EU-voorstel: Verordening Europese grens- en kustwacht COM (2015) 671
EU-voorstel: Verordening Europese grens- en kustwacht COM (2015) 671
Bijlage
Nummer: 2016D03191, datum: 2016-01-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Mededeling van de vaste commissie voor Europese Zaken over een subsidiariteitstoets bij het EU-voorstel: Verordening Europese grens- en kustwacht COM (2015) 671 (2016D03190)
Preview document (🔗 origineel)
TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL • Motivering en doel van het voorstel Het doel van dit voorstel is de oprichting van een Europese grens- en kustwacht, die tot taak heeft het Europese geïntegreerde beheer van de buitengrenzen van de EU te verzorgen, om migratie doeltreffend te beheren, een hoog niveau van veiligheid in de Unie te verzekeren en het vrije verkeer van personen in de Unie te waarborgen. Dit voorstel maakt deel uit van een maatregelenpakket dat de Commissie presenteert met het oog op een betere bescherming van de buitengrenzen van de EU, zoals beschreven in bijgaande mededeling van de Commissie. De Europese Unie is in 2015 geconfronteerd met buitengewone migratiedruk aan haar buitengrenzen, doordat van januari tot november naar schatting 1,5 miljoen personen illegaal de grenzen hebben overschreden. De enorme omvang van de gemengde migratiestromen die de buitengrenzen van de Europese Unie hebben overschreden en de daaruit voortvloeiende secundaire stromen toont aan dat de bestaande structuren op het niveau van de Unie en de lidstaten ontoereikend zijn om de uitdagingen van zo’n grote toestroom aan te pakken. Irreguliere migratie over de buitengrenzen van een lidstaat heeft binnen het Schengengebied zonder binnengrenzen gevolgen voor alle Schengenstaten. Naar aanleiding van de aanzienlijke secundaire stromen hebben verschillende lidstaten opnieuw grenscontroles aan hun binnengrenzen ingevoerd. Dat heeft aanzienlijke spanningen veroorzaakt voor de werking en de samenhang van het Schengengebied. De huidige migratiecrisis maakt duidelijk dat het Schengengebied zonder binnengrenzen slechts in stand kan worden gehouden als de buitengrenzen effectief worden beveiligd en beschermd. De bewaking van de buitengrenzen van de Unie is ons gemeenschappelijk en gedeeld belang en moet verzekerd worden volgens strenge en uniforme Unienormen. Door de terroristische aanslagen van dit jaar is de bezorgdheid van de burgers over hun veiligheid toegenomen. Hoewel grenzen nooit absolute veiligheid kunnen waarborgen, kunnen zij daartoe wel aanzienlijk bijdragen door betere beveiliging en betere inlichtingen en daarmee toekomstige aanslagen helpen voorkomen. Deze taak is nog belangrijker geworden doordat bij terroristische aanslagen steeds vaker personen betrokken zijn die als buitenlandse strijder actief zijn geweest. Versterking van de beveiliging van de buitengrenzen is dan ook essentieel om het vertrouwen van de bevolking te herstellen. Een eengemaakt gebied waarbinnen zonder binnengrenzen kan worden gereisd, kan slechts bestaan als de buitengrenzen effectief worden beschermd. Een keten is immers altijd maar zo sterk als de zwakste schakel. Een besliste stap in de richting van een geïntegreerd beheersysteem voor de buitengrenzen is dus noodzakelijk. Dat is alleen mogelijk als alle lidstaten een bijdrage leveren overeenkomstig de beginselen van solidariteit en verantwoordelijkheid die alle EU-instellingen hebben onderschreven als leidende beginselen voor de aanpak van de migratiecrisis. In de Europese migratieagenda is vastgesteld dat een gedeeld beheer van de buitengrenzen tot stand moet worden gebracht, overeenkomstig artikel 77 VWEU, waarin de doelstelling om “geleidelijk een geïntegreerd systeem voor het beheer van de buitengrenzen op te zetten” is geformuleerd. Commissievoorzittter Juncker heeft in zijn State of the Union van september jongstleden aangekondigd dat de Commissie vóór het einde van het jaar ambitieuze stappen zou voorstellen op weg naar een volledig operationele Europese grens- en kustwacht, wat vervolgens werd bevestigd in het werkprogramma van de Commissie voor 2016. Bij de ontwerpverordening worden de algemene beginselen van Europees geïntegreerd grensbeheer vastgesteld en worden een Europese grens- en kustwacht en een op Frontex gebaseerd Europees grens- en kustwachtagentschap opgericht. Het doel van deze ontwerpverordening is te voorzien in een meer geïntegreerd beheer van de buitengrenzen van de EU, onder meer door het Europees grens- en kustwachtagentschap meer bevoegdheden op het gebied van het beheer van de buitengrenzen en terugkeer te verlenen dan Frontex momenteel heeft. De ontwerpverordening verleent het Europees grens- en kustwachtagentschap de aanvullende bevoegdheden die het nodig heeft voor doeltreffend geïntegreerd grensbeheer op Europees niveau, voor het aanpakken van de tekortkomingen van het grensbeheer op nationaal niveau en om te kunnen optreden bij buitensporige migratiestromen zoals die zich dit jaar aan de buitengrenzen van de Europese Unie hebben voorgedaan. De toekenning van deze aanvullende bevoegdheden aan de autoriteit op Europees niveau van de Europese grens- en kustwacht is van wezenlijk belang om te voorkomen dat tekortkomingen bij het beheer van de buitengrenzen of onvoorziene migratiestromen de goede werking van het Schengengebied ondermijnen. De problemen die door de migratiecrisis zijn ontstaan, kunnen niet op passende wijze worden aangepakt als de lidstaten op ongecoördineerde wijze optreden. Het geïntegreerde grensbeheer is een gedeelde verantwoordelijkheid van het Europees grens- en kustwachtagentschap en de nationale autoriteiten die met het grensbeheer zijn belast (inclusief de kustwachten voor zover deze taken op het gebied van grenstoezicht uitvoeren), die samen de Europese grens- en kustwacht vormen. • Samenhang met de huidige bepalingen op dit beleidsgebied Deze ontwerpverordening is een antwoord op de oproep van het Europees Parlement en de Europese Raad tot doeltreffend beheer van de buitengrenzen van de Europese Unie. De Europese Raad heeft in oktober 2015 duidelijke richtsnoeren gegeven dat de buitengrenzen van de Europese Unie moeten worden versterkt door te werken aan een geïntegreerd beheersysteem voor de buitengrenzen en door het mandaat van Frontex te versterken in de context van debatten over de ontwikkeling van een Europees grens- en kustbewakingssysteem, onder meer wat betreft de inzet van snellegrensinterventieteams in gevallen waarbij uit Schengenevaluaties of uit risicoanalyses blijkt dat krachtig en onverwijld moet worden opgetreden, in samenwerking met de betrokken lidstaat. De Europese Raad was voorts van mening dat het mandaat van Frontex inzake terugkeer moet worden verruimd met het recht om op eigen initiatief gezamenlijke terugkeeroperaties te organiseren, en dat de rol van Frontex inzake het verkrijgen van reisdocumenten voor terugkeerders moet worden versterkt. De Commissie heeft in de Europese migratieagenda voorgesteld om de lidstaten en de Europese Unie gezamenlijk verantwoordelijk te maken voor het beheer van de buitengrenzen. Daartoe werd in de migratieagenda voorgesteld de rechtsgrondslag van Frontex te wijzigen om de taken en bevoegdheden uit te breiden. Enkele van de voorgestelde maatregelen van de Commissie waren het oprichten van een Europese grens- en kustwacht, het uitbreiden van de rol van het Europees grens- en kustwachtagentschap bij de organisatie en coördinatie van terugkeer, het verbeteren van het beheer van de middelen van het agentschap en de lidstaten en het invoeren van de hotspotaanpak. Met deze ontwerpverordening draagt de Commissie bij aan de versterking van de effectiviteit en betrouwbaarheid van het grensbeheer door verhoging van het niveau van verantwoordelijkheid en solidariteit. De Europese Unie heeft de afgelopen paar jaar een beleid gevoerd dat de lidstaten in staat stelt solide buitengrenzen op te bouwen en te onderhouden. Zolang er echter op Unieniveau geen sprake is van strategisch uitgevoerd geïntegreerd grensbeheer, zullen er op nationaal niveau uitvoeringsverschillen blijven tussen de lidstaten. Derhalve moeten er EU-normen voor grensbeheer komen die alle aspecten van het beheer van de buitengrenzen van de Unie dekken, zoals de Commissie in de Europese migratieagenda al heeft aangegeven. Dit voorstel bouwt voort op het al bestaande beleid inzake grensbeheer, waar ook Frontex onder valt, maar brengt dit beleid op een kwalitatief hoger peil. Frontex is opgericht bij Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad, die is gewijzigd bij Verordening (EG) 863/2007, waarbij de snelle grensinterventies werden ingevoerd, en bij Verordening (EU) nr. 1168/2011, waarbij de verantwoordelijkheid van Frontex inzake de bescherming van de grondrechten werd versterkt. Dit voorstel houdt een aanzienlijke versterking in van het vermogen van het agentschap om doeltreffend op te treden bij huidige en toekomstige dreigingen aan de buitengrenzen, namelijk door proactieve versterking, evaluatie en coördinatie van het optreden van de lidstaten voor de uitvoering van passende maatregelen aan de buitengrenzen. Het voorstel vult de bestaande wetgeving aan door een soortgelijke aanpak te hanteren als bij het Europees grensbewakingssysteem (Eurosur): bevordering, door middel van concrete verbintenissen, van een geest van samenwerking, informatie-uitwisseling en coördinatie van de inspanningen van de lidstaten en het Europees grens- en kustwachtagentschap, alsmede de nationale autoriteiten en agentschappen van de Unie. Ook wordt voortgebouwd op Verordening (EU) nr. 656/2014 tot vaststelling van regels voor de bewaking van de zeebuitengrenzen in het kader van de operationele samenwerking gecoördineerd door Frontex. Het voorstel voorziet tevens in ontwikkeling en versterking van de snelle grensinterventies. Het voorstel en met name de invoering van een kwetsbaarheidsbeoordeling vormt een aanvulling op het Schengenevaluatiemechanisme dat bij Verordening (EU) nr. 1053/2013 is ingesteld. Het Schengenevaluatiemechanisme is bedoeld om het wederzijdse vertrouwen tussen de lidstaten in stand te houden. Het voorziet in een technische en een juridische beoordeling aan de hand waarvan wordt gecontroleerd of het Schengenacquis correct wordt toegepast en of aan de voorwaarden voor de opheffing van de controles aan de binnengrenzen wordt voldaan. Wanneer bij een Schengenevaluatie aan de buitengrenzen ernstige tekortkomingen zijn geconstateerd, kan de Commissie aanbevelen dat een Europees grens- en kustbewakingsteam wordt ingezet of dat aan het agentschap ter beoordeling strategische plannen worden voorgelegd. Dit voorstel laat voorts de maatregelen onverlet die uit hoofde van de artikelen 19 bis en 26 van de Schengengrenscode kunnen worden vastgesteld. De kwetsbaarheidsbeoordeling is met name op preventie gericht: voorkomen dat een crisissituatie ontstaat. De operationele vermogens van de lidstaten aan de buitengrenzen worden beoordeeld en met dat doel wordt gekeken naar de technische uitrusting, capaciteiten, middelen en noodvoorzieningen. De beoordeling wordt verricht door het agentschap, en de raad van toezicht brengt advies uit aan de uitvoerend directeur, die een beslissing neemt over de noodzakelijke maatregelen. Als een lidstaat het besluit van de uitvoerend directeur niet naleeft en daardoor de werking van het Schengengebied in gevaar kan komen, kan de Commissie een uitvoeringsbesluit vaststellen waardoor het agentschap tot rechtstreekse interventie moet overgaan. Dit voorstel bouwt voort op en houdt een ontwikkeling in van deze bestaande beleidsbepalingen en brengt deze samen in de Europese grens- en kustwacht, waardoor een geïntegreerd beheersysteem voor de buitengrenzen op Unieniveau tot stand komt, zoals voorgeschreven in artikel 77, lid 2, onder d), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. • Samenhang met andere beleidsgebieden van de Unie Dit voorstel is nauw verbonden met en vormt een aanvulling op ander beleid van de Unie, namelijk: a) het gemeenschappelijk Europees asielstelsel: door het opzetten van ondersteuningsteams voor migratiebeheer in hotspotgebieden, dat nauw verbonden is met de herplaatsing van personen die duidelijk internationale bescherming nodig hebben; b) interne veiligheid: zoals in de Europese veiligheidsagenda werd benadrukt, zijn strenge gemeenschappelijke normen voor grensbeheer essentieel om grensoverschrijdende criminaliteit en terrorisme te voorkomen. Dit voorstel levert voorts een bijdrage aan de totstandkoming van een hoog niveau van interne veiligheid door het agentschap in staat te stellen bij zijn risicoanalyse aspecten van grensoverschrijdende criminaliteit en terrorisme in aanmerking te nemen en de persoonsgegevens te verwerken van personen die van betrokkenheid bij terroristische handelingen worden verdacht en door te bepalen dat het agentschap bij de preventie van terrorisme samenwerkt met andere agentschappen van de Unie en internationale organisaties. Ten aanzien van de toegang tot nationale en Europese databases bepaalt de verordening dat de lidstaten verplicht zijn de leden van de Europese grens- en kustbewakingsteams toegang te verlenen tot die databases. De Commissie zal onderzoeken of het mogelijk is het agentschap toegang te verlenen tot Europese databases zoals het Schengeninformatiesysteem (SIS) en Eurodac, en zal overwegen voorstellen in te dienen tot wijziging van de rechtshandelingen die de rechtsgrondslag voor die databases vormen; c) de strategie van de Unie voor douanerisicobeheer en de veiligheid van de toeleveringsketen: deze bevordert de samenwerking en het delen van informatie tussen de douane-, rechtshandhavings- en veiligheidsinstanties, teneinde de complementariteit van de taakverdeling, de ontwikkeling van gemeenschappelijke risicocriteria en de uitwisseling van risico-informatie te waarborgen; d) maritieme veiligheid en beveiliging en maritieme bewaking: door totstandbrenging van Europese samenwerking op het gebied van kustwachttaken tussen het Europees grens- en kustwachtagentschap, het Europees Bureau voor visserijcontrole en het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid; e) het beleid van de Unie inzake externe betrekkingen: het Europees grens- en kustwachtagentschap moet de operationele samenwerking tussen de lidstaten en derde landen faciliteren en aanmoedigen, onder meer door de operationele samenwerking op het gebied van het beheer van de buitengrenzen te coördineren en verbindingsfunctionarissen naar derde landen uit te zenden, en door met de autoriteiten van derde landen samen te werken op het gebied van terugkeer, ook wat de verkrijging van reisdocumenten betreft. 2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID • Rechtsgrondslag Dit wetgevingsvoorstel is gebaseerd op artikel 77, lid 2, onder b) en d), en artikel 79, lid 2, onder c), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). In artikel 77, lid 1, onder b) en c ), wordt bepaald dat de Unie beleid ontwikkelt dat tot doel heeft te zorgen voor personencontrole en efficiënte bewaking bij het overschrijden van de buitengrenzen en geleidelijk een geïntegreerd systeem voor het beheer van de buitengrenzen op te zetten. Met het oog op die doelstellingen wordt in artikel 77, lid 2, onder b) en d), bepaald dat het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure maatregelen vaststellen voor de controles waaraan personen bij het overschrijden van de buitengrenzen worden onderworpen alsmede alle maatregelen die nodig zijn voor de geleidelijke invoering van een geïntegreerd systeem van beheer van de buitengrenzen. Overeenkomstig artikel 79, lid 2, onder c), kunnen het Europees Parlement en de Raad maatregelen vaststellen op het gebied van irreguliere immigratie en illegaal verblijf, met inbegrip van verwijdering en repatriëring van illegaal verblijvende personen. • Subsidiariteit Het doel van dit voorstel is een Europees geïntegreerd beheer van de buitengrenzen van de EU, teneinde een doeltreffend beheer van migratie en een hoog niveau van veiligheid in de Unie te waarborgen en het vrije verkeer van personen in de Unie in stand te houden. Binnen het Schengengebied zonder binnengrenzen ondervinden alle Schengenstaten de gevolgen van irreguliere migratie over de buitengrenzen van één lidstaat. Een eengemaakt gebied waarin zonder binnengrenzen kan worden gereisd, kan slechts bestaan als de buitengrenzen effectief worden beveiligd en beschermd. Aangezien de bewaking van de buitengrenzen van de Unie een gemeenschappelijk en gedeeld belang is dat overeenkomstig strenge uniforme Unienormen moet worden verwezenlijkt, kunnen de doelstellingen van dit voorstel niet voldoende door de lidstaten worden bereikt maar beter door de Unie worden verwezenlijkt. De Unie kan daarom maatregelen vaststellen overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel dat in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie is neergelegd. • Evenredigheid De ontwerpverordening moet een antwoord geven op de nieuwe uitdagingen en politieke realiteiten waarmee de Unie wordt geconfronteerd op het gebied van migratiebeheer en interne veiligheid. De ontwerpverordening voorziet in instrumenten om het beheer van de grenzen op alomvattende wijze uit te voeren. Dat waarborgt dat de regels inzake geïntegreerd grensbeheer door de lidstaten volledig en correct worden uitgevoerd, dat passende maatregelen worden getroffen om crisissituaties te voorkomen en in een vroeg stadium aan de buitengrenzen in te grijpen, en dat slechts als een situatie niettemin kritiek wordt, op Unieniveau spoedmaatregelen worden getroffen voor rechtstreekse interventie op het terrein. Gezien de doelstellingen van deze verordening en overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken. • Keuze van het instrument Alleen met een verordening kan de uniformiteit worden verkregen die vereist is om het geïntegreerde beheer van de buitengrenzen te verzekeren. Aangezien het Frontex-agentschap, dat nu de naam Europees grens- en kustwachtagentschap krijgt, bij een verordening is opgericht, is een verordening ook voor dit voorstel de juiste keuze. 3. RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN Bij het opstellen van dit voorstel heeft de Commissie zich gebaseerd op de regelmatig in de Europese Raad en de Raad van ministers alsook in het Europees Parlement gevoerde besprekingen over grensbeheer en de voor de aanpak van de migratiecrisis benodigde maatregelen. Over de toekomst van het grensbeheer en met name de versterking van Frontex zijn besprekingen gevoerd op de bijeenkomst van de Raad van ministers van 8 oktober 2015. Daarop volgde op 15 oktober 2015 een bijeenkomst van de Europese Raad, die in zijn richtsnoeren over de toekomst van het grensbeheer opriep tot versterking van de buitengrenzen van de Europese Unie door onder meer de totstandbrenging van een geïntegreerd beheersysteem voor de buitengrenzen en de versterking van het mandaat van Frontex. Sinds de aanvang van de werkzaamheden van Frontex op 1 mei 2005 wordt voortdurend overleg gevoerd met de betrokkenen op Europees en nationaal niveau. Met name vinden geregeld besprekingen plaats in het kader van de rapportage van het agentschap aan het Europees Parlement en de Raad. Frontex brengt voortdurend verslag uit over zijn activiteiten op de vergaderingen van de raad van bestuur en in de diverse verslagen die het agentschap in de loop van het jaar uitbrengt. Ook wordt regelmatig informatie uitgewisseld met andere EU-agentschappen, waaronder het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken, het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten en Europol, alsmede met de Europese ombudsman. Daarnaast zijn besprekingen gehouden met maatschappelijke organisaties en universiteiten. De Commissie heeft in 2014 een studie laten uitvoeren naar de haalbaarheid van een Europees grenswachtstelsel voor het toezicht op de buitengrenzen van de Unie, met de resultaten waarvan rekening is gehouden bij het opstellen van dit voorstel. De Commissie heeft er ook voor gezorgd dat de standpunten van de betrokkenen in aanmerking worden genomen, door de resultaten van de externe evaluatie van Frontex zorgvuldig in overweging te nemen. Deze externe evaluatie, die gebaseerd was op artikel 33 van Verordening (EU) nr. 2007/2004, is uitgevoerd tussen juli 2014 en juni 2015 en bestrijkt de periode van juli 2008 tot en met juli 2014. Het eindverslag is door de raad van bestuur van Frontex besproken op 10 september 2015, waarna de raad van bestuur aanbevelingen heeft opgesteld voor mogelijke wijzigingen van de oprichtingsverordening van Frontex. Het merendeel van de aanbevelingen waartoe de raad van bestuur op 28 oktober 2015 heeft besloten, is in dit voorstel verwerkt. De Commissie heeft ook rekening gehouden met het verslag van het Europees Parlement over het Speciaal verslag van de Europese Ombudsman betreffende het onderzoek op eigen initiatief naar Frontex (OI/5/2012/BEH-MHZ) met betrekking tot de ontwikkeling van een klachtenregeling voor het agentschap. • Grondrechten Deze verordening respecteert de grondrechten en de beginselen vervat in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met name de artikelen 18 en 19. Dit voorstel beschermt de grondrechten door de vaststelling dat het Europees grens- en kustwachtagentschap dient te beschikken over een grondrechtenstrategie, door de instelling van een adviesforum voor de grondrechten, door te voorzien in een uitgebreide rol voor de grondrechtenfunctionaris en door in een klachtenregeling te voorzien waardoor iedereen die zich benadeeld acht door een inbreuk op de grondrechten tijdens de activiteiten van het agentschap, alsook iedere derde betrokkene, een klacht bij het Europees grens- en kustwachtagentschap kan indienen. Dit voorstel voldoet derhalve aan de artikelen 2 en 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie. 4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING Het Europees grens- en kustwachtagentschap, dat wordt opgebouwd op basis van het al bestaande Frontex-agentschap, wordt belast met het beheer van de buitengrenzen samen met de lidstaten. De subsidie voor Frontex, dat de nieuwe naam Europees grens- en kustwachtagentschap krijgt, is reeds in de begroting van de Unie opgenomen. De begrotingen van het agentschap voor 2015 en voor 2016 zijn in 2015 verhoogd in verband met de aanpak van de migratiecrisis. In het bijzonder werd het budget voor de gezamenlijke operaties Poseidon en Triton verdrievoudigd, waardoor het agentschap meer ondersteuning op het gebied van terugkeer kon bieden aan de lidstaten en in de noodzakelijke middelen voor de hotspots kon worden voorzien. De uiteindelijke EU-subsidie voor 2016 werd door de begrotingsautoriteit vastgesteld op 238 686 000 EUR. Aangezien de werkzaamheden van het agentschap op het gebied van het beheer van de buitengrenzen op hetzelfde peil moeten worden voortgezet, ook wat betreft opsporing en redding en terugkeer, dient het subsidiebedrag voor 2016 als basisbedrag voor de jaarlijkse begroting van het Europees grens- en kustwachtagentschap te worden gehandhaafd. Wil het agentschap zijn nieuwe taken echter overeenkomstig dit voorstel op passende wijze kunnen vervullen, dan zal voor 2017 in de Uniebegroting voor het agentschap 31,5 miljoen EUR meer dan in 2016 moeten worden opgenomen, en tot 2020 in 602 extra posten (waarvan 329 personeelsformatieposten en 273 posten voor extern personeel) moeten worden voorzien alsmede in de daarvoor benodigde financiële middelen. 5. OVERIGE ELEMENTEN • Regelingen betreffende toezicht, evaluatie en rapportage Het Europees grens- en kustwachtagentschap moet verslag uitbrengen over een aantal aspecten van zijn activiteiten en toezicht houden op zijn werkzaamheden. In de eerste plaats moet het agentschap een geconsolideerd jaarlijks activiteitenverslag opstellen, waarin een evaluatie moet worden opgenomen over de uitgevoerde gezamenlijke operaties en snelle grensinterventies. De Commissie moet om de drie jaar overeenkomstig haar richtsnoeren een beoordeling verrichten van het effect, de doeltreffendheid en de doelmatigheid van alle activiteiten van het agentschap. De Commissie moet de resultaten van de evaluatie doorgeven aan het Europees Parlement, de Raad en de raad van het bestuur van het agentschap. Deze resultaten worden ook gepubliceerd. Daarnaast kan het Europees Parlement of de Raad de uitvoerend directeur van het agentschap verzoeken verslag uit te brengen aan die instellingen over de wijze waarop hij zijn taken heeft uitgeoefend. • Toelichting bij de specifieke bepalingen van het voorstel Het voorstel stelt de algemene beginselen vast voor het Europees geïntegreerd grensbeheer, teneinde een doeltreffend beheer van migratie en een hoog niveau van interne veiligheid in de Unie te waarborgen en het vrije verkeer van personen in de Unie in stand te houden. Het geïntegreerde grensbeheer van de EU bestaat uit maatregelen in derde landen, maatregelen die in samenwerking met naburige derde landen worden uitgevoerd, grenstoezichtmaatregelen aan de buitengrenzen en maatregelen op het gebied van het vrije verkeer, met inbegrip van de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal in een lidstaat verblijven. Het doel van het voorstel is de oprichting van een Europese grens- en kustwacht, die met het geïntegreerd grensbeheer wordt belast. Het Europees grens- en kustwachtagentschap krijgt ten opzichte van het mandaat van Frontex uitgebreidere bevoegdheden inzake alles aspecten van geïntegreerd grensbeheer. De Europese grens- en kustwacht wordt gevormd door het Europees grens- en kustwachtagentschap en de nationale autoriteiten die met het grensbeheer zijn belast, inclusief de kustwachten voor zover deze taken op het gebied van grenstoezicht uitvoeren. De Europese grens- en kustwacht krijgt tot taak het Europees geïntegreerd grensbeheer uit te voeren overeenkomstig het beginsel van gedeelde verantwoordelijkheid. Aangezien alle nationale grenswachten, met inbegrip van de kustwachten voor zover deze taken op het gebied van grenstoezicht vervullen, het Europees geïntegreerd grensbeheer uitvoeren, zijn zij tegelijkertijd zowel Europese grens- en kustwachten als nationale grenswachten en kustwachten. Omdat het agentschap andere bevoegdheden zal hebben dan Frontex, krijgt het de nieuwe naam Europees grens- en kustwachtagentschap. Als belangrijkste taken moet het Europees grens- en kustwachtagentschap een operationele en technische strategie vaststellen voor de uitvoering van geïntegreerd grensbeheer op het niveau van de Unie, toezien op de effectiviteit van het grenstoezicht aan de buitengrenzen van de lidstaten, kwetsbaarheidsbeoordelingen verrichten en ervoor zorgen dat tekortkomingen in het beheer van de buitengrenzen door de nationale autoriteiten worden aangepakt, intensievere operationele en technische bijstand verlenen aan lidstaten door middel van gezamenlijke operaties en snelle grensinterventies, toezien op de praktische uitvoering van maatregelen in situaties die snel optreden aan de buitengrenzen vereisen, alsook terugkeeroperaties en -interventies organiseren, coördineren en uitvoeren. Het Europees grens- en kustwachtagentschap zal een effectief globaal overzicht moeten hebben van de situatie, zodat het in staat is vast te stellen of een lidstaat de toepasselijke EU-wetgeving kan uitvoeren en of er zwakke punten zijn in het grensbeheer van een lidstaat, teneinde te voorkomen dat versterking van de migratiestromen tot ernstige problemen aan de buitengrenzen leidt. Dit voorstel bevat daarom de volgende onderdelen om de sterkere rol van het Europees grens- en kustwachtagentschap ten opzichte van Frontex mogelijk te maken: oprichting van een centrum voor monitoring en risicoanalyse met de capaciteit om de migratiestromen naar en binnen de Europese Unie te monitoren en risicoanalyses uit te voeren ten behoeve van de lidstaten, die alle voor geïntegreerd grensbeheer relevante aspecten bestrijken, en met name grenstoezicht, terugkeer, irreguliere secundaire stromen van derdelanders in de Europese Unie, preventie van grensoverschrijdende criminaliteit (met inbegrip van facilitering van irreguliere immigratie, mensenhandel en terrorisme), alsmede de situatie in de naburige derde landen. Het doel hiervan is de ontwikkeling van een mechanisme voor vroegtijdige waarschuwing waarmee de migratiestromen naar de EU kunnen worden geanalyseerd; uitzending van verbindingsfunctionarissen door het agentschap naar de lidstaten zodat het agentschap zijn monitoringtaak doeltreffend kan uitvoeren, niet alleen door risicoanalyse en gegevensuitwisseling en via Eurosur, maar ook door aanwezigheid op het terrein. De verbindingsfunctionarissen moeten de samenwerking tussen het agentschap en de lidstaten bevorderen en met name meehelpen aan het verzamelen van de informatie die het agentschap nodig heeft voor het uitvoeren van kwetsbaarheidsbeoordelingen en het monitoren van de maatregelen die de lidstaten aan de buitengrenzen uitvoeren; toezichthoudende taak van het agentschap: het agentschap verricht verplichte kwetsbaarheidsbeoordelingen om vast te stellen of de lidstaten de capaciteit hebben om problemen aan hun buitengrenzen aan te pakken. Daartoe wordt onder meer een beoordeling verricht van de uitrusting en de middelen waarover de lidstaten beschikken en van hun noodplannen. De uitvoerend directeur stelt, op advies van de raad van toezicht die binnen het Europees grens- en kustwachtagentschap wordt ingesteld, de maatregelen vast die de betrokken lidstaat moet nemen en bepaalt binnen welke termijn dat moet gebeuren. Het besluit van de uitvoerend directeur is voor de betrokken lidstaat bindend; worden de nodige maatregelen niet binnen de gestelde termijn getroffen, dan wordt de zaak voorgelegd aan de raad van bestuur, die er nader over beslist. Als de lidstaat ook dan niet in actie komt en daardoor de werking in gevaar kan brengen, kan de Commissie een uitvoeringsbesluit vaststellen betreffende rechtstreekse interventie door het agentschap; nieuwe procedures voor situaties die dringende maatregelen vereisen: bedoeld voor situaties waarin een lidstaat nalaat de nodige corrigerende maatregelen te treffen overeenkomstig de kwetsbaarheidsbeoordeling of in geval van onevenredige migratiedruk aan de buitengrenzen, waardoor de bewaking van de buitengrenzen zodanig onwerkzaam wordt dat de werking van het Schengengebied in gevaar komt. Dit houdt in dat de Commissie een uitvoeringsbesluit vaststelt betreffende de maatregelen die het Europees grens- en kustwachtagentschap moet treffen overeenkomstig deze verordening en waarbij de betrokken lidstaat verplicht wordt om bij de uitvoering van die maatregelen aan het agentschap zijn medewerking te verlenen. Het agentschap zal dan bepalen welke actie moeten worden ondernomen voor de praktische tenuitvoerlegging van de maatregelen in het besluit van de Commissie en zal rechtstreeks in de betrokken lidstaat interveniëren; meer taken voor het agentschap: deze omvatten het opzetten en uitzenden van Europese grens- en kustwachtteams ten behoeve van gezamenlijke operaties en snelle grensinterventies, het opzetten van een pool van technische uitrusting, het verlenen van bijstand aan de Commissie bij de coördinatie van de activiteiten van de ondersteuningsteams voor migratiebeheer in de hotspotgebieden, en een versterkte rol op het gebied van terugkeer, risicoanalyse, opleiding en onderzoek; verplichte bundeling van personele middelen: er wordt een snel inzetbare reservepool opgezet, die bestaat uit een permanent orgaan waarvoor jaarlijks een klein percentage van het totale aantal grenswachters in de lidstaten wordt aangewezen. De inzet van Europese grens- en kustwachtteams uit de snel inzetbare reservepool wordt indien nodig onmiddellijk aangevuld met extra Europese grens- en kustwachtteams; vorming van een eigen pool van technische uitrusting: het agentschap verwerft zelfstandig of samen met een lidstaat een pool van door de lidstaten te leveren technische uitrusting en beheert die pool, op basis van de door het agentschap vastgestelde behoeften. De pool van technische uitrusting wordt aangevuld met vervoersmaterieel en operationele uitrusting, aangeschaft door de lidstaten in het kader van de specifieke acties van het Fonds voor interne veiligheid; belangrijke rol op het gebied van bijstand aan de Commissie bij de coördinatie van de ondersteuningsteams voor migratiebeheer in de hotspotgebieden: bij gemengde migratiestromen en in het kader van de verlening van gecoördineerde en versterkte technische en operationele steun aan de lidstaten door het agentschap en het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken, Europol en andere relevante agentschappen van de Unie; grotere rol voor het agentschap op het gebied van terugkeer: er wordt binnen het agentschap een terugkeerbureau opgericht, dat de lidstaten alle nodige operationele versterking moet bieden in het kader van de terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen. Het agentschap coördineert en organiseert terugkeeroperaties en terugkeerinterventies van de lidstaten en bevordert op eigen initiatief de organisatie daarvan ter versterking van het terugkeerstelsel van de lidstaten die aan bijzondere druk blootstaan. Het agentschap moet kunnen beschikken over een pool van toezichthouders en begeleiders voor gedwongen terugkeer en specialisten op het gebied van terugkeer die worden toegewezen aan Europese interventieteams voor terugkeer die in de lidstaten zullen worden ingezet; deelname van het agentschap aan het beheer van onderzoeks- en innovatieactiviteiten die voor het toezicht op de buitengrenzen relevant zijn, onder meer met betrekking tot het gebruik van geavanceerde grensbewakingstechnologie zoals op afstand bestuurde luchtvaartuigsystemen, en de ontwikkeling van proefprojecten op terreinen die onder deze verordening vallen; Europese samenwerking inzake kustwachttaken: ontwikkeling van sectoroverschrijdende samenwerking tussen het Europees grens- en kustwachtagentschap, het Europees Bureau voor visserijcontrole en het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid teneinde synergieën tussen deze agentschappen te verbeteren en daardoor op efficiëntere en kosteneffectievere basis allerlei diensten te verlenen aan nationale autoriteiten die kustwachttaken uitvoeren; intensievere samenwerking met derde landen door coördinatie van de operationele samenwerking tussen lidstaten en derde landen op het gebied van grensbeheer, ook wat de coördinatie van gezamenlijke operaties betreft, en uitzending van verbindingsfunctionarissen naar derde landen, alsmede samenwerking met de autoriteiten van derde landen op het gebied van terugkeer, ook wat de verkrijging van reisdocumenten betreft; versterking van de bevoegdheid van het agentschap om persoonsgegevens te verwerken: persoonsgegevens mogen ook worden verwerkt in het kader van de organisatie en coördinatie van gezamenlijke operaties, proefprojecten, snelle grensinterventies, terugkeeroperaties, terugkeerinterventies en ondersteuningsteams voor migratiebeheer, en in het kader van de informatie-uitwisseling met de lidstaten, het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken, Europol, Eurojust en andere agentschappen van de Unie; bescherming van de grondrechten door het opzetten van een klachtenregeling voor het afhandelen van klachten over mogelijke schending van de grondrechten in het kader van de activiteiten van het Europees grens- en kustwachtagentschap. De klachtenregeling is een administratief mechanisme, aangezien het agentschap niet zelf beschuldigingen van schending van de grondrechten door leden van de Europese grens- en kustwachtteams kan onderzoeken. 2015/0310 (COD) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de Europese grens- en kustwacht en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2007/2004, Verordening (EG) nr. 863/2007 en Besluit 2005/267/EG van de Raad HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 77, lid 2, onder b) en d), en artikel 79, lid 2, onder c), Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité, Gezien het advies van het Comité van de Regio’s, Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt: (1) De Europese Raad heeft op 25 en 26 juni 2015 opgeroepen tot extra inspanningen om een integrale oplossing van de migrantencrisis tot stand te brengen, onder meer door versterking van het beheer van de grenzen, zodat de aanwassende gemengde migratiestromen beter in de hand kunnen worden gehouden. Voorts heeft de Europese Raad op 23 september 2015 benadrukt dat de dramatische situatie aan de buitengrenzen moet worden aangepakt en de controles aan die grenzen moeten worden geïntensiveerd, onder meer door te voorzien in extra middelen voor het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie, het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken en Europol, en met personeel en uitrusting van de lidstaten. (2) Het beleid van de Unie op het gebied van het beheer van de buitengrenzen is gericht op de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van een geïntegreerd Europees grensbeheer op nationaal en Unieniveau, hetgeen een noodzakelijk uitvloeisel is van het vrije verkeer van personen in de Unie en een wezenlijk onderdeel van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht. Europees geïntegreerd grensbeheer is een kernvoorwaarde voor een beter migratiebeheer en een hoog niveau van interne veiligheid in de Unie. (3) Het Europees geïntegreerd migratiebeheer gaat uit van het op vier niveaus gebaseerde toegangsmodel en omvat maatregelen in derde landen, zoals die in het kader van het gemeenschappelijk visumbeleid, maatregelen met naburige derde landen, grenstoezichtmaatregelen aan de buitengrenzen zelf alsmede risicoanalyse, maatregelen binnen het gebied van vrij verkeer en op het gebied van terugkeer. (4) Met het oog op de doeltreffende tenuitvoerlegging van het Europees geïntegreerd grensbeheer moet een Europese grens- en kustwacht worden opgericht. De Europese grens- en kustwacht, die wordt gevormd door het Europees grens- en kustwachtagentschap en de nationale autoriteiten die met het grensbeheer zijn belast, inclusief de kustwachten voor zover deze taken op het gebied van grenstoezicht uitvoeren, is gebaseerd op het gemeenschappelijke gebruik van informatie, capaciteiten en systemen op nationaal niveau en de respons van het Europees grens- en kustwachtagentschap op Unieniveau. (5) Het Europees geïntegreerd grensbeheer valt onder de gezamenlijke verantwoordelijkheid van het Europees grens- en kustwachtagentschap en de nationale autoriteiten die met het grensbeheer zijn belast, inclusief de kustwachten voor zover deze taken op het gebied van grenstoezicht uitvoeren. Hoewel de lidstaten de eerste verantwoordelijkheid behouden voor het beheer van hun deel van de buitengrenzen, dient, in hun belang en in het belang van alle lidstaten die het grenstoezicht aan de binnengrenzen hebben afgeschaft, het Europees grens- en kustwachtagentschap te zorgen voor de toepassing van Uniemaatregelen met betrekking tot het beheer van de buitengrenzen door het optreden van de lidstaten die deze maatregelen uitvoeren, te versterken, te beoordelen en te coördineren. (6) De ontwikkeling van het beleid en de wetgeving inzake toezicht op de buitengrenzen en inzake terugkeer blijft de verantwoordelijkheid van de instellingen van de Unie. Nauwe samenwerking tussen het Europees grens- en kustwachtagentschap en die instellingen dient te worden gewaarborgd. (7) Het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie, bekend als Frontex, is opgericht bij Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad. Nadat het op 1 mei 2005 met zijn werkzaamheden is begonnen, heeft het agentschap de lidstaten met succes bijgestaan bij de uitvoering van de operationele aspecten van het beheer van de buitengrenzen door middel van gezamenlijke operaties en snelle grensinterventies, alsmede door het verrichten van risicoanalyses, het uitwisselen van informatie, het onderhouden van de betrekkingen met derde landen en het terugzenden van illegaal op het grondgebied van de lidstaten verblijvende onderdanen van derde landen. (8) Gezien de toenemende migratiedruk aan de buitengrenzen, de noodzaak om een hoog niveau van interne veiligheid binnen de Unie te verzekeren en de werking van het Schengengebied te waarborgen, alsmede gezien het overkoepelende beginsel van solidariteit, dient het beheer van de buitengrenzen te worden versterkt door voort te bouwen op de werkzaamheden van Frontex en dit verder uit te bouwen tot een agentschap dat de gedeelde verantwoordelijkheid voor het beheer van de buitengrenzen draagt. (9) De taken van Frontex dienen derhalve te worden uitgebreid en gezien die wijzigingen dient het de nieuwe naam Europees grens- en kustwachtagentschap te krijgen. Als belangrijkste taken moet het Europees grens- en kustwachtagentschap een operationele en technische strategie vaststellen voor de uitvoering van geïntegreerd grensbeheer op het niveau van de Unie, toezien op de effectiviteit van het grenstoezicht aan de buitengrenzen, intensievere operationele en technische bijstand verlenen aan lidstaten door middel van gezamenlijke operaties en snelle grensinterventies, toezien op de praktische uitvoering van maatregelen in situaties die snel optreden aan de buitengrenzen vereisen, alsook terugkeeroperaties en terugkeerinterventies organiseren, coördineren en uitvoeren. (10) Het Europees grens- en kustwachtagentschap steunt voor de doeltreffende uitvoering van zijn taken op de medewerking van de lidstaten. Het is in dit verband van belang dat het agentschap en de lidstaten te goeder trouw optreden en snel en nauwgezet informatie uitwisselen. (11) Het Europees grens- en kustwachtagentschap dient op basis van een gemeenschappelijk geïntegreerd risicoanalysemodel algemene en gespecialiseerde risicoanalyses te verrichten, die door het agentschap zelf en door de lidstaten worden toegepast. Het Europees grens- en kustwachtagentschap dient, mede op basis van door de lidstaten verstrekte informatie, passende informatie en inlichtingen te verstrekken over alle aspecten die voor het Europese geïntegreerde grensbeheer relevant zijn, in het bijzonder grenstoezicht, terugkeer, irreguliere secundaire migratie van onderdanen van derde landen binnen de Unie, preventie van grensoverschrijdende criminaliteit inclusief het faciliteren van irreguliere immigratie, mensenhandel en terrorisme, alsmede de situatie in naburige derde landen, zodat passende maatregelen kunnen worden getroffen en geconstateerde dreigingen kunnen worden aangepakt, met als doel de verbetering van het geïntegreerde beheer van de buitengrenzen. (12) In een geest van gedeelde verantwoordelijkheid heeft het Europees grens- en kustwachtagentschap de taak om het beheer van de buitengrenzen regelmatig te monitoren. Het agentschap dient te zorgen voor correcte en doeltreffende monitoring, niet alleen door middel van risicoanalyse en gegevensuitwisseling en via Eurosur, maar ook door aanwezigheid van de eigen deskundigen in de lidstaten. Het agentschap moet derhalve in specifieke lidstaten voor bepaalde tijd verbindingsfunctionarissen kunnen inzetten, die aan de uitvoerend directeur verslag uitbrengen. Het verslag van de verbindingsfunctionarissen moet deel uitmaken van de kwetsbaarheidsbeoordeling. (13) Het Europees grens- en kustwachtagentschap dient een kwetsbaarheidsbeoordeling te verrichten, in het kader waarvan het agentschap het vermogen van de lidstaten beoordeelt om het hoofd te bieden aan uitdagingen aan hun buitengrenzen, onder meer door beoordeling van hun materieel en middelen en hun noodplannen om eventuele crises aan de buitengrenzen aan te pakken. De lidstaten dienen actie te ondernemen om door die beoordeling aan het licht gebrachte tekortkomingen te corrigeren. De uitvoerend directeur dient, op advies van de raad van toezicht die binnen het Europees grens- en kustwachtagentschap wordt ingesteld, de maatregelen vast te stellen die de betrokken lidstaat moet nemen en te bepalen binnen welke termijn dat moet gebeuren. Het daartoe strekkende besluit dient voor de betrokken lidstaat bindend te zijn; worden de nodige maatregelen niet binnen de gestelde termijn getroffen, dan dient de zaak te worden voorgelegd aan de raad van bestuur, die er nader over moet beslissen. (14) Het Europees grens- en kustwachtagentschap dient passende technische en operationele bijstand aan de lidstaten te organiseren ter versterking van hun vermogen om te voldoen aan hun verplichtingen ten aanzien van het toezicht op de buitengrenzen en het hoofd te bieden aan problemen aan de buitengrenzen die het gevolg zijn van irreguliere immigratie of grensoverschrijdende criminaliteit. In dit verband dient het Europees grens- en kustwachtagentschap, op verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief, gezamenlijke operaties voor een of meer lidstaten te organiseren en te coördineren, en Europese grens- en kustwachtteams met de noodzakelijke technische uitrusting in te zetten; het agentschap kan deskundigen onder zijn eigen personeel uitzenden. (15) Wanneer er aan de buitengrenzen sprake is van specifieke en onevenredige druk, dient het Europees grens- en kustwachtagentschap, op verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief, snelle grensinterventies te organiseren en te coördineren, en uit een snel inzetbare reservepool Europese grens- en kustwachtteams met technische uitrusting in te zetten. De snelle grensinterventies moeten voor versterking zorgen bij situaties waarin een onmiddellijke respons vereist is en zo’n interventie doeltreffend is. Om dergelijke interventies doeltreffend te kunnen uitvoeren, moeten de lidstaten grenswachters en ander geschikt personeel ter beschikking stellen van de snel inzetbare reservepool. (16) Op bepaalde als “hotspots” bekend staande delen van de buitengrenzen, waar de lidstaten een onevenredige migratiedruk ondervinden als gevolg van een sterke instroom van migranten, moeten de lidstaten kunnen rekenen op extra operationele en technische versterking door ondersteuningsteams voor migratiebeheer, die bestaan uit deskundigen van de lidstaten die zijn uitgezonden door het Europees grens- en kustwachtagentschap en het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken, deskundigen van Europol of andere relevante agentschappen van de Unie, dan wel deskundigen die tot het personeel van het Europees grens- en kustwachtagentschap behoren. Het Europees grens- en kustwachtagentschap moet de Commissie steunen bij de coördinatie tussen de verschillende agentschappen op het terrein. (17) In gevallen waarin een lidstaat nalaat de nodige corrigerende maatregelen te treffen overeenkomstig de kwetsbaarheidsbeoordeling of in geval van onevenredige migratiedruk aan de buitengrenzen, waardoor de bewaking van de buitengrenzen zodanig onwerkzaam wordt dat de werking van het Schengengebied in gevaar komt, dient op Unieniveau een uniforme, snelle en doeltreffende respons te worden gegeven. Voor dit doel en met het oog op betere coördinatie op Unieniveau dient de Commissie vast te stellen welke maatregelen het Europees grens- en kustwachtagentschap moet treffen, en dient zij de betrokken lidstaat te verplichten om bij de uitvoering van die maatregelen zijn medewerking te verlenen aan het agentschap. Het agentschap dient dan te bepalen welke actie moeten worden ondernomen voor de praktische tenuitvoerlegging van de maatregelen in het besluit van de Commissie en samen met de betrokken lidstaat een actieplan op te stellen. (18) Het Europees grens- en kustwachtagentschap dient te beschikken over de nodige uitrusting en het nodige personeel om te kunnen inzetten bij gezamenlijke operaties of snelle grensinterventies. Wanneer het Europees grens- en kustwachtagentschap op verzoek van een lidstaat of in een situatie die spoedactie vereist een snelle grensinterventie opzet, dient het agentschap Europese grens- en kustwachtteams te kunnen inzetten uit een snel inzetbare reservepool, die de vorm moet aannemen van een permanent orgaan dat bestaat uit een klein percentage van het totale aantal grenswachters in de lidstaten, maar ten minste 1 500 personen moet omvatten. De inzet van Europese grens- en kustwachtteams uit de snel inzetbare reservepool moet indien nodig onmiddellijk worden aangevuld met extra Europese grens- en kustwachtteams. (19) Gezien de snelheid waarmee uitrusting en personeel moeten kunnen worden ingezet aan bepaalde delen van de buitengrenzen die met een plotselinge grote instroom van migranten worden geconfronteerd, dient het Europees grens- en kustwachtagentschap in staat te zijn om zijn eigen technische uitrusting in te zetten en deze zelf of in gezamenlijke eigendom met een lidstaat aan te schaffen. Die technische uitrusting moet desgevraagd aan het agentschap ter beschikking worden gesteld. Het Europees grens- en kustwachtagentschap dient een pool van door de lidstaten verstrekte technische uitrusting te beheren op basis van de door het agentschap vastgestelde behoeften; die pool dient te worden aangevuld met vervoersmaterieel en operationele uitrusting, aangeschaft door de lidstaten in het kader van de specifieke acties van het Fonds voor interne veiligheid. (20) De Europese Raad heeft op 8 oktober 2015 opgeroepen tot verruiming van het mandaat van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie om de lidstaten te helpen de effectieve terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen te verzekeren, onder meer door op eigen initiatief terugkeeroperaties te organiseren en zijn rol inzake het verkrijgen van reisdocumenten te versterken. De Europese Raad riep daartoe op tot het creëren van een terugkeerbureau binnen het Europees grens- en kustwachtagentschap, dat de activiteiten van het agentschap op het gebied van terugkeer moet coördineren. (21) Het Europees grens- en kustwachtagentschap moet de bijstand aan lidstaten inzake de terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen intensiveren, met inachtneming van het terugkeerbeleid van de Unie en overeenkomstig Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad. Met name dient het de terugkeeroperaties van een of meer lidstaten te organiseren en coördineren en terugkeerinterventies te organiseren en uitvoeren ter versterking van het terugkeerstelsel van lidstaten die aanvullende technische en operationele bijstand nodig hebben om te voldoen aan hun verplichting uit hoofde van die richtlijn om illegaal verblijvende onderdanen van derde landen terug te zenden. (22) Het Europees grens- en kustwachtagentschap dient pools samen te stellen van door de lidstaten ter beschikking te stellen toezichthouders voor gedwongen terugkeer, deskundigen inzake gedwongen terugkeer en specialisten inzake terugkeer, die bij terugkeeroperaties worden ingezet en deel uitmaken van gespecialiseerde Europese terugkeerinterventieteams die bij terugkeerinterventies worden ingezet. Het Europees grens- en kustwachtagentschap dient de betrokkenen de nodige opleiding te bieden. (23) Het Europees grens- en kustwachtagentschap moet specifieke opleidingsinstrumenten ontwikkelen en een opleiding op Unieniveau aanbieden voor de nationale opleiders van grenswachters, alsmede aanvullende opleidingen en studiebijeenkomsten voor personeelsleden van de bevoegde nationale diensten in verband met de bewaking van de buitengrenzen en de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven. Het agentschap moet in samenwerking met de lidstaten en derde landen opleidingsactiviteiten kunnen organiseren op hun grondgebied. (24) Het Europees grens- en kustwachtagentschap dient toe te zien op en bij te dragen tot ontwikkelingen op het gebied van onderzoek die relevant zijn voor het toezicht op de buitengrenzen, onder meer met betrekking tot het gebruik van geavanceerde grensbewakingstechnologie, en de verzamelde informatie door te geven aan de lidstaten en de Commissie. (25) Voor een doeltreffend geïntegreerd beheer van de buitengrenzen dienen de lidstaten regelmatig, snel en op betrouwbare wijze onderling informatie uit te wisselen betreffende het beheer van de buitengrenzen, irreguliere immigratie en terugkeer. Het Europees grens- en kustwachtagentschap dient ter vergemakkelijking van die uitwisseling overeenkomstig de Uniewetgeving inzake gegevensbescherming informatiesystemen te ontwikkelen en toe te passen. (26) Ten behoeve van de vervulling van zijn taken en voor zover dat voor de uitvoering daarvan nodig is, kan het Europees grens- en kustwachtagentschap, op terreinen die onder deze verordening vallen, samenwerken met instellingen, organen en instanties van de Unie en internationale organisaties in het kader van werkafspraken die overeenkomstig het Unierecht en -beleid tot stand zijn gekomen. Deze werkafspraken moeten vooraf door de Commissie zijn goedgekeurd. (27) De nationale autoriteiten die kustwachttaken uitvoeren zijn verantwoordelijk voor een breed spectrum van werkzaamheden, zoals onder meer maritieme veiligheid, beveiliging, opsporing en redding, grenstoezicht, visserijcontrole, douanetoezicht, algemene rechtshandhaving en milieubescherming. Het Europees grens- en kustwachtagentschap, het bij Verordening (EG) nr. 768/2005 van de Raad opgerichte Europees Bureau voor visserijcontrole en het bij Verordening (EG) nr. 1406/2002 van het Europees Parlement en de Raad opgerichte Europees Agentschap voor maritieme veiligheid moeten daarom zowel hun onderlinge samenwerking als de samenwerking met de nationale autoriteiten die kustwachttaken uitvoeren, intensiveren teneinde de maritieme situatiekennis te versterken en samenhangende en kosteneffectieve maatregelen te ondersteunen. (28) Het Europees grens- en kustwachtagentschap moet in het kader van het Uniebeleid voor externe betrekkingen de operationele samenwerking tussen de lidstaten en derde landen faciliteren en aanmoedigen, onder meer door de operationele samenwerking tussen lidstaten en derde landen op het gebied van het beheer van de buitengrenzen te coördineren en verbindingsfunctionarissen naar derde landen uit te zenden, en door met de autoriteiten van derde landen samen te werken op het gebied van terugkeer, ook wat de verkrijging van reisdocumenten betreft. Bij de samenwerking met derde landen nemen het Europees grens- en kustwachtagentschap en de lidstaten normen en maatstaven in acht die ten minste gelijkwaardig zijn aan die welke in de Uniewetgeving zijn vastgelegd, ook wanneer de operaties in het kader van samenwerking met derde landen op het grondgebied van die landen plaatsvinden. (29) Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en de beginselen die zijn vervat in de artikelen 2 en 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Met name wordt met deze verordening gestreefd naar volledige eerbiediging van de menselijke waardigheid, het recht op leven, het recht op vrijheid en veiligheid, het recht op de bescherming van persoonsgegevens, het recht op toegang tot asiel, het recht op een doeltreffende voorziening in rechte, de rechten van het kind, het verbod van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing en het verbod van mensenhandel, en naar bevordering van de toepassing van de beginselen van non-discriminatie en non-refoulement. (30) Bij deze verordening wordt een klachtenregeling voor het Europees grens- en kustwachtagentschap ingesteld, in samenwerking met de grondrechtenfunctionaris, teneinde de eerbiediging van de grondrechten bij alle activiteiten van het agentschap te monitoren en te waarborgen. Deze regeling dient te bestaan uit een bestuurlijk mechanisme waarbij de grondrechtenfunctionaris wordt belast met de behandeling van door het agentschap ontvangen klachten, overeenkomstig het recht op behoorlijk bestuur. De grondrechtenfunctionaris dient de ontvankelijkheid van een klacht te onderzoeken, ontvankelijke klachten te registreren, alle geregistreerde klachten door te zenden aan de uitvoerend directeur, klachten betreffende grenswachters door te zenden aan de betrokken lidstaat en het gevolg dat het agentschap of de lidstaat aan de klacht geeft, te registreren. Strafrechtelijke onderzoeken dienen te worden uitgevoerd door de lidstaten. (31) Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, met name in situaties die urgente actie aan de buitengrenzen vereisen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad. (32) Het Europees grens- en kustwachtagentschap moet met betrekking tot operationele en technische aangelegenheden onafhankelijk zijn en juridisch, bestuurlijk en financieel autonoom zijn. Te dien einde is het noodzakelijk en gepast dat het agentschap een orgaan van de Unie is dat rechtspersoonlijkheid bezit en de uitvoeringsbevoegdheden uitoefent die hem bij deze verordening worden toegekend. (33) De Commissie en de lidstaten moeten in een raad van bestuur vertegenwoordigd zijn met het oog op de uitoefening van beleids- en politiek toezicht op het Europees grens- en kustwachtagentschap. Voor zover mogelijk moet de raad van bestuur bestaan uit de operationele hoofden van de nationale diensten die belast zijn met het grensbewakingsbeheer, of hun vertegenwoordigers. De raad van bestuur moet beschikken over de noodzakelijke bevoegdheden om de begroting vast te stellen, de uitvoering van de begroting te verifiëren, passende financiële voorschriften vast te stellen, transparante werkprocedures voor de besluitvorming door het Europees grens- en kustwachtagentschap tot stand te brengen en de uitvoerend directeur en de plaatsvervangend uitvoerend directeur te benoemen. Het bestuur en de werking van het agentschap moeten in overeenstemming zijn met de beginselen van de gemeenschappelijke aanpak voor de gedecentraliseerde agentschappen van de Europese Unie, die op 19 juli 2012 door het Europees Parlement, de Raad en de Europese Commissie is goedgekeurd. (34) Om de autonomie van het Europees grens- en kustwachtagentschap te waarborgen, moet aan het agentschap een eigen begroting worden toegekend die hoofdzakelijk wordt bekostigd met een bijdrage van de Unie. Op de bijdrage van de Unie en andere subsidies die ten laste komen van de algemene begroting van de Europese Unie moet de begrotingsprocedure van de Unie van toepassing zijn. De controle van de rekeningen dient te worden uitgevoerd door de Europese Rekenkamer. (35) Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad moet zonder beperkingen van toepassing zijn op het Europees grens- en kustwachtagentschap, dat moet toetreden tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF). (36) Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie moet op het Europees grens- en kustwachtagentschap van toepassing zijn. (37) Elke verwerking van persoonsgegevens door het Europees grens- en kustwachtagentschap in het kader van deze verordening moet voldoen aan Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad. (38) Bij elke verwerking van persoonsgegevens door lidstaten in het kader van deze verordening moet worden voldaan aan Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad en Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad en moeten de beginselen van noodzakelijkheid en evenredigheid in acht worden genomen. (39) Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van een stelsel van geïntegreerd beheer van de buitengrenzen en daarmee het waarborgen van de goede werking van het Schengengebied, niet voldoende kunnen worden verwezenlijkt door de zonder coördinatie optredende lidstaten, maar vanwege de afwezigheid van controles aan de binnengrenzen en in verband met de aanzienlijke migratiedruk aan de buitengrenzen en de noodzaak om binnen de Unie een hoog niveau van interne veiligheid te verzekeren, beter op het niveau van de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie maatregelen nemen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken. (40) Wat IJsland en Noorwegen betreft, houdt deze verordening een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, onder A, van Besluit 1999/437/EG. De regeling tussen de Europese Gemeenschap enerzijds en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen anderzijds inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie voorziet in regels betreffende de deelname van die landen aan de werkzaamheden van het agentschap, met inbegrip van bepalingen inzake financiële bijdragen en personeel. (41) Wat Zwitserland betreft, houdt deze verordening een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, onder A, B en G, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad. (42) Wat Liechtenstein betreft, houdt deze verordening een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, onder A, B en G, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad. (43) De regeling tussen enerzijds de Europese Gemeenschap en anderzijds de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein inzake de wijze waarop deze staten worden betrokken bij het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie voorziet in regels betreffende de deelname van die landen aan de werkzaamheden van het agentschap, met inbegrip van bepalingen inzake financiële bijdragen en personeel. (44) Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie gehechte Protocol betreffende de positie van Denemarken neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van deze verordening en is deze derhalve niet bindend voor, noch van toepassing op Denemarken. Aangezien deze verordening voortbouwt op het Schengenacquis overeenkomstig de bepalingen van titel IV van het derde deel van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, moet Denemarken overeenkomstig artikel 5 van dit protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad deze verordening heeft vastgesteld, beslissen of het deze in zijn nationale wetgeving zal omzetten. (45) Deze verordening houdt een ontwikkeling in van bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad; het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de aanneming van deze verordening, die niet bindend is voor, noch van toepassing is op het Verenigd Koninkrijk. (46) Deze verordening houdt een ontwikkeling in van bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad; Ierland neemt derhalve niet deel aan de aanneming van deze verordening, die niet bindend is voor, noch van toepassing is op Ierland. (47) Het agentschap dient de organisatie te vergemakkelijken van specifieke activiteiten waarbij de lidstaten gebruik kunnen maken van de expertise en faciliteiten die Ierland en het Verenigd Koninkrijk eventueel bereid zijn aan te bieden, overeenkomstig nadere voorwaarden die per geval door de raad van bestuur worden vastgelegd. Daartoe kunnen vertegenwoordigers van Ierland en het Verenigd Koninkrijk voor vergaderingen van de raad van bestuur worden uitgenodigd, zodat zij volledig kunnen deelnemen aan de voorbereiding van dergelijke specifieke activiteiten. (48) Er bestaat een controverse tussen het Koninkrijk Spanje en het Verenigd Koninkrijk over de afbakening van de grenzen van Gibraltar. (49) De opschorting van de toepasselijkheid van deze verordening op de grenzen van Gibraltar betekent niet dat de respectieve standpunten van de betrokken staten gewijzigd zijn. (50) De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd overeenkomstig artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 en heeft op […] advies uitgebracht. (51) Deze verordening strekt tot wijziging en uitbreiding van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad, Verordening (EG) nr. 863/2007 van het Europees Parlement en de Raad en Beschikking 2005/267/EG van de Raad. Aangezien de aan te brengen wijzigingen talrijk en ingrijpend zijn, moeten die handelingen omwille van de duidelijkheid worden vervangen en ingetrokken. Verwijzingen naar de ingetrokken verordeningen gelden als verwijzingen naar deze verordening, HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: HOOFDSTUK I EUROPESE GRENS- EN KUSTWACHT Artikel 1 Onderwerp Er wordt een Europese grens- en kustwacht opgericht met het oog op een Europees geïntegreerd beheer van de buitengrenzen van de Unie, teneinde een doeltreffend beheer van migratie en een hoog niveau van interne veiligheid in de Unie te waarborgen en het vrije verkeer van personen in de Unie in stand te houden. Artikel 2 Definities Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: “buitengrenzen”: de land- en zeegrenzen van de lidstaten, alsmede hun lucht- en zeehavens, waarop de bepalingen van titel II van Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van toepassing zijn; “grenstoezicht”: grenstoezicht zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 9, van Verordening (EG) nr. 562/2006; “Europese grens- en kustwachtteams”: teams bestaande uit grenswachters en ander relevant personeel van deelnemende lidstaten, onder wie nationale deskundigen die door de lidstaten naar het agentschap zijn gedetacheerd, die bij gezamenlijke operaties, snelle grensinterventies en in het kader van ondersteuningsteams voor migratiebeheer worden ingezet; “ontvangende lidstaat”: een lidstaat waarin een gezamenlijke operatie, een snelle interventie, een terugkeeroperatie of een terugkeerinterventie plaatsvindt of die dient als uitvalsbasis hiervoor; “lidstaat van herkomst”: de lidstaat waarvan een lid van de Europese grens- en kustwachtteams grenswachter of ander relevant personeelslid is; “deelnemende lidstaat”: een lidstaat die deelneemt aan een gezamenlijke operatie, een snelle grensinterventie, een terugkeeroperatie, een terugkeerinterventie of een ondersteuningsteam voor migratiebeheer, door technische uitrusting, grenswachters en andere relevante personeelsleden ter beschikking te stellen om te worden ingezet in het kader van een Europees grens- en kustwachtteam, alsook een lidstaat die deelneemt aan een terugkeeroperatie of terugkeerinterventie door technische uitrusting of personeel ter beschikking te stellen; “leden van de Europese grens- en kustwachtteams”: functionarissen van grenswachtdiensten of andere relevante personeelsleden van andere lidstaten dan de ontvangende lidstaat, onder wie bij het agentschap gedetacheerde nationale deskundigen en grenswachters van lidstaten die aan gezamenlijke operaties of snelle grensinterventies deelnemen; “teamleden”: leden van Europese grens- en kustwachtteams of van teams van bij taken op het gebied van terugkeer betrokken personeelsleden die aan terugkeeroperaties of terugkeerinterventies deelnemen; “ondersteuningsteams voor migratiebeheer”: teams van deskundigen die de lidstaten operationele en technische versterking bieden in hotspotgebieden; de leden zijn deskundigen die vanuit de lidstaten door het Europees grens- en kustwachtagentschap en het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken worden gedetacheerd en deskundigen van Europol en andere relevante agentschappen van de Unie; “terugkeer”: terugkeer zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 3, van Richtlijn 2008/115/EG; “terugkeerbesluit”: terugkeerbesluit zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 4, van Richtlijn 2008/115/EG; “terugkeerder”: een illegaal verblijvende onderdaan van een derde land ten aanzien van wie een terugkeerbesluit is genomen; “terugkeeroperatie”: een operatie voor de terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen, die door het agentschap wordt gecoördineerd en door een of meer lidstaten verstrekte technische en operationele steun behelst, waarbij terugkeerders vanuit een of meer lidstaten terugkeren in het kader van ofwel gedwongen terugkeer, ofwel de vrijwillige vervulling van een terugkeerverplichting; “terugkeerinterventie”: een interventie voor de terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen die voorziet in versterkte technische en operationele bijstand, bestaande uit de inzet van Europese terugkeerinterventieteams in lidstaten en de organisatie van terugkeeroperaties. Artikel 3 Europese grens- en kustwacht 1. Het Europees grens- en kustwachtagentschap en de nationale autoriteiten van de lidstaten die met het grensbeheer zijn belast, inclusief de kustwachten voor zover deze taken op het gebied van grenstoezicht uitvoeren, vormen samen de Europese grens- en kustwacht. 2. Het Europees grens- en kustwachtagentschap stelt een operationele en technische strategie voor Europees geïntegreerd grensbeheer op. Het agentschap bevordert en verzekert de uitvoering van het Europees geïntegreerd grensbeheer in alle lidstaten. 3. De nationale autoriteiten die met het grensbeheer zijn belast, inclusief de kustwachten voor zover deze taken op het gebied van grenstoezicht uitvoeren, stellen een nationale strategie voor geïntegreerd grensbeheer op. De nationale strategieën zijn in overeenstemming met de in lid 2 genoemde strategie. Artikel 4 Europees geïntegreerd grensbeheer Het Europees geïntegreerd grensbeheer omvat de volgende onderdelen: a) grenstoezicht, met inbegrip van eventuele maatregelen in verband met het voorkomen, opsporen en onderzoeken van grensoverschrijdende criminaliteit; b) analyse van de risico’s voor de interne veiligheid en van de dreigingen die de werking of de veiligheid van de buitengrenzen kunnen aantasten; c) samenwerking tussen de nationale autoriteiten die in de lidstaten belast zijn met het grenstoezicht of andere grenstaken, en tussen de betrokken instellingen, organen en instanties van de Unie, met inbegrip van regelmatige uitwisseling van informatie met behulp van de daarvoor bestaande instrumenten, en met name het bij Verordening (EG) nr. 1052/2013 van het Europees Parlement en de Raad ingestelde Europese grensbewakingssysteem (Eurosur). d) samenwerking met derde landen op gebieden die onder deze verordening vallen, met name naburige derde landen en derde landen die volgens de risicoanalyse land van herkomst of doorreis zijn van irreguliere migranten; e) technische en operationele maatregelen op het gebied van vrij verkeer die samenhangen met grenstoezicht en bedoeld zijn om irreguliere immigratie te voorkomen en grensoverschrijdende criminaliteit te bestrijden; f) terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven; g) gebruik van geavanceerde technologie, inclusief grootschalige informatiesystemen; h) een mechanisme voor kwaliteitscontrole dat de tenuitvoerlegging van de Uniewetgeving inzake grensbeheer moet waarborgen. Artikel 5 Gedeelde verantwoordelijkheid 1. De Europese grens- en kustwacht voert het Europees geïntegreerd grensbeheer uit als gezamenlijke verantwoordelijkheid van het Europees grens- en kustwachtagentschap en de nationale autoriteiten die met het grensbeheer zijn belast, inclusief de kustwachten voor zover deze taken op het gebied van grenstoezicht uitvoeren. 2. Het Europees grens- en kustwachtagentschap vergemakkelijkt de toepassing van Uniemaatregelen in verband met het beheer van de buitengrenzen door de acties van de lidstaten ter uitvoering van deze maatregelen en op het gebied van terugkeer te versterken, te beoordelen en te coördineren. De lidstaten dragen, in hun belang en in het belang van alle lidstaten die het grenstoezicht aan de binnengrenzen hebben afgeschaft, zorg voor het beheer van hun segment van de buitengrenzen, met volledige inachtneming van het Unierecht, overeenkomstig de in artikel 3, lid 2, bedoelde technische en operationele strategie en in nauwe samenwerking met het agentschap. 3. Het Europees grens- en kustwachtagentschap is verantwoordelijk voor het beheer van de buitengrenzen in de gevallen waarin deze verordening voorziet, en met name in situaties waarin de overeenkomstig de kwetsbaarheidsbeoordeling noodzakelijke corrigerende maatregelen niet zijn genomen of in geval van een onevenredige migratiedruk waardoor de bewaking van de buitengrenzen zodanig onwerkzaam wordt dat de werking van het Schengengebied in gevaar komt. HOOFDSTUK II EUROPEES GRENS- EN KUSTWACHTAGENTSCHAP Afdeling 1 Taken van het Europees grens- en kustwachtagentschap Artikel 6 Europees grens- en kustwachtagentschap 1. Teneinde aan alle buitengrenzen in een samenhangend Europees geïntegreerd grensbeheer te voorzien, vergemakkelijkt het agentschap de toepassing van de bestaande en toekomstige maatregelen van de Unie in verband met het beheer van de buitengrenzen, in het bijzonder de bij Verordening (EG) nr. 562/2006 vastgestelde Schengengrenscode, en maakt het deze effectiever. 2. Het Europees grens- en kustwachtagentschap, hierna “het agentschap” genoemd, is de nieuwe naam van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie, dat is opgericht bij Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad. De activiteiten van het agentschap worden voortaan geregeld door deze verordening. Artikel 7 Taken 1. Als bijdrage aan een doelmatig, hoog en uniform niveau van grenstoezicht verricht het agentschap de volgende taken: a) het stelt een centrum voor monitoring en risicoanalyse in met de capaciteit om de migratiestromen te monitoren en risicoanalyses uit te voeren die alle aspecten van het geïntegreerd grensbeheer bestrijken; b) het verricht een kwetsbaarheidsbeoordeling, waaronder een inschatting van de capaciteit van de lidstaten om het hoofd te bieden aan dreigingen en druk aan de buitengrenzen; c) het verleent bijstand aan de lidstaten in omstandigheden die extra technische en operationele bijstand aan de buitengrenzen vergen door de coördinatie en organisatie van gezamenlijke operaties, in overweging nemend dat in dit kader soms sprake is van humanitaire noodsituaties en reddingsacties op zee; d) het verleent bijstand aan de lidstaten in omstandigheden die extra technische en operationele bijstand aan de buitengrenzen vergen door snelle grensinterventies op te zetten aan de buitengrenzen van lidstaten die onder specifieke en onevenredige druk staan, in overweging nemend dat in dit kader soms sprake is van humanitaire noodsituaties en reddingsacties op zee; e) het zorgt voor het opzetten en uitzenden van Europese grens- en kustwachtteams, met inbegrip van een snel inzetbare reservepool, die bij gezamenlijke operaties en snelle interventies aan de grenzen en in het kader van de ondersteuningsteams voor migratiebeheer worden ingezet; f) het zorgt voor het opzetten van een pool van technische uitrusting die kan worden ingezet bij gezamenlijke operaties, bij snelle grensinterventies en in het kader van de ondersteuningsteams voor migratiebeheer, alsmede bij terugkeeroperaties en terugkeerinterventies; g) het zorgt voor het inzetten van Europese grens- en kustwachtteams en technische uitrusting voor de verlening van bijstand bij de screening, identificatie en het nemen van vingerafdrukken in het kader van de ondersteuningsteams voor migratiebeheer in hotspotgebieden; h) het ondersteunt de ontwikkeling van technische normen voor uitrusting, met name voor tactische bevelvoering, controle en communicatie, alsmede technisch toezicht op de interoperabiliteit op nationaal en Unieniveau; i) het zorgt voor de inzet van de nodige uitrusting en het nodige personeel voor de snel inzetbare reservepool voor de praktische uitvoering van de maatregelen die noodzakelijk zijn in een noodsituatie aan de buitengrenzen; j) het verleent bijstand aan de lidstaten in omstandigheden die extra technische en operationele bijstand vergen voor de uitvoering van de verplichting om illegaal verblijvende onderdanen van derde landen te doen terugkeren, onder meer door de coördinatie en organisatie van terugkeeroperaties; k) het zorgt voor het opzetten van pools van toezichthouders en begeleiders voor gedwongen terugkeer en terugkeerspecialisten; l) het zorgt voor het instellen en inzetten van Europese terugkeerinterventieteams bij terugkeerinterventies; m) het verleent bijstand aan de lidstaten bij het opleiden van nationale grenswachters en terugkeerdeskundigen, met inbegrip van de vaststelling van gemeenschappelijke opleidingsnormen; n) het neemt deel aan de ontwikkeling en het beheer van onderzoeks- en innovatieactiviteiten die voor het toezicht op en de bewaking van de buitengrenzen relevant zijn, onder meer met betrekking tot het gebruik van geavanceerde grensbewakingstechnologie zoals op afstand bestuurde luchtvaartuigsystemen, en de ontwikkeling van proefprojecten op terreinen die onder deze verordening vallen; o) het ontwikkelt en beheert, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001 en Kaderbesluit 2008/977/JBZ, informatiesystemen waarmee informatie over nieuwe risico’s bij het beheer van de buitengrenzen, over irreguliere immigratie en over terugkeer snel en betrouwbaar kan worden uitgewisseld, zulks in nauwe samenwerking met de Commissie, organen en instanties van de Unie en het bij Beschikking 2008/381/EG van de Raad opgezette Europees migratienetwerk; p) het verleent de nodige steun voor de ontwikkeling en het beheer van een Europees grensbewakingssysteem en zo nodig voor de ontwikkeling van een gemeenschappelijke structuur voor informatie-uitwisseling, met inbegrip van interoperabiliteit tussen systemen, met name door middel van de ontwikkeling, instandhouding en coördinatie van het Eurosur-kader overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1052/2013; q) het werkt samen met het Europees Bureau voor visserijcontrole en het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid ter ondersteuning van de nationale autoriteiten die kustwachttaken uitvoeren door diensten te verlenen, informatie te verstrekken, uitrusting te leveren en opleiding te verzorgen en operaties met meerdere doelen te coördineren; r) het verleent bijstand aan lidstaten en derde landen in het kader van de onderlinge operationele samenwerking op het gebied van het beheer van de buitengrenzen en terugkeer. 2. De lidstaten kunnen de samenwerking op operationeel niveau met andere lidstaten en/of derde landen aan de buitengrenzen voortzetten, onder meer met militaire operaties voor rechtshandhavingsdoeleinden en op het gebied van terugkeer, indien die samenwerking verenigbaar is met het optreden van het agentschap. De lidstaten onthouden zich van alle activiteiten die de werking van het agentschap of de verwezenlijking van de doelstellingen ervan in gevaar kunnen brengen. De lidstaten brengen over die operationele samenwerking met andere lidstaten en/of derde landen aan de buitengrenzen en op het gebied van terugkeer verslag uit aan het agentschap. De uitvoerend directeur van het agentschap (hierna “de uitvoerend directeur”) informeert de raad van bestuur van het agentschap (hierna “de raad van bestuur”) geregeld over die aangelegenheden en ten minste eenmaal per jaar. 3. Het agentschap kan op eigen initiatief communicatieactiviteiten ontplooien op terreinen die binnen zijn mandaat vallen. De communicatieactiviteiten mogen geen afbreuk doen aan de in lid 1 bedoelde taken en worden uitgevoerd in overeenstemming met de relevante communicatie- en verspreidingsplannen die de raad van bestuur heeft vastgesteld. Afdeling 2 Monitoring en crisispreventie Artikel 8 Verplichting tot samenwerking te goeder trouw Voor het agentschap en de nationale autoriteiten die met het grensbeheer zijn belast, inclusief de kustwachten voor zover deze taken op het gebied van grenstoezicht uitvoeren, gelden een verplichting tot samenwerking te goeder trouw en een verplichting tot uitwisseling van informatie. Artikel 9 Algemene verplichting tot uitwisseling van informatie De nationale autoriteiten die met het grensbeheer zijn belast, inclusief de kustwachten voor zover deze taken op het gebied van grenstoezicht uitvoeren, verstrekken het agentschap tijdig en op nauwgezette wijze alle informatie die het agentschap nodig heeft om de hem bij deze verordening opgedragen taken te vervullen, met name voor het monitoren van de migratiestromen naar en binnen de Unie, het verrichten van risicoanalyses en het uitvoeren van de kwetsbaarheidsbeoordeling. Artikel 10 Monitoring van de migratiestromen en risicoanalyse 1. Het agentschap stelt een centrum voor monitoring en risicoanalyse in met de capaciteit om de migratiestromen naar en binnen de Unie te monitoren. Het agentschap ontwikkelt daartoe een gemeenschappelijk geïntegreerd risicoanalysemodel, dat door het agentschap en de lidstaten wordt toegepast. 2. Het agentschap stelt algemene en specifieke risicoanalyses op, die bij de Raad en de Commissie worden ingediend. 3. De door het agentschap op te stellen risicoanalyses bestrijken alle voor het Europees geïntegreerd grensbeheer relevante aspecten, en met name grenstoezicht, terugkeer, irreguliere secundaire stromen van onderdanen van derde landen binnen de Unie, preventie van grensoverschrijdende criminaliteit (met inbegrip van facilitering van irreguliere immigratie, mensenhandel en terrorisme), alsmede de situatie in de naburige derde landen, met als doel het ontwikkelen van een mechanisme voor vroegtijdige waarschuwing waarmee de migratiestromen naar de Unie kunnen worden geanalyseerd. 4. De lidstaten verstrekken het agentschap alle nodige informatie over de situatie, over trends en mogelijke dreigingen aan de buitengrenzen en op het gebied van terugkeer. De lidstaten verstrekken het agentschap regelmatig, of op zijn verzoek, alle relevante informatie, zoals statistische en operationele gegevens die in verband met de uitvoering van het Schengenacquis zijn verzameld, alsmede informatie en inlichtingen die zijn afgeleid uit de analyselaag van het overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1052/2013 opgestelde nationale situatiebeeld. 5. De resultaten van de risicoanalyse worden voorgelegd aan de raad van toezicht en de raad van bestuur. 6. De lidstaten houden met de resultaten van de risicoanalyse rekening bij het plannen van hun operaties en activiteiten aan de buitengrenzen en hun activiteiten op het gebied van terugkeer. 7. Het agentschap verwerkt de resultaten van het gemeenschappelijk geïntegreerd risicoanalysemodel bij de ontwikkeling van de gemeenschappelijke basisinhoud voor de opleiding van grenswachters en bij terugkeertaken betrokken personeel. Artikel 11 Verbindingsfunctionarissen in lidstaten 1. Het agentschap zorgt voor regelmatige monitoring van het beheer van de buitengrenzen door in de lidstaten gestationeerde verbindingsfunctionarissen van het agentschap. 2. De uitvoerend directeur wijst uit het personeel van het agentschap deskundigen aan die als verbindingsfunctionarissen worden ingezet. De uitvoerend directeur bepaalt, op basis van een risicoanalyse en in overleg met de raad van bestuur, op welke wijze, in welke lidstaat en voor welke periode de verbindingsfunctionaris wordt ingezet. De uitvoerend directeur stelt de betrokken lidstaat in kennis van de aanwijzing van de verbindingsfunctionaris en bepaalt samen met de lidstaat op welke locatie de betrokkene wordt ingezet. 3. De verbindingsfunctionarissen treden op namens het agentschap en hun rol is het bevorderen van de samenwerking en de dialoog tussen het agentschap en de nationale autoriteiten die met het grensbeheer zijn belast, inclusief de kustwachten voor zover deze taken op het gebied van grenstoezicht uitvoeren. De verbindingsfunctionarissen hebben met name tot taak: a) op te treden als contactpersoon tussen het agentschap en de nationale autoriteiten die met het grensbeheer zijn belast, inclusief de kustwachten voor zover deze taken op het gebied van grenstoezicht uitvoeren. b) steun te verlenen aan het verzamelen van de informatie die het agentschap nodig heeft voor het verrichten van de in artikel 12 bedoelde kwetsbaarheidsanalyse; c) de maatregelen te monitoren die de lidstaat uitvoert bij grenssegmenten waarvoor een hoog impactniveau is vastgesteld overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1052/2013; d) de lidstaten bijstand te verlenen bij het opstellen van hun noodplannen; e) regelmatig verslag uit te brengen aan de uitvoerend directeur over de situatie aan de buitengrens en over het vermogen van de betrokken lidstaat om de situatie aan de buitengrenzen doeltreffend het hoofd te bieden; f) de maatregelen te monitoren die de lidstaat uitvoert ten aanzien van een situatie aan de buitengrenzen die dringend optreden vereist, als bedoeld in artikel 18. 4. Voor de toepassing van lid 3 is onder meer vereist dat de verbindingsfunctionaris: a) onbeperkte toegang heeft tot het nationale coördinatiecentrum en het nationale situatiebeeld dat overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1052/2013 is opgesteld; b) onbeperkte toegang heeft tot de nationale en Europese informatiesystemen die in het nationale coördinatiecentrum beschikbaar zijn, op voorwaarde dat de verbindingsfunctionaris de beveiligings- en gegevensbeschermingsvoorschriften van de lidstaat en van de Unie naleeft; c) regelmatig contact onderhoudt met de nationale autoriteiten die met het grensbeheer zijn belast, inclusief de kustwachten voor zover deze taken op het gebied van grenstoezicht uitvoeren, en het hoofd van het nationale coördinatiecentrum op de hoogte houdt. 5. Het verslag van de verbindingsfunctionaris maakt deel uit van de in artikel 12 bedoelde kwetsbaarheidsbeoordeling. 6. Bij de uitvoering van zijn taken aanvaardt de verbindingsfunctionaris uitsluitend instructies van het agentschap. Artikel 12 Kwetsbaarheidsbeoordeling 1. Het agentschap beoordeelt de technische uitrusting, de systemen, de vermogens, de middelen en de noodplannen van de lidstaten op het gebied van grenstoezicht. De beoordeling is gebaseerd op informatie die door de lidstaat en door de verbindingsfunctionaris wordt verstrekt, op informatie die uit Eurosur wordt verkregen, en met name het impactniveau dat overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1052/2013 voor de segmenten van de land- en zeebuitengrenzen van elke lidstaat is vastgesteld, en op de verslagen en evaluaties van gezamenlijke operaties, proefprojecten, snelle grensinterventies en andere activiteiten van het agentschap. 2. De lidstaten verstrekken op verzoek van het agentschap informatie over hun technische uitrusting en de personele en financiële middelen die op nationaal niveau voor de uitvoering van het grenstoezicht beschikbaar zijn, en leggen hun noodplannen over. 3. De kwetsbaarheidsbeoordeling houdt in dat het agentschap een beoordeling verricht van het vermogen en de paraatheid van de lidstaten om toekomstige uitdagingen het hoofd te bieden, waaronder de huidige en toekomstige dreigingen en druk aan de buitengrenzen; dat het agentschap, met name voor lidstaten die specifieke en onevenredige druk ondervinden, mogelijke onmiddellijke gevolgen aan de buitengrenzen en latere gevolgen voor de werking van het Schengengebied identificeert; en dat het agentschap hun vermogen beoordeelt om bij te dragen aan de in artikel 19, lid 5, bedoelde snel inzetbare reservepool. Deze beoordeling laat het Schengenevaluatiemechanisme onverlet. 4. De resultaten van de kwetsbaarheidsbeoordeling worden voorgelegd aan de raad van toezicht, die de uitvoerend directeur op basis van die resultaten adviseert over de door de lidstaten te nemen maatregelen, waarbij rekening wordt gehouden met de risicoanalyse van het agentschap en de resultaten van het Schengenevaluatiemechanisme. 5. De uitvoerend directeur stelt een besluit vast inzake de corrigerende maatregelen die de betrokken lidstaat moet nemen, onder meer met gebruikmaking van middelen in het kader van de financiële instrumenten van de Unie. Het besluit van de uitvoerend directeur is bindend voor de lidstaat en bevat bepalingen over de termijnen waarbinnen de maatregelen moeten worden genomen. 6. Indien een lidstaat nalaat binnen de gestelde termijn de noodzakelijke corrigerende maatregelen te nemen, legt de uitvoerend directeur de zaak voor aan de raad van bestuur en stelt hij de Commissie ervan in kennis. De raad van bestuur stelt een besluit vast inzake de corrigerende maatregelen die de betrokken lidstaat moet nemen en de termijn waarbinnen die maatregelen moeten worden genomen. Indien de lidstaat nalaat binnen de in dat besluit gestelde termijn de maatregelen te nemen, kan de Commissie overeenkomstig artikel 18 verdere maatregelen nemen. Afdeling 3 Beheer van de buitengrenzen Artikel 13 Maatregelen van het agentschap aan de buitengrenzen 1. De lidstaten kunnen het agentschap om bijstand vragen bij de uitvoering van hun verplichtingen inzake het toezicht op de buitengrenzen. Het agentschap voert tevens de in artikel 18 bedoelde maatregelen uit. 2. Het agentschap organiseert passende technische en operationele bijstand voor de ontvangende lidstaat en kan een of meer van de volgende maatregelen nemen: a) coördinatie van gezamenlijke operaties ten behoeve van een of meer lidstaten en inzet van Europese grens- en kustwachtteams; b) organisatie van snelle grensinterventies en inzet van Europese grens- en kustwachtteams uit de snel inzetbare reservepool en indien nodig inzet van extra Europese grens- en kustwachtteams; c) coördinatie van activiteiten ten behoeve van een of meer lidstaten en derde landen aan de buitengrenzen, waaronder gezamenlijke operaties met naburige derde landen; d) inzet van Europese grens- en kustwachtteams in het kader van de ondersteuningsteams voor migratiebeheer in hotspotgebieden; e) inzet van de eigen deskundigen en teamleden die door de lidstaten bij het agentschap zijn gedetacheerd om de bevoegde nationale autoriteiten van de betrokken lidstaten gedurende een passende periode te ondersteunen; f) inzet van technische uitrusting. 3. Het agentschap financiert of medefinanciert de in lid 2 bedoelde activiteiten met subsidies die overeenkomstig de voor het agentschap geldende financiële regels uit zijn begroting worden toegekend. Artikel 14 Gezamenlijke operaties en snelle grensinterventies aan de buitengrenzen 1. Lidstaten kunnen het agentschap verzoeken gezamenlijke operaties op te zetten om toekomstige uitdagingen het hoofd te kunnen bieden, waaronder huidige of toekomstige dreigingen aan de buitengrenzen die het gevolg zijn van irreguliere immigratie of grensoverschrijdende criminaliteit, of uitgebreidere technische en operationele bijstand te verlenen met het oog op de uitvoering van hun verplichtingen ten aanzien van het toezicht op de buitengrenzen. 2. Op verzoek van een lidstaat die geconfronteerd wordt met een situatie van specifieke en onevenredige druk, in het bijzonder de toestroom op bepaalde punten aan de buitengrenzen van grote aantallen onderdanen van derde landen die trachten illegaal het grondgebied van die lidstaat binnen te komen, kan het agentschap voor een beperkte periode een snelle grensinterventie opzetten op het grondgebied van die ontvangende lidstaat. 3. Voor de evaluatie, de goedkeuring en de coördinatie van voorstellen van lidstaten voor gezamenlijke operaties is de uitvoerend directeur bevoegd. Voorafgaand aan gezamenlijke operaties en snelle grensinterventies wordt een grondige, betrouwbare en actuele risicoanalyse verricht, zodat het agentschap de prioriteit van de voorgestelde gezamenlijke operatie of snelle grensinterventie kan vaststellen, rekening houdend met het impactniveau voor de buitengrenssegmenten overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1052/2013 en de beschikbaarheid van middelen. 4. Naar aanleiding van een advies van de raad van toezicht dat is opgesteld op basis van de resultaten van de kwetsbaarheidsbeoordeling en rekening houdend met de door het agentschap verrichte risicoanalyse en de analyselaag van het overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1052/2013 opgestelde Europese situatiebeeld, doet de uitvoerend directeur een aanbeveling aan de betrokken lidstaat voor het initiëren van gezamenlijke acties of snelle grensinterventies. Het agentschap stelt zijn technische uitrusting ter beschikking van de ontvangende lidstaat of de deelnemende lidstaten. 5. De doelstellingen van een gezamenlijke operatie of snelle grensinterventie kunnen worden verwezenlijkt in het kader van een operatie met meerdere doelen, die zich kan uitstrekken tot het redden van personen die op zee in nood verkeren of andere kustwachttaken, het bestrijden van migrantensmokkel of mensenhandel, operaties ter bestrijding van drugssmokkel en taken op het gebied van migratiebeheer, zoals identificatie, registratie, debriefing en terugkeer. Artikel 15 Operationeel plan voor gezamenlijke operaties 1. Ter voorbereiding van een gezamenlijke operatie stelt de uitvoerend directeur in samenwerking met de ontvangende lidstaat een lijst van vereiste technische uitrusting en personeel op, rekening houdend met de middelen waarover de ontvangende lidstaat beschikt. Aan de hand van deze gegevens stelt het agentschap een pakket samen van in het operationele plan op te nemen activiteiten op het gebied van operationele en technische versterking en capaciteitsopbouw. 2. De uitvoerend directeur stelt een operationeel plan op voor gezamenlijke operaties aan de buitengrenzen. De uitvoerend directeur en de ontvangende lidstaat stellen in overleg met de deelnemende lidstaten het operationele plan vast waarin de organisatorische aspecten van de gezamenlijke operatie worden opgenomen. 3. Het operationele plan is bindend voor het agentschap, de ontvangende lidstaat en de deelnemende lidstaten. Het bestrijkt alle aspecten die voor de uitvoering van de gezamenlijke operatie nodig worden geacht, met inbegrip van: a) een beschrijving van de situatie, met de modus operandi en de doelstellingen van de inzet, inclusief het operationele doel; b) de te verwachten duur van de gezamenlijke operatie; c) het geografisch gebied waarin de gezamenlijke operatie zal plaatsvinden; d) een beschrijving van de taken en speciale instructies voor de Europese grens- en kustwachtteams, onder meer over de vraag welke gegevensbanken in de ontvangende lidstaat mogen worden geraadpleegd en welke dienstwapens, munitie en uitrusting daar mogen worden gebruikt; e) de samenstelling van de Europese grens- en kustwachtteams en de inzet van ander relevant personeel; f) voorschriften inzake bevelvoering en aansturing, waaronder de naam en rang van de grenswachters van de ontvangende lidstaat die verantwoordelijk zijn voor de samenwerking met de teamleden en het agentschap, in het bijzonder van de grenswachters die tijdens de duur van de inzet het bevel voeren, alsook de plaats van de teamleden in de bevelstructuur; g) de bij de gezamenlijke operatie in te zetten technische uitrusting, met inbegrip van specifieke vereisten, zoals gebruiksvoorwaarden, benodigd personeel, vervoer en andere logistieke aspecten, en financiële voorzieningen; h) nauwkeurige bepalingen over onverwijlde rapportage van incidenten door het agentschap aan de raad van bestuur en de bevoegde nationale instanties; i) een meldings- en evaluatieregeling met ijkpunten voor het evaluatieverslag en de uiterste datum voor het indienen van het definitieve evaluatieverslag; j) wat operaties op zee betreft, specifieke informatie betreffende de toepasselijke rechtsbevoegdheid en wetgeving in het geografisch gebied waarin de gezamenlijke operatie plaatsvindt, met inbegrip van verwijzingen naar het internationale recht en het Unierecht inzake onderschepping, reddingsacties op zee en ontscheping. In dit opzicht wordt het operationele plan vastgesteld overeenkomstig Verordening (EU) nr. 656/2014 van het Europees Parlement en de Raad; k) de modaliteiten voor de samenwerking met derde landen, andere organen en instanties van de Unie of internationale organisaties; l) procedures ter bepaling van een verwijzingsmechanisme waarmee personen die internationale bescherming nodig hebben, slachtoffers van mensenhandel, niet-begeleide minderjarigen en personen in een kwetsbare situaties worden verwezen naar de bevoegde nationale autoriteiten die passende bijstand kunnen verlenen; m) procedures ter bepaling van een mechanisme voor de ontvangst en doorzending naar het agentschap van klachten tegen grenswachters van de ontvangende lidstaat en leden van de Europese grens- en kustwachtteams over mogelijke inbreuken op de grondrechten in het kader van de gezamenlijke operatie of snelle grensinterventie. 4. Voor wijzigingen of aanpassingen van het operationele plan is de instemming van de uitvoerend directeur en de ontvangende lidstaat vereist, na raadpleging van de deelnemende lidstaten. Het agentschap zendt onmiddellijk een afschrift van het gewijzigde of aangepaste operationele plan aan de deelnemende lidstaten. Artikel 16 Procedure voor het starten van een snelle grensinterventie 1. Een verzoek van een lidstaat om een snelle grensinterventie te starten, gaat vergezeld van een beschrijving van de situatie, de mogelijke doelen en de te verwachten behoeften. Indien nodig kan de uitvoerend directeur onmiddellijk deskundigen van het agentschap sturen om de situatie aan de buitengrenzen van de betrokken lidstaat te beoordelen. 2. De uitvoerend directeur stelt de raad van bestuur onmiddellijk in kennis van een verzoek van een lidstaat om een snelle grensinterventie te starten. 3. Bij de beslissing over het verzoek van een lidstaat houdt de uitvoerend directeur rekening met de resultaten van de door het agentschap verrichte risicoanalyses, de analyselaag van het overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1052/2013 vastgestelde Europese situatiebeeld en de resultaten van de in artikel 12 bedoelde kwetsbaarheidsbeoordeling, alsook alle andere relevante informatie die door de betrokken lidstaat of een andere lidstaat is verstrekt. 4. De uitvoerend directeur neemt zo spoedig mogelijk, uiterlijk twee werkdagen na de datum van ontvangst van het verzoek, een beslissing over het verzoek om een snelle grensinterventie te starten. De uitvoerend directeur stelt de betrokken lidstaat en de raad van bestuur gelijktijdig schriftelijk in kennis van zijn beslissing. In deze beslissing worden de voornaamste redenen vermeld waarop zij is gebaseerd. 5. Indien de uitvoerend directeur beslist een snelle grensinterventie te starten, zet hij overeenkomstig artikel 19, lid 5, Europese grens- en kustwachtteams in uit de snel inzetbare reservepool en beslist hij zo nodig over de onmiddellijke versterking door een of meer Europese grens- en kustwachtteams overeenkomstig artikel 19, lid 6. 6. De uitvoerend directeur stelt samen met de ontvangende lidstaat onmiddellijk of in ieder geval uiterlijk drie werkdagen na de datum van de beslissing een operationeel plan op als bedoeld in artikel 15, lid 3. 7. Zodra er overeenstemming is bereikt over het operationele plan, verzoekt de uitvoerend directeur de lidstaten om onmiddellijk de grenswachters in te zetten die deel uitmaken van de snel inzetbare reservepool. De uitvoerend directeur geeft aan hoeveel van de in de bestaande snel inzetbare reservepool opgenomen grenswachters elke lidstaat wordt gevraagd in te zetten en het profiel waaraan deze grenswachters moeten voldoen. 8. Tezelfdertijd stelt de uitvoerend directeur, indien dat noodzakelijk is, de lidstaten in kennis van het gevraagde aantal en het gewenste profiel van de grenswachters die als aanvulling worden ingezet, teneinde te voorzien in de onmiddellijke versterking van de Europese grens- en kustwachtteams die uit de snel inzetbare reservepool worden ingezet. Deze kennisgevingen worden schriftelijk verstrekt aan de nationale contactpunten onder vermelding van de voor het inzetten van de teams geplande datum. Er wordt hun tevens een kopie van het operationele plan verstrekt. 9. Indien de uitvoerend directeur afwezig of verhinderd is, worden de beslissingen inzake de inzet van teams uit de snel inzetbare reservepool en de aanvullende inzet van Europese grens- en kustwachtteams genomen door de plaatsvervangend uitvoerend directeur. 10. De lidstaten zien erop toe dat de aan de snel inzetbare reservepool toegewezen grenswachters zonder uitzondering onmiddellijk ter beschikking worden gesteld van het agentschap. De lidstaten stellen tevens op verzoek van het agentschap extra grenswachters ter beschikking voor inzet in Europese grens- en kustwachtteams, tenzij zij geconfronteerd worden met een uitzonderlijke situatie waardoor de uitvoering van nationale taken substantieel in het gedrang komt. 11. De teams uit de snel inzetbare reservepool worden ingezet uiterlijk drie werkdagen na de datum waarop de uitvoerend directeur en de ontvangende lidstaat overeenstemming hebben bereikt over het operationele plan. Extra Europese grens- en kustwachtteams worden indien nodig ingezet binnen vijf werkdagen na de inzet van de teams uit de snel inzetbare reservepool. Artikel 17 Ondersteuningsteams voor migratiebeheer 1. Indien een lidstaat op bepaalde hotspotgebieden aan zijn buitengrens een onevenredige migratiedruk ondervindt als gevolg van een sterke instroom van migranten, kan die lidstaat verzoeken om operationele en technische versterking door ondersteuningsteams voor migratiebeheer. De betrokken lidstaat dient een verzoek om versterking en een raming van zijn behoeften in bij het agentschap en andere relevante agentschappen van de Unie, in het bijzonder het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken en Europol. 2. De uitvoerend directeur beoordeelt in coördinatie met andere relevante agentschappen van de Unie het bijstandsverzoek van een lidstaat en de raming van zijn behoeften, met het oog op de vaststelling van een breed versterkingspakket, bestaande uit diverse door de relevante agentschappen van de Unie gecoördineerde activiteiten, waarmee de betrokken lidstaat moet instemmen. 3. De operationele en technische versterking die in het kader van de ondersteuningsteams voor migratiebeheer wordt geboden door de Europese grens- en kustwachtteams, de Europese terugkeerinterventieteams en de deskundigen van het agentschap, kan omvatten: a) het screenen van onderdanen van derde landen die aan de buitengrenzen aankomen, wat mede inhoudt de identificatie, registratie en debriefing van die onderdanen van derde landen en, indien de lidstaat daarom verzoekt, het nemen van hun vingerafdrukken; b) het verstrekken van informatie aan personen die duidelijk internationale bescherming nodig hebben en personen die om herplaatsing verzoeken of kunnen verzoeken; c) het verlenen van technische en operationele bijstand, met inbegrip van het voorbereiden en organiseren van terugkeeroperaties. 4. Het agentschap verleent de Commissie bijstand bij het coördineren van de activiteiten van de ondersteuningsteams voor migratiebeheer, in samenwerking met de andere relevante agentschappen van de Unie. Artikel 18 Situaties aan de buitengrenzen die dringend optreden vereisen 1. In gevallen waarin een lidstaat nalaat de nodige corrigerende maatregelen te treffen overeenkomstig een beslissing van de raad van bestuur als bedoeld in artikel 12, lid 6, of in geval van onevenredige migratiedruk aan de buitengrens waardoor de bewaking van de buitengrenzen zodanig onwerkzaam wordt dat de werking van het Schengengebied in gevaar komt, kan de Commissie, na raadpleging van het agentschap, door middel van een uitvoeringshandeling een besluit nemen tot vaststelling van de door het agentschap uit te voeren maatregelen, waarbij de betrokken lidstaat verplicht wordt medewerking te verlenen aan het agentschap bij de uitvoering van die maatregelen. Dergelijke uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 79, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. Om naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie die verband houden met de werking van het Schengengebied stelt de Commissie volgens de in artikel 79, lid 5, bedoelde procedure uitvoeringshandelingen vast die onmiddellijk toepasselijk zijn. 2. Voor de toepassing van lid 1 bepaalt de Commissie dat het agentschap een of meer van de volgende maatregelen neemt: a) organisatie en coördinatie van snelle grensinterventies en inzet van Europese grens- en kustwachtteams uit de snel inzetbare reservepool en indien nodig inzet van extra Europese grens- en kustwachtteams; b) inzet van Europese grens- en kustwachtteams in het kader van de ondersteuningsteams voor migratiebeheer in hotspotgebieden; c) coördinatie van activiteiten ten behoeve van een of meer lidstaten en derde landen aan de buitengrenzen, waaronder gezamenlijke operaties met naburige derde landen; d) inzet van technische uitrusting; e) organisatie van terugkeerinterventies. 3. De uitvoerend directeur bepaalt, binnen twee werkdagen na de datum waarop het besluit van de Commissie is vastgesteld en op advies van de raad van toezicht, welke actie moet worden ondernomen voor de praktische uitvoering van de bij het besluit van de Commissie vastgestelde maatregelen, alsmede welke technische uitrusting en hoeveel grenswachters met welk profiel en hoeveel andere relevante personeelsleden benodigd zijn om de doelstellingen van het besluit te verwezenlijken. 4. Tezelfdertijd dient de uitvoerend directeur binnen dezelfde termijn van twee werkdagen bij de betrokken lidstaat een ontwerp van een operationeel plan in. De uitvoerend directeur en de betrokken lidstaat stellen het operationele plan vast binnen twee werkdagen na de datum waarop het ontwerp is ingediend. 5. Voor de praktische uitvoering van de maatregelen in het besluit van de Commissie zet het agentschap onverwijld, doch uiterlijk binnen drie dagen na de vaststelling van het operationele plan, de noodzakelijke technische uitrusting en het noodzakelijke personeel in uit de in artikel 19, lid 5, bedoelde snel inzetbare reservepool. Extra technische uitrusting en Europese grens- en kustwachtteams worden indien nodig ingezet in een tweede fase, uiterlijk vijf werkdagen na de inzet van de teams uit de snel inzetbare reservepool. 6. Met het oog op de naleving van het besluit van de Commissie verleent de betrokken lidstaat onmiddellijk zijn medewerking aan het agentschap en onderneemt hij de nodige actie ter vergemakkelijking van de uitvoering van het besluit en de praktische uitvoering van de maatregelen die zijn vervat in het besluit en het met de uitvoerend directeur overeengekomen operationele plan. 7. De lidstaten stellen de grenswachters en andere relevante personeelsleden ter beschikking die de uitvoerend directeur overeenkomstig lid 2 heeft bepaald. De lidstaten kunnen zich niet beroepen op een uitzonderlijke situatie als bedoeld in artikel 19, leden 3 en 6. Artikel 19 Samenstelling en inzet van Europese grens- en kustwachtteams 1. Het agentschap zet grenswachters en andere relevante personeelsleden in als leden van de Europese grens- en kustwachtteams voor gezamenlijke operaties, snelle grensinterventies en in het kader van de ondersteuningsteams voor migratiebeheer. Het agentschap kan ook deskundigen uit zijn eigen personeelsbestand inzetten. 2. Op basis van een voorstel van de uitvoerend directeur besluit de raad van bestuur bij absolute meerderheid van zijn stemgerechtigde leden over het totale aantal grenswachters dat aan de Europese grens- en kustwachtteams ter beschikking dient te worden gesteld en over de profielen van deze grenswachters. Dezelfde procedure geldt voor eventuele navolgende wijzigingen in de profielen en in de totale aantallen. De lidstaten dragen via een nationale pool opgebouwd op basis van de verschillende vastgestelde profielen bij tot de Europese grens- en kustwachtteams, door grenswachters aan te wijzen die beantwoorden aan de verlangde profielen. 3. De bijdrage van de lidstaten betreffende het inzetten van hun grenswachters voor specifieke gezamenlijke operaties in het komende jaar wordt gepland op basis van jaarlijkse bilaterale onderhandelingen en overeenkomsten tussen het agentschap en de lidstaten. Conform deze overeenkomsten stellen de lidstaten de grenswachters op verzoek van het agentschap ter beschikking voor inzet, tenzij ze geconfronteerd worden met een uitzonderlijke situatie waardoor de uitvoering van nationale taken aanzienlijk in het gedrang komt. Een dergelijk verzoek wordt ten minste 21 werkdagen voor de gewenste inzet ingediend. 4. Met betrekking tot snelle grensinterventies besluit de raad van bestuur op basis van een voorstel van de uitvoerend directeur van het agentschap met een meerderheid van driekwart van de stemmen over het minimale aantal grenswachters dat aan de snel inzetbare reservepool van Europese grens- en kustwachtteams ter beschikking dient te worden gesteld en over de profielen van deze grenswachters. Dezelfde procedure geldt voor eventuele navolgende wijzigingen in de profielen en in het totale aantal grenswachters van de snel inzetbare reservepool. De lidstaten dragen via een pool van nationale deskundigen opgebouwd op basis van de verschillende vastgestelde profielen bij tot de snel inzetbare reservepool, door grenswachters aan te wijzen die beantwoorden aan de verlangde profielen. 5. De snel inzetbare reservepool is een permanent instrument dat rechtstreeks ter beschikking staat van het agentschap en uit iedere lidstaat kan worden ingezet binnen drie werkdagen nadat tussen de uitvoerend directeur en de ontvangende lidstaat overeenstemming is bereikt over het operationele plan. Te dien einde stelt iedere lidstaat jaarlijks aan het agentschap een aantal grenswachters ter beschikking, waarbij dat aantal voor de lidstaten zonder land- of zeebuitengrenzen ten minste 3 % van hun personeel bedraagt en voor de lidstaten met land- of zeebuitengrenzen ten minste 2 % van hun personeel, met het oog op een totaal van ten minste 1 500 grenswachters die beantwoorden aan de in het besluit van de raad van bestuur vastgelegde profielen. 6. Indien nodig wordt de inzet van Europese grens- en kustwachtteams uit de snel inzetbare reservepool onmiddellijk aangevuld met extra Europese grens- en kustwachtteams. Te dien einde delen de lidstaten op verzoek van het agentschap onmiddellijk mee hoeveel grenswachters uit hun nationale pool zij binnen vijf werkdagen vanaf het begin van de snelle grensinterventie beschikbaar kunnen stellen, evenals hun namen en profielen. De lidstaten stellen de grenswachters op verzoek van het agentschap ter beschikking voor inzet, tenzij ze geconfronteerd worden met een uitzonderlijke situatie waardoor de uitvoering van nationale taken aanzienlijk in het gedrang komt. 7. De lidstaten zorgen ervoor dat de door hen ter beschikking gestelde grenswachters en andere relevante personeelsleden beantwoorden aan de door de raad van bestuur vastgestelde profielen en aantallen. De duur van de inzet wordt vastgesteld door de lidstaat van herkomst, maar is in ieder geval niet korter dan 30 dagen. 8. Het agentschap draagt bij tot de Europese grens- en kustbewakingsteams met bekwame grenswachters die door de lidstaten als nationale deskundigen bij het agentschap zijn gedetacheerd. De bijdrage die de lidstaten het volgende jaar leveren via detachering van hun grenswachters bij het agentschap, wordt bepaald op basis van jaarlijkse bilaterale onderhandelingen en overeenkomsten tussen het agentschap en de lidstaten. Conform deze overeenkomsten stellen de lidstaten de grenswachters ter beschikking voor detachering, tenzij hierdoor de uitvoering van nationale taken aanzienlijk in het gedrang zou komen. In dergelijke situaties kunnen de lidstaten hun gedetacheerde grenswachters terugroepen. Detacheringen kunnen plaatsvinden voor een periode van 12 maanden of langer, maar duren ten minste drie maanden. De gedetacheerde grenswachters worden als teamleden beschouwd en hebben de taken en bevoegdheden van teamleden. De lidstaat die de grenswachters detacheert wordt als de lidstaat van herkomst beschouwd. Ander tijdelijk personeel van het agentschap, dat niet gekwalificeerd is om taken van grenstoezicht te verrichten, wordt bij gezamenlijke operaties enkel ingezet voor coördinatietaken en maakt geen deel uit van de Europese grens- en kustwachtteams. 9. Het agentschap deelt elk jaar aan het Europees Parlement mee hoeveel grenswachters elke lidstaat overeenkomstig dit artikel voor de Europese grens- en kustwachtteams beschikbaar heeft gesteld. Artikel 20 Instructies aan de Europese grens- en kustwachtteams 1. Tijdens de inzet van Europese grens- en kustwachtteams geeft de ontvangende lidstaat overeenkomstig het operationele plan instructies aan de teams. 2. Via zijn coördinerend functionaris kan het agentschap de ontvangende lidstaat zijn mening over de aan de Europese grens- en kustwachtteams gegeven instructies verschaffen. De ontvangende lidstaat houdt rekening met deze mening en geeft er voor zover mogelijk gevolg aan. 3. Wanneer de aan de Europese grens- en kustwachtteams verstrekte instructies niet in overeenstemming zijn met het operationele plan, meldt de coördinerend functionaris dit onmiddellijk aan de uitvoerend directeur, die – indien van toepassing – overeenkomstig artikel 24, lid 2, maatregelen kan nemen. 4. De leden van de teams eerbiedigen bij het verrichten van hun taken en het uitoefenen van hun bevoegdheden ten volle de grondrechten, waaronder de toegang tot asielprocedures, en de menselijke waardigheid. De maatregelen die zij nemen bij het verrichten van hun taken en het uitoefenen van hun bevoegdheden staan in verhouding tot het doel van die maatregelen. Bij het verrichten van hun taken en het uitoefenen van hun bevoegdheden mogen zij niet discrimineren op grond van geslacht, ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid. 5. De leden van de teams blijven onderworpen aan de disciplinaire maatregelen van hun lidstaat van herkomst. De lidstaat van herkomst voorziet overeenkomstig zijn nationale recht in de nodige disciplinaire- of andere maatregelen in situaties waarbij tijdens een gezamenlijke operatie of een snelle grensinterventie de grondrechten worden geschonden of de verplichtingen op het gebied van internationale bescherming niet worden geëerbiedigd. Artikel 21 Coördinerend functionaris 1. Het agentschap zorgt voor de operationele uitvoering van alle organisatorische aspecten, waaronder de aanwezigheid van personeelsleden van het agentschap tijdens de gezamenlijke operaties, proefprojecten of snelle grensinterventies. 2. De uitvoerend directeur wijst uit het personeel van het agentschap een of meer deskundigen aan die als coördinerend functionaris worden ingezet bij elke gezamenlijke operatie of snelle grensinterventie. De uitvoerend directeur deelt de ontvangende lidstaat mee wie is aangewezen. 