclusief het
faciliteren van irreguliere immigratie, mensenhandel en terrorisme,
alsmede de situatie in naburige derde landen, zodat passende maatregelen
kunnen worden getroffen en geconstateerde dreigingen kunnen worden
aangepakt, met als doel de verbetering van het geïntegreerde beheer van
de buitengrenzen.

(12)	In een geest van gedeelde verantwoordelijkheid heeft het Europees
grens- en kustwachtagentschap de taak om het beheer van de buitengrenzen
regelmatig te monitoren. Het agentschap dient te zorgen voor correcte en
doeltreffende monitoring, niet alleen door middel van risicoanalyse en
gegevensuitwisseling en via Eurosur, maar ook door aanwezigheid van de
eigen deskundigen in de lidstaten. Het agentschap moet derhalve in
specifieke lidstaten voor bepaalde tijd verbindingsfunctionarissen
kunnen inzetten, die aan de uitvoerend directeur verslag uitbrengen. Het
verslag van de verbindingsfunctionarissen moet deel uitmaken van de
kwetsbaarheidsbeoordeling.

(13)	Het Europees grens- en kustwachtagentschap dient een
kwetsbaarheidsbeoordeling te verrichten, in het kader waarvan het
agentschap het vermogen van de lidstaten beoordeelt om het hoofd te
bieden aan uitdagingen aan hun buitengrenzen, onder meer door
beoordeling van hun materieel en middelen en hun noodplannen om
eventuele crises aan de buitengrenzen aan te pakken. De lidstaten dienen
actie te ondernemen om door die beoordeling aan het licht gebrachte
tekortkomingen te corrigeren. De uitvoerend directeur dient, op advies
van de raad van toezicht die binnen het Europees grens- en
kustwachtagentschap wordt ingesteld, de maatregelen vast te stellen die
de betrokken lidstaat moet nemen en te bepalen binnen welke termijn dat
moet gebeuren. Het daartoe strekkende besluit dient voor de betrokken
lidstaat bindend te zijn; worden de nodige maatregelen niet binnen de
gestelde termijn getroffen, dan dient de zaak te worden voorgelegd aan
de raad van bestuur, die er nader over moet beslissen.

(14)	Het Europees grens- en kustwachtagentschap dient passende
technische en operationele bijstand aan de lidstaten te organiseren ter
versterking van hun vermogen om te voldoen aan hun verplichtingen ten
aanzien van het toezicht op de buitengrenzen en het hoofd te bieden aan
problemen aan de buitengrenzen die het gevolg zijn van irreguliere
immigratie of grensoverschrijdende criminaliteit. In dit verband dient
het Europees grens- en kustwachtagentschap, op verzoek van een lidstaat
of op eigen initiatief, gezamenlijke operaties voor een of meer
lidstaten te organiseren en te coördineren, en Europese grens- en
kustwachtteams met de noodzakelijke technische uitrusting in te zetten;
het agentschap kan deskundigen onder zijn eigen personeel uitzenden.

(15)	Wanneer er aan de buitengrenzen sprake is van specifieke en
onevenredige druk, dient het Europees grens- en kustwachtagentschap, op
verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief, snelle
grensinterventies te organiseren en te coördineren, en uit een snel
inzetbare reservepool Europese grens- en kustwachtteams met technische
uitrusting in te zetten. De snelle grensinterventies moeten voor
versterking zorgen bij situaties waarin een onmiddellijke respons
vereist is en zo’n interventie doeltreffend is. Om dergelijke
interventies doeltreffend te kunnen uitvoeren, moeten de lidstaten
grenswachters en ander geschikt personeel ter beschikking stellen van de
snel inzetbare reservepool.

(16)	Op bepaalde als “hotspots” bekend staande delen van de
buitengrenzen, waar de lidstaten een onevenredige migratiedruk
ondervinden als gevolg van een sterke instroom van migranten, moeten de
lidstaten kunnen rekenen op extra operationele en technische versterking
door ondersteuningsteams voor migratiebeheer, die bestaan uit
deskundigen van de lidstaten die zijn uitgezonden door het Europees
grens- en kustwachtagentschap en het Europees Ondersteuningsbureau voor
asielzaken, deskundigen van Europol of andere relevante agentschappen
van de Unie, dan wel deskundigen die tot het personeel van het Europees
grens- en kustwachtagentschap behoren. Het Europees grens- en
kustwachtagentschap moet de Commissie steunen bij de coördinatie tussen
de verschillende agentschappen op het terrein.

(17)	In gevallen waarin een lidstaat nalaat de nodige corrigerende
maatregelen te treffen overeenkomstig de kwetsbaarheidsbeoordeling of in
geval van onevenredige migratiedruk aan de buitengrenzen, waardoor de
bewaking van de buitengrenzen zodanig onwerkzaam wordt dat de werking
van het Schengengebied in gevaar komt, dient op Unieniveau een uniforme,
snelle en doeltreffende respons te worden gegeven. Voor dit doel en met
het oog op betere coördinatie op Unieniveau dient de Commissie vast te
stellen welke maatregelen het Europees grens- en kustwachtagentschap
moet treffen, en dient zij de betrokken lidstaat te verplichten om bij
de uitvoering van die maatregelen zijn medewerking te verlenen aan het
agentschap. Het agentschap dient dan te bepalen welke actie moeten
worden ondernomen voor de praktische tenuitvoerlegging van de
maatregelen in het besluit van de Commissie en samen met de betrokken
lidstaat een actieplan op te stellen.

(18)	Het Europees grens- en kustwachtagentschap dient te beschikken over
de nodige uitrusting en het nodige personeel om te kunnen inzetten bij
gezamenlijke operaties of snelle grensinterventies. Wanneer het Europees
grens- en kustwachtagentschap op verzoek van een lidstaat of in een
situatie die spoedactie vereist een snelle grensinterventie opzet, dient
het agentschap Europese grens- en kustwachtteams te kunnen inzetten uit
een snel inzetbare reservepool, die de vorm moet aannemen van een
permanent orgaan dat bestaat uit een klein percentage van het totale
aantal grenswachters in de lidstaten, maar ten minste 1 500 personen
moet omvatten. De inzet van Europese grens- en kustwachtteams uit de
snel inzetbare reservepool moet indien nodig onmiddellijk worden
aangevuld met extra Europese grens- en kustwachtteams.

(19)	Gezien de snelheid waarmee uitrusting en personeel moeten kunnen
worden ingezet aan bepaalde delen van de buitengrenzen die met een
plotselinge grote instroom van migranten worden geconfronteerd, dient
het Europees grens- en kustwachtagentschap in staat te zijn om zijn
eigen technische uitrusting in te zetten en deze zelf of in gezamenlijke
eigendom met een lidstaat aan te schaffen. Die technische uitrusting
moet desgevraagd aan het agentschap ter beschikking worden gesteld. Het
Europees grens- en kustwachtagentschap dient een pool van door de
lidstaten verstrekte technische uitrusting te beheren op basis van de
door het agentschap vastgestelde behoeften; die pool dient te worden
aangevuld met vervoersmaterieel en operationele uitrusting, aangeschaft
door de lidstaten in het kader van de specifieke acties van het Fonds
voor interne veiligheid.

(20)	De Europese Raad heeft op 8 oktober 2015 opgeroepen tot verruiming
van het mandaat van het Europees Agentschap voor het beheer van de
operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de
Europese Unie om de lidstaten te helpen de effectieve terugkeer van
illegaal verblijvende onderdanen van derde landen te verzekeren, onder
meer door op eigen initiatief terugkeeroperaties te organiseren en zijn
rol inzake het verkrijgen van reisdocumenten te versterken. De Europese
Raad riep daartoe op tot het creëren van een terugkeerbureau binnen het
Europees grens- en kustwachtagentschap, dat de activiteiten van het
agentschap op het gebied van terugkeer moet coördineren.

(21)	Het Europees grens- en kustwachtagentschap moet de bijstand aan
lidstaten inzake de terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van
derde landen intensiveren, met inachtneming van het terugkeerbeleid van
de Unie en overeenkomstig Richtlijn 2008/115/EG van het Europees
Parlement en de Raad. Met name dient het de terugkeeroperaties van een
of meer lidstaten te organiseren en coördineren en
terugkeerinterventies te organiseren en uitvoeren ter versterking van
het terugkeerstelsel van lidstaten die aanvullende technische en
operationele bijstand nodig hebben om te voldoen aan hun verplichting
uit hoofde van die richtlijn om illegaal verblijvende onderdanen van
derde landen terug te zenden.

(22)	Het Europees grens- en kustwachtagentschap dient pools samen te
stellen van door de lidstaten ter beschikking te stellen toezichthouders
voor gedwongen terugkeer, deskundigen inzake gedwongen terugkeer en
specialisten inzake terugkeer, die bij terugkeeroperaties worden ingezet
en deel uitmaken van gespecialiseerde Europese terugkeerinterventieteams
die bij terugkeerinterventies worden ingezet. Het Europees grens- en
kustwachtagentschap dient de betrokkenen de nodige opleiding te bieden.

(23)	Het Europees grens- en kustwachtagentschap moet specifieke
opleidingsinstrumenten ontwikkelen en een opleiding op Unieniveau
aanbieden voor de nationale opleiders van grenswachters, alsmede
aanvullende opleidingen en studiebijeenkomsten voor personeelsleden van
de bevoegde nationale diensten in verband met de bewaking van de
buitengrenzen en de terugkeer van onderdanen van derde landen die
illegaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven. Het agentschap
moet in samenwerking met de lidstaten en derde landen
opleidingsactiviteiten kunnen organiseren op hun grondgebied.

(24)	Het Europees grens- en kustwachtagentschap dient toe te zien op en
bij te dragen tot ontwikkelingen op het gebied van onderzoek die
relevant zijn voor het toezicht op de buitengrenzen, onder meer met
betrekking tot het gebruik van geavanceerde grensbewakingstechnologie,
en de verzamelde informatie door te geven aan de lidstaten en de
Commissie.

(25)	Voor een doeltreffend geïntegreerd beheer van de buitengrenzen
dienen de lidstaten regelmatig, snel en op betrouwbare wijze onderling
informatie uit te wisselen betreffende het beheer van de buitengrenzen,
irreguliere immigratie en terugkeer. Het Europees grens- en
kustwachtagentschap dient ter vergemakkelijking van die uitwisseling
overeenkomstig de Uniewetgeving inzake gegevensbescherming
informatiesystemen te ontwikkelen en toe te passen.

(26)	Ten behoeve van de vervulling van zijn taken en voor zover dat voor
de uitvoering daarvan nodig is, kan het Europees grens- en
kustwachtagentschap, op terreinen die onder deze verordening vallen,
samenwerken met instellingen, organen en instanties van de Unie en
internationale organisaties in het kader van werkafspraken die
overeenkomstig het Unierecht en -beleid tot stand zijn gekomen. Deze
werkafspraken moeten vooraf door de Commissie zijn goedgekeurd.

(27)	De nationale autoriteiten die kustwachttaken uitvoeren zijn
verantwoordelijk voor een breed spectrum van werkzaamheden, zoals onder
meer maritieme veiligheid, beveiliging, opsporing en redding,
grenstoezicht, visserijcontrole, douanetoezicht, algemene
rechtshandhaving en milieubescherming. Het Europees grens- en
kustwachtagentschap, het bij Verordening (EG) nr. 768/2005 van de Raad
opgerichte Europees Bureau voor visserijcontrole en het bij Verordening
(EG) nr. 1406/2002 van het Europees Parlement en de Raad opgerichte
Europees Agentschap voor maritieme veiligheid moeten daarom zowel hun
onderlinge samenwerking als de samenwerking met de nationale
autoriteiten die kustwachttaken uitvoeren, intensiveren teneinde de
maritieme situatiekennis te versterken en samenhangende en
kosteneffectieve maatregelen te ondersteunen.

(28)	Het Europees grens- en kustwachtagentschap moet in het kader van
het Uniebeleid voor externe betrekkingen de operationele samenwerking
tussen de lidstaten en derde landen faciliteren en aanmoedigen, onder
meer door de operationele samenwerking tussen lidstaten en derde landen
op het gebied van het beheer van de buitengrenzen te coördineren en
verbindingsfunctionarissen naar derde landen uit te zenden, en door met
de autoriteiten van derde landen samen te werken op het gebied van
terugkeer, ook wat de verkrijging van reisdocumenten betreft. Bij de
samenwerking met derde landen nemen het Europees grens- en
kustwachtagentschap en de lidstaten normen en maatstaven in acht die ten
minste gelijkwaardig zijn aan die welke in de Uniewetgeving zijn
vastgelegd, ook wanneer de operaties in het kader van samenwerking met
derde landen op het grondgebied van die landen plaatsvinden.

(29)	Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en de beginselen die
zijn vervat in de artikelen 2 en 6 van het Verdrag betreffende de
Europese Unie en in het Handvest van de grondrechten van de Europese
Unie. Met name wordt met deze verordening gestreefd naar volledige
eerbiediging van de menselijke waardigheid, het recht op leven, het
recht op vrijheid en veiligheid, het recht op de bescherming van
persoonsgegevens, het recht op toegang tot asiel, het recht op een
doeltreffende voorziening in rechte, de rechten van het kind, het verbod
van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing
en het verbod van mensenhandel, en naar bevordering van de toepassing
van de beginselen van non-discriminatie en non-refoulement.

(30)	Bij deze verordening wordt een klachtenregeling voor het Europees
grens- en kustwachtagentschap ingesteld, in samenwerking met de
grondrechtenfunctionaris, teneinde de eerbiediging van de grondrechten
bij alle activiteiten van het agentschap te monitoren en te waarborgen.
Deze regeling dient te bestaan uit een bestuurlijk mechanisme waarbij de
grondrechtenfunctionaris wordt belast met de behandeling van door het
agentschap ontvangen klachten, overeenkomstig het recht op behoorlijk
bestuur. De grondrechtenfunctionaris dient de ontvankelijkheid van een
klacht te onderzoeken, ontvankelijke klachten te registreren, alle
geregistreerde klachten door te zenden aan de uitvoerend directeur,
klachten betreffende grenswachters door te zenden aan de betrokken
lidstaat en het gevolg dat het agentschap of de lidstaat aan de klacht
geeft, te registreren. Strafrechtelijke onderzoeken dienen te worden
uitgevoerd door de lidstaten.

(31)	Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening
te waarborgen, met name in situaties die urgente actie aan de
buitengrenzen vereisen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden
worden verleend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend
overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement
en de Raad.

(32)	Het Europees grens- en kustwachtagentschap moet met betrekking tot
operationele en technische aangelegenheden onafhankelijk zijn en
juridisch, bestuurlijk en financieel autonoom zijn. Te dien einde is het
noodzakelijk en gepast dat het agentschap een orgaan van de Unie is dat
rechtspersoonlijkheid bezit en de uitvoeringsbevoegdheden uitoefent die
hem bij deze verordening worden toegekend.

(33)	De Commissie en de lidstaten moeten in een raad van bestuur
vertegenwoordigd zijn met het oog op de uitoefening van beleids- en
politiek toezicht op het Europees grens- en kustwachtagentschap. Voor
zover mogelijk moet de raad van bestuur bestaan uit de operationele
hoofden van de nationale diensten die belast zijn met het
grensbewakingsbeheer, of hun vertegenwoordigers. De raad van bestuur
moet beschikken over de noodzakelijke bevoegdheden om de begroting vast
te stellen, de uitvoering van de begroting te verifiëren, passende
financiële voorschriften vast te stellen, transparante werkprocedures
voor de besluitvorming door het Europees grens- en kustwachtagentschap
tot stand te brengen en de uitvoerend directeur en de plaatsvervangend
uitvoerend directeur te benoemen. Het bestuur en de werking van het
agentschap moeten in overeenstemming zijn met de beginselen van de
gemeenschappelijke aanpak voor de gedecentraliseerde agentschappen van
de Europese Unie, die op 19 juli 2012 door het Europees Parlement, de
Raad en de Europese Commissie is goedgekeurd.

(34)	Om de autonomie van het Europees grens- en kustwachtagentschap te
waarborgen, moet aan het agentschap een eigen begroting worden toegekend
die hoofdzakelijk wordt bekostigd met een bijdrage van de Unie. Op de
bijdrage van de Unie en andere subsidies die ten laste komen van de
algemene begroting van de Europese Unie moet de begrotingsprocedure van
de Unie van toepassing zijn. De controle van de rekeningen dient te
worden uitgevoerd door de Europese Rekenkamer.

(35)	Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement
en de Raad moet zonder beperkingen van toepassing zijn op het Europees
grens- en kustwachtagentschap, dat moet toetreden tot het
Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees
Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese
Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het
Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF).

(36)	Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de
Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten
van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie moet op het Europees
grens- en kustwachtagentschap van toepassing zijn.

(37)	Elke verwerking van persoonsgegevens door het Europees grens- en
kustwachtagentschap in het kader van deze verordening moet voldoen aan
Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad.

(38)	Bij elke verwerking van persoonsgegevens door lidstaten in het
kader van deze verordening moet worden voldaan aan Richtlijn 95/46/EG
van het Europees Parlement en de Raad en Kaderbesluit 2008/977/JBZ van
de Raad en moeten de beginselen van noodzakelijkheid en evenredigheid in
acht worden genomen.

(39)	Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk de
ontwikkeling en tenuitvoerlegging van een stelsel van geïntegreerd
beheer van de buitengrenzen en daarmee het waarborgen van de goede
werking van het Schengengebied, niet voldoende kunnen worden
verwezenlijkt door de zonder coördinatie optredende lidstaten, maar
vanwege de afwezigheid van controles aan de binnengrenzen en in verband
met de aanzienlijke migratiedruk aan de buitengrenzen en de noodzaak om
binnen de Unie een hoog niveau van interne veiligheid te verzekeren,
beter op het niveau van de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie
maatregelen nemen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag
betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel.
Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde
evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om
deze doelstellingen te verwezenlijken.

(40)	Wat IJsland en Noorwegen betreft, houdt deze verordening een
ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van
de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie, de Republiek
IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en
Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de
ontwikkeling van het Schengenacquis, die vallen onder het gebied bedoeld
in artikel 1, onder A, van Besluit 1999/437/EG. De regeling tussen de
Europese Gemeenschap enerzijds en de Republiek IJsland en het Koninkrijk
Noorwegen anderzijds inzake de wijze waarop deze twee staten worden
betrokken bij het Europees Agentschap voor het beheer van de
operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de
Europese Unie voorziet in regels betreffende de deelname van die landen
aan de werkzaamheden van het agentschap, met inbegrip van bepalingen
inzake financiële bijdragen en personeel.

(41)	Wat Zwitserland betreft, houdt deze verordening een ontwikkeling in
van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst
tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse
Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de
uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, die
vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, onder A, B en G, van
Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG
van de Raad.

(42)	Wat Liechtenstein betreft, houdt deze verordening een ontwikkeling
in van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol
tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse
Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van
het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese
Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze
waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en
de ontwikkeling van het Schengenacquis, die vallen onder het gebied
bedoeld in artikel 1, onder A, B en G, van Besluit 1999/437/EG, in
samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad.

(43)	De regeling tussen enerzijds de Europese Gemeenschap en anderzijds
de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein inzake de wijze
waarop deze staten worden betrokken bij het Europees Agentschap voor het
beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de
lidstaten van de Europese Unie voorziet in regels betreffende de
deelname van die landen aan de werkzaamheden van het agentschap, met
inbegrip van bepalingen inzake financiële bijdragen en personeel.

(44)	Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het aan het Verdrag
betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie gehechte Protocol betreffende de positie van Denemarken
neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van deze verordening en is
deze derhalve niet bindend voor, noch van toepassing op Denemarken.
Aangezien deze verordening voortbouwt op het Schengenacquis
overeenkomstig de bepalingen van titel IV van het derde deel van het
Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, moet Denemarken
overeenkomstig artikel 5 van dit protocol binnen een termijn van zes
maanden nadat de Raad deze verordening heeft vastgesteld, beslissen of
het deze in zijn nationale wetgeving zal omzetten.

(45)	Deze verordening houdt een ontwikkeling in van bepalingen van het
Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt,
overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad; het Verenigd Koninkrijk
neemt derhalve niet deel aan de aanneming van deze verordening, die niet
bindend is voor, noch van toepassing is op het Verenigd Koninkrijk.

(46)	Deze verordening houdt een ontwikkeling in van bepalingen van het
Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit
2002/192/EG van de Raad; Ierland neemt derhalve niet deel aan de
aanneming van deze verordening, die niet bindend is voor, noch van
toepassing is op Ierland.

(47)	Het agentschap dient de organisatie te vergemakkelijken van
specifieke activiteiten waarbij de lidstaten gebruik kunnen maken van de
expertise en faciliteiten die Ierland en het Verenigd Koninkrijk
eventueel bereid zijn aan te bieden, overeenkomstig nadere voorwaarden
die per geval door de raad van bestuur worden vastgelegd. Daartoe kunnen
vertegenwoordigers van Ierland en het Verenigd Koninkrijk voor
vergaderingen van de raad van bestuur worden uitgenodigd, zodat zij
volledig kunnen deelnemen aan de voorbereiding van dergelijke specifieke
activiteiten.

(48)	Er bestaat een controverse tussen het Koninkrijk Spanje en het
Verenigd Koninkrijk over de afbakening van de grenzen van Gibraltar.

(49)	De opschorting van de toepasselijkheid van deze verordening op de
grenzen van Gibraltar betekent niet dat de respectieve standpunten van
de betrokken staten gewijzigd zijn.

(50)	De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd
overeenkomstig artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 en
heeft op […] advies uitgebracht.

(51)	Deze verordening strekt tot wijziging en uitbreiding van de
bepalingen van Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad, Verordening
(EG) nr. 863/2007 van het Europees Parlement en de Raad en Beschikking
2005/267/EG van de Raad. Aangezien de aan te brengen wijzigingen talrijk
en ingrijpend zijn, moeten die handelingen omwille van de duidelijkheid
worden vervangen en ingetrokken. Verwijzingen naar de ingetrokken
verordeningen gelden als verwijzingen naar deze verordening,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

EUROPESE GRENS- EN KUSTWACHT

Artikel 1

Onderwerp

Er wordt een Europese grens- en kustwacht opgericht met het oog op een
Europees geïntegreerd beheer van de buitengrenzen van de Unie, teneinde
een doeltreffend beheer van migratie en een hoog niveau van interne
veiligheid in de Unie te waarborgen en het vrije verkeer van personen in
de Unie in stand te houden.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

“buitengrenzen”: de land- en zeegrenzen van de lidstaten, alsmede
hun lucht- en zeehavens, waarop de bepalingen van titel II van
Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van
toepassing zijn;

“grenstoezicht”: grenstoezicht zoals gedefinieerd in artikel 2, punt
9, van Verordening (EG) nr. 562/2006;

“Europese grens- en kustwachtteams”: teams bestaande uit
grenswachters en ander relevant personeel van deelnemende lidstaten,
onder wie nationale deskundigen die door de lidstaten naar het
agentschap zijn gedetacheerd, die bij gezamenlijke operaties, snelle
grensinterventies en in het kader van ondersteuningsteams voor
migratiebeheer worden ingezet;

“ontvangende lidstaat”: een lidstaat waarin een gezamenlijke
operatie, een snelle interventie, een terugkeeroperatie of een
terugkeerinterventie plaatsvindt of die dient als uitvalsbasis hiervoor;

“lidstaat van herkomst”: de lidstaat waarvan een lid van de Europese
grens- en kustwachtteams grenswachter of ander relevant personeelslid
is;

“deelnemende lidstaat”: een lidstaat die deelneemt aan een
gezamenlijke operatie, een snelle grensinterventie, een
terugkeeroperatie, een terugkeerinterventie of een ondersteuningsteam
voor migratiebeheer, door technische uitrusting, grenswachters en andere
relevante personeelsleden ter beschikking te stellen om te worden
ingezet in het kader van een Europees grens- en kustwachtteam, alsook
een lidstaat die deelneemt aan een terugkeeroperatie of
terugkeerinterventie door technische uitrusting of personeel ter
beschikking te stellen;

“leden van de Europese grens- en kustwachtteams”: functionarissen
van grenswachtdiensten of andere relevante personeelsleden van andere
lidstaten dan de ontvangende lidstaat, onder wie bij het agentschap
gedetacheerde nationale deskundigen en grenswachters van lidstaten die
aan gezamenlijke operaties of snelle grensinterventies deelnemen;

“teamleden”: leden van Europese grens- en kustwachtteams of van
teams van bij taken op het gebied van terugkeer betrokken
personeelsleden die aan terugkeeroperaties of terugkeerinterventies
deelnemen;

“ondersteuningsteams voor migratiebeheer”: teams van deskundigen die
de lidstaten operationele en technische versterking bieden in
hotspotgebieden; de leden zijn deskundigen die vanuit de lidstaten door
het Europees grens- en kustwachtagentschap en het Europees
Ondersteuningsbureau voor asielzaken worden gedetacheerd en deskundigen
van Europol en andere relevante agentschappen van de Unie;

“terugkeer”: terugkeer zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 3, van
Richtlijn 2008/115/EG;

“terugkeerbesluit”: terugkeerbesluit zoals gedefinieerd in artikel
3, punt 4, van Richtlijn 2008/115/EG;

“terugkeerder”: een illegaal verblijvende onderdaan van een derde
land ten aanzien van wie een terugkeerbesluit is genomen;

“terugkeeroperatie”: een operatie voor de terugkeer van illegaal
verblijvende onderdanen van derde landen, die door het agentschap wordt
gecoördineerd en door een of meer lidstaten verstrekte technische en
operationele steun behelst, waarbij terugkeerders vanuit een of meer
lidstaten terugkeren in het kader van ofwel gedwongen terugkeer, ofwel
de vrijwillige vervulling van een terugkeerverplichting;

“terugkeerinterventie”: een interventie voor de terugkeer van
illegaal verblijvende onderdanen van derde landen die voorziet in
versterkte technische en operationele bijstand, bestaande uit de inzet
van Europese terugkeerinterventieteams in lidstaten en de organisatie
van terugkeeroperaties.

Artikel 3

Europese grens- en kustwacht

1.	Het Europees grens- en kustwachtagentschap en de nationale
autoriteiten van de lidstaten die met het grensbeheer zijn belast,
inclusief de kustwachten voor zover deze taken op het gebied van
grenstoezicht uitvoeren, vormen samen de Europese grens- en kustwacht.

2.	Het Europees grens- en kustwachtagentschap stelt een operationele en
technische strategie voor Europees geïntegreerd grensbeheer op. Het
agentschap bevordert en verzekert de uitvoering van het Europees
geïntegreerd grensbeheer in alle lidstaten.

3.	De nationale autoriteiten die met het grensbeheer zijn belast,
inclusief de kustwachten voor zover deze taken op het gebied van
grenstoezicht uitvoeren, stellen een nationale strategie voor
geïntegreerd grensbeheer op. De nationale strategieën zijn in
overeenstemming met de in lid 2 genoemde strategie.

Artikel 4

Europees geïntegreerd grensbeheer

Het Europees geïntegreerd grensbeheer omvat de volgende onderdelen:

a)	grenstoezicht, met inbegrip van eventuele maatregelen in verband met
het voorkomen, opsporen en onderzoeken van grensoverschrijdende
criminaliteit;

b)	analyse van de risico’s voor de interne veiligheid en van de
dreigingen die de werking of de veiligheid van de buitengrenzen kunnen
aantasten;

c)	samenwerking tussen de nationale autoriteiten die in de lidstaten
belast zijn met het grenstoezicht of andere grenstaken, en tussen de
betrokken instellingen, organen en instanties van de Unie, met inbegrip
van regelmatige uitwisseling van informatie met behulp van de daarvoor
bestaande instrumenten, en met name het bij Verordening (EG) nr.
1052/2013 van het Europees Parlement en de Raad ingestelde Europese
grensbewakingssysteem (Eurosur).

d)	samenwerking met derde landen op gebieden die onder deze verordening
vallen, met name naburige derde landen en derde landen die volgens de
risicoanalyse land van herkomst of doorreis zijn van irreguliere
migranten;

e)	technische en operationele maatregelen op het gebied van vrij verkeer
die samenhangen met grenstoezicht en bedoeld zijn om irreguliere
immigratie te voorkomen en grensoverschrijdende criminaliteit te
bestrijden;

f)	terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op het
grondgebied van de lidstaten verblijven;

g)	gebruik van geavanceerde technologie, inclusief grootschalige
informatiesystemen;

h)	een mechanisme voor kwaliteitscontrole dat de tenuitvoerlegging van
de Uniewetgeving inzake grensbeheer moet waarborgen.

Artikel 5

Gedeelde verantwoordelijkheid

1.	De Europese grens- en kustwacht voert het Europees geïntegreerd
grensbeheer uit als gezamenlijke verantwoordelijkheid van het Europees
grens- en kustwachtagentschap en de nationale autoriteiten die met het
grensbeheer zijn belast, inclusief de kustwachten voor zover deze taken
op het gebied van grenstoezicht uitvoeren.

2.	Het Europees grens- en kustwachtagentschap vergemakkelijkt de
toepassing van Uniemaatregelen in verband met het beheer van de
buitengrenzen door de acties van de lidstaten ter uitvoering van deze
maatregelen en op het gebied van terugkeer te versterken, te beoordelen
en te coördineren. De lidstaten dragen, in hun belang en in het belang
van alle lidstaten die het grenstoezicht aan de binnengrenzen hebben
afgeschaft, zorg voor het beheer van hun segment van de buitengrenzen,
met volledige inachtneming van het Unierecht, overeenkomstig de in
artikel 3, lid 2, bedoelde technische en operationele strategie en in
nauwe samenwerking met het agentschap.

3.	Het Europees grens- en kustwachtagentschap is verantwoordelijk voor
het beheer van de buitengrenzen in de gevallen waarin deze verordening
voorziet, en met name in situaties waarin de overeenkomstig de
kwetsbaarheidsbeoordeling noodzakelijke corrigerende maatregelen niet
zijn genomen of in geval van een onevenredige migratiedruk waardoor de
bewaking van de buitengrenzen zodanig onwerkzaam wordt dat de werking
van het Schengengebied in gevaar komt.

HOOFDSTUK II

EUROPEES GRENS- EN KUSTWACHTAGENTSCHAP

Afdeling 1

Taken van het Europees grens- en kustwachtagentschap

Artikel 6

Europees grens- en kustwachtagentschap

1.	Teneinde aan alle buitengrenzen in een samenhangend Europees
geïntegreerd grensbeheer te voorzien, vergemakkelijkt het agentschap de
toepassing van de bestaande en toekomstige maatregelen van de Unie in
verband met het beheer van de buitengrenzen, in het bijzonder de bij
Verordening (EG) nr. 562/2006 vastgestelde Schengengrenscode, en maakt
het deze effectiever.

2.	Het Europees grens- en kustwachtagentschap, hierna “het
agentschap” genoemd, is de nieuwe naam van het Europees Agentschap
voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen
van de lidstaten van de Europese Unie, dat is opgericht bij Verordening
(EG) nr. 2007/2004 van de Raad. De activiteiten van het agentschap
worden voortaan geregeld door deze verordening.

Artikel 7

Taken

1.	Als bijdrage aan een doelmatig, hoog en uniform niveau van
grenstoezicht verricht het agentschap de volgende taken:

a)	het stelt een centrum voor monitoring en risicoanalyse in met de
capaciteit om de migratiestromen te monitoren en risicoanalyses uit te
voeren die alle aspecten van het geïntegreerd grensbeheer bestrijken;

b)	het verricht een kwetsbaarheidsbeoordeling, waaronder een inschatting
van de capaciteit van de lidstaten om het hoofd te bieden aan dreigingen
en druk aan de buitengrenzen;

c)	het verleent bijstand aan de lidstaten in omstandigheden die extra
technische en operationele bijstand aan de buitengrenzen vergen door de
coördinatie en organisatie van gezamenlijke operaties, in overweging
nemend dat in dit kader soms sprake is van humanitaire noodsituaties en
reddingsacties op zee;

d)	het verleent bijstand aan de lidstaten in omstandigheden die extra
technische en operationele bijstand aan de buitengrenzen vergen door
snelle grensinterventies op te zetten aan de buitengrenzen van lidstaten
die onder specifieke en onevenredige druk staan, in overweging nemend
dat in dit kader soms sprake is van humanitaire noodsituaties en
reddingsacties op zee;

e)	het zorgt voor het opzetten en uitzenden van Europese grens- en
kustwachtteams, met inbegrip van een snel inzetbare reservepool, die bij
gezamenlijke operaties en snelle interventies aan de grenzen en in het
kader van de ondersteuningsteams voor migratiebeheer worden ingezet;

f)	het zorgt voor het opzetten van een pool van technische uitrusting
die kan worden ingezet bij gezamenlijke operaties, bij snelle
grensinterventies en in het kader van de ondersteuningsteams voor
migratiebeheer, alsmede bij terugkeeroperaties en terugkeerinterventies;

g)	het zorgt voor het inzetten van Europese grens- en kustwachtteams en
technische uitrusting voor de verlening van bijstand bij de screening,
identificatie en het nemen van vingerafdrukken in het kader van de
ondersteuningsteams voor migratiebeheer in hotspotgebieden;

h)	het ondersteunt de ontwikkeling van technische normen voor
uitrusting, met name voor tactische bevelvoering, controle en
communicatie, alsmede technisch toezicht op de interoperabiliteit op
nationaal en Unieniveau;

i)	het zorgt voor de inzet van de nodige uitrusting en het nodige
personeel voor de snel inzetbare reservepool voor de praktische
uitvoering van de maatregelen die noodzakelijk zijn in een noodsituatie
aan de buitengrenzen;

j)	het verleent bijstand aan de lidstaten in omstandigheden die extra
technische en operationele bijstand vergen voor de uitvoering van de
verplichting om illegaal verblijvende onderdanen van derde landen te
doen terugkeren, onder meer door de coördinatie en organisatie van
terugkeeroperaties;

k)	het zorgt voor het opzetten van pools van toezichthouders en
begeleiders voor gedwongen terugkeer en terugkeerspecialisten;

l)	het zorgt voor het instellen en inzetten van Europese
terugkeerinterventieteams bij terugkeerinterventies;

m)	het verleent bijstand aan de lidstaten bij het opleiden van nationale
grenswachters en terugkeerdeskundigen, met inbegrip van de vaststelling
van gemeenschappelijke opleidingsnormen;

n)	het neemt deel aan de ontwikkeling en het beheer van onderzoeks- en
innovatieactiviteiten die voor het toezicht op en de bewaking van de
buitengrenzen relevant zijn, onder meer met betrekking tot het gebruik
van geavanceerde grensbewakingstechnologie zoals op afstand bestuurde
luchtvaartuigsystemen, en de ontwikkeling van proefprojecten op
terreinen die onder deze verordening vallen;

o)	het ontwikkelt en beheert, in overeenstemming met Verordening (EG)
nr. 45/2001 en Kaderbesluit 2008/977/JBZ, informatiesystemen waarmee
informatie over nieuwe risico’s bij het beheer van de buitengrenzen,
over irreguliere immigratie en over terugkeer snel en betrouwbaar kan
worden uitgewisseld, zulks in nauwe samenwerking met de Commissie,
organen en instanties van de Unie en het bij Beschikking 2008/381/EG van
de Raad opgezette Europees migratienetwerk;

p)	het verleent de nodige steun voor de ontwikkeling en het beheer van
een Europees grensbewakingssysteem en zo nodig voor de ontwikkeling van
een gemeenschappelijke structuur voor informatie-uitwisseling, met
inbegrip van interoperabiliteit tussen systemen, met name door middel
van de ontwikkeling, instandhouding en coördinatie van het
Eurosur-kader overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1052/2013;

q)	het werkt samen met het Europees Bureau voor visserijcontrole en het
Europees Agentschap voor maritieme veiligheid ter ondersteuning van de
nationale autoriteiten die kustwachttaken uitvoeren door diensten te
verlenen, informatie te verstrekken, uitrusting te leveren en opleiding
te verzorgen en operaties met meerdere doelen te coördineren;

r)	het verleent bijstand aan lidstaten en derde landen in het kader van
de onderlinge operationele samenwerking op het gebied van het beheer van
de buitengrenzen en terugkeer.

