[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van de bijeenkomst van het Gemengd Comité en de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 10 en 11 maart 2016 te Brussel

Bijlage

Nummer: 2016D13507, datum: 2016-03-31, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Verslag van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken op 10 en 11 maart 2016 (2016D13506)

Preview document (🔗 origineel)


Verslag van de bijeenkomst van het

Gemengd Comité en de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken,

10 en 11 maart 2016 te Brussel

Belangrijkste resultaten

Binnenlandse Zaken / Immigratie en Asiel 

Migratie: de Raad besprak de uitvoering van de verklaring van de
staatshoofden en regeringsleiders van 7 maart, mede ter voorbereiding
van de Europese Raad van 17 en 18 maart. Hierbij heeft het
Voorzitterschap het belang van het volledig naleven van de
Schengengrenscode, het beëindigen van de doorwuifpraktijken en het
belang van het ondersteunen van Griekenland onderstreept.

Europese grens- en kustwacht: er is voortgang geboekt met betrekking tot
de behandeling van het voorstel; het streven is om voor de volgende
JBZ-Raad een Raadspositie te bewerkstelligen. 

Mensensmokkel: de Raad nam tijdens deze bijeenkomst conclusies aan over
de aanpak van mensensmokkel.

Veiligheid en Justitie

Richtlijn vuurwapens: Het Voorzitterschap legde de Raad vragen voor over
een minimumleeftijd, medische testen, een verbod zware semi-automatische
wapens, uitzonderingen op het verbod voor culturele en historische
redenen en online verkoop van vuurwapens. Over het algemeen hielden de
lidstaten in hun reacties bij voorkeur vast aan de bepalingen van de
huidige richtlijn vuurwapens, waarin deze onderwerpen worden overgelaten
aan nationale wetgeving. De conclusies van het Voorzitterschap zullen
dienen als basis voor de verdere onderhandelingen op het technisch
niveau.

Terrorismebestrijding: De door de EU-contra terrorisme coördinator
getrokken conclusies met een nadruk op verbetering van
informatie-uitwisseling en grenscontroles werden door de lidstaten
onderschreven. 

Richtijn bestrijding terrorisme: De JBZ-raad bereikte al twee maanden na
de presentatie van het voorstel van de commissie, een algemene
oriëntatie over de richtlijn betreffende de bestrijding van terrorisme.
Een groot aantal lidstaten gaf daarbij aan dat voor de bepaling inzake
reizen met een terroristisch doel een meer ambitieuze bepaling wenselijk
zou zijn geweest, met name vanwege de schrapping van intra-EU reizen met
een terroristisch doel.

EOM: Het Voorzitterschap markeerde in het licht van de motie Van Oosten
c.s. d.d. 9 maart 2016 (Kamerstuk II, 32 317, nr. 398) dat het
Nederlandse parlement de ontwikkelingen in de onderhandelingen met
aandacht volgt, maar in meerderheid onverminderd kritisch staat ten
opzichte van de overdracht van bevoegdheden, zoals voorzien in de tekst
voor de artikelen 1 t/m 35. Het debat in de Raad liet zien dat er ten
aanzien van het begrip “operational expenditure” en de vraag welke
kosten voortvloeiend uit activiteiten van het EOM in de deelnemende
lidstaten, in het bijzonder voor onderzoeksmaatregelen in het kader van
een strafrechtelijk onderzoek, onder het budget van de Unie
respectievelijk dat van de lidstaten zullen vallen, verschillende
zienswijzen bestaan.

I. Gemengd Comité 

	Migratie

	- stand van zaken en opvolging genomen maatregelen

	- toekomstige acties

	= gedachtewisseling

De ministers wisselden van gedachten over de Europese
migratieproblematiek en de uitwerking van de verklaring van de
staatshoofden en regeringsleiders van de Europese Unie van 7 maart jl.
Een meerderheid van de lidstaten uitte zich positief over de uitkomsten
van de samenwerking tussen de Europese Unie en Turkije, waarbij werd
benadrukt dat juridische en praktische aspecten nog nadere uitwerking
behoeven, in overeenstemming met Europese en internationale
verplichtingen. Het Voorzitterschap onderstreepte het belang van
adequate toepassing van de Schengengrenscode, het einde van de
doorwuifaanpak en het ondersteunen van Griekenland op alle terreinen. 

De Europese Commissie stelde dat elementen uit de overeenkomst tussen de
Europese Unie en Turkije noodzakelijk zijn om de situatie in de
Schengenzone weer te normaliseren.. Griekenland deed daarnaast een
dringend beroep op de lidstaten om de herplaatsingsbesluiten versneld
uit te voeren en om steun voor het opvangen van gestrande migranten.

In hun interventies beaamden de meeste lidstaten dat de overeenkomst
tussen de Europese Unie en Turkije een stap in de goede richting is.
Verschillende lidstaten uitten bovendien zorgen over de versnelling van
het visumliberalisatieproces voor Turkije en benadrukten dat hiertoe
niet over kan worden gegaan, zonder dat Turkije aan alle voorwaarden
heeft voldaan. De Europese Commissie zegde toe een analyse van het
juridische raamwerk te publiceren in aanloop naar de Europese Raad.
Verschillende lidstaten uitten bovendien hun zorgen over eventuele
alternatieve routes voor migranten, onder meer via Albanië en Libië. 

Frontex zegde toe binnen afzienbare tijd een update te publiceren met
betrekking tot een uitvraag voor de noodzakelijke experts en materiaal
ten gunste van de werking van de hotspots. Daarnaast gaf Frontex
informatie over de situatie aan de grens tussen Griekenland en
Macedonië. EASO informeerde lidstaten dat de aantallen voor wat betreft
instroom lager zijn, maar dat de instroom niet is ingedamd. EASO
benadrukte bovendien dat het extra personeel nodig heeft in Griekenland
om het werk adequaat te kunnen uitvoeren.

Het Voorzitterschap concludeerde dat het een vruchtbare
gedachtenuitwisseling was, tussen de twee bijeenkomsten van de Europese
Raad in. De implementatie van genomen maatregelen om de instroom te
laten dalen, om de Europese buitengrenzen te beschermen, om illegale
migratie te reduceren, om Schengen te behouden en om de negatieve
humanitaire gevolgen te reduceren, blijft bovenaan de migratieagenda
prijken. Het Voorzitterschap benadrukte het belang van de volledige
implementatie van alle stappen die door de Europese Commissie zijn
geïdentificeerd in de mededeling ‘Terug naar Schengen’. Lidstaten
zijn gereed om de afspraken tussen de Europese Unie en Turkije te
implementeren en hebben een gezamenlijk belang bij het laten slagen
hiervan, maar deze verdienen nog verdere uitwerking. Tegelijkertijd
moeten alternatieve routes en dynamieken actief worden gemonitord en
dienen lidstaten en agentschappen gereed te zijn om illegale migratie en
secundaire bewegingen te controleren. Ten slotte is het van het grootste
belang om een effectief terugkeerbeleid te voeren.

2.	Europese grens- en kustwacht: Voorstel voor een verordening van 	het
Europees Parlement en de Raad betreffende de Europese 	grens- en
kustwacht en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 	2007/2004,
Verordening (EG) nr. 863/2007 en Beschikking 	2005/267/EG van de Raad
(eerste lezing)

	= stand van zaken

Het Voorzitterschap heeft tijdens dit agendapunt opnieuw de voortgang op
ambtelijk niveau van de behandeling van dit voorstel gepresenteerd. Het
voorstel zal tijdens elke JBZ-Raad de komende maanden worden geagendeerd
om te voldoen aan de timing zoals deze volgt uit de conclusies van de
Europese Raad van februari. Het Voorzitterschap streeft ernaar een
Raadspositie te bereiken voor de JBZ-Raad van 21 april as. Het
Voorzitterschap staat in nauw contact met de rapporteur uit het Europees
Parlement en er heeft in LIBE een eerste openbare gedachtewisseling
plaatsgevonden.

	Diversen

	= stand van zaken wetgevende voorstellen

	

Het Voorzitterschap informeerde de Raad onder verwijzing naar een paper
van het Voorzitterschap, over de stand van zaken van de onderhandelingen
in diverse dossiers, te weten het pakket waarborgen voor verdachten, de
Europolverordening, de EU-PNR richtlijn, het pakket gegevensbescherming,
de Eurojustverordening, de PIF-richtlijn, de richtlijn ECRIS voor
derdelanders, het slimme grenzen voorstel, de herziening van de
Dublin-verordening en de verordening tot vaststelling van een
gemeenschappelijke EU-lijst van veilige landen van herkomst.

Mensensmokkel (A-punt)

Lidstaten hebben raadsconclusies aangenomen met betrekking tot de aanpak
van mensensmokkel. Deze conclusies benadrukken het belang van een
multidisciplinaire aanpak van mensensmokkel, waarbij alle relevante
partijen zijn aangesloten. De conclusies doen een beroep op de
Commissie, lidstaten, en Europese agentschappen om de politiële en
justitiële samenwerking verder te intensiveren. Alle betrokken partijen
worden aangemoedigd om de onderlinge informatieverzameling- en
uitwisseling te verbeteren, waaronder het beter benutten van bestaande
systemen. In de conclusies is er verder aandacht voor de thema’s:
financieel rechercheren, het gebruik van sociale mediagegevens, het
versterken van de samenwerking met derde landen en de private sector,
het ondersteunen van kwetsbare groepen migranten en het gebruik van
informatiecampagnes bij het voorkomen van mensensmokkel.

II. Binnenlandse Zaken / Immigratie en Asiel

Raad - wetgevende besprekingen

4.		Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad
tot wijziging van Richtlijn 91/477/EEG inzake de controle op de
verwerving en het voorhanden hebben van wapens

	= oriënterend debat/voortgangsverslag

Aan de hand van het discussiedocument (Doc.nr. 6755/160) over de
richtlijn vuurwapens, gaf het Voorzitterschap aan een algemene
oriëntatie op de richtlijn te willen behalen op de JBZ-Raad van 9 en 10
juni 2016. 

Het Voorzitterschap lichtte de vijf elementen uit de discussienotitie
toe, te weten: 1) minimumleeftijd 2) medische testen voor de vergunning
om een wapen te verkrijgen of te bezitten 3) het verbod van
semi-automatische wapens voor civiele toepassing 4) uitzondering op het
bezit van verboden vuurwapens voor culturele en historische redenen en
5) online verkoop.      

Vraag a) Minimumleeftijd 

De meeste lidstaten gaven aan vast te willen houden aan de regel in de
huidige richtlijn die verkrijging door gift en erfenis en bezit voor
minderjarigen toestaat (optie A in het discussiedocument).

Het Voorzitterschap concludeerde dat de meeste lidstaten kiezen voor
optie A. 

Vraag b) Medische tests voor een vergunning

De meeste lidstaten gaven aan een voorkeur te hebben voor regeling die
voorwaarden stelt aan het verstrekken van een wapenvergunning (bijv. een
medische test) in het nationale recht (optie A in het
discussiedocument). 

Het Voorzitterschap concludeerde dat optie A de steun heeft van een
grote meerderheid van lidstaten.   

Vraag c) Verbod semi-automatische vuurwapens voor civiele toepassing

De discussie liet zien dat een meerderheid van de lidstaten de mening
was toegedaan dat het civiele gebruik van semi-automatische vuurwapens
mogelijk moet blijven, maar wel onder striktere voorwaarden dan nu het
geval is (optie B uit het discussiedocument). 

Een lidstaat gaf aan van mening te zijn dat er eerst op technisch niveau
naar deze vraag moet worden gekeken voordat de politiek hiermee iets
kan. Waarop het Voorzitterschap antwoordde dat als dat het geval moet
zijn, er zeker geen akkoord komt in juni op de JBZ-Raad. Een andere
lidstaat verzette zich stevig tegen een totaal verbod (optie A uit het
document), maar gaf ook aan zich wel te kunnen vinden in strengere
voorwaarden ten aanzien van deze vuurwapens, waarbij bijvoorbeeld kan
worden gedacht aan regels omtrent opslag etc. Weer een andere lidstaat
pleitte nadrukkelijk voor een goede regeling van het gebruik van
semi-automatische vuurwapens. Immers, deze wapens kunnen gemakkelijk
worden omgebouwd.     

Het Voorzitterschap concludeerde dat op basis van de discussie voor
optie B kon worden gekozen.  

Vraag d) Uitzondering op het bezit van verboden vuurwapens voor
culturele en historische redenen 

De meeste lidstaten gaven aan te willen vasthouden aan de huidige
regeling in de richtlijn. Dat wil zeggen zij gaven aan te kiezen voor
optie A uit het discussiedocument, inhoudende dat uitzonderingen op het
bezit van verboden vuurwapens voor culturele en historische redenen
mogelijk moeten blijven. Een lidstaat verzocht verduidelijkende
voorbeelden wat daar onder kan vallen, een andere lidstaat gaf aan dat
ook uitzonderingen mogelijk moeten zijn voor onderzoek en productie en
weer een andere lidstaat bepleitte dat verzamelaars geen vrijstelling
mogen krijgen. 

De conclusie van het Voorzitterschap was dat optie A de meeste steun
kreeg van de lidstaten. 

Vraag e) Online verkoop

De discussie over de online verkoop van wapens leverde niet een heel
duidelijke richting op. Voor optie A, dat wil zeggen dat online verkoop
mogelijk moet zijn mits de daadwerkelijke overdracht van het wapen aan
voorwaarden is verbonden, spraken zich diverse lidstaten uit. Een kleine
meerderheid van andere lidstaten was van mening dat online verkoop
alleen mag door alleen geautoriseerde handelaren en een overdracht van
het verkochte wapen moet geschieden in persoon (optie B). Er was een
bijna even grote groep lidstaten die zich uitsprak voor optie C),
inhoudende dat de online verkoop onder voorwaarden en controle is
toegestaan.

Het Voorzitterschap concludeerde dat er een kleine meerderheid is voor
optie B) is maar dat een substantiële groep lidstaten  een voorkeur
voor optie C) heeft. 

Uitgenodigd door het Voorzitterschap, deed de Commissie een beroep op de
lidstaten om de legale wapenhandel goed te reguleren. De Commissie
benadrukte dat zij de meest gevaarlijke semi-automatische vuurwapens wil
verbieden, maar dat ze wel openstaat voor verbetering in de tekst van de
voorgestelde richtlijn. De Commissie blijft staan op een verbod voor
semi-automatische aanvalswapens. Voorts gaf de Commissie duidelijk aan
dat zij geen uitzondering wil voor verzamelaars. Hier ligt een
“loophole” voor illegale handel, aldus de Commissie. Tenslotte
pleitte de Commissie voor een strikte regulering voor online verkoop van
wapens, maar gaf aan ook hier open te staan voor verbeteringen van de
voorgestelde tekst. Het gaat immers om het verbeteren van de veiligheid
van de burgers binnen de EU. De Commissie riep de Raad op om voortgang
te maken met het voorstel. De Commissie gaf aan te hopen dat de Raad de
Commissie wil steunen om ook het Europees Parlement er van te overtuigen
dat het belangrijk is voortgang te maken op dit dossier. 