3. De coördinerend functionaris treedt namens het agentschap op inzake alle aspecten van de inzet van de Europese grens- en kustwachtteams. De coördinerende functionarissen bevorderen de samenwerking en de coördinatie tussen de ontvangende en de deelnemende lidstaten. De coördinerend functionaris heeft met name tot taak: (a) op te treden als contactpersoon tussen het agentschap en de leden van de Europese grens- en kustwachtteams, en hen namens het agentschap bijstand te verlenen bij alle kwesties in verband met de omstandigheden van hun inzet in de teams; (b) toe te zien op de correcte uitvoering van het operationele plan; (c) namens het agentschap op te treden inzake alle aspecten van de inzet van de Europese grens- en kustwachtteams en aan het agentschap verslag uit te brengen over al deze aspecten; (d) aan het agentschap verslag uit te brengen over aspecten in verband met het bieden van voldoende waarborgen door de ontvangende lidstaat om de bescherming van de grondrechten tijdens de gehele duur van de gezamenlijke operatie of snelle grensinterventie te garanderen; (e) aan de uitvoerend directeur melding te doen wanneer de instructies van de ontvangende lidstaat aan de Europese grens- en kustwachtteams niet in overeenstemming waren met het operationele plan. 4. In het kader van gezamenlijke operaties of snelle grensinterventies mag de uitvoerend directeur de coördinerend functionaris toestaan hulp te bieden bij het oplossen van onenigheid over de uitvoering van het operationele plan en de inzet van de teams. Artikel 22 Nationaal contactpunt Het overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1052/2013 ingestelde nationale coördinatiecentrum is het nationale contactpunt dat belast is met de communicatie met het agentschap over alle aangelegenheden die de Europese grens- en kustwachtteams betreffen. Artikel 23 Kosten 1. Het agentschap draagt het volledige bedrag van de volgende kosten die door de lidstaten worden gemaakt om hun grenswachters ter beschikking te stellen voor de inzet van Europese grens- en kustwachtteams, de snel inzetbare reservepool inbegrepen: kosten om van de lidstaat van herkomst naar de ontvangende lidstaat en van de ontvangende lidstaat naar de lidstaat van herkomst te reizen; vaccinatiekosten; kosten voor bijzondere verzekeringen; medische kosten; dagvergoedingen, inclusief verblijfskostenvergoedingen; kosten in verband met de technische uitrusting van het agentschap. 2. De gedetailleerde voorschriften voor de betaling van de dagvergoeding van de leden van de Europese grens- en kustwachtteams worden vastgesteld en indien nodig bijgewerkt door de raad van bestuur. Artikel 24 Opschorting of beëindiging van gezamenlijke operaties en snelle grensinterventies 1. De uitvoerend directeur beëindigt, na de betrokken lidstaat op de hoogte te hebben gesteld, gezamenlijke operaties of snelle grensinterventies wanneer niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden voor het uitvoeren van deze activiteiten. 2. De uitvoerend directeur kan de financiering van een gezamenlijke operatie of snelle grensinterventie intrekken of de gezamenlijke operatie of snelle grensinterventie opschorten of beëindigen als de ontvangende lidstaat het operationele plan niet eerbiedigt. 3. De uitvoerend directeur trekt de financiering van een gezamenlijke operatie of snelle grensinterventie in, of neemt een beslissing tot gehele of gedeeltelijke opschorting of beëindiging van een gezamenlijke operatie of snelle grensinterventie, wanneer hij of zij van oordeel is dat er sprake is van schendingen van de grondrechten of de internationale verplichtingen op het gebied van bescherming die ernstig zijn of waarschijnlijk zullen voortduren. Artikel 25 Evaluatie van gezamenlijke operaties en snelle grensinterventies De uitvoerend directeur evalueert de resultaten van de gezamenlijke operaties en snelle grensinterventies en geeft de gedetailleerde evaluatieverslagen binnen 60 dagen na het einde van deze operaties en projecten door aan de raad van bestuur, vergezeld van de opmerkingen van de grondrechtenfunctionaris. Het agentschap maakt een volledige vergelijkende analyse van deze resultaten met het oog op de verbetering van de kwaliteit, samenhang en doeltreffendheid van toekomstige gezamenlijke operaties en snelle grensinterventies, en neemt deze analyse op in het geconsolideerd jaarlijks activiteitenverslag van het agentschap. Afdeling 4 Terugkeer Artikel 26 Terugkeerbureau 1. Het terugkeerbureau is bevoegd voor de uitvoering van de met terugkeer verband houdende activiteiten van het agentschap, met inachtneming van de grondrechten en de algemene beginselen van het recht van de Unie en het internationaal recht, waaronder de verplichtingen inzake de bescherming van vluchtelingen en de mensenrechten. Het terugkeerbureau heeft met name tot taak: (a) op technisch en operationeel niveau de terugkeeractiviteiten van de lidstaten te coördineren, om tot een geïntegreerd systeem voor het beheer van terugkeer te komen bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, in samenwerking met relevante autoriteiten van derde landen en andere relevante belanghebbenden; (b) operationele bijstand te bieden aan lidstaten wier terugkeersystemen onder bijzondere druk staan; (c) het gebruik van relevante IT-systemen te coördineren en bijstand te verlenen inzake consulaire samenwerking voor het identificeren van onderdanen van derde landen en het verkrijgen van reisdocumenten, terugkeeroperaties te organiseren en te coördineren en ondersteuning te bieden voor vrijwillig vertrek; (d) de met terugkeer verband houdende activiteiten van het agentschap te coördineren zoals uiteengezet in deze verordening; (e) activiteiten te organiseren, te bevorderen en te coördineren die de uitwisseling van informatie en de inventarisering en bundeling van beste praktijken inzake terugkeer tussen de lidstaten mogelijk maken; (f) de in dit hoofdstuk bedoelde operaties, interventies en activiteiten te financieren of te medefinancieren via subsidies die overeenkomstig de voor het agentschap geldende financiële regels uit zijn begroting worden toegekend. 2. De in lid 1, onder b), bedoelde operationele bijstand omvat maatregelen om de lidstaten te helpen via hun bevoegde nationale autoriteiten terugkeerprocedures uit te voeren, met name: (a) vertolkingsdiensten; (b) informatie over derde landen van terugkeer; (c) advies over de behandeling en het beheer van terugkeerprocedures overeenkomstig Richtlijn 2008/115/EG; (d) bijstand met betrekking tot maatregelen die nodig zijn om te garanderen dat terugkeerders beschikbaar zijn voor terugkeer en om te vermijden dat terugkeerders onderduiken. 3. Het terugkeerbureau moet synergieën tot stand brengen en door de Unie gefinancierde netwerken en programma's op het gebied van terugkeer aan elkaar koppelen, in nauwe samenwerking met de Europese Commissie en het Europees Migratienetwerk. 4. Het agentschap kan de financiële middelen van de Unie gebruiken die op het gebied van terugkeer beschikbaar zijn. Het agentschap zorgt ervoor dat bij subsidieovereenkomsten met de lidstaten de onverkorte inachtneming van het Handvest van de grondrechten als voorwaarde geldt voor financiële steun. Artikel 27 Terugkeeroperaties 1. Overeenkomstig Richtlijn 2008/115/EG, en zonder terugkeerbesluiten inhoudelijk te beoordelen, verleent het agentschap de nodige bijstand en zorgt het op verzoek van een of meerdere deelnemende lidstaten voor de coördinatie of de organisatie van terugkeeroperaties, onder meer door voor dergelijke operaties vliegtuigen te huren. Het agentschap mag op eigen initiatief de lidstaten voorstellen de terugkeeroperaties te coördineren of te organiseren. 2. De lidstaten stellen het agentschap ten minste elke maand op de hoogte van hun geplande nationale terugkeeroperaties en van de hulp of coördinatie die zij nodig hebben van het agentschap. Het agentschap stelt een voortschrijdend operationeel plan op om de lidstaten die daarom verzoeken de nodige operationele versterking te bieden, waaronder technische uitrusting. Het agentschap kan op eigen initiatief in het voortschrijdend operationeel plan de data en bestemmingen opnemen van terugkeeroperaties die het op basis van een behoefteanalyse nodig acht. De raad van bestuur beslist op basis van een voorstel van de uitvoerend directeur over de modus operandi van het voortschrijdend operationeel plan. 3. Het agentschap kan de noodzakelijke bijstand verlenen en kan op verzoek van de deelnemende lidstaten of op eigen initiatief de coördinatie of de organisatie voorstellen van terugkeeroperaties waarvoor de vervoermiddelen en de begeleiders voor gedwongen terugkeer door een derde land van terugkeer ter beschikking worden gesteld ("terugkeeroperaties waarbij personen worden opgehaald"). De deelnemende lidstaten en het agentschap zorgen ervoor dat de eerbiediging van de grondrechten en het evenredige gebruik van dwangmaatregelen gedurende de volledige verwijderingsoperatie zijn gegarandeerd. Ten minste een vertegenwoordiger van een lidstaat en een toezichthouder voor gedwongen terugkeer van de bij artikel 28 ingestelde pool zijn aanwezig gedurende de volledige terugkeeroperatie, tot aankomst in het derde land van terugkeer. 4. Het agentschap kan de noodzakelijke bijstand verlenen en kan op verzoek van de deelnemende lidstaten of een derde land of op eigen initiatief de coördinatie of de organisatie voorstellen van terugkeeroperaties waarbij een aantal terugkeerders ten aanzien van wie een derde land een terugkeerbesluit heeft genomen, van dit derde land aan een ander derde land van terugkeer worden overgedragen ("gemengde terugkeeroperaties"), op voorwaarde dat het derde land dat het terugkeerbesluit heeft uitgevaardigd door het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is gebonden. De deelnemende lidstaten en het agentschap moeten ervoor zorgen dat de eerbiediging van de grondrechten en het evenredige gebruik van dwangmaatregelen gedurende de volledige verwijderingsoperatie zijn gegarandeerd, met name door de aanwezigheid van toezichthouders voor gedwongen terugkeer en gedwongenterugkeerbegeleiders van derde landen. 5. Op iedere terugkeeroperatie wordt toezicht uitgeoefend overeenkomstig artikel 8, lid 6, van Richtlijn 2008/115/EG. Het toezicht op terugkeeroperaties vindt plaats op basis van objectieve en transparante criteria en bestrijkt de hele terugkeeroperatie, van de fase voorafgaand aan het vertrek tot en met de overdracht van de terugkeerders in het derde land van terugkeer. 6. Het agentschap financiert of medefinanciert terugkeeroperaties via subsidies die overeenkomstig de voor het agentschap geldende financiële regels uit zijn begroting worden toegekend en geeft prioriteit aan terugkeeroperaties die door meer dan een lidstaat of uit hotspotgebieden worden uitgevoerd. Artikel 28 Pool van toezichthouders voor gedwongen terugkeer 1. Het agentschap stelt uit de nationale bevoegde organen een pool samen van toezichthouders voor gedwongen terugkeer die overeenkomstig artikel 8, lid 6, van Richtlijn 2008/115/EG toezicht op de gedwongen terugkeer uitoefenen en overeenkomstig artikel 35 zijn opgeleid. 2. De uitvoerend directeur bepaalt hoeveel toezichthouders voor gedwongen terugkeer aan deze pool ter beschikking moeten worden gesteld en wat hun profiel is. Dezelfde procedure geldt voor eventuele navolgende wijzigingen in hun profiel en aantal. De lidstaten dragen bij tot deze pool door toezichthouders voor gedwongen terugkeer aan te wijzen die aan het vastgestelde profiel beantwoorden. 3. Het agentschap stelt de toezichthouders voor gedwongen terugkeer op verzoek ter beschikking aan deelnemende lidstaten om namens deze lidstaten toezicht te houden op de correcte uitvoering van de terugkeeroperatie en deel te nemen aan terugkeerinterventies. Artikel 29 Pool van begeleiders voor gedwongen terugkeer 1. Het agentschap stelt uit de nationale bevoegde organen een pool samen van begeleiders voor gedwongen terugkeer die overeenkomstig artikel 8, lid 4, en artikel 5 van Richtlijn 2008/115/EG terugkeeroperaties uitvoeren en overeenkomstig artikel 35 zijn opgeleid. 2. De uitvoerend directeur bepaalt hoeveel begeleiders voor gedwongen terugkeer aan deze pool ter beschikking moeten worden gesteld en wat hun profiel is. Dezelfde procedure geldt voor eventuele navolgende wijzigingen in hun profiel en aantal. De lidstaten dragen bij tot deze pool door begeleiders voor gedwongen terugkeer aan te wijzen die aan het vastgestelde profiel beantwoorden. 3. Het agentschap stelt de begeleiders voor gedwongen terugkeer op verzoek ter beschikking aan deelnemende lidstaten om namens deze lidstaten terugkeerders te begeleiden en deel te nemen aan terugkeerinterventies. Artikel 30 Pool van terugkeerspecialisten 1. Het agentschap stelt uit de nationale bevoegde organen en het personeel van het agentschap een pool samen van terugkeerspecialisten die beschikken over de vaardigheden en kennis die nodig zijn voor het uitvoeren van met terugkeer verband houdende activiteiten en overeenkomstig artikel 35 zijn opgeleid. Deze specialisten worden ter beschikking gesteld voor de uitvoering van specifieke taken zoals de identificatie van bepaalde groepen onderdanen van derde landen, het verkrijgen van reisdocumenten van derde landen en het faciliteren van consulaire samenwerking. 2. De uitvoerend directeur bepaalt hoeveel begeleiders voor gedwongen terugkeer aan deze pool ter beschikking moeten worden gesteld en wat hun profiel is. Dezelfde procedure geldt voor eventuele navolgende wijzigingen in hun profiel en aantal. De lidstaten dragen bij tot deze pool door de specialisten aan te wijzen die aan het vastgestelde profiel beantwoorden. 3. Het agentschap stelt de specialisten op verzoek ter beschikking van aan terugkeeroperaties deelnemende lidstaten om mee te werken aan terugkeerinterventies. Artikel 31 Europese terugkeerinterventieteams 1. Het agentschap stelt uit de in de artikelen 28, 29 en 30 beschreven pools op maat gemaakte Europese terugkeerinterventieteams samen, die tijdens terugkeerinterventies worden ingezet. 2. De artikelen 20, 21 en 23 zijn van overeenkomstige toepassing op de Europese terugkeerinterventieteams. Artikel 32 Terugkeerinterventies 1. Wanneer een lidstaat met grote druk worden geconfronteerd bij de uitvoering van de verplichting om illegaal verblijvende onderdanen van derde landen overeenkomstig Richtlijn 2008/115/EG te doen terugkeren, levert het agentschap op verzoek van een of meer lidstaten passende technische en operationele bijstand in de vorm van een terugkeerinterventie. Deze interventie kan bestaan uit de inzet van Europese terugkeerinterventieteams in de ontvangende lidstaten en de organisatie van terugkeeroperaties uit de ontvangende lidstaten. De lidstaten stellen het agentschap regelmatig in kennis van hun behoeften op het gebied van technische en operationele bijstand en het agentschap stelt op basis daarvan een voortschrijdend plan voor terugkeerinterventies op. 2. Wanneer een lidstaat met specifieke en onevenredige druk worden geconfronteerd bij de uitvoering van de verplichting om illegaal verblijvende onderdanen van derde landen overeenkomstig Richtlijn 2008/115/EG te doen terugkeren, levert het agentschap op verzoek van een of meer lidstaten passende technische en operationele bijstand in de vorm van een snelle terugkeerinterventie. Het agentschap kan op eigen initiatief voorstellen de lidstaten dergelijke technische en operationele bijstand te bieden. Een snelle terugkeerinterventie kan bestaan uit de inzet van Europese terugkeerinterventieteams in de ontvangende lidstaten en de organisatie van terugkeeroperaties uit de ontvangende lidstaten. 3. De uitvoerend directeur stelt in overleg met de ontvangende lidstaten en de lidstaten die bereid zijn om aan de terugkeerinterventie deel te nemen, onverwijld een operationeel plan op. 4. Het operationele plan is bindend voor het agentschap, de ontvangende lidstaten en de deelnemende lidstaten, en behelst alle aspecten die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de terugkeerinterventie, met name de beschrijving van de situatie, de doelstellingen, het tijdstip van aanvang en de te verwachten duur van de interventie, het geografische toepassingsgebied en de mogelijke inzet in derde landen, de samenstelling van de Europese terugkeerinterventieteams, logistieke informatie, financiële bepalingen, en voorwaarden voor samenwerking met derde landen, andere agentschappen en organen van de Unie en relevante internationale en niet-gouvernementele organisaties. Voor wijzigingen of aanpassingen van het operationele plan is de instemming van de uitvoerend directeur, de ontvangende lidstaat en de deelnemende lidstaten vereist. Het agentschap zendt onmiddellijk een kopie van het gewijzigde of aangepaste operationele plan toe aan de betrokken lidstaten en de raad van bestuur. 5. De uitvoerend directeur neemt zo snel mogelijk een besluit over het operationele plan, en in het in lid 2 bedoelde geval binnen vijf werkdagen. Het besluit wordt onmiddellijk schriftelijk ter kennis gebracht van de betrokken lidstaten en de raad van bestuur. 6. Het agentschap financiert of medefinanciert terugkeerinterventies via subsidies die overeenkomstig de voor het agentschap geldende financiële regels uit zijn begroting worden toegekend. HOOFDSTUK III ALGEMENE BEPALINGEN Afdeling 1 Algemene regels Artikel 33 Bescherming van de grondrechten en een grondrechtenstrategie 1. De Europese grens- en kustwacht waarborgt bij het uitoefenen van zijn taken op grond van deze verordening overeenkomstig het relevante recht van de Unie de bescherming van de grondrechten, met name het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, het relevante internationale recht, waaronder het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen, en de verplichtingen inzake de toegang tot internationale bescherming, in het bijzonder het beginsel van non-refoulement. Daartoe stelt het agentschap een grondrechtenstrategie op, die het nader uitwerkt en toepast. 2. De Europese grens- en kustwacht waarborgt bij het uitoefenen van zijn taken dat personen niet ontscheept worden in, gedwongen worden binnen te reizen in, worden geleid naar of op een andere wijze worden overgedragen aan of teruggeleid naar de autoriteiten van een land in strijd met het beginsel van non-refoulement of waar zij het risico lopen te worden uitgezet of teruggeleid naar een ander land in strijd met genoemd beginsel. 3. De Europese grens- en kustwacht houdt bij het uitoefenen van zijn taken rekening met de bijzondere behoeften van kinderen, slachtoffers van mensenhandel, personen die medische bijstand behoeven, personen die internationale bescherming behoeven, personen die op zee in nood verkeren en andere personen in een bijzonder kwetsbare situatie. 4. Het agentschap houdt in het kader van de uitoefening van zijn taken bij zijn betrekkingen met lidstaten en zijn samenwerking met derde landen rekening met de verslagen van het adviesforum en de grondrechtenfunctionaris. Artikel 34 Gedragscodes 1. Het agentschap stelt een gedragscode op die van toepassing is op alle door het agentschap gecoördineerde grenstoezichtoperaties, en ontwikkelt deze verder. In de gedragscode worden voor alle personen die deelnemen aan de werkzaamheden van het agentschap geldende procedures vastgelegd ter waarborging van de beginselen van de rechtstaat en eerbiediging van de grondrechten, met bijzondere nadruk op niet-begeleide minderjarigen en personen in een kwetsbare situatie en op personen die verzoeken om internationale bescherming. 2. Het agentschap ontwikkelt een gedragscode voor de terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen, die het regelmatig bijwerkt en die geldt tijdens alle door het agentschap gecoördineerde of georganiseerde terugkeeroperaties en terugkeerinterventies. In de gedragscode worden gemeenschappelijke gestandaardiseerde procedures beschreven die de organisatie van terugkeeroperaties en terugkeerinterventies moeten vereenvoudigen en moeten waarborgen dat de terugkeer op humane wijze en met onverkorte inachtneming van de grondrechten verloopt, meer bepaald van de beginselen van de menselijke waardigheid, het verbod op foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing, het recht op vrijheid en veiligheid, het recht op bescherming van persoonsgegevens en het non-discriminatiebeginsel. 3. In de gedragscode wordt met name aandacht besteed aan de in artikel 8, lid 6, van Richtlijn 2008/115/EG vervatte verplichting om een doeltreffend systeem op te zetten voor het toezicht op gedwongen terugkeer en aan de grondrechtenstrategie. 4. Het agentschap stelt zijn gedragscodes op en werkt deze regelmatig bij in samenwerking met het adviesforum. Artikel 35 Opleiding 1. Het agentschap ontwikkelt in samenwerking met de passende opleidingsinstanties van de lidstaten specifieke opleidingsinstrumenten en verstrekt grenswachters en andere relevante personeelsleden die lid zijn van de Europese grens- en kustwachtteams vervolgopleiding die relevant is voor hun taken en bevoegdheden. Deskundigen die behoren tot het personeel van het agentschap houden regelmatig oefeningen met deze grenswachters volgens de in het jaarlijkse werkprogramma van het agentschap bedoelde planning voor vervolgopleiding en oefening. 2. Het agentschap neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat alle grenswachters en andere relevante personeelsleden van de lidstaten die deelnemen aan de Europese grens- en kustwachtteams, evenals de personeelsleden van het agentschap, voordat zij deelnemen aan de door het agentschap georganiseerde operationele activiteiten, opleiding hebben ontvangen betreffende het recht van de Unie en het internationale recht ter zake, waaronder de grondrechten, toegang tot internationale bescherming en opsporing en redding. 3. Het agentschap neemt de nodige initiatieven om ervoor te zorgen dat het personeel dat betrokken is bij met terugkeer verband houden taken wordt opgeleid om deel uit te maken van de in de artikelen 28, 29 en 30 bedoelde pools. Het agentschap zorgt ervoor dat al het personeel dat deelneemt aan terugkeeroperaties en terugkeerinterventies, evenals het personeel van het agentschap, voordat het deelneemt aan door het agentschap georganiseerde operationele activiteiten, opleiding heeft ontvangen betreffende het recht van de Unie en het internationale recht ter zake, waaronder de grondrechten en toegang tot internationale bescherming. 4. Het agentschap stelt een gemeenschappelijke basisinhoud voor de opleiding van grenswachters vast, ontwikkelt deze verder en verstrekt opleiding op Europees niveau voor opleiders van de nationale grenswachters van de lidstaten, onder meer inzake de grondrechten, de toegang tot internationale bescherming en het relevante zeerecht. Het agentschap stelt de gemeenschappelijke basisinhoud op na raadpleging van het adviesforum. De lidstaten nemen de gemeenschappelijke basisinhoud op in de opleiding van hun nationale grenswachters en personeelsleden die betrokken zijn bij met terugkeer verband houdende taken. 5. Het agentschap biedt voor personeelsleden van de bevoegde nationale diensten van de lidstaten ook aanvullende cursussen en studiebijeenkomsten aan over onderwerpen in verband met het toezicht aan de buitengrenzen en de terugkeer van onderdanen van derde landen. 6. Het agentschap kan in samenwerking met de lidstaten en derde landen opleidingsactiviteiten organiseren op hun grondgebied. 7. Het agentschap stelt een uitwisselingsprogramma op dat de grenswachters die deelnemen aan de Europese grens- en kustwachtteams en het personeel dat deelneemt aan de Europese terugkeerinterventieteams de mogelijkheid biedt door samenwerking met grenswachters en met personeel dat in een andere lidstaat betrokken is bij terugkeeractiviteiten, kennis of specifieke deskundigheid te verwerven op basis van ervaringen en goede werkmethoden in een andere lidstaat. Artikel 36 Onderzoek en innovatie 1. Het agentschap ziet proactief toe op en draagt bij tot onderzoeks- en innovatieactiviteiten die relevant zijn voor het toezicht op de buitengrenzen, onder meer met betrekking tot het gebruik van geavanceerde grensbewakingstechnologie zoals op afstand bestuurde luchtvaartuigsystemen, en voor terugkeer. Het agentschap deelt de resultaten van dat onderzoek mee aan de Commissie en de lidstaten. Het kan deze resultaten zo nodig gebruiken in gezamenlijke operaties, snelle grensinterventies, terugkeeroperaties en terugkeerinterventies. 2. Het agentschap helpt de lidstaten en de Commissie bij het identificeren van belangrijke onderzoeksthema's. Het agentschap helpt de Commissie bij het bepalen en het verwezenlijken van de relevante kaderprogramma's van de Unie voor onderzoeks- en innovatieactiviteiten. 3. Het agentschap voert binnen het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, met name het specifieke programma tot uitvoering van Horizon 2020, de delen van het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie uit die verband houden met grensbeveiliging. Daartoe heeft het agentschap de volgende taken: (a) het beheer van een aantal stadia van de uitvoering van het programma en een aantal fasen in de cyclus van specifieke projecten op basis van de door de Commissie vastgestelde relevante werkprogramma’s, voor zover de Commissie het agentschap daartoe in het delegatiebesluit bevoegdheid heeft verleend; (b) het vaststellen van de instrumenten tot uitvoering van de begroting, zowel aan de ontvangsten- als aan de uitgavenzijde, en het uitvoeren van alle activiteiten die noodzakelijk zijn voor het beheer van het programma, voor zover de Commissie het agentschap daartoe in het delegatiebesluit bevoegdheid heeft verleend; (c) het verlenen van steun bij de uitvoering van het programma voor zover de Commissie het agentschap daartoe in het delegatiebesluit bevoegdheid heeft verleend. 4. Het agentschap kan proefprojecten plannen en uitvoeren op terreinen die onder de verordening vallen. Artikel 37 Aanschaf van technische uitrusting 1. Het agentschap kan, zelf of in mede-eigendom met een lidstaat, voor gezamenlijke operaties, proefprojecten, snelle grensinterventies, terugkeeroperaties, terugkeerinterventies of projecten voor technische bijstand technische uitrusting aanschaffen of leasen overeenkomstig de voor het agentschap geldende financiële regels. 2. Het agentschap kan bij besluit van de uitvoerend directeur in overleg met de raad van bestuur technische uitrusting aanschaffen, zoals uitrusting voor het nemen van vingerafdrukken. Aan elke aanschaf of leasing van uitrusting die aanzienlijke kosten meebrengt voor het agentschap, gaat een grondige behoeften- en kosten-batenanalyse vooraf. De uitgaven hiervoor worden opgenomen in de begroting van het agentschap die door de raad van bestuur wordt vastgesteld. 3. Als het agentschap belangrijke technische uitrusting, zoals patrouillevaartuigen voor gebruik op volle zee en in kustwateren, helikopters of andere luchtvaartuigen of voertuigen aanschaft of least, gelden de volgende voorwaarden: (a) in het geval van aanschaf door het agentschap of mede-eigendom spreekt het agentschap met één lidstaat af dat deze laatste de registratie van de uitrusting regelt overeenkomstig de toepasselijke wetgeving van die lidstaat; (b) in het geval van leasing wordt de uitrusting in een lidstaat geregistreerd. 4. Op basis van een door het agentschap opgestelde modelovereenkomst maken de lidstaat van registratie en het agentschap afspraken over de voorwaarden die de perioden garanderen waarin de activa in mede-eigendom volledig ter beschikking staan van het agentschap, en over de gebruiksvoorwaarden van de uitrusting. Technische uitrusting die uitsluitend toebehoort aan het agentschap wordt op verzoek aan het agentschap ter beschikking gesteld en de lidstaat van registratie mag zich niet beroepen op de uitzonderlijke situatie als bedoeld in artikel 38, lid 4. 5. De lidstaat van registratie of de leverancier van de technische uitrusting zorgt voor de nodige deskundigen en technici om de technische uitrusting rechtsgeldig en veilig te kunnen inzetten. Artikel 38 Pool van technische uitrusting 1. Het agentschap zorgt voor het opzetten en bijhouden van centrale registers van uitrusting in een pool van technische uitrusting die bestaat uit aan de lidstaten of aan het agentschap toebehorende uitrusting en aan de lidstaten en het agentschap gezamenlijk toebehorende uitrusting voor toezicht op de buitengrenzen en terugkeer. 2. In overeenstemming met de behoeften van het agentschap stelt de uitvoerend directeur de minimale hoeveelheid technische uitrusting vast, in het bijzonder de uitrusting die nodig is voor het uitvoeren van gezamenlijke operaties en snelle grensinterventies, overeenkomstig het werkprogramma voor het betrokken jaar. Indien de minimale hoeveelheid technische uitrusting niet blijkt te volstaan om het voor gezamenlijke operaties of snelle grensinterventies overeengekomen operationele plan uit te voeren, wordt die hoeveelheid door het agentschap op basis van een verantwoorde behoeftestelling en een overeenkomst met de lidstaten aangepast. 3. De pool van technische uitrusting bevat voor elk type technische uitrusting de minimale hoeveelheid die door het agentschap noodzakelijk wordt geacht. De in de pool van technische uitrusting opgenomen uitrusting wordt ingezet bij gezamenlijke operaties, proefprojecten, snelle grensinterventies, terugkeeroperaties of terugkeerinterventies. 4. De lidstaten dragen bij tot de pool van technische uitrusting. De bijdrage van de lidstaten tot de pool en tot de inzet van technische uitrusting voor specifieke operaties wordt gepland op basis van jaarlijkse bilaterale onderhandelingen en overeenkomsten tussen het agentschap en de lidstaten. Conform deze overeenkomsten en voor zover het gaat om de minimale hoeveelheid technische uitrusting voor een bepaald jaar, stellen de lidstaten hun technische uitrusting op verzoek van het agentschap voor inzet ter beschikking, tenzij zij geconfronteerd worden met een uitzonderlijke situatie waardoor de uitvoering van nationale taken aanzienlijk in het gedrang komt. Een dergelijk verzoek wordt ten minste 30 dagen vóór de gewenste inzet ingediend. De bijdragen tot de pool van technische uitrusting worden elk jaar opnieuw geëvalueerd. 5. De regels betreffende de technische uitrusting, met inbegrip van de vereiste totale minimale hoeveelheden per type technische uitrusting, de voorwaarden voor inzet en de vergoeding van kosten, worden jaarlijks op basis van een voorstel van de uitvoerend directeur door de raad van bestuur vastgesteld. Om budgettaire redenen dient de raad van bestuur dit besluit te nemen binnen 30 dagen vanaf de datum van goedkeuring van het jaarlijkse werkprogramma. 6. De uitvoerend directeur brengt op iedere vergadering van de raad van bestuur verslag uit over de samenstelling en de inzet van de uitrusting die deel uitmaakt van de pool van technische uitrusting. Als de minimale hoeveelheid technische uitrusting niet wordt bereikt, stelt de uitvoerend directeur de raad van bestuur hiervan onverwijld in kennis. De raad van bestuur beslist met spoed aan welke zaken bij de inzet van de technische uitrusting prioriteit moet worden gegeven en neemt passende maatregelen om de gesignaleerde tekortkomingen te verhelpen. De raad van bestuur brengt de Commissie op de hoogte van de gesignaleerde tekortkomingen en de getroffen maatregelen. Vervolgens legt de Commissie deze informatie samen met haar eigen beoordeling voor aan het Europees Parlement en de Raad. 7. Het agentschap deelt elk jaar aan het Europees Parlement mee hoeveel technische uitrusting elke lidstaat overeenkomstig dit artikel voor de pool van technische uitrusting ter beschikking heeft gesteld. 8. De lidstaten registreren in de pool van technische uitrusting alle vervoersmaterieel en operationele uitrusting aangeschaft in het kader van de specifieke acties van het Fonds voor interne veiligheid overeenkomstig artikel 7, lid 1, van Verordening (EU) nr. 515/2014 van het Europees Parlement en de Raad of enige andere specifieke Uniefinanciering die aan de lidstaten ter beschikking is gesteld met het oog op het versterken van de operationele capaciteit van het agentschap. Deze technische uitrusting maakt deel uit van de minimale hoeveelheid technische uitrusting voor een bepaald jaar. De lidstaten stellen deze technische uitrusting op verzoek van het agentschap ter beschikking voor inzet en mogen zich niet beroepen op de uitzonderlijke situatie als bedoeld in lid 4. 9. Het agentschap houdt de registers van de pool van technische uitrusting als volgt bij: (a) indeling naar type uitrusting en naar type operatie; (b) indeling naar eigenaar (lidstaat, agentschap, andere); (c) totale hoeveelheden vereiste uitrusting; (d) eventueel vereist personeel; (e) overige informatie, zoals registratiegegevens, vereisten op het gebied van transport en onderhoud, toepasselijke nationale exportregelingen, technische instructies, of overige informatie die van belang is voor het correcte gebruik van de uitrusting. 10. Het agentschap financiert 100 % van de inzet van de technische uitrusting die deel uitmaakt van de minimale hoeveelheid technische uitrusting die een bepaalde lidstaat voor een bepaald jaar ter beschikking stelt. De inzet van technische uitrusting die geen deel uitmaakt van de minimale hoeveelheid technische uitrusting wordt tot maximaal 75 % van de in aanmerking komende uitgaven door het agentschap medegefinancierd, met inachtneming van de bijzondere omstandigheden van de lidstaten die deze technische uitrusting inzetten. Artikel 39 Taken en bevoegdheden van de teamleden 1. De teamleden zijn in staat alle taken te verrichten en alle bevoegdheden uit te oefenen die nodig zijn voor grenstoezicht en terugkeer en voor het verwezenlijken van de doelstellingen van respectievelijk Verordening (EG) nr. 562/2006 en Richtlijn 2008/115/EG. 2. Bij het verrichten van hun taken en het uitoefenen van hun bevoegdheden nemen de teamleden het recht van de Unie en het internationale recht in acht en leven zij de grondrechten en het nationale recht van de ontvangende lidstaat na. 3. Teamleden mogen uitsluitend taken verrichten en bevoegdheden uitoefenen op instructie van en, als algemene regel, in aanwezigheid van grenswachters die of personeel dat betrokken is bij met terugkeer verband houdende taken van de ontvangende lidstaat, tenzij zij van de ontvangende lidstaat de toestemming hebben gekregen om namens deze laatste op te treden. 4. Bij de uitvoering van hun taken en de uitoefening van hun bevoegdheden dragen teamleden hun eigen uniform. Op hun uniform dragen zij een blauwe armband met het insigne van de Unie en het agentschap, waardoor zij als deelnemer aan een gezamenlijke operatie, proefproject, snelle grensinterventie, terugkeeroperatie of terugkeerinterventie kunnen worden geïdentificeerd. Om zich tegenover de nationale autoriteiten van de ontvangende lidstaat te kunnen identificeren, hebben teamleden altijd een accreditatiedocument bij zich, dat zij op verzoek tonen. 5. Bij het uitvoeren van hun taken en het uitoefenen van hun bevoegdheden mogen teamleden dienstwapens dragen en munitie en uitrusting bij zich hebben overeenkomstig hetgeen volgens het nationale recht van de lidstaat van herkomst is toegestaan. De ontvangende lidstaat mag echter bepaalde dienstwapendracht, munitie en uitrusting verbieden, op voorwaarde dat de eigen wetgeving voorziet in dezelfde verbodsbepalingen voor eigen bij met terugkeer verband houdende taken betrokken grenswachters of personeel. De ontvangende lidstaat laat het agentschap, voordat de teamleden worden ingezet, weten welke dienstwapens, munitie en uitrusting zijn toegestaan en in welke omstandigheden zij mogen worden gebruikt. Het agentschap stelt deze informatie ter beschikking van de lidstaten. 6. Bij het verrichten van hun taken en het uitoefenen van hun bevoegdheden mogen de teamleden gebruikmaken van geweld, waaronder dienstwapens, munitie en uitrusting, indien de lidstaat van herkomst en de ontvangende lidstaat daarmee instemmen, in aanwezigheid van grenswachters van de ontvangende lidstaat en met inachtneming van het nationale recht van de ontvangende lidstaat. De ontvangende lidstaat kan, indien de lidstaat van herkomst daarmee instemt, teamleden de toestemming geven om in afwezigheid van de grenswachters van de ontvangende lidstaat geweld te gebruiken. 7. Dienstwapens, munitie en uitrusting mogen worden gebruikt in geval van wettige zelfverdediging en wettige verdediging van teamleden of andere personen, met inachtneming van het nationale recht van de ontvangende lidstaat. 8. In het kader van deze verordening staat de ontvangende lidstaat teamleden toe zijn nationale en Europese gegevensbanken te raadplegen indien dat voor grenscontrole, grensbewaking en terugkeer noodzakelijk is. De teamleden raadplegen uitsluitend de gegevens die zij nodig hebben voor het verrichten van hun taken en het uitoefenen van hun bevoegdheden. Voordat de teamleden worden ingezet, deelt de ontvangende lidstaat het agentschap mee welke nationale en Europese databanken mogen worden geraadpleegd. Het agentschap stelt deze informatie ter beschikking van alle lidstaten die aan de inzet deelnemen. De raadpleging gebeurt met inachtneming van het recht van de Unie en het nationale recht van de ontvangende lidstaat op het gebied van gegevensbescherming. 9. Beslissingen tot weigering van toegang overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EG) nr. 562/2006 worden uitsluitend door grenswachters van de ontvangende lidstaat genomen, of door de teamleden als zij van de ontvangende lidstaat de toestemming hebben gekregen om namens deze laatste op te treden. Artikel 40 Accreditatiedocument 1. Het agentschap geeft, in samenwerking met de ontvangende lidstaat, de teamleden een document in de officiële taal van de ontvangende lidstaat en een andere officiële taal van de instellingen van de Unie af, aan de hand waarvan zij kunnen worden geïdentificeerd en waaruit blijkt dat de houder ervan het recht heeft de in artikel 39 bedoelde taken te verrichten en bevoegdheden uit te oefenen. Het document bevat de volgende gegevens van elk teamlid: (a) naam en nationaliteit; (b) rang of functiebenaming; (c) een recente gedigitaliseerde foto; en (d) de taken die mogen worden uitgeoefend. 2. Na afloop van de gezamenlijke operatie, het proefproject, de snelle grensinterventie, de terugkeeroperatie of de terugkeerinterventie wordt het document teruggegeven aan het agentschap. Artikel 41 Burgerrechtelijke aansprakelijkheid 1. Wanneer teamleden optreden in een ontvangende lidstaat, is die lidstaat aansprakelijk voor de schade die zij tijdens de operaties veroorzaken, overeenkomstig zijn nationale recht. 2. Indien deze schade het gevolg is van grove nalatigheid of opzettelijk wangedrag, mag de ontvangende lidstaat de lidstaat van herkomst benaderen met het oog op de terugbetaling door de lidstaat van herkomst van aan de slachtoffers of hun rechthebbenden uitgekeerde bedragen. 3. Onverminderd de uitoefening van zijn rechten tegenover derden, ziet elke lidstaat af van vorderingen tegen de ontvangende lidstaat of een andere lidstaat wegens geleden schade, behalve in geval van grove nalatigheid of opzettelijk wangedrag. 4. Geschillen tussen lidstaten in verband met de toepassing van de leden 2 en 3 die niet kunnen worden beslecht door wederzijdse onderhandelingen, worden overeenkomstig artikel 273 VWEU door deze lidstaten voorgelegd aan het Hof van Justitie van de Europese Unie. 5. Kosten ten gevolge van tijdens de inzet veroorzaakte schade aan de uitrusting van het agentschap worden gedekt door het agentschap, onverminderd de uitoefening van zijn rechten tegenover derden, behalve in geval van grove nalatigheid of opzettelijk wangedrag. Artikel 42 Strafrechtelijke aansprakelijkheid Tijdens de uitvoering van een gezamenlijke operatie, proefproject, snelle grensinterventie, terugkeeroperatie of terugkeerinterventie worden teamleden op dezelfde wijze behandeld als functionarissen van de ontvangende lidstaat wat betreft alle eventuele strafbare feiten die tegen hen of door hen worden gepleegd. Afdeling 2 Informatie-uitwisseling en gegevensbescherming Artikel 43 Systemen voor informatie-uitwisseling 1. Het agentschap kan alle nodige maatregelen nemen om de uitwisseling van voor zijn taken relevante informatie met de Commissie en de lidstaten en, indien van toepassing, de relevante agentschappen van de Unie, te vergemakkelijken. Het ontwikkelt en beheert een informatiesysteem om met deze actoren vertrouwelijke gegevens te kunnen uitwisselen, evenals de in de artikelen 44, 46, 47 en 48 bedoelde persoonsgegevens overeenkomstig Besluit 2001/264/EG van de Raad en Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie. 2. Het agentschap kan alle maatregelen nemen die noodzakelijk zijn ter vergemakkelijking van de uitwisseling van voor zijn taak relevante gegevens met het Verenigd Koninkrijk en Ierland, indien deze gegevens verband houden met de activiteiten waaraan deze landen overeenkomstig artikel 50 en artikel 61, lid 4, deelnemen. Artikel 44 Gegevensbescherming 1. Het agentschap past bij de verwerking van persoonsgegevens Verordening (EG) nr. 45/2001 toe. 2. De raad van bestuur stelt maatregelen vast voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 45/2001 door het agentschap, onder meer betreffende de functionaris voor gegevensbescherming van het agentschap. Deze maatregelen worden vastgesteld na raadpleging van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming. 3. Onverminderd de artikelen 46, 47 en 48 kan het agentschap voor administratieve doelen persoonsgegevens verwerken. 4. Onverminderd artikel 47 zijn de doorgifte van door het agentschap verwerkte persoonsgegevens en de verdere overdracht van in het kader van deze verordening verwerkte persoonsgegevens door lidstaten aan de autoriteiten van derde landen of aan derden, niet toegestaan. Artikel 45 Doel van de verwerking van persoonsgegevens 1. Het agentschap mag persoonsgegevens uitsluitend verwerken voor de volgende doelen: (a) het uitvoeren van zijn taken die erin bestaan gezamenlijke operaties, proefprojecten en snelle grensinterventies te organiseren en te coördineren en in het kader van de ondersteuningsteams voor migratiebeheer, overeenkomstig artikel 46; (b) het uitvoeren van zijn taken die erin bestaan terugkeeroperaties en terugkeerinterventies te organiseren en te coördineren, overeenkomstig artikel 47; (c) het faciliteren van de informatie-uitwisseling met lidstaten, het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken, Europol en Eurojust, overeenkomstig artikel 46; (d) het uitvoeren van risicoanalyses, overeenkomstig artikel 10; (e) het identificeren en volgen van vaartuigen in het kader van Eurosur, overeenkomstig artikel 48. 2. Iedere verwerking van persoonsgegevens gebeurt met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel en is strikt beperkt tot de persoonsgegevens die nodig zijn voor de in lid 1 bedoelde doelen. 3. Een lidstaat die of een ander agentschap van de Unie dat het agentschap persoonsgegevens verstrekt, legt het doel of de doelen vast waarvoor deze worden verwerkt, zoals bedoeld in lid 1. Indien dit nog niet is gebeurd, verwerkt het agentschap, in overleg met degene die de persoonsgegevens in kwestie heeft verstrekt, de persoonsgegevens teneinde de noodzaak ervan te bepalen voor het in lid 1 bedoelde doel of de in lid 1 bedoelde doelen waarvoor zij verder worden verwerkt. Het agentschap kan deze informatie alleen met toestemming van degene die de informatie heeft verstrekt verwerken voor een ander doel dan de in lid 1 vermelde doelen. 4. De lidstaten of andere agentschappen van de Unie kunnen op het moment van verstrekking van persoonsgegevens algemene of specifieke toegangs- of gebruiksbeperkingen stellen, ook met betrekking tot het overdragen, wissen of vernietigen. Wanneer na de gegevensverstrekking duidelijk wordt dat dergelijke beperkingen nodig zijn, stellen zij het agentschap daar dienovereenkomstig van in kennis. Het agentschap houdt zich aan deze beperkingen. Artikel 46 Verwerking van persoonsgegevens die zijn verzameld tijdens gezamenlijke operaties, proefprojecten en snelle grensinterventies en door ondersteuningsteams voor migratiebeheer 1. Het gebruik door het agentschap van persoonsgegevens die door de lidstaten of het eigen personeel van het agentschap in de context van gezamenlijke operaties, proefprojecten en snelle grensinterventies en door de ondersteuningsteams voor migratiebeheer zijn verzameld en aan het agentschap zijn doorgestuurd, wordt beperkt tot: (a) persoonsgegevens van personen die door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op redelijke gronden worden verdacht van betrokkenheid bij grensoverschrijdende criminele activiteiten, waaronder het faciliteren van irreguliere immigratieactiviteiten, mensenhandel of terrorisme; (b) persoonsgegevens van personen die de buitengrenzen illegaal overschrijden en wier gegevens worden verzameld door de Europese grens- en kustwachtteams, ook wanneer wordt gehandeld in het kader van de ondersteuningsteams voor migratiebeheer; (c) kentekennummers, telefoonnummers of identificatienummers van schepen, die nodig zijn voor het onderzoeken en analyseren van routes en methoden die voor irreguliere immigratie en grensoverschrijdende criminele activiteiten worden gebruikt. 2. De in lid 1 bedoelde persoonsgegevens kunnen door het agentschap worden verwerkt: (a) wanneer doorgifte aan het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken, Europol of Eurojust nodig is voor gebruik overeenkomstig hun respectieve mandaten en overeenkomstig artikel 51; (b) wanneer doorgifte aan de autoriteiten van de relevante lidstaten die bevoegd zijn voor grenstoezicht, migratie, asiel en rechtshandhaving nodig is voor gebruik overeenkomstig het nationale recht en de nationale en EU-gegevensbeschermingsvoorschriften. (c) wanneer dat nodig is voor de voorbereiding van risicoanalyses. 3. De persoonsgegevens worden gewist zodra zij zijn doorgezonden naar het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken, Europol of Eurojust of naar de bevoegde autoriteiten van de lidstaten of wanneer zij gebruikt zijn voor de voorbereiding van risicoanalyses. De opslagtermijn bedraagt maximaal drie maanden vanaf de datum waarop de gegevens zijn verzameld. In de uitkomsten van de risicoanalyses worden de gegevens geanonimiseerd. Artikel 47 Verwerking van persoonsgegevens in het kader van terugkeeroperaties en terugkeerinterventies 1. In het kader van zijn taken, het organiseren en coördineren van terugkeeroperaties en het uitvoeren van terugkeerinterventies, kan het agentschap persoonsgegevens van terugkeerders verwerken. 2. De verwerking van deze persoonsgegevens is strikt beperkt tot de persoonsgegevens die vereist zijn voor de terugkeeroperatie of de terugkeerinterventie. 3. De persoonsgegevens worden gewist zodra het doel waarvoor zij zijn verzameld, is verwezenlijkt, en niet later dan 30 dagen na het einde van de terugkeeroperatie of de terugkeerinterventie. 4. Wanneer de persoonsgegevens van terugkeerders niet door een lidstaat aan de vervoerder worden overgedragen, kan het agentschap deze gegevens doorsturen. Artikel 48 Verwerking van persoonsgegevens in het kader van Eurosur Het agentschap mag persoonsgegevens verwerken als uiteengezet in artikel 13, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1052/2013. Artikel 49 Veiligheidsvoorschriften betreffende de bescherming van gerubriceerde gegevens en niet-gerubriceerde gevoelige gegevens 1. Het agentschap past de veiligheidsvoorschriften van de Commissie toe als uiteengezet in Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie. Die voorschriften gelden onder meer voor de uitwisseling, de verwerking en de opslag van gerubriceerde gegevens. 2. Het agentschap past tevens de veiligheidsbeginselen betreffende de behandeling van niet-gerubriceerde gevoelige gegevens toe, zoals die zijn vastgelegd in het in lid 1 bedoelde besluit en door de Commissie ten uitvoer worden gelegd. De raad van bestuur stelt maatregelen vast voor de toepassing van die veiligheidsbeginselen. AFDELING 3 Samenwerking door het agentschap Artikel 50 Samenwerking met Ierland en het Verenigd Koninkrijk 1. Het agentschap bevordert de operationele samenwerking van de lidstaten met Ierland en het Verenigd Koninkrijk in specifieke activiteiten. 2. De door het agentschap overeenkomstig artikel 7, lid 1, onder j) tot en met l), te verlenen ondersteuning omvat de organisatie van terugkeeroperaties van de lidstaten waaraan ook Ierland of het Verenigd Koninkrijk of beide landen deelnemen. 3. De toepassing van deze verordening op de grenzen van Gibraltar wordt opgeschort totdat een akkoord is bereikt over de werkingssfeer van de maatregelen met betrekking tot de overschrijding van de buitengrenzen door personen. Artikel 51 Samenwerking met instellingen, instanties en organen van de Unie, en internationale organisaties 1. Het agentschap werkt samen met de Commissie, andere instellingen van de Unie, de Europese Dienst voor extern optreden, Europol, het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken, het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten, Eurojust, het Satellietcentrum van de Europese Unie, het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid en het Europees Bureau voor visserijcontrole, evenals met andere instanties en organen van de Unie, op het gebied van de onder deze verordening vallende aangelegenheden, met name om irreguliere immigratie en grensoverschrijdende criminaliteit, waaronder de facilitering van irreguliere immigratie, mensenhandel en terrorisme, te voorkomen en te bestrijden. Het agentschap kan daartoe samenwerken met internationale organisaties die bevoegd zijn op het gebied van aangelegenheden die onder deze verordening vallen. 2. Deze samenwerking vindt plaats in het kader van met deze organen gemaakte werkafspraken. Deze afspraken worden vooraf door de Commissie goedgekeurd. Het agentschap houdt in ieder geval het Europees Parlement van deze regelingen op de hoogte. 3. Het agentschap werkt samen met de Commissie met betrekking tot activiteiten die plaatsvinden in het kader van de douane-unie wanneer deze activiteiten, waaronder douanerisicobeheer, hoewel zij buiten het toepassingsgebied van deze verordening vallen, de werking van de douane-unie kunnen ondersteunen. 4. De in lid 1 bedoelde instellingen, instanties en organen van de Unie en internationale organisaties gebruiken door het agentschap ontvangen informatie uitsluitend binnen de grenzen van hun bevoegdheden en met inachtneming van de grondrechten, met inbegrip van de voorschriften inzake gegevensbescherming. Verdere overdracht of andere uitwisseling van door het agentschap verwerkte persoonsgegevens aan of met andere agentschappen of organen van de Unie wordt afhankelijk gesteld van specifieke werkafspraken over de uitwisseling van persoonsgegevens en van voorafgaande toestemming door de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming. Wat de behandeling van gerubriceerde informatie betreft, houden die afspraken in dat de betrokken instelling of instantie of het betrokken orgaan van de Unie of de betrokken internationale organisatie voldoet aan beveiligingsvoorschriften en -normen die gelijkwaardig zijn aan die welke door het agentschap worden toegepast. 5. Ook kan het agentschap met instemming van de betrokken lidstaten waarnemers van instellingen, instanties en organen de Unie of van internationale organisaties uitnodigen om deel te nemen aan zijn activiteiten, met name gezamenlijke operaties en proefprojecten, risicoanalyses en opleiding, voor zover hun aanwezigheid strookt met de doelen van deze activiteiten, kan bijdragen tot betere samenwerking en uitwisseling van beste praktijken, en geen invloed heeft op de algemene veiligheid en beveiliging van die activiteiten. De deelname van deze waarnemers aan risicoanalyses en opleiding is afhankelijk van de toestemming van de betrokken lidstaten. Wat gezamenlijke operaties en proefprojecten betreft, is de deelname van waarnemers afhankelijk van de toestemming van de ontvangende lidstaat. Het operationele plan omvat nauwkeurige regels voor de deelname van waarnemers. Voordat deze waarnemers deelnemen, krijgen zij passende opleiding van het agentschap. Artikel 52 Europese samenwerking inzake kustwachttaken 1. Het agentschap biedt, in samenwerking met het Europees Bureau voor visserijcontrole en het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid, ondersteuning aan nationale autoriteiten bij de uitvoering van kustwachttaken op nationaal en Unieniveau, en indien van toepassing op internationaal niveau, door: (a) het delen van informatie die voortkomt uit het samenbrengen en analyseren van gegevens afkomstig van systemen voor de rapportage van vaartuigen en andere informatiesystemen die worden gehost door of die toegankelijk zijn voor de agentschappen, overeenkomstig hun respectieve rechtsgrondslagen en onverminderd het eigendomsrecht van de lidstaten op de gegevens; (b) het verstrekken van surveillance- en communicatiediensten op basis van geavanceerde technologie, waaronder in de ruimte gestationeerde en grondinfrastructuur en sensoren die op platformen worden geplaatst, zoals op afstand bestuurde luchtvaartuigen; (c) capaciteitsopbouw door het opstellen van richtsnoeren, aanbevelingen en beste praktijken en door het ondersteunen van opleiding en uitwisseling van personeel, ter bevordering van informatie-uitwisseling en samenwerking op het gebied van kustwachttaken; (d) capaciteitsverdeling, waaronder de planning en uitvoering van operaties met meerdere doeleinden en het delen van middelen en andere vermogens over de sectoren en grenzen heen. 2. De voorwaarden voor samenwerking inzake kustwachttaken tussen het Europees grens- en kustwachtagentschap en het Europees Bureau voor visserijcontrole en het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid worden vastgelegd in werkafspraken, overeenkomstig de voor de agentschappen geldende financiële regels. 3. De Commissie kan in de vorm van een aanbeveling een praktische handleiding inzake Europese samenwerking op het gebied van kustwachttaken aannemen, die richtsnoeren, aanbevelingen en beste praktijken voor informatie-uitwisseling en samenwerking op nationaal, Unie- en internationaal niveau omvat. Artikel 53 Samenwerking met derde landen 1. Voor de aangelegenheden die door zijn activiteiten worden bestreken en voor zover nodig voor de uitvoering van zijn taken, vergemakkelijkt en bevordert het agentschap de operationele samenwerking tussen de lidstaten en derde landen in het kader van het beleid inzake externe betrekkingen van de Unie, onder meer wat betreft de bescherming van de grondrechten. Het agentschap en de lidstaten nemen normen en maatstaven in acht die ten minste gelijkwaardig zijn aan die welke in de Uniewetgeving zijn vastgelegd, ook wanneer de samenwerking met derde landen op het grondgebied van die landen plaatsvindt. Het aangaan van samenwerking met derde landen strekt tot bevordering van de Europese normen inzake grensbeheer en terugkeer. 2. Het agentschap kan met de autoriteiten van derde landen die bevoegd zijn voor onder deze verordening vallende aangelegenheden samenwerken met de steun van en in coördinatie met de delegaties van de Unie en in het kader van met deze autoriteiten gemaakte werkafspraken overeenkomstig het recht en beleid van de Unie. Deze werkafspraken houden verband met het beheer van de operationele samenwerking. Deze afspraken worden vooraf door de Commissie goedgekeurd. 3. In omstandigheden die extra technische en operationele bijstand vereisen, kan het agentschap de operationele samenwerking tussen de lidstaten en derde landen inzake het beheer van de buitengrenzen coördineren, en het agentschap kan samen met een of meer lidstaten en een derde land dat aan ten minste een van die lidstaten grenst gezamenlijke operaties aan de buitengrenzen uitvoeren, op voorwaarde dat het derde land daarmee instemt, ook op het grondgebied van dat derde land. De Commissie wordt van deze activiteiten in kennis gesteld. 4. Het agentschap werkt met de bevoegde autoriteiten van derde landen samen op het gebied van terugkeer, waaronder het verkrijgen van reisdocumenten. 5. Het agentschap kan eveneens, met instemming van de betrokken lidstaten, waarnemers van derde landen uitnodigen om deel te nemen aan de in artikel 13 bedoelde activiteiten aan de buitengrenzen, de in artikel 27 bedoelde terugkeeroperaties, de in artikel 32 bedoelde terugkeerinterventies en de in artikel 35 bedoelde opleiding, voor zover hun aanwezigheid strookt met de doelen van deze activiteiten, kan bijdragen tot een betere samenwerking en uitwisseling van beste praktijken, en geen invloed heeft op de algemene veiligheid van de activiteiten. De deelname van deze waarnemers aan de in de artikelen 13, 27 en 35 bedoelde activiteiten is afhankelijk van de instemming van de betrokken lidstaten en de deelname aan de in artikelen 13 en 32 bedoelde activiteiten is afhankelijk van de instemming van de ontvangende lidstaat. Het operationele plan omvat nauwkeurige regels over de deelname van waarnemers. Voordat deze waarnemers deelnemen, krijgen zij passende opleiding van het agentschap. 6. Het agentschap neemt deel aan de uitvoering van internationale overeenkomsten die de Unie met derde landen sluit, in het kader van het beleid inzake externe betrekkingen van de Unie en met betrekking tot aangelegenheden die onder deze verordening vallen. 7. Het agentschap kan financiering van de Unie ontvangen overeenkomstig de bepalingen van de relevante instrumenten ter ondersteuning van het beleid inzake de externe betrekkingen van de Unie. Het kan projecten voor technische bijstand in derde landen initiëren en financieren ten aanzien van aangelegenheden die onder deze verordening vallen. 8. Bij het sluiten van bilaterale overeenkomsten met derde landen kunnen de lidstaten, in overleg met het agentschap, bepalingen opnemen over de rol en de bevoegdheden van het agentschap overeenkomstig deze verordening, in het bijzonder wat betreft de uitoefening van uitvoerende bevoegdheden door de leden van de Europese grens- en kustwachtteams die gedurende de gezamenlijke operaties, proefprojecten, snelle grensinterventies, terugkeeroperaties en terugkeerinterventies . De lidstaten stellen de Commissie van dergelijke bepalingen in kennis. 9. Het agentschap stelt het Europees Parlement in kennis van de in de leden 2 en 3 bedoelde activiteiten. Artikel 54 Verbindingsfunctionarissen in derde landen 1. Het agentschap kan deskundigen van zijn eigen personeelsbestand als verbindingsfunctionarissen in derde landen inzetten, die bij de uitvoering van hun taken optimale bescherming moeten genieten. Zij maken deel uit van de plaatselijke of regionale samenwerkingsnetwerken van immigratieverbindingsfunctionarissen en veiligheidsdeskundigen van de Unie en van de lidstaten, waaronder het netwerk dat op grond van Verordening (EG) nr. 377/2004 van de Raad is ingesteld. 2. In het kader van het beleid inzake de externe betrekkingen van de Unie wordt bij de inzet van verbindingsfunctionarissen prioriteit gegeven aan de derde landen die volgens een risicoanalyse een land van herkomst of doorreis voor irreguliere migratie zijn. Op basis van wederkerigheid kan het agentschap verbindingsfunctionarissen ontvangen die door deze derde landen ter beschikking zijn gesteld. De raad van bestuur stelt jaarlijks op basis van een voorstel van de uitvoerend directeur de lijst met prioriteiten vast. De inzet van verbindingsfunctionarissen wordt door de raad van bestuur goedgekeurd. 3. De taken van de verbindingsfunctionarissen van het agentschap omvatten, met inachtneming van het recht van de Unie en de grondrechten, het leggen en onderhouden van contacten met de bevoegde autoriteiten van het derde land waar zij gedetacheerd zijn, teneinde bij te dragen tot het voorkomen en bestrijden van irreguliere immigratie en tot de terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen. De verbindingsfunctionarissen werken nauw samen met de delegaties van de Unie. 4. Het besluit verbindingsfunctionarissen in te zetten in derde landen, vereist voorafgaand advies van de Commissie, en het Europees Parlement wordt van deze activiteiten zo spoedig mogelijk volledig op de hoogte gesteld. Afdeling 4 Algemeen kader en organisatie van het agentschap Artikel 55 Juridische status en vestigingsplaats 1. Het agentschap is een orgaan van de Unie. Het heeft rechtspersoonlijkheid. 2. In elk van de lidstaten geniet het agentschap de meest uitgebreide handelingsbevoegdheid die krachtens de wetgeving van de betrokken lidstaat aan rechtspersonen wordt verleend. Het kan met name roerend en onroerend goed verwerven of vervreemden en in rechte optreden. 3. Het is onafhankelijk met betrekking tot operationele en technische aangelegenheden. 4. Het agentschap wordt vertegenwoordigd door zijn uitvoerend directeur. 5. De zetel van het agentschap is in Warschau, Polen, onder voorbehoud van de uitvoering van artikel 56. Artikel 56 Zetelovereenkomst 1. De vereiste bepalingen betreffende de huisvesting van het agentschap in de lidstaat waar de zetel is gevestigd en de door deze lidstaat ter beschikking te stellen faciliteiten, alsook de specifieke voorschriften die in die lidstaat gelden voor de uitvoerend directeur, de plaatsvervangend uitvoerend directeur, de leden van de raad van bestuur, het personeel van het agentschap en hun gezinsleden, worden vastgesteld in een zetelovereenkomst tussen het agentschap en de lidstaat waar het agentschap zijn zetel heeft. 2. De zetelovereenkomst wordt gesloten nadat de raad van bestuur deze heeft goedgekeurd en uiterlijk drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening. 3. De lidstaat waar het agentschap zijn zetel heeft, biedt optimale voorwaarden voor de goede werking van het agentschap, waaronder meertalig, Europees gericht onderwijs en passende vervoersverbindingen. Artikel 57 Personeel 1. Het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Unie, en de voorschriften die in overleg zijn vastgesteld door de instellingen van de Unie ten behoeve van de uitvoering van het statuut van de ambtenaren en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Unie, zijn van toepassing op het personeel van het agentschap. 2. Voor de toepassing van artikel 21 en artikel 32, lid 6, kan als coördinerend functionaris of verbindingsfunctionaris alleen een personeelslid van het agentschap worden aangewezen op wie het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie of titel II van de regeling die geldt voor de andere personeelsleden van de Europese Unie, van toepassing is. Voor de toepassing van artikel 19, lid 8, kunnen alleen door een lidstaat bij het agentschap gedetacheerde nationale deskundigen of grenswachters voor deelname aan de Europese grens- en kustwachtteams worden aangewezen. Het agentschap wijst de nationale deskundigen aan die overeenkomstig voornoemd artikel aan de Europese grens- en kustwachtteams worden toegewezen. 3. De raad van bestuur stelt in overleg met de Commissie de nodige uitvoeringsbepalingen vast overeenkomstig artikel 110 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie. 4. De raad van bestuur kan bepalingen vaststellen op grond waarvan nationale deskundigen en grenswachters uit de lidstaten naar het agentschap kunnen worden gedetacheerd. Deze bepalingen houden rekening met de vereisten van artikel 19, lid 8, en in het bijzonder met het feit dat de gedetacheerde nationale deskundigen of grenswachters als teamleden worden beschouwd en de in artikel 39 bedoelde taken en bevoegdheden hebben. Zij bevatten eveneens bepalingen inzake de voorwaarden voor inzet. Artikel 58 Voorrechten en immuniteiten Het Protocol inzake de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie is van toepassing op het agentschap en zijn personeel. Artikel 59 Aansprakelijkheid 1. De contractuele aansprakelijkheid van het agentschap wordt beheerst door het recht dat van toepassing is op de betrokken overeenkomst. 2. Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd uitspraak te doen krachtens een arbitrageclausule in een door het agentschap gesloten overeenkomst. 3. In geval van niet-contractuele aansprakelijkheid vergoedt het agentschap in overeenstemming met de algemene beginselen die de rechtsstelsels van de lidstaten gemeen hebben, alle door zijn afdelingen of door zijn personeel bij de uitoefening van hun werkzaamheden veroorzaakte schade. 4. Het Hof van Justitie is bevoegd uitspraak te doen in geschillen over de vergoeding van de in lid 3 bedoelde schade. 5. De persoonlijke aansprakelijkheid van het personeel jegens het agentschap wordt beheerst door de op hun van toepassing zijnde bepalingen van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Unie. Artikel 60 Administratieve en bestuurlijke structuur van het agentschap De administratieve en bestuurlijke structuur van het agentschap bestaat uit: (a) een raad van bestuur; (b) een uitvoerend directeur; (c) een raad van toezicht; (d) een adviesforum; en (e) een grondrechtenfunctionaris. Artikel 61 Functies van de raad van bestuur 1. De raad van bestuur: (a) benoemt de uitvoerend directeur op basis van een voorstel van de Commissie, overeenkomstig artikel 68; (b) benoemt de leden van de raad van toezicht, overeenkomstig artikel 69, lid 2; (c) stelt besluiten met corrigerende maatregelen vast, overeenkomstig artikel 12, lid 6; (d) stelt een geconsolideerd jaarlijks verslag over de activiteiten van het agentschap in het voorgaande jaar vast en zendt dit uiterlijk op 1 juli toe aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer; het geconsolideerde jaarlijks activiteitenverslag wordt openbaar gemaakt; (e) stelt ieder jaar voor 30 november, rekening houdend met het advies van de Commissie, met een meerderheid van twee derde van zijn stemgerechtigde leden een enkelvoudig programmeringsdocument met de meerjarige programmering van het agentschap en zijn werkprogramma voor het komende jaar vast en zendt dit toe aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie; (f) stelt procedures vast voor besluiten van de uitvoerend directeur in verband met de operationele taken van het agentschap; (g) stelt met een meerderheid van twee derde van zijn stemgerechtigde leden de jaarbegroting van het agentschap vast en voert andere functies uit met betrekking tot de begroting van het agentschap, overeenkomstig afdeling 5 van dit hoofdstuk; (h) treedt als tuchtinstantie op ten aanzien van de uitvoerend directeur en, in overleg met deze laatste, ten aanzien van de plaatsvervangend directeur; (i) stelt zijn reglement van orde vast; (j) bepaalt de organisatorische structuur van het agentschap en stelt het personeelsbeleid van het agentschap vast, met name het meerjarige personeelsbeleidsplan. Overeenkomstig de relevante bepalingen van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie wordt het meerjarige personeelsbeleidsplan ingediend bij de Commissie en, na een gunstig advies van de Commissie, bij de begrotingsautoriteit; (k) stelt een fraudebestrijdingsstrategie vast, die evenredig is aan het frauderisico en rekening houdt met de kosten en baten van de uit te voeren maatregelen; (l) stelt interne regels vast voor het voorkomen en beheersen van belangenconflicten met betrekking tot zijn leden; (m) oefent, overeenkomstig lid 7, ten aanzien van het personeel van het agentschap de bevoegdheden uit die het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie toekent aan het tot aanstelling bevoegde gezag en die de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Unie toekent aan het tot het sluiten van contracten bevoegde gezag (hierna “de bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag” genoemd); (n) stelt passende regels ter uitvoering van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Unie vast, overeenkomstig artikel 110 van het Statuut; (o) zorgt voor passende follow-up van de resultaten en aanbevelingen die voortvloeien uit de interne en externe auditverslagen en beoordelingen en uit de onderzoeken van het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF); (p) stelt op basis van een behoeftenanalyse de in artikel 7, lid 3, bedoelde communicatie- en verspreidingsplannen vast en werkt deze regelmatig bij; (q) benoemt overeenkomstig het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Unie een rekenplichtige die volledig onafhankelijk is bij de uitvoering van zijn of haar taken; 2. Voorstellen voor besluiten betreffende specifieke activiteiten van het agentschap aan of in de onmiddellijke nabijheid van de buitengrenzen van een specifieke lidstaat vereisen dat het lid van de raad van bestuur dat die lidstaat vertegenwoordigt vóór aanneming van de betrokken voorstellen stemt. 3. De raad van bestuur kan de uitvoerend directeur adviseren over aangelegenheden die nauw verband houden met de ontwikkeling van het operationele beheer van de buitengrenzen en terugkeer, waaronder onderzoeksactiviteiten. 4. Als Ierland en/of het Verenigd Koninkrijk verzoeken om deel te mogen nemen aan specifieke activiteiten, neemt de raad van bestuur hierover een besluit. De raad van bestuur besluit per geval bij absolute meerderheid van zijn stemgerechtigde leden. In zijn besluit houdt de raad van bestuur rekening met de vraag of de deelname van Ierland en/of het Verenigd Koninkrijk bijdraagt tot het welslagen van de betrokken activiteit. Het besluit specifieert de financiële bijdrage van Ierland en/of het Verenigd Koninkrijk aan de activiteit waarvoor een verzoek tot deelname is ingediend. 5. De raad van bestuur doet de begrotingsautoriteit jaarlijks alle relevante informatie over de resultaten van de evaluatieprocedures door het agentschap toekomen. 6. De raad van bestuur kan een kleinschalige uitvoerende raad opzetten die bestaat uit de voorzitter van de raad van bestuur, een vertegenwoordiger van de Commissie en drie leden van de raad van bestuur, die de raad van bestuur en de uitvoerend directeur helpt bij de voorbereiding van de door de raad van bestuur vast te stellen besluiten, programma's en activiteiten, en zo nodig in spoedeisende gevallen namens de raad van bestuur bepaalde voorlopige besluiten neemt. 7. De raad van bestuur neemt overeenkomstig artikel 110 van het Statuut een besluit dat is gebaseerd op artikel 2, lid 1, van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en artikel 6 van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Unie, waarin hij de nodige bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag delegeert aan de uitvoerend directeur en de voorwaarden vastlegt voor de opschorting van deze delegatie van bevoegdheden. De uitvoerend directeur mag deze bevoegdheden op zijn beurt delegeren. Wanneer uitzonderlijke omstandigheden dat vereisen, kan de raad van bestuur door middel van een besluit de delegatie van de bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag aan de uitvoerend directeur en de bevoegdheden die deze laatste op zijn beurt heeft gedelegeerd, tijdelijk opschorten en deze bevoegdheden zelf uitoefenen of delegeren aan een van zijn leden of aan een ander personeelslid dan de uitvoerend directeur. Artikel 62 Samenstelling van de raad van bestuur 1. Onverminderd lid 3, bestaat de raad van bestuur uit een vertegenwoordiger van iedere lidstaat en twee vertegenwoordigers van de Commissie, die allen stemrecht hebben. Daartoe benoemt iedere lidstaat een lid van de raad van bestuur alsmede een plaatsvervanger die het lid tijdens zijn of haar afwezigheid vertegenwoordigt. De Commissie benoemt twee leden en hun plaatsvervangers. De duur van de ambtstermijn bedraagt vier jaar. Deze ambtstermijn kan worden verlengd. 2. De leden van de raad van bestuur worden benoemd op grond van hun uitgebreide ervaring en kennis op het gebied van de operationele samenwerking bij grensbeheer en terugkeer en rekening houdend met relevante vaardigheden op het gebied van management, bestuur en begroting. Alle partijen in de raad van bestuur trachten het verloop van hun vertegenwoordigers te beperken teneinde de continuïteit van de werkzaamheden van de raad van bestuur te verzekeren. Zij streven naar een evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in de raad van bestuur. 3. De landen die betrokken zijn bij de uitvoering, toepassing en ontwikkeling van het Schengenacquis nemen deel in het agentschap. Zij hebben ieder één vertegenwoordiger en één plaatsvervanger in de raad van bestuur. Krachtens de desbetreffende bepalingen van hun associatieovereenkomsten zijn er regelingen uitgewerkt die de aard en de omvang van en de nadere regels voor de deelname van deze landen aan de werkzaamheden van het agentschap vastleggen, met inbegrip van bepalingen inzake financiële bijdragen en personeel. Artikel 63 Meerjarige programmering en jaarlijkse werkprogramma's 1. De raad van bestuur stelt jaarlijks uiterlijk op 30 november een programmeringsdocument vast met de meerjarige programmering van het agentschap en de jaarlijkse programmering ervan voor het komende jaar, op basis van een ontwerptekst van de uitvoerend directeur, met inachtneming van het advies van de Commissie en, wat betreft de meerjarige programmering, na raadpleging van het Europees Parlement. De raad van bestuur doet het Europees Parlement, de Raad en de Commissie het document toekomen. 2. Het in lid 1 bedoelde document is definitief na de definitieve vaststelling van de algemene begroting en wordt, waar nodig, dienovereenkomstig aangepast. 3. De meerjarige programmering omvat een beschrijving van de algemene strategische programmering op de middellange en lange termijn, met inbegrip van de doelstellingen, beoogde resultaten en prestatie-indicatoren, alsmede van de planning van de middelen, met inbegrip van de meerjarige begroting en de personele middelen. In de meerjarige programmering worden de strategische interventiegebieden vastgesteld en wordt uitgelegd welke stappen moeten worden genomen om de doelstellingen te bereiken. De meerjarige programmering omvat een strategie voor de betrekkingen met derde landen en internationale organisaties, evenals de acties in verband met deze strategie. 4. De meerjarige programmering wordt uitgevoerd door middel van jaarlijkse werkprogramma's en wordt, waar nodig, bijgewerkt op basis van de resultaten van de in artikel 80 bedoelde evaluatie. De conclusies van deze evaluaties komen, waar nodig, ook tot uitdrukking in het jaarlijkse werkprogramma voor het komende jaar. 5. Het jaarlijkse werkprogramma omvat een beschrijving van de te financieren activiteiten, met gedetailleerde doelstellingen en de te verwachte resultaten, waaronder prestatie-indicatoren. Het geeft voorts een indicatie van de financiële en personele middelen die aan iedere activiteit worden toegewezen overeenkomstig de beginselen van activiteitsgestuurde begroting en activiteitsgestuurd beheer. Het jaarlijkse werkprogramma is consistent met de meerjarige programmering. Het vermeldt duidelijk de taken die zijn toegevoegd, gewijzigd of geschrapt ten opzichte van het vorige begrotingsjaar. 6. De vaststelling van het jaarlijkse werkprogramma geschiedt in overeenstemming met het wetgevingsprogramma van de Unie op de relevante gebieden van het beheer van de buitengrenzen en terugkeer. 7. Indien het agentschap na de vaststelling van het jaarlijkse werkprogramma een nieuwe taak krijgt toegewezen, wijzigt de raad van bestuur het jaarlijkse werkprogramma. 8. Iedere wezenlijke wijziging van het jaarlijkse werkprogramma wordt vastgesteld volgens dezelfde procedure als die welke voor de vaststelling van het oorspronkelijke jaarlijkse werkprogramma geldt. De raad van bestuur kan aan de uitvoerend directeur de bevoegdheid delegeren om niet-essentiële wijzigingen in het jaarlijkse werkprogramma door te voeren. Artikel 64 Voorzitterschap van de raad van bestuur 1. De raad van bestuur kiest uit zijn stemgerechtigde leden een voorzitter en een vicevoorzitter. De voorzitter en vicevoorzitter worden door de stemgerechtigde leden van de raad van bestuur met een tweederdemeerderheid gekozen. De vicevoorzitter vervangt ambtshalve de voorzitter wanneer deze is verhinderd zijn of haar taken te verrichten. 2. De ambtstermijn van de voorzitter en van de vicevoorzitter loopt af wanneer hun lidmaatschap van de raad van bestuur eindigt. Onverminderd deze bepaling bedraagt de duur van de ambtstermijn van de voorzitter of de vicevoorzitter vier jaar. Deze ambtstermijn kan eenmaal worden verlengd. Artikel 65 Vergaderingen 1. De voorzitter roept de raad van bestuur in vergadering bijeen. 2. De uitvoerend directeur van het agentschap neemt zonder stemrecht deel aan de beraadslagingen. 3. De raad van bestuur houdt ten minste twee gewone vergaderingen per jaar. Daarnaast komt de raad van bestuur bijeen op initiatief van de voorzitter, op verzoek van de Commissie of op verzoek van ten minste een derde van zijn leden. 4. Ierland en het Verenigd Koninkrijk worden uitgenodigd om de vergaderingen van de raad van bestuur bij te wonen. 5. De raad van bestuur kan een vertegenwoordiger van de Europese Dienst voor extern optreden uitnodigen. 6. De raad van bestuur kan andere personen wier mening van belang kan zijn, uitnodigen de vergaderingen als waarnemer bij te wonen. 7. De leden van de raad van bestuur kunnen zich, met inachtneming van de bepalingen van het reglement van orde van de raad van bestuur, laten bijstaan door adviseurs of deskundigen. 8. Het secretariaat voor de raad van bestuur wordt verzorgd door het agentschap. Artikel 66 Stemming 1. Onverminderd artikel 61, lid 1, onder e) en g), artikel 64, lid 1, en artikel 68, leden 2 en 4, neemt de raad van bestuur zijn besluiten bij absolute meerderheid van zijn stemgerechtigde leden. 2. Elk lid heeft één stem. De uitvoerend directeur neemt niet aan de stemming deel. Bij afwezigheid van een lid is zijn of haar plaatsvervanger gerechtigd zijn of haar stemrecht uit te oefenen. 3. Het reglement van orde bepaalt de nadere bijzonderheden van de stemprocedure en in het bijzonder onder welke voorwaarden een lid namens een ander lid kan handelen, alsmede de quorumvoorschriften, indien van toepassing. 4. De landen die betrokken zijn bij de uitvoering, toepassing en ontwikkeling van het Schengenacquis hebben beperkt stemrecht overeenkomstig de respectieve afspraken. Om de geassocieerde landen de mogelijkheid te bieden hun stemrecht uit te oefenen, specifieert het agentschap in de agenda de punten waarvoor beperkt stemrecht is verleend. Artikel 67 Taken en bevoegdheden van de uitvoerend directeur 1. Het agentschap wordt geleid door zijn uitvoerend directeur, die volledig onafhankelijk is in de uitoefening van zijn of haar taken. Onverminderd de respectieve bevoegdheden van de Commissie en de raad van bestuur vraagt noch aanvaardt de uitvoerend directeur instructies van een regering of andere instantie. 2. Het Europees Parlement of de Raad kan de uitvoerend directeur verzoeken om verslag uit te brengen over de wijze waarop hij zijn of haar taken uitvoert, in het bijzonder over de uitvoering van en het toezicht op de grondrechtenstrategie, het geconsolideerd jaarlijks activiteitenverslag van het agentschap over het voorgaande jaar, het werkprogramma voor het komende jaar en het meerjarenplan van het agentschap. 3. De uitvoerend directeur heeft de volgende functies en bevoegdheden: (a) de door de raad van bestuur van het agentschap goedgekeurde besluiten, programma's en activiteiten voorbereiden en uitvoeren binnen de grenzen die in deze verordening en de uitvoeringsbepalingen ervan en in enig toepasselijk recht zijn vastgesteld; (b) alle noodzakelijke stappen nemen, waaronder de vaststelling van interne administratieve instructies en de bekendmaking van mededelingen, om het dagelijks bestuur en functioneren van het agentschap te waarborgen, overeenkomstig de bepalingen van deze verordening; (c) ieder jaar een programmeringsdocument opstellen en dat na raadpleging van de Commissie voorleggen aan de raad van bestuur; (d) ieder jaar het geconsolideerd jaarlijks verslag over de activiteiten van het agentschap voorbereiden en aan de raad van bestuur voorleggen; (e) een ontwerpraming opstellen van de ontvangsten en uitgaven van het agentschap overeenkomstig artikel 75 en de begroting uitvoeren overeenkomstig artikel 76; (f) zijn of haar bevoegdheden aan andere personeelsleden van het agentschap delegeren volgens de regels die overeenkomstig de procedure van artikel 61, lid 1, onder i), moeten worden vastgesteld; (g) overeenkomstig artikel 12, lid 5, een besluit vaststellen over corrigerende maatregelen, onder meer om de lidstaten voor te stellen gezamenlijke operaties, snelle grensinterventies of andere acties als bedoeld in artikel 13, lid 2 te starten of uit te voeren; (h) de voorstellen van de lidstaten voor gezamenlijke operaties of snelle grensinterventies evalueren, goedkeuren en coördineren, overeenkomstig 14, lid 3; (i) de uitvoering van de in de artikelen 15 en 16 en artikel 32, lid 4, bedoelde operationele plannen waarborgen; (j) het verzoek van een lidstaat om bijstand van de ondersteuningsteams voor migratiebeheer en de behoeften van deze lidstaat beoordelen, in coördinatie met de relevante agentschappen van de Unie, overeenkomstig artikel 17, lid 2. (k) de uitvoering van het in artikel 18 bedoelde besluit van de Commissie waarborgen; (l) de financiering van een gezamenlijke operatie of snelle grensinterventie intrekken of deze operaties opschorten of beëindigen, overeenkomstig artikel 24; (m) de resultaten van gezamenlijke operaties en snelle grensinterventies evalueren, overeenkomstig artikel 25; (n) overeenkomstig de behoeften de minimale hoeveelheid technische uitrusting vaststellen, in het bijzonder voor het uitvoeren van gezamenlijke operaties en snelle grensinterventies, overeenkomstig artikel 38, lid 2; (o) een actieplan opstellen voor de follow-up van de conclusies van interne en externe auditverslagen en evaluaties alsmede van de onderzoeken van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), en aan de Commissie tweemaal per jaar en aan de raad van bestuur op regelmatige basis verslag uitbrengen over de voortgang; (p) de financiële belangen van de Unie beschermen aan de hand van de toepassing van maatregelen ter voorkoming van fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten, door middel van effectieve controles en, indien onregelmatigheden worden vastgesteld, door terugvordering van ten onrechte betaalde bedragen en, waar nodig, het opleggen van doeltreffende, evenredige en afschrikkende administratieve en financiële sancties; (q) een fraudebestrijdingsstrategie van het agentschap opstellen en het ter goedkeuring voorleggen aan de raad van bestuur. 4. De uitvoerend directeur legt aan de raad van bestuur verantwoording af over zijn werkzaamheden. 5. De uitvoerend directeur treedt op als wettelijke vertegenwoordiger van het agentschap. Artikel 68 Benoeming van de uitvoerend directeur en de plaatsvervangend uitvoerend directeur 1. De Commissie draagt kandidaten voor de post van uitvoerend directeur en plaatsvervangend uitvoerend directeur voor op basis van een lijst die is opgesteld na bekendmaking van de post in het Publicatieblad van de Europese Unie en in voorkomend geval in de pers of via internet. 2. De uitvoerend directeur wordt benoemd door de raad van bestuur op grond van zijn verdiensten en zijn met bewijsstukken gestaafde sterke bestuurlijke en leidinggevende vaardigheden, en rekening houdend met zijn ruime ervaring op het gebied van het beheer van de buitengrenzen en terugkeer. De raad van bestuur neemt zijn besluit met een meerderheid van twee derde van alle stemgerechtigde leden. De bevoegdheid om de uitvoerend directeur te ontslaan, berust bij de raad van bestuur, die handelt op basis van een voorstel van de Commissie en daarvoor dezelfde procedure volgt. 3. De uitvoerend directeur wordt bijgestaan door een plaatsvervangend uitvoerend directeur. Indien de uitvoerend directeur afwezig of verhinderd is, neemt de plaatsvervangend uitvoerend directeur zijn plaats in. 4. De plaatsvervangend uitvoerend directeur wordt op voorstel van de Commissie, na raadpleging van de uitvoerend directeur, door de raad van bestuur benoemd op grond van zijn verdiensten en zijn met bewijsstukken gestaafde passende bestuurlijke en leidinggevende vaardigheden, en rekening houdend met zijn relevante ervaring op het gebied van het beheer van de buitengrenzen en terugkeer. De raad van bestuur neemt zijn besluit met een meerderheid van twee derde van alle stemgerechtigde leden. De bevoegdheid om de plaatsvervangend uitvoerend directeur te ontslaan, berust bij de raad van bestuur, die daarvoor dezelfde procedure volgt. 5. De ambtstermijn van de uitvoerend directeur bedraagt vijf jaar. Aan het einde van deze termijn voert de Commissie een beoordeling uit waarbij rekening wordt gehouden met een evaluatie van de door de uitvoerend directeur bereikte resultaten en de toekomstige taken en uitdagingen van het agentschap. 6. Op grond van een voorstel van de Commissie dat rekening houdt met de in lid 5 bedoelde beoordeling, kan de raad van bestuur de ambtstermijn van de uitvoerend directeur eenmaal verlengen, met ten hoogste vijf jaar. 7. De ambtstermijn van de plaatsvervangend uitvoerend directeur bedraagt vijf jaar. Deze ambtstermijn kan door de raad van bestuur eenmaal worden verlengd met een periode van ten hoogste vijf jaar. Artikel 69 Raad van toezicht 1. De raad van toezicht geeft de uitvoerend directeur advies over: (a) door de uitvoerend directeur aan een lidstaat te richten aanbevelingen om gezamenlijke operaties of snelle grensinterventies te initiëren en uit te voeren, overeenkomstig artikel 14, lid 4; (b) door de uitvoerend directeur jegens lidstaten te nemen besluiten met betrekking tot de resultaten van de door het agentschap uitgevoerde kwetsbaarheidsbeoordeling, overeenkomstig artikel 12; (c) te nemen maatregelen voor de praktische uitvoering van het besluit van de Commissie met betrekking tot een situatie die urgente actie aan de buitengrenzen vereist, met inbegrip van de technische uitrusting die en het personeel dat nodig is om de doelstellingen van dat besluit te verwezenlijken, overeenkomstig artikel 18, lid 3. 2. De raad van toezicht bestaat uit de plaatsvervangend uitvoerend directeur, vier andere door de raad van bestuur te benoemen hoge ambtenaren van het agentschap en een van de vertegenwoordigers van de Commissie in de raad van bestuur. De raad van toezicht wordt voorgezeten door de plaatsvervangend uitvoerend directeur. 3. De raad van toezicht brengt verslag uit bij de raad van bestuur. Artikel 70 Adviesforum 1. Het agentschap richt een adviesforum op dat de uitvoerend directeur en de raad van bestuur bijstaat op het gebied van grondrechten. 2. Het agentschap nodigt het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken, het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten, het Hoge Commissariaat van de Verenigde Naties voor vluchtelingen en andere relevante organisaties uit aan het adviesforum deel te nemen. Op voorstel van de uitvoerend directeur besluit de raad van bestuur over de samenstelling en de werkmethoden van het adviesforum en over de wijze waarop aan het adviesforum informatie wordt toegezonden. 3. Het adviesforum wordt geraadpleegd over de verdere ontwikkelingen en uitvoering van de grondrechtenstrategie, de gedragscodes en de gemeenschappelijke basisinhoud. 4. Het adviesforum stelt een jaarverslag van zijn activiteiten op. Dat verslag wordt openbaar gemaakt. 5. Het adviesforum heeft toegang tot alle informatie met betrekking tot de eerbiediging van de grondrechten, onder meer door gezamenlijke operaties of snelle grensinterventies ter plaatse te bezoeken indien de ontvangende lidstaat dat toestaat. Artikel 71 Grondrechtenfunctionaris 1. De raad van bestuur stelt een grondrechtenfunctionaris aan, die beschikt over de nodige kwalificaties en ervaring op het gebied van grondrechten. 2. De grondrechtenfunctionaris is onafhankelijk in de uitvoering van zijn of haar taken als grondrechtenfunctionaris, rapporteert rechtstreeks aan de raad van bestuur en werkt samen het adviesforum. De grondrechtenfunctionaris brengt regelmatig verslag uit en draagt aldus bij tot het mechanisme voor toezicht op de grondrechten. 3. De grondrechtenfunctionaris wordt geraadpleegd met betrekking tot de overeenkomstig de artikelen 15 en 16 en artikel 32, lid 4, opgestelde operationele plannen en heeft toegang tot alle informatie inzake de eerbiediging van de grondrechten, in verband met alle activiteiten van het agentschap. Artikel 72 Klachtenmechanisme 1. Het agentschap neemt in samenwerking met de grondrechtenfunctionaris de nodige maatregelen om overeenkomstig dit artikel een klachtenmechanisme in te stellen teneinde de eerbiediging van de grondrechten bij alle activiteiten van het agentschap te monitoren en te waarborgen. 2. Iedere persoon die rechtstreeks de gevolgen ondervindt van de acties van het personeel dat betrokken is bij een gezamenlijke operatie, proefproject, snelle grensinterventie, terugkeeroperatie of terugkeerinterventie en van mening is dat met deze acties zijn of haar grondrechten zijn geschonden, of iedere derde partij die namens een dergelijke persoon optreedt, kan schriftelijk een klacht indienen bij het agentschap. 3. Uitsluitend voldoende gemotiveerde klachten in verband met concrete schendingen van de grondrechten zijn ontvankelijk. Anonieme, kwaadwillige, lichtzinnige, provocerende, hypothetische of onnauwkeurige klachten worden uit het klachtenmechanisme uitgesloten. 4. De grondrechtenfunctionaris wordt belast met de behandeling van door het agentschap ontvangen klachten overeenkomstig het recht op behoorlijk bestuur. Daartoe onderzoekt de grondrechtenfunctionaris de ontvankelijkheid van een klacht en hij registreert ontvankelijke klachten, zendt alle geregistreerde klachten door aan de uitvoerend directeur, zendt klachten betreffende grenswachters door aan de lidstaat van herkomst en registreert welke follow-up het agentschap of de lidstaat daaraan geeft. 5. Wanneer een klacht met betrekking tot een personeelslid van het agentschap wordt geregistreerd, zorgt de uitvoerend directeur voor passende follow-up, met inbegrip van disciplinaire maatregelen, waar nodig. De uitvoerend directeur brengt aan de grondrechtenfunctionaris verslag uit over de bevindingen en de follow-up die het agentschap aan de klacht heeft gegeven. 6. Wanneer een klacht met betrekking tot een grenswachter van een ontvangende lidstaat of een teamlid wordt geregistreerd, daaronder ook begrepen gedetacheerde teamleden of gedetacheerde nationale deskundigen, zorgt de lidstaat van herkomst voor passende follow-up, met inbegrip van disciplinaire maatregelen, waar nodig, of andere maatregelen overeenkomstig het nationaal recht. De betrokken lidstaat brengt aan de grondrechtenfunctionaris verslag uit over de bevindingen en de follow-up die aan de klacht is gegeven. 7. De grondrechtenfunctionaris brengt aan de uitvoerend directeur en de raad van bestuur verslag uit over de bevindingen en de follow-up die het agentschap en de lidstaten aan de klachten hebben gegeven. 8. Overeenkomstig het recht op behoorlijk bestuur worden de klagers, wanneer hun klacht ontvankelijk is, ervan in kennis gesteld dat de klacht is geregistreerd, een beoordeling is gestart en het antwoord zal worden gestuurd zodra het beschikbaar is. Als een klacht niet ontvankelijk is, worden de klagers in kennis gesteld van de redenen daarvoor en wordt hen gewezen op verdere mogelijkheden om verhaal te zoeken. 9. De grondrechtenfunctionaris stelt na raadpleging van het adviesforum een standaardformulier voor klachten op, waarin wordt gevraagd naar nauwkeurige en specifieke informatie met betrekking tot de vermeende schending van de grondrechten. De grondrechtenfunctionaris dient het formulier in bij de uitvoerend directeur en de raad van bestuur. Het agentschap zorgt ervoor dat het standaardformulier voor klachten in de meest gebruikelijke talen beschikbaar is en dat het op de website van het agentschap wordt geplaatst en op papier beschikbaar is tijdens alle activiteiten van het agentschap. De grondrechtenfunctionaris onderzoekt klachten ook wanneer deze niet via het standaardformulier zijn ingediend. 10. Alle persoonsgegevens die in een klacht worden vermeld, worden behandeld en verwerkt door het agentschap en de grondrechtenfunctionaris overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 en door de lidstaten overeenkomstig Richtlijn 95/46/EG en Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad. Als een klager een klacht indient, wordt hij of zij verondersteld in te stemmen met de verwerking van zijn of haar persoonsgegevens in de zin van artikel 5, onder d), van Verordening (EG) nr. 45/2001 door het agentschap of de grondrechtenfunctionaris. Om de belangen van klagers te waarborgen, worden klachten vertrouwelijk behandeld, tenzij de klager afstand doet van zijn of haar recht op vertrouwelijke behandeling. Wanneer een klager afstand doet van zijn of haar recht op vertrouwelijke behandeling, wordt aangenomen dat hij of zij ermee instemt dat de grondrechtenfunctionaris of het agentschap zijn of haar identiteit met betrekking tot de inhoud van de klacht bekendmaakt. Artikel 73 Talenregeling 1. De bepalingen van Verordening nr. 1 zijn van toepassing op het agentschap. 2. Onverminderd de besluiten die op grond van artikel 342 VWEU worden genomen, worden het jaarlijkse activiteitenverslag en het werkprogramma zoals bedoeld in artikel 61, lid 1, onder d) en e), in alle officiële talen van de Unie opgesteld. 3. De voor het functioneren van het agentschap vereiste vertaaldiensten worden geleverd door het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie. Artikel 74 Transparantie en communicatie 1. Bij de behandeling van verzoeken om toegang tot documenten in zijn bezit past het agentschap Verordening (EG) nr. 1049/2001 toe. 2. Het agentschap kan op eigen initiatief communiceren op de gebieden die tot zijn taken behoren. Het maakt het in artikel 61, lid 1, onder d), bedoelde geconsolideerde jaarlijkse activiteitenverslag openbaar en draagt er met name zorg voor dat het publiek en alle belanghebbende partijen snel objectieve, betrouwbare en begrijpelijke informatie omtrent zijn werk ontvangen. 3. De raad van bestuur stelt de praktische regelingen voor de toepassing van de leden 1 en 2 vast. 4. Elke natuurlijke of rechtspersoon heeft het recht zich schriftelijk in één van de officiële talen van de Unie tot het agentschap te richten. Hij of zij heeft het recht een antwoord in dezelfde taal te ontvangen. 5. Tegen de beslissingen die het agentschap op grond van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 neemt, kan een klacht worden ingediend bij de Europese Ombudsman of beroep worden ingesteld bij het Hof van Justitie van de Europese Unie, volgens de respectievelijk in de artikelen 228 en 263 VWEU bepaalde voorwaarden. Afdeling 5 Financiële voorschriften Artikel 75 Begroting 1. De ontvangsten van het agentschap bestaan, onverminderd andere ontvangsten, uit: (a) een in de algemene begroting van de Europese Unie (afdeling Commissie) opgenomen subsidie van de Unie; (b) een bijdrage van de landen die betrokken zijn bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis als vastgelegd in de respectieve regelingen ter specificering van de financiële bijdrage; (c) financiering van de Unie in de vorm van delegatieovereenkomsten of ad hoc-subsidies in overeenstemming met de in artikel 78 bedoelde financiële regeling en met de bepalingen van de relevante instrumenten ter ondersteuning van het beleid van de Unie; (d) vergoedingen voor geleverde diensten; (e) eventuele vrijwillige bijdragen van de lidstaten. 2. De uitgaven van het agentschap bestaan uit personele, administratieve, infrastructuur- en operationele kosten. 3. De uitvoerend directeur stelt een ontwerpraming op van de ontvangsten en uitgaven van het agentschap voor het volgende begrotingsjaar, waarin een personeelsformatie is opgenomen, en zendt deze toe aan de raad van bestuur. 4. De ontvangsten en uitgaven zijn in evenwicht. 5. De raad van bestuur keurt op basis van de door de uitvoerend directeur opgestelde ontwerpraming een voorlopige ontwerpraming van de ontvangsten en uitgaven van het agentschap goed, met inbegrip van de voorlopige personeelsformatie, en zendt deze uiterlijk op 31 januari toe aan de Commissie. 6. De raad van bestuur zendt de definitieve ontwerpraming van de ontvangsten en uitgaven van het agentschap, met inbegrip van de voorlopige personeelsformatie, samen met het voorlopige werkprogramma uiterlijk 31 maart toe aan de Commissie. 7. De raming wordt samen met het voorontwerp van algemene begroting van de Europese Unie door de Commissie ingediend bij het Europees Parlement en de Raad (hierna "de begrotingsautoriteit" genoemd). 8. Op basis van deze raming neemt de Commissie de geraamde bedragen die zij nodig acht voor de personeelsformatie en het bedrag van de subsidie ten laste van de algemene begroting op in het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie, dat zij overeenkomstig de artikelen 313 en 314 VWEU voorlegt aan de begrotingsautoriteit. 9. De begrotingsautoriteit keurt de kredieten voor de subsidie ten behoeve van het agentschap goed. De begrotingsautoriteit stelt de personeelsformatie van het agentschap vast. 10. De raad van bestuur stelt de begroting van het agentschap vast. De begroting wordt definitief na de definitieve vaststelling van de algemene begroting van de Europese Unie. De begroting wordt zo nodig dienovereenkomstig aangepast. 11. Voor elke wijziging van de begroting, met inbegrip van de personeelsformatie, wordt dezelfde procedure gevolgd. 12. Op bouwprojecten die aanzienlijke gevolgen kunnen hebben voor de begroting van het agentschap, zijn de bepalingen van gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie van toepassing. 13. Met het oog op de financiering van de inzet van snelle grensinterventies en terugkeerinterventies behelst de door de raad van bestuur goedgekeurde begroting van het agentschap een financiële operationele reserve van ten minste 4 % van de toewijzing voor de operationele activiteiten. De reserve moet het hele jaar op dat niveau blijven. Artikel 76 Uitvoering en controle van de begroting 1. De uitvoerend directeur voert de begroting van het agentschap uit. 2. Uiterlijk 1 maart van het jaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar (jaar N + 1) dient de rekenplichtige van het agentschap de voorlopige rekeningen voor het begrotingsjaar (jaar N) in bij de rekenplichtige van de Commissie en bij de Rekenkamer. De rekenplichtige van de Commissie consolideert de voorlopige rekeningen van de instellingen en de gedecentraliseerde organen overeenkomstig artikel 147 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad. 3. Het agentschap zendt uiterlijk 31 maart van het jaar N + 1 een verslag over het budgettair en financieel beheer voor het jaar N toe aan het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer. 4. De rekenplichtige van de Commissie zendt de voorlopige rekeningen van het agentschap voor het jaar N, die met de rekeningen van de Commissie zijn geconsolideerd, uiterlijk 31 maart van het jaar N + 1 aan de Rekenkamer toe. 5. Na ontvangst van de opmerkingen van de Rekenkamer over de voorlopige rekeningen van het agentschap voor het jaar N, overeenkomstig artikel 148 van Verordening (EG, Euratom) nr. 966/2012, stelt de uitvoerend directeur onder zijn of haar eigen verantwoordelijkheid de definitieve rekeningen van het agentschap op en legt hij of zij deze voor advies aan de raad van bestuur voor. 6. De raad van bestuur brengt een advies uit over de definitieve rekeningen van het agentschap voor het jaar N. 7. Uiterlijk 1 juli van het jaar N + 1 dient de uitvoerend directeur de definitieve rekeningen met het advies van de raad van bestuur in bij de Commissie, de Rekenkamer, het Europees Parlement en de Raad. 8. De definitieve rekeningen voor het jaar N worden uiterlijk 15 november van het jaar N + 1 bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. 9. De uitvoerend directeur dient uiterlijk 30 september van het jaar N + 1 een antwoord op de opmerkingen van de Rekenkamer in bij deze instelling. Hij zendt dit antwoord ook toe aan de raad van bestuur. 10. De uitvoerend directeur verstrekt het Europees Parlement op verzoek alle inlichtingen die nodig zijn voor het goede verloop van de kwijtingsprocedure voor het jaar N, overeenkomstig artikel 165, lid 3, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012. 11. Vóór 15 mei van het jaar N + 2 verleent het Europees Parlement op aanbeveling van de Raad, die met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit, de uitvoerend directeur van het agentschap kwijting voor de uitvoering van de begroting van het jaar N. Artikel 77 Fraudebestrijding 1. Met het oog op de bestrijding van fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten zijn de bepalingen van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 onverminderd van toepassing. Het agentschap treedt toe tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en stelt op basis van het model in de bijlage bij dat akkoord onmiddellijk passende regels op die op alle personeelsleden van het agentschap van toepassing zijn. 2. De Rekenkamer is bevoegd om audits te verrichten, op basis van documenten en ter plaatse, bij alle begunstigden, contractanten en subcontractanten die van het agentschap middelen van de Unie hebben ontvangen. 3. OLAF kan overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 onderzoeken verrichten, waaronder controles en inspecties ter plaatse, om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad in verband met een subsidie of een door het agentschap gefinancierde overeenkomst. 4. Onverminderd de leden 1, 2 en 3 bevatten samenwerkingsovereenkomsten met derde landen en internationale organisaties, contracten, subsidieovereenkomsten en subsidiebesluiten van het agentschap bepalingen die de Rekenkamer en OLAF uitdrukkelijk de bevoegdheid verlenen dergelijke audits en onderzoeken binnen hun respectieve bevoegdheden te verrichten. Artikel 78 Financiële bepaling De financiële regeling die van toepassing is op het agentschap wordt vastgesteld door de raad van bestuur, na raadpleging van de Commissie. Deze financiële regeling wijkt niet af van gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 tenzij dit in verband met de werking van het agentschap specifiek vereist is en de Commissie vooraf toestemming heeft verleend. HOOFDSTUK IV SLOTBEPALINGEN Artikel 79 Comitéprocedure 1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 33 bis van Verordening (EG) nr. 562/2006 opgerichte comité. Het comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011. 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. 3. Indien het advies van het comité via een schriftelijke procedure wordt verkregen, wordt deze procedure zonder gevolg beëindigd indien, binnen de termijn voor het uitbrengen van het advies, daartoe door de voorzitter van het comité wordt besloten of hierom door een tweederdemeerderheid van de leden van het comité wordt verzocht. 4. Indien het comité geen advies uitbrengt, neemt de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling niet aan en is artikel 5, lid 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. 5. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011 in samenhang met artikel 5 van die verordening van toepassing. Artikel 80 Evaluatie 1. Binnen drie jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening en vervolgens om de drie jaar verricht de Commissie een evaluatie om met name de resultaten, effectiviteit en doelmatigheid van de activiteiten van het agentschap en de werkmethoden ervan te beoordelen in het licht van de doelstellingen, het mandaat en de taken van het agentschap. De evaluatie richt zich in het bijzonder op de vraag of het mandaat van het agentschap moet worden gewijzigd en op de financiële gevolgen van dergelijke wijzigingen. De evaluatie omvat een specifieke analyse van de wijze waarop het Handvest van de grondrechten bij de toepassing van de verordening is nageleefd. 2. De Commissie zendt het evaluatieverslag samen met haar conclusies over het verslag aan het Europees Parlement, de Raad en de raad van bestuur. Het evaluatieverslag en de conclusies over het verslag worden openbaar gemaakt. 3. Bij elke tweede evaluatie toetst de Commissie de door het agentschap bereikte resultaten aan zijn doelstellingen, mandaat en taken. Artikel 81 Intrekking 1. Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad, Verordening (EG) nr. 863/2007 en Beschikking 2005/267/EG van de Raad worden ingetrokken. 2. Verwijzingen naar de ingetrokken verordeningen gelden als verwijzingen naar deze verordening overeenkomstig de bijlage. Artikel 82 Inwerkingtreding en toepasselijkheid Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Artikel 19, lid 5, en de artikelen 28, 29, 30 en 31 worden van toepassing drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen. Gedaan te Straatsburg, Voor het Europees Parlement Voor de Raad De voorzitter De voorzitterFINANCIEEL MEMORANDUM "AGENTSCHAPPEN" 1. KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 1.1. Benaming van het voorstel/initiatief 1.2. Betrokken beleidsterreinen in de ABM/ABB-structuur 1.3. Aard van het voorstel/initiatief 1.4. Doelstellingen 1.5. Motivering van het voorstel/initiatief 1.6. Duur en financiële gevolgen 1.7. Beheersvormen 2. BEHEERSMAATREGELEN 2.1. Monitoring- en rapportageregels 2.2. Beheers- en controlesysteem 2.3. Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden 3. GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 3.1. Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven 3.2. Geraamde gevolgen voor de uitgaven 3.2.1. Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven 3.2.2. Geraamde gevolgen voor de kredieten voor het Europees grens- en kustwachtagentschap 3.2.3. Geraamde gevolgen voor de personele middelen van het Europees grens- en kustwachtagentschap 3.2.4. Verenigbaarheid met het huidige meerjarig financieel kader 3.2.5. Bijdragen van derden 3.3. Geraamde gevolgen voor de ontvangsten FINANCIEEL MEMORANDUM 1. KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 1.1. Benaming van het voorstel/initiatief Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de Europese grens- en kustwacht en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2007/2004, Verordening (EG) nr. 863/2007 en Besluit 2005/267/EG van de Raad 1.2. Betrokken beleidsterrein in de ABM/ABB-structuur Beleidsterrein: Migratie en Binnenlandse zaken Activiteit: Veiligheid en bescherming van de vrijheden 1.3. Aard van het voorstel/initiatief ( Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie ( Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een voorbereidende actie X Het voorstel/initiatief betreft de verlenging van een bestaande actie ( Het voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe actie 1.4. Doelstellingen 1.4.1. De met het voorstel/initiatief beoogde strategische meerjarendoelstellingen van de Commissie Het doel van dit voorstel is de oprichting van een Europese grens- en kustwacht, die tot taak heeft het Europese geïntegreerde beheer van de buitengrenzen van de EU te verzorgen, teneinde migratie doeltreffend te beheren, een hoog niveau van veiligheid in de Unie te verzekeren zonder dat het vrij verkeer van personen in de Unie wordt aangetast. Dit voorstel maakt deel uit van een maatregelenpakket dat de Commissie presenteert met het oog op een betere bescherming van de buitengrenzen van de EU, zoals beschreven in bijgaande mededeling van de Commissie over een Europese grens- en kustwacht en een doeltreffend beheer van Europa's buitengrenzen. De Europese Unie is in 2015 geconfronteerd met buitengewone migratiedruk aan haar buitengrenzen, doordat van januari tot november naar schatting 1,5 miljoen personen illegaal de grenzen hebben overschreden. De enorme omvang van de gemengde migratiestromen die de buitengrenzen van de Europese Unie hebben overschreden en de daaruit voortvloeiende secundaire stromen tonen dat de bestaande structuren op het niveau van de Unie en de lidstaten ontoereikend zijn om de uitdagingen van zo'n grote toestroom aan te pakken. Binnen het Schengengebied zonder binnengrenzen ondervinden alle Schengenstaten de gevolgen van irreguliere immigratie over de buitengrenzen van één lidstaat. Naar aanleiding van de aanzienlijke secundaire stromen hebben verschillende lidstaten opnieuw grenstoezicht aan hun binnengrenzen ingevoerd. Dat heeft aanzienlijke spanningen veroorzaakt voor de werking en de samenhang van het Schengengebied. De huidige migratiecrisis maakt duidelijk dat het Schengengebied zonder binnengrenzen slechts in stand kan worden gehouden als de buitengrenzen effectief worden beveiligd en beschermd. Het toezicht op de buitengrenzen van de Unie is een gemeenschappelijk en gedeeld belang en moet worden uitgeoefend volgens strenge en uniforme Unienormen. Door de terroristische aanslagen van dit jaar is de bezorgdheid van de burgers over hun veiligheid toegenomen. Hoewel grenzen nooit absolute veiligheid kunnen waarborgen, kunnen zij wel aanzienlijk bijdragen tot betere beveiliging en betere inlichtingen en tot de voorkoming van toekomstige aanslagen. Deze taak is nog belangrijker geworden doordat bij terroristische aanslagen steeds vaker personen betrokken zijn die als buitenlandse strijder actief zijn geweest. Versterking van de beveiliging van de buitengrenzen is dan ook essentieel om het vertrouwen van de bevolking te herstellen. Een eengemaakt gebied zonder binnengrenzen kan slechts bestaan als de buitengrenzen effectief worden beschermd. Een keten is zo sterk als de zwakste schakel. Een besliste stap in de richting van een geïntegreerd beheersysteem voor de buitengrenzen is dus noodzakelijk. Dat is alleen mogelijk als alle lidstaten een bijdrage leveren overeenkomstig de beginselen van solidariteit en verantwoordelijkheid die alle EU-instellingen hebben onderschreven als leidende beginselen voor de aanpak van de migratiecrisis. In de Europese migratieagenda is vastgesteld dat een gedeeld beheer van de buitengrenzen tot stand moet worden gebracht, overeenkomstig artikel 77 VWEU, waarin de doelstelling om "geleidelijk een geïntegreerd systeem voor het beheer van de buitengrenzen op te zetten" wordt vastgesteld. Commissievoorzitter Juncker heeft in zijn State of the Union van september jongstleden aangekondigd dat de Commissie vóór het einde van het jaar ambitieuze stappen zou voorstellen op weg naar een volledig operationele Europese grens- en kustwacht, wat vervolgens werd bevestigd in het werkprogramma van de Commissie voor 2016. Bij de voorgestelde verordening worden de algemene beginselen van Europees geïntegreerd grensbeheer vastgesteld en worden een Europese grens- en kustwacht en een op Frontex gebaseerd Europees grens- en kustwachtagentschap opgericht. Het doel van deze ontwerpverordening is te voorzien in een meer geïntegreerd beheer van de buitengrenzen van de EU, onder meer door het Europees grens- en kustwachtagentschap meer bevoegdheden op het gebied van het beheer van de buitengrenzen en terugkeer te verlenen dan Frontex momenteel heeft. De ontwerpverordening verleent het Europees grens- en kustwachtagentschap de aanvullende bevoegdheden die het nodig heeft voor doeltreffend geïntegreerd grensbeheer op Europees niveau, voor het aanpakken van de tekortkomingen van het grensbeheer op nationaal niveau en om te kunnen optreden bij buitensporige migratiestromen zoals die zich dit jaar aan de buitengrenzen van de Europese Unie hebben voorgedaan. De toekenning van deze aanvullende bevoegdheden aan de autoriteit op Europees niveau van de Europese grens- en kustwacht is van wezenlijk belang om te voorkomen dat tekortkomingen bij het beheer van de buitengrenzen of onvoorziene migratiestromen de goede werking van het Schengengebied ondermijnen. De problemen die door de migratiecrisis zijn ontstaan, kunnen niet op passende wijze worden aangepakt als de lidstaten op ongecoördineerde wijze optreden. Het geïntegreerde grensbeheer is een gedeelde verantwoordelijkheid van het Europees grens- en kustwachtagentschap en de nationale autoriteiten die met het grensbeheer zijn belast (inclusief de kustwachten voor zover deze taken op het gebied van grenstoezicht uitvoeren), die samen de Europese grens- en kustwacht vormen. 1.4.2. Specifieke doelstellingen en betrokken ABM/ABB-activiteiten De onderstaande specifieke doelstellingen zijn vastgesteld op basis van de in artikel 7 van het voorstel vastgelegde agentschapstaken, maar zijn deels ontleend aan het ABM/ABB-kader dat Frontex heeft opgesteld voor zijn werkprogramma 2016 waarin rekening is gehouden met de nieuwe taken die bij de verordening zijn vastgesteld. Wel zijn de nodige aanpassingen aangebracht. Specifieke doelstelling 1: Ondersteuning van het beheer van de buitengrenzen - coördineren van de operationele samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van het beheer van de buitengrenzen; - verlenen van bijstand aan de lidstaten in omstandigheden die extra technische en operationele bijstand aan de buitengrenzen vergen door de coördinatie en organisatie van gezamenlijke operaties, in overweging nemend dat in dit kader soms sprake is van humanitaire noodsituaties en reddingsacties op zee; - verlenen van bijstand aan de lidstaten in omstandigheden die extra technische en operationele bijstand aan de buitengrenzen vergen door snelle grensinterventies op te zetten aan de buitengrenzen van lidstaten die onder specifieke en onevenredige druk staan, in overweging nemend dat in dit kader soms sprake is van humanitaire noodsituaties en reddingsacties op zee; - opzetten en uitzenden van Europese grens- en kustwachtteams, met inbegrip van een snel inzetbare reservepool, die bij gezamenlijke operaties en snelle interventies aan de grenzen en in het kader van de ondersteuningsteams voor migratiebeheer worden ingezet; - inzetten van Europese grens- en kustwachtteams en technische uitrusting voor de verlening van bijstand bij de screening, identificatie en het nemen van vingerafdrukken in het kader van de ondersteuningsteams voor migratiebeheer; - inzetten van de nodige uitrusting en het nodige personeel voor de snel inzetbare reservepool voor de praktische uitvoering van de maatregelen die nodig zijn in een noodsituatie aan de buitengrenzen. Specifieke doelstelling 2: Ondersteuning van de autoriteiten van lidstaten die kustwachttaken uitvoeren - samenwerken met het Europees Bureau voor visserijcontrole en het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid ter ondersteuning van de nationale autoriteiten die kustwachttaken uitvoeren door a) diensten te verlenen, informatie te verstrekken, uitrusting te leveren en opleiding te verzorgen en b) multipurpose operaties te coördineren. Specifieke doelstelling 3: Ondersteuning om de terugkeer op doeltreffende wijze te laten verlopen - ondersteunen en versterken van de technische en operationele samenwerking tussen de lidstaten en met de autoriteiten en belanghebbenden van derde landen; - coördineren en organiseren van terugkeeroperaties; - verlenen van bijstand aan de lidstaten in omstandigheden die extra technische en operationele bijstand vergen voor de uitvoering van de verplichting om illegaal verblijvende onderdanen van derde landen te doen terugkeren, onder meer door de coördinatie en organisatie van terugkeeroperaties; - oprichten en inzetten van Europese terugkeerinterventieteams bij terugkeerinterventies. Specifieke doelstelling 4: Risicoanalyses en kwetsbaarheidsbeoordelingen - oprichten van een centrum voor monitoring en risicoanalyse met de capaciteit om de migratiestromen te monitoren en risicoanalyses uit te voeren die alle aspecten van het geïntegreerd grensbeheer bestrijken; - verrichten van een kwetsbaarheidsbeoordeling, waaronder een inschatting van de capaciteit van de lidstaten om het hoofd te bieden aan dreigingen en druk aan de buitengrenzen. Specifieke doelstelling 5: Opleiding - verlenen van bijstand aan de lidstaten bij het opleiden van nationale grenswachters en terugkeerdeskundigen, met inbegrip van de vaststelling van gemeenschappelijke opleidingsnormen. Specifieke doelstelling 6: Beheer van gebundelde middelen en Onderzoek en ontwikkeling - opzetten van een pool van technische uitrusting die kan worden ingezet bij gezamenlijke operaties, snelle interventies aan de grenzen en in het kader van de ondersteuningsteams voor migratiebeheer, alsmede bij terugkeeroperaties en terugkeerinterventies; - opzetten van pools van toezichthouders voor gedwongen terugkeer, begeleiders voor gedwongen terugkeer en terugkeerspecialisten; - ondersteunen van de ontwikkeling van technische normen voor uitrusting, met name voor tactische bevelvoering, controle en communicatie, alsmede technisch toezicht op de interoperabiliteit op nationaal en Unieniveau; - deelnemen aan de ontwikkeling en het beheer van onderzoeks- en innovatieactiviteiten die voor het toezicht op en de bewaking van de buitengrenzen relevant zijn, onder meer met betrekking tot het gebruik van geavanceerde bewakingstechnologie zoals op afstand bestuurde luchtvaartuigsystemen, en de ontwikkeling van proefprojecten op terreinen die onder de verordening vallen. Specifieke doelstelling 7: Eurosur en situatiemonitoring - verlenen van de nodige bijstand voor de ontwikkeling en het beheer van een Europees grensbewakingssysteem en zo nodig voor de ontwikkeling van een gemeenschappelijke structuur voor informatie-uitwisseling, met inbegrip van interoperabiliteit tussen systemen, met name door middel van de ontwikkeling, instandhouding en coördinatie van het Eurosur-kader overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1052/2013 van het Europees Parlement en de Raad; - ontwikkelen en beheren, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001 en Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad, van informatiesystemen waarmee informatie over nieuwe risico's bij het beheer van de buitengrenzen, over irreguliere immigratie en over terugkeer snel en betrouwbaar kan worden uitgewisseld, zulks in nauwe samenwerking met de Commissie, organen en instanties van de Unie en het bij Beschikking 2008/381/EG van de Raad opgezette Europees migratienetwerk. Specifieke doelstelling 8: Externe betrekkingen en grondrechten - verlenen van bijstand aan de lidstaten en derde landen in het kader van de onderlinge operationele samenwerking op het gebied van het beheer van de buitengrenzen en terugkeer, waaronder de uitzending van verbindingsfunctionarissen; - bescherming van grondrechten bij de uitoefening van de taken van het agentschap en de lidstaten in het kader van de verordening overeenkomstig het relevante Unierecht, waaronder met name het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Daartoe wordt onder meer een klachtenregeling opgezet voor het afhandelen van klachten over mogelijke schending van grondrechten bij de door het Europees grens- en kustwachtagentschap uitgevoerde activiteiten. Betrokken ABM/ABB-activiteit Activiteit 18 02: Solidariteit — Buitengrenzen, visumbeleid en vrij verkeer van personen 1.4.3. Verwachte resultaten en gevolgen Gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben voor de begunstigden/doelgroepen. Het voorstel stelt de algemene beginselen vast voor het Europees geïntegreerd grensbeheer, teneinde doeltreffend beheer van migratie en een hoog niveau van interne veiligheid in de Unie te waarborgen en het vrije verkeer van personen in de Unie in stand te houden. Het geïntegreerde grensbeheer bestaat uit maatregelen in derde landen, maatregelen die in samenwerking met naburige derde landen worden uitgevoerd, grenstoezichtmaatregelen aan de buitengrenzen en maatregelen op het gebied van het vrije verkeer, met inbegrip van de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal in een lidstaat verblijven. Dit voorstel strekt tot oprichting van de Europese grens- en kustwacht, die met het geïntegreerd grensbeheer wordt belast. Het Europees grens- en kustwachtagentschap krijgt ten opzichte van het mandaat van Frontex uitgebreidere bevoegdheden inzake alles aspecten van geïntegreerd grensbeheer. De Europese grens- en kustwacht wordt gevormd door het Europees grens- en kustwachtagentschap en de nationale autoriteiten die met het grensbeheer zijn belast, inclusief de kustwachten voor zover deze taken op het gebied van grenstoezicht uitvoeren. De Europese grens- en kustwacht heeft tot taak het Europees geïntegreerd grensbeheer uit te voeren overeenkomstig het beginsel van gedeelde verantwoordelijkheid. Aangezien alle nationale grenswachten, met inbegrip van de kustwachten voor zover deze taken op het gebied van grenstoezicht vervullen, het Europees geïntegreerd grensbeheer uitvoeren, zijn zij tegelijkertijd zowel Europese grens- en kustwachten als nationale grenswachten en kustwachten. Omdat het agentschap andere bevoegdheden zal hebben dan Frontex, krijgt het de nieuwe naam Europees grens- en kustwachtagentschap. Als belangrijkste taken moet het Europees grens- en kustwachtagentschap een operationele en technische strategie vaststellen voor de uitvoering van geïntegreerd grensbeheer op het niveau van de Unie, toezien op de effectiviteit van het grenstoezicht aan de buitengrenzen van de lidstaten, kwetsbaarheidsbeoordelingen verrichten en ervoor zorgen dat tekortkomingen in het beheer van de buitengrenzen door de nationale autoriteiten worden aangepakt, intensievere operationele en technische bijstand verlenen aan lidstaten door middel van gezamenlijke operaties en snelle grensinterventies, toezien op de praktische uitvoering van maatregelen in situaties die snel optreden aan de buitengrenzen vereisen, alsook terugkeeroperaties en -interventies organiseren, coördineren en uitvoeren. Het Europees grens- en kustwachtagentschap zal een effectief globaal overzicht moeten hebben van de situatie, zodat het in staat is vast te stellen of een lidstaat de toepasselijke EU-wetgeving kan uitvoeren en of er zwakke punten zijn in het grensbeheer van een lidstaat, teneinde te voorkomen dat versterking van de migratiestromen tot ernstige problemen aan de buitengrenzen leidt. Dit voorstel bevat daarom de volgende onderdelen om de sterkere rol van het Europees grens- en kustwachtagentschap ten opzichte van Frontex mogelijk te maken: oprichting van een centrum voor monitoring en risicoanalyse met de capaciteit om de migratiestromen naar en binnen de Europese Unie te monitoren en risicoanalyses uit te voeren ten behoeve van de lidstaten, die alle voor geïntegreerd grensbeheer relevante aspecten bestrijken, en met name grenstoezicht, terugkeer, irreguliere secundaire stromen van derdelanders in de Europese Unie, preventie van grensoverschrijdende criminaliteit (met inbegrip van facilitering van irreguliere immigratie, mensenhandel en terrorisme), alsmede de situatie in de naburige derde landen. Het doel hiervan is de ontwikkeling van een mechanisme voor vroegtijdige waarschuwing waarmee de migratiestromen naar de EU kunnen worden geanalyseerd; uitzending van verbindingsfunctionarissen door het agentschap naar de lidstaten zodat het agentschap zijn monitoringtaak doeltreffend kan uitvoeren, niet alleen door risicoanalyse en gegevensuitwisseling en via Eurosur, maar ook door aanwezigheid op het terrein. De verbindingsfunctionarissen moeten de samenwerking tussen het agentschap en de lidstaten bevorderen en met name meehelpen aan het verzamelen van de informatie die het agentschap nodig heeft voor het uitvoeren van kwetsbaarheidsbeoordelingen en het monitoren van de maatregelen die de lidstaten aan de buitengrenzen uitvoeren; toezichthoudende taak van het agentschap: het agentschap verricht verplichte kwetsbaarheidsbeoordelingen om vast te stellen of de lidstaten de capaciteit hebben om problemen aan hun buitengrenzen aan te pakken. Daartoe wordt onder meer een beoordeling verricht van de uitrusting en de middelen waarover de lidstaten beschikken en van hun noodplannen. De uitvoerend directeur stelt, op advies van de raad van toezicht die binnen het Europees grens- en kustwachtagentschap wordt ingesteld, de maatregelen vast die de betrokken lidstaat moet nemen en bepaalt binnen welke termijn dat moet gebeuren. Het besluit van de uitvoerend directeur is voor de betrokken lidstaat bindend; worden de nodige maatregelen niet binnen de gestelde termijn getroffen, dan wordt de zaak voorgelegd aan de raad van bestuur, die er nader over beslist. Als de lidstaat ook dan niet in actie komt en daardoor de werking in gevaar kan brengen, kan de Commissie een uitvoeringsbesluit vaststellen betreffende rechtstreekse interventie door het agentschap; nieuwe procedures voor situaties die dringende maatregelen vereisen: bedoeld voor situaties waarin een lidstaat nalaat de nodige corrigerende maatregelen te treffen overeenkomstig de kwetsbaarheidsbeoordeling of in geval van onevenredige migratiedruk aan de buitengrenzen, waardoor het toezicht op de buitengrenzen zodanig onwerkzaam wordt dat de werking van het Schengengebied in gevaar komt. Dit houdt in dat de Commissie een uitvoeringsbesluit vaststelt betreffende de maatregelen die het Europees grens- en kustwachtagentschap moet treffen overeenkomstig deze verordening en waarbij de betrokken lidstaat verplicht wordt om bij de uitvoering van die maatregelen aan het agentschap zijn medewerking te verlenen. Het agentschap zal dan bepalen welke actie moeten worden ondernomen voor de praktische tenuitvoerlegging van de maatregelen in het besluit van de Commissie en zal rechtstreeks in de betrokken lidstaat interveniëren; meer taken voor het agentschap: deze omvatten het opzetten en uitzenden van Europese grens- en kustwachtteams ten behoeve van gezamenlijke operaties en snelle grensinterventies, het opzetten van een pool van technische uitrusting, het verlenen van bijstand aan de Commissie bij de coördinatie van de activiteiten van de ondersteuningsteams voor migratiebeheer in de hotspotgebieden, en een versterkte rol op het gebied van terugkeer, risicoanalyse, opleiding en onderzoek; verplichte bundeling van personele middelen: er wordt een snel inzetbare pool opgezet, die bestaat uit een permanent orgaan waarvoor jaarlijks een klein percentage van het totale aantal grenswachters in de lidstaten wordt aangewezen. De inzet van Europese grens- en kustwachtteams uit de snel inzetbare reservepool wordt indien nodig onmiddellijk aangevuld met extra Europese grens- en kustwachtteams; vorming van een eigen pool van technische uitrusting: het agentschap verwerft zelfstandig of samen met een lidstaat een pool van door de lidstaten te leveren technische uitrusting en beheert die pool, op basis van de door het agentschap vastgestelde behoeften. De pool van technische uitrusting wordt aangevuld met vervoersmaterieel en operationele uitrusting, aangeschaft door de lidstaten in het kader van de specifieke acties van het Fonds voor interne veiligheid; belangrijke rol op het gebied van bijstand aan de Commissie bij de coördinatie van de ondersteuningsteams voor migratiebeheer in de hotspotgebieden: bij gemengde migratiestromen en in het kader van de verlening van gecoördineerde en versterkte technische en operationele steun aan de lidstaten door het agentschap en het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken, Europol en andere relevante agentschappen van de Unie; grotere rol voor het agentschap op het gebied van terugkeer: er wordt binnen het agentschap een terugkeerbureau opgericht, dat de lidstaten alle nodige operationele versterking moet bieden in het kader van de terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen. Het agentschap coördineert en organiseert terugkeeroperaties en terugkeerinterventies van de lidstaten en bevordert op eigen initiatief de organisatie daarvan ter versterking van het terugkeerstelsel van de lidstaten die aan bijzondere druk blootstaan. Het agentschap moet kunnen beschikken over pools van toezichthouders voor gedwongen terugkeer, begeleiders voor gedwongen terugkeer en terugkeerspecialisten die door de lidstaten beschikbaar worden gesteld en deel uitmaken van Europese terugkeerinterventieteams die in de lidstaten worden ingezet; deelname van het agentschap aan het beheer van onderzoeks- en innovatieactiviteiten die voor het toezicht op de buitengrenzen relevant zijn, onder meer met betrekking tot het gebruik van geavanceerde bewakingstechnologie zoals op afstand bestuurde luchtvaartuigsystemen, en de ontwikkeling van proefprojecten op terreinen die onder deze verordening vallen; Europese samenwerking inzake kustwachttaken: ontwikkeling van sectoroverschrijdende samenwerking tussen het Europees grens- en kustwachtagentschap, het Europees Bureau voor visserijcontrole en het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid teneinde synergieën tussen deze agentschappen te verbeteren en daardoor op efficiëntere en kosteneffectievere basis multipurpose diensten te verlenen aan nationale autoriteiten die kustwachttaken uitvoeren; intensievere samenwerking met derde landen door coördinatie van de operationele samenwerking tussen lidstaten en derde landen op het gebied van grensbeheer, ook wat de coördinatie van gezamenlijke operaties betreft, en uitzending van verbindingsfunctionarissen naar derde landen, alsmede samenwerking met de autoriteiten van derde landen op het gebied van terugkeer, ook wat de verkrijging van reisdocumenten betreft; versterking van de bevoegdheid van het agentschap voor de verwerking van persoonsgegevens: persoonsgegevens mogen ook worden verwerkt in het kader van de organisatie en coördinatie van gezamenlijke operaties, proefprojecten, snelle grensinterventies, terugkeeroperaties, terugkeerinterventies en ondersteuningsteams voor migratiebeheer, en in het kader van de informatie-uitwisseling met de lidstaten, het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken, Europol, Eurojust en andere agentschappen van de Unie; bescherming van de grondrechten door het opzetten van een klachtenregeling voor het afhandelen van klachten over mogelijke schending van de grondrechten bij de door het Europees grens- en kustwachtagentschap uitgevoerde activiteiten. De klachtenregeling is een administratief mechanisme aangezien het agentschap niet zelf beschuldigingen van schending van de grondrechten door leden van de Europese grens- en kustwachtteams kan onderzoeken. 1.4.4. Resultaat- en effectindicatoren Indicatoren aan de hand waarvan kan worden nagegaan in hoeverre het voorstel/initiatief is uitgevoerd. - Aantal, duur en doeltreffendheid van gezamenlijke operaties, snelle interventies en proefprojecten die het agentschap met betrekking tot de buitengrenzen heeft gecoördineerd - Aantal irreguliere migranten dat per soort grens (lucht, zee, land) is aangehouden - Aantal snelle interventies dat uit de operationele reserve van het agentschap is gefinancierd - Doeltreffende uitvoering van de gedragscode voor grenswachten - Aantal incidenten en producten en permanente diensten dat het EFCA en het EMSA aan het agentschap hebben gemeld c.q. geleverd, waardoor de maritieme situatiekennis van grenswachten en nationale autoriteiten die kustwachttaken uitvoeren, is versterkt - Aantal multipurpose operaties ter ondersteuning van kustwachttaken (in samenwerking met het EMSA en het EFCA) - Aantal terugkeeroperaties dat het agentschap heeft gecoördineerd - Aantal personen dat is teruggekeerd in het kader van de operaties en de interventies die het agentschap heeft georganiseerd en uitgevoerd - Doeltreffende uitvoering van de gedragscode voor terugkeeroperaties - Aantal en frequentie van de risicoanalyseverslagen van het agentschap - Kwaliteit en efficiëntie van de specifieke risicoanalyseverslagen - Aantal kwetsbaarheidsbeoordelingen dat het agentschap jaarlijks heeft verricht - Aantal opleidingsmodules en aantal stagiair(e)s - Aantal opleidingscursussen dat is verzorgd - Aantal op het Erasmus-model gebaseerde uitwisselingen van grenswachten - Aantal activadeskundigen dat in de pools van het agentschap is geregistreerd - Aantal eigen activa dat het agentschap heeft aangeschaft/geleaset - Doeltreffend beheer van middelen en personeel en effectmeting via het Frontex Situation Centre - Kwantiteit en kwaliteit van gegevens, informatie en inlichtingen die vrijwel realtime zijn uitgewisseld via het Eurosur-communicatienetwerk, via het gemeenschappelijk inlichtingenbeeld van de situatie in het gebied vóór de grens en via het Europees situatiebeeld - Gebruik van datafusie in combinatie met technologische capaciteit voor het opsporen en volgen van grensoverschrijdende bewegingen, alsmede sectoroverschrijdende informatie-uitwisseling met andere actoren door te zorgen voor de gemeenschappelijke toepassing van bewakingsinstrumenten op EU-niveau en voor omgevingsinformatie (Eurosur-fusiediensten) - Tevredenheid bij de gebruikers over de activiteiten van het agentschap - Aantal verbindingsfunctionarissen dat in derde landen is gedetacheerd - Aantal verbindingsfunctionarissen dat in lidstaten is gedetacheerd De volgende horizontale effectindicatoren hebben betrekking op het algehele beheer van het agentschap: - invoering en correcte werking van de Europese grens- en kustwachtteams - beheer en volledigheid van de pool van technische uitrusting - bepaling, prioritering en effect van de werkafspraken met derde landen met volledige inachtneming van het externe EU-beleid - vermogen om aanbevelingen van de raad van bestuur, andere belanghebbenden en onafhankelijke evaluaties uit te voeren […] 1.5. Motivering van het voorstel/initiatief 1.5.1. Behoeften waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien Op korte termijn moet het Europees grens- en kustwachtagentschap de kernactiviteiten van Frontex op het gebied van het beheer van de buitengrenzen en de terugkeer voortzetten. De begrotingen van Frontex voor 2015 en voor 2016 zijn in 2015 verhoogd in verband met de aanpak van de migratiecrisis. In het bijzonder werd het budget voor de gezamenlijke operaties Poseidon en Triton verdrievoudigd, waardoor het agentschap meer ondersteuning op het gebied van terugkeer kon bieden aan de lidstaten en in de noodzakelijke middelen voor de hotspots kon worden voorzien. De uiteindelijke door de Commissie voorgestelde EU-subsidie voor 2016 bedraagt 238 686 000 EUR. De werkzaamheden van het agentschap op het gebied van het beheer van de buitengrenzen moeten op hetzelfde peil worden voortgezet, ook wat betreft zijn regelmatige en belangrijke bijdrage aan de opsporings- en reddingsmissies en op het gebied van terugkeer. De in de verordening voorgestelde nieuwe taken zullen leiden tot een versterking van de capaciteit van het agentschap om de lidstaten ondersteuning te bieden op deze interventiegebieden. In dit verband is het van essentieel belang dat het subsidiebedrag voor 2016 als basisbedrag voor de jaarlijkse begroting van het Europees grens- en kustwachtagentschap voor 2017 wordt gehandhaafd om: - de opgeschaalde operationele activiteiten in gezamenlijke operaties op zee, en met name Triton en Poseidon, te kunnen voortzetten met het grotere aantal activa en in het grotere territoriale gebied van die operaties, waardoor de opsporings- en reddingsmogelijkheden binnen het mandaat van het agentschap toenemen; - het agentschap in staat te stellen deel te blijven nemen aan de ondersteuningsteams voor migratiebeheer in hotspotgebieden waar het EPA en andere relevante agentschappen ter plekke samenwerken met de lidstaten in de frontlinie, door mee te helpen bij de screening, registratie en het nemen van vingerafdrukken en een zeer actieve rol te spelen bij terugkeeroperaties en de ontmanteling van smokkelnetwerken; - de taak van het agentschap om lidstaten bijstand te verlenen bij terugkeeroperaties en andere onder het nieuwe mandaat vallende relevante activiteiten verder te versterken, met name door de oprichting van een speciaal terugkeerbureau waarmee het agentschap zijn steun aan lidstaten kan opschalen en onder meer terugkeeroperaties kan faciliteren, organiseren en financieren; - de samenwerking met de andere agentschappen voor binnenlandse zaken, en met name EASO, Europol en EU-Lisa, verder uit te bouwen; - de belangrijke rol van het agentschap in de bestrijding van migrantensmokkel in het algemeen, alsmede de bijdrage aan de uitvoering van het EU-actieplan tegen smokkel verder te vergroten. In het voorliggende voorstel wordt het vermogen van het agentschap om doeltreffend op te treden bij huidige en toekomstige dreigingen aan de buitengrenzen, echter aanzienlijk versterkt omdat het proactieve ondersteuning zal kunnen verlenen bij de actie die de lidstaten ondernemen, met name bij specifieke en onevenredige druk aan de buitengrenzen. Op middellange termijn worden de structuur, de capaciteit en de taken van het agentschap met de verordening versterkt. Het agentschap kan zijn nieuwe taken alleen adequaat uitvoeren als het bovenop het bedrag dat voor 2016 is uitgetrokken, extra EU-subsidiegeld krijgt. Met de aanvullende financiële middelen kan het agentschap met name: - de operationele reserve voor de financiering van snelle grensinterventies en terugkeerondersteunende interventies vormen. De financiële operationele reserve moet ten minste 4 % van de toewijzing voor de operationele activiteiten bedragen en het gehele jaar door op dat niveau blijven. De subsidie aan het agentschap moet met ten minste 10 000 000 EUR worden verhoogd om ervoor te zorgen dat dergelijke interventies binnen het in de verordening vastgestelde tijdsbestek kunnen worden opgezet; - zijn eigen uitrusting verwerven, onderhouden en leasen. Daartoe moet de EU-subsidie worden verhoogd met 10 000 000 EUR zodat het agentschap vooral de aankoop van kleine en middelgrote operationele uitrustingen (bijv. Eurodac-apparaten) zelf kan financieren. De eigen uitrusting van het agentschap is bedoeld als aanvulling op een pool van technische uitrusting die de lidstaten beschikbaar stellen, en met name vervoersmaterieel en operationele uitrusting die de lidstaten hebben aangeschaft in het kader van de specifieke acties van het Fonds voor interne veiligheid; - de nieuwe kustwachtondersteunende taken uitvoeren in het kader van de samenwerking tussen het agentschap en het Europees Bureau voor visserijcontrole (EFCA) en het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (EMSA). Over de nadere invulling van deze samenwerking zal in 2016 meer duidelijkheid komen in een speciaal daarvoor opgezet proefproject. Om ervoor te zorgen dat het agentschap een efficiënte coördinatie met het EMSA en het EFCA tot stand kan brengen wat betreft het gemeenschappelijk leveren van diensten, informatie en uitrusting en het gemeenschappelijk verzorgen van opleiding in het kader van kustwachttaken, en gezamenlijke operaties aan de zeegrenzen kan uitbreiden tot multipurpose operaties die ook andere kustwachttaken omvatten, is evenwel 5 000 000 EUR extra nodig; - nauwer samenwerken met derde landen. Te denken valt aan operationele activiteiten met buurlanden, projecten voor technische bijstand en samenwerking in terugkeeraangelegenheden, zoals de verkrijging van reisdocumenten. Daarvoor moet jaarlijks 5 000 000 EUR aan de begroting van het agentschap worden toegevoegd. Met dat bedrag kan het agentschap proactief samenwerken met derde landen, zulks onverminderd de Uniefinanciering die het agentschap ontvangt overeenkomstig de bepalingen van de relevante instrumenten voor het Uniebeleid inzake externe betrekkingen; - het aantal eigen verbindingsfunctionarissen in derde landen opvoeren. Voor de inzet van tien extra verbindingsfunctionarissen moet de begroting van het agentschap, naast de personeelskosten, met 1 000 000 EUR per jaar worden opgehoogd ter dekking van de kantoor- en communicatiekosten en de kosten van logistieke en technische steun. Voor 2017 moet daarnaast 1 000 000 EUR worden uitgetrokken voor de installatiekosten; - de instelling van de klachtenregeling en de stroomlijning van andere grondrechtengerelateerde activiteiten ondersteunen, waarvoor 500 000 EUR per jaar aan de begroting van het agentschap moet worden toegevoegd. Naast de financiële middelen worden voor de door het agentschap uit te voeren nieuwe taken 602 extra personeelsleden nodig geacht, namelijk 329 personeelsformatieposten en 273 posten voor extern personeel. De precieze behoefte aan personele middelen wordt nader beschreven in 3.2.3. Op korte en middellange termijn zullen de activiteiten van het agentschap bijdragen tot de verwezenlijking van de doelen van de Europese migratieagenda en de Europese veiligheidsagenda. 1.5.2. Toegevoegde waarde van de deelname van de EU Het doel van dit voorstel is een Europees geïntegreerd beheer van de buitengrenzen van de EU dat een doeltreffend beheer van migratie en een hoog niveau van veiligheid in de Unie moet waarborgen zonder dat het vrij verkeer van personen in de Unie wordt aangetast. Binnen het Schengengebied zonder binnengrenzen ondervinden alle Schengenstaten de gevolgen van irreguliere immigratie over de buitengrenzen van één lidstaat. Een gebied zonder binnengrenzen kan slechts bestaan als de buitengrenzen effectief worden beveiligd en beschermd. Aangezien het toezicht op de buitengrenzen van de Unie een gemeenschappelijk en gedeeld belang is dat overeenkomstig strenge uniforme Unienormen moet worden uitgeoefend, kunnen de doelstellingen van dit voorstel niet voldoende door de lidstaten worden bereikt maar beter door de Unie worden verwezenlijkt. De Unie kan daarom maatregelen vaststellen overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel dat in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie is neergelegd. 1.5.3. Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan Het Frontex-agentschap is in 2004 opgericht en werd in 2005 operationeel. Zoals in het Haags programma werd gevraagd, hechtte de Commissie op 13 februari 2008 haar goedkeuring aan een mededeling over de evaluatie en toekomstige ontwikkeling van het Frontex-agentschap (COM(2008) 67 definitief). De mededeling bevatte aanbevelingen voor de korte tot middellange termijn en suggesties voor de ontwikkeling van het agentschap op langere termijn. Voor de langere termijn werd gewezen op de cruciale rol die Frontex zou moeten spelen bij de ontwikkeling van een geïntegreerd EU-grensbeheersysteem. Afsluitend beval de Commissie een aantal verbeteringen aan voor de wijze waarop het agentschap binnen zijn mandaat opereert. Daarnaast beval zij aan om het mandaat op middellange termijn te herzien. Naast het bovengenoemde verslag van de Commissie over de evaluatie en toekomstige ontwikkeling van het Frontex-agentschap heeft in 2008 een onafhankelijke evaluatie plaatsgevonden. Die evaluatie, die de raad van bestuur van Frontex op grond van artikel 33 van de Frontex-verordening had laten uitvoeren, bracht aanvullende gezichtspunten en feiten naar voren met betrekking tot de werkmethoden van het agentschap. Ook werd de raad van bestuur van Frontex een reeks aanbevelingen gedaan. In het licht daarvan is het mandaat van het agentschap in 2011 gewijzigd om het in staat te stellen op de nieuwe uitdagingen te reageren. Ondanks de verbeteringen van 2011 is een verdere vernieuwing van het mandaat van het agentschap nodig. Aanleiding daarvoor zijn ten eerste de duidelijke politieke richtsnoeren die de Europese Raad in 2015 heeft gegeven voor de rol van het Frontex-agentschap bij de aanpak van de toenemende migratiedruk, en ten tweede de externe evaluatie van het Frontex-agentschap in 2014/2015. Het voorliggende voorstel sluit daarbij aan. Bij het opstellen van dit voorstel heeft de Commissie zich gebaseerd op de regelmatig in de Europese Raad en de Raad van ministers alsook in het Europees Parlement gevoerde besprekingen over grensbeheer en de voor de aanpak van de migratiecrisis benodigde maatregelen. Over de toekomst van het grensbeheer en met name de versterking van Frontex zijn besprekingen gevoerd op de bijeenkomst van de Raad van ministers van 8 oktober 2015. Daarop volgde op 15 oktober 2015 een bijeenkomst van de Europese Raad, die in zijn richtsnoeren over de toekomst van het grensbeheer opriep tot versterking van de buitengrenzen van de Europese Unie door onder meer de totstandbrenging van een geïntegreerd beheersysteem voor de buitengrenzen en de versterking van het mandaat van Frontex. Sinds de aanvang van de werkzaamheden van Frontex op 1 mei 2005 wordt voortdurend overleg gevoerd met de betrokkenen op Europees en nationaal niveau. Met name vinden geregeld besprekingen plaats in het kader van de rapportage van het agentschap aan het Europees Parlement en de Raad. Frontex brengt steeds verslag uit over zijn activiteiten op de vergaderingen van de raad van bestuur en in de diverse verslagen die het agentschap in de loop van het jaar uitbrengt. Ook wordt regelmatig informatie uitgewisseld met andere EU-agentschappen, waaronder het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken, het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten en Europol, alsmede met de Europese ombudsman. Daarnaast zijn besprekingen gehouden met maatschappelijke organisaties en universiteiten. De Commissie had in 2014 een studie laten uitvoeren over de haalbaarheid van een Europees grenswachtstelsel voor het toezicht op de buitengrenzen van de Unie, met de resultaten waarvan rekening is gehouden bij het opstellen van dit voorstel. De Commissie heeft er ook voor gezorgd dat de standpunten van de betrokkenen in aanmerking worden genomen, door de resultaten van de externe evaluatie van Frontex zorgvuldig in overweging te nemen. Deze externe evaluatie, die gebaseerd was op artikel 33 van Verordening (EU) nr. 2007/2004, is uitgevoerd tussen juli 2014 en juni 2015 en bestrijkt de periode van juli 2008 tot en met juli 2014. Het eindverslag is door de raad van bestuur van Frontex besproken op 10 september 2015, waarna de raad van bestuur aanbevelingen heeft opgesteld voor mogelijke wijzigingen van de oprichtingsverordening van Frontex. Het merendeel van de aanbevelingen waartoe de raad van bestuur op 28 oktober 2015 heeft besloten, is in dit voorstel verwerkt. De Commissie heeft ook rekening gehouden met het verslag van het Europees Parlement over het Speciaal verslag van de Europese Ombudsman betreffende het onderzoek op eigen initiatief naar Frontex (OI/5/2012/BEH-MHZ) met betrekking tot de ontwikkeling van een klachtenregeling voor het agentschap. In het kader van het Europees grensbewakingssysteem (Eurosur) is een samenwerkingsverband tussen Frontex en het EMSA en het EFCA opgezet, dat evenwel beperkt blijft tot grensbewaking. Deze samenwerking kan nu worden uitgebreid tot alle kustwachttaken, waarbij ook rekening wordt gehouden met de tests in het kader van multipurpose missies in bepaalde door Frontex gecoördineerde gezamenlijke operaties (bijv. Indalo). 1.5.4. Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten Deze ontwerpverordening is een antwoord op de oproep van het Europees Parlement en de Europese Raad tot doeltreffend beheer van de buitengrenzen van de Europese Unie. De Europese Raad heeft in oktober 2015 duidelijke richtsnoeren gegeven dat de buitengrenzen van de Europese Unie moeten worden versterkt door te werken aan een geïntegreerd beheersysteem voor de buitengrenzen en door het mandaat van Frontex te versterken in de context van debatten over de ontwikkeling van een Europees grens- en kustbewakingssysteem onder meer wat betreft de inzet van snellegrensinterventieteams in gevallen waarbij uit Schengenevaluaties of uit risicoanalyses blijkt dat krachtig en onverwijld moet worden opgetreden, in samenwerking met de betrokken lidstaat. De Europese Raad was voorts van mening dat het mandaat van Frontex inzake terugkeer moet worden verruimd met het recht om op eigen initiatief gezamenlijke terugkeeroperaties te organiseren, en dat de rol van Frontex inzake het verkrijgen van reisdocumenten voor terugkeerders moet worden versterkt. De Commissie heeft in de Europese migratieagenda voorgesteld om de lidstaten en de Europese Unie gezamenlijk verantwoordelijk te maken voor het beheer van de buitengrenzen. Daartoe werd in de migratieagenda voorgesteld de rechtsgrondslag van Frontex te wijzigen en de taken en capaciteit uit te breiden. Enkele van de voorgestelde maatregelen van de Commissie waren het oprichten van een Europese grens- en kustwacht, het uitbreiden van de rol van het Europees grens- en kustwachtagentschap bij de organisatie en coördinatie van terugkeer, het verbeteren van het beheer van de activa van het agentschap en de lidstaten en het invoeren van de hotspotaanpak. Met deze ontwerpverordening draagt de Commissie bij tot de versterking van de effectiviteit en betrouwbaarheid van het grensbeheer door verhoging van het niveau van verantwoordelijkheid en solidariteit. De Europese Unie heeft de afgelopen paar jaar een beleid gevoerd dat de lidstaten in staat stelt solide buitengrenzen op te bouwen en te onderhouden. Zolang er echter op Unieniveau geen sprake is van strategisch uitgevoerd geïntegreerd grensbeheer, zullen er op nationaal niveau uitvoeringsverschillen blijven tussen de lidstaten. Derhalve moeten er EU-normen voor grensbeheer komen die alle aspecten van het beheer van de buitengrenzen van de Unie dekken, zoals de Commissie in de Europese migratieagenda al heeft aangegeven. Dit voorstel bouwt voort op het al bestaande beleid inzake grensbeheer, waar ook Frontex onder valt, maar brengt dit beleid op een kwalitatief hoger peil. Frontex is opgericht bij Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad; die verordening is gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 863/2007, waarbij de snelle grensinterventies werden ingevoerd, en bij Verordening (EU) nr. 1168/2011, waarbij de verantwoordelijkheid van Frontex inzake de bescherming van de grondrechten werd versterkt. Dit voorstel houdt een aanzienlijke versterking in van het vermogen van het agentschap om doeltreffend op te treden bij huidige en toekomstige dreigingen aan de buitengrenzen, namelijk door proactieve versterking, evaluatie en coördinatie van de maatregelen van de lidstaten voor de uitvoering van passende maatregelen aan de buitengrenzen. Het voorstel vult de bestaande wetgeving aan door een soortgelijke aanpak te hanteren als bij het Europees grensbewakingssysteem (Eurosur): bevordering, door middel van concrete verbintenissen, van een geest van samenwerking, informatie-uitwisseling en coördinatie van de inspanningen van de lidstaten en het Europees grens- en kustwachtagentschap, alsmede de nationale autoriteiten en agentschappen van de Unie. Ook wordt voortgebouwd op Verordening (EU) nr. 656/2014 tot vaststelling van regels voor de bewaking van de zeebuitengrenzen in het kader van de operationele samenwerking gecoördineerd door Frontex. Het voorstel voorziet tevens in ontwikkeling en versterking van de snelle grensinterventies. Het voorstel en met name de invoering van een kwetsbaarheidsbeoordeling vormt een aanvulling op het Schengenevaluatiemechanisme dat bij Verordening (EU) nr. 1053/2013 is ingesteld. Het Schengenevaluatiemechanisme is bedoeld om het wederzijdse vertrouwen tussen de lidstaten in stand te houden. Het voorziet in een technische en een juridische beoordeling aan de hand waarvan wordt gecontroleerd of het Schengenacquis correct wordt toegepast en of aan de voorwaarden voor de opheffing van het toezicht op de binnengrenzen wordt voldaan. Wanneer bij een Schengenevaluatie aan de buitengrenzen ernstige tekortkomingen zijn geconstateerd, kan de Commissie aanbevelen dat een Europees grens- en kustbewakingsteam wordt ingezet of dat aan het agentschap ter beoordeling strategische plannen worden voorgelegd. Dit voorstel laat voorts de maatregelen onverlet die uit hoofde van de artikelen 19 bis en 26 van de Schengengrenscode kunnen worden vastgesteld. De kwetsbaarheidsbeoordeling is met name op preventie gericht: voorkomen dat een crisissituatie ontstaat. De operationele vermogens van de lidstaten aan de buitengrenzen worden beoordeeld en met dat doel wordt gekeken naar de technische uitrusting, capaciteit, middelen en noodvoorzieningen. De beoordeling wordt verricht door het agentschap en de raad van toezicht brengt advies uit aan de uitvoerend directeur, die een beslissing neemt over de noodzakelijke maatregelen. Als een lidstaat het besluit van de uitvoerend directeur niet naleeft en daardoor de werking van het Schengengebied in gevaar kan komen, kan de Commissie een uitvoeringsbesluit vaststellen waardoor het agentschap tot rechtstreekse interventie moet overgaan. Dit voorstel bouwt voort op en houdt een ontwikkeling in van deze bestaande beleidsbepalingen en brengt deze samen in de Europese grens- en kustwacht, waardoor een geïntegreerd beheersysteem voor de buitengrenzen op Unieniveau tot stand komt, zoals voorgeschreven in artikel 77, lid 2, onder d), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Dit voorstel is nauw verbonden met en vormt een aanvulling op ander beleid van de Unie, namelijk: a) het gemeenschappelijk Europees asielstelsel: het opzetten van ondersteuningsteams voor migratiebeheer in hotspotgebieden, dat nauw verbonden is met de herplaatsing van personen die duidelijk internationale bescherming nodig hebben; b) interne veiligheid: zoals aangegeven in de Europese veiligheidsagenda acht de Commissie strenge gemeenschappelijke normen voor grensbeheer van essentieel belang voor het voorkomen van grensoverschrijdende criminaliteit en terrorisme. Dit voorstel levert voorts een bijdrage aan de totstandkoming van een hoog niveau van interne veiligheid door het agentschap in staat te stellen bij zijn risicoanalyse aspecten van grensoverschrijdende criminaliteit en terrorisme in aanmerking te nemen en de persoonsgegevens te verwerken van personen die van betrokkenheid bij terroristische handelingen worden verdacht en door te bepalen dat het agentschap bij de preventie van terrorisme samenwerkt met andere agentschappen van de Unie en internationale organisaties. Ten aanzien van de toegang tot nationale en Europese databases bepaalt de verordening dat de lidstaten verplicht zijn de leden van de Europese grens- en kustbewakingsteams toegang te verlenen tot nationale en Europese databases; c) maritieme veiligheid en beveiliging en maritieme bewaking: door totstandbrenging van Europese samenwerking op het gebied van kustwachttaken tussen het Europees grens- en kustwachtagentschap, het Europees Bureau voor visserijcontrole en het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid; d) het beleid van de Unie inzake externe betrekkingen: het Europees grens- en kustwachtagentschap moet de operationele samenwerking tussen de lidstaten en derde landen faciliteren en te bevorderen, onder meer door de operationele samenwerking op het gebied van het beheer van de buitengrenzen te coördineren en verbindingsfunctionarissen naar derde landen uit te zenden, en door met de autoriteiten van derde landen samen te werken op het gebied van terugkeer, ook wat de verkrijging van reisdocumenten betreft. 