Verslag van de informele Raad Buitenlandse Zaken (“Gymnich”) van 5 en 6 februari 2016
Bijlage
Nummer: 2016D06279, datum: 2016-02-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Verslag van de informele Raad Buitenlandse Zaken (“Gymnich”) van 5 en 6 februari 2016 (2016D06278)
Preview document (🔗 origineel)
VERSLAG INFORMELE RAAD BUITENLANDSE ZAKEN (”GYMNICH”) 5-6 FEBRUARI 2016
EU Global Strategy on Foreign and Security Policy
Tijdens de gezamenlijke lunch, die de afsluiting van de informele bijeenkomst van Ministers van Defensie vormde en de start was van de informele bijeenkomst van de Ministers van Buitenlandse Zaken (“Gymnich”), stonden de ministers stil bij de herziening van het EU buitenland- en veiligheidsbeleid (strategic review). Die moet leiden tot een nieuwe “EU Global Strategy on Foreign and Security Policy”.
De Hoge Vertegenwoordiger lichtte het proces toe voor de totstandkoming van deze nieuwe EU strategie, langs de lijnen zoals uiteengezet in de geannoteerde agenda voor Gymnich (Kamerstuknr. 2016D03534 dd. 27 januari 2016). Zij benadrukte het brede consultatieproces waarbij overheden, parlementen en het maatschappelijk middenveld worden uitgenodigd input te leveren. De HV en haar team zullen op basis van de ontvangen bijdragen de strategie schrijven en ervoor zorgen dat de uiteindelijke tekst goed leesbaar wordt en ook EU-burgers aanspreekt. De inclusieve en transparante werkmethode werd door de ministers verwelkomd. Verscheidene ministers benadrukten het belang van overeenstemming over de uiteindelijke tekst. Enkele delegaties, waaronder Nederland, pleitten voor aanname van de nieuwe strategie tijdens de Europese Raad van juni 2016.
De uitgangspunten voor de strategie werden door de aanwezige ministers niet ter discussie gesteld. De discussie spitste zich toe op een aantal onderwerpen. In de eerste plaats benadrukte een grote meerderheid van lidstaten het belang van een stevige verankering van Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB) in de strategie. Het gaat dan niet alleen over versterken van de relatie met de NAVO, maar ook over coördinatie van defensiecapaciteiten en -uitgaven en mogelijk het herzien van de Petersberg taken. Dit werd ook door Nederland naar voren gebracht. Ook pleitte Nederland, met steun van een groot aantal andere lidstaten, voor het opstellen van een deelstrategie waarin de praktische implicaties van de “EU Global Strategy on Foreign and Security Policy” concreet worden uitgewerkt voor het GVDB.
Met het oog op de toekomst onderstreepte een groot deel van de ministers dat de strategie een antwoord moest bieden op de uitdagingen veroorzaakt door nieuwe dreigingen, waaronder terrorisme, cyber, maar ook de gevolgen van migratie. Diverse ministers gaven aan dat de nieuwe strategie ook de gewijzigde strategische situatie in Europa moet reflecteren, mede in het licht van de rol van Rusland hierin. Ook werd uitbreiding van de EU door verschillende ministers opgebracht als essentieel strategisch instrument. Enkele ministers zagen een spanning tussen focus op de directe nabuurregio van de EU en de aspiraties om als EU een mondiale speler te zijn. Tegelijkertijd zagen meerdere ministers de mate waarin de EU in staat is crises in de directe buurregio te managen als graadmeter voor de geloofwaardigheid van de EU als mondiale speler. Nederland benadrukte dat de EU relaties met deze landen op maat moet invullen, ook om uitdagingen op het gebied van terrorisme of migratie het hoofd te bieden.
Iran
Hoge Vertegenwoordiger Mogherini opende de bespreking over Iran met de notie dat het bereiken van “Implementation Day” op 16 januari jl. een nieuwe fase in de relaties met Iran markeert. In de informele setting van Gymnich werd gesproken over de mogelijkheden die deze nieuwe fase biedt, zowel voor de rol van Iran in de regio als voor de relatie tussen de EU en Iran.
Verschillende ministers benadrukten het belang de naleving van het nucleaire akkoord nauwlettend te monitoren. Ook spraken enkele ministers hun zorgen uit over de ontwikkelingen in Iran op het gebied van ballistische raketten. Tegelijkertijd werden kansen waargenomen op het gebied van handel en investeringen. Lage olieprijzen zouden het herstel van de Iraanse economie kunnen vertragen. De EU had significant marktaandeel verloren in Iran in de afgelopen tien jaar, maar de belangstelling van het Europees bedrijfsleven zaken te doen met Iran en vice versa blijft hoog. Door de extraterritoriale werking van decentrale Amerikaanse bankvoorschriften is het Europees bedrijfsleven terughoudend ten aanzien van investeringen in Iran. Het werd van belang geacht dat deze belemmering geadresseerd zou worden.
Verschillende minsters onderstreepten de belofte die de jonge en hoog opgeleide bevolking van Iran betekent voor de toekomst van Iran. De EU zou meer moeten engageren met het maatschappelijk middenveld met focus op de jeugd en tevens programma’s als Erasmus-mundi moeten inzetten.
De ministers namen echter ook nog steeds zorgwekkende ontwikkelingen waar ten aanzien van mensenrechten in Iran en toepassing van de doodstraf. Ook werd stilgestaan bij de regionale conflicten waar Iran een rol in speelt van Irak tot Syrië, van Jemen tot Libanon, van Bahrein tot Gaza. De ge-escaleerde spanningen tussen Iran en Saoedi-Arabië, tegen de achtergrond van een regionale Sunni-Shia machtsstrijd, werd als zeer zorgelijk ervaren.
Desondanks was een meerderheid voorstander van het voortbouwen op hetgeen bereikt is met het nucleaire akkoord en daarmee het politiek engagement met Iran te versterken. In de eerste plaats zou dit engagement zich moeten uiten in een dialoog over de regionale crises waar Iran een rol in speelt. Geconcludeerd werd dat Iran een complexe en geen gemakkelijke partner is, maar dat het tegelijkertijd een belangrijke politieke en economische gesprekspartner voor de EU zou kunnen vormen.
Scenario Based Policy Discussion
Op basis van een fictief maar realistisch scenario, een ontwikkelende crisissituatie in de ring rond Europa, werd in drie consecutieve fases gesproken over de wijze waarop de EU op de ontstane situaties kon reageren. In de eerste fase stond de vraag centraal of en hoe de EU moest reageren op een dreigende escalatie. In de tweede fase ging het scenario dieper in op de instrumentkeuze en in de derde fase stond geïntegreerd beleid centraal waarbij de samenhang tussen instrumenten en de korte versus de lange termijn inspanningen aan de orde kwamen. Het scenario leidde tot een open debat waarbij de ministers met elkaar van gedachten wisselden over de mogelijkheden die het GBVB biedt. Tevens werd gesproken over de wenselijkheid om als EU eigenstandig als veiligheidsactor op te treden en de samenwerking met andere partners en actoren daarbij. De discussie bood de ministers een kans om voorbij de actualiteit te kijken naar de wijze waarop de EU met een crisissituatie in een buurland om zou moeten gaan, om beter voorbereid te zijn op een mogelijke dreiging van buitenaf.
Migratie: discussie met kandidaat-lidstaten
In aanwezigheid van de kandidaat-lidstaten (Albanië, Macedonië, Montenegro, Servië, Turkije) werd gesproken over migratie via de Westelijke Balkan. Ook de voorzitter van het AFET-comité van het Europees Parlement, Elmar Brok, nam aan deze bespreking deel.
Veel ministers benadrukten tijdens de vergadering het belang van de uitvoering van het migratie-Actieplan dat met Turkije is overeengekomen. Stilgestaan werd bij de geopolitieke rol en belangen van Turkije ten aanzien van het conflict in Syrië en het grote aantal vluchtelingen dat Turkije reeds opvangt. Als gevolg van de Russische bombardementen op Aleppo raken veel mensen ontheemd. Een groot deel daarvan zou naar Turkije kunnen doorreizen. De bombardementen werken ondermijnend aan het diplomatieke proces onder leiding van VN-gezant De Mistura. Een meerderheid van ministers benadrukte het belang van het vinden van een diplomatieke oplossing voor het conflict in Syrië.
Uitvoering van de gemaakte afspraken over de externe dimensie van migratie stond tijdens de bespreking centraal. Hierbij werd onder meer stilgestaan bij de follow-up van de Valletta top, de follow-up van de Westelijke Balkan conferentie, het actieplan Turkije, EUNAVFORMED/Operatie Sophia en de humanitaire Syrië-conferentie in Londen van 4 februari jl. De kandidaat-lidstaten gaven aan bereid te zijn bij te dragen aan de uitvoering van EU-plannen ten aanzien van migratie. Erkend werd dat de migratiestromen via de Westelijke Balkan een gezamenlijke kwestie zijn die om een gezamenlijk antwoord vragen.
Verscheidene ministers pleitten voor het beschermen van Schengen als een prioritaire taak voor de EU. Schengen is een belangrijk symbool van EU integratie, aldus sommigen. Ook werd door meerdere ministers betwijfeld of het sluiten van grenzen voldoende afschrikkende werking zou hebben op asielzoekers en economische migranten. Enkele ministers benadrukten dat voorkomen moet worden dat een of enkele lidstaten zouden worden geïsoleerd. Andere ministers, waaronder de Nederlandse, benadrukten het belang van robuust grensmanagement als belangrijke manier om de migrantenstroom onder controle te krijgen. Deze ministers pleitten voor het toepassen van gezamenlijke criteria op basis waarvan werkelijke vluchtelingen tot de EU worden toegelaten, al in het eerste land van binnenkomst. Ook benadrukten deze ministers het belang van effectieve terugkeer en uitvoering van bestaande terug- en overnameovereenkomsten.
De ministers namen nota van het feit dat de Europese Raad van 18-19 februari een belangrijk moment zal zijn om de stand van zaken op te nemen. Meerdere ministers, waaronder de Nederlandse, benadrukten dat het nodig is op dat moment meer resultaat te laten zien, zowel om de instroom onder controle te krijgen als vanwege de geloofwaardigheid van de Unie. Daarnaast zou volledige transparantie moeten worden gegeven over alle bestaande en nieuwe nationale en Europese initiatieven die consequenties zouden kunnen hebben voor landen op de belangrijkste migratieroutes. De Hoge Vertegenwoordiger zal aan de Europese Raad terugkoppelen over de gevoerde discussie en de stand van zaken ten aanzien van de externe dimensie van migratie.