2.	De lidstaten kunnen de samenwerking op operationeel niveau met andere
lidstaten en/of derde landen aan de buitengrenzen voortzetten, onder
meer met militaire operaties voor rechtshandhavingsdoeleinden en op het
gebied van terugkeer, indien die samenwerking verenigbaar is met het
optreden van het agentschap. De lidstaten onthouden zich van alle
activiteiten die de werking van het agentschap of de verwezenlijking van
de doelstellingen ervan in gevaar kunnen brengen.

De lidstaten brengen over die operationele samenwerking met andere
lidstaten en/of derde landen aan de buitengrenzen en op het gebied van
terugkeer verslag uit aan het agentschap. De uitvoerend directeur van
het agentschap (hierna “de uitvoerend directeur”) informeert de raad
van bestuur van het agentschap (hierna “de raad van bestuur”)
geregeld over die aangelegenheden en ten minste eenmaal per jaar.

3.	Het agentschap kan op eigen initiatief communicatieactiviteiten
ontplooien op terreinen die binnen zijn mandaat vallen. De
communicatieactiviteiten mogen geen afbreuk doen aan de in lid 1
bedoelde taken en worden uitgevoerd in overeenstemming met de relevante
communicatie- en verspreidingsplannen die de raad van bestuur heeft
vastgesteld.

Afdeling 2

Monitoring en crisispreventie

Artikel 8

Verplichting tot samenwerking te goeder trouw

Voor het agentschap en de nationale autoriteiten die met het grensbeheer
zijn belast, inclusief de kustwachten voor zover deze taken op het
gebied van grenstoezicht uitvoeren, gelden een verplichting tot
samenwerking te goeder trouw en een verplichting tot uitwisseling van
informatie.

Artikel 9

Algemene verplichting tot uitwisseling van informatie

De nationale autoriteiten die met het grensbeheer zijn belast, inclusief
de kustwachten voor zover deze taken op het gebied van grenstoezicht
uitvoeren, verstrekken het agentschap tijdig en op nauwgezette wijze
alle informatie die het agentschap nodig heeft om de hem bij deze
verordening opgedragen taken te vervullen, met name voor het monitoren
van de migratiestromen naar en binnen de Unie, het verrichten van
risicoanalyses en het uitvoeren van de kwetsbaarheidsbeoordeling.

Artikel 10

Monitoring van de migratiestromen en risicoanalyse

1.	Het agentschap stelt een centrum voor monitoring en risicoanalyse in
met de capaciteit om de migratiestromen naar en binnen de Unie te
monitoren. Het agentschap ontwikkelt daartoe een gemeenschappelijk
geïntegreerd risicoanalysemodel, dat door het agentschap en de
lidstaten wordt toegepast.

2.	Het agentschap stelt algemene en specifieke risicoanalyses op, die
bij de Raad en de Commissie worden ingediend.

3.	De door het agentschap op te stellen risicoanalyses bestrijken alle
voor het Europees geïntegreerd grensbeheer relevante aspecten, en met
name grenstoezicht, terugkeer, irreguliere secundaire stromen van
onderdanen van derde landen binnen de Unie, preventie van
grensoverschrijdende criminaliteit (met inbegrip van facilitering van
irreguliere immigratie, mensenhandel en terrorisme), alsmede de situatie
in de naburige derde landen, met als doel het ontwikkelen van een
mechanisme voor vroegtijdige waarschuwing waarmee de migratiestromen
naar de Unie kunnen worden geanalyseerd.

4.	De lidstaten verstrekken het agentschap alle nodige informatie over
de situatie, over trends en mogelijke dreigingen aan de buitengrenzen en
op het gebied van terugkeer. De lidstaten verstrekken het agentschap
regelmatig, of op zijn verzoek, alle relevante informatie, zoals
statistische en operationele gegevens die in verband met de uitvoering
van het Schengenacquis zijn verzameld, alsmede informatie en
inlichtingen die zijn afgeleid uit de analyselaag van het overeenkomstig
Verordening (EU) nr. 1052/2013 opgestelde nationale situatiebeeld.

5.	De resultaten van de risicoanalyse worden voorgelegd aan de raad van
toezicht en de raad van bestuur.

6.	De lidstaten houden met de resultaten van de risicoanalyse rekening
bij het plannen van hun operaties en activiteiten aan de buitengrenzen
en hun activiteiten op het gebied van terugkeer.

7.	Het agentschap verwerkt de resultaten van het gemeenschappelijk
geïntegreerd risicoanalysemodel bij de ontwikkeling van de
gemeenschappelijke basisinhoud voor de opleiding van grenswachters en
bij terugkeertaken betrokken personeel.

Artikel 11

Verbindingsfunctionarissen in lidstaten

1.	Het agentschap zorgt voor regelmatige monitoring van het beheer van
de buitengrenzen door in de lidstaten gestationeerde
verbindingsfunctionarissen van het agentschap.

2.	De uitvoerend directeur wijst uit het personeel van het agentschap
deskundigen aan die als verbindingsfunctionarissen worden ingezet. De
uitvoerend directeur bepaalt, op basis van een risicoanalyse en in
overleg met de raad van bestuur, op welke wijze, in welke lidstaat en
voor welke periode de verbindingsfunctionaris wordt ingezet. De
uitvoerend directeur stelt de betrokken lidstaat in kennis van de
aanwijzing van de verbindingsfunctionaris en bepaalt samen met de
lidstaat op welke locatie de betrokkene wordt ingezet.

3.	De verbindingsfunctionarissen treden op namens het agentschap en hun
rol is het bevorderen van de samenwerking en de dialoog tussen het
agentschap en de nationale autoriteiten die met het grensbeheer zijn
belast, inclusief de kustwachten voor zover deze taken op het gebied van
grenstoezicht uitvoeren. De verbindingsfunctionarissen hebben met name
tot taak:

a)	op te treden als contactpersoon tussen het agentschap en de nationale
autoriteiten die met het grensbeheer zijn belast, inclusief de
kustwachten voor zover deze taken op het gebied van grenstoezicht
uitvoeren.

b)	steun te verlenen aan het verzamelen van de informatie die het
agentschap nodig heeft voor het verrichten van de in artikel 12 bedoelde
kwetsbaarheidsanalyse;

c)	de maatregelen te monitoren die de lidstaat uitvoert bij
grenssegmenten waarvoor een hoog impactniveau is vastgesteld
overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1052/2013;

d)	de lidstaten bijstand te verlenen bij het opstellen van hun
noodplannen;

e)	regelmatig verslag uit te brengen aan de uitvoerend directeur over de
situatie aan de buitengrens en over het vermogen van de betrokken
lidstaat om de situatie aan de buitengrenzen doeltreffend het hoofd te
bieden;

f)	de maatregelen te monitoren die de lidstaat uitvoert ten aanzien van
een situatie aan de buitengrenzen die dringend optreden vereist, als
bedoeld in artikel 18.

4.	Voor de toepassing van lid 3 is onder meer vereist dat de
verbindingsfunctionaris:

a)	onbeperkte toegang heeft tot het nationale coördinatiecentrum en het
nationale situatiebeeld dat overeenkomstig Verordening (EU) nr.
1052/2013 is opgesteld;

b)	onbeperkte toegang heeft tot de nationale en Europese
informatiesystemen die in het nationale coördinatiecentrum beschikbaar
zijn, op voorwaarde dat de verbindingsfunctionaris de beveiligings- en
gegevensbeschermingsvoorschriften van de lidstaat en van de Unie
naleeft;

c)	regelmatig contact onderhoudt met de nationale autoriteiten die met
het grensbeheer zijn belast, inclusief de kustwachten voor zover deze
taken op het gebied van grenstoezicht uitvoeren, en het hoofd van het
nationale coördinatiecentrum op de hoogte houdt.

5.	Het verslag van de verbindingsfunctionaris maakt deel uit van de in
artikel 12 bedoelde kwetsbaarheidsbeoordeling.

6.	Bij de uitvoering van zijn taken aanvaardt de verbindingsfunctionaris
uitsluitend instructies van het agentschap.

Artikel 12

Kwetsbaarheidsbeoordeling

1.	Het agentschap beoordeelt de technische uitrusting, de systemen, de
vermogens, de middelen en de noodplannen van de lidstaten op het gebied
van grenstoezicht. De beoordeling is gebaseerd op informatie die door de
lidstaat en door de verbindingsfunctionaris wordt verstrekt, op
informatie die uit Eurosur wordt verkregen, en met name het impactniveau
dat overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1052/2013 voor de segmenten van
de land- en zeebuitengrenzen van elke lidstaat is vastgesteld, en op de
verslagen en evaluaties van gezamenlijke operaties, proefprojecten,
snelle grensinterventies en andere activiteiten van het agentschap.

2.	De lidstaten verstrekken op verzoek van het agentschap informatie
over hun technische uitrusting en de personele en financiële middelen
die op nationaal niveau voor de uitvoering van het grenstoezicht
beschikbaar zijn, en leggen hun noodplannen over.

3.	De kwetsbaarheidsbeoordeling houdt in dat het agentschap een
beoordeling verricht van het vermogen en de paraatheid van de lidstaten
om toekomstige uitdagingen het hoofd te bieden, waaronder de huidige en
toekomstige dreigingen en druk aan de buitengrenzen; dat het agentschap,
met name voor lidstaten die specifieke en onevenredige druk ondervinden,
mogelijke onmiddellijke gevolgen aan de buitengrenzen en latere gevolgen
voor de werking van het Schengengebied identificeert; en dat het
agentschap hun vermogen beoordeelt om bij te dragen aan de in artikel
19, lid 5, bedoelde snel inzetbare reservepool. Deze beoordeling laat
het Schengenevaluatiemechanisme onverlet.

4.	De resultaten van de kwetsbaarheidsbeoordeling worden voorgelegd aan
de raad van toezicht, die de uitvoerend directeur op basis van die
resultaten adviseert over de door de lidstaten te nemen maatregelen,
waarbij rekening wordt gehouden met de risicoanalyse van het agentschap
en de resultaten van het Schengenevaluatiemechanisme. 

5.	De uitvoerend directeur stelt een besluit vast inzake de corrigerende
maatregelen die de betrokken lidstaat moet nemen, onder meer met
gebruikmaking van middelen in het kader van de financiële instrumenten
van de Unie. Het besluit van de uitvoerend directeur is bindend voor de
lidstaat en bevat bepalingen over de termijnen waarbinnen de maatregelen
moeten worden genomen.

6.	Indien een lidstaat nalaat binnen de gestelde termijn de
noodzakelijke corrigerende maatregelen te nemen, legt de uitvoerend
directeur de zaak voor aan de raad van bestuur en stelt hij de Commissie
ervan in kennis. De raad van bestuur stelt een besluit vast inzake de
corrigerende maatregelen die de betrokken lidstaat moet nemen en de
termijn waarbinnen die maatregelen moeten worden genomen. Indien de
lidstaat nalaat binnen de in dat besluit gestelde termijn de maatregelen
te nemen, kan de Commissie overeenkomstig artikel 18 verdere maatregelen
nemen.

Afdeling 3

Beheer van de buitengrenzen

Artikel 13

Maatregelen van het agentschap aan de buitengrenzen

1.	De lidstaten kunnen het agentschap om bijstand vragen bij de
uitvoering van hun verplichtingen inzake het toezicht op de
buitengrenzen. Het agentschap voert tevens de in artikel 18 bedoelde
maatregelen uit.

2.	Het agentschap organiseert passende technische en operationele
bijstand voor de ontvangende lidstaat en kan een of meer van de volgende
maatregelen nemen:

a)	coördinatie van gezamenlijke operaties ten behoeve van een of meer
lidstaten en inzet van Europese grens- en kustwachtteams;

b)	organisatie van snelle grensinterventies en inzet van Europese grens-
en kustwachtteams uit de snel inzetbare reservepool en indien nodig
inzet van extra Europese grens- en kustwachtteams;

c)	coördinatie van activiteiten ten behoeve van een of meer lidstaten
en derde landen aan de buitengrenzen, waaronder gezamenlijke operaties
met naburige derde landen;

d)	inzet van Europese grens- en kustwachtteams in het kader van de
ondersteuningsteams voor migratiebeheer in hotspotgebieden;

e)	inzet van de eigen deskundigen en teamleden die door de lidstaten bij
het agentschap zijn gedetacheerd om de bevoegde nationale autoriteiten
van de betrokken lidstaten gedurende een passende periode te
ondersteunen;

f)	inzet van technische uitrusting.

3.	Het agentschap financiert of medefinanciert de in lid 2 bedoelde
activiteiten met subsidies die overeenkomstig de voor het agentschap
geldende financiële regels uit zijn begroting worden toegekend.

Artikel 14

Gezamenlijke operaties en snelle grensinterventies aan de buitengrenzen

1.	Lidstaten kunnen het agentschap verzoeken gezamenlijke operaties op
te zetten om toekomstige uitdagingen het hoofd te kunnen bieden,
waaronder huidige of toekomstige dreigingen aan de buitengrenzen die het
gevolg zijn van irreguliere immigratie of grensoverschrijdende
criminaliteit, of uitgebreidere technische en operationele bijstand te
verlenen met het oog op de uitvoering van hun verplichtingen ten aanzien
van het toezicht op de buitengrenzen.

2.	Op verzoek van een lidstaat die geconfronteerd wordt met een situatie
van specifieke en onevenredige druk, in het bijzonder de toestroom op
bepaalde punten aan de buitengrenzen van grote aantallen onderdanen van
derde landen die trachten illegaal het grondgebied van die lidstaat
binnen te komen, kan het agentschap voor een beperkte periode een snelle
grensinterventie opzetten op het grondgebied van die ontvangende
lidstaat.

3.	Voor de evaluatie, de goedkeuring en de coördinatie van voorstellen
van lidstaten voor gezamenlijke operaties is de uitvoerend directeur
bevoegd. Voorafgaand aan gezamenlijke operaties en snelle
grensinterventies wordt een grondige, betrouwbare en actuele
risicoanalyse verricht, zodat het agentschap de prioriteit van de
voorgestelde gezamenlijke operatie of snelle grensinterventie kan
vaststellen, rekening houdend met het impactniveau voor de
buitengrenssegmenten overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1052/2013 en de
beschikbaarheid van middelen.

4.	Naar aanleiding van een advies van de raad van toezicht dat is
opgesteld op basis van de resultaten van de kwetsbaarheidsbeoordeling en
rekening houdend met de door het agentschap verrichte risicoanalyse en
de analyselaag van het overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1052/2013
opgestelde Europese situatiebeeld, doet de uitvoerend directeur een
aanbeveling aan de betrokken lidstaat voor het initiëren van
gezamenlijke acties of snelle grensinterventies. Het agentschap stelt
zijn technische uitrusting ter beschikking van de ontvangende lidstaat
of de deelnemende lidstaten.

5.	De doelstellingen van een gezamenlijke operatie of snelle
grensinterventie kunnen worden verwezenlijkt in het kader van een
operatie met meerdere doelen, die zich kan uitstrekken tot het redden
van personen die op zee in nood verkeren of andere kustwachttaken, het
bestrijden van migrantensmokkel of mensenhandel, operaties ter
bestrijding van drugssmokkel en taken op het gebied van migratiebeheer,
zoals identificatie, registratie, debriefing en terugkeer.

Artikel 15

Operationeel plan voor gezamenlijke operaties

1.	Ter voorbereiding van een gezamenlijke operatie stelt de uitvoerend
directeur in samenwerking met de ontvangende lidstaat een lijst van
vereiste technische uitrusting en personeel op, rekening houdend met de
middelen waarover de ontvangende lidstaat beschikt. Aan de hand van deze
gegevens stelt het agentschap een pakket samen van in het operationele
plan op te nemen activiteiten op het gebied van operationele en
technische versterking en capaciteitsopbouw.

2.	De uitvoerend directeur stelt een operationeel plan op voor
gezamenlijke operaties aan de buitengrenzen. De uitvoerend directeur en
de ontvangende lidstaat stellen in overleg met de deelnemende lidstaten
het operationele plan vast waarin de organisatorische aspecten van de
gezamenlijke operatie worden opgenomen.

3.	Het operationele plan is bindend voor het agentschap, de ontvangende
lidstaat en de deelnemende lidstaten. Het bestrijkt alle aspecten die
voor de uitvoering van de gezamenlijke operatie nodig worden geacht, met
inbegrip van:

a)	een beschrijving van de situatie, met de modus operandi en de
doelstellingen van de inzet, inclusief het operationele doel;

b)	de te verwachten duur van de gezamenlijke operatie;

c)	het geografisch gebied waarin de gezamenlijke operatie zal
plaatsvinden;

d)	een beschrijving van de taken en speciale instructies voor de
Europese grens- en kustwachtteams, onder meer over de vraag welke
gegevensbanken in de ontvangende lidstaat mogen worden geraadpleegd en
welke dienstwapens, munitie en uitrusting daar mogen worden gebruikt;

e)	de samenstelling van de Europese grens- en kustwachtteams en de inzet
van ander relevant personeel;

f)	voorschriften inzake bevelvoering en aansturing, waaronder de naam en
rang van de grenswachters van de ontvangende lidstaat die
verantwoordelijk zijn voor de samenwerking met de teamleden en het
agentschap, in het bijzonder van de grenswachters die tijdens de duur
van de inzet het bevel voeren, alsook de plaats van de teamleden in de
bevelstructuur;

g)	de bij de gezamenlijke operatie in te zetten technische uitrusting,
met inbegrip van specifieke vereisten, zoals gebruiksvoorwaarden,
benodigd personeel, vervoer en andere logistieke aspecten, en
financiële voorzieningen;

h)	nauwkeurige bepalingen over onverwijlde rapportage van incidenten
door het agentschap aan de raad van bestuur en de bevoegde nationale
instanties;

i)	een meldings- en evaluatieregeling met ijkpunten voor het
evaluatieverslag en de uiterste datum voor het indienen van het
definitieve evaluatieverslag;

j)	wat operaties op zee betreft, specifieke informatie betreffende de
toepasselijke rechtsbevoegdheid en wetgeving in het geografisch gebied
waarin de gezamenlijke operatie plaatsvindt, met inbegrip van
verwijzingen naar het internationale recht en het Unierecht inzake
onderschepping, reddingsacties op zee en ontscheping. In dit opzicht
wordt het operationele plan vastgesteld overeenkomstig Verordening (EU)
nr. 656/2014 van het Europees Parlement en de Raad;

k)	de modaliteiten voor de samenwerking met derde landen, andere organen
en instanties van de Unie of internationale organisaties;

l)	procedures ter bepaling van een verwijzingsmechanisme waarmee
personen die internationale bescherming nodig hebben, slachtoffers van
mensenhandel, niet-begeleide minderjarigen en personen in een kwetsbare
situaties worden verwezen naar de bevoegde nationale autoriteiten die
passende bijstand kunnen verlenen;

m)	procedures ter bepaling van een mechanisme voor de ontvangst en
doorzending naar het agentschap van klachten tegen grenswachters van de
ontvangende lidstaat en leden van de Europese grens- en kustwachtteams
over mogelijke inbreuken op de grondrechten in het kader van de
gezamenlijke operatie of snelle grensinterventie.

4.	Voor wijzigingen of aanpassingen van het operationele plan is de
instemming van de uitvoerend directeur en de ontvangende lidstaat
vereist, na raadpleging van de deelnemende lidstaten. Het agentschap
zendt onmiddellijk een afschrift van het gewijzigde of aangepaste
operationele plan aan de deelnemende lidstaten.

Artikel 16

Procedure voor het starten van een snelle grensinterventie

1.	Een verzoek van een lidstaat om een snelle grensinterventie te
starten, gaat vergezeld van een beschrijving van de situatie, de
mogelijke doelen en de te verwachten behoeften. Indien nodig kan de
uitvoerend directeur onmiddellijk deskundigen van het agentschap sturen
om de situatie aan de buitengrenzen van de betrokken lidstaat te
beoordelen.

2.	De uitvoerend directeur stelt de raad van bestuur onmiddellijk in
kennis van een verzoek van een lidstaat om een snelle grensinterventie
te starten.

3.	Bij de beslissing over het verzoek van een lidstaat houdt de
uitvoerend directeur rekening met de resultaten van de door het
agentschap verrichte risicoanalyses, de analyselaag van het
overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1052/2013 vastgestelde Europese
situatiebeeld en de resultaten van de in artikel 12 bedoelde
kwetsbaarheidsbeoordeling, alsook alle andere relevante informatie die
door de betrokken lidstaat of een andere lidstaat is verstrekt.

4.	De uitvoerend directeur neemt zo spoedig mogelijk, uiterlijk twee
werkdagen na de datum van ontvangst van het verzoek, een beslissing over
het verzoek om een snelle grensinterventie te starten. De uitvoerend
directeur stelt de betrokken lidstaat en de raad van bestuur
gelijktijdig schriftelijk in kennis van zijn beslissing. In deze
beslissing worden de voornaamste redenen vermeld waarop zij is
gebaseerd.

5.	Indien de uitvoerend directeur beslist een snelle grensinterventie te
starten, zet hij overeenkomstig artikel 19, lid 5, Europese grens- en
kustwachtteams in uit de snel inzetbare reservepool en beslist hij zo
nodig over de onmiddellijke versterking door een of meer Europese grens-
en kustwachtteams overeenkomstig artikel 19, lid 6.

6.	De uitvoerend directeur stelt samen met de ontvangende lidstaat
onmiddellijk of in ieder geval uiterlijk drie werkdagen na de datum van
de beslissing een operationeel plan op als bedoeld in artikel 15, lid 3.

7.	Zodra er overeenstemming is bereikt over het operationele plan,
verzoekt de uitvoerend directeur de lidstaten om onmiddellijk de
grenswachters in te zetten die deel uitmaken van de snel inzetbare
reservepool. De uitvoerend directeur geeft aan hoeveel van de in de
bestaande snel inzetbare reservepool opgenomen grenswachters elke
lidstaat wordt gevraagd in te zetten en het profiel waaraan deze
grenswachters moeten voldoen.

8.	Tezelfdertijd stelt de uitvoerend directeur, indien dat noodzakelijk
is, de lidstaten in kennis van het gevraagde aantal en het gewenste
profiel van de grenswachters die als aanvulling worden ingezet, teneinde
te voorzien in de onmiddellijke versterking van de Europese grens- en
kustwachtteams die uit de snel inzetbare reservepool worden ingezet.
Deze kennisgevingen worden schriftelijk verstrekt aan de nationale
contactpunten onder vermelding van de voor het inzetten van de teams
geplande datum. Er wordt hun tevens een kopie van het operationele plan
verstrekt.

9.	Indien de uitvoerend directeur afwezig of verhinderd is, worden de
beslissingen inzake de inzet van teams uit de snel inzetbare reservepool
en de aanvullende inzet van Europese grens- en kustwachtteams genomen
door de plaatsvervangend uitvoerend directeur.

10.	De lidstaten zien erop toe dat de aan de snel inzetbare reservepool
toegewezen grenswachters zonder uitzondering onmiddellijk ter
beschikking worden gesteld van het agentschap. De lidstaten stellen
tevens op verzoek van het agentschap extra grenswachters ter beschikking
voor inzet in Europese grens- en kustwachtteams, tenzij zij
geconfronteerd worden met een uitzonderlijke situatie waardoor de
uitvoering van nationale taken substantieel in het gedrang komt.

11.	De teams uit de snel inzetbare reservepool worden ingezet uiterlijk
drie werkdagen na de datum waarop de uitvoerend directeur en de
ontvangende lidstaat overeenstemming hebben bereikt over het
operationele plan. Extra Europese grens- en kustwachtteams worden indien
nodig ingezet binnen vijf werkdagen na de inzet van de teams uit de snel
inzetbare reservepool.

Artikel 17

Ondersteuningsteams voor migratiebeheer

1.	Indien een lidstaat op bepaalde hotspotgebieden aan zijn buitengrens
een onevenredige migratiedruk ondervindt als gevolg van een sterke
instroom van migranten, kan die lidstaat verzoeken om operationele en
technische versterking door ondersteuningsteams voor migratiebeheer. De
betrokken lidstaat dient een verzoek om versterking en een raming van
zijn behoeften in bij het agentschap en andere relevante agentschappen
van de Unie, in het bijzonder het Europees Ondersteuningsbureau voor
asielzaken en Europol.

2.	De uitvoerend directeur beoordeelt in coördinatie met andere
relevante agentschappen van de Unie het bijstandsverzoek van een
lidstaat en de raming van zijn behoeften, met het oog op de vaststelling
van een breed versterkingspakket, bestaande uit diverse door de
relevante agentschappen van de Unie gecoördineerde activiteiten,
waarmee de betrokken lidstaat moet instemmen.

3.	De operationele en technische versterking die in het kader van de
ondersteuningsteams voor migratiebeheer wordt geboden door de Europese
grens- en kustwachtteams, de Europese terugkeerinterventieteams en de
deskundigen van het agentschap, kan omvatten:

a)	het screenen van onderdanen van derde landen die aan de buitengrenzen
aankomen, wat mede inhoudt de identificatie, registratie en debriefing
van die onderdanen van derde landen en, indien de lidstaat daarom
verzoekt, het nemen van hun vingerafdrukken;

b)	het verstrekken van informatie aan personen die duidelijk
internationale bescherming nodig hebben en personen die om herplaatsing
verzoeken of kunnen verzoeken;

c)	het verlenen van technische en operationele bijstand, met inbegrip
van het voorbereiden en organiseren van terugkeeroperaties.

4.	Het agentschap verleent de Commissie bijstand bij het coördineren
van de activiteiten van de ondersteuningsteams voor migratiebeheer, in
samenwerking met de andere relevante agentschappen van de Unie.

Artikel 18

Situaties aan de buitengrenzen die dringend optreden vereisen

1.	In gevallen waarin een lidstaat nalaat de nodige corrigerende
maatregelen te treffen overeenkomstig een beslissing van de raad van
bestuur als bedoeld in artikel 12, lid 6, of in geval van onevenredige
migratiedruk aan de buitengrens waardoor de bewaking van de
buitengrenzen zodanig onwerkzaam wordt dat de werking van het
Schengengebied in gevaar komt, kan de Commissie, na raadpleging van het
agentschap, door middel van een uitvoeringshandeling een besluit nemen
tot vaststelling van de door het agentschap uit te voeren maatregelen,
waarbij de betrokken lidstaat verplicht wordt medewerking te verlenen
aan het agentschap bij de uitvoering van die maatregelen. Dergelijke
uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 79, lid 2, bedoelde
onderzoeksprocedure vastgesteld.

Om naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie die verband
houden met de werking van het Schengengebied stelt de Commissie volgens
de in artikel 79, lid 5, bedoelde procedure uitvoeringshandelingen vast
die onmiddellijk toepasselijk zijn.

2.	Voor de toepassing van lid 1 bepaalt de Commissie dat het agentschap
een of meer van de volgende maatregelen neemt:

a)	organisatie en coördinatie van snelle grensinterventies en inzet van
Europese grens- en kustwachtteams uit de snel inzetbare reservepool en
indien nodig inzet van extra Europese grens- en kustwachtteams;

b)	inzet van Europese grens- en kustwachtteams in het kader van de
ondersteuningsteams voor migratiebeheer in hotspotgebieden;

c)	coördinatie van activiteiten ten behoeve van een of meer lidstaten
en derde landen aan de buitengrenzen, waaronder gezamenlijke operaties
met naburige derde landen;

d)	inzet van technische uitrusting;

e)	organisatie van terugkeerinterventies.

3.	De uitvoerend directeur bepaalt, binnen twee werkdagen na de datum
waarop het besluit van de Commissie is vastgesteld en op advies van de
raad van toezicht, welke actie moet worden ondernomen voor de praktische
uitvoering van de bij het besluit van de Commissie vastgestelde
maatregelen, alsmede welke technische uitrusting en hoeveel
grenswachters met welk profiel en hoeveel andere relevante
personeelsleden benodigd zijn om de doelstellingen van het besluit te
verwezenlijken.

4.	Tezelfdertijd dient de uitvoerend directeur binnen dezelfde termijn
van twee werkdagen bij de betrokken lidstaat een ontwerp van een
operationeel plan in. De uitvoerend directeur en de betrokken lidstaat
stellen het operationele plan vast binnen twee werkdagen na de datum
waarop het ontwerp is ingediend.

5.	Voor de praktische uitvoering van de maatregelen in het besluit van
de Commissie zet het agentschap onverwijld, doch uiterlijk binnen drie
dagen na de vaststelling van het operationele plan, de noodzakelijke
technische uitrusting en het noodzakelijke personeel in uit de in
artikel 19, lid 5, bedoelde snel inzetbare reservepool. Extra technische
uitrusting en Europese grens- en kustwachtteams worden indien nodig
ingezet in een tweede fase, uiterlijk vijf werkdagen na de inzet van de
teams uit de snel inzetbare reservepool.

6.	Met het oog op de naleving van het besluit van de Commissie verleent
de betrokken lidstaat onmiddellijk zijn medewerking aan het agentschap
en onderneemt hij de nodige actie ter vergemakkelijking van de
uitvoering van het besluit en de praktische uitvoering van de
maatregelen die zijn vervat in het besluit en het met de uitvoerend
directeur overeengekomen operationele plan.

7.	De lidstaten stellen de grenswachters en andere relevante
personeelsleden ter beschikking die de uitvoerend directeur
overeenkomstig lid 2 heeft bepaald. De lidstaten kunnen zich niet
beroepen op een uitzonderlijke situatie als bedoeld in artikel 19, leden
3 en 6.

Artikel 19 

Samenstelling en inzet van Europese grens- en kustwachtteams 

1. 	Het agentschap zet grenswachters en andere relevante personeelsleden
in als leden van de Europese grens- en kustwachtteams voor gezamenlijke
operaties, snelle grensinterventies en in het kader van de
ondersteuningsteams voor migratiebeheer. Het agentschap kan ook
deskundigen uit zijn eigen personeelsbestand inzetten.

2.	Op basis van een voorstel van de uitvoerend directeur besluit de raad
van bestuur bij absolute meerderheid van zijn stemgerechtigde leden over
het totale aantal grenswachters dat aan de Europese grens- en
kustwachtteams ter beschikking dient te worden gesteld en over de
profielen van deze grenswachters. Dezelfde procedure geldt voor
eventuele navolgende wijzigingen in de profielen en in de totale
aantallen. De lidstaten dragen via een nationale pool opgebouwd op basis
van de verschillende vastgestelde profielen bij tot de Europese grens-
en kustwachtteams, door grenswachters aan te wijzen die beantwoorden aan
de verlangde profielen.

3.	De bijdrage van de lidstaten betreffende het inzetten van hun
grenswachters voor specifieke gezamenlijke operaties in het komende jaar
wordt gepland op basis van jaarlijkse bilaterale onderhandelingen en
overeenkomsten tussen het agentschap en de lidstaten. Conform deze
overeenkomsten stellen de lidstaten de grenswachters op verzoek van het
agentschap ter beschikking voor inzet, tenzij ze geconfronteerd worden
met een uitzonderlijke situatie waardoor de uitvoering van nationale
taken aanzienlijk in het gedrang komt. Een dergelijk verzoek wordt ten
minste 21 werkdagen voor de gewenste inzet ingediend.

4. 	Met betrekking tot snelle grensinterventies besluit de raad van
bestuur op basis van een voorstel van de uitvoerend directeur van het
agentschap met een meerderheid van driekwart van de stemmen over het
minimale aantal grenswachters dat aan de snel inzetbare reservepool van
Europese grens- en kustwachtteams ter beschikking dient te worden
gesteld en over de profielen van deze grenswachters. Dezelfde procedure
geldt voor eventuele navolgende wijzigingen in de profielen en in het
totale aantal grenswachters van de snel inzetbare reservepool. De
lidstaten dragen via een pool van nationale deskundigen opgebouwd op
basis van de verschillende vastgestelde profielen bij tot de snel
inzetbare reservepool, door grenswachters aan te wijzen die beantwoorden
aan de verlangde profielen. 

5.	De snel inzetbare reservepool is een permanent instrument dat
rechtstreeks ter beschikking staat van het agentschap en uit iedere
lidstaat kan worden ingezet binnen drie werkdagen nadat tussen de
uitvoerend directeur en de ontvangende lidstaat overeenstemming is
bereikt over het operationele plan. Te dien einde stelt iedere lidstaat
jaarlijks aan het agentschap een aantal grenswachters ter beschikking,
waarbij dat aantal voor de lidstaten zonder land- of zeebuitengrenzen
ten minste 3 % van hun personeel bedraagt en voor de lidstaten met
land- of zeebuitengrenzen ten minste 2 % van hun personeel, met het oog
op een totaal van ten minste 1 500 grenswachters die beantwoorden aan
de in het besluit van de raad van bestuur vastgelegde profielen. 

6.	Indien nodig wordt de inzet van Europese grens- en kustwachtteams uit
de snel inzetbare reservepool onmiddellijk aangevuld met extra Europese
grens- en kustwachtteams. Te dien einde delen de lidstaten op verzoek
van het agentschap onmiddellijk mee hoeveel grenswachters uit hun
nationale pool zij binnen vijf werkdagen vanaf het begin van de snelle
grensinterventie beschikbaar kunnen stellen, evenals hun namen en
profielen. De lidstaten stellen de grenswachters op verzoek van het
agentschap ter beschikking voor inzet, tenzij ze geconfronteerd worden
met een uitzonderlijke situatie waardoor de uitvoering van nationale
taken aanzienlijk in het gedrang komt. 

