Verslag van de bijeenkomst van het Gemengd Comité en de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 9 en 10 juni 2016 te Luxemburg
Bijlage
Nummer: 2016D27090, datum: 2016-06-27, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Verslag van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, gehouden in Luxemburg op 9 en 10 juni 2016 (2016D27089)
Preview document (🔗 origineel)
Verslag van de bijeenkomst van het Gemengd Comité en de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 9 en 10 juni 2016 te Luxemburg Belangrijkste resultaten Binnenlandse Zaken / Immigratie en Asiel Wapens: de JBZ-Raad bereikte een algemene oriëntatie op dit dossier. Drie lidstaten konden niet instemmen met voorliggend compromis. Dit compromis vormt de basis voor de onderhandelingen met het Europees Parlement dat naar verwachting al op 14 juli 2016 zal stemmen. Routekaart over het uitwisselen en gebruik van informatie: de lidstaten spraken steun uit voor de routekaart, met waardering voor onder meer de snelle totstandkoming ervan. Het Voorzitterschap verzocht het inkomend Slowaakse Voorzitterschap de implementatie als een prioriteit ter hand te nemen. Terrorismebestrijding: er is gesproken over het vullen en gebruiken van bestaande databases en er zijn aanbevelingen voor de lidstaten opgesteld door de EU-Contra Terrorisme Coördinator. Lidstaten namen daar kennis van. De voorzitter van de Counter Terrorism Group zal telkens worden uitgenodigd voor de JBZ-Raad wanneer relevante terrorismebestrijdingsonderwerpen zijn geagendeerd. Migratie: Ministers bespraken de implementatie van de EU-Turkije Verklaring van 18 maart jl. en de ontwikkelingen in het centrale Middellandse Zeegebied. Een forse afname van de instroