[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Nota van toelichting (nagezonden bijlage)

Wijziging van wetten teneinde misslagen en omissies in wetten op het terrein van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport te herstellen, de broninhouding van eigen bijdragen voor beschermd wonen te kunnen voortzetten en het College bouw zorginstellingen op te heffen (Veegwet VWS 2015)

Bijlage

Nummer: 2016D05372, datum: 2016-02-08, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Ontwerpbesluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur op het terrein van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport teneinde misslagen en omissies te herstellen (2016D03846)

Preview document (🔗 origineel)


Nota van toelichting

Algemeen

Dit besluit strekt er primair toe in een aantal algemene maatregelen van bestuur op het beleidsterrein van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ontstane redactionele onvolkomenheden weg te nemen. Het betreft voor het grootste deel gevallen waarin een wetstechnische misslag is gemaakt. Hoewel in de meeste gevallen de bedoeling van de wetgever duidelijk is, worden deze bepalingen opnieuw vastgesteld om deze misslagen voor alle duidelijkheid te corrigeren. In deze gevallen is in www.wetten.overheid.nl de aantekening gemaakt dat de wetgever een bepaalde bewoording ‘abusievelijk’ heeft opgenomen. Het betreft hier de wijzigingen opgenomen in de volgende artikelen:

  • artikelen I tot en met XII;

  • artikelen XIV tot en met XVI;

  • artikel XVIII, onderdelen B tot en met F;

  • artikelen XX en XXI;

  • artikelen XXIII en XXIV;

  • artikel XXVI.

Daarnaast worden enkele besluiten geactualiseerd naar aanleiding van andere wijzigingen in regelgeving, waarbij bepaalde aanpassingen ten onrechte niet zijn meegenomen. Met betrekking tot de besluiten die worden geactualiseerd, wordt in de artikelsgewijze toelichting uiteengezet op welke manier dat gebeurt.

Voorhang Staten-Generaal

Ingevolge artikel 10, vijfde lid, van de Wet op de orgaandonatie en artikel 124 van de Zorgverzekeringswet, is een ontwerp van dit besluit bij brief van ……. (Kamerstukken…..) overgelegd aan de beide kamers van de Staten-Generaal. Deze procedure…

Ook is het ontwerp besluit ingevolge artikel 6 van de Wet op de medische hulpmiddelen bekendgemaakt in de Staatscourant (Stc. 2016, PM).

Gevolgen voor regeldruk en overige bedrijfseffecten

Dit besluit heeft geen regeldrukeffecten voor het bedrijfsleven en de burger en heeft ook geen overige bedrijfseffecten.

Artikelsgewijs

Artikel XIII

Met de Verzamelwet SZW 2015 (Stb. 2014, 504) is een wijziging aangebracht in artikel 20 van de Participatiewet. Dit noopt tot het aanpassen van een verwijzing in artikel 8.1.4, onderdeel a, van het Besluit Jeugdwet naar dat artikel. Het betreft een van de uitzonderingsgronden inzake de ouderbijdrage: als de bijdrageplichtige algemene bijstand op grond van de Participatiewet ontvangt, zal het CAK geen ouderbijdrage innen.

Na de wijziging van artikel 20 van de Participatiewet is het niet meer het eerste lid van dat artikel dat ziet op algemene bijstand aan personen tot 21 jaar met een of meer ten laste komende kinderen, maar het tweede lid. De verwijzing wordt daarop aangepast. Deze verwijzing treedt met terugwerkende kracht in werking, zodat voor 2015 de juiste regeling tot stand komt. De afschaffing van de ouderbijdrage per 2016 zal in aparte regelgeving worden geregeld.

Artikelen XVII, XVIII onderdeel A, en XIX

In artikel 3, vierde lid, van het Interimbesluit forensische zorg is onder andere geregeld dat bij ministeriële regeling in aanvulling op artikel 2 van dat besluit vormen van zorg kunnen worden aangewezen die ook als forensische zorg worden beschouwd. Op 1 januari trad de op artikel 3, vierde lid, van het Interimbesluit gebaseerde Interimregeling aanwijzing forensische zorg in werking, waarin van eerdergenoemde mogelijkheid gebruik is gemaakt. Nu wat forensische zorg is niet slechts in artikel 2 van het Interimbesluit forensische zorg wordt geregeld, maar ook op grond van artikel 3, vierde lid, van dat besluit, dient de verwijzing, in artikel 4.1, onderdelen d en e, van het Besluit Wfsv te worden verbreed tot alle forensische zorg als bedoeld in het Interimbesluit. Hetzelfde geldt voor de verwijzingen in artikel 2.1 van het Besluit zorgverzekering en in artikel 2.3 van het Uitvoeringsbesluit WTZi.

Artikel XXII

In het Besluit donorregister kan artikel 7 vervallen, omdat het verwijst naar artikel 3, derde lid, van dat besluit dat bij de vorige wijziging van het Donorbesluit (van 28 november 2013, Stbl. 2013, 495) is komen te vervallen omdat het uitgewerkt was. Toen is abusievelijk verzuimd ook artikel 7 te laten vervallen, dat eveneens uitgewerkt is.

Artikel XXIV en artikel XXV

In artikel 6 van het Besluit gezondheidszorgpsycholoog respectievelijk artikel 6 van het Besluit psychotherapeut staat dat, op een daartoe strekken verzoek, de minister opleidingsinstellingen kan aanwijzen om een opleiding tot gezondheidszorgpsycholoog respectievelijk tot psychotherapeut te verzorgen. Een zodanige aanwijzing kan ingevolge artikel 6, tweede lid, pas plaatsvinden nadat de minister de Stichting Coördinerend Orgaan Nascholing en Opleiding (de stichting) heeft uitgenodigd haar standpunt ter zake van de voorgenomen aanwijzing kenbaar te maken. De stichting is echter opgeheven, waardoor niet meer aan dit wettelijk vereiste kan worden voldaan. Artikel 6, tweede lid van het Besluit gezondheidszorgpsycholoog en het Besluit psychotherapeut, komt daarom te vervallen. Dit laat onverlet dat de minister in voorkomende gevallen advies kan inwinnen bij een ander representatief orgaan, via welk orgaan brancheorganisaties, beroepsverenigingen en opleidingsinstellingen vertegenwoordigd zijn.

Artikel XXVII

Artikel 12.4.8 van de Wet langdurige zorg (Wlz) biedt de basis voor het Interimbesluit forensische zorg. Het tweede lid van dat artikel regelt dat een groot aantal Wlz-bepalingen niet geldt voor verzekerden die forensische zorg krijgen als bedoeld in het Interimbesluit. Dit geldt onder meer voor de artikelen 9.1.1, 9.1.2 en 9.1.3 Wlz, die regelen in welke gevallen instanties die een rol hebben bij de uitvoering van de Wlz voor zover deze ziet op niet-forensische zorg, persoonsgegevens van verzekerden of cliënten met elkaar mogen uitwisselen. In artikel 7, zesde lid, van het Interimbesluit forensische zorg werd er daarentegen van uitgegaan dat laatstgenoemde artikelen wèl van toepassing zijn voor verzekerden die zijn aangewezen op forensische zorg, met dien verstande dat voor Wlz-uitvoerder ook 'Onze Minister', dat wil zeggen de Minister van Veiligheid en Justitie, gelezen zou moeten worden. Dat is nodig, omdat deze Minister, en niet een Wlz-uitvoerder, ingevolge artikel 4 van het Interimbesluit forensische zorg verantwoordelijk is voor het ten uitvoer doen leggen van forensische zorg. Met het nieuwe zesde lid van artikel 7 van het Interimbesluit is een einde gemaakt aan de strijdigheid tussen de wet en het Interimbesluit: de artikelen 9.1.1 tot en met 9.1.3 van de wet blijven buiten toepassing, maar worden in het Interimbesluit van overeenkomstige toepassing verklaard, waarbij dan de Minister van Veiligheid en Justitie moet worden beschouwd als Wlz-uitvoerder.

Artikel XXIX

Deze algemene maatregel van bestuur niet in werking op een vast verandermoment, maar een dag na publicatie, omdat het reparatieregelgeving betreft.

Ingevolge artikel 65 van de Wet toelating zorginstellingen, wordt deze algemene maatregel van bestuur ten aanzien van artikel XIX overgelegd aan de beide Kamers van de Staten-Generaal, nadat zij is vastgesteld. Vanaf dat moment zullen tenminste dertig dagen verstrijken, voordat dit artikel in werking treedt op een tijdstip, vast te stellen bij koninklijk besluit, tenzij door één of beide Kamers van de Staten-Generaal de wens te kennen gegeven wordt dat het onderwerp wordt geregeld bij wet. In dat geval wordt de algemene maatregel van bestuur ingetrokken, en wordt zo spoedig mogelijk een daartoe strekkend wetsvoorstel ingediend.

De Minister van Volksgezondheid,

Welzijn en Sport,





De Staatssecretaris van Volksgezondheid,

Welzijn en Sport,