7. 	De lidstaten zorgen ervoor dat de door hen ter beschikking gestelde
grenswachters en andere relevante personeelsleden beantwoorden aan de
door de raad van bestuur vastgestelde profielen en aantallen. De duur
van de inzet wordt vastgesteld door de lidstaat van herkomst, maar is in
ieder geval niet korter dan 30 dagen. 

8. 	Het agentschap draagt bij tot de Europese grens- en
kustbewakingsteams met bekwame grenswachters die door de lidstaten als
nationale deskundigen bij het agentschap zijn gedetacheerd. De bijdrage
die de lidstaten het volgende jaar leveren via detachering van hun
grenswachters bij het agentschap, wordt bepaald op basis van jaarlijkse
bilaterale onderhandelingen en overeenkomsten tussen het agentschap en
de lidstaten. Conform deze overeenkomsten stellen de lidstaten de
grenswachters ter beschikking voor detachering, tenzij hierdoor de
uitvoering van nationale taken aanzienlijk in het gedrang zou komen. In
dergelijke situaties kunnen de lidstaten hun gedetacheerde grenswachters
terugroepen.

Detacheringen kunnen plaatsvinden voor een periode van 12 maanden of
langer, maar duren ten minste drie maanden. De gedetacheerde
grenswachters worden als teamleden beschouwd en hebben de taken en
bevoegdheden van teamleden. De lidstaat die de grenswachters detacheert
wordt als de lidstaat van herkomst beschouwd. 

Ander tijdelijk personeel van het agentschap, dat niet gekwalificeerd is
om taken van grenstoezicht te verrichten, wordt bij gezamenlijke
operaties enkel ingezet voor coördinatietaken en maakt geen deel uit
van de Europese grens- en kustwachtteams.

9. 	Het agentschap deelt elk jaar aan het Europees Parlement mee hoeveel
grenswachters elke lidstaat overeenkomstig dit artikel voor de Europese
grens- en kustwachtteams beschikbaar heeft gesteld.

Artikel 20

Instructies aan de Europese grens- en kustwachtteams

1. 	Tijdens de inzet van Europese grens- en kustwachtteams geeft de
ontvangende lidstaat overeenkomstig het operationele plan instructies
aan de teams.

2. 	Via zijn coördinerend functionaris kan het agentschap de
ontvangende lidstaat zijn mening over de aan de Europese grens- en
kustwachtteams gegeven instructies verschaffen. De ontvangende lidstaat
houdt rekening met deze mening en geeft er voor zover mogelijk gevolg
aan.

3.	Wanneer de aan de Europese grens- en kustwachtteams verstrekte
instructies niet in overeenstemming zijn met het operationele plan,
meldt de coördinerend functionaris dit onmiddellijk aan de uitvoerend
directeur, die – indien van toepassing – overeenkomstig artikel 24,
lid 2, maatregelen kan nemen. 

4. 	De leden van de teams eerbiedigen bij het verrichten van hun taken
en het uitoefenen van hun bevoegdheden ten volle de grondrechten,
waaronder de toegang tot asielprocedures, en de menselijke waardigheid.
De maatregelen die zij nemen bij het verrichten van hun taken en het
uitoefenen van hun bevoegdheden staan in verhouding tot het doel van die
maatregelen. Bij het verrichten van hun taken en het uitoefenen van hun
bevoegdheden mogen zij niet discrimineren op grond van geslacht, ras of
etnische afkomst, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of
seksuele geaardheid. 

5.	De leden van de teams blijven onderworpen aan de disciplinaire
maatregelen van hun lidstaat van herkomst. De lidstaat van herkomst
voorziet overeenkomstig zijn nationale recht in de nodige disciplinaire-
of andere maatregelen in situaties waarbij tijdens een gezamenlijke
operatie of een snelle grensinterventie de grondrechten worden
geschonden of de verplichtingen op het gebied van internationale
bescherming niet worden geëerbiedigd.

Artikel 21

Coördinerend functionaris

1. 	Het agentschap zorgt voor de operationele uitvoering van alle
organisatorische aspecten, waaronder de aanwezigheid van personeelsleden
van het agentschap tijdens de gezamenlijke operaties, proefprojecten of
snelle grensinterventies.

2. 	De uitvoerend directeur wijst uit het personeel van het agentschap
een of meer deskundigen aan die als coördinerend functionaris worden
ingezet bij elke gezamenlijke operatie of snelle grensinterventie. De
uitvoerend directeur deelt de ontvangende lidstaat mee wie is
aangewezen.

3. 	De coördinerend functionaris treedt namens het agentschap op inzake
alle aspecten van de inzet van de Europese grens- en kustwachtteams. De
coördinerende functionarissen bevorderen de samenwerking en de
coördinatie tussen de ontvangende en de deelnemende lidstaten. De
coördinerend functionaris heeft met name tot taak:

(a) op te treden als contactpersoon tussen het agentschap en de leden
van de Europese grens- en kustwachtteams, en hen namens het agentschap
bijstand te verlenen bij alle kwesties in verband met de omstandigheden
van hun inzet in de teams;

(b) toe te zien op de correcte uitvoering van het operationele plan;

(c) namens het agentschap op te treden inzake alle aspecten van de inzet
van de Europese grens- en kustwachtteams en aan het agentschap verslag
uit te brengen over al deze aspecten;

(d) aan het agentschap verslag uit te brengen over aspecten in verband
met het bieden van voldoende waarborgen door de ontvangende lidstaat om
de bescherming van de grondrechten tijdens de gehele duur van de
gezamenlijke operatie of snelle grensinterventie te garanderen;

(e) aan de uitvoerend directeur melding te doen wanneer de instructies
van de ontvangende lidstaat aan de Europese grens- en kustwachtteams
niet in overeenstemming waren met het operationele plan.

4.	In het kader van gezamenlijke operaties of snelle grensinterventies
mag de uitvoerend directeur de coördinerend functionaris toestaan hulp
te bieden bij het oplossen van onenigheid over de uitvoering van het
operationele plan en de inzet van de teams.

Artikel 22 

Nationaal contactpunt

Het overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1052/2013 ingestelde nationale
coördinatiecentrum is het nationale contactpunt dat belast is met de
communicatie met het agentschap over alle aangelegenheden die de
Europese grens- en kustwachtteams betreffen. 

Artikel 23

Kosten

1.	Het agentschap draagt het volledige bedrag van de volgende kosten die
door de lidstaten worden gemaakt om hun grenswachters ter beschikking te
stellen voor de inzet van Europese grens- en kustwachtteams, de snel
inzetbare reservepool inbegrepen:

kosten om van de lidstaat van herkomst naar de ontvangende lidstaat en
van de ontvangende lidstaat naar de lidstaat van herkomst te reizen;

vaccinatiekosten;

kosten voor bijzondere verzekeringen;

medische kosten;

dagvergoedingen, inclusief verblijfskostenvergoedingen;

kosten in verband met de technische uitrusting van het agentschap.

2.	De gedetailleerde voorschriften voor de betaling van de dagvergoeding
van de leden van de Europese grens- en kustwachtteams worden vastgesteld
en indien nodig bijgewerkt door de raad van bestuur.

Artikel 24

Opschorting of beëindiging van gezamenlijke operaties en snelle
grensinterventies

1.	De uitvoerend directeur beëindigt, na de betrokken lidstaat op de
hoogte te hebben gesteld, gezamenlijke operaties of snelle
grensinterventies wanneer niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden
voor het uitvoeren van deze activiteiten.

2.	De uitvoerend directeur kan de financiering van een gezamenlijke
operatie of snelle grensinterventie intrekken of de gezamenlijke
operatie of snelle grensinterventie opschorten of beëindigen als de
ontvangende lidstaat het operationele plan niet eerbiedigt. 

3.	De uitvoerend directeur trekt de financiering van een gezamenlijke
operatie of snelle grensinterventie in, of neemt een beslissing tot
gehele of gedeeltelijke opschorting of beëindiging van een gezamenlijke
operatie of snelle grensinterventie, wanneer hij of zij van oordeel is
dat er sprake is van schendingen van de grondrechten of de
internationale verplichtingen op het gebied van bescherming die ernstig
zijn of waarschijnlijk zullen voortduren.

Artikel 25

Evaluatie van gezamenlijke operaties en snelle grensinterventies

De uitvoerend directeur evalueert de resultaten van de gezamenlijke
operaties en snelle grensinterventies en geeft de gedetailleerde
evaluatieverslagen binnen 60 dagen na het einde van deze operaties en
projecten door aan de raad van bestuur, vergezeld van de opmerkingen van
de grondrechtenfunctionaris. Het agentschap maakt een volledige
vergelijkende analyse van deze resultaten met het oog op de verbetering
van de kwaliteit, samenhang en doeltreffendheid van toekomstige
gezamenlijke operaties en snelle grensinterventies, en neemt deze
analyse op in het geconsolideerd jaarlijks activiteitenverslag van het
agentschap.

Afdeling 4 

Terugkeer

Artikel 26

Terugkeerbureau

1. 	Het terugkeerbureau is bevoegd voor de uitvoering van de met
terugkeer verband houdende activiteiten van het agentschap, met
inachtneming van de grondrechten en de algemene beginselen van het recht
van de Unie en het internationaal recht, waaronder de verplichtingen
inzake de bescherming van vluchtelingen en de mensenrechten. Het
terugkeerbureau heeft met name tot taak:

(a) 	op technisch en operationeel niveau de terugkeeractiviteiten van de
lidstaten te coördineren, om tot een geïntegreerd systeem voor het
beheer van terugkeer te komen bij de bevoegde autoriteiten van de
lidstaten, in samenwerking met relevante autoriteiten van derde landen
en andere relevante belanghebbenden; 

(b) 	operationele bijstand te bieden aan lidstaten wier
terugkeersystemen onder bijzondere druk staan;

(c) 	het gebruik van relevante IT-systemen te coördineren en bijstand
te verlenen inzake consulaire samenwerking voor het identificeren van
onderdanen van derde landen en het verkrijgen van reisdocumenten,
terugkeeroperaties te organiseren en te coördineren en ondersteuning te
bieden voor vrijwillig vertrek;

(d)	de met terugkeer verband houdende activiteiten van het agentschap te
coördineren zoals uiteengezet in deze verordening;

(e)	activiteiten te organiseren, te bevorderen en te coördineren die de
uitwisseling van informatie en de inventarisering en bundeling van beste
praktijken inzake terugkeer tussen de lidstaten mogelijk maken;

(f) 	de in dit hoofdstuk bedoelde operaties, interventies en
activiteiten te financieren of te medefinancieren via subsidies die
overeenkomstig de voor het agentschap geldende financiële regels uit
zijn begroting worden toegekend.

2. 	De in lid 1, onder b), bedoelde operationele bijstand omvat
maatregelen om de lidstaten te helpen via hun bevoegde nationale
autoriteiten terugkeerprocedures uit te voeren, met name:

(a)	vertolkingsdiensten;

(b)	informatie over derde landen van terugkeer;

(c)	advies over de behandeling en het beheer van terugkeerprocedures
overeenkomstig Richtlijn 2008/115/EG;

(d)	bijstand met betrekking tot maatregelen die nodig zijn om te
garanderen dat terugkeerders beschikbaar zijn voor terugkeer en om te
vermijden dat terugkeerders onderduiken.

3.	Het terugkeerbureau moet synergieën tot stand brengen en door de
Unie gefinancierde netwerken en programma's op het gebied van terugkeer
aan elkaar koppelen, in nauwe samenwerking met de Europese Commissie en
het Europees Migratienetwerk.

4.	Het agentschap kan de financiële middelen van de Unie gebruiken die
op het gebied van terugkeer beschikbaar zijn. Het agentschap zorgt
ervoor dat bij subsidieovereenkomsten met de lidstaten de onverkorte
inachtneming van het Handvest van de grondrechten als voorwaarde geldt
voor financiële steun.

Artikel 27

Terugkeeroperaties

1. 	Overeenkomstig Richtlijn 2008/115/EG, en zonder terugkeerbesluiten
inhoudelijk te beoordelen, verleent het agentschap de nodige bijstand en
zorgt het op verzoek van een of meerdere deelnemende lidstaten voor de
coördinatie of de organisatie van terugkeeroperaties, onder meer door
voor dergelijke operaties vliegtuigen te huren. Het agentschap mag op
eigen initiatief de lidstaten voorstellen de terugkeeroperaties te
coördineren of te organiseren.

2.	De lidstaten stellen het agentschap ten minste elke maand op de
hoogte van hun geplande nationale terugkeeroperaties en van de hulp of
coördinatie die zij nodig hebben van het agentschap. Het agentschap
stelt een voortschrijdend operationeel plan op om de lidstaten die
daarom verzoeken de nodige operationele versterking te bieden, waaronder
technische uitrusting. Het agentschap kan op eigen initiatief in het
voortschrijdend operationeel plan de data en bestemmingen opnemen van
terugkeeroperaties die het op basis van een behoefteanalyse nodig acht.
De raad van bestuur beslist op basis van een voorstel van de uitvoerend
directeur over de modus operandi van het voortschrijdend operationeel
plan.

3. 	Het agentschap kan de noodzakelijke bijstand verlenen en kan op
verzoek van de deelnemende lidstaten of op eigen initiatief de
coördinatie of de organisatie voorstellen van terugkeeroperaties
waarvoor de vervoermiddelen en de begeleiders voor gedwongen terugkeer
door een derde land van terugkeer ter beschikking worden gesteld
("terugkeeroperaties waarbij personen worden opgehaald"). De deelnemende
lidstaten en het agentschap zorgen ervoor dat de eerbiediging van de
grondrechten en het evenredige gebruik van dwangmaatregelen gedurende de
volledige verwijderingsoperatie zijn gegarandeerd. Ten minste een
vertegenwoordiger van een lidstaat en een toezichthouder voor gedwongen
terugkeer van de bij artikel 28 ingestelde pool zijn aanwezig gedurende
de volledige terugkeeroperatie, tot aankomst in het derde land van
terugkeer.

4.	Het agentschap kan de noodzakelijke bijstand verlenen en kan op
verzoek van de deelnemende lidstaten of een derde land of op eigen
initiatief de coördinatie of de organisatie voorstellen van
terugkeeroperaties waarbij een aantal terugkeerders ten aanzien van wie
een derde land een terugkeerbesluit heeft genomen, van dit derde land
aan een ander derde land van terugkeer worden overgedragen ("gemengde
terugkeeroperaties"), op voorwaarde dat het derde land dat het
terugkeerbesluit heeft uitgevaardigd door het Europees Verdrag voor de
Rechten van de Mens is gebonden. De deelnemende lidstaten en het
agentschap moeten ervoor zorgen dat de eerbiediging van de grondrechten
en het evenredige gebruik van dwangmaatregelen gedurende de volledige
verwijderingsoperatie zijn gegarandeerd, met name door de aanwezigheid
van toezichthouders voor gedwongen terugkeer en
gedwongenterugkeerbegeleiders van derde landen. 

5.	Op iedere terugkeeroperatie wordt toezicht uitgeoefend overeenkomstig
artikel 8, lid 6, van Richtlijn 2008/115/EG. Het toezicht op
terugkeeroperaties vindt plaats op basis van objectieve en transparante
criteria en bestrijkt de hele terugkeeroperatie, van de fase voorafgaand
aan het vertrek tot en met de overdracht van de terugkeerders in het
derde land van terugkeer.

6.	Het agentschap financiert of medefinanciert terugkeeroperaties via
subsidies die overeenkomstig de voor het agentschap geldende financiële
regels uit zijn begroting worden toegekend en geeft prioriteit aan
terugkeeroperaties die door meer dan een lidstaat of uit hotspotgebieden
worden uitgevoerd. 

Artikel 28 

Pool van toezichthouders voor gedwongen terugkeer

1. 	Het agentschap stelt uit de nationale bevoegde organen een pool
samen van toezichthouders voor gedwongen terugkeer die overeenkomstig
artikel 8, lid 6, van Richtlijn 2008/115/EG toezicht op de gedwongen
terugkeer uitoefenen en overeenkomstig artikel 35 zijn opgeleid. 

2.	De uitvoerend directeur bepaalt hoeveel toezichthouders voor
gedwongen terugkeer aan deze pool ter beschikking moeten worden gesteld
en wat hun profiel is. Dezelfde procedure geldt voor eventuele
navolgende wijzigingen in hun profiel en aantal. De lidstaten dragen bij
tot deze pool door toezichthouders voor gedwongen terugkeer aan te
wijzen die aan het vastgestelde profiel beantwoorden.

3. 	Het agentschap stelt de toezichthouders voor gedwongen terugkeer op
verzoek ter beschikking aan deelnemende lidstaten om namens deze
lidstaten toezicht te houden op de correcte uitvoering van de
terugkeeroperatie en deel te nemen aan terugkeerinterventies.

Artikel 29

Pool van begeleiders voor gedwongen terugkeer

1. 	Het agentschap stelt uit de nationale bevoegde organen een pool
samen van begeleiders voor gedwongen terugkeer die overeenkomstig
artikel 8, lid 4, en artikel 5 van Richtlijn 2008/115/EG
terugkeeroperaties uitvoeren en overeenkomstig artikel 35 zijn opgeleid.


2.	De uitvoerend directeur bepaalt hoeveel begeleiders voor gedwongen
terugkeer aan deze pool ter beschikking moeten worden gesteld en wat hun
profiel is. Dezelfde procedure geldt voor eventuele navolgende
wijzigingen in hun profiel en aantal. De lidstaten dragen bij tot deze
pool door begeleiders voor gedwongen terugkeer aan te wijzen die aan het
vastgestelde profiel beantwoorden.

3. 	Het agentschap stelt de begeleiders voor gedwongen terugkeer op
verzoek ter beschikking aan deelnemende lidstaten om namens deze
lidstaten terugkeerders te begeleiden en deel te nemen aan
terugkeerinterventies.

Artikel 30 

Pool van terugkeerspecialisten

1. 	Het agentschap stelt uit de nationale bevoegde organen en het
personeel van het agentschap een pool samen van terugkeerspecialisten
die beschikken over de vaardigheden en kennis die nodig zijn voor het
uitvoeren van met terugkeer verband houdende activiteiten en
overeenkomstig artikel 35 zijn opgeleid. Deze specialisten worden ter
beschikking gesteld voor de uitvoering van specifieke taken zoals de
identificatie van bepaalde groepen onderdanen van derde landen, het
verkrijgen van reisdocumenten van derde landen en het faciliteren van
consulaire samenwerking.

2. 	De uitvoerend directeur bepaalt hoeveel begeleiders voor gedwongen
terugkeer aan deze pool ter beschikking moeten worden gesteld en wat hun
profiel is. Dezelfde procedure geldt voor eventuele navolgende
wijzigingen in hun profiel en aantal. De lidstaten dragen bij tot deze
pool door de specialisten aan te wijzen die aan het vastgestelde profiel
beantwoorden.

3. 	Het agentschap stelt de specialisten op verzoek ter beschikking van
aan terugkeeroperaties deelnemende lidstaten om mee te werken aan
terugkeerinterventies.

Artikel 31 

Europese terugkeerinterventieteams

1.	Het agentschap stelt uit de in de artikelen 28, 29 en 30 beschreven
pools op maat gemaakte Europese terugkeerinterventieteams samen, die
tijdens terugkeerinterventies worden ingezet.

2.	De artikelen 20, 21 en 23 zijn van overeenkomstige toepassing op de
Europese terugkeerinterventieteams.

Artikel 32

Terugkeerinterventies 

1. 	Wanneer een lidstaat met grote druk worden geconfronteerd bij de
uitvoering van de verplichting om illegaal verblijvende onderdanen van
derde landen overeenkomstig Richtlijn 2008/115/EG te doen terugkeren,
levert het agentschap op verzoek van een of meer lidstaten passende
technische en operationele bijstand in de vorm van een
terugkeerinterventie. Deze interventie kan bestaan uit de inzet van
Europese terugkeerinterventieteams in de ontvangende lidstaten en de
organisatie van terugkeeroperaties uit de ontvangende lidstaten. De
lidstaten stellen het agentschap regelmatig in kennis van hun behoeften
op het gebied van technische en operationele bijstand en het agentschap
stelt op basis daarvan een voortschrijdend plan voor
terugkeerinterventies op.

2. 	Wanneer een lidstaat met specifieke en onevenredige druk worden
geconfronteerd bij de uitvoering van de verplichting om illegaal
verblijvende onderdanen van derde landen overeenkomstig Richtlijn
2008/115/EG te doen terugkeren, levert het agentschap op verzoek van een
of meer lidstaten passende technische en operationele bijstand in de
vorm van een snelle terugkeerinterventie. Het agentschap kan op eigen
initiatief voorstellen de lidstaten dergelijke technische en
operationele bijstand te bieden. Een snelle terugkeerinterventie kan
bestaan uit de inzet van Europese terugkeerinterventieteams in de
ontvangende lidstaten en de organisatie van terugkeeroperaties uit de
ontvangende lidstaten.

3. 	De uitvoerend directeur stelt in overleg met de ontvangende
lidstaten en de lidstaten die bereid zijn om aan de terugkeerinterventie
deel te nemen, onverwijld een operationeel plan op. 

4.	Het operationele plan is bindend voor het agentschap, de ontvangende
lidstaten en de deelnemende lidstaten, en behelst alle aspecten die
noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de terugkeerinterventie, met
name de beschrijving van de situatie, de doelstellingen, het tijdstip
van aanvang en de te verwachten duur van de interventie, het
geografische toepassingsgebied en de mogelijke inzet in derde landen, de
samenstelling van de Europese terugkeerinterventieteams, logistieke
informatie, financiële bepalingen, en voorwaarden voor samenwerking met
derde landen, andere agentschappen en organen van de Unie en relevante
internationale en niet-gouvernementele organisaties. Voor wijzigingen of
aanpassingen van het operationele plan is de instemming van de
uitvoerend directeur, de ontvangende lidstaat en de deelnemende
lidstaten vereist. Het agentschap zendt onmiddellijk een kopie van het
gewijzigde of aangepaste operationele plan toe aan de betrokken
lidstaten en de raad van bestuur. 

5.	De uitvoerend directeur neemt zo snel mogelijk een besluit over het
operationele plan, en in het in lid 2 bedoelde geval binnen vijf
werkdagen. Het besluit wordt onmiddellijk schriftelijk ter kennis
gebracht van de betrokken lidstaten en de raad van bestuur.

6.	Het agentschap financiert of medefinanciert terugkeerinterventies via
subsidies die overeenkomstig de voor het agentschap geldende financiële
regels uit zijn begroting worden toegekend.

HOOFDSTUK III

ALGEMENE BEPALINGEN

Afdeling 1

Algemene regels

Artikel 33

Bescherming van de grondrechten en een grondrechtenstrategie

1.	De Europese grens- en kustwacht waarborgt bij het uitoefenen van zijn
taken op grond van deze verordening overeenkomstig het relevante recht
van de Unie de bescherming van de grondrechten, met name het Handvest
van de grondrechten van de Europese Unie, het relevante internationale
recht, waaronder het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen, en
de verplichtingen inzake de toegang tot internationale bescherming, in
het bijzonder het beginsel van non-refoulement. Daartoe stelt het
agentschap een grondrechtenstrategie op, die het nader uitwerkt en
toepast.

2.	De Europese grens- en kustwacht waarborgt bij het uitoefenen van zijn
taken dat personen niet ontscheept worden in, gedwongen worden binnen te
reizen in, worden geleid naar of op een andere wijze worden overgedragen
aan of teruggeleid naar de autoriteiten van een land in strijd met het
beginsel van non-refoulement of waar zij het risico lopen te worden
uitgezet of teruggeleid naar een ander land in strijd met genoemd
beginsel.

3.	De Europese grens- en kustwacht houdt bij het uitoefenen van zijn
taken rekening met de bijzondere behoeften van kinderen, slachtoffers
van mensenhandel, personen die medische bijstand behoeven, personen die
internationale bescherming behoeven, personen die op zee in nood
verkeren en andere personen in een bijzonder kwetsbare situatie. 

4.	Het agentschap houdt in het kader van de uitoefening van zijn taken
bij zijn betrekkingen met lidstaten en zijn samenwerking met derde
landen rekening met de verslagen van het adviesforum en de
grondrechtenfunctionaris. 

Artikel 34

Gedragscodes

1.	Het agentschap stelt een gedragscode op die van toepassing is op alle
door het agentschap gecoördineerde grenstoezichtoperaties, en
ontwikkelt deze verder. In de gedragscode worden voor alle personen die
deelnemen aan de werkzaamheden van het agentschap geldende procedures
vastgelegd ter waarborging van de beginselen van de rechtstaat en
eerbiediging van de grondrechten, met bijzondere nadruk op
niet-begeleide minderjarigen en personen in een kwetsbare situatie en op
personen die verzoeken om internationale bescherming.

2.	Het agentschap ontwikkelt een gedragscode voor de terugkeer van
illegaal verblijvende onderdanen van derde landen, die het regelmatig
bijwerkt en die geldt tijdens alle door het agentschap gecoördineerde
of georganiseerde terugkeeroperaties en terugkeerinterventies. In de
gedragscode worden gemeenschappelijke gestandaardiseerde procedures
beschreven die de organisatie van terugkeeroperaties en
terugkeerinterventies moeten vereenvoudigen en moeten waarborgen dat de
terugkeer op humane wijze en met onverkorte inachtneming van de
grondrechten verloopt, meer bepaald van de beginselen van de menselijke
waardigheid, het verbod op foltering en onmenselijke of vernederende
behandeling of bestraffing, het recht op vrijheid en veiligheid, het
recht op bescherming van persoonsgegevens en het
non-discriminatiebeginsel.

3.	In de gedragscode wordt met name aandacht besteed aan de in artikel
8, lid 6, van Richtlijn 2008/115/EG vervatte verplichting om een
doeltreffend systeem op te zetten voor het toezicht op gedwongen
terugkeer en aan de grondrechtenstrategie.

4.	Het agentschap stelt zijn gedragscodes op en werkt deze regelmatig
bij in samenwerking met het adviesforum.

Artikel 35

Opleiding

1.	Het agentschap ontwikkelt in samenwerking met de passende
opleidingsinstanties van de lidstaten specifieke opleidingsinstrumenten
en verstrekt grenswachters en andere relevante personeelsleden die lid
zijn van de Europese grens- en kustwachtteams vervolgopleiding die
relevant is voor hun taken en bevoegdheden. Deskundigen die behoren tot
het personeel van het agentschap houden regelmatig oefeningen met deze
grenswachters volgens de in het jaarlijkse werkprogramma van het
agentschap bedoelde planning voor vervolgopleiding en oefening.

2.	Het agentschap neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat
alle grenswachters en andere relevante personeelsleden van de lidstaten
die deelnemen aan de Europese grens- en kustwachtteams, evenals de
personeelsleden van het agentschap, voordat zij deelnemen aan de door
het agentschap georganiseerde operationele activiteiten, opleiding
hebben ontvangen betreffende het recht van de Unie en het internationale
recht ter zake, waaronder de grondrechten, toegang tot internationale
bescherming en opsporing en redding.

3.	Het agentschap neemt de nodige initiatieven om ervoor te zorgen dat
het personeel dat betrokken is bij met terugkeer verband houden taken
wordt opgeleid om deel uit te maken van de in de artikelen 28, 29 en 30
bedoelde pools. Het agentschap zorgt ervoor dat al het personeel dat
deelneemt aan terugkeeroperaties en terugkeerinterventies, evenals het
personeel van het agentschap, voordat het deelneemt aan door het
agentschap georganiseerde operationele activiteiten, opleiding heeft
ontvangen betreffende het recht van de Unie en het internationale recht
ter zake, waaronder de grondrechten en toegang tot internationale
bescherming. 

4.	Het agentschap stelt een gemeenschappelijke basisinhoud voor de
opleiding van grenswachters vast, ontwikkelt deze verder en verstrekt
opleiding op Europees niveau voor opleiders van de nationale
grenswachters van de lidstaten, onder meer inzake de grondrechten, de
toegang tot internationale bescherming en het relevante zeerecht. Het
agentschap stelt de gemeenschappelijke basisinhoud op na raadpleging van
het adviesforum. De lidstaten nemen de gemeenschappelijke basisinhoud op
in de opleiding van hun nationale grenswachters en personeelsleden die
betrokken zijn bij met terugkeer verband houdende taken.

5.	Het agentschap biedt voor personeelsleden van de bevoegde nationale
diensten van de lidstaten ook aanvullende cursussen en
studiebijeenkomsten aan over onderwerpen in verband met het toezicht aan
de buitengrenzen en de terugkeer van onderdanen van derde landen.

6.	Het agentschap kan in samenwerking met de lidstaten en derde landen
opleidingsactiviteiten organiseren op hun grondgebied.

7.	Het agentschap stelt een uitwisselingsprogramma op dat de
grenswachters die deelnemen aan de Europese grens- en kustwachtteams en
het personeel dat deelneemt aan de Europese terugkeerinterventieteams de
mogelijkheid biedt door samenwerking met grenswachters en met personeel
dat in een andere lidstaat betrokken is bij terugkeeractiviteiten,
kennis of specifieke deskundigheid te verwerven op basis van ervaringen
en goede werkmethoden in een andere lidstaat.

Artikel 36

Onderzoek en innovatie

1.	Het agentschap ziet proactief toe op en draagt bij tot onderzoeks- en
innovatieactiviteiten die relevant zijn voor het toezicht op de
buitengrenzen, onder meer met betrekking tot het gebruik van
geavanceerde grensbewakingstechnologie zoals op afstand bestuurde
luchtvaartuigsystemen, en voor terugkeer. Het agentschap deelt de
resultaten van dat onderzoek mee aan de Commissie en de lidstaten. Het
kan deze resultaten zo nodig gebruiken in gezamenlijke operaties, snelle
grensinterventies, terugkeeroperaties en terugkeerinterventies.

2.	Het agentschap helpt de lidstaten en de Commissie bij het
identificeren van belangrijke onderzoeksthema's. Het agentschap helpt de
Commissie bij het bepalen en het verwezenlijken van de relevante
kaderprogramma's van de Unie voor onderzoeks- en innovatieactiviteiten.

3.	Het agentschap voert binnen het kaderprogramma voor onderzoek en
innovatie, met name het specifieke programma tot uitvoering van Horizon
2020, de delen van het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie uit
die verband houden met grensbeveiliging. Daartoe heeft het agentschap de
volgende taken: 

(a) het beheer van een aantal stadia van de uitvoering van het programma
en een aantal fasen in de cyclus van specifieke projecten op basis van
de door de Commissie vastgestelde relevante werkprogramma’s, voor
zover de Commissie het agentschap daartoe in het delegatiebesluit
bevoegdheid heeft verleend; 

(b) het vaststellen van de instrumenten tot uitvoering van de begroting,
zowel aan de ontvangsten- als aan de uitgavenzijde, en het uitvoeren van
alle activiteiten die noodzakelijk zijn voor het beheer van het
programma, voor zover de Commissie het agentschap daartoe in het
delegatiebesluit bevoegdheid heeft verleend; 

(c) het verlenen van steun bij de uitvoering van het programma voor
zover de Commissie het agentschap daartoe in het delegatiebesluit
bevoegdheid heeft verleend. 

4.	Het agentschap kan proefprojecten plannen en uitvoeren op terreinen
die onder de verordening vallen. 

Artikel 37

Aanschaf van technische uitrusting

1. 	Het agentschap kan, zelf of in mede-eigendom met een lidstaat, voor
gezamenlijke operaties, proefprojecten, snelle grensinterventies,
terugkeeroperaties, terugkeerinterventies of projecten voor technische
bijstand technische uitrusting aanschaffen of leasen overeenkomstig de
voor het agentschap geldende financiële regels. 

2.	Het agentschap kan bij besluit van de uitvoerend directeur in overleg
met de raad van bestuur technische uitrusting aanschaffen, zoals
uitrusting voor het nemen van vingerafdrukken. Aan elke aanschaf of
leasing van uitrusting die aanzienlijke kosten meebrengt voor het
agentschap, gaat een grondige behoeften- en kosten-batenanalyse vooraf.
De uitgaven hiervoor worden opgenomen in de begroting van het agentschap
die door de raad van bestuur wordt vastgesteld. 

3.	Als het agentschap belangrijke technische uitrusting, zoals
patrouillevaartuigen voor gebruik op volle zee en in kustwateren,
helikopters of andere luchtvaartuigen of voertuigen aanschaft of least,
gelden de volgende voorwaarden:

(a) in het geval van aanschaf door het agentschap of mede-eigendom
spreekt het agentschap met één lidstaat af dat deze laatste de
registratie van de uitrusting regelt overeenkomstig de toepasselijke
wetgeving van die lidstaat;

(b) in het geval van leasing wordt de uitrusting in een lidstaat
geregistreerd.

4.	Op basis van een door het agentschap opgestelde modelovereenkomst
maken de lidstaat van registratie en het agentschap afspraken over de
voorwaarden die de perioden garanderen waarin de activa in mede-eigendom
volledig ter beschikking staan van het agentschap, en over de
gebruiksvoorwaarden van de uitrusting. Technische uitrusting die
uitsluitend toebehoort aan het agentschap wordt op verzoek aan het
agentschap ter beschikking gesteld en de lidstaat van registratie mag
zich niet beroepen op de uitzonderlijke situatie als bedoeld in artikel
38, lid 4.

5.	De lidstaat van registratie of de leverancier van de technische
uitrusting zorgt voor de nodige deskundigen en technici om de technische
uitrusting rechtsgeldig en veilig te kunnen inzetten.

Artikel 38

Pool van technische uitrusting

1.	Het agentschap zorgt voor het opzetten en bijhouden van centrale
registers van uitrusting in een pool van technische uitrusting die
bestaat uit aan de lidstaten of aan het agentschap toebehorende
uitrusting en aan de lidstaten en het agentschap gezamenlijk
toebehorende uitrusting voor toezicht op de buitengrenzen en terugkeer. 

2.	In overeenstemming met de behoeften van het agentschap stelt de
uitvoerend directeur de minimale hoeveelheid technische uitrusting vast,
in het bijzonder de uitrusting die nodig is voor het uitvoeren van
gezamenlijke operaties en snelle grensinterventies, overeenkomstig het
werkprogramma voor het betrokken jaar.

Indien de minimale hoeveelheid technische uitrusting niet blijkt te
volstaan om het voor gezamenlijke operaties of snelle grensinterventies
overeengekomen operationele plan uit te voeren, wordt die hoeveelheid
door het agentschap op basis van een verantwoorde behoeftestelling en
een overeenkomst met de lidstaten aangepast.