1.6. Duur en financiële gevolgen ( Voorstel/initiatief met een beperkte geldigheidsduur ( Voorstel/initiatief is van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ ( Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ ( Voorstel/initiatief met een onbeperkte geldigheidsduur Uitvoering met een opstartperiode vanaf 2017, gevolgd door een volledige uitvoering. 1.7. Beheersvormen ( Rechtstreeks beheer door de Commissie via ( uitvoerende agentschappen ( Gedeeld beheer met lidstaten ( Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan: ( internationale organisaties en hun agentschappen; (de EIB en het Europees Investeringsfonds; ( de in de artikelen 208 en 209 bedoelde organen; ( publiekrechtelijke organen; ( privaatrechtelijke organen met een openbaredienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden; ( privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden; ( personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling. Opmerkingen […] […] 2. BEHEERSMAATREGELEN 2.1. Monitoring- en rapportageregels Frequentie en voorwaarden Voor het agentschap gelden monitoring- en rapportage-eisen. De monitoring en rapportage moeten regelmatig plaatsvinden. De raad van bestuur van het agentschap moet elk jaar een geconsolideerd jaarlijks activiteitenverslag van het agentschap over het voorafgaande jaar goedkeuren en uiterlijk op 1 juli toe aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, het Europees Economisch en Sociaal Comité en de Rekenkamer toezenden. Dit verslag moet openbaar worden gemaakt. Om de drie jaar moet de Commissie een evaluatie verrichten op basis van de evaluatiecriteria van de richtsnoeren van de Commissie. Daarin worden met name de gevolgen, de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de activiteiten van het agentschap en zijn werkmethoden getoetst aan zijn doelstellingen, mandaat en taken. De evaluatie moet in het bijzonder gericht zijn op de vraag of het mandaat van het agentschap moet worden gewijzigd en wat de financiële gevolgen van dergelijke wijzigingen zijn. Bij elke tweede evaluatie moeten bovendien de door het agentschap bereikte resultaten worden getoetst aan zijn doelstellingen, mandaat en taken. Indien de Commissie op grond van haar evaluatie van mening is dat het voortbestaan van het Europees grens- en kustwachtagentschap niet langer gerechtvaardigd is in het licht van zijn doelstellingen, mandaat en taken, kan zij voorstellen om deze verordening in te trekken. 2.2. Beheers- en controlesysteem 2.2.1. Geconstateerde risico's Vanwege de hoge migratiedruk aan de buitengrenzen van de Europese Unie moet een Europese grenswacht worden gevormd bestaande uit de autoriteiten van de lidstaten en het Europees grens- en kustwachtagentschap. Ook moet het Europees grens- en kustwachtagentschap uitgebreidere bevoegdheden krijgen dan het bestaande Frontex-agentschap. De personeelsbezetting en de financiële middelen van het agentschap moeten worden versterkt om te kunnen voldoen aan het verbrede mandaat en de uitgebreidere eisen van de voorgestelde verordening. 2.2.2. Controlemiddelen De rekeningen van het agentschap worden ter goedkeuring voorgelegd aan de Rekenkamer en worden onderworpen aan de kwijtingsprocedure. De interne auditdienst van de Commissie zal de audits uitvoeren in samenwerking met de interne auditor van het agentschap. 2.3. Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden Bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen Voor het agentschap De uitvoerend directeur zal het budget van het agentschap beheren. Hij/zij zal jaarlijks een gedetailleerd overzicht van alle ontvangsten en uitgaven van het vorige boekjaar aan de Commissie, de raad van bestuur en de Rekenkamer voorleggen. Daarnaast zal de interne auditdienst van de Commissie assistentie verlenen bij het beheer van de financiële transacties van het agentschap door middel van risicoanalyses, toezicht op de naleving door het verstrekken van onafhankelijke adviezen over de kwaliteit van de beheers- en controlesystemen en door middel van aanbevelingen ter verbetering van de efficiency van de activiteiten en om te waarborgen dat zuinig wordt omgesprongen met de middelen van het agentschap. Na goedkeuring door de Commissie en de Rekenkamer stelt het agentschap zijn financieel reglement overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1271/2013 vast. Het agentschap zal een intern auditsysteem opzetten dat vergelijkbaar is met hetgeen door de Commissie is ontwikkeld in het kader van haar eigen herstructurering. Samenwerking met OLAF Het onder het statuut van de Commissie vallende personeel zal met het oog op de fraudebestrijding samenwerken met het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF). Voor de Rekenkamer De Rekenkamer zal de rekeningen onderzoeken overeenkomstig artikel 248 van het Verdrag en jaarlijks een verslag over de activiteiten van het agentschap publiceren. 3. GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 3.1. Rubrieken van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderdelen voor uitgaven Bestaande begrotingsonderdelen Rubriek van het meerjarig financieel kader Begrotingsonderdeel Soort krediet Bijdrage Nummer [Rubriek 3] GK/ NGK van EVA-landen van kandidaat-lidstaten van derde landen in de zin van artikel 21, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement 3 18 03 02 Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie — Frontex GK/ NGK JA* NEE NEE NEE *Frontex ontvangt bijdragen van de niet-EU-landen die bij het Schengenakkoord zijn betrokken (NO, IS, CH, LI). Er is geen nieuw begrotingsonderdeel nodig. Wel moet de omschrijving van begrotingsonderdeel 18 03 02 worden aangepast. Rubriek van het meerjarig financieel kader Begrotingsonderdeel Soort krediet Bijdrage Nummer […][Omschrijving……………………………] GK/ NGK van EVA-landen van kandidaat-lidstaten van derde landen in de zin van artikel 21, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement […] […][XX.YY.YY.YY] […] […] JA/NEE JA/NEE JA/NEE JA/NEE 3.2. Geraamde gevolgen voor de uitgaven 3.2.1. Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven in miljoen EUR Rubriek van het meerjarig financieel kader 3 Veiligheid en burgerschap Europees grens- en kustwachtagentschap 2017 2018 2019 2020 TOTAAL Titel 1: Vastleggingen (1) Betalingen (2) Titel 2: Vastleggingen (1a) Betalingen (2a) Titel 3: Vastleggingen (3a) Betalingen (3b) TOTAAL kredieten voor het Europees grens- en kustwachtagentschap Vastleggingen =1+1a +3a 281,267 298,286 310,289 322,227 1 212,069 Betalingen =2+2a +3b 281,267 298,286 310,289 322,227 1 212,069 Rubriek van het meerjarig financieel kader 5 Administratieve uitgaven in miljoen EUR 2017 2018 2019 2020 TOTAAL DG: Migratie en Binnenlandse zaken ( Personele middelen 0,528 0,528 0,528 0,528 2,112 ( Andere administratieve uitgaven 0,030 0,030 0,030 0,030 0,120 TOTAAL DG Migratie en Binnenlandse Zaken Kredieten 0,558 0,558 0,558 0,558 2,232 TOTAAL kredieten voor RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader (totaal vastleggingen = totaal betalingen) 0,558 0,558 0,558 0,558 2,232 in miljoen EUR 2017 2018 2019 2020 TOTAAL TOTAAL kredieten onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 5 van het meerjarig financieel kader Vastleggingen 281,2675 298,2865 310,2895 322,2275 1 212,071 Betalingen 281,2675 298,2865 310,2895 322,2275 1 212,071 3.2.2. Geraamde gevolgen voor de kredieten voor het Europees grens- en kustwachtagentschap ( Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig ( Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven: Vastleggingskredieten, in miljoen EUR Doelstellingen en outputs TOTAAL 2017 2018 2019 2020 ( Gem. kosten Aantal Kosten Aantal Kosten Aantal Kosten Aantal Kosten Totaal aantal Totale kosten SPECIFIEKE DOELSTELLING 1 Ondersteuning van het beheer van de buitengrenzen Aantal gezamenlijke operaties aan de zeegrenzen 23,304 5 115,262 5 116,340 5 117,075 5 117,405 20 466,083 Aantal gezamenlijke operaties aan de landgrenzen 3,656 5 17,053 5 17,890 5 18,777 5 19,407 20 73,126 Aantal gezamenlijke operaties aan de luchtgrenzen 1,032 5 4,472 5 4,970 5 5,432 5 5,762 20 20,635 Operationele reserve voor snelle interventies 10,000 1 10,000 1 10,000 1 10,000 1 10,000 4 40,000 Subtotaal voor specifieke doelstelling 1 146,787 149,200 151,284 152,574 599,844 SPECIFIEKE DOELSTELLING 2 Ondersteuning van kustwachttaken Coördinatie met het EMSA en het EFCA wat het gemeenschappelijk leveren van diensten, informatie en uitrusting en het gemeenschappelijk verzorgen van opleiding in het kader van kustwachttaken betreft 3,126 1 1,556 1 2,547 1 3,608 1 4,794 4 12,505 Aantal gezamenlijke operaties aan de zeegrenzen, uitgebreid tot multipurpose operaties die ook andere kustwachttaken omvatten 1,055 5 4,249 5 4,933 5 5,698 5 6,226 20 21,106 Subtotaal voor specifieke doelstelling 2 5,805 7,480 9,306 11,020 33,611 SPECIFIEKE DOELSTELLING 3 Terugkeer Aantal georganiseerde/gecoördineerde gezamenlijke operaties 0,414 195 75,248 195 78,851 195 82,152 195 86,898 780 323,151 Subtotaal voor specifieke doelstelling 3 75,248 78,851 82,152 86,898 323,151 SPECIFIEKE DOELSTELLING 4 Risicoanalyses en kwetsbaarheidsbeoordelingen Aantal verrichte risicoanalyses/kwetsbaarheidsbeoordelingen 0,191 60 9,133 60 11,081 60 12,215 60 13,349 240 45,777 Subtotaal voor specifieke doelstelling 4 9,133 11,081 12,215 13,349 45,777 SPECIFIEKE DOELSTELLING 5 Opleidingen Aantal verzorgde opleidingen 0,039 200 7,555 200 7,555 200 7,851 200 8,373 800 31,334 Subtotaal voor specifieke doelstelling 5 7,555 7,555 7,851 8,373 31,334 SPECIFIEKE DOELSTELLING 6 Beheer van gepoolde middelen en O&O Beheer van gepoolde middelen 6,151 1 4,072 1 5,910 1 7,014 1 7,606 4 24,604 Aantal gekochte/geleasete eigen uitrustingen (kleine en middelgrote activa) 0,112 100 10,688 100 11,376 100 11,376 100 11,376 400 44,816 O&O, inclusief de toegenomen capaciteit om onderzoeksprojecten te beheren 3,541 1 3,062 1 3,524 1 3,788 1 3,788 4 14,162 Subtotaal voor specifieke doelstelling 6 17,823 20,811 22,179 22,771 83,582 SPECIFIEKE DOELSTELLING 7 Eurosur en situatiebeeld Beheer van Eurosur 16,164 1 15,137 1 15,815 1 16,555 1 17,147 4 64,655 24/7-beheer van het Situation Centre van het agentschap 3,036 1 0,858 1 2,376 1 3,696 1 5,214 4 12,144 Levering van situatiebeeld 4,655 1 4,655 1 4,655 1 4,655 1 4,655 4 18,619 Subtotaal voor specifieke doelstelling 7 20,650 22,846 24,906 27,016 95,418 SPECIFIEKE DOELSTELLING 8 Externe betrekkingen en grondrechten Externe betrekkingen en public relations 4,666 1 4,437 1 4,690 1 4,768 1 4,768 4 18,662 Nauwere samenwerking met derde landen, inclusief mogelijke gezamenlijke operaties met buurlanden, projecten voor technische bijstand en samenwerking in terugkeeraangelegenheden 6,090 1 5,370 1 5,857 1 6,270 1 6,862 4 24,359 Aantal verbindingsfunctionarissen in derde landen (personeelskosten + operationele kosten) 0,281 10 2,835 10 2,748 10 2,826 10 2,826 40 11,235 Aantal verbindingsfunctionarissen in lidstaten en in de bij het Schengenakkoord betrokken niet-EU-landen 0,503 30 2,155 30 4,310 30 4,310 30 4,310 30 15,085 Grondrechten, inclusief klachtenregeling 1,844 1 1,423 1 1,897 1 2,029 1 2,029 4 7,377 Subtotaal voor specifieke doelstelling 8 16,220 19,502 20,203 20,795 76,719 TOTALE KOSTEN 299,220 317,325 330,095 342,795 1 289,435 3.2.3. Geraamde gevolgen voor de personele middelen van het Europees grens- en kustwachtagentschap 3.2.3.1. Samenvatting ( Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig ( Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven: Personele middelen 2016 2017 2018 2019 2020 COM(2013) 519: uitgangssituatie 149 146 145 145 145 wijzigingen via de begrotingsprocedure 2016 (nota van wijzigingen 2/2016) 60 60 60 60 60 extra posten in verband met migratiecrisis (Triton, Poseidon) in ontwerpbegroting 2016 16 16 16 16 16 gewijzigde uitgangssituatie 225 222 221 221 221 gevraagde extra posten 130 197 263 329 Personeelsformatieposten (in personen) 225 352 418 484 550 - waarvan AD 157 262 311 377 443 - waarvan AST 68 90 107 107 107 Extern personeel (VTE) 177 288 342 396 450 - waarvan arbeidscontractanten 91 147 174 202 230 - waarvan gedetacheerde nationale deskundigen 86 141 168 194 220 Totaal personeelsformatie 402 640 760 880 1 000 Personeelsuitgaven 2017 2018 2019 2020 2017-2020 Personeelsformatieposten 38,082 50,820 59,532 68,244 216,678 - waarvan AD 27,654 37,818 45,408 54,120 165,000 - waarvan AST 10,428 13,002 14,124 114,124 51,678 Extern personeel 17,183 23,286 27,278 31,266 99,013 - waarvan arbeidscontractanten 8,330 11,235 13,160 15,120 47,845 - waarvan gedetacheerde nationale deskundigen 8,853 12,051 14,118 16,146 51,168 Totaal personeelsuitgaven 55,265 74,106 86,810 99,510 315,691 in miljoen EUR De in het kader van de hervorming overeengekomen personeelsinkrimping van 5 % (2013-2017) is in het voorstel verwerkt door de personeelsformatie van het agentschap voor 2017 met 1 % te verlagen (in de jaren 2013-2016 is eenzelfde verlagingspercentage toegepast). Met het oog op een zo doeltreffend mogelijke aanpak van de migratiecrisis is de personeelsformatie van het agentschap voor 2016 in de loop van 2015 verhoogd met 76 posten. In het kader van zijn nieuwe taken uit hoofde van de verordening heeft het agentschap echter extra posten nodig, oplopend tot 329 personeelsformatieposten en 273 posten voor extern personeel in 2020. Meer bepaald zijn de volgende versterkingen nodig: • 117 TA (107 AD, 10 AST) voor het terugkeerbureau en in verband met de toename van het aantal terugkeeractiviteiten van het agentschap. Het gaat onder meer om coördinerende functionarissen voor terugkeeroperaties en om het nodige personeel voor het huren van vliegtuigen. • 29 TA (27 AD, 2 AST) voor de coördinatie in het kader van gezamenlijke operaties, snelle interventies en hotspots aan de grenzen. • 29 TA (27 AD, 2 AST) voor de vestiging van een monitoring- en risicoanalysecentrum en voor de versterking van de capaciteit van het agentschap om "kwetsbaarheidsbeoordelingen" te verrichten en voor de nodige follow-up te zorgen. • 6 TA (3 AD, 3 AST) voor de ondersteuning van de activiteiten van de grondrechtenfunctionaris, gezien diens toegenomen werklast in verband met de terugkeermonitoring en de invoering van een nieuwe klachtenregeling. • 7 TA (4 AD, 3 AST) voor de actieve deelname van het agentschap aan het beheer van onderzoeks- en innovatieactiviteiten die voor het toezicht op de buitengrenzen relevant zijn, onder meer met betrekking tot het gebruik van geavanceerde bewakingstechnologie zoals op afstand bestuurde luchtvaartuigsystemen. • 46 TA (41 AD, 5 AST) voor het 24/7-beheer van het Situation Centre van het agentschap, dat de real-timemonitoring van en -rapportage over migratiestromen verzorgt, ook in het weekend en op feestdagen. • 10 TA (9 AD, 1 AST) voor de uitzending door het agentschap van verbindingsfunctionarissen naar derde landen en voor een verdere intensivering van de samenwerking met de belangrijkste derde landen. • 30 TA (30 AD) voor de uitzending door het agentschap van verbindingsfunctionarissen naar lidstaten. • 33 TA (31 AD, 2 AST) voor de uitvoering door het agentschap van zijn nieuwe "kustwachttaken": coördinatie van multipurpose missies, verlening van informatiediensten en verzorgen van opleiding. • 10 TA (5 AD, 5 AST) voor een doeltreffend beheer door het agentschap van de bestaande pools (Europese grenswachtteams, technische pool) en voor de vorming van nieuwe pools (drie terugkeergerelateerde pools). • 6 TA (3 AD, 3 AST) voor de verwerving en leasing van eigen uitrusting van het agentschap en voor het onderhoud van de eigen uitrusting van het agentschap. • 6 TA (3 AD, 3 AST) voor de versterking van de administratieve capaciteit van het agentschap om de verhoogde begroting te beheren en nieuwe taken uit te voeren conform de principes van een solide financieel beheer. Voorgesteld wordt om de extra posten geleidelijk beschikbaar te stellen om in 2020 uit te komen op in totaal 550 posten. Personele middelen 2016 2017 2018 2019 2020 COM(2013) 519: uitgangssituatie 149 146 145 145 145 wijzigingen via de begrotingsprocedure 2016 (nota van wijzigingen 2/2016) 60 60 60 60 60 extra posten in verband met migratiecrisis (Triton, Poseidon) in ontwerpbegroting 2016 16 16 16 16 16 gewijzigde uitgangssituatie 225 222 221 221 221 gevraagde extra posten 130 197 263 329 Personeelsformatieposten (in personen) 225 352 418 484 550 - waarvan AD 157 262 311 377 443 - waarvan AST 68 90 107 107 107 Extern personeel (VTE) 177 288 342 396 450 - waarvan arbeidscontractanten 91 147 174 202 230 - waarvan gedetacheerde nationale deskundigen 86 141 168 194 220 Totaal personeelsformatie 402 640 760 880 1 000 in miljoen EUR Personeelsuitgaven 2017 2018 2019 2020 2017-2020 Personeelsformatieposten 38,082 50,820 59,532 68,244 216,678 - waarvan AD 27,654 37,818 45,408 54,120 165,000 - waarvan AST 10,428 13,002 14,124 14,124 51,678 Extern personeel 17,183 23,286 27,278 31,266 99,013 - waarvan arbeidscontractanten 8,330 11,235 13,160 15,120 47,845 - waarvan gedetacheerde nationale deskundigen 8,853 12,051 14,118 16,146 51,168 Totaal personeelsuitgaven 55,265 74,106 86,810 99,510 315,691 De in het kader van de hervorming overeengekomen personeelsinkrimping van 5 % (2013-2017) is in het voorstel verwerkt door het aantal posten van het agentschap voor 2017 met 1 % te verlagen (in de jaren 2013-2016 is eenzelfde verlagingspercentage toegepast). Met het oog op een zo doeltreffend mogelijke aanpak van de migratiecrisis is de personeelsformatie van het agentschap voor 2016 in de loop van 2015 verhoogd met 76 posten. In het kader van zijn nieuwe taken uit hoofde van de verordening heeft het agentschap echter extra posten nodig, oplopend tot 329 in 2020, die aan de personeelsformatie moeten worden toegevoegd (zogeheten TA-posten). Meer bepaald zijn de volgende versterkingen nodig: • 117 TA (107 AD, 10 AST) voor het terugkeerbureau en in verband met de toename van het aantal terugkeeractiviteiten van het agentschap. Het gaat onder meer om coördinerende functionarissen voor terugkeeroperaties en om het nodige personeel voor het huren van vliegtuigen. • 29 TA (27 AD, 2 AST) voor de coördinatie in het kader van gezamenlijke operaties, snelle interventies en hotspots aan de grenzen. • 29 TA (27 AD, 2 AST) voor de vestiging van een monitoring- en risicoanalysecentrum en voor de versterking van de capaciteit van het agentschap om "kwetsbaarheidsbeoordelingen" te verrichten en voor de nodige follow-up te zorgen. • 6 TA (3 AD, 3 AST) voor de ondersteuning van de activiteiten van de grondrechtenfunctionaris, gezien diens toegenomen werklast in verband met de terugkeermonitoring en de invoering van een nieuwe klachtenregeling. • 7 TA (4 AD, 3 AST) voor de actieve deelname van het agentschap aan het beheer van onderzoeks- en innovatieactiviteiten die voor het toezicht op de buitengrenzen relevant zijn, onder meer met betrekking tot het gebruik van geavanceerde bewakingstechnologie zoals op afstand bestuurde luchtvaartuigsystemen. • 46 TA (41 AD, 5 AST) voor het 24/7-beheer van het Situation Centre van het agentschap, dat de real-timemonitoring van en -rapportage over migratiestromen verzorgt, ook in het weekend en op feestdagen. • 10 TA (9 AD, 1 AST) voor de uitzending door het agentschap van verbindingsfunctionarissen naar derde landen en voor een verdere intensivering van de samenwerking met de belangrijkste derde landen. • 30 TA (30 AD) voor de uitzending door het agentschap van verbindingsfunctionarissen naar lidstaten. • 33 TA (31 AD, 2 AST) voor de uitvoering door het agentschap van zijn nieuwe "kustwachttaken": coördinatie van multipurpose missies, verlening van informatiediensten en verzorgen van opleiding. • 10 TA (5 AD, 5 AST) voor een doeltreffend beheer door het agentschap van de bestaande pools (Europese grenswachtteams, technische pool) en voor de vorming van nieuwe pools (drie terugkeergerelateerde pools). • 6 TA (3 AD, 3 AST) voor de verwerving en leasing van eigen uitrusting van het agentschap en voor het onderhoud van de eigen uitrusting van het agentschap. • 6 TA (1 AD, 5 AST) voor de versterking van de administratieve capaciteit van het agentschap om de verhoogde begroting te beheren en nieuwe taken uit te voeren conform de principes van een solide financieel beheer. Voorgesteld wordt om de extra posten geleidelijk beschikbaar te stellen en het totale aantal TA-posten in 2020 op 550 te brengen. Daarnaast heeft het agentschap in het kader van zijn nieuwe taken uit hoofde van de verordening 273 extra externe personeelsleden (arbeidscontractanten (AC) en gedetacheerde nationale deskundigen (GND)) nodig. Deze extra posten komen geleidelijk beschikbaar. In 2020 moet het aantal externe personeelsleden zijn uitgebreid tot 450. Al met al zou het agentschap in 2020 in totaal 1 000 personeelsleden (TA, AC en GND) in dienst moeten hebben.3.2.3.2. Geraamde behoefte aan personele middelen voor het verantwoordelijke DG ( Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig. ( Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven: Raming 2017 2018 2019 2020 Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen) XX 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie) 4 4 4 4 XX 01 01 02 (delegaties) XX 01 05 01 (onderzoek door derden) 10 01 05 01 (eigen onderzoek) ( Extern personeel (in voltijdequivalenten VTE) XX 01 02 01 (AC, END, INT van de "totale financiële middelen") XX 01 02 02 (AC, AL, END, INT en JED in de delegaties) XX 01 04 yy - zetel - delegaties XX 01 05 02 (AC, END, INT – onderzoek door derden) 10 01 05 02 (AC, END, SNE – eigen onderzoek) Ander begrotingsonderdeel TOTAAL Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen. Beschrijving van de uit te voeren taken: Ambtenaren en tijdelijk personeel De Commissie vertegenwoordigen in de raad van bestuur van het agentschap. Het advies van de Commissie over het jaarlijkse werkprogramma opstellen en de tenuitvoerlegging van dit programma monitoren. Op de opstelling van de begroting van het agentschap toezien en de uitvoering van de begroting monitoren. Het agentschap bijstaan bij de ontwikkeling van zijn activiteiten in overeenstemming met het EU-beleid, onder meer door het deelnemen aan bijeenkomsten van deskundigen. Extern personeel De beschrijving van de berekening van de kosten per voltijdsequivalent is opgenomen in bijlage V, punt 3. 3.2.4. Verenigbaarheid met het huidige meerjarig financieel kader ( Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidige meerjarig financieel kader (MFK), maar kan leiden tot de inzet van speciale instrumenten als omschreven in de MFK-verordening. ( Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van het meerjarig financieel kader De begrotingen van het agentschap voor 2015 en voor 2016 zijn in 2015 aanzienlijk verhoogd in verband met de aanpak van de migratiecrisis. In het bijzonder werd het budget voor de gezamenlijke operaties Poseidon en Triton verdrievoudigd, waardoor het agentschap meer ondersteuning op het gebied van terugkeer kon bieden aan de lidstaten en in de noodzakelijke middelen voor de hotspots kon worden voorzien. De uiteindelijke door de Commissie voorgestelde EU-subsidie voor 2016 bedraagt 238 686 000 EUR. Aangezien de werkzaamheden van het agentschap op het gebied van het beheer van de buitengrenzen op hetzelfde peil moeten worden voortgezet, ook wat betreft opsporing en redding en terugkeer, dient het subsidiebedrag voor 2016 als basisbedrag voor de jaarlijkse begroting van het Europees grens- en kustwachtagentschap te worden gehandhaafd. Voorts zijn er voor de uitvoering van de nieuwe taken van het agentschap extra financiële en personele middelen nodig: *Bedragen zijn in miljoen EUR. De subsidie voor 2016 is in de EU-begroting van 2016 verhoogd. In mededeling (2013)519 van de Commissie "Programmering 2014-2020 van de personeels- en financiële middelen voor de gedecentraliseerde agentschappen" was 88,774 miljoen EUR geprogrammeerd. **Het totale aantal van 225 is inclusief alle extra posten die de begrotingsautoriteit in 2015 heeft toegestaan. Overeenkomstig mededeling (2013)519 van de Commissie waren oorspronkelijk slechts 147 posten toegestaan. ( Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarig financieel kader. 3.2.5. Bijdragen van derden Het voorstel/initiatief voorziet in medefinanciering, zoals hieronder wordt geraamd: in miljoen EUR 2017 2018 2019 2020 Totaal Bijdrage van de bij Schengen betrokken niet-EU-landen 17,953 19,040 19,806 20,568 77,366 TOTAAL medegefinancierde kredieten 17,953 19,040 19,806 20,568 77,366 3.3. Geraamde gevolgen voor de ontvangsten ( Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten. ( Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen: ( voor de eigen middelen ( voor de diverse ontvangsten in miljoen EUR Begrotingsonderdeel voor ontvangsten Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten Gevolgen van het voorstel/initiatief N N+1 N+2 N+3 Artikel …………. […] […] COM(2015) 610 final. Conclusies van de Europese Raad van 15 oktober 2015. Verordening (EG) nr. 863/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 tot instelling van een mechanisme voor de oprichting van snellegrensinterventieteams en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad wat betreft dat mechanisme en de regeling van de taken en bevoegdheden van uitgezonden functionarissen (PB L 199 van 31.7.2007, blz. 30). Verordening (EU) nr. 1168/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad tot oprichting van een Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (PB L 304 van 22.11.2011, blz. 1). Verordening (EU) nr. 1052/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 tot instelling van het Europees grensbewakingssysteem (Eurosur) (PB L 295 van 6.11.2013, blz. 11). Verordening (EU) nr. 656/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot vaststelling van regels voor de bewaking van de zeebuitengrenzen in het kader van de operationele samenwerking gecoördineerd door het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (PB L 189 van 27.6.2014, blz. 93). Verordening (EU) nr. 1053/2013 van de Raad van 7 oktober 2013 betreffende de instelling van een evaluatiemechanisme voor de controle van en het toezicht op de toepassing van het Schengenacquis en houdende intrekking van het besluit van 16 september 1998 tot oprichting van de Permanente Schengenbeoordelings- en toepassingscommissie (PB L 295 van 6.11.2013, blz. 27). Conclusies van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 8 en 9 oktober 2015. Conclusies van de Europese Raad van 15 oktober 2015. PB C […] van […], blz. […]. PB C […] van […], blz. […]. Conclusies van de Europese Raad van 25 en 26 juni 2015. Verklaring van de informele bijeenkomst van de staatshoofden en regeringsleiders op 23 september 2015. Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad van 26 oktober 2004 tot oprichting van een Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (PB L 349 van 25.11.2004, blz. 1). Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PB L 348 van 24.12.2008, blz. 98). Verordening (EG) nr. 768/2005 van de Raad van 26 april 2005 tot oprichting van een Communautair Bureau voor visserijcontrole en houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (PB L 128 van 21.5.2005, blz. 1). Verordening (EG) nr. 1406/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 tot oprichting van een Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (PB L 208 van 5.8.2002, blz. 1). Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13). Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1). PB L 136 van 31.5.1999, blz. 15. Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43). Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1). Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31). Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad van 27 november 2008 over de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken (PB L 350 van 30.12.2008, blz. 60). PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36. Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31). PB L 188 van 20.7.2007, blz. 19. PB L 53 van 27.2.2008, blz. 52. Besluit 2008/146/EG van de Raad van 28 januari 2008 betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 53 van 27.2.2008, blz. 1). PB L 160 van 18.6.2011, blz. 21. Besluit 2011/350/EU van de Raad van 7 maart 2011 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis betreffende de afschaffing van controles aan de binnengrenzen en het verkeer van personen (PB L 160 van 18.6.2011, blz. 19). PB L 243 van 16.9.2010, blz. 4. PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43. PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20. PB C […]. Verordening (EG) nr. 863/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 tot instelling van een mechanisme voor de oprichting van snellegrensinterventieteams en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad wat betreft dat mechanisme en de regeling van de taken en bevoegdheden van uitgezonden functionarissen (PB L 199 van 31.7.2007, blz. 30). Beschikking 2005/267/EG van de Raad van 16 maart 2005 betreffende de totstandbrenging van een beveiligd op internet gebaseerd informatie- en coördinatienetwerk voor de migratiebeheersdiensten van de lidstaten (PB L 83 van 1.4.2005, blz. 48). Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (PB L 105 van 13.4.2006, blz. 1). Verordening (EU) nr. 1052/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 tot instelling van het Europees grensbewakingssysteem (Eurosur) (PB L 295 van 6.11.2013, blz. 11). Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1). Beschikking 2008/381/EG van de Raad van 14 mei 2008 betreffende het opzetten van een Europees migratienetwerk (PB L 131 van 21.5.2008, blz. 7). Verordening (EU) nr. 656/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot vaststelling van regels voor de bewaking van de zeebuitengrenzen in het kader van de operationele samenwerking gecoördineerd door het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (PB L 189 van 27.6.2014, blz. 93). PB L 131 van 21.5.2008, blz. 7. PB L 348 van 21.12.2008, blz. 98. Verordening (EU) nr. 515/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot vaststelling, als onderdeel van het Fonds voor interne veiligheid, van het instrument voor financiële steun voor de buitengrenzen en visa en tot intrekking van Beschikking nr. 574/2007/EG (PB L 150 van 20.5.2014, blz. 143). Besluit 2001/264/EG van de Raad van 19 maart 2001 tot vaststelling van beveiligingsvoorschriften van de Raad (PB L 101 van 11.4.2001, blz. 1). Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende de veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 53). Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende de veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 53). Verordening (EG) nr. 377/2004 van de Raad van 19 februari 2004 betreffende de oprichting van een netwerk van immigratieverbindingsfunctionarissen (PB L 64 van 2.3.2004, blz. 1). Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 23 december 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72). Verordening nr. 1 van 15 april 1958 tot regeling van het taalgebruik in de Europese Economische Gemeenschap (PB 17 van 6.10.1958, blz. 385, bijzondere uitgave in het Engels: Serie I Hoofdstuk 1952-1958 blz. 59). Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie van 30 september 2013 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 208 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42). Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.1012). PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1. Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2). Beschikking 2005/267/EG van de Raad van 16 maart 2005 betreffende de totstandbrenging van een beveiligd op internet gebaseerd informatie- en coördinatienetwerk voor de migratiebeheersdiensten van de lidstaten (PB L 83 van 1.4.2005, blz. 48). ABM: activity-based management, ABB: activity-based budgeting. In de zin van artikel 54, lid 2, onder a) of b), van het Financieel Reglement. In verband met de versterking van het nieuwe agentschapsmandaat en voor een beter overzicht van de financiële gevolgen van de nieuwe taken is de activiteit "Ondersteuning van terugkeer" opgevoerd als afzonderlijke specifieke doelstelling 3, zijn de taken "Beheer van gebundelde middelen" en "Onderzoek en ontwikkeling" samengevoegd in specifieke doelstelling 6, zijn "Eurosur" en "Situatiebeeld" samengevoegd in specifieke doelstelling 7 en worden "Externe en public relations" en "Grondrechten" gezamenlijk gepresenteerd onder specifieke doelstelling 8. GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten. EVA: Europese Vrijhandelsassociatie. Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële kandidaat-lidstaten van de Westelijke Balkan. Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen. Hoewel de template betrekking heeft op beleidskredieten, lijkt het voor het krijgen van een volledig beeld van de gevolgen van de operationele activiteiten in het geval van agentschappen passender om naast de beleidskredieten (titel 3) ook de corresponderende administratieve kredieten (titels 1 en 2), evenredig verdeeld over de verschillende specifieke doelstellingen overeenkomstig de ABM/ABB-planning, mee te tellen. De cijfers omvatten zowel de EU-subsidie als de bijdragen van de bij Schengen betrokken niet-EU-landen. AC = Agent Contractuel (arbeidscontractant), AL = Agent Local (plaatselijk functionaris), END = Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige), INT = Intérimaire (uitzendkracht), JED = Jeune Expert en Délégation (jonge deskundige in delegaties). Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere "BA"-onderdelen). Voornamelijk voor de structuurfondsen, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en het Europees Visserijfonds (EVF). Zie de artikelen 11 en 17 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020. De bijdrage van de bij Schengen betrokken niet-EU-landen wordt jaarlijks door Frontex berekend op basis van de hoogte van de EU-subsidie en de bbp-ratio van deze landen. Deze bedraagt circa 6 % van de totale begroting van het agentschap. De contributie wordt door het agentschap geïncasseerd. De traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) zijn nettobedragen, d.w.z. na aftrek van 25 % aan inningskosten. NL DOCVARIABLE "LW_Confidence" \* MERGEFORMAT NL NL PAGE \* MERGEFORMAT 2 DOCVARIABLE "LW_Confidence" \* MERGEFORMAT NL NL PAGE \* MERGEFORMAT 108 DOCVARIABLE "LW_Confidence" \* MERGEFORMAT NL NL PAGE \* MERGEFORMAT 117 DOCVARIABLE "LW_Confidence" \* MERGEFORMAT NL