Het Voorzitterschap gaf aan dat het debat in de Raad richting zal geven
aan de onderhandelingen op raadswerkgroepniveau. De door de Commissie
aangegeven aandachtspunten zullen eveneens verder worden besproken op
technisch niveau bij de zoektocht naar de juiste oplossingen. Ook zal in
de komende periode tijdens de onderhandelingen aandacht zijn voor de
traceerbaarheid van vuurwapens en de link met informatie-uitwisseling.
Het Voorzitterschap gaf aan te streven naar een algemene oriëntatie op
de JBZ-raad van 9 en 10 juni 2016.

	

Raad – niet wetgevende besprekingen

5.	Terrorismebestrijding

	a. Follow-up van de uitvoering van de conclusies van de Raad van 	20
november 2015

	= gedachtewisseling

	b. bestrijding van terroristische reisbewegingen 

	= informatie van het Voorzitterschap 

	c. Bestrijding van gewelddadig extremisme

	= informatie van het Voorzitterschap

Het Voorzitterschap gaf aan dat het implementatierapport van de
conclusies van de JBZ-Raad en de Europese Raad uit 2015 m.b.t.
terrorisme (document 6450/16) toegelicht zal worden door de EU
contra-terrorisme coördinator (EU CTC). Uit het gedetailleerde rapport
kan worden afgeleid dat voortgang is geboekt, in het bijzonder ten
aanzien van informatie-uitwisseling en operationele samenwerking tussen
de lidstaten en met Europol en Interpol. Verbetering van de
informatie-uitwisseling is een prioriteit evenals de controle van de
buitengrenzen. De lidstaten hebben in COSI dit rapport al positief
ontvangen en aanbevelingen onderschreven. Het Voorzitterschap voegde
hieraan toe dat voor de JBZ-Raad van juni 2016 een actieplan met
concrete acties voor de verbetering van informatie-uitwisseling aan de
Raad zal worden voorgelegd. Bij het opstellen van dit actieplan zullen
de Commissie, de lidstaten en de CTC nauw worden betrokken.

De EU CTC, de heer De Kerchove, gaf vervolgens een toelichting op het 
document waarbij hij de nadruk legde op informatie-uitwisseling en
controles van de buitengrenzen. Hij gaf aan de discussie die in COSI is
gestart over de architectuur van de informatiesystemen en hun
interoperabiliteit van harte te steunen. Ook de uitkomsten van de
countering terrorist travel conferentie van 1 maart 2016 zullen hieraan
een waardevolle bijdrage leveren. Daarnaast komt de Commissie op korte
termijn met voorstellen over de EU-databank voor vingerafdrukken
Eurodac, het Schengen Informatie Systeem (SIS) en Slimme Grenzen. Deze
elementen kunnen ook gaan leiden tot herziening van de algehele opzet
van de informatie-systemen. Een ander element is nog het door de
Commissie financieel gesteunde project met betrekking tot de verbinding
tussen de nationale Passenger Information Units (PIU’s) ter
implementatie van de Richtlijn EU-PNR. 

Voorts pleitte de EU CTC ervoor om nog dit jaar toegang van “law
enforcement” tot Eurodac te realiseren en voor het invoeren van
vingerafdrukken in het SIS. Hij pleitte voor een link tussen Eurodac met
het Visa Informatie Systeem (VIS) en het SIS. Ook zou het volgens de EU
CTC mogelijk moeten worden dat Veiligheidsdiensten rechtstreeks toegang
krijgen tot SIS (nu gebeurt dat in veel lidstaten door tussenkomst van
de politie). Met betrekking tot de controles aan de buitengrenzen riep
de CTC lidstaten op om personeel ter beschikking te stellen voor de
hotspot-activiteiten van Europol en te zorgen voor aansluiting op de
Stolen and Lost Travel Documents (SLTD) databank. Tot slot verwees de
CTC naar de activiteiten van Commissaris Jourova op het gebied van
rehabilitatie en riep in dit verband lidstaten op gebruik te maken van
de beschikbaar gestelde financiële middelen hiervoor. 

Het Verenigd Koninkrijk gaf een toelichting op het Frans – Britse
paper over data- en informatie-uitwisseling dat kort voor de vergadering
was verspreid (doc.6930/16). Dit gezamenlijke paper bevat een aantal
concrete acties die beide lidstaten ook zien als input voor de onder het
Nederlands Voorzitterschap gestarte discussie over het gebruik van
verschillende informatiesystemen en verbinding hiertussen.

Het Voorzitterschap zegde toe dit document bij de verdere uitwerking van
het actieplan te zullen betrekken.

De Commissie gaf aan de aanbevelingen van de CTC te steunen. De
Commissie noemde ook informatie-uitwisseling en grenscontroles als
prioriteiten. In dit verband is de adoptie van de wijziging van de
Schengen Grenscode (art.7 (2)) een stap in de goede richting.
Systematische registratie van aankomende migranten, het afnemen van hun
vingerafdrukken en de veiligheidchecks zijn onontkoombaar. Griekenland
en Italië moeten hierbij gesteund worden. De Commissie wees erop dat
bestaande systemen beter benut moeten worden, en noemde hierbij met name
Prüm en SLTD van Interpol. Tien jaar na afronding van Prüm moet
geconstateerd worden dat de mogelijkheden niet ten volle benut worden.
Tot slot pleitte de Commissie voor snellere implementatie van de EU-PNR
Richtlijn. 

België informeerde de Raad over het werkontbijt van meest betrokken
lidstaten, over buitenlandse terroristische strijders. Daar is
verbetering van de informatie-uitwisseling bevestigd en benadrukt dat
bestaande systemen ten volle moeten worden benut. Er werd nadrukkelijke
steun uitgesproken voor het Nederlandse initiatief om te komen tot een
actieplan met concrete voorstellen. 

Diverse lidstaten spraken steun uit voor de aanbevelingen van de CTC en
de ontwikkeling van een actieplan ter verbetering van de
informatie-uitwisseling. Ook dient er aandacht te zijn voor de
slachtoffers van terrorisme, de bestrijding van financiering van
terrorisme en alle vormen van radicalisering. 

Vervolgens informeerde het Voorzitterschap de Raad over de uitkomsten
van twee conferenties die zijn georganiseerd in Amsterdam: de eerste
over de bestrijding van gewelddadig extremisme en de tweede over
bestrijding van reisbewegingen van terroristen.

De eerstgenoemde conferentie concludeerde dat het uitwisselen van lokale
ervaringen en praktijken belangrijk is en blijft, hetgeen een plaats zou
moeten krijgen in nationale contraterrorisme-strategieën. 

De uitkomsten van conferentie over reisbewegingen worden meegenomen in
het te ontwikkelen actieplan. Daarin zullen concrete voorstellen worden
opgenomen voor versterking van het verzamelen, het controleren en het
verbinden van informatie. 

Het Voorzitterschap concludeerde dat de Raad nota heeft genomen van de
aanbevelingen in het rapport van de EU CTC en van de uitkomsten van de
conferenties over de bestrijding van gewelddadig extremisme en
reisbewegingen van terroristen.

6.	Diversen

	Ontwerp van Europees initiatief ter voorkoming en bestrijding van 
woninginbraken door georganiseerde criminele groepen 

	= informatie van Duitsland en Frankrijk

Duitsland informeerde de Raad aan de hand van document 6876/16 over een
Frans-Duits initiatief om georganiseerde inbraken met een
grensoverschrijdend karakter te voorkomen. Duitsland gaf aan van mening
te zijn dat dit initiatief niet haaks staat op de ontwikkelingen binnen
de EU-beleidscyclus zware en georganiseerde criminaliteit (EMPACT). Ook
in deze beleidscyclus zijn voorkoming en bestrijding van georganiseerde
grensoverschrijdende inbraken als prioriteit aangemerkt. Frankrijk en
Duitsland gaven aan voornemens te zijn om voor implementatie van dit
initiatief financiële ondersteuning aan de Commissie te vragen. 

Het Voorzitterschap concludeerde dat de Raad nota heeft genomen van de
presentatie van het Frans-Duitse initiatief en dat COSI wordt opgedragen
de opvolging hiervan verder te bespreken.

III.	Veiligheid en Justitie, Grondrechten en Burgerschap

Raad - wetgevende besprekingen

7. 	Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad 
over terrorismebestrijding en ter vervanging van Kaderbesluit 
2002/475/JBZ van de Raad inzake terrorismebestrijding

	= algemene oriëntatie

Het Voorzitterschap gaf aan te verwelkomen dat op de jaarlijkse EU-dag
inzake herdenking van slachtoffers van terrorisme een algemene
oriëntatie ten aanzien van de richtlijn over terrorismebestrijding kan
worden bereikt. Het voorliggende compromispakket beoogt een juiste
balans te zijn tussen enerzijds het voorstel van de Commissie en
anderzijds de onderling verschillende posities van de lidstaten. Het
Voorzitterschap sprak de hoop uit dat het Europees Parlement al in april
zijn standpunt zal vaststellen zodat daarna de triloog kan starten. 

Commissaris Avramopoulos verwelkomde de snelle voortgang op deze
richtlijn. Hij gaf aan dat de rapporteur Hohlmeier in het Europees
Parlement heeft aangegeven voor de zomer een akkoord te willen bereiken
over de richtlijn. De Commissie heeft evenwel zorgen bij één bepaling
uit de richtlijn: de strafbaarstelling van het reizen met een
terroristisch doel. Het is voor de Commissie van groot belang dat ook
het reizen met terroristisch doel door terugkerende strijders, alsmede
het intra-EU reizen onder de reikwijdte vallen. Op dat punt zou de Raad
de ambitie niet naar beneden moeten bijstellen. Daarnaast uitte de
Commissie twijfel over de vraag of de regeling in lijn is met de
internationale verplichtingen die voortvloeien uit VNVR resolutie
2178(2014) en het Aanvullende Protocol bij het Raad van Europa-verdrag
ter voorkoming van terrorisme (CETS nr. 217). 

Hierna sprak een grote meerderheid van de lidstaten steun uit voor de
algemene oriëntatie en veel lidstaten dankten de Commissie en het
Voorzitterschap voor het snelle bereiken daarvan. Een groot aantal
lidstaten stelde evenwel dat het wenselijk zou zijn om ook intra-EU
reizen onder de reikwijdte van  de strafbaarstelling van reizen met een
terroristisch doel te brengen. Diverse lidstaten gaven aan dat zij ook
een meer ambitieus akkoord hadden willen steunen ten aanzien van rechten
van en voorzieningen voor slachtoffers en ten aanzien van de
strafbaarstelling van terrorismefinanciering.

Er was slechts één lidstaat die geen steun gaf aan de compromistekst.
Deze lidstaat vond de strafbaarstelling van reizen met een terroristisch
doel onvoldoende, alsmede de strafbaarstelling van
terrorismefinanciering en  de voorstellen inzake het verwijderen van
informatie van het internet, de voorkoming van illegale handel in
cultuurgoederen en de inzet van opsporingsbevoegdheden. 

Het Voorzitterschap bedankte de lidstaten voor de uitgesproken steun en
concludeerde dat een algemene oriëntatie is bereikt. Het
Voorzitterschap zal op basis daarvan in onderhandeling treden met het
Europees Parlement als dat zijn standpunt heeft vastgesteld.

8. 	Digitale agenda

	a. Levering van digitale inhoud: Voorstel voor een richtlijn van het 
Europees Parlement en de Raad betreffende bepaalde aspecten 	van
overeenkomsten voor de levering van digitale inhoud

	b. Verkoop op afstand van goederen: Voorstel voor een richtlijn 	van
het Europees Parlement en de Raad betreffende bepaalde 	aspecten van
overeenkomsten voor de onlineverkoop en andere 	verkoop op afstand van
goederen

	= voortgangsverslag

De Commissie gaf aan zeer dankbaar te zijn voor de inspanningen van het
Voorzitterschap op dit dossier en verheugd te zijn over de vooruitgang
die is geboekt op technisch niveau. De Commissie gaf aan zich erin te
kunnen vinden om eerst vooruitgang te boeken op de richtlijn over de
levering van digitale inhoud, maar wees er wel op dat de online aankoop
van goederen een groter aandeel vormt van de interne markt dan de
levering van digitale inhoud. Daarom moet het voorstel over de online
aankoop van goederen niet uit het zicht worden verloren. Ook is het van
belang dat de regels voor digitale inhoud consistent zijn met die voor
de online aankoop van goederen. Beide voorstellen zullen daarom
gedurende de technische discussies in het zicht moeten worden gehouden.
De Commissie gaf aan de zorgen van de lidstaten over de samenhang met de
bestaande regels voor de offline aankoop van goederen te delen. De
Commissie merkte tot slot op te hopen op concrete resultaten tijdens de
JBZ-Raad van 9 en 10 juni 2016.

Er waren geen interventies van lidstaten. Het Voorzitterschap
concludeerde dat het voortgangsrapport is aangenomen door de Raad. 

9.	Voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van het 
Europees Openbaar Ministerie (EOM)

	= oriënterend debat

Het Voorzitterschap leidde de discussie in met het voor de
onderhandelingen over het EOM onverminderd geldende adagium “nothing
is agreed untill everything is agreed”. Het Voorzitterschap markeerde,
in het licht van de motie Van Oosten c.s. d.d. 9 maart 2016 (Kamerstuk
II, 32 317, nr. 398) dat het Nederlandse parlement de ontwikkelingen in
de onderhandelingen met aandacht volgt, maar in meerderheid onverminderd
kritisch staat ten opzichte van de overdracht van bevoegdheden, zoals
voorzien in de tekst voor de artikelen 1 t/m 35. 

Het Voorzitterschap vroeg de lidstaten eerst naar hun eventuele
opmerkingen met betrekking tot de annex, waarin de stand van zaken van
de artikelen over relaties met partnerorganisaties, financiële
bepalingen en slotbepalingen werd gepresenteerd.

Lidstaten verwelkomden over het algemeen de voortgang van de
onderhandelingen en onderschreven de stand van zaken in de annex. Een
enkele lidstaat gaf aan nog geen definitieve positie ten aanzien van de
uiteindelijke deelname aan het EOM te hebben. 

Vervolgens vroeg het Voorzitterschap de Commissie en de lidstaten om
zich aan de hand van document 6667/16 uit te spreken over het begrip
“operational expenditure” in artikel 49 van de ontwerpverordening en
de vraag welke kosten voortvloeiend uit activiteiten van het EOM in de
deelnemende lidstaten, in het bijzonder voor onderzoeksmaatregelen in
het kader van een strafrechtelijk onderzoek onder het budget van de Unie
respectievelijk dat van de lidstaten zouden moeten vallen. 

De Commissie gaf aan de benadering te steunen zoals die thans in artikel
49 is gekozen. Onder “operational expenditure” vallen wat de
Commissie betreft kosten in het kader van training, vertaling van
stukken en reiskosten (mission costs) die door gedelegeerde aanklagers
worden gemaakt. De Commissie pleitte voor het uitsluiten van de kosten
die zijn gemoeid met onderzoeksmaatregelen die door gedelegeerde
aanklagers worden uitgevoerd. Deze kosten zouden volgens de Commissie
voor rekening van de deelnemende lidstaten moeten komen, waarbij de
Commissie refereerde aan het feit dat lidstaten ook nu gehouden zijn om
EU-fraude effectief te bestrijden. De Commissie gaf steun aan de wijze
waarop thans in de ontwerpverordening het begrip “operational
expenditure” wordt ingekaderd. 

Diverse lidstaten gaven aan de zienswijze van de Commissie te steunen en
verwelkomden de benadering zoals die thans in artikel 49 van de
ontwerpverordening is gekozen. Een aanzienlijk aantal lidstaten pleitte
eveneens voor een benadering waarbij als uitgangspunt geldt dat de
deelnemende lidstaten de kosten voor onderzoeksmaatregelen dragen, maar
dan wel een waarbij enige ruimte wordt behouden voor een beroep op
financiering vanuit het budget van het EOM in gevallen waarin de kosten
bijzonder hoog zouden uitvallen. Een enkele lidstaat leek zich op het
standpunt te stellen dat onderzoeksmaatregelen vanuit het budget van het
EOM zouden moeten worden betaald. 

Het Verenigd Koninkrijk, Denemarken en Ierland markeerden hun positie
als niet-deelnemende lidstaten en de gevolgen van daarvan voor de
financiering van het EOM. Daarbij vroegen het VK en Ierland aandacht
voor de wijze waarop de samenwerking tussen niet-deelnemende lidstaten
en het EOM wordt vormgegeven. Het VK lichtte toe dat het streeft naar
een aparte overeenkomst waarin die samenwerking wordt uitgewerkt.  

Het Voorzitterschap concludeerde dat de vraag wat onder het begrip
“operational expenditure” moet vallen verschillend wordt beantwoord
en dat kan worden geconstateerd dat een aantal lidstaten ervoor pleit
dat de deelnemende lidstaten de onderzoeksmaatregelen bekostigen, dat
een aantal andere lidstaten hetzelfde vertrekpunt kiest, maar enige
flexibiliteit wil aanbrengen voor situaties waarin de kosten bijzonder
hoog zouden uitvallen, en dat slechts enkele lidstaten voor een
benadering pleitten waarbij de kosten voor onderzoeksmaatregelen vanuit
het budget van het EOM worden gefinancierd. Het Voorzitterschap nam nota
van de positie van niet-deelnemende lidstaten. Het Voorzitterschap
concludeerde tot slot dat er op dit punt verder werk op technisch niveau
nodig is.

10.	Diversen 

	a. informatie van het Voorzitterschap over de ter tafel 	voorliggende
wetgevingsvoorstellen

	b. Privacyschild EU-VS: nieuw kader voor trans-Atlantische 	doorgiften
van persoonsgegevens

	= informatie van de Commissie

	c. Raamovereenkomst EU-VS: Ontwerpovereenkomst tussen de 	Verenigde
Staten van Amerika en de Europese Unie betreffende de 	bescherming van
persoonsgegevens in verband met voorkoming, 	onderzoek, opsporing en
vervolging van strafbare feiten 	(raamovereenkomst)

	= informatie van de Commissie

De Commissie verwees naar haar Mededeling van 29 februari over het
herstel van vertrouwen voor Trans-Atlantische doorgiften van
persoonsgegevens. Het is volgens de Commissie nu van belang dat de EU
haar interne dataprotectieregels zo snel als mogelijk formeel aanneemt.
De Commissie wees op de Judicial Redress Act als noodzakelijke
voorwaarde voor de Raamovereenkomst EU-VS, welke over 3 maanden in de VS
in werking zal treden. De Commissie gaf aan snel een voorstel te zullen
presenteren, met een machtiging voor ondertekening en sluiting van de
Raamovereenkomst. Gestreefd wordt naar ondertekening op 1 of 2 juni
tijdens de EU-VS ministeriële bijeenkomst. Na instemming door het
Europees Parlement kan de Raamovereenkomst vervolgens worden gesloten.  

Wat betreft het EU-US Privacy Shield als reactie op Hofuitspraak van 1
oktober 2015 waarbij voorloper Safe Harbour ongeldig is verklaard,
lichtte de Commissie toe dat de eerste stap nu is dat advies van de
Artikel 29 Working Party wordt ingewonnen, waarschijnlijk op 12-13
april. Het is vervolgens aan de experts in het Artikel 31
comitologie-comité om in te stemmen waarna de Commissie kan overgaan
tot formele adoptie van de “adequacy decision”.

Raad - niet wetgevende besprekingen

 

11.	Diversen niet-wetgevend

	a. Digitaal bewijsmateriaal: doeltreffende strafrechtspleging in het 
digitale tijdperk: jurisdictie in de cyberruimte

	= informatie van het Voorzitterschap over de lopende 	werkzaamheden

Het Voorzitterschap lichtte de stand van zaken op het dossier Cybercrime
toe. Op 7 en 8 maart jl. heeft in Amsterdam de high level expert
conference "Crossing Borders: Jurisdiction in cyberspace"
plaatsgevonden. De discussie ging daar over het vergroten van de
effectiviteit van de bestrijding van het crimineel gebruik van
cyberspace. Tijdens de conferentie stonden drie onderwerpen centraal:
het verbeteren van bestaande rechtshulp procedures, de tegenstrijdige
regelgeving die de samenwerking met private partijen belemmert en
situaties waarin rechtshulp niet mogelijk is omdat de locatie van het
e-bewijs of de oorsprong van een cyber-aanval niet bekend is. Ten
aanzien van het verbeteren van bestaande rechtshulp procedures zijn er
praktische ideeën aangedragen om de bureaucratie omtrent deze
procedures te verminderen. Deze ideeën zouden op relatief korte termijn
kunnen worden uitgewerkt. Voor de samenwerking met private partijen
gaven de deelnemers aan dat een geëxpliciteerd helder kader waarbinnen
kan worden samengewerkt kan bijdragen aan de effectiviteit en
efficiëntie van de samenwerking. Hierbij kan onderscheid gemaakt worden
naar type data, bijvoorbeeld abonneegegevens, verkeersgegevens en
inhoud. Een aangepast regime voor abonneegegevens werd aangedragen als
de meest gerede optie om uit te werken. Ten aanzien van situaties waarin
rechtshulp niet mogelijk is omdat de locatie van het e-bewijs of de
oorsprong van een cyber-aanval niet bekend is, verkenden de deelnemers
de mogelijkheden voor het onderzoek naar de locatie van het e-bewijs of
de oorsprong van een cyber-aanval. Daarbij is het belang van
proportionaliteit en transparantie bij het gebruik van bevoegdheden
onderstreept. Het Nederlands Voorzitterschap zal de concrete resultaten
uit de conferentie in Amsterdam verwerken in gerichte voorstellen en
deze via de geëigende raadswerkgroepen en hoogambtelijke comités aan
de JBZ-Raad in juni voorleggen. Daarnaast zal door het Nederlands
Voorzitterschap een voorstel tot de oprichting van een netwerk van
officieren van justitie en onderzoeksrechters belast met cyber aan de
JBZ-Raad van juni worden voorgelegd.

	b. Voorstellen van de Commissie voor besluiten van de Raad 	betreffende
de sluiting en de ondertekening, door de Europese 	Unie, van het Verdrag
van de Raad van Europa inzake het 	voorkomen en bestrijden van geweld
tegen vrouwen en huiselijk 	geweld (Verdrag van Istanbul)

	= informatie van de Commissie

De Commissie wees op het belang van toetreding door de EU tot de
Istanbul Conventie voor bestrijding van geweld tegen vrouwen. De
toegevoegde waarde van toetreding van de EU ligt hierin dat deze past
bij de holistische aanpak van het onderwerp op EU-niveau. Toetreding
zorgt verder voor coherentie van aanpak door de EU en het beter gebruik
maken van EU-fondsen. De Commissie stelt voor dat de Unie naast de
lidstaten toetreedt en alleen voor zover deze binnen de Uniebevoegdheid
valt (zo komt “substantive criminal law” nog steeds toe aan de
lidstaten). De verdeling van bevoegdheden is van belang voor de verdere
discussie van het voorstel. De Commissie gaf aan te rekenen op het
Voorzitterschap om de onderhandelingen verder te brengen. 

Een lidstaat gaf aan enige twijfel te hebben over de
bevoegdheidskwestie. Een andere lidstaat die zelf een verklaring heeft
afgelegd bij ratificatie, vroeg wat de status van de verklaring is na
toetreding van de EU. Het Voorzitterschap merkte op dat experts hier bij
de verdere behandeling verder naar zullen kijken en nam verder goede
nota van de presentatie door de Commissie.

	c. Dialoog met Internet service providers over haatzaaiende 	uitingen
online (online hatespeech)

	= informatie van de Commissie

Commissaris Jourová lichtte de stand van zaken toe ten aanzien van
online hatespeech en de dialoog met de internet service providers. De
Commissie gaf aan in te zetten op het verbeteren van de ‘notice and
take down’-procedures, inclusief het versnellen van het verwijderen
van de online hatespeech, het opzetten en uitbreiden van een netwerk van
'trusted flaggers' en het bewegen van de internet service providers tot
het toetsen van uitingen aan EU- en nationale wetgeving in plaats van
(alleen) de eigen servicevoorwaarden. De Commissie gaf aan deze
gezamenlijke afspraken te willen opnemen in een 'code of conduct' en in
juni concrete resultaten ten aanzien van de strijd tegen online
hatespeech te willen presenteren aan de JBZ Raad. 

Diverse lidstaten gaven aan positief te staan tegenover het initiatief
van de Commissie en het een belangrijk onderwerp te vinden. Er werd ook
gewezen op het belang van een balans tussen vrijheid van meningsuiting
en de strafbare vorm van online hatespeech en enkele lidstaten vroegen
specifiek aandacht voor “counterspeech”, het behoud van
pluriformiteit en het tegengaan van anonieme online hatespeech.

 Inmiddels op 16 maart verschenen, zie COM (2016) 166.

 Doc. 6995/16.

 PAGE   \* MERGEFORMAT 1