3.	De pool van technische uitrusting bevat voor elk type technische
uitrusting de minimale hoeveelheid die door het agentschap noodzakelijk
wordt geacht. De in de pool van technische uitrusting opgenomen
uitrusting wordt ingezet bij gezamenlijke operaties, proefprojecten,
snelle grensinterventies, terugkeeroperaties of terugkeerinterventies.

4.	De lidstaten dragen bij tot de pool van technische uitrusting. De
bijdrage van de lidstaten tot de pool en tot de inzet van technische
uitrusting voor specifieke operaties wordt gepland op basis van
jaarlijkse bilaterale onderhandelingen en overeenkomsten tussen het
agentschap en de lidstaten. Conform deze overeenkomsten en voor zover
het gaat om de minimale hoeveelheid technische uitrusting voor een
bepaald jaar, stellen de lidstaten hun technische uitrusting op verzoek
van het agentschap voor inzet ter beschikking, tenzij zij geconfronteerd
worden met een uitzonderlijke situatie waardoor de uitvoering van
nationale taken aanzienlijk in het gedrang komt. Een dergelijk verzoek
wordt ten minste 30 dagen vóór de gewenste inzet ingediend. De
bijdragen tot de pool van technische uitrusting worden elk jaar opnieuw
geëvalueerd.

5.	De regels betreffende de technische uitrusting, met inbegrip van de
vereiste totale minimale hoeveelheden per type technische uitrusting, de
voorwaarden voor inzet en de vergoeding van kosten, worden jaarlijks op
basis van een voorstel van de uitvoerend directeur door de raad van
bestuur vastgesteld. Om budgettaire redenen dient de raad van bestuur
dit besluit te nemen binnen 30 dagen vanaf de datum van goedkeuring van
het jaarlijkse werkprogramma.

6. 	De uitvoerend directeur brengt op iedere vergadering van de raad van
bestuur verslag uit over de samenstelling en de inzet van de uitrusting
die deel uitmaakt van de pool van technische uitrusting. Als de minimale
hoeveelheid technische uitrusting niet wordt bereikt, stelt de
uitvoerend directeur de raad van bestuur hiervan onverwijld in kennis.
De raad van bestuur beslist met spoed aan welke zaken bij de inzet van
de technische uitrusting prioriteit moet worden gegeven en neemt
passende maatregelen om de gesignaleerde tekortkomingen te verhelpen. De
raad van bestuur brengt de Commissie op de hoogte van de gesignaleerde
tekortkomingen en de getroffen maatregelen. Vervolgens legt de Commissie
deze informatie samen met haar eigen beoordeling voor aan het Europees
Parlement en de Raad.

7.	Het agentschap deelt elk jaar aan het Europees Parlement mee hoeveel
technische uitrusting elke lidstaat overeenkomstig dit artikel voor de
pool van technische uitrusting ter beschikking heeft gesteld. 

8.	De lidstaten registreren in de pool van technische uitrusting alle
vervoersmaterieel en operationele uitrusting aangeschaft in het kader
van de specifieke acties van het Fonds voor interne veiligheid
overeenkomstig artikel 7, lid 1, van Verordening (EU) nr. 515/2014 van
het Europees Parlement en de Raad of enige andere specifieke
Uniefinanciering die aan de lidstaten ter beschikking is gesteld met het
oog op het versterken van de operationele capaciteit van het agentschap.
Deze technische uitrusting maakt deel uit van de minimale hoeveelheid
technische uitrusting voor een bepaald jaar.

De lidstaten stellen deze technische uitrusting op verzoek van het
agentschap ter beschikking voor inzet en mogen zich niet beroepen op de
uitzonderlijke situatie als bedoeld in lid 4. 

9. 	Het agentschap houdt de registers van de pool van technische
uitrusting als volgt bij:

(a) indeling naar type uitrusting en naar type operatie;

(b) indeling naar eigenaar (lidstaat, agentschap, andere);

(c) totale hoeveelheden vereiste uitrusting;

(d) eventueel vereist personeel;

(e) overige informatie, zoals registratiegegevens, vereisten op het
gebied van transport en onderhoud, toepasselijke nationale
exportregelingen, technische instructies, of overige informatie die van
belang is voor het correcte gebruik van de uitrusting.

10.	Het agentschap financiert 100 % van de inzet van de technische
uitrusting die deel uitmaakt van de minimale hoeveelheid technische
uitrusting die een bepaalde lidstaat voor een bepaald jaar ter
beschikking stelt. De inzet van technische uitrusting die geen deel
uitmaakt van de minimale hoeveelheid technische uitrusting wordt tot
maximaal 75 % van de in aanmerking komende uitgaven door het agentschap
medegefinancierd, met inachtneming van de bijzondere omstandigheden van
de lidstaten die deze technische uitrusting inzetten.

Artikel 39 

Taken en bevoegdheden van de teamleden

1. 	De teamleden zijn in staat alle taken te verrichten en alle
bevoegdheden uit te oefenen die nodig zijn voor grenstoezicht en
terugkeer en voor het verwezenlijken van de doelstellingen van
respectievelijk Verordening (EG) nr. 562/2006 en
Richtlijn 2008/115/EG.

2. 	Bij het verrichten van hun taken en het uitoefenen van hun
bevoegdheden nemen de teamleden het recht van de Unie en het
internationale recht in acht en leven zij de grondrechten en het
nationale recht van de ontvangende lidstaat na.

3. 	Teamleden mogen uitsluitend taken verrichten en bevoegdheden
uitoefenen op instructie van en, als algemene regel, in aanwezigheid van
grenswachters die of personeel dat betrokken is bij met terugkeer
verband houdende taken van de ontvangende lidstaat, tenzij zij van de
ontvangende lidstaat de toestemming hebben gekregen om namens deze
laatste op te treden.

4. 	Bij de uitvoering van hun taken en de uitoefening van hun
bevoegdheden dragen teamleden hun eigen uniform. Op hun uniform dragen
zij een blauwe armband met het insigne van de Unie en het agentschap,
waardoor zij als deelnemer aan een gezamenlijke operatie, proefproject,
snelle grensinterventie, terugkeeroperatie of terugkeerinterventie
kunnen worden geïdentificeerd. Om zich tegenover de nationale
autoriteiten van de ontvangende lidstaat te kunnen identificeren, hebben
teamleden altijd een accreditatiedocument bij zich, dat zij op verzoek
tonen.

5. 	Bij het uitvoeren van hun taken en het uitoefenen van hun
bevoegdheden mogen teamleden dienstwapens dragen en munitie en
uitrusting bij zich hebben overeenkomstig hetgeen volgens het nationale
recht van de lidstaat van herkomst is toegestaan. De ontvangende
lidstaat mag echter bepaalde dienstwapendracht, munitie en uitrusting
verbieden, op voorwaarde dat de eigen wetgeving voorziet in dezelfde
verbodsbepalingen voor eigen bij met terugkeer verband houdende taken
betrokken grenswachters of personeel. De ontvangende lidstaat laat het
agentschap, voordat de teamleden worden ingezet, weten welke
dienstwapens, munitie en uitrusting zijn toegestaan en in welke
omstandigheden zij mogen worden gebruikt. Het agentschap stelt deze
informatie ter beschikking van de lidstaten.

6. 	Bij het verrichten van hun taken en het uitoefenen van hun
bevoegdheden mogen de teamleden gebruikmaken van geweld, waaronder
dienstwapens, munitie en uitrusting, indien de lidstaat van herkomst en
de ontvangende lidstaat daarmee instemmen, in aanwezigheid van
grenswachters van de ontvangende lidstaat en met inachtneming van het
nationale recht van de ontvangende lidstaat. De ontvangende lidstaat
kan, indien de lidstaat van herkomst daarmee instemt, teamleden de
toestemming geven om in afwezigheid van de grenswachters van de
ontvangende lidstaat geweld te gebruiken.

7. 	Dienstwapens, munitie en uitrusting mogen worden gebruikt in geval
van wettige zelfverdediging en wettige verdediging van teamleden of
andere personen, met inachtneming van het nationale recht van de
ontvangende lidstaat.

8.	In het kader van deze verordening staat de ontvangende lidstaat
teamleden toe zijn nationale en Europese gegevensbanken te raadplegen
indien dat voor grenscontrole, grensbewaking en terugkeer noodzakelijk
is. De teamleden raadplegen uitsluitend de gegevens die zij nodig hebben
voor het verrichten van hun taken en het uitoefenen van hun
bevoegdheden. Voordat de teamleden worden ingezet, deelt de ontvangende
lidstaat het agentschap mee welke nationale en Europese databanken mogen
worden geraadpleegd. Het agentschap stelt deze informatie ter
beschikking van alle lidstaten die aan de inzet deelnemen.

De raadpleging gebeurt met inachtneming van het recht van de Unie en het
nationale recht van de ontvangende lidstaat op het gebied van
gegevensbescherming.

9.	Beslissingen tot weigering van toegang overeenkomstig artikel 13 van
Verordening (EG) nr. 562/2006 worden uitsluitend door grenswachters van
de ontvangende lidstaat genomen, of door de teamleden als zij van de
ontvangende lidstaat de toestemming hebben gekregen om namens deze
laatste op te treden.

Artikel 40 

Accreditatiedocument

1.	Het agentschap geeft, in samenwerking met de ontvangende lidstaat, de
teamleden een document in de officiële taal van de ontvangende lidstaat
en een andere officiële taal van de instellingen van de Unie af, aan de
hand waarvan zij kunnen worden geïdentificeerd en waaruit blijkt dat de
houder ervan het recht heeft de in artikel 39 bedoelde taken te
verrichten en bevoegdheden uit te oefenen. Het document bevat de
volgende gegevens van elk teamlid:

(a) naam en nationaliteit;

(b) rang of functiebenaming;

(c) een recente gedigitaliseerde foto; en

(d) de taken die mogen worden uitgeoefend.

2.	Na afloop van de gezamenlijke operatie, het proefproject, de snelle
grensinterventie, de terugkeeroperatie of de terugkeerinterventie wordt
het document teruggegeven aan het agentschap.

Artikel 41

Burgerrechtelijke aansprakelijkheid

1.	Wanneer teamleden optreden in een ontvangende lidstaat, is die
lidstaat aansprakelijk voor de schade die zij tijdens de operaties
veroorzaken, overeenkomstig zijn nationale recht.

2.	Indien deze schade het gevolg is van grove nalatigheid of opzettelijk
wangedrag, mag de ontvangende lidstaat de lidstaat van herkomst
benaderen met het oog op de terugbetaling door de lidstaat van herkomst
van aan de slachtoffers of hun rechthebbenden uitgekeerde bedragen.

3.	Onverminderd de uitoefening van zijn rechten tegenover derden, ziet
elke lidstaat af van vorderingen tegen de ontvangende lidstaat of een
andere lidstaat wegens geleden schade, behalve in geval van grove
nalatigheid of opzettelijk wangedrag.

4.	Geschillen tussen lidstaten in verband met de toepassing van de leden
2 en 3 die niet kunnen worden beslecht door wederzijdse
onderhandelingen, worden overeenkomstig artikel 273 VWEU door deze
lidstaten voorgelegd aan het Hof van Justitie van de Europese Unie. 

5.	Kosten ten gevolge van tijdens de inzet veroorzaakte schade aan de
uitrusting van het agentschap worden gedekt door het agentschap,
onverminderd de uitoefening van zijn rechten tegenover derden, behalve
in geval van grove nalatigheid of opzettelijk wangedrag.

Artikel 42

Strafrechtelijke aansprakelijkheid

Tijdens de uitvoering van een gezamenlijke operatie, proefproject,
snelle grensinterventie, terugkeeroperatie of terugkeerinterventie
worden teamleden op dezelfde wijze behandeld als functionarissen van de
ontvangende lidstaat wat betreft alle eventuele strafbare feiten die
tegen hen of door hen worden gepleegd.

Afdeling 2

Informatie-uitwisseling en gegevensbescherming

Artikel 43

Systemen voor informatie-uitwisseling

1.	Het agentschap kan alle nodige maatregelen nemen om de uitwisseling
van voor zijn taken relevante informatie met de Commissie en de
lidstaten en, indien van toepassing, de relevante agentschappen van de
Unie, te vergemakkelijken. Het ontwikkelt en beheert een
informatiesysteem om met deze actoren vertrouwelijke gegevens te kunnen
uitwisselen, evenals de in de artikelen 44, 46, 47 en 48 bedoelde
persoonsgegevens overeenkomstig Besluit 2001/264/EG van de Raad en
Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie.

2.	Het agentschap kan alle maatregelen nemen die noodzakelijk zijn ter
vergemakkelijking van de uitwisseling van voor zijn taak relevante
gegevens met het Verenigd Koninkrijk en Ierland, indien deze gegevens
verband houden met de activiteiten waaraan deze landen overeenkomstig
artikel 50 en artikel 61, lid 4, deelnemen.

Artikel 44 

Gegevensbescherming

1.	Het agentschap past bij de verwerking van persoonsgegevens
Verordening (EG) nr. 45/2001 toe. 

2.	De raad van bestuur stelt maatregelen vast voor de toepassing van
Verordening (EG) nr. 45/2001 door het agentschap, onder meer
betreffende de functionaris voor gegevensbescherming van het agentschap.
Deze maatregelen worden vastgesteld na raadpleging van de Europese
Toezichthouder voor gegevensbescherming.

3.	Onverminderd de artikelen 46, 47 en 48 kan het agentschap voor
administratieve doelen persoonsgegevens verwerken.

4.	Onverminderd artikel 47 zijn de doorgifte van door het agentschap
verwerkte persoonsgegevens en de verdere overdracht van in het kader van
deze verordening verwerkte persoonsgegevens door lidstaten aan de
autoriteiten van derde landen of aan derden, niet toegestaan.

Artikel 45

Doel van de verwerking van persoonsgegevens

1.	Het agentschap mag persoonsgegevens uitsluitend verwerken voor de
volgende doelen:

(a) het uitvoeren van zijn taken die erin bestaan gezamenlijke
operaties, proefprojecten en snelle grensinterventies te organiseren en
te coördineren en in het kader van de ondersteuningsteams voor
migratiebeheer, overeenkomstig artikel 46;

(b) het uitvoeren van zijn taken die erin bestaan terugkeeroperaties en
terugkeerinterventies te organiseren en te coördineren, overeenkomstig
artikel 47;

(c) het faciliteren van de informatie-uitwisseling met lidstaten, het
Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken, Europol en Eurojust,
overeenkomstig artikel 46;

(d) het uitvoeren van risicoanalyses, overeenkomstig artikel 10;

(e) het identificeren en volgen van vaartuigen in het kader van Eurosur,
overeenkomstig artikel 48.

2.	Iedere verwerking van persoonsgegevens gebeurt met inachtneming van
het evenredigheidsbeginsel en is strikt beperkt tot de persoonsgegevens
die nodig zijn voor de in lid 1 bedoelde doelen.

3.	Een lidstaat die of een ander agentschap van de Unie dat het
agentschap persoonsgegevens verstrekt, legt het doel of de doelen vast
waarvoor deze worden verwerkt, zoals bedoeld in lid 1. Indien dit nog
niet is gebeurd, verwerkt het agentschap, in overleg met degene die de
persoonsgegevens in kwestie heeft verstrekt, de persoonsgegevens
teneinde de noodzaak ervan te bepalen voor het in lid 1 bedoelde doel of
de in lid 1 bedoelde doelen waarvoor zij verder worden verwerkt. Het
agentschap kan deze informatie alleen met toestemming van degene die de
informatie heeft verstrekt verwerken voor een ander doel dan de in lid 1
vermelde doelen. 

4. 	De lidstaten of andere agentschappen van de Unie kunnen op het
moment van verstrekking van persoonsgegevens algemene of specifieke
toegangs- of gebruiksbeperkingen stellen, ook met betrekking tot het
overdragen, wissen of vernietigen. Wanneer na de gegevensverstrekking
duidelijk wordt dat dergelijke beperkingen nodig zijn, stellen zij het
agentschap daar dienovereenkomstig van in kennis. Het agentschap houdt
zich aan deze beperkingen. 

Artikel 46

Verwerking van persoonsgegevens die zijn verzameld tijdens gezamenlijke
operaties, proefprojecten en snelle grensinterventies en door
ondersteuningsteams voor migratiebeheer

1.	Het gebruik door het agentschap van persoonsgegevens die door de
lidstaten of het eigen personeel van het agentschap in de context van
gezamenlijke operaties, proefprojecten en snelle grensinterventies en
door de ondersteuningsteams voor migratiebeheer zijn verzameld en aan
het agentschap zijn doorgestuurd, wordt beperkt tot: 

(a) persoonsgegevens van personen die door de bevoegde autoriteiten van
de lidstaten op redelijke gronden worden verdacht van betrokkenheid bij
grensoverschrijdende criminele activiteiten, waaronder het faciliteren
van irreguliere immigratieactiviteiten, mensenhandel of terrorisme;

(b) persoonsgegevens van personen die de buitengrenzen illegaal
overschrijden en wier gegevens worden verzameld door de Europese grens-
en kustwachtteams, ook wanneer wordt gehandeld in het kader van de
ondersteuningsteams voor migratiebeheer;

(c) kentekennummers, telefoonnummers of identificatienummers van
schepen, die nodig zijn voor het onderzoeken en analyseren van routes en
methoden die voor irreguliere immigratie en grensoverschrijdende
criminele activiteiten worden gebruikt.

2.	De in lid 1 bedoelde persoonsgegevens kunnen door het agentschap
worden  verwerkt:

(a) wanneer doorgifte aan het Europees Ondersteuningsbureau voor
asielzaken, Europol of Eurojust nodig is voor gebruik overeenkomstig hun
respectieve mandaten en overeenkomstig artikel 51;

(b) wanneer doorgifte aan de autoriteiten van de relevante lidstaten die
bevoegd zijn voor grenstoezicht, migratie, asiel en rechtshandhaving
nodig is voor gebruik overeenkomstig het nationale recht en de nationale
en EU-gegevensbeschermingsvoorschriften.

(c) wanneer dat nodig is voor de voorbereiding van risicoanalyses. 

3.	De persoonsgegevens worden gewist zodra zij zijn doorgezonden naar
het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken, Europol of Eurojust
of naar de bevoegde autoriteiten van de lidstaten of wanneer zij
gebruikt zijn voor de voorbereiding van risicoanalyses. De opslagtermijn
bedraagt maximaal drie maanden vanaf de datum waarop de gegevens zijn
verzameld. In de uitkomsten van de risicoanalyses worden de gegevens
geanonimiseerd.

Artikel 47

Verwerking van persoonsgegevens in het kader van terugkeeroperaties en
terugkeerinterventies

1. 	In het kader van zijn taken, het organiseren en coördineren van
terugkeeroperaties en het uitvoeren van terugkeerinterventies, kan het
agentschap persoonsgegevens van terugkeerders verwerken.

2.	De verwerking van deze persoonsgegevens is strikt beperkt tot de
persoonsgegevens die vereist zijn voor de terugkeeroperatie of de
terugkeerinterventie.

3.	De persoonsgegevens worden gewist zodra het doel waarvoor zij zijn
verzameld, is verwezenlijkt, en niet later dan 30 dagen na het einde van
de terugkeeroperatie of de terugkeerinterventie.

4.	Wanneer de persoonsgegevens van terugkeerders niet door een lidstaat
aan de vervoerder worden overgedragen, kan het agentschap deze gegevens
doorsturen.

Artikel 48

Verwerking van persoonsgegevens in het kader van Eurosur

Het agentschap mag persoonsgegevens verwerken als uiteengezet in artikel
13, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1052/2013.

Artikel 49

Veiligheidsvoorschriften betreffende de bescherming van gerubriceerde
gegevens en niet-gerubriceerde gevoelige gegevens

1.	Het agentschap past de veiligheidsvoorschriften van de Commissie toe
als uiteengezet in Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie. Die
voorschriften gelden onder meer voor de uitwisseling, de verwerking en
de opslag van gerubriceerde gegevens.

2.	Het agentschap past tevens de veiligheidsbeginselen betreffende de
behandeling van niet-gerubriceerde gevoelige gegevens toe, zoals die
zijn vastgelegd in het in lid 1 bedoelde besluit en door de Commissie
ten uitvoer worden gelegd. De raad van bestuur stelt maatregelen vast
voor de toepassing van die veiligheidsbeginselen.

AFDELING 3

Samenwerking door het agentschap

Artikel 50

Samenwerking met Ierland en het Verenigd Koninkrijk

1. 	Het agentschap bevordert de operationele samenwerking van de
lidstaten met Ierland en het Verenigd Koninkrijk in specifieke
activiteiten.

2. 	De door het agentschap overeenkomstig artikel 7, lid 1, onder j) tot
en met l), te verlenen ondersteuning omvat de organisatie van
terugkeeroperaties van de lidstaten waaraan ook Ierland of het Verenigd
Koninkrijk of beide landen deelnemen.

3. 	De toepassing van deze verordening op de grenzen van Gibraltar wordt
opgeschort totdat een akkoord is bereikt over de werkingssfeer van de
maatregelen met betrekking tot de overschrijding van de buitengrenzen
door personen.

Artikel 51

Samenwerking met instellingen, instanties en organen van de Unie, en
internationale organisaties

1.	Het agentschap werkt samen met de Commissie, andere instellingen van
de Unie, de Europese Dienst voor extern optreden, Europol, het Europees
Ondersteuningsbureau voor asielzaken, het Bureau van de Europese Unie
voor de grondrechten, Eurojust, het Satellietcentrum van de Europese
Unie, het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid en het Europees
Bureau voor visserijcontrole, evenals met andere instanties en organen
van de Unie, op het gebied van de onder deze verordening vallende
aangelegenheden, met name om irreguliere immigratie en
grensoverschrijdende criminaliteit, waaronder de facilitering van
irreguliere immigratie, mensenhandel en terrorisme, te voorkomen en te
bestrijden. 

Het agentschap kan daartoe samenwerken met internationale organisaties
die bevoegd zijn op het gebied van aangelegenheden die onder deze
verordening vallen.

2.	Deze samenwerking vindt plaats in het kader van met deze organen
gemaakte werkafspraken. Deze afspraken worden vooraf door de Commissie
goedgekeurd. Het agentschap houdt in ieder geval het Europees Parlement
van deze regelingen op de hoogte.

3.	Het agentschap werkt samen met de Commissie met betrekking tot
activiteiten die plaatsvinden in het kader van de douane-unie wanneer
deze activiteiten, waaronder douanerisicobeheer, hoewel zij buiten het
toepassingsgebied van deze verordening vallen, de werking van de
douane-unie kunnen ondersteunen. 

4.	De in lid 1 bedoelde instellingen, instanties en organen van de Unie
en internationale organisaties gebruiken door het agentschap ontvangen
informatie uitsluitend binnen de grenzen van hun bevoegdheden en met
inachtneming van de grondrechten, met inbegrip van de voorschriften
inzake gegevensbescherming. Verdere overdracht of andere uitwisseling
van door het agentschap verwerkte persoonsgegevens aan of met andere
agentschappen of organen van de Unie wordt afhankelijk gesteld van
specifieke werkafspraken over de uitwisseling van persoonsgegevens en
van voorafgaande toestemming door de Europese Toezichthouder voor
gegevensbescherming. Wat de behandeling van gerubriceerde informatie
betreft, houden die afspraken in dat de betrokken instelling of
instantie of het betrokken orgaan van de Unie of de betrokken
internationale organisatie voldoet aan beveiligingsvoorschriften en
-normen die gelijkwaardig zijn aan die welke door het agentschap worden
toegepast.

5.	Ook kan het agentschap met instemming van de betrokken lidstaten
waarnemers van instellingen, instanties en organen de Unie of van
internationale organisaties uitnodigen om deel te nemen aan zijn
activiteiten, met name gezamenlijke operaties en proefprojecten,
risicoanalyses en opleiding, voor zover hun aanwezigheid strookt met de
doelen van deze activiteiten, kan bijdragen tot betere samenwerking en
uitwisseling van beste praktijken, en geen invloed heeft op de algemene
veiligheid en beveiliging van die activiteiten. De deelname van deze
waarnemers aan risicoanalyses en opleiding is afhankelijk van de
toestemming van de betrokken lidstaten. Wat gezamenlijke operaties en
proefprojecten betreft, is de deelname van waarnemers afhankelijk van de
toestemming van de ontvangende lidstaat. Het operationele plan omvat
nauwkeurige regels voor de deelname van waarnemers. Voordat deze
waarnemers deelnemen, krijgen zij passende opleiding van het agentschap.

Artikel 52

Europese samenwerking inzake kustwachttaken

1.	Het agentschap biedt, in samenwerking met het Europees Bureau voor
visserijcontrole en het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid,
ondersteuning aan nationale autoriteiten bij de uitvoering van
kustwachttaken op nationaal en Unieniveau, en indien van toepassing op
internationaal niveau, door:

(a) het delen van informatie die voortkomt uit het samenbrengen en
analyseren van gegevens afkomstig van systemen voor de rapportage van
vaartuigen en andere informatiesystemen die worden gehost door of die
toegankelijk zijn voor de agentschappen, overeenkomstig hun respectieve
rechtsgrondslagen en onverminderd het eigendomsrecht van de lidstaten op
de gegevens;

(b) het verstrekken van surveillance- en communicatiediensten op basis
van geavanceerde technologie, waaronder in de ruimte gestationeerde en
grondinfrastructuur en sensoren die op platformen worden geplaatst,
zoals op afstand bestuurde luchtvaartuigen;

(c) capaciteitsopbouw door het opstellen van richtsnoeren, aanbevelingen
en beste praktijken en door het ondersteunen van opleiding en
uitwisseling van personeel, ter bevordering van informatie-uitwisseling
en samenwerking op het gebied van kustwachttaken;

(d) capaciteitsverdeling, waaronder de planning en uitvoering van
operaties met meerdere doeleinden en het delen van middelen en andere
vermogens over de sectoren en grenzen heen.

2.	De voorwaarden voor samenwerking inzake kustwachttaken tussen het
Europees grens- en kustwachtagentschap en het Europees Bureau voor
visserijcontrole en het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid
worden vastgelegd in werkafspraken, overeenkomstig de voor de
agentschappen geldende financiële regels.

3.	De Commissie kan in de vorm van een aanbeveling een praktische
handleiding inzake Europese samenwerking op het gebied van
kustwachttaken aannemen, die richtsnoeren, aanbevelingen en beste
praktijken voor informatie-uitwisseling en samenwerking op nationaal,
Unie- en internationaal niveau omvat.

Artikel 53

Samenwerking met derde landen

1. 	Voor de aangelegenheden die door zijn activiteiten worden bestreken
en voor zover nodig voor de uitvoering van zijn taken, vergemakkelijkt
en bevordert het agentschap de operationele samenwerking tussen de
lidstaten en derde landen in het kader van het beleid inzake externe
betrekkingen van de Unie, onder meer wat betreft de bescherming van de
grondrechten. Het agentschap en de lidstaten nemen normen en maatstaven
in acht die ten minste gelijkwaardig zijn aan die welke in de
Uniewetgeving zijn vastgelegd, ook wanneer de samenwerking met derde
landen op het grondgebied van die landen plaatsvindt. Het aangaan van
samenwerking met derde landen strekt tot bevordering van de Europese
normen inzake grensbeheer en terugkeer.

2.	Het agentschap kan met de autoriteiten van derde landen die bevoegd
zijn voor onder deze verordening vallende aangelegenheden samenwerken
met de steun van en in coördinatie met de delegaties van de Unie en in
het kader van met deze autoriteiten gemaakte werkafspraken
overeenkomstig het recht en beleid van de Unie. Deze werkafspraken
houden verband met het beheer van de operationele samenwerking. Deze
afspraken worden vooraf door de Commissie goedgekeurd.

3.	In omstandigheden die extra technische en operationele bijstand
vereisen, kan het agentschap de operationele samenwerking tussen de
lidstaten en derde landen inzake het beheer van de buitengrenzen
coördineren, en het agentschap kan samen met een of meer lidstaten en
een derde land dat aan ten minste een van die lidstaten grenst
gezamenlijke operaties aan de buitengrenzen uitvoeren, op voorwaarde dat
het derde land daarmee instemt, ook op het grondgebied van dat derde
land. De Commissie wordt van deze activiteiten in kennis gesteld.

4.	Het agentschap werkt met de bevoegde autoriteiten van derde landen
samen op het gebied van terugkeer, waaronder het verkrijgen van
reisdocumenten.

5.	Het agentschap kan eveneens, met instemming van de betrokken
lidstaten, waarnemers van derde landen uitnodigen om deel te nemen aan
de in artikel 13 bedoelde activiteiten aan de buitengrenzen, de in
artikel 27 bedoelde terugkeeroperaties, de in artikel 32 bedoelde
terugkeerinterventies en de in artikel 35 bedoelde opleiding, voor zover
hun aanwezigheid strookt met de doelen van deze activiteiten, kan
bijdragen tot een betere samenwerking en uitwisseling van beste
praktijken, en geen invloed heeft op de algemene veiligheid van de
activiteiten. De deelname van deze waarnemers aan de in de artikelen 13,
27 en 35 bedoelde activiteiten is afhankelijk van de instemming van de
betrokken lidstaten en de deelname aan de in artikelen 13 en 32 bedoelde
activiteiten is afhankelijk van de instemming van de ontvangende
lidstaat. Het operationele plan omvat nauwkeurige regels over de
deelname van waarnemers. Voordat deze waarnemers deelnemen, krijgen zij
passende opleiding van het agentschap.

6.	Het agentschap neemt deel aan de uitvoering van internationale
overeenkomsten die de Unie met derde landen sluit, in het kader van het
beleid inzake externe betrekkingen van de Unie en met betrekking tot
aangelegenheden die onder deze verordening vallen.

7.	Het agentschap kan financiering van de Unie ontvangen overeenkomstig
de bepalingen van de relevante instrumenten ter ondersteuning van het
beleid inzake de externe betrekkingen van de Unie. Het kan projecten
voor technische bijstand in derde landen initiëren en financieren ten
aanzien van aangelegenheden die onder deze verordening vallen.

8. 	Bij het sluiten van bilaterale overeenkomsten met derde landen
kunnen de lidstaten, in overleg met het agentschap, bepalingen opnemen
over de rol en de bevoegdheden van het agentschap overeenkomstig deze
verordening, in het bijzonder wat betreft de uitoefening van uitvoerende
bevoegdheden door de leden van de Europese grens- en kustwachtteams die
gedurende de gezamenlijke operaties, proefprojecten, snelle
grensinterventies, terugkeeroperaties en terugkeerinterventies  . De
lidstaten stellen de Commissie van dergelijke bepalingen in kennis.

9. 	Het agentschap stelt het Europees Parlement in kennis van de in de
leden 2 en 3 bedoelde activiteiten.

Artikel 54

Verbindingsfunctionarissen in derde landen 

1.	Het agentschap kan deskundigen van zijn eigen personeelsbestand als
verbindingsfunctionarissen in derde landen inzetten, die bij de
uitvoering van hun taken optimale bescherming moeten genieten. Zij maken
deel uit van de plaatselijke of regionale samenwerkingsnetwerken van
immigratieverbindingsfunctionarissen en veiligheidsdeskundigen van de
Unie en van de lidstaten, waaronder het netwerk dat op grond van
Verordening (EG) nr. 377/2004 van de Raad is ingesteld. 

2.	In het kader van het beleid inzake de externe betrekkingen van de
Unie wordt bij de inzet van verbindingsfunctionarissen prioriteit
gegeven aan de derde landen die volgens een risicoanalyse een land van
herkomst of doorreis voor irreguliere migratie zijn. Op basis van
wederkerigheid kan het agentschap verbindingsfunctionarissen ontvangen
die door deze derde landen ter beschikking zijn gesteld. De raad van
bestuur stelt jaarlijks op basis van een voorstel van de uitvoerend
directeur de lijst met prioriteiten vast. De inzet van
verbindingsfunctionarissen wordt door de raad van bestuur goedgekeurd. 

3.	De taken van de verbindingsfunctionarissen van het agentschap
omvatten, met inachtneming van het recht van de Unie en de grondrechten,
het leggen en onderhouden van contacten met de bevoegde autoriteiten van
het derde land waar zij gedetacheerd zijn, teneinde bij te dragen tot
het voorkomen en bestrijden van irreguliere immigratie en tot de
terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen. De
verbindingsfunctionarissen werken nauw samen met de delegaties van de
Unie.

4.	Het besluit verbindingsfunctionarissen in te zetten in derde landen,
vereist voorafgaand advies van de Commissie, en het Europees Parlement
wordt van deze activiteiten zo spoedig mogelijk volledig op de hoogte
gesteld.

Afdeling 4 

Algemeen kader en organisatie van het agentschap

Artikel 55

Juridische status en vestigingsplaats

1.	Het agentschap is een orgaan van de Unie. Het heeft
rechtspersoonlijkheid.

2.	In elk van de lidstaten geniet het agentschap de meest uitgebreide
handelingsbevoegdheid die krachtens de wetgeving van de betrokken
lidstaat aan rechtspersonen wordt verleend.  Het kan met name roerend en
onroerend goed verwerven of vervreemden en in rechte optreden.

3.	Het is onafhankelijk met betrekking tot operationele en technische
aangelegenheden.

4.	Het agentschap wordt vertegenwoordigd door zijn uitvoerend directeur.

5.	De zetel van het agentschap is in Warschau, Polen, onder voorbehoud
van de uitvoering van artikel 56.

Artikel 56

Zetelovereenkomst

1.	De vereiste bepalingen betreffende de huisvesting van het agentschap
in de lidstaat waar de zetel is gevestigd en de door deze lidstaat ter
beschikking te stellen faciliteiten, alsook de specifieke voorschriften
die in die lidstaat gelden voor de uitvoerend directeur, de
plaatsvervangend uitvoerend directeur, de leden van de raad van bestuur,
het personeel van het agentschap en hun gezinsleden, worden vastgesteld
in een zetelovereenkomst tussen het agentschap en de lidstaat waar het
agentschap zijn zetel heeft. 

2.	De zetelovereenkomst wordt gesloten nadat de raad van bestuur deze
heeft goedgekeurd en uiterlijk drie maanden na de inwerkingtreding van
deze verordening. 

3.	De lidstaat waar het agentschap zijn zetel heeft, biedt optimale
voorwaarden voor de goede werking van het agentschap, waaronder
meertalig, Europees gericht onderwijs en passende vervoersverbindingen.

Artikel 57

Personeel

1. 	Het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de regeling
welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Unie, en de
voorschriften die in overleg zijn vastgesteld door de instellingen van
de Unie ten behoeve van de uitvoering van het statuut van de ambtenaren
en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van
de Unie, zijn van toepassing op het personeel van het agentschap.

2. 	Voor de toepassing van artikel 21 en artikel 32, lid 6, kan als
coördinerend functionaris of verbindingsfunctionaris alleen een
personeelslid van het agentschap worden aangewezen op wie het Statuut
van de ambtenaren van de Europese Unie of titel II van de regeling die
geldt voor de andere personeelsleden van de Europese Unie, van
toepassing is. Voor de toepassing van artikel 19, lid 8, kunnen alleen
door een lidstaat bij het agentschap gedetacheerde nationale deskundigen
of grenswachters voor deelname aan de Europese grens- en kustwachtteams
worden aangewezen. Het agentschap wijst de nationale deskundigen aan die
overeenkomstig voornoemd artikel aan de Europese grens- en
kustwachtteams worden toegewezen.

3. 	De raad van bestuur stelt in overleg met de Commissie de nodige
uitvoeringsbepalingen vast  overeenkomstig artikel 110 van het Statuut
van de ambtenaren van de Europese Unie.

4. 	De raad van bestuur kan bepalingen vaststellen op grond waarvan
nationale deskundigen en grenswachters uit de lidstaten naar het
agentschap kunnen worden gedetacheerd. Deze bepalingen houden rekening
met de vereisten van artikel 19, lid 8, en in het bijzonder met het
feit dat de gedetacheerde nationale deskundigen of grenswachters als
teamleden worden beschouwd en de in artikel 39 bedoelde taken en
bevoegdheden hebben. Zij bevatten eveneens bepalingen inzake de
voorwaarden voor inzet.

Artikel 58

Voorrechten en immuniteiten

Het Protocol inzake de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie
is van toepassing op het agentschap en zijn personeel.

Artikel 59

Aansprakelijkheid

1.	De contractuele aansprakelijkheid van het agentschap wordt beheerst
door het recht dat van toepassing is op de betrokken overeenkomst.

2.	Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd uitspraak te
doen krachtens een arbitrageclausule in een door het agentschap gesloten
overeenkomst.

3.	In geval van niet-contractuele aansprakelijkheid vergoedt het
agentschap in overeenstemming met de algemene beginselen die de
rechtsstelsels van de lidstaten gemeen hebben, alle door zijn afdelingen
of door zijn personeel bij de uitoefening van hun werkzaamheden
veroorzaakte schade.

4.	Het Hof van Justitie is bevoegd uitspraak te doen in geschillen over
de vergoeding van de in lid 3 bedoelde schade.

5.	De persoonlijke aansprakelijkheid van het personeel jegens het
agentschap wordt beheerst door de op hun van toepassing zijnde
bepalingen van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de
regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de
Unie.

Artikel 60

Administratieve en bestuurlijke structuur van het agentschap

De administratieve en bestuurlijke structuur van het agentschap bestaat
uit:

(a) een raad van bestuur;

(b) een uitvoerend directeur;

(c) een raad van toezicht;

(d) een adviesforum; en 

(e) een grondrechtenfunctionaris.

Artikel 61

Functies van de raad van bestuur

1.	De raad van bestuur:

(a) benoemt de uitvoerend directeur op basis van een voorstel van de
Commissie, overeenkomstig artikel 68;

(b) benoemt de leden van de raad van toezicht, overeenkomstig
artikel 69, lid 2;

(c) stelt besluiten met corrigerende maatregelen vast, overeenkomstig
artikel 12, lid 6;

(d) stelt een geconsolideerd jaarlijks verslag over de activiteiten van
het agentschap in het voorgaande jaar vast en zendt dit uiterlijk op 1
juli toe aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de
Rekenkamer; het geconsolideerde jaarlijks activiteitenverslag wordt
openbaar gemaakt;

(e) stelt ieder jaar voor 30 november, rekening houdend met het advies
van de Commissie, met een meerderheid van twee derde van zijn
stemgerechtigde leden een enkelvoudig programmeringsdocument met de
meerjarige programmering van het agentschap en zijn werkprogramma voor
het komende jaar vast en zendt dit toe aan het Europees Parlement, de
Raad en de Commissie;

(f) stelt procedures vast voor besluiten van de uitvoerend directeur in
verband met de operationele taken van het agentschap;

(g) stelt met een meerderheid van twee derde van zijn stemgerechtigde
leden de jaarbegroting van het agentschap vast en voert andere functies
uit met betrekking tot de begroting van het agentschap, overeenkomstig
afdeling 5 van dit hoofdstuk;

(h) treedt als tuchtinstantie op ten aanzien van de uitvoerend directeur
en, in overleg met deze laatste, ten aanzien van de plaatsvervangend
directeur;

(i) stelt zijn reglement van orde vast;

(j) bepaalt de organisatorische structuur van het agentschap en stelt
het personeelsbeleid van het agentschap vast, met name het meerjarige
personeelsbeleidsplan. Overeenkomstig de relevante bepalingen van
Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie wordt het
meerjarige personeelsbeleidsplan ingediend bij de Commissie en, na een
gunstig advies van de Commissie, bij de begrotingsautoriteit;

(k) stelt een fraudebestrijdingsstrategie vast, die evenredig is aan het
frauderisico en rekening houdt met de kosten en baten van de uit te
voeren maatregelen;

(l) stelt interne regels vast voor het voorkomen en beheersen van
belangenconflicten met betrekking tot zijn leden;

(m) oefent, overeenkomstig lid 7, ten aanzien van het personeel van het
agentschap de bevoegdheden uit die het Statuut van de ambtenaren van de
Europese Unie  toekent aan het tot aanstelling bevoegde gezag en die de
regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de
Unie toekent aan het tot het sluiten van contracten bevoegde gezag
(hierna “de bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag”
genoemd); 

(n) stelt passende regels ter uitvoering van het Statuut van de
ambtenaren van de Europese Unie en de regeling welke van toepassing is
op de andere personeelsleden van de Unie vast, overeenkomstig artikel
110 van het Statuut;

(o) zorgt voor passende follow-up van de resultaten en aanbevelingen die
voortvloeien uit de interne en externe auditverslagen en beoordelingen
en uit de onderzoeken van het Europees Bureau voor Fraudebestrijding
(OLAF);

(p)	stelt op basis van een behoeftenanalyse de in artikel 7, lid 3,
bedoelde communicatie- en verspreidingsplannen vast en werkt deze
regelmatig bij;

(q)	benoemt overeenkomstig het Statuut van de ambtenaren van de Europese
Unie en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden
van de Unie een rekenplichtige die volledig onafhankelijk is bij de
uitvoering van zijn of haar taken;

2. 	Voorstellen voor besluiten betreffende specifieke activiteiten van
het agentschap aan of in de onmiddellijke nabijheid van de buitengrenzen
van een specifieke lidstaat vereisen dat het lid van de raad van bestuur
dat die lidstaat vertegenwoordigt vóór aanneming van de betrokken
voorstellen stemt. 

3. 	De raad van bestuur kan de uitvoerend directeur adviseren over
aangelegenheden die nauw verband houden met de ontwikkeling van het
operationele beheer van de buitengrenzen en terugkeer, waaronder
onderzoeksactiviteiten.

4. 	Als Ierland en/of het Verenigd Koninkrijk verzoeken om deel te mogen
nemen aan specifieke activiteiten, neemt de raad van bestuur hierover
een besluit.

De raad van bestuur besluit per geval bij absolute meerderheid van zijn
stemgerechtigde leden. In zijn besluit houdt de raad van bestuur
rekening met de vraag of de deelname van Ierland en/of het Verenigd
Koninkrijk bijdraagt tot het welslagen van de betrokken activiteit. Het
besluit specifieert de financiële bijdrage van Ierland en/of het
Verenigd Koninkrijk aan de activiteit waarvoor een verzoek tot deelname
is ingediend.

5. 	De raad van bestuur doet de begrotingsautoriteit jaarlijks alle
relevante informatie over de resultaten van de evaluatieprocedures door
het agentschap toekomen.

6. 	De raad van bestuur kan een kleinschalige uitvoerende raad opzetten
die bestaat uit de voorzitter van de raad van bestuur, een
vertegenwoordiger van de Commissie en drie leden van de raad van
bestuur, die de raad van bestuur en de uitvoerend directeur helpt bij de
voorbereiding van de door de raad van bestuur vast te stellen besluiten,
programma's en activiteiten, en zo nodig in spoedeisende gevallen namens
de raad van bestuur bepaalde voorlopige besluiten neemt.

7.	De raad van bestuur neemt overeenkomstig artikel 110 van het Statuut
een besluit dat is gebaseerd op artikel 2, lid 1, van het Statuut van de
ambtenaren van de Europese Unie en artikel 6 van de regeling welke van
toepassing is op de andere personeelsleden van de Unie, waarin hij de
nodige bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag delegeert aan
de uitvoerend directeur en de voorwaarden vastlegt voor de opschorting
van deze delegatie van bevoegdheden. De uitvoerend directeur mag deze
bevoegdheden op zijn beurt delegeren.

Wanneer uitzonderlijke omstandigheden dat vereisen, kan de raad van
bestuur door middel van een besluit de delegatie van de bevoegdheden van
het tot aanstelling bevoegde gezag aan de uitvoerend directeur en de
bevoegdheden die deze laatste op zijn beurt heeft gedelegeerd, tijdelijk
opschorten en deze bevoegdheden zelf uitoefenen of delegeren aan een van
zijn leden of aan een ander personeelslid dan de uitvoerend directeur. 

Artikel 62

Samenstelling van de raad van bestuur

1.	Onverminderd lid 3, bestaat de raad van bestuur uit een
vertegenwoordiger van iedere lidstaat en twee vertegenwoordigers van de
Commissie, die allen stemrecht hebben. Daartoe benoemt iedere lidstaat
een lid van de raad van bestuur alsmede een plaatsvervanger die het lid
tijdens zijn of haar afwezigheid vertegenwoordigt. De Commissie benoemt
twee leden en hun plaatsvervangers. De duur van de ambtstermijn bedraagt
vier jaar. Deze ambtstermijn kan worden verlengd.

2.	De leden van de raad van bestuur worden benoemd op grond van hun
uitgebreide ervaring en kennis op het gebied van de operationele
samenwerking bij grensbeheer en terugkeer en rekening houdend met
relevante vaardigheden op het gebied van management, bestuur en
begroting. Alle partijen in de raad van bestuur trachten het verloop van
hun vertegenwoordigers te beperken teneinde de continuïteit van de
werkzaamheden van de raad van bestuur te verzekeren. Zij streven naar
een evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in de raad van
bestuur.

3.	De landen die betrokken zijn bij de uitvoering, toepassing en
ontwikkeling van het Schengenacquis nemen deel in het agentschap. Zij
hebben ieder één vertegenwoordiger en één plaatsvervanger in de raad
van bestuur. Krachtens de desbetreffende bepalingen van hun
associatieovereenkomsten zijn er regelingen uitgewerkt die de aard en de
omvang van en de nadere regels voor de deelname van deze landen aan de
werkzaamheden van het agentschap vastleggen, met inbegrip van bepalingen
inzake financiële bijdragen en personeel.

Artikel 63

Meerjarige programmering en jaarlijkse werkprogramma's

1.	De raad van bestuur stelt jaarlijks uiterlijk op 30 november een
programmeringsdocument vast met de meerjarige programmering van het
agentschap en de jaarlijkse programmering ervan voor het komende jaar,
op basis van een ontwerptekst van de uitvoerend directeur, met
inachtneming van het advies van de Commissie en, wat betreft de
meerjarige programmering, na raadpleging van het Europees Parlement. De
raad van bestuur doet het Europees Parlement, de Raad en de Commissie
het document toekomen.

2.	Het in lid 1 bedoelde document is definitief na de definitieve
vaststelling van de algemene begroting en wordt, waar nodig,
dienovereenkomstig aangepast.

3.	De meerjarige programmering omvat een beschrijving van de algemene
strategische programmering op de middellange en lange termijn, met
inbegrip van de doelstellingen, beoogde resultaten en
prestatie-indicatoren, alsmede van de planning van de middelen, met
inbegrip van de meerjarige begroting en de personele middelen. In de
meerjarige programmering worden de strategische interventiegebieden
vastgesteld en wordt uitgelegd welke stappen moeten worden genomen om de
doelstellingen te bereiken. De meerjarige programmering omvat een
strategie voor de betrekkingen met derde landen en internationale
organisaties, evenals de acties in verband met deze strategie.

4.	De meerjarige programmering wordt uitgevoerd door middel van
jaarlijkse werkprogramma's en wordt, waar nodig, bijgewerkt op basis van
de resultaten van de in artikel 80 bedoelde evaluatie. De conclusies
van deze evaluaties komen, waar nodig, ook tot uitdrukking in het
jaarlijkse werkprogramma voor het komende jaar.

5.	Het jaarlijkse werkprogramma omvat een beschrijving van de te
financieren activiteiten, met gedetailleerde doelstellingen en de te
verwachte resultaten, waaronder prestatie-indicatoren. Het geeft voorts
een indicatie van de financiële en personele middelen die aan iedere
activiteit worden toegewezen overeenkomstig de beginselen van
activiteitsgestuurde begroting en activiteitsgestuurd beheer. Het
jaarlijkse werkprogramma is consistent met de meerjarige programmering.
Het vermeldt duidelijk de taken die zijn toegevoegd, gewijzigd of
geschrapt ten opzichte van het vorige begrotingsjaar. 

6.	De vaststelling van het jaarlijkse werkprogramma geschiedt in
overeenstemming met het wetgevingsprogramma van de Unie op de relevante
gebieden van het beheer van de buitengrenzen en terugkeer.

7.	Indien het agentschap na de vaststelling van het jaarlijkse
werkprogramma een nieuwe taak krijgt toegewezen, wijzigt de raad van
bestuur het jaarlijkse werkprogramma. 

8.	Iedere wezenlijke wijziging van het jaarlijkse werkprogramma wordt
vastgesteld volgens dezelfde procedure als die welke voor de
vaststelling van het oorspronkelijke jaarlijkse werkprogramma geldt. De
raad van bestuur kan aan de uitvoerend directeur de bevoegdheid
delegeren om niet-essentiële wijzigingen in het jaarlijkse
werkprogramma door te voeren. 

Artikel 64

Voorzitterschap van de raad van bestuur

1.	De raad van bestuur kiest uit zijn stemgerechtigde leden een
voorzitter en een vicevoorzitter. De voorzitter en vicevoorzitter worden
door de stemgerechtigde leden van de raad van bestuur met een
tweederdemeerderheid gekozen. De vicevoorzitter vervangt ambtshalve de
voorzitter wanneer deze is verhinderd zijn of haar taken te verrichten.

2.	De ambtstermijn van de voorzitter en van de vicevoorzitter loopt af
wanneer hun lidmaatschap van de raad van bestuur eindigt. Onverminderd
deze bepaling bedraagt de duur van de ambtstermijn van de voorzitter of
de vicevoorzitter vier jaar. Deze ambtstermijn kan eenmaal worden
verlengd.

Artikel 65 

Vergaderingen

1.	De voorzitter roept de raad van bestuur in vergadering bijeen.

2.	De uitvoerend directeur van het agentschap neemt zonder stemrecht
deel aan de beraadslagingen.

3.	De raad van bestuur houdt ten minste twee gewone vergaderingen per
jaar. Daarnaast komt de raad van bestuur bijeen op initiatief van de
voorzitter, op verzoek van de Commissie of op verzoek van ten minste een
derde van zijn leden.

4.	Ierland en het Verenigd Koninkrijk worden uitgenodigd om de
vergaderingen van de raad van bestuur bij te wonen.

5.	De raad van bestuur kan een vertegenwoordiger van de Europese Dienst
voor extern optreden uitnodigen.

6.	De raad van bestuur kan andere personen wier mening van belang kan
zijn, uitnodigen de vergaderingen als waarnemer bij te wonen.

7.	De leden van de raad van bestuur kunnen zich, met inachtneming van de
bepalingen van het reglement van orde van de raad van bestuur, laten
bijstaan door adviseurs of deskundigen.

8.	Het secretariaat voor de raad van bestuur wordt verzorgd door het
agentschap.

Artikel 66 

Stemming

1.	Onverminderd artikel 61, lid 1, onder e) en g), artikel 64, lid 1, en
artikel 68, leden 2 en 4, neemt de raad van bestuur zijn besluiten bij
absolute meerderheid van zijn stemgerechtigde leden.

2.	Elk lid heeft één stem. De uitvoerend directeur neemt niet aan de
stemming deel. Bij afwezigheid van een lid is zijn of haar
plaatsvervanger gerechtigd zijn of haar stemrecht uit te oefenen.

3.	Het reglement van orde bepaalt de nadere bijzonderheden van de
stemprocedure en in het bijzonder onder welke voorwaarden een lid namens
een ander lid kan handelen, alsmede de quorumvoorschriften, indien van
toepassing.

4.	De landen die betrokken zijn bij de uitvoering, toepassing en
ontwikkeling van het Schengenacquis hebben beperkt stemrecht
overeenkomstig de respectieve afspraken. Om de geassocieerde landen de
mogelijkheid te bieden hun stemrecht uit te oefenen, specifieert het
agentschap in de agenda de punten waarvoor beperkt stemrecht is
verleend.

Artikel 67

Taken en bevoegdheden van de uitvoerend directeur

1.	Het agentschap wordt geleid door zijn uitvoerend directeur, die
volledig onafhankelijk is in de uitoefening van zijn of haar taken.
Onverminderd de respectieve bevoegdheden van de Commissie en de raad van
bestuur vraagt noch aanvaardt de uitvoerend directeur instructies van
een regering of andere instantie.

2.	Het Europees Parlement of de Raad kan de uitvoerend directeur
verzoeken om verslag uit te brengen over de wijze waarop hij zijn of
haar taken uitvoert, in het bijzonder over de uitvoering van en het
toezicht op de grondrechtenstrategie, het geconsolideerd jaarlijks
activiteitenverslag van het agentschap over het voorgaande jaar, het
werkprogramma voor het komende jaar en het meerjarenplan van het
agentschap.

3.	De uitvoerend directeur heeft de volgende functies en bevoegdheden:

(a) de door de raad van bestuur van het agentschap goedgekeurde
besluiten, programma's en activiteiten voorbereiden en uitvoeren binnen
de grenzen die in deze verordening en de uitvoeringsbepalingen ervan en
in enig toepasselijk recht zijn vastgesteld;

(b) alle noodzakelijke stappen nemen, waaronder de vaststelling van
interne administratieve instructies en de bekendmaking van mededelingen,
om het dagelijks bestuur en functioneren van het agentschap te
waarborgen, overeenkomstig de bepalingen van deze verordening;

(c) ieder jaar een programmeringsdocument opstellen en dat na
raadpleging van de Commissie voorleggen aan de raad van bestuur;

(d) ieder jaar het geconsolideerd jaarlijks verslag over de activiteiten
van het agentschap voorbereiden en aan de raad van bestuur voorleggen;

(e) een ontwerpraming opstellen van de ontvangsten en uitgaven van het
agentschap overeenkomstig artikel 75 en de begroting uitvoeren
overeenkomstig artikel 76;

(f) zijn of haar bevoegdheden aan andere personeelsleden van het
agentschap delegeren volgens de regels die overeenkomstig de procedure
van artikel 61, lid 1, onder i), moeten worden vastgesteld;

(g) overeenkomstig artikel 12, lid 5, een besluit vaststellen over
corrigerende maatregelen, onder meer om de lidstaten voor te stellen
gezamenlijke operaties, snelle grensinterventies of andere acties als
bedoeld in artikel 13, lid 2 te starten of uit te voeren;

(h) de voorstellen van de lidstaten voor gezamenlijke operaties of
snelle grensinterventies evalueren, goedkeuren en coördineren,
overeenkomstig 14, lid 3;

(i) de uitvoering van de in de artikelen 15 en 16 en artikel 32, lid 4,
bedoelde operationele plannen waarborgen;

(j) het verzoek van een lidstaat om bijstand van de ondersteuningsteams
voor migratiebeheer en de behoeften van deze lidstaat beoordelen, in
coördinatie met de relevante agentschappen van de Unie, overeenkomstig
artikel 17, lid 2.

(k) de uitvoering van het in artikel 18 bedoelde besluit van de
Commissie waarborgen;

(l) de financiering van een gezamenlijke operatie of snelle
grensinterventie intrekken of deze operaties opschorten of beëindigen,
overeenkomstig artikel 24;

(m) de resultaten van gezamenlijke operaties en snelle grensinterventies
evalueren, overeenkomstig artikel 25; 

(n) overeenkomstig de behoeften de minimale hoeveelheid technische
uitrusting vaststellen, in het bijzonder voor het uitvoeren van
gezamenlijke operaties en snelle grensinterventies, overeenkomstig
artikel 38, lid 2;

(o) een actieplan opstellen voor de follow-up van de conclusies van
interne en externe auditverslagen en evaluaties alsmede van de
onderzoeken van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), en
aan de Commissie tweemaal per jaar en aan de raad van bestuur op
regelmatige basis verslag uitbrengen over de voortgang;

(p) de financiële belangen van de Unie beschermen aan de hand van de
toepassing van maatregelen ter voorkoming van fraude, corruptie en
andere onwettige activiteiten, door middel van effectieve controles en,
indien onregelmatigheden worden vastgesteld, door terugvordering van ten
onrechte betaalde bedragen en, waar nodig, het opleggen van
doeltreffende, evenredige en afschrikkende administratieve en
financiële sancties;

(q) een fraudebestrijdingsstrategie van het agentschap opstellen en het
ter goedkeuring voorleggen aan de raad van bestuur.

4. 	De uitvoerend directeur legt aan de raad van bestuur verantwoording
af over zijn werkzaamheden.

5. 	De uitvoerend directeur treedt op als wettelijke vertegenwoordiger
van het agentschap.

Artikel 68 

Benoeming van de uitvoerend directeur en de plaatsvervangend uitvoerend
directeur

1.	De Commissie draagt kandidaten voor de post van uitvoerend directeur
en plaatsvervangend uitvoerend directeur voor op basis van een lijst die
is opgesteld na bekendmaking van de post in het Publicatieblad van de
Europese Unie en in voorkomend geval in de pers of via internet.

2.	De uitvoerend directeur wordt benoemd door de raad van bestuur op
grond van zijn verdiensten en zijn met bewijsstukken gestaafde sterke
bestuurlijke en leidinggevende vaardigheden, en rekening houdend met
zijn ruime ervaring op het gebied van het beheer van de buitengrenzen en
terugkeer. De raad van bestuur neemt zijn besluit met een meerderheid
van twee derde van alle stemgerechtigde leden.

De bevoegdheid om de uitvoerend directeur te ontslaan, berust bij de
raad van bestuur, die handelt op basis van een voorstel van de Commissie
en daarvoor dezelfde procedure volgt.

3.	De uitvoerend directeur wordt bijgestaan door een plaatsvervangend
uitvoerend directeur. Indien de uitvoerend directeur afwezig of
verhinderd is, neemt de plaatsvervangend uitvoerend directeur zijn
plaats in.

4.	De plaatsvervangend uitvoerend directeur wordt op voorstel van de
Commissie, na raadpleging van de uitvoerend directeur, door de raad van
bestuur benoemd op grond van zijn verdiensten en zijn met bewijsstukken
gestaafde passende bestuurlijke en leidinggevende vaardigheden, en
rekening houdend met zijn relevante ervaring op het gebied van het
beheer van de buitengrenzen en terugkeer. De raad van bestuur neemt zijn
besluit met een meerderheid van twee derde van alle stemgerechtigde
leden. 

De bevoegdheid om de plaatsvervangend uitvoerend directeur te ontslaan,
berust bij de raad van bestuur, die daarvoor dezelfde procedure volgt.

5. 	De ambtstermijn van de uitvoerend directeur bedraagt vijf jaar. Aan
het einde van deze termijn voert de Commissie een beoordeling uit
waarbij rekening wordt gehouden met een evaluatie van de door de
uitvoerend directeur bereikte resultaten en de toekomstige taken en
uitdagingen van het agentschap.

6.	Op grond van een voorstel van de Commissie dat rekening houdt met de
in lid 5 bedoelde beoordeling, kan de raad van bestuur de ambtstermijn
van de uitvoerend directeur eenmaal verlengen, met ten hoogste vijf
jaar.

7.	De ambtstermijn van de plaatsvervangend uitvoerend directeur bedraagt
vijf jaar. Deze ambtstermijn kan door de raad van bestuur eenmaal worden
verlengd met een periode van ten hoogste vijf jaar.

Artikel 69

Raad van toezicht

1.	De raad van toezicht geeft de uitvoerend directeur advies over:

(a) door de uitvoerend directeur aan een lidstaat te richten
aanbevelingen om gezamenlijke operaties of snelle grensinterventies te
initiëren en uit te voeren, overeenkomstig artikel 14, lid 4;

(b) door de uitvoerend directeur jegens lidstaten te nemen besluiten met
betrekking tot de resultaten van de door het agentschap uitgevoerde
kwetsbaarheidsbeoordeling, overeenkomstig artikel 12;

(c) te nemen maatregelen voor de praktische uitvoering van het besluit
van de Commissie met betrekking tot een situatie die urgente actie aan
de buitengrenzen vereist, met inbegrip van de technische uitrusting die
en het personeel dat nodig is om de doelstellingen van dat besluit te
verwezenlijken, overeenkomstig artikel 18, lid 3.

2.	De raad van toezicht bestaat uit de plaatsvervangend uitvoerend
directeur, vier andere door de raad van bestuur te benoemen hoge
ambtenaren van het agentschap en een van de vertegenwoordigers van de
Commissie in de raad van bestuur. De raad van toezicht wordt voorgezeten
door de plaatsvervangend uitvoerend directeur. 

3.	De raad van toezicht brengt verslag uit bij de raad van bestuur.

Artikel 70

Adviesforum

1.	Het agentschap richt een adviesforum op dat de uitvoerend directeur
en de raad van bestuur bijstaat op het gebied van grondrechten. 

2.	Het agentschap nodigt het Europees Ondersteuningsbureau voor
asielzaken, het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten, het
Hoge Commissariaat van de Verenigde Naties voor vluchtelingen en andere
relevante organisaties uit aan het adviesforum deel te nemen. Op
voorstel van de uitvoerend directeur besluit de raad van bestuur over de
samenstelling en de werkmethoden van het adviesforum en over de wijze
waarop aan het adviesforum informatie wordt toegezonden.

3.	Het adviesforum wordt geraadpleegd over de verdere ontwikkelingen en
uitvoering van de grondrechtenstrategie, de gedragscodes en de
gemeenschappelijke basisinhoud.

4.	Het adviesforum stelt een jaarverslag van zijn activiteiten op. Dat
verslag wordt openbaar gemaakt.

5.	Het adviesforum heeft toegang tot alle informatie met betrekking tot
de eerbiediging van de grondrechten, onder meer door gezamenlijke
operaties of snelle grensinterventies ter plaatse te bezoeken indien de
ontvangende lidstaat dat toestaat.

Artikel 71

Grondrechtenfunctionaris

1.	De raad van bestuur stelt een grondrechtenfunctionaris aan, die
beschikt over de nodige kwalificaties en ervaring op het gebied van
grondrechten. 

2.	De grondrechtenfunctionaris is onafhankelijk in de uitvoering van
zijn of haar taken als grondrechtenfunctionaris, rapporteert
rechtstreeks aan de raad van bestuur en werkt samen het adviesforum. De
grondrechtenfunctionaris brengt regelmatig verslag uit en draagt aldus
bij tot het mechanisme voor toezicht op de grondrechten.

3.	De grondrechtenfunctionaris wordt geraadpleegd met betrekking tot de
overeenkomstig de artikelen 15 en 16 en artikel 32, lid 4, opgestelde
operationele plannen en heeft toegang tot alle informatie inzake de
eerbiediging van de grondrechten, in verband met alle activiteiten van
het agentschap.

Artikel 72

Klachtenmechanisme

1.	Het agentschap neemt in samenwerking met de grondrechtenfunctionaris
de nodige maatregelen om overeenkomstig dit artikel een
klachtenmechanisme in te stellen teneinde de eerbiediging van de
grondrechten bij alle activiteiten van het agentschap te monitoren en te
waarborgen.

2.	Iedere persoon die rechtstreeks de gevolgen ondervindt van de acties
van het personeel dat betrokken is bij een gezamenlijke operatie,
proefproject, snelle grensinterventie, terugkeeroperatie of
terugkeerinterventie en van mening is dat met deze acties zijn of haar
grondrechten zijn geschonden, of iedere derde partij die namens een
dergelijke persoon optreedt, kan schriftelijk een klacht indienen bij
het agentschap.

3.	Uitsluitend voldoende gemotiveerde klachten in verband met concrete
schendingen van de grondrechten zijn ontvankelijk. Anonieme,
kwaadwillige, lichtzinnige, provocerende, hypothetische of onnauwkeurige
klachten worden uit het klachtenmechanisme uitgesloten.

4.	De grondrechtenfunctionaris wordt belast met de behandeling van door
het agentschap ontvangen klachten overeenkomstig het recht op behoorlijk
bestuur. Daartoe onderzoekt de grondrechtenfunctionaris de
ontvankelijkheid van een klacht en hij registreert ontvankelijke
klachten, zendt alle geregistreerde klachten door aan de uitvoerend
directeur, zendt klachten betreffende grenswachters door aan de lidstaat
van herkomst en registreert welke follow-up het agentschap of de
lidstaat daaraan geeft.

5.	Wanneer een klacht met betrekking tot een personeelslid van het
agentschap wordt geregistreerd, zorgt de uitvoerend directeur voor
passende follow-up, met inbegrip van disciplinaire maatregelen, waar
nodig. De uitvoerend directeur brengt aan de grondrechtenfunctionaris
verslag uit over de bevindingen en de follow-up die het agentschap aan
de klacht heeft gegeven. 

6.	Wanneer een klacht met betrekking tot een grenswachter van een
ontvangende lidstaat of een teamlid wordt geregistreerd, daaronder ook
begrepen gedetacheerde teamleden of gedetacheerde nationale deskundigen,
zorgt de lidstaat van herkomst voor passende follow-up, met inbegrip van
disciplinaire maatregelen, waar nodig, of andere maatregelen
overeenkomstig het nationaal recht. De betrokken lidstaat brengt aan de
grondrechtenfunctionaris verslag uit over de bevindingen en de follow-up
die aan de klacht is gegeven.

7.	De grondrechtenfunctionaris brengt aan de uitvoerend directeur en de
raad van bestuur verslag uit over de bevindingen en de follow-up die het
agentschap en de lidstaten aan de klachten hebben gegeven.

8.	Overeenkomstig het recht op behoorlijk bestuur worden de klagers,
wanneer hun klacht ontvankelijk is, ervan in kennis gesteld dat de
klacht is geregistreerd, een beoordeling is gestart en het antwoord zal
worden gestuurd zodra het beschikbaar is. Als een klacht niet
ontvankelijk is, worden de klagers in kennis gesteld van de redenen
daarvoor en wordt hen gewezen op verdere mogelijkheden om verhaal te
zoeken. 

9.	De grondrechtenfunctionaris stelt na raadpleging van het adviesforum
een standaardformulier voor klachten op, waarin wordt gevraagd naar
nauwkeurige en specifieke informatie met betrekking tot de vermeende
schending van de grondrechten. De grondrechtenfunctionaris dient het
formulier in bij de uitvoerend directeur en de raad van bestuur. 

Het agentschap zorgt ervoor dat het standaardformulier voor klachten in
de meest gebruikelijke talen beschikbaar is en dat het op de website van
het agentschap wordt geplaatst en op papier beschikbaar is tijdens alle
activiteiten van het agentschap. De grondrechtenfunctionaris onderzoekt
klachten ook wanneer deze niet via het standaardformulier zijn
ingediend.

10.	Alle persoonsgegevens die in een klacht worden vermeld, worden
behandeld en verwerkt door het agentschap en de grondrechtenfunctionaris
overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 en door de lidstaten
overeenkomstig Richtlijn 95/46/EG en Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de
Raad. 

Als een klager een klacht indient, wordt hij of zij verondersteld in te
stemmen met de verwerking van zijn of haar persoonsgegevens in de zin
van artikel 5, onder d), van Verordening (EG) nr. 45/2001 door het
agentschap of de grondrechtenfunctionaris.

Om de belangen van klagers te waarborgen, worden klachten vertrouwelijk
behandeld, tenzij de klager afstand doet van zijn of haar recht op
vertrouwelijke behandeling. Wanneer een klager afstand doet van zijn of
haar recht op vertrouwelijke behandeling, wordt aangenomen dat hij of
zij ermee instemt dat de grondrechtenfunctionaris of het agentschap zijn
of haar identiteit met betrekking tot de inhoud van de klacht
bekendmaakt. 

Artikel 73 

Talenregeling

1. 	De bepalingen van Verordening nr. 1 zijn van toepassing op het
agentschap.

2.	Onverminderd de besluiten die op grond van artikel 342 VWEU worden
genomen, worden het jaarlijkse activiteitenverslag en het werkprogramma
zoals bedoeld in artikel 61, lid 1, onder d) en e), in alle officiële
talen van de Unie opgesteld.

3.	De voor het functioneren van het agentschap vereiste vertaaldiensten
worden geleverd door het Vertaalbureau voor de organen van de Europese
Unie.

Artikel 74

Transparantie en communicatie

1.	Bij de behandeling van verzoeken om toegang tot documenten in zijn
bezit past het agentschap Verordening (EG) nr. 1049/2001 toe.

2.	Het agentschap kan op eigen initiatief communiceren op de gebieden
die tot zijn taken behoren. Het maakt het in artikel 61, lid 1, onder
d), bedoelde geconsolideerde jaarlijkse activiteitenverslag openbaar en
draagt er met name zorg voor dat het publiek en alle belanghebbende
partijen snel objectieve, betrouwbare en begrijpelijke informatie
omtrent zijn werk ontvangen.

3.	De raad van bestuur stelt de praktische regelingen voor de toepassing
van de leden 1 en 2 vast.

4.	Elke natuurlijke of rechtspersoon heeft het recht zich schriftelijk
in één van de officiële talen van de Unie tot het agentschap te
richten. Hij of zij heeft het recht een antwoord in dezelfde taal te
ontvangen.

5.	Tegen de beslissingen die het agentschap op grond van artikel 8 van
Verordening (EG) nr. 1049/2001 neemt, kan een klacht worden ingediend
bij de Europese Ombudsman of beroep worden ingesteld bij het Hof van
Justitie van de Europese Unie, volgens de respectievelijk in de
artikelen 228 en 263 VWEU bepaalde voorwaarden.

Afdeling 5

Financiële voorschriften

Artikel 75

Begroting

1. 	De ontvangsten van het agentschap bestaan, onverminderd andere
ontvangsten, uit:

(a) een in de algemene begroting van de Europese Unie (afdeling
Commissie) opgenomen subsidie van de Unie;

(b) een bijdrage van de landen die betrokken zijn bij de uitvoering, de
toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis als vastgelegd in
de respectieve regelingen ter specificering van de financiële bijdrage;

(c) financiering van de Unie in de vorm van delegatieovereenkomsten of
ad hoc-subsidies in overeenstemming met de in artikel 78 bedoelde
financiële regeling en met de bepalingen van de relevante instrumenten
ter ondersteuning van het beleid van de Unie;

(d) vergoedingen voor geleverde diensten;

(e) eventuele vrijwillige bijdragen van de lidstaten.

2. 	De uitgaven van het agentschap bestaan uit personele,
administratieve, infrastructuur- en operationele kosten.

3. 	De uitvoerend directeur stelt een ontwerpraming op van de
ontvangsten en uitgaven van het agentschap voor het volgende
begrotingsjaar, waarin een personeelsformatie is opgenomen, en zendt
deze toe aan de raad van bestuur.

4. 	De ontvangsten en uitgaven zijn in evenwicht.

5. 	De raad van bestuur keurt op basis van de door de uitvoerend
directeur opgestelde ontwerpraming een voorlopige ontwerpraming van de
ontvangsten en uitgaven van het agentschap goed, met inbegrip van de
voorlopige personeelsformatie, en zendt deze uiterlijk op 31 januari toe
aan de Commissie.

6. 	De raad van bestuur zendt de definitieve ontwerpraming van de
ontvangsten en uitgaven van het agentschap, met inbegrip van de
voorlopige personeelsformatie, samen met het voorlopige werkprogramma
uiterlijk 31 maart toe aan de Commissie. 

7.	De raming wordt samen met het voorontwerp van algemene begroting van
de Europese Unie door de Commissie ingediend bij het Europees Parlement
en de Raad (hierna "de begrotingsautoriteit" genoemd).

8.	Op basis van deze raming neemt de Commissie de geraamde bedragen die
zij nodig acht voor de personeelsformatie en het bedrag van de subsidie
ten laste van de algemene begroting op in het ontwerp van algemene
begroting van de Europese Unie, dat zij overeenkomstig de artikelen 313
en 314 VWEU voorlegt aan de begrotingsautoriteit.

9.	De begrotingsautoriteit keurt de kredieten voor de subsidie ten
behoeve van het agentschap goed.

De begrotingsautoriteit stelt de personeelsformatie van het agentschap
vast.

10.	De raad van bestuur stelt de begroting van het agentschap vast. De
begroting wordt definitief na de definitieve vaststelling van de
algemene begroting van de Europese Unie. De begroting wordt zo nodig
dienovereenkomstig aangepast.

11.	Voor elke wijziging van de begroting, met inbegrip van de
personeelsformatie, wordt dezelfde procedure gevolgd.

12.	Op bouwprojecten die aanzienlijke gevolgen kunnen hebben voor de
begroting van het agentschap, zijn de bepalingen van gedelegeerde
Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie van toepassing.

13.	Met het oog op de financiering van de inzet van snelle
grensinterventies en terugkeerinterventies behelst de door de raad van
bestuur goedgekeurde begroting van het agentschap een financiële
operationele reserve van ten minste 4 % van de toewijzing voor de
operationele activiteiten. De reserve moet het hele jaar op dat niveau
blijven. 

Artikel 76

Uitvoering en controle van de begroting

1.	De uitvoerend directeur voert de begroting van het agentschap uit.

2.	Uiterlijk 1 maart van het jaar dat volgt op het afgesloten
begrotingsjaar (jaar N + 1) dient de rekenplichtige van het agentschap
de voorlopige rekeningen voor het begrotingsjaar (jaar N) in bij de
rekenplichtige van de Commissie en bij de Rekenkamer. De rekenplichtige
van de Commissie consolideert de voorlopige rekeningen van de
instellingen en de gedecentraliseerde organen overeenkomstig artikel 147
van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement
en de Raad.

3.	Het agentschap zendt uiterlijk 31 maart van het jaar N + 1 een
verslag over het budgettair en financieel beheer voor het jaar N toe aan
het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer.

4. 	De rekenplichtige van de Commissie zendt de voorlopige rekeningen
van het agentschap voor het jaar N, die met de rekeningen van de
Commissie zijn geconsolideerd, uiterlijk 31 maart van het jaar N + 1
aan de Rekenkamer toe.

5.	Na ontvangst van de opmerkingen van de Rekenkamer over de voorlopige
rekeningen van het agentschap voor het jaar N, overeenkomstig artikel
148 van Verordening (EG, Euratom) nr. 966/2012, stelt de uitvoerend
directeur onder zijn of haar eigen verantwoordelijkheid de definitieve
rekeningen van het agentschap op en legt hij of zij deze voor advies aan
de raad van bestuur voor.

6.	De raad van bestuur brengt een advies uit over de definitieve
rekeningen van het agentschap voor het jaar N.

7.	Uiterlijk 1 juli van het jaar N + 1 dient de uitvoerend directeur de
definitieve rekeningen met het advies van de raad van bestuur in bij de
Commissie, de Rekenkamer, het Europees Parlement en de Raad.

8.	De definitieve rekeningen voor het jaar N worden uiterlijk
15 november van het jaar N + 1 bekendgemaakt in het Publicatieblad
van de Europese Unie.

9.	De uitvoerend directeur dient uiterlijk 30 september van het jaar N
+ 1 een antwoord op de opmerkingen van de Rekenkamer in bij deze
instelling. Hij zendt dit antwoord ook toe aan de raad van bestuur.

10.	De uitvoerend directeur verstrekt het Europees Parlement op verzoek
alle inlichtingen die nodig zijn voor het goede verloop van de
kwijtingsprocedure voor het jaar N, overeenkomstig artikel 165, lid 3,
van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.

11.	Vóór 15 mei van het jaar N + 2 verleent het Europees Parlement op
aanbeveling van de Raad, die met gekwalificeerde meerderheid van stemmen
besluit, de uitvoerend directeur van het agentschap kwijting voor de
uitvoering van de begroting van het jaar N.

Artikel 77

Fraudebestrijding

1.	Met het oog op de bestrijding van fraude, corruptie en andere
onwettige activiteiten zijn de bepalingen van Verordening (EU, Euratom)
nr. 883/2013 onverminderd van toepassing. Het agentschap treedt toe tot
het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 betreffende de interne
onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding
(OLAF) en stelt op basis van het model in de bijlage bij dat akkoord
onmiddellijk passende regels op die op alle personeelsleden van het
agentschap van toepassing zijn. 

2.	De Rekenkamer is bevoegd om audits te verrichten, op basis van
documenten en ter plaatse, bij alle begunstigden, contractanten en
subcontractanten die van het agentschap middelen van de Unie hebben
ontvangen.

3.	OLAF kan overeenkomstig de bepalingen en procedures van
Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 en
Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 onderzoeken verrichten,
waaronder controles en inspecties ter plaatse, om vast te stellen of er
sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten
waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad in verband
met een subsidie of een door het agentschap gefinancierde overeenkomst.

4.	Onverminderd de leden 1, 2 en 3 bevatten samenwerkingsovereenkomsten
met derde landen en internationale organisaties, contracten,
subsidieovereenkomsten en subsidiebesluiten van het agentschap
bepalingen die de Rekenkamer en OLAF uitdrukkelijk de bevoegdheid
verlenen dergelijke audits en onderzoeken binnen hun respectieve
bevoegdheden te verrichten.

Artikel 78 

Financiële bepaling

De financiële regeling die van toepassing is op het agentschap wordt
vastgesteld door de raad van bestuur, na raadpleging van de Commissie. 
Deze financiële regeling wijkt niet af van gedelegeerde
Verordening (EU) nr. 1271/2013 tenzij dit in verband met de werking
van het agentschap specifiek vereist is en de Commissie vooraf
toestemming heeft verleend.

HOOFDSTUK IV 

SLOTBEPALINGEN

Artikel 79

Comitéprocedure

1.	De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 33 bis van
Verordening (EG) nr. 562/2006 opgerichte comité. Het comité is een
comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.	Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening
(EU) nr. 182/2011 van toepassing. 

3.	Indien het advies van het comité via een schriftelijke procedure
wordt verkregen, wordt deze procedure zonder gevolg beëindigd indien,
binnen de termijn voor het uitbrengen van het advies, daartoe door de
voorzitter van het comité wordt besloten of hierom door een
tweederdemeerderheid van de leden van het comité wordt verzocht.

4.	Indien het comité geen advies uitbrengt, neemt de Commissie de
ontwerpuitvoeringshandeling niet aan en is artikel 5, lid 4, derde
alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

5.	Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening
(EU) nr. 182/2011 in samenhang met artikel 5 van die verordening van
toepassing.

Artikel 80

Evaluatie

1.	Binnen drie jaar na de datum van inwerkingtreding van deze
verordening en vervolgens om de drie jaar verricht de Commissie een
evaluatie om met name de resultaten, effectiviteit en doelmatigheid van
de activiteiten van het agentschap en de werkmethoden ervan te
beoordelen in het licht van de doelstellingen, het mandaat en de taken
van het agentschap. De evaluatie richt zich in het bijzonder op de vraag
of het mandaat van het agentschap moet worden gewijzigd en op de
financiële gevolgen van dergelijke wijzigingen. 

De evaluatie omvat een specifieke analyse van de wijze waarop het
Handvest van de grondrechten bij de toepassing van de verordening is
nageleefd.

2.	De Commissie zendt het evaluatieverslag samen met haar conclusies
over het verslag aan het Europees Parlement, de Raad en de raad van
bestuur. Het evaluatieverslag en de conclusies over het verslag worden
openbaar gemaakt.

3.	Bij elke tweede evaluatie toetst de Commissie de door het agentschap
bereikte resultaten aan zijn doelstellingen, mandaat en taken.

Artikel 81

Intrekking

1.	Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad, Verordening (EG) nr.
863/2007 en Beschikking 2005/267/EG van de Raad worden ingetrokken.

2.	Verwijzingen naar de ingetrokken verordeningen gelden als
verwijzingen naar deze verordening overeenkomstig de bijlage.

Artikel 82 

Inwerkingtreding en toepasselijkheid 

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de
bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 19, lid 5, en de artikelen 28, 29, 30 en 31 worden van
toepassing drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks
toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Straatsburg,

Voor het Europees Parlement	Voor de Raad

De voorzitter	De voorzitterFINANCIEEL MEMORANDUM "AGENTSCHAPPEN"

1.	KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

	1.1.	Benaming van het voorstel/initiatief 

	1.2.	Betrokken beleidsterreinen in de ABM/ABB-structuur

	1.3.	Aard van het voorstel/initiatief 

	1.4.	Doelstellingen 

	1.5.	Motivering van het voorstel/initiatief 

	1.6.	Duur en financiële gevolgen 

	1.7.	Beheersvormen 

2.	BEHEERSMAATREGELEN 

	2.1.	Monitoring- en rapportageregels 

	2.2.	Beheers- en controlesysteem 

	2.3.	Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden 

3.	GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

	3.1.	Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken
begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven 

	3.2.	Geraamde gevolgen voor de uitgaven 

	3.2.1.	Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven 

	3.2.2.	Geraamde gevolgen voor de kredieten voor het Europees grens- en
kustwachtagentschap 

	3.2.3.	Geraamde gevolgen voor de personele middelen van het Europees
grens- en kustwachtagentschap

	3.2.4.	Verenigbaarheid met het huidige meerjarig financieel kader

	3.2.5.	Bijdragen van derden 

	3.3.	Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

FINANCIEEL MEMORANDUM 

1.	KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

1.1.	Benaming van het voorstel/initiatief 

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad
betreffende de Europese grens- en kustwacht en tot intrekking van
Verordening (EG) nr. 2007/2004, Verordening (EG) nr. 863/2007 en
Besluit 2005/267/EG van de Raad

1.2.	Betrokken beleidsterrein in de ABM/ABB-structuur 

Beleidsterrein: Migratie en Binnenlandse zaken

Activiteit: Veiligheid en bescherming van de vrijheden

1.3.	Aard van het voorstel/initiatief 

( Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie 

( Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een
proefproject/een voorbereidende actie 

X Het voorstel/initiatief betreft de verlenging van een bestaande actie 

( Het voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een
nieuwe actie 

1.4.	Doelstellingen

1.4.1.	De met het voorstel/initiatief beoogde strategische
meerjarendoelstellingen van de Commissie 

Het doel van dit voorstel is de oprichting van een Europese grens- en
kustwacht, die tot taak heeft het Europese geïntegreerde beheer van de
buitengrenzen van de EU te verzorgen, teneinde migratie doeltreffend te
beheren, een hoog niveau van veiligheid in de Unie te verzekeren zonder
dat het vrij verkeer van personen in de Unie wordt aangetast. Dit
voorstel maakt deel uit van een maatregelenpakket dat de Commissie
presenteert met het oog op een betere bescherming van de buitengrenzen
van de EU, zoals beschreven in bijgaande mededeling van de Commissie
over een Europese grens- en kustwacht en een doeltreffend beheer van
Europa's buitengrenzen.

De Europese Unie is in 2015 geconfronteerd met buitengewone migratiedruk
aan haar buitengrenzen, doordat van januari tot november naar schatting
1,5 miljoen personen illegaal de grenzen hebben overschreden. De enorme
omvang van de gemengde migratiestromen die de buitengrenzen van de
Europese Unie hebben overschreden en de daaruit voortvloeiende
secundaire stromen tonen dat de bestaande structuren op het niveau van
de Unie en de lidstaten ontoereikend zijn om de uitdagingen van zo'n
grote toestroom aan te pakken. Binnen het Schengengebied zonder
binnengrenzen ondervinden alle Schengenstaten de gevolgen van
irreguliere immigratie over de buitengrenzen van één lidstaat. Naar
aanleiding van de aanzienlijke secundaire stromen hebben verschillende
lidstaten opnieuw grenstoezicht aan hun binnengrenzen ingevoerd. Dat
heeft aanzienlijke spanningen veroorzaakt voor de werking en de
samenhang van het Schengengebied.

De huidige migratiecrisis maakt duidelijk dat het Schengengebied zonder
binnengrenzen slechts in stand kan worden gehouden als de buitengrenzen
effectief worden beveiligd en beschermd. Het toezicht op de
buitengrenzen van de Unie is een gemeenschappelijk en gedeeld belang en
moet worden uitgeoefend volgens strenge en uniforme Unienormen.

Door de terroristische aanslagen van dit jaar is de bezorgdheid van de
burgers over hun veiligheid toegenomen. Hoewel grenzen nooit absolute
veiligheid kunnen waarborgen, kunnen zij wel aanzienlijk bijdragen tot
betere beveiliging en betere inlichtingen en tot de voorkoming van
toekomstige aanslagen. Deze taak is nog belangrijker geworden doordat
bij terroristische aanslagen steeds vaker personen betrokken zijn die
als buitenlandse strijder actief zijn geweest. Versterking van de
beveiliging van de buitengrenzen is dan ook essentieel om het vertrouwen
van de bevolking te herstellen.

Een eengemaakt gebied zonder binnengrenzen kan slechts bestaan als de
buitengrenzen effectief worden beschermd. Een keten is zo sterk als de
zwakste schakel. Een besliste stap in de richting van een geïntegreerd
beheersysteem voor de buitengrenzen is dus noodzakelijk. Dat is alleen
mogelijk als alle lidstaten een bijdrage leveren overeenkomstig de
beginselen van solidariteit en verantwoordelijkheid die alle
EU-instellingen hebben onderschreven als leidende beginselen voor de
aanpak van de migratiecrisis.

In de Europese migratieagenda is vastgesteld dat een gedeeld beheer van
de buitengrenzen tot stand moet worden gebracht, overeenkomstig artikel
77 VWEU, waarin de doelstelling om "geleidelijk een geïntegreerd
systeem voor het beheer van de buitengrenzen op te zetten" wordt
vastgesteld. Commissievoorzitter Juncker heeft in zijn State of the
Union van september jongstleden aangekondigd dat de Commissie vóór het
einde van het jaar ambitieuze stappen zou voorstellen op weg naar een
volledig operationele Europese grens- en kustwacht, wat vervolgens werd
bevestigd in het werkprogramma van de Commissie voor 2016. 

Bij de voorgestelde verordening worden de algemene beginselen van
Europees geïntegreerd grensbeheer vastgesteld en worden een Europese
grens- en kustwacht en een op Frontex gebaseerd Europees grens- en
kustwachtagentschap opgericht. Het doel van deze ontwerpverordening is
te voorzien in een meer geïntegreerd beheer van de buitengrenzen van de
EU, onder meer door het Europees grens- en kustwachtagentschap meer
bevoegdheden op het gebied van het beheer van de buitengrenzen en
terugkeer te verlenen dan Frontex momenteel heeft. De ontwerpverordening
verleent het Europees grens- en kustwachtagentschap de aanvullende
bevoegdheden die het nodig heeft voor doeltreffend geïntegreerd
grensbeheer op Europees niveau, voor het aanpakken van de tekortkomingen
van het grensbeheer op nationaal niveau en om te kunnen optreden bij
buitensporige migratiestromen zoals die zich dit jaar aan de
buitengrenzen van de Europese Unie hebben voorgedaan. 

De toekenning van deze aanvullende bevoegdheden aan de autoriteit op
Europees niveau van de Europese grens- en kustwacht is van wezenlijk
belang om te voorkomen dat tekortkomingen bij het beheer van de
buitengrenzen of onvoorziene migratiestromen de goede werking van het
Schengengebied ondermijnen. De problemen die door de migratiecrisis zijn
ontstaan, kunnen niet op passende wijze worden aangepakt als de
lidstaten op ongecoördineerde wijze optreden. Het geïntegreerde
grensbeheer is een gedeelde verantwoordelijkheid van het Europees grens-
en kustwachtagentschap en de nationale autoriteiten die met het
grensbeheer zijn belast (inclusief de kustwachten voor zover deze taken
op het gebied van grenstoezicht uitvoeren), die samen de Europese grens-
en kustwacht vormen.

1.4.2.	Specifieke doelstellingen en betrokken ABM/ABB-activiteiten 

De onderstaande specifieke doelstellingen zijn vastgesteld op basis van
de in artikel 7 van het voorstel vastgelegde agentschapstaken, maar
zijn deels ontleend aan het ABM/ABB-kader dat Frontex heeft opgesteld
voor zijn werkprogramma 2016 waarin rekening is gehouden met de nieuwe
taken die bij de verordening zijn vastgesteld. Wel zijn de nodige
aanpassingen aangebracht.

Specifieke doelstelling 1: Ondersteuning van het beheer van de
buitengrenzen

-	coördineren van de operationele samenwerking tussen de lidstaten op
het gebied van het beheer van de buitengrenzen; 

- 	verlenen van bijstand aan de lidstaten in omstandigheden die extra
technische en operationele bijstand aan de buitengrenzen vergen door de
coördinatie en organisatie van gezamenlijke operaties, in overweging
nemend dat in dit kader soms sprake is van humanitaire noodsituaties en
reddingsacties op zee;

- 	verlenen van bijstand aan de lidstaten in omstandigheden die extra
technische en operationele bijstand aan de buitengrenzen vergen door
snelle grensinterventies op te zetten aan de buitengrenzen van lidstaten
die onder specifieke en onevenredige druk staan, in overweging nemend
dat in dit kader soms sprake is van humanitaire noodsituaties en
reddingsacties op zee; 

- 	opzetten en uitzenden van Europese grens- en kustwachtteams, met
inbegrip van een snel inzetbare reservepool, die bij gezamenlijke
operaties en snelle interventies aan de grenzen en in het kader van de
ondersteuningsteams voor migratiebeheer worden ingezet;

- 	inzetten van Europese grens- en kustwachtteams en technische
uitrusting voor de verlening van bijstand bij de screening,
identificatie en het nemen van vingerafdrukken in het kader van de
ondersteuningsteams voor migratiebeheer;

-	inzetten van de nodige uitrusting en het nodige personeel voor de snel
inzetbare reservepool voor de praktische uitvoering van de maatregelen
die nodig zijn in een noodsituatie aan de buitengrenzen.

Specifieke doelstelling 2: Ondersteuning van de autoriteiten van
lidstaten die kustwachttaken uitvoeren

-	samenwerken met het Europees Bureau voor visserijcontrole en het
Europees Agentschap voor maritieme veiligheid ter ondersteuning van de
nationale autoriteiten die kustwachttaken uitvoeren door a) diensten te
verlenen, informatie te verstrekken, uitrusting te leveren en opleiding
te verzorgen en b) multipurpose operaties te coördineren.

Specifieke doelstelling 3: Ondersteuning om de terugkeer op
doeltreffende wijze te laten verlopen

-	ondersteunen en versterken van de technische en operationele
samenwerking tussen de lidstaten en met de autoriteiten en
belanghebbenden van derde landen; 

-	coördineren en organiseren van terugkeeroperaties;

-	verlenen van bijstand aan de lidstaten in omstandigheden die extra
technische en operationele bijstand vergen voor de uitvoering van de
verplichting om illegaal verblijvende onderdanen van derde landen te
doen terugkeren, onder meer door de coördinatie en organisatie van
terugkeeroperaties;

-	oprichten en inzetten van Europese terugkeerinterventieteams bij
terugkeerinterventies.

Specifieke doelstelling 4: Risicoanalyses en kwetsbaarheidsbeoordelingen

-	oprichten van een centrum voor monitoring en risicoanalyse met de
capaciteit om de migratiestromen te monitoren en risicoanalyses uit te
voeren die alle aspecten van het geïntegreerd grensbeheer bestrijken; 

- 	verrichten van een kwetsbaarheidsbeoordeling, waaronder een
inschatting van de capaciteit van de lidstaten om het hoofd te bieden
aan dreigingen en druk aan de buitengrenzen.

Specifieke doelstelling 5: Opleiding 

- 	verlenen van bijstand aan de lidstaten bij het opleiden van nationale
grenswachters en terugkeerdeskundigen, met inbegrip van de vaststelling
van gemeenschappelijke opleidingsnormen.

Specifieke doelstelling 6: Beheer van gebundelde middelen en Onderzoek
en ontwikkeling

- 	opzetten van een pool van technische uitrusting die kan worden
ingezet bij gezamenlijke operaties, snelle interventies aan de grenzen
en in het kader van de ondersteuningsteams voor migratiebeheer, alsmede
bij terugkeeroperaties en terugkeerinterventies;

-	opzetten van pools van toezichthouders voor gedwongen terugkeer,
begeleiders voor gedwongen terugkeer en terugkeerspecialisten;

-	ondersteunen van de ontwikkeling van technische normen voor
uitrusting, met name voor tactische bevelvoering, controle en
communicatie, alsmede technisch toezicht op de interoperabiliteit op
nationaal en Unieniveau;

-	deelnemen aan de ontwikkeling en het beheer van onderzoeks- en
innovatieactiviteiten die voor het toezicht op en de bewaking van de
buitengrenzen relevant zijn, onder meer met betrekking tot het gebruik
van geavanceerde bewakingstechnologie zoals op afstand bestuurde
luchtvaartuigsystemen, en de ontwikkeling van proefprojecten op
terreinen die onder de verordening vallen.

Specifieke doelstelling 7: Eurosur en situatiemonitoring

-	verlenen van de nodige bijstand voor de ontwikkeling en het beheer van
een Europees grensbewakingssysteem en zo nodig voor de ontwikkeling van
een gemeenschappelijke structuur voor informatie-uitwisseling, met
inbegrip van interoperabiliteit tussen systemen, met name door middel
van de ontwikkeling, instandhouding en coördinatie van het
Eurosur-kader overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1052/2013 van het
Europees Parlement en de Raad;

-	ontwikkelen en beheren, in overeenstemming met Verordening (EG)
nr. 45/2001 en Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad, van
informatiesystemen waarmee informatie over nieuwe risico's bij het
beheer van de buitengrenzen, over irreguliere immigratie en over
terugkeer snel en betrouwbaar kan worden uitgewisseld, zulks in nauwe
samenwerking met de Commissie, organen en instanties van de Unie en het
bij Beschikking 2008/381/EG van de Raad opgezette Europees
migratienetwerk.

Specifieke doelstelling 8: Externe betrekkingen en grondrechten 

-	verlenen van bijstand aan de lidstaten en derde landen in het kader
van de onderlinge operationele samenwerking op het gebied van het beheer
van de buitengrenzen en terugkeer, waaronder de uitzending van
verbindingsfunctionarissen;

-	bescherming van grondrechten bij de uitoefening van de taken van het
agentschap en de lidstaten in het kader van de verordening
overeenkomstig het relevante Unierecht, waaronder met name het Handvest
van de grondrechten van de Europese Unie. Daartoe wordt onder meer een
klachtenregeling opgezet voor het afhandelen van klachten over mogelijke
schending van grondrechten bij de door het Europees grens- en
kustwachtagentschap uitgevoerde activiteiten.

Betrokken ABM/ABB-activiteit

Activiteit 18 02: Solidariteit — Buitengrenzen, visumbeleid en vrij
verkeer van personen

1.4.3.	Verwachte resultaten en gevolgen

Gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben voor de
begunstigden/doelgroepen.

Het voorstel stelt de algemene beginselen vast voor het Europees
geïntegreerd grensbeheer, teneinde doeltreffend beheer van migratie en
een hoog niveau van interne veiligheid in de Unie te waarborgen en het
vrije verkeer van personen in de Unie in stand te houden.

Het geïntegreerde grensbeheer bestaat uit maatregelen in derde landen,
maatregelen die in samenwerking met naburige derde landen worden
uitgevoerd, grenstoezichtmaatregelen aan de buitengrenzen en maatregelen
op het gebied van het vrije verkeer, met inbegrip van de terugkeer van
onderdanen van derde landen die illegaal in een lidstaat verblijven. 

Dit voorstel strekt tot oprichting van de Europese grens- en kustwacht,
die met het geïntegreerd grensbeheer wordt belast. Het Europees grens-
en kustwachtagentschap krijgt ten opzichte van het mandaat van Frontex
uitgebreidere bevoegdheden inzake alles aspecten van geïntegreerd
grensbeheer. De Europese grens- en kustwacht wordt gevormd door het
Europees grens- en kustwachtagentschap en de nationale autoriteiten die
met het grensbeheer zijn belast, inclusief de kustwachten voor zover
deze taken op het gebied van grenstoezicht uitvoeren. De Europese grens-
en kustwacht heeft tot taak het Europees geïntegreerd grensbeheer uit
te voeren overeenkomstig het beginsel van gedeelde verantwoordelijkheid.
Aangezien alle nationale grenswachten, met inbegrip van de kustwachten
voor zover deze taken op het gebied van grenstoezicht vervullen, het
Europees geïntegreerd grensbeheer uitvoeren, zijn zij tegelijkertijd
zowel Europese grens- en kustwachten als nationale grenswachten en
kustwachten.

Omdat het agentschap andere bevoegdheden zal hebben dan Frontex, krijgt
het de nieuwe naam Europees grens- en kustwachtagentschap. Als
belangrijkste taken moet het Europees grens- en kustwachtagentschap een
operationele en technische strategie vaststellen voor de uitvoering van
geïntegreerd grensbeheer op het niveau van de Unie, toezien op de
effectiviteit van het grenstoezicht aan de buitengrenzen van de
lidstaten, kwetsbaarheidsbeoordelingen verrichten en ervoor zorgen dat
tekortkomingen in het beheer van de buitengrenzen door de nationale
autoriteiten worden aangepakt, intensievere operationele en technische
bijstand verlenen aan lidstaten door middel van gezamenlijke operaties
en snelle grensinterventies, toezien op de praktische uitvoering van
maatregelen in situaties die snel optreden aan de buitengrenzen
vereisen, alsook terugkeeroperaties en -interventies organiseren,
coördineren en uitvoeren. 

Het Europees grens- en kustwachtagentschap zal een effectief globaal
overzicht moeten hebben van de situatie, zodat het in staat is vast te
stellen of een lidstaat de toepasselijke EU-wetgeving kan uitvoeren en
of er zwakke punten zijn in het grensbeheer van een lidstaat, teneinde
te voorkomen dat versterking van de migratiestromen tot ernstige
problemen aan de buitengrenzen leidt. Dit voorstel bevat daarom de
volgende onderdelen om de sterkere rol van het Europees grens- en
kustwachtagentschap ten opzichte van Frontex mogelijk te maken:

oprichting van een centrum voor monitoring en risicoanalyse met de
capaciteit om de migratiestromen naar en binnen de Europese Unie te
monitoren en risicoanalyses uit te voeren ten behoeve van de lidstaten,
die alle voor geïntegreerd grensbeheer relevante aspecten bestrijken,
en met name grenstoezicht, terugkeer, irreguliere secundaire stromen van
derdelanders in de Europese Unie, preventie van grensoverschrijdende
criminaliteit (met inbegrip van facilitering van irreguliere immigratie,
mensenhandel en terrorisme), alsmede de situatie in de naburige derde
landen. Het doel hiervan is de ontwikkeling van een mechanisme voor
vroegtijdige waarschuwing waarmee de migratiestromen naar de EU kunnen
worden geanalyseerd;

uitzending van verbindingsfunctionarissen door het agentschap naar de
lidstaten zodat het agentschap zijn monitoringtaak doeltreffend kan
uitvoeren, niet alleen door risicoanalyse en gegevensuitwisseling en via
Eurosur, maar ook door aanwezigheid op het terrein. De
verbindingsfunctionarissen moeten de samenwerking tussen het agentschap
en de lidstaten bevorderen en met name meehelpen aan het verzamelen van
de informatie die het agentschap nodig heeft voor het uitvoeren van
kwetsbaarheidsbeoordelingen en het monitoren van de maatregelen die de
lidstaten aan de buitengrenzen uitvoeren;

toezichthoudende taak van het agentschap: het agentschap verricht
verplichte kwetsbaarheidsbeoordelingen om vast te stellen of de
lidstaten de capaciteit hebben om problemen aan hun buitengrenzen aan te
pakken. Daartoe wordt onder meer een beoordeling verricht van de
uitrusting en de middelen waarover de lidstaten beschikken en van hun
noodplannen. De uitvoerend directeur stelt, op advies van de raad van
toezicht die binnen het Europees grens- en kustwachtagentschap wordt
ingesteld, de maatregelen vast die de betrokken lidstaat moet nemen en
bepaalt binnen welke termijn dat moet gebeuren. Het besluit van de
uitvoerend directeur is voor de betrokken lidstaat bindend; worden de
nodige maatregelen niet binnen de gestelde termijn getroffen, dan wordt
de zaak voorgelegd aan de raad van bestuur, die er nader over beslist.
Als de lidstaat ook dan niet in actie komt en daardoor de werking in
gevaar kan brengen, kan de Commissie een uitvoeringsbesluit vaststellen
betreffende rechtstreekse interventie door het agentschap;

nieuwe procedures voor situaties die dringende maatregelen vereisen:
bedoeld voor situaties waarin een lidstaat nalaat de nodige corrigerende
maatregelen te treffen overeenkomstig de kwetsbaarheidsbeoordeling of in
geval van onevenredige migratiedruk aan de buitengrenzen, waardoor het
toezicht op de buitengrenzen zodanig onwerkzaam wordt dat de werking van
het Schengengebied in gevaar komt. Dit houdt in dat de Commissie een
uitvoeringsbesluit vaststelt betreffende de maatregelen die het Europees
grens- en kustwachtagentschap moet treffen overeenkomstig deze
verordening en waarbij de betrokken lidstaat verplicht wordt om bij de
uitvoering van die maatregelen aan het agentschap zijn medewerking te
verlenen. Het agentschap zal dan bepalen welke actie moeten worden
ondernomen voor de praktische tenuitvoerlegging van de maatregelen in
het besluit van de Commissie en zal rechtstreeks in de betrokken
lidstaat interveniëren;

meer taken voor het agentschap: deze omvatten het opzetten en uitzenden
van Europese grens- en kustwachtteams ten behoeve van gezamenlijke
operaties en snelle grensinterventies, het opzetten van een pool van
technische uitrusting, het verlenen van bijstand aan de Commissie bij de
coördinatie van de activiteiten van de ondersteuningsteams voor
migratiebeheer in de hotspotgebieden, en een versterkte rol op het
gebied van terugkeer, risicoanalyse, opleiding en onderzoek;

verplichte bundeling van personele middelen: er wordt een snel inzetbare
pool opgezet, die bestaat uit een permanent orgaan waarvoor jaarlijks
een klein percentage van het totale aantal grenswachters in de lidstaten
wordt aangewezen. De inzet van Europese grens- en kustwachtteams uit de
snel inzetbare reservepool wordt indien nodig onmiddellijk aangevuld met
extra Europese grens- en kustwachtteams;

vorming van een eigen pool van technische uitrusting: het agentschap
verwerft zelfstandig of samen met een lidstaat een pool van door de
lidstaten te leveren technische uitrusting en beheert die pool, op basis
van de door het agentschap vastgestelde behoeften. De pool van
technische uitrusting wordt aangevuld met vervoersmaterieel en
operationele uitrusting, aangeschaft door de lidstaten in het kader van
de specifieke acties van het Fonds voor interne veiligheid;

belangrijke rol op het gebied van bijstand aan de Commissie bij de
coördinatie van de ondersteuningsteams voor migratiebeheer in de
hotspotgebieden: bij gemengde migratiestromen en in het kader van de
verlening van gecoördineerde en versterkte technische en operationele
steun aan de lidstaten door het agentschap en het Europees
Ondersteuningsbureau voor asielzaken, Europol en andere relevante
agentschappen van de Unie;

grotere rol voor het agentschap op het gebied van terugkeer: er wordt
binnen het agentschap een terugkeerbureau opgericht, dat de lidstaten
alle nodige operationele versterking moet bieden in het kader van de
terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen. Het
agentschap coördineert en organiseert terugkeeroperaties en
terugkeerinterventies van de lidstaten en bevordert op eigen initiatief
de organisatie daarvan ter versterking van het terugkeerstelsel van de
lidstaten die aan bijzondere druk blootstaan. Het agentschap moet kunnen
beschikken over pools van toezichthouders voor gedwongen terugkeer,
begeleiders voor gedwongen terugkeer en terugkeerspecialisten die door
de lidstaten beschikbaar worden gesteld en deel uitmaken van Europese
terugkeerinterventieteams die in de lidstaten worden ingezet;

deelname van het agentschap aan het beheer van onderzoeks- en
innovatieactiviteiten die voor het toezicht op de buitengrenzen relevant
zijn, onder meer met betrekking tot het gebruik van geavanceerde
bewakingstechnologie zoals op afstand bestuurde luchtvaartuigsystemen,
en de ontwikkeling van proefprojecten op terreinen die onder deze
verordening vallen;

Europese samenwerking inzake kustwachttaken: ontwikkeling van
sectoroverschrijdende samenwerking tussen het Europees grens- en
kustwachtagentschap, het Europees Bureau voor visserijcontrole en het
Europees Agentschap voor maritieme veiligheid teneinde synergieën
tussen deze agentschappen te verbeteren en daardoor op efficiëntere en
kosteneffectievere basis multipurpose diensten te verlenen aan nationale
autoriteiten die kustwachttaken uitvoeren;

intensievere samenwerking met derde landen door coördinatie van de
operationele samenwerking tussen lidstaten en derde landen op het gebied
van grensbeheer, ook wat de coördinatie van gezamenlijke operaties
betreft, en uitzending van verbindingsfunctionarissen naar derde landen,
alsmede samenwerking met de autoriteiten van derde landen op het gebied
van terugkeer, ook wat de verkrijging van reisdocumenten betreft;

versterking van de bevoegdheid van het agentschap voor de verwerking van
persoonsgegevens: persoonsgegevens mogen ook worden verwerkt in het
kader van de organisatie en coördinatie van gezamenlijke operaties,
proefprojecten, snelle grensinterventies, terugkeeroperaties,
terugkeerinterventies en ondersteuningsteams voor migratiebeheer, en in
het kader van de informatie-uitwisseling met de lidstaten, het Europees
Ondersteuningsbureau voor asielzaken, Europol, Eurojust en andere
agentschappen van de Unie;

bescherming van de grondrechten door het opzetten van een
klachtenregeling voor het afhandelen van klachten over mogelijke
schending van de grondrechten bij de door het Europees grens- en
kustwachtagentschap uitgevoerde activiteiten. De klachtenregeling is een
administratief mechanisme aangezien het agentschap niet zelf
beschuldigingen van schending van de grondrechten door leden van de
Europese grens- en kustwachtteams kan onderzoeken.

1.4.4.	Resultaat- en effectindicatoren 

Indicatoren aan de hand waarvan kan worden nagegaan in hoeverre het
voorstel/initiatief is uitgevoerd.

-	Aantal, duur en doeltreffendheid van gezamenlijke operaties, snelle
interventies en proefprojecten die het agentschap met betrekking tot de
buitengrenzen heeft gecoördineerd

-	Aantal irreguliere migranten dat per soort grens (lucht, zee, land) is
aangehouden

-	Aantal snelle interventies dat uit de operationele reserve van het
agentschap is gefinancierd

-	Doeltreffende uitvoering van de gedragscode voor grenswachten

-	Aantal incidenten en producten en permanente diensten dat het EFCA en
het EMSA aan het agentschap hebben gemeld c.q. geleverd, waardoor de
maritieme situatiekennis van grenswachten en nationale autoriteiten die
kustwachttaken uitvoeren, is versterkt

- 	Aantal multipurpose operaties ter ondersteuning van kustwachttaken
(in samenwerking met het EMSA en het EFCA)

-	Aantal terugkeeroperaties dat het agentschap heeft gecoördineerd

-	Aantal personen dat is teruggekeerd in het kader van de operaties en
de interventies die het agentschap heeft georganiseerd en uitgevoerd

-	Doeltreffende uitvoering van de gedragscode voor terugkeeroperaties

-	Aantal en frequentie van de risicoanalyseverslagen van het agentschap

-	Kwaliteit en efficiëntie van de specifieke risicoanalyseverslagen

-	Aantal kwetsbaarheidsbeoordelingen dat het agentschap jaarlijks heeft
verricht

-	Aantal opleidingsmodules en aantal stagiair(e)s

-	Aantal opleidingscursussen dat is verzorgd 

-	Aantal op het Erasmus-model gebaseerde uitwisselingen van grenswachten

- 	Aantal activadeskundigen dat in de pools van het agentschap is
geregistreerd

-	Aantal eigen activa dat het agentschap heeft aangeschaft/geleaset

-	Doeltreffend beheer van middelen en personeel en effectmeting via het
Frontex Situation Centre

- 	Kwantiteit en kwaliteit van gegevens, informatie en inlichtingen die
vrijwel realtime zijn uitgewisseld via het Eurosur-communicatienetwerk,
via het gemeenschappelijk inlichtingenbeeld van de situatie in het
gebied vóór de grens en via het Europees situatiebeeld

-	Gebruik van datafusie in combinatie met technologische capaciteit voor
het opsporen en volgen van grensoverschrijdende bewegingen, alsmede
sectoroverschrijdende informatie-uitwisseling met andere actoren door te
zorgen voor de gemeenschappelijke toepassing van bewakingsinstrumenten
op EU-niveau en voor omgevingsinformatie (Eurosur-fusiediensten)

-	Tevredenheid bij de gebruikers over de activiteiten van het agentschap

- 	Aantal verbindingsfunctionarissen dat in derde landen is gedetacheerd

- 	Aantal verbindingsfunctionarissen dat in lidstaten is gedetacheerd 

De volgende horizontale effectindicatoren hebben betrekking op het
algehele beheer van het agentschap:

-	invoering en correcte werking van de Europese grens- en kustwachtteams

-	beheer en volledigheid van de pool van technische uitrusting

-	bepaling, prioritering en effect van de werkafspraken met derde landen
met volledige inachtneming van het externe EU-beleid

-	vermogen om aanbevelingen van de raad van bestuur, andere
belanghebbenden en onafhankelijke evaluaties uit te voeren […]

1.5.	Motivering van het voorstel/initiatief 

1.5.1.	Behoeften waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien 

Op korte termijn moet het Europees grens- en kustwachtagentschap de
kernactiviteiten van Frontex op het gebied van het beheer van de
buitengrenzen en de terugkeer voortzetten. De begrotingen van Frontex
voor 2015 en voor 2016 zijn in 2015 verhoogd in verband met de aanpak
van de migratiecrisis. In het bijzonder werd het budget voor de
gezamenlijke operaties Poseidon en Triton verdrievoudigd, waardoor het
agentschap meer ondersteuning op het gebied van terugkeer kon bieden aan
de lidstaten en in de noodzakelijke middelen voor de hotspots kon worden
voorzien. De uiteindelijke door de Commissie voorgestelde EU-subsidie
voor 2016 bedraagt 238 686 000 EUR. 

De werkzaamheden van het agentschap op het gebied van het beheer van de
buitengrenzen moeten op hetzelfde peil worden voortgezet, ook wat
betreft zijn regelmatige en belangrijke bijdrage aan de opsporings- en
reddingsmissies en op het gebied van terugkeer. De in de verordening
voorgestelde nieuwe taken zullen leiden tot een versterking van de
capaciteit van het agentschap om de lidstaten ondersteuning te bieden op
deze interventiegebieden. In dit verband is het van essentieel belang
dat het subsidiebedrag voor 2016 als basisbedrag voor de jaarlijkse
begroting van het Europees grens- en kustwachtagentschap voor 2017 wordt
gehandhaafd om: 

-	de opgeschaalde operationele activiteiten in gezamenlijke operaties op
zee, en met name Triton en Poseidon, te kunnen voortzetten met het
grotere aantal activa en in het grotere territoriale gebied van die
operaties, waardoor de opsporings- en reddingsmogelijkheden binnen het
mandaat van het agentschap toenemen;

-	het agentschap in staat te stellen deel te blijven nemen aan de
ondersteuningsteams voor migratiebeheer in hotspotgebieden waar het EPA
en andere relevante agentschappen ter plekke samenwerken met de
lidstaten in de frontlinie, door mee te helpen bij de screening,
registratie en het nemen van vingerafdrukken en een zeer actieve rol te
spelen bij terugkeeroperaties en de ontmanteling van smokkelnetwerken; 

-	de taak van het agentschap om lidstaten bijstand te verlenen bij
terugkeeroperaties en andere onder het nieuwe mandaat vallende relevante
activiteiten verder te versterken, met name door de oprichting van een
speciaal terugkeerbureau waarmee het agentschap zijn steun aan lidstaten
kan opschalen en onder meer terugkeeroperaties kan faciliteren,
organiseren en financieren;

-	de samenwerking met de andere agentschappen voor binnenlandse zaken,
en met name EASO, Europol en EU-Lisa, verder uit te bouwen;

-	de belangrijke rol van het agentschap in de bestrijding van
migrantensmokkel in het algemeen, alsmede de bijdrage aan de uitvoering
van het EU-actieplan tegen smokkel verder te vergroten.

In het voorliggende voorstel wordt het vermogen van het agentschap om
doeltreffend op te treden bij huidige en toekomstige dreigingen aan de
buitengrenzen, echter aanzienlijk versterkt omdat het proactieve
ondersteuning zal kunnen verlenen bij de actie die de lidstaten
ondernemen, met name bij specifieke en onevenredige druk aan de
buitengrenzen.

Op middellange termijn worden de structuur, de capaciteit en de taken
van het agentschap met de verordening versterkt. Het agentschap kan zijn
nieuwe taken alleen adequaat uitvoeren als het bovenop het bedrag dat
voor 2016 is uitgetrokken, extra EU-subsidiegeld krijgt. Met de
aanvullende financiële middelen kan het agentschap met name: 

-	de operationele reserve voor de financiering van snelle
grensinterventies en terugkeerondersteunende interventies vormen. De
financiële operationele reserve moet ten minste 4 % van de toewijzing
voor de operationele activiteiten bedragen en het gehele jaar door op
dat niveau blijven. De subsidie aan het agentschap moet met ten minste
10 000 000 EUR worden verhoogd om ervoor te zorgen dat dergelijke
interventies binnen het in de verordening vastgestelde tijdsbestek
kunnen worden opgezet; 

-	zijn eigen uitrusting verwerven, onderhouden en leasen. Daartoe moet
de EU-subsidie worden verhoogd met 10 000 000 EUR zodat het
agentschap vooral de aankoop van kleine en middelgrote operationele
uitrustingen (bijv. Eurodac-apparaten) zelf kan financieren. De eigen
uitrusting van het agentschap is bedoeld als aanvulling op een pool van
technische uitrusting die de lidstaten beschikbaar stellen, en met name
vervoersmaterieel en operationele uitrusting die de lidstaten hebben
aangeschaft in het kader van de specifieke acties van het Fonds voor
interne veiligheid;

-	de nieuwe kustwachtondersteunende taken uitvoeren in het kader van de
samenwerking tussen het agentschap en het Europees Bureau voor
visserijcontrole (EFCA) en het Europees Agentschap voor maritieme
veiligheid (EMSA). Over de nadere invulling van deze samenwerking zal in
2016 meer duidelijkheid komen in een speciaal daarvoor opgezet
proefproject. Om ervoor te zorgen dat het agentschap een efficiënte
coördinatie met het EMSA en het EFCA tot stand kan brengen wat betreft
het gemeenschappelijk leveren van diensten, informatie en uitrusting en
het gemeenschappelijk verzorgen van opleiding in het kader van
kustwachttaken, en gezamenlijke operaties aan de zeegrenzen kan
uitbreiden tot multipurpose operaties die ook andere kustwachttaken
omvatten, is evenwel 5 000 000 EUR extra nodig; 

-	nauwer samenwerken met derde landen. Te denken valt aan operationele
activiteiten met buurlanden, projecten voor technische bijstand en
samenwerking in terugkeeraangelegenheden, zoals de verkrijging van
reisdocumenten. Daarvoor moet jaarlijks 5 000 000 EUR aan de
begroting van het agentschap worden toegevoegd. Met dat bedrag kan het
agentschap proactief samenwerken met derde landen, zulks onverminderd de
Uniefinanciering die het agentschap ontvangt overeenkomstig de
bepalingen van de relevante instrumenten voor het Uniebeleid inzake
externe betrekkingen; 

-	het aantal eigen verbindingsfunctionarissen in derde landen opvoeren.
Voor de inzet van tien extra verbindingsfunctionarissen moet de
begroting van het agentschap, naast de personeelskosten, met
1 000 000 EUR per jaar worden opgehoogd ter dekking van de kantoor-
en communicatiekosten en de kosten van logistieke en technische steun.
Voor 2017 moet daarnaast 1 000 000 EUR worden uitgetrokken voor de
installatiekosten; 

-	de instelling van de klachtenregeling en de stroomlijning van andere
grondrechtengerelateerde activiteiten ondersteunen, waarvoor
500 000 EUR per jaar aan de begroting van het agentschap moet worden
toegevoegd. 

Naast de financiële middelen worden voor de door het agentschap uit te
voeren nieuwe taken 602 extra personeelsleden nodig geacht, namelijk 329
personeelsformatieposten en 273 posten voor extern personeel. De
precieze behoefte aan personele middelen wordt nader beschreven in
3.2.3.

Op korte en middellange termijn zullen de activiteiten van het
agentschap bijdragen tot de verwezenlijking van de doelen van de
Europese migratieagenda en de Europese veiligheidsagenda. 

1.5.2.	Toegevoegde waarde van de deelname van de EU

Het doel van dit voorstel is een Europees geïntegreerd beheer van de
buitengrenzen van de EU dat een doeltreffend beheer van migratie en een
hoog niveau van veiligheid in de Unie moet waarborgen zonder dat het
vrij verkeer van personen in de Unie wordt aangetast. Binnen het
Schengengebied zonder binnengrenzen ondervinden alle Schengenstaten de
gevolgen van irreguliere immigratie over de buitengrenzen van één
lidstaat. Een gebied zonder binnengrenzen kan slechts bestaan als de
buitengrenzen effectief worden beveiligd en beschermd. 

Aangezien het toezicht op de buitengrenzen van de Unie een
gemeenschappelijk en gedeeld belang is dat overeenkomstig strenge
uniforme Unienormen moet worden uitgeoefend, kunnen de doelstellingen
van dit voorstel niet voldoende door de lidstaten worden bereikt maar
beter door de Unie worden verwezenlijkt. De Unie kan daarom maatregelen
vaststellen overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel dat in artikel 5
van het Verdrag betreffende de Europese Unie is neergelegd.

1.5.3.	Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het
verleden is opgedaan

Het Frontex-agentschap is in 2004 opgericht en werd in 2005
operationeel. Zoals in het Haags programma werd gevraagd, hechtte de
Commissie op 13 februari 2008 haar goedkeuring aan een mededeling over
de evaluatie en toekomstige ontwikkeling van het Frontex-agentschap
(COM(2008) 67 definitief). 

De mededeling bevatte aanbevelingen voor de korte tot middellange
termijn en suggesties voor de ontwikkeling van het agentschap op langere
termijn. Voor de langere termijn werd gewezen op de cruciale rol die
Frontex zou moeten spelen bij de ontwikkeling van een geïntegreerd
EU-grensbeheersysteem.

Afsluitend beval de Commissie een aantal verbeteringen aan voor de wijze
waarop het agentschap binnen zijn mandaat opereert. Daarnaast beval zij
aan om het mandaat op middellange termijn te herzien.

Naast het bovengenoemde verslag van de Commissie over de evaluatie en
toekomstige ontwikkeling van het Frontex-agentschap heeft in 2008 een
onafhankelijke evaluatie plaatsgevonden. Die evaluatie, die de raad van
bestuur van Frontex op grond van artikel 33 van de Frontex-verordening
had laten uitvoeren, bracht aanvullende gezichtspunten en feiten naar
voren met betrekking tot de werkmethoden van het agentschap. Ook werd de
raad van bestuur van Frontex een reeks aanbevelingen gedaan. 

In het licht daarvan is het mandaat van het agentschap in 2011 gewijzigd
om het in staat te stellen op de nieuwe uitdagingen te reageren. 

Ondanks de verbeteringen van 2011 is een verdere vernieuwing van het
mandaat van het agentschap nodig. Aanleiding daarvoor zijn ten eerste de
duidelijke politieke richtsnoeren die de Europese Raad in 2015 heeft
gegeven voor de rol van het Frontex-agentschap bij de aanpak van de
toenemende migratiedruk, en ten tweede de externe evaluatie van het
Frontex-agentschap in 2014/2015. Het voorliggende voorstel sluit daarbij
aan. 

Bij het opstellen van dit voorstel heeft de Commissie zich gebaseerd op
de regelmatig in de Europese Raad en de Raad van ministers alsook in het
Europees Parlement gevoerde besprekingen over grensbeheer en de voor de
aanpak van de migratiecrisis benodigde maatregelen. Over de toekomst van
het grensbeheer en met name de versterking van Frontex zijn besprekingen
gevoerd op de bijeenkomst van de Raad van ministers van 8 oktober 2015.
Daarop volgde op 15 oktober 2015 een bijeenkomst van de Europese Raad,
die in zijn richtsnoeren over de toekomst van het grensbeheer opriep tot
versterking van de buitengrenzen van de Europese Unie door onder meer de
totstandbrenging van een geïntegreerd beheersysteem voor de
buitengrenzen en de versterking van het mandaat van Frontex.

Sinds de aanvang van de werkzaamheden van Frontex op 1 mei 2005 wordt
voortdurend overleg gevoerd met de betrokkenen op Europees en nationaal
niveau. Met name vinden geregeld besprekingen plaats in het kader van de
rapportage van het agentschap aan het Europees Parlement en de Raad.
Frontex brengt steeds verslag uit over zijn activiteiten op de
vergaderingen van de raad van bestuur en in de diverse verslagen die het
agentschap in de loop van het jaar uitbrengt. Ook wordt regelmatig
informatie uitgewisseld met andere EU-agentschappen, waaronder het
Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken, het Bureau van de
Europese Unie voor de grondrechten en Europol, alsmede met de Europese
ombudsman. Daarnaast zijn besprekingen gehouden met maatschappelijke
organisaties en universiteiten. 

De Commissie had in 2014 een studie laten uitvoeren over de haalbaarheid
van een Europees grenswachtstelsel voor het toezicht op de buitengrenzen
van de Unie, met de resultaten waarvan rekening is gehouden bij het
opstellen van dit voorstel. 

De Commissie heeft er ook voor gezorgd dat de standpunten van de
betrokkenen in aanmerking worden genomen, door de resultaten van de
externe evaluatie van Frontex zorgvuldig in overweging te nemen. Deze
externe evaluatie, die gebaseerd was op artikel 33 van Verordening (EU)
nr. 2007/2004, is uitgevoerd tussen juli 2014 en juni 2015 en bestrijkt
de periode van juli 2008 tot en met juli 2014. Het eindverslag is door
de raad van bestuur van Frontex besproken op 10 september 2015, waarna
de raad van bestuur aanbevelingen heeft opgesteld voor mogelijke
wijzigingen van de oprichtingsverordening van Frontex. Het merendeel van
de aanbevelingen waartoe de raad van bestuur op 28 oktober 2015 heeft
besloten, is in dit voorstel verwerkt. 

De Commissie heeft ook rekening gehouden met het verslag van het
Europees Parlement over het Speciaal verslag van de Europese Ombudsman
betreffende het onderzoek op eigen initiatief naar Frontex
(OI/5/2012/BEH-MHZ) met betrekking tot de ontwikkeling van een
klachtenregeling voor het agentschap.

In het kader van het Europees grensbewakingssysteem (Eurosur) is een
samenwerkingsverband tussen Frontex en het EMSA en het EFCA opgezet, dat
evenwel beperkt blijft tot grensbewaking. Deze samenwerking kan nu
worden uitgebreid tot alle kustwachttaken, waarbij ook rekening wordt
gehouden met de tests in het kader van multipurpose missies in bepaalde
door Frontex gecoördineerde gezamenlijke operaties (bijv. Indalo).

1.5.4.	Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende
instrumenten

Deze ontwerpverordening is een antwoord op de oproep van het Europees
Parlement en de Europese Raad tot doeltreffend beheer van de
buitengrenzen van de Europese Unie. De Europese Raad heeft in oktober
2015 duidelijke richtsnoeren gegeven dat de buitengrenzen van de
Europese Unie moeten worden versterkt door te werken aan een
geïntegreerd beheersysteem voor de buitengrenzen en door het mandaat
van Frontex te versterken in de context van debatten over de
ontwikkeling van een Europees grens- en kustbewakingssysteem onder meer
wat betreft de inzet van snellegrensinterventieteams in gevallen waarbij
uit Schengenevaluaties of uit risicoanalyses blijkt dat krachtig en
onverwijld moet worden opgetreden, in samenwerking met de betrokken
lidstaat. De Europese Raad was voorts van mening dat het mandaat van
Frontex inzake terugkeer moet worden verruimd met het recht om op eigen
initiatief gezamenlijke terugkeeroperaties te organiseren, en dat de rol
van Frontex inzake het verkrijgen van reisdocumenten voor terugkeerders
moet worden versterkt. 

De Commissie heeft in de Europese migratieagenda voorgesteld om de
lidstaten en de Europese Unie gezamenlijk verantwoordelijk te maken voor
het beheer van de buitengrenzen. Daartoe werd in de migratieagenda
voorgesteld de rechtsgrondslag van Frontex te wijzigen en de taken en
capaciteit uit te breiden. Enkele van de voorgestelde maatregelen van de
Commissie waren het oprichten van een Europese grens- en kustwacht, het
uitbreiden van de rol van het Europees grens- en kustwachtagentschap bij
de organisatie en coördinatie van terugkeer, het verbeteren van het
beheer van de activa van het agentschap en de lidstaten en het invoeren
van de hotspotaanpak.

Met deze ontwerpverordening draagt de Commissie bij tot de versterking
van de effectiviteit en betrouwbaarheid van het grensbeheer door
verhoging van het niveau van verantwoordelijkheid en solidariteit. De
Europese Unie heeft de afgelopen paar jaar een beleid gevoerd dat de
lidstaten in staat stelt solide buitengrenzen op te bouwen en te
onderhouden. Zolang er echter op Unieniveau geen sprake is van
strategisch uitgevoerd geïntegreerd grensbeheer, zullen er op nationaal
niveau uitvoeringsverschillen blijven tussen de lidstaten. Derhalve
moeten er EU-normen voor grensbeheer komen die alle aspecten van het
beheer van de buitengrenzen van de Unie dekken, zoals de Commissie in de
Europese migratieagenda al heeft aangegeven.

Dit voorstel bouwt voort op het al bestaande beleid inzake grensbeheer,
waar ook Frontex onder valt, maar brengt dit beleid op een kwalitatief
hoger peil. Frontex is opgericht bij Verordening (EG) nr. 2007/2004 van
de Raad; die verordening is gewijzigd bij Verordening (EG) nr.
863/2007, waarbij de snelle grensinterventies werden ingevoerd, en bij
Verordening (EU) nr. 1168/2011, waarbij de verantwoordelijkheid van
Frontex inzake de bescherming van de grondrechten werd versterkt. Dit
voorstel houdt een aanzienlijke versterking in van het vermogen van het
agentschap om doeltreffend op te treden bij huidige en toekomstige
dreigingen aan de buitengrenzen, namelijk door proactieve versterking,
evaluatie en coördinatie van de maatregelen van de lidstaten voor de
uitvoering van passende maatregelen aan de buitengrenzen.

Het voorstel vult de bestaande wetgeving aan door een soortgelijke
aanpak te hanteren als bij het Europees grensbewakingssysteem (Eurosur):
bevordering, door middel van concrete verbintenissen, van een geest van
samenwerking, informatie-uitwisseling en coördinatie van de
inspanningen van de lidstaten en het Europees grens- en
kustwachtagentschap, alsmede de nationale autoriteiten en agentschappen
van de Unie. Ook wordt voortgebouwd op Verordening (EU) nr. 656/2014 tot
vaststelling van regels voor de bewaking van de zeebuitengrenzen in het
kader van de operationele samenwerking gecoördineerd door Frontex. Het
voorstel voorziet tevens in ontwikkeling en versterking van de snelle
grensinterventies.

Het voorstel en met name de invoering van een kwetsbaarheidsbeoordeling
vormt een aanvulling op het Schengenevaluatiemechanisme dat bij
Verordening (EU) nr. 1053/2013 is ingesteld. Het
Schengenevaluatiemechanisme is bedoeld om het wederzijdse vertrouwen
tussen de lidstaten in stand te houden. Het voorziet in een technische
en een juridische beoordeling aan de hand waarvan wordt gecontroleerd of
het Schengenacquis correct wordt toegepast en of aan de voorwaarden voor
de opheffing van het toezicht op de binnengrenzen wordt voldaan. Wanneer
bij een Schengenevaluatie aan de buitengrenzen ernstige tekortkomingen
zijn geconstateerd, kan de Commissie aanbevelen dat een Europees grens-
en kustbewakingsteam wordt ingezet of dat aan het agentschap ter
beoordeling strategische plannen worden voorgelegd. Dit voorstel laat
voorts de maatregelen onverlet die uit hoofde van de artikelen 19 bis
en 26 van de Schengengrenscode kunnen worden vastgesteld.

De kwetsbaarheidsbeoordeling is met name op preventie gericht: voorkomen
dat een crisissituatie ontstaat. De operationele vermogens van de
lidstaten aan de buitengrenzen worden beoordeeld en met dat doel wordt
gekeken naar de technische uitrusting, capaciteit, middelen en
noodvoorzieningen. De beoordeling wordt verricht door het agentschap en
de raad van toezicht brengt advies uit aan de uitvoerend directeur, die
een beslissing neemt over de noodzakelijke maatregelen. Als een lidstaat
het besluit van de uitvoerend directeur niet naleeft en daardoor de
werking van het Schengengebied in gevaar kan komen, kan de Commissie een
uitvoeringsbesluit vaststellen waardoor het agentschap tot rechtstreekse
interventie moet overgaan.

Dit voorstel bouwt voort op en houdt een ontwikkeling in van deze
bestaande beleidsbepalingen en brengt deze samen in de Europese grens-
en kustwacht, waardoor een geïntegreerd beheersysteem voor de
buitengrenzen op Unieniveau tot stand komt, zoals voorgeschreven in
artikel 77, lid 2, onder d), van het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie.

Dit voorstel is nauw verbonden met en vormt een aanvulling op ander
beleid van de Unie, namelijk:

a)	het gemeenschappelijk Europees asielstelsel: het opzetten van
ondersteuningsteams voor migratiebeheer in hotspotgebieden, dat nauw
verbonden is met de herplaatsing van personen die duidelijk
internationale bescherming nodig hebben; 

b)	interne veiligheid: zoals aangegeven in de Europese veiligheidsagenda
acht de Commissie strenge gemeenschappelijke normen voor grensbeheer van
essentieel belang voor het voorkomen van grensoverschrijdende
criminaliteit en terrorisme. Dit voorstel levert voorts een bijdrage aan
de totstandkoming van een hoog niveau van interne veiligheid door het
agentschap in staat te stellen bij zijn risicoanalyse aspecten van
grensoverschrijdende criminaliteit en terrorisme in aanmerking te nemen
en de persoonsgegevens te verwerken van personen die van betrokkenheid
bij terroristische handelingen worden verdacht en door te bepalen dat
het agentschap bij de preventie van terrorisme samenwerkt met andere
agentschappen van de Unie en internationale organisaties. Ten aanzien
van de toegang tot nationale en Europese databases bepaalt de
verordening dat de lidstaten verplicht zijn de leden van de Europese
grens- en kustbewakingsteams toegang te verlenen tot nationale en
Europese databases; 

c)	maritieme veiligheid en beveiliging en maritieme bewaking: door
totstandbrenging van Europese samenwerking op het gebied van
kustwachttaken tussen het Europees grens- en kustwachtagentschap, het
Europees Bureau voor visserijcontrole en het Europees Agentschap voor
maritieme veiligheid;

d)	het beleid van de Unie inzake externe betrekkingen: het Europees
grens- en kustwachtagentschap moet de operationele samenwerking tussen
de lidstaten en derde landen faciliteren en te bevorderen, onder meer
door de operationele samenwerking op het gebied van het beheer van de
buitengrenzen te coördineren en verbindingsfunctionarissen naar derde
landen uit te zenden, en door met de autoriteiten van derde landen samen
te werken op het gebied van terugkeer, ook wat de verkrijging van
reisdocumenten betreft.

1.6.	Duur en financiële gevolgen 

( Voorstel/initiatief met een beperkte geldigheidsduur 

(	Voorstel/initiatief is van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met
[DD/MM]JJJJ 

(	Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ

( Voorstel/initiatief met een onbeperkte geldigheidsduur

Uitvoering met een opstartperiode vanaf 2017,

gevolgd door een volledige uitvoering.

1.7.	Beheersvormen 

( Rechtstreeks beheer door de Commissie via

(	uitvoerende agentschappen 

( Gedeeld beheer met lidstaten 

( Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

( internationale organisaties en hun agentschappen;

(de EIB en het Europees Investeringsfonds;

( de in de artikelen 208 en 209 bedoelde organen;

( publiekrechtelijke organen;

( privaatrechtelijke organen met een openbaredienstverleningstaak, voor
zover zij voldoende financiële garanties bieden;

( privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van
een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende
financiële garanties bieden;

( personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het
gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is
toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

Opmerkingen 

[…]

[…]

2.	BEHEERSMAATREGELEN 

2.1.	Monitoring- en rapportageregels 

Frequentie en voorwaarden

Voor het agentschap gelden monitoring- en rapportage-eisen. De
monitoring en rapportage moeten regelmatig plaatsvinden. De raad van
bestuur van het agentschap moet elk jaar een geconsolideerd jaarlijks
activiteitenverslag van het agentschap over het voorafgaande jaar
goedkeuren en uiterlijk op 1 juli toe aan het Europees Parlement, de
Raad, de Commissie, het Europees Economisch en Sociaal Comité en de
Rekenkamer toezenden. Dit verslag moet openbaar worden gemaakt. Om de
drie jaar moet de Commissie een evaluatie verrichten op basis van de
evaluatiecriteria van de richtsnoeren van de Commissie. Daarin worden
met name de gevolgen, de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de
activiteiten van het agentschap en zijn werkmethoden getoetst aan zijn
doelstellingen, mandaat en taken. De evaluatie moet in het bijzonder
gericht zijn op de vraag of het mandaat van het agentschap moet worden
gewijzigd en wat de financiële gevolgen van dergelijke wijzigingen
zijn. 

Bij elke tweede evaluatie moeten bovendien de door het agentschap
bereikte resultaten worden getoetst aan zijn doelstellingen, mandaat en
taken. Indien de Commissie op grond van haar evaluatie van mening is dat
het voortbestaan van het Europees grens- en kustwachtagentschap niet
langer gerechtvaardigd is in het licht van zijn doelstellingen, mandaat
en taken, kan zij voorstellen om deze verordening in te trekken.

2.2.	Beheers- en controlesysteem 

2.2.1.	Geconstateerde risico's 

Vanwege de hoge migratiedruk aan de buitengrenzen van de Europese Unie
moet een Europese grenswacht worden gevormd bestaande uit de
autoriteiten van de lidstaten en het Europees grens- en
kustwachtagentschap. Ook moet het Europees grens- en kustwachtagentschap
uitgebreidere bevoegdheden krijgen dan het bestaande Frontex-agentschap.


De personeelsbezetting en de financiële middelen van het agentschap
moeten worden versterkt om te kunnen voldoen aan het verbrede mandaat en
de uitgebreidere eisen van de voorgestelde verordening.

2.2.2.	Controlemiddelen 

De rekeningen van het agentschap worden ter goedkeuring voorgelegd aan
de Rekenkamer en worden onderworpen aan de kwijtingsprocedure. De
interne auditdienst van de Commissie zal de audits uitvoeren in
samenwerking met de interne auditor van het agentschap. 

2.3.	Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden 

Bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen

Voor het agentschap

De uitvoerend directeur zal het budget van het agentschap beheren.
Hij/zij zal jaarlijks een gedetailleerd overzicht van alle ontvangsten
en uitgaven van het vorige boekjaar aan de Commissie, de raad van
bestuur en de Rekenkamer voorleggen. Daarnaast zal de interne
auditdienst van de Commissie assistentie verlenen bij het beheer van de
financiële transacties van het agentschap door middel van
risicoanalyses, toezicht op de naleving door het verstrekken van
onafhankelijke adviezen over de kwaliteit van de beheers- en
controlesystemen en door middel van aanbevelingen ter verbetering van de
efficiency van de activiteiten en om te waarborgen dat zuinig wordt
omgesprongen met de middelen van het agentschap.

Na goedkeuring door de Commissie en de Rekenkamer stelt het agentschap
zijn financieel reglement overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1271/2013
vast. Het agentschap zal een intern auditsysteem opzetten dat
vergelijkbaar is met hetgeen door de Commissie is ontwikkeld in het
kader van haar eigen herstructurering.

Samenwerking met OLAF

Het onder het statuut van de Commissie vallende personeel zal met het
oog op de fraudebestrijding samenwerken met het Europees Bureau voor
Fraudebestrijding (OLAF).

Voor de Rekenkamer

De Rekenkamer zal de rekeningen onderzoeken overeenkomstig artikel 248
van het Verdrag en jaarlijks een verslag over de activiteiten van het
agentschap publiceren.

3.	GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

3.1.	Rubrieken van het meerjarig financieel kader en betrokken
begrotingsonderdelen voor uitgaven 

Bestaande begrotingsonderdelen 

Rubriek van het meerjarig financieel kader	Begrotingsonderdeel	Soort
krediet	Bijdrage 

	Nummer [Rubriek 3]	GK/ NGK	van EVA-landen	van kandidaat-lidstaten	van
derde landen	in de zin van artikel 21, lid 2, onder b), van het
Financieel Reglement 

3	18 03 02 Europees Agentschap voor het beheer van de operationele
samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie
— Frontex

	GK/ NGK	JA*	NEE	NEE	NEE

*Frontex ontvangt bijdragen van de niet-EU-landen die bij het
Schengenakkoord zijn betrokken (NO, IS, CH, LI).

Er is geen nieuw begrotingsonderdeel nodig. Wel moet de omschrijving van
begrotingsonderdeel 18 03 02 worden aangepast.

Rubriek van het meerjarig financieel kader	Begrotingsonderdeel	Soort
krediet	Bijdrage 

	Nummer […][Omschrijving……………………………]	GK/ NGK	van
EVA-landen	van kandidaat-lidstaten	van derde landen	in de zin van
artikel 21, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement 

[…]	[…][XX.YY.YY.YY]

[…]	[…]	JA/NEE	JA/NEE	JA/NEE	JA/NEE

3.2.	Geraamde gevolgen voor de uitgaven 

3.2.1.	Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven 

in miljoen EUR

Rubriek van het meerjarig financieel 

kader 	3	Veiligheid en burgerschap



Europees grens- en kustwachtagentschap

	2017 	2018	2019	2020	TOTAAL

Titel 1:	Vastleggingen	(1)







Betalingen	(2)





	Titel 2:	Vastleggingen	(1a)







Betalingen	(2a)





	Titel 3:	Vastleggingen	(3a)







Betalingen	(3b)





	TOTAAL kredieten voor het Europees grens- en kustwachtagentschap
Vastleggingen	=1+1a +3a	281,267	298,286	310,289	322,227	1 212,069

	Betalingen	=2+2a

+3b	281,267	298,286	310,289	322,227	1 212,069





Rubriek van het meerjarig financieel kader 	5	Administratieve uitgaven

in miljoen EUR



	2017	2018	2019	2020	TOTAAL

DG: Migratie en Binnenlandse zaken

( Personele middelen 	             0,528 	             0,528 	          
  0,528 	             0,528 	                     2,112 

( Andere administratieve uitgaven 	           0,030 	0,030 	0,030 	0,030
	                     0,120 

TOTAAL DG Migratie en Binnenlandse Zaken	Kredieten 	             0,558 	
            0,558 	             0,558 	             0,558 	             
       2,232



TOTAAL kredieten voor RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader 
(totaal vastleggingen = totaal betalingen)	             0,558 	         
   0,558 	             0,558 	             0,558 	                    
2,232

in miljoen EUR



	2017	2018	2019	2020	TOTAAL

TOTAAL kredieten onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 5 van het meerjarig
financieel kader 	Vastleggingen	281,2675	298,2865	310,2895	322,2275
1 212,071

	Betalingen	281,2675	298,2865	310,2895	322,2275	1 212,071

3.2.2.	Geraamde gevolgen voor de kredieten voor het Europees grens- en
kustwachtagentschap 

(	Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig 

(	Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals
hieronder nader wordt beschreven:

Vastleggingskredieten, in miljoen EUR

Doelstellingen en outputs 	 



	TOTAAL

 

2017	2018	2019	2020	 

(	Gem. kosten	Aantal 	Kosten	Aantal 	Kosten	Aantal	Kosten	Aantal	Kosten
Totaal aantal	Totale kosten













	SPECIFIEKE DOELSTELLING 1

Ondersteuning van het beheer van de buitengrenzen	 	 	 	 	 	 	 
 	 	 

Aantal gezamenlijke operaties aan de zeegrenzen 	    23,304 	5	       
115,262 	5	        116,340 	5	        117,075 	5	        117,405 	20	   
    466,083 

Aantal gezamenlijke operaties aan de landgrenzen 	      3,656 	5	       
  17,053 	5	          17,890 	5	          18,777 	5	          19,407 	20
          73,126 

Aantal gezamenlijke operaties aan de luchtgrenzen 	      1,032 	5	      
      4,472 	5	             4,970 	5	             5,432 	5	            
5,762 	20	          20,635 

Operationele reserve voor snelle interventies 	    10,000 	1	         
10,000 	1	          10,000 	1	          10,000 	1	          10,000 	4	  
       40,000 

Subtotaal voor specifieke doelstelling 1	 	        146,787 	 	       
149,200 	 	        151,284 	 	        152,574 	 	        599,844 

SPECIFIEKE DOELSTELLING 2 

Ondersteuning van kustwachttaken	 	 	 

Coördinatie met het EMSA en het EFCA wat het gemeenschappelijk leveren
van diensten, informatie en uitrusting en het gemeenschappelijk
verzorgen van opleiding in het kader van kustwachttaken betreft	     
3,126 	1	             1,556 	1	             2,547 	1	             3,608 
1	             4,794 	4	          12,505 

Aantal gezamenlijke operaties aan de zeegrenzen, uitgebreid tot
multipurpose operaties die ook andere kustwachttaken omvatten	     
1,055 	5	             4,249 	5	             4,933 	5	             5,698 
5	             6,226 	20	          21,106 

Subtotaal voor specifieke doelstelling 2	 	             5,805 	 	     
       7,480 	 	             9,306 	 	          11,020 	 	         
33,611 

SPECIFIEKE DOELSTELLING 3 

Terugkeer	 	 	 

Aantal georganiseerde/gecoördineerde gezamenlijke operaties 	     
0,414 	195	          75,248 	195	          78,851 	195	          82,152 
195	          86,898 	780	        323,151 

Subtotaal voor specifieke doelstelling 3	 	          75,248 	 	       
  78,851 	 	          82,152 	 	          86,898 	 	        323,151 

SPECIFIEKE DOELSTELLING 4

 Risicoanalyses en kwetsbaarheidsbeoordelingen

 	 

Aantal verrichte risicoanalyses/kwetsbaarheidsbeoordelingen 	      0,191
	60	             9,133 	60	          11,081 	60	          12,215 	60	   
      13,349 	240	          45,777 

Subtotaal voor specifieke doelstelling 4	 	             9,133 	 	     
    11,081 	 	          12,215 	 	          13,349 	 	         
45,777 

SPECIFIEKE DOELSTELLING 5

Opleidingen 	 	 	 

Aantal verzorgde opleidingen 	      0,039 	200	             7,555 	200	 
           7,555 	200	             7,851 	200	             8,373 	800	  
       31,334 

Subtotaal voor specifieke doelstelling 5	 	             7,555 	 	     
       7,555 	 	             7,851 	 	             8,373 	 	         
31,334 

SPECIFIEKE DOELSTELLING 6

Beheer van gepoolde middelen en O&O	 	 	 

Beheer van gepoolde middelen	      6,151 	1	             4,072 	1	      
      5,910 	1	             7,014 	1	             7,606 	4	         
24,604 

Aantal gekochte/geleasete eigen uitrustingen (kleine en middelgrote
activa) 	      0,112 	100	          10,688 	100	          11,376 	100	  
       11,376 	100	          11,376 	400	          44,816 

O&O, inclusief de toegenomen capaciteit om onderzoeksprojecten te
beheren 	      3,541 	1	             3,062 	1	             3,524 	1	    
        3,788 	1	             3,788 	4	          14,162 

Subtotaal voor specifieke doelstelling 6	 	          17,823 	 	       
  20,811 	 	          22,179 	 	          22,771 	 	          83,582 

SPECIFIEKE DOELSTELLING 7

Eurosur en situatiebeeld	 	 	 

Beheer van Eurosur 	    16,164 	1	          15,137 	1	          15,815 
1	          16,555 	1	          17,147 	4	          64,655 

24/7-beheer van het Situation Centre van het agentschap	      3,036 	1	 
           0,858 	1	             2,376 	1	             3,696 	1	        
    5,214 	4	          12,144 

Levering van situatiebeeld	      4,655 	1	             4,655 	1	        
    4,655 	1	             4,655 	1	             4,655 	4	         
18,619 

Subtotaal voor specifieke doelstelling 7	 	          20,650 	 	       
  22,846 	 	          24,906 	 	          27,016 	 	          95,418 

SPECIFIEKE DOELSTELLING 8

Externe betrekkingen en grondrechten 	 	 	 

Externe betrekkingen en public relations	      4,666 	1	            
4,437 	1	             4,690 	1	             4,768 	1	             4,768 
4	          18,662 

Nauwere samenwerking met derde landen, inclusief mogelijke gezamenlijke
operaties met buurlanden, projecten voor technische bijstand en
samenwerking in terugkeeraangelegenheden   	      6,090 	1	            
5,370 	1	             5,857 	1	             6,270 	1	             6,862 
4	          24,359 

Aantal verbindingsfunctionarissen in derde landen (personeelskosten +
operationele kosten)	      0,281 	10	             2,835 	10	            
2,748 	10	             2,826 	10	             2,826 	40	          11,235


Aantal verbindingsfunctionarissen in lidstaten en in de bij het
Schengenakkoord betrokken niet-EU-landen	      0,503 	30	            
2,155 	30	             4,310 	30	             4,310 	30	            
4,310 	30	          15,085 

Grondrechten, inclusief klachtenregeling 	      1,844 	1	            
1,423 	1	             1,897 	1	             2,029 	1	             2,029 
4	             7,377 

Subtotaal voor specifieke doelstelling 8	 	          16,220 	 	       
  19,502 	 	          20,203 	 	          20,795 	 	          76,719 

TOTALE KOSTEN	 	 	        299,220 	 	        317,325 	 	       
330,095 	 	        342,795 	 	    1 289,435 



3.2.3.	Geraamde gevolgen voor de personele middelen van het Europees
grens- en kustwachtagentschap 

3.2.3.1.	Samenvatting 

(	Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig


(	Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig,
zoals hieronder nader wordt beschreven:

Personele middelen	2016	2017	2018	2019	2020

COM(2013) 519: uitgangssituatie	149	146	145	145	145

wijzigingen via de begrotingsprocedure 2016 (nota van wijzigingen
2/2016)	60	60	60	60	60

extra posten in verband met migratiecrisis (Triton, Poseidon) in
ontwerpbegroting 2016	16	16	16	16	16

gewijzigde uitgangssituatie	225	222	221	221	221

gevraagde extra posten	 	130	197	263	329

Personeelsformatieposten

(in personen)	225	352	418	484	550

- waarvan AD	157	262	311	377	443

- waarvan AST	68	90	107	107	107

Extern personeel (VTE)	177	288	342	396	450

- waarvan arbeidscontractanten	91	147	174	202	230

- waarvan gedetacheerde nationale deskundigen	86	141	168	194	220

Totaal personeelsformatie	402	640	760	880	1 000



Personeelsuitgaven

 

2017

2018

2019

2020

2017-2020

Personeelsformatieposten

 

     38,082 

     50,820 

     59,532 

     68,244 

     216,678

- waarvan AD

 

     27,654 

     37,818 

     45,408 

     54,120 

    165,000 

- waarvan AST

 

     10,428 

     13,002 

     14,124 

     114,124 

      51,678 

Extern personeel

 

     17,183 

     23,286 

     27,278 

     31,266 

      99,013 

- waarvan arbeidscontractanten

 

       8,330 

       11,235 

       13,160 

       15,120 

      47,845 

- waarvan gedetacheerde nationale   deskundigen

 

       8,853 

       12,051 

       14,118 

       16,146 

      51,168 

Totaal personeelsuitgaven

 

     55,265 

     74,106 

     86,810 

     99,510 

    315,691 



in miljoen EUR

De in het kader van de hervorming overeengekomen personeelsinkrimping
van 5 % (2013-2017) is in het voorstel verwerkt door de
personeelsformatie van het agentschap voor 2017 met 1 % te verlagen (in
de jaren 2013-2016 is eenzelfde verlagingspercentage toegepast).

Met het oog op een zo doeltreffend mogelijke aanpak van de
migratiecrisis is de personeelsformatie van het agentschap voor 2016 in
de loop van 2015 verhoogd met 76 posten. In het kader van zijn nieuwe
taken uit hoofde van de verordening heeft het agentschap echter extra
posten nodig, oplopend tot 329 personeelsformatieposten en 273 posten
voor extern personeel in 2020. Meer bepaald zijn de volgende
versterkingen nodig: 

•	117 TA (107 AD, 10 AST) voor het terugkeerbureau en in verband met
de toename van het aantal terugkeeractiviteiten van het agentschap. Het
gaat onder meer om coördinerende functionarissen voor
terugkeeroperaties en om het nodige personeel voor het huren van
vliegtuigen.

•	29 TA (27 AD, 2 AST) voor de coördinatie in het kader van
gezamenlijke operaties, snelle interventies en hotspots aan de grenzen. 

•	29 TA (27 AD, 2 AST) voor de vestiging van een monitoring- en
risicoanalysecentrum en voor de versterking van de capaciteit van het
agentschap om "kwetsbaarheidsbeoordelingen" te verrichten en voor de
nodige follow-up te zorgen.

•	6 TA (3 AD, 3 AST) voor de ondersteuning van de activiteiten van de
grondrechtenfunctionaris, gezien diens toegenomen werklast in verband
met de terugkeermonitoring en de invoering van een nieuwe
klachtenregeling.

•	7 TA (4 AD, 3 AST) voor de actieve deelname van het agentschap aan
het beheer van onderzoeks- en innovatieactiviteiten die voor het
toezicht op de buitengrenzen relevant zijn, onder meer met betrekking
tot het gebruik van geavanceerde bewakingstechnologie zoals op afstand
bestuurde luchtvaartuigsystemen. 

•	46 TA (41 AD, 5 AST) voor het 24/7-beheer van het Situation Centre
van het agentschap, dat de real-timemonitoring van en -rapportage over
migratiestromen verzorgt, ook in het weekend en op feestdagen.

•	10 TA (9 AD, 1 AST) voor de uitzending door het agentschap van
verbindingsfunctionarissen naar derde landen en voor een verdere
intensivering van de samenwerking met de belangrijkste derde landen. 

•	30 TA (30 AD) voor de uitzending door het agentschap van
verbindingsfunctionarissen naar lidstaten. 

•	33 TA (31 AD, 2 AST) voor de uitvoering door het agentschap van zijn
nieuwe "kustwachttaken": coördinatie van multipurpose missies,
verlening van informatiediensten en verzorgen van opleiding. 

•	10 TA (5 AD, 5 AST) voor een doeltreffend beheer door het agentschap
van de bestaande pools (Europese grenswachtteams, technische pool) en
voor de vorming van nieuwe pools (drie terugkeergerelateerde pools).

•	6 TA (3 AD, 3 AST) voor de verwerving en leasing van eigen
uitrusting van het agentschap en voor het onderhoud van de eigen
uitrusting van het agentschap. 

•	6 TA (3 AD, 3 AST) voor de versterking van de administratieve
capaciteit van het agentschap om de verhoogde begroting te beheren en
nieuwe taken uit te voeren conform de principes van een solide
financieel beheer.

Voorgesteld wordt om de extra posten geleidelijk beschikbaar te stellen
om in 2020 uit te komen op in totaal 550 posten.

Personele middelen	2016	2017	2018	2019	2020

COM(2013) 519: uitgangssituatie	149	146	145	145	145

wijzigingen via de begrotingsprocedure 2016 (nota van wijzigingen
2/2016)	60	60	60	60	60

extra posten in verband met migratiecrisis (Triton, Poseidon) in
ontwerpbegroting 2016	16	16	16	16	16

gewijzigde uitgangssituatie	225	222	221	221	221

gevraagde extra posten	 	130	197	263	329

Personeelsformatieposten (in personen)	225	352	418	484	550

- waarvan AD	157	262	311	377	443

- waarvan AST	68	90	107	107	107

Extern personeel (VTE)	177	288	342	396	450

- waarvan arbeidscontractanten	91	147	174	202	230

- waarvan gedetacheerde nationale deskundigen	86	141	168	194	220

Totaal personeelsformatie	402	640	760	880	1 000



in miljoen EUR

Personeelsuitgaven

 

2017

2018

2019

2020

2017-2020

Personeelsformatieposten

 

     38,082 

     50,820 

     59,532 

     68,244 

     216,678

- waarvan AD

 

     27,654 

     37,818 

     45,408 

     54,120 

    165,000 

- waarvan AST

 

     10,428 

     13,002 

     14,124 

     14,124 

      51,678 

Extern personeel

 

     17,183 

     23,286 

     27,278 

     31,266 

      99,013 

- waarvan arbeidscontractanten

 

       8,330 

       11,235 

       13,160 

       15,120 

      47,845 

- waarvan gedetacheerde nationale   deskundigen

 

       8,853 

       12,051 

       14,118 

       16,146 

      51,168 

Totaal personeelsuitgaven

 

     55,265 

     74,106 

     86,810 

     99,510 

    315,691 



De in het kader van de hervorming overeengekomen personeelsinkrimping
van 5 % (2013-2017) is in het voorstel verwerkt door het aantal posten
van het agentschap voor 2017 met 1 % te verlagen (in de jaren 2013-2016
is eenzelfde verlagingspercentage toegepast).

Met het oog op een zo doeltreffend mogelijke aanpak van de
migratiecrisis is de personeelsformatie van het agentschap voor 2016 in
de loop van 2015 verhoogd met 76 posten. In het kader van zijn nieuwe
taken uit hoofde van de verordening heeft het agentschap echter extra
posten nodig, oplopend tot 329 in 2020, die aan de personeelsformatie
moeten worden toegevoegd (zogeheten TA-posten). Meer bepaald zijn de
volgende versterkingen nodig: 

•	117 TA (107 AD, 10 AST) voor het terugkeerbureau en in verband met
de toename van het aantal terugkeeractiviteiten van het agentschap. Het
gaat onder meer om coördinerende functionarissen voor
terugkeeroperaties en om het nodige personeel voor het huren van
vliegtuigen.

•	29 TA (27 AD, 2 AST) voor de coördinatie in het kader van
gezamenlijke operaties, snelle interventies en hotspots aan de grenzen. 

•	29 TA (27 AD, 2 AST) voor de vestiging van een monitoring- en
risicoanalysecentrum en voor de versterking van de capaciteit van het
agentschap om "kwetsbaarheidsbeoordelingen" te verrichten en voor de
nodige follow-up te zorgen.

•	6 TA (3 AD, 3 AST) voor de ondersteuning van de activiteiten van de
grondrechtenfunctionaris, gezien diens toegenomen werklast in verband
met de terugkeermonitoring en de invoering van een nieuwe
klachtenregeling.

•	7 TA (4 AD, 3 AST) voor de actieve deelname van het agentschap aan
het beheer van onderzoeks- en innovatieactiviteiten die voor het
toezicht op de buitengrenzen relevant zijn, onder meer met betrekking
tot het gebruik van geavanceerde bewakingstechnologie zoals op afstand
bestuurde luchtvaartuigsystemen. 

•	46 TA (41 AD, 5 AST) voor het 24/7-beheer van het Situation Centre
van het agentschap, dat de real-timemonitoring van en -rapportage over
migratiestromen verzorgt, ook in het weekend en op feestdagen.

•	10 TA (9 AD, 1 AST) voor de uitzending door het agentschap van
verbindingsfunctionarissen naar derde landen en voor een verdere
intensivering van de samenwerking met de belangrijkste derde landen. 

•	30 TA (30 AD) voor de uitzending door het agentschap van
verbindingsfunctionarissen naar lidstaten. 

•	33 TA (31 AD, 2 AST) voor de uitvoering door het agentschap van zijn
nieuwe "kustwachttaken": coördinatie van multipurpose missies,
verlening van informatiediensten en verzorgen van opleiding. 

•	10 TA (5 AD, 5 AST) voor een doeltreffend beheer door het agentschap
van de bestaande pools (Europese grenswachtteams, technische pool) en
voor de vorming van nieuwe pools (drie terugkeergerelateerde pools).

•	6 TA (3 AD, 3 AST) voor de verwerving en leasing van eigen
uitrusting van het agentschap en voor het onderhoud van de eigen
uitrusting van het agentschap. 

•	6 TA (1 AD, 5 AST) voor de versterking van de administratieve
capaciteit van het agentschap om de verhoogde begroting te beheren en
nieuwe taken uit te voeren conform de principes van een solide
financieel beheer.

Voorgesteld wordt om de extra posten geleidelijk beschikbaar te stellen
en het totale aantal TA-posten in 2020 op 550 te brengen.

Daarnaast heeft het agentschap in het kader van zijn nieuwe taken uit
hoofde van de verordening 273 extra externe personeelsleden
(arbeidscontractanten (AC) en gedetacheerde nationale deskundigen (GND))
nodig. Deze extra posten komen geleidelijk beschikbaar. In 2020 moet het
aantal externe personeelsleden zijn uitgebreid tot 450. 

Al met al zou het agentschap in 2020 in totaal 1 000 personeelsleden
(TA, AC en GND) in dienst moeten hebben.3.2.3.2.	Geraamde behoefte aan
personele middelen voor het verantwoordelijke DG

(	Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig. 

(	Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals
hieronder nader wordt beschreven:

Raming

	2017	2018	2019	2020

	Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en
tijdelijke functionarissen)







	XX 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie)	4	4	4	4



	XX 01 01 02 (delegaties)







	XX 01 05 01 (onderzoek door derden)







	10 01 05 01 (eigen onderzoek)

















( Extern personeel (in voltijdequivalenten VTE)







	XX 01 02 01 (AC, END, INT van de "totale financiële middelen")







	XX 01 02 02 (AC, AL, END, INT en JED in de delegaties)







	XX 01 04 yy	- zetel











- delegaties 







	XX 01 05 02 (AC, END, INT – onderzoek door derden)







	10 01 05 02 (AC, END, SNE – eigen onderzoek)







	Ander begrotingsonderdeel







	TOTAAL







	Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op
het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is
toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met
middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met
inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen
worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel	De Commissie vertegenwoordigen in de
raad van bestuur van het agentschap. Het advies van de Commissie over
het jaarlijkse werkprogramma opstellen en de tenuitvoerlegging van dit
programma monitoren. Op de opstelling van de begroting van het
agentschap toezien en de uitvoering van de begroting monitoren. Het
agentschap bijstaan bij de ontwikkeling van zijn activiteiten in
overeenstemming met het EU-beleid, onder meer door het deelnemen aan
bijeenkomsten van deskundigen.

Extern personeel

	

De beschrijving van de berekening van de kosten per voltijdsequivalent
is opgenomen in bijlage V, punt 3. 

3.2.4.	Verenigbaarheid met het huidige meerjarig financieel kader 

( Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidige meerjarig
financieel kader (MFK), maar kan leiden tot de inzet van speciale
instrumenten als omschreven in de MFK-verordening.

(	Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken
rubriek van het meerjarig financieel kader

De begrotingen van het agentschap voor 2015 en voor 2016 zijn in 2015
aanzienlijk verhoogd in verband met de aanpak van de migratiecrisis. In
het bijzonder werd het budget voor de gezamenlijke operaties Poseidon en
Triton verdrievoudigd, waardoor het agentschap meer ondersteuning op het
gebied van terugkeer kon bieden aan de lidstaten en in de noodzakelijke
middelen voor de hotspots kon worden voorzien. De uiteindelijke door de
Commissie voorgestelde EU-subsidie voor 2016 bedraagt
238 686 000 EUR. 

Aangezien de werkzaamheden van het agentschap op het gebied van het
beheer van de buitengrenzen op hetzelfde peil moeten worden voortgezet,
ook wat betreft opsporing en redding en terugkeer, dient het
subsidiebedrag voor 2016 als basisbedrag voor de jaarlijkse begroting
van het Europees grens- en kustwachtagentschap te worden gehandhaafd. 

Voorts zijn er voor de uitvoering van de nieuwe taken van het agentschap
extra financiële en personele middelen nodig: 

*Bedragen zijn in miljoen EUR. De subsidie voor 2016 is in de
EU-begroting van 2016 verhoogd. In mededeling (2013)519 van de Commissie
"Programmering 2014-2020 van de personeels- en financiële middelen voor
de gedecentraliseerde agentschappen" was 88,774 miljoen EUR
geprogrammeerd.

**Het totale aantal van 225 is inclusief alle extra posten die de
begrotingsautoriteit in 2015 heeft toegestaan. Overeenkomstig mededeling
(2013)519 van de Commissie waren oorspronkelijk slechts 147 posten
toegestaan.

 

(	Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het
flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarig financieel
kader.

3.2.5.	Bijdragen van derden 

Het voorstel/initiatief voorziet in medefinanciering, zoals hieronder
wordt geraamd:

in miljoen EUR

	2017	2018	2019	2020	Totaal

Bijdrage van de bij Schengen betrokken niet-EU-landen	17,953	19,040
19,806	20,568	77,366

TOTAAL medegefinancierde kredieten 	17,953	19,040	19,806	20,568	77,366

3.3.	Geraamde gevolgen voor de ontvangsten 

(	Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de
ontvangsten.

(	Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële
gevolgen:

(	voor de eigen middelen 

(	voor de diverse ontvangsten 

in miljoen EUR

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten	Voor het lopende begrotingsjaar
beschikbare kredieten	Gevolgen van het voorstel/initiatief



N	N+1	N+2	N+3

	Artikel ………….









 […]

 […]

	COM(2015) 610 final.

	Conclusies van de Europese Raad van 15 oktober 2015.

	Verordening (EG) nr. 863/2007 van het Europees Parlement en de Raad van
11 juli 2007 tot instelling van een mechanisme voor de oprichting van
snellegrensinterventieteams en tot wijziging van Verordening (EG) nr.
2007/2004 van de Raad wat betreft dat mechanisme en de regeling van de
taken en bevoegdheden van uitgezonden functionarissen (PB L 199 van
31.7.2007, blz. 30).

	Verordening (EU) nr. 1168/2011 van het Europees Parlement en de Raad
van 25 oktober 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2007/2004 van
de Raad tot oprichting van een Europees Agentschap voor het beheer van
de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van
de Europese Unie (PB L 304 van 22.11.2011, blz. 1).

	Verordening (EU) nr. 1052/2013 van het Europees Parlement en de Raad
van 22 oktober 2013 tot instelling van het Europees
grensbewakingssysteem (Eurosur) (PB L 295 van 6.11.2013, blz. 11).

	Verordening (EU) nr. 656/2014 van het Europees Parlement en de Raad van
15 mei 2014 tot vaststelling van regels voor de bewaking van de
zeebuitengrenzen in het kader van de operationele samenwerking
gecoördineerd door het Europees Agentschap voor het beheer van de
operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de
Europese Unie (PB L 189 van 27.6.2014, blz. 93).

	Verordening (EU) nr. 1053/2013 van de Raad van 7 oktober 2013
betreffende de instelling van een evaluatiemechanisme voor de controle
van en het toezicht op de toepassing van het Schengenacquis en houdende
intrekking van het besluit van 16 september 1998 tot oprichting van de
Permanente Schengenbeoordelings- en toepassingscommissie (PB L 295 van
6.11.2013, blz. 27).

	Conclusies van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 8 en 9
oktober 2015.

	Conclusies van de Europese Raad van 15 oktober 2015.

	PB C […] van […], blz. […].

	PB C […] van […], blz. […].

	Conclusies van de Europese Raad van 25 en 26 juni 2015.

	Verklaring van de informele bijeenkomst van de staatshoofden en
regeringsleiders op 23 september 2015.

	Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad van 26 oktober 2004 tot
oprichting van een Europees agentschap voor het beheer van de
operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de
Europese Unie (PB L 349 van 25.11.2004, blz. 1).

	Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16
december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de
lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal
op hun grondgebied verblijven (PB L 348 van 24.12.2008, blz. 98).

	Verordening (EG) nr. 768/2005 van de Raad van 26 april 2005 tot
oprichting van een Communautair Bureau voor visserijcontrole en houdende
wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 tot invoering van een
controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (PB L 128 van
21.5.2005, blz. 1).

	Verordening (EG) nr. 1406/2002 van het Europees Parlement en de Raad
van 27 juni 2002 tot oprichting van een Europees Agentschap voor
maritieme veiligheid (PB L 208 van 5.8.2002, blz. 1).

	Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van
16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en
beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de
uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren
(PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

	Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de
Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees
Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening
(EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening
(Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).

	PB L 136 van 31.5.1999, blz. 15.

	Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad
van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het
Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001,
blz. 43).

	Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van
18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in
verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire
instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die
gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).

	Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober
1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met
de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van
die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).

	Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad van 27 november 2008 over de
bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de
politiële en justitiële samenwerking in strafzaken (PB L 350 van
30.12.2008, blz. 60).

	PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.

	Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde
toepassingsbepalingen van de door de Raad van de Europese Unie, de
Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst
inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de
uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB
L 176 van 10.7.1999, blz. 31).

	PB L 188 van 20.7.2007, blz. 19.

	PB L 53 van 27.2.2008, blz. 52.

	Besluit 2008/146/EG van de Raad van 28 januari 2008 betreffende de
sluiting namens de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst tussen de
Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake
de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de
toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 53 van
27.2.2008, blz. 1).

	PB L 160 van 18.6.2011, blz. 21.

	Besluit 2011/350/EU van de Raad van 7 maart 2011 betreffende de
sluiting namens de Europese Unie van het Protocol tussen de Europese
Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom
Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein
tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en
de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt
betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het
Schengenacquis betreffende de afschaffing van controles aan de
binnengrenzen en het verkeer van personen (PB L 160 van 18.6.2011, blz.
19).

	PB L 243 van 16.9.2010, blz. 4.

	PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43.

	PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20.

	PB C […].

	Verordening (EG) nr. 863/2007 van het Europees Parlement en de Raad van
11 juli 2007 tot instelling van een mechanisme voor de oprichting van
snellegrensinterventieteams en tot wijziging van Verordening (EG) nr.
2007/2004 van de Raad wat betreft dat mechanisme en de regeling van de
taken en bevoegdheden van uitgezonden functionarissen (PB L 199 van
31.7.2007, blz. 30).

	Beschikking 2005/267/EG van de Raad van 16 maart 2005 betreffende de
totstandbrenging van een beveiligd op internet gebaseerd informatie- en
coördinatienetwerk voor de migratiebeheersdiensten van de lidstaten (PB
L 83 van 1.4.2005, blz. 48).

	Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van
15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de
overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (PB L
105 van 13.4.2006, blz. 1).

	Verordening (EU) nr. 1052/2013 van het Europees Parlement en de Raad
van 22 oktober 2013 tot instelling van het Europees
grensbewakingssysteem (Eurosur) (PB L 295 van 6.11.2013, blz. 11).

	Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van
18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in
verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire
instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die
gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).

	Beschikking 2008/381/EG van de Raad van 14 mei 2008 betreffende het
opzetten van een Europees migratienetwerk (PB L 131 van 21.5.2008, blz.
7).

	Verordening (EU) nr. 656/2014 van het Europees Parlement en de Raad van
15 mei 2014 tot vaststelling van regels voor de bewaking van de
zeebuitengrenzen in het kader van de operationele samenwerking
gecoördineerd door het Europees Agentschap voor het beheer van de
operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de
Europese Unie (PB L 189 van 27.6.2014, blz. 93).

	PB L 131 van 21.5.2008, blz. 7.

	PB L 348 van 21.12.2008, blz. 98.

	Verordening (EU) nr. 515/2014 van het Europees Parlement en de Raad van
16 april 2014 tot vaststelling, als onderdeel van het Fonds voor
interne veiligheid, van het instrument voor financiële steun voor de
buitengrenzen en visa en tot intrekking van Beschikking nr. 574/2007/EG
(PB L 150 van 20.5.2014, blz. 143).

	Besluit 2001/264/EG van de Raad van 19 maart 2001 tot vaststelling van
beveiligingsvoorschriften van de Raad (PB L 101 van 11.4.2001, blz. 1).

	Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie van 13 maart 2015
betreffende de veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van
gerubriceerde EU-informatie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 53).

	Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie van 13 maart 2015
betreffende de veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van
gerubriceerde EU-informatie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 53).

	Verordening (EG) nr. 377/2004 van de Raad van 19 februari 2004
betreffende de oprichting van een netwerk van
immigratieverbindingsfunctionarissen (PB L 64 van 2.3.2004, blz. 1).

	Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 23
december 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen,
bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van
de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene
begroting van de Europese Gemeenschappen (PB L 357 van 31.12.2002, blz.
72).

	Verordening nr. 1 van 15 april 1958 tot regeling van het taalgebruik in
de Europese Economische Gemeenschap (PB 17 van 6.10.1958, blz. 385,
bijzondere uitgave in het Engels: Serie I Hoofdstuk 1952-1958 blz. 59). 

	Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie van
30 september 2013 houdende de financiële kaderregeling van de
organen, bedoeld in artikel 208 van Verordening (EU, Euratom)
nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 328 van
7.12.2013, blz. 42).

	Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en
de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels
van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking
van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van
26.10.1012).

	PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1.

	Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996
betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de
Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen
van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden
(PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).

	Beschikking 2005/267/EG van de Raad van 16 maart 2005 betreffende de
totstandbrenging van een beveiligd op internet gebaseerd informatie- en
coördinatienetwerk voor de migratiebeheersdiensten van de lidstaten (PB
L 83 van 1.4.2005, blz. 48). 

	ABM: activity-based management, ABB: activity-based budgeting.

	In de zin van artikel 54, lid 2, onder a) of b), van het Financieel
Reglement.

	In verband met de versterking van het nieuwe agentschapsmandaat en voor
een beter overzicht van de financiële gevolgen van de nieuwe taken is
de activiteit "Ondersteuning van terugkeer" opgevoerd als afzonderlijke
specifieke doelstelling 3, zijn de taken "Beheer van gebundelde
middelen" en "Onderzoek en ontwikkeling" samengevoegd in specifieke
doelstelling 6, zijn "Eurosur"  en "Situatiebeeld" samengevoegd in
specifieke doelstelling 7 en worden "Externe en public relations" en
"Grondrechten" gezamenlijk gepresenteerd onder specifieke doelstelling
8. 

	GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.

	EVA: Europese Vrijhandelsassociatie. 

	Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële
kandidaat-lidstaten van de Westelijke Balkan.

	Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het
voorstel/initiatief wordt begonnen.

	Hoewel de template betrekking heeft op beleidskredieten, lijkt het voor
het krijgen van een volledig beeld van de gevolgen van de operationele
activiteiten in het geval van agentschappen passender om naast de
beleidskredieten (titel 3) ook de corresponderende administratieve
kredieten (titels 1 en 2), evenredig verdeeld over de verschillende
specifieke doelstellingen overeenkomstig de ABM/ABB-planning, mee te
tellen. De cijfers omvatten zowel de EU-subsidie als de bijdragen van de
bij Schengen betrokken niet-EU-landen.

	AC = Agent Contractuel (arbeidscontractant), AL = Agent Local
(plaatselijk functionaris), END = Expert National Détaché
(gedetacheerd nationaal deskundige), INT = Intérimaire (uitzendkracht),
JED = Jeune Expert en Délégation (jonge deskundige in delegaties). 

	Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere
"BA"-onderdelen).

	Voornamelijk voor de structuurfondsen, het Europees Landbouwfonds voor
plattelandsontwikkeling (Elfpo) en het Europees Visserijfonds (EVF).

	Zie de artikelen 11 en 17 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013
van de Raad tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de
jaren 2014-2020.

	De bijdrage van de bij Schengen betrokken niet-EU-landen wordt
jaarlijks door Frontex berekend op basis van de hoogte van de
EU-subsidie en de bbp-ratio van deze landen. Deze bedraagt circa 6 %
van de totale begroting van het agentschap. De contributie wordt door
het agentschap geïncasseerd. 

	De traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) zijn
nettobedragen, d.w.z. na aftrek van 25 % aan inningskosten.

NL		  DOCVARIABLE "LW_Confidence" \* MERGEFORMAT    	NL

NL	  PAGE  \* MERGEFORMAT  2 	  DOCVARIABLE "LW_Confidence" \*
MERGEFORMAT    	NL

NL	  PAGE  \* MERGEFORMAT  108 	  DOCVARIABLE "LW_Confidence" \*
MERGEFORMAT    	NL

NL	  PAGE  \* MERGEFORMAT  117 	  DOCVARIABLE "LW_Confidence" \*
MERGEFORMAT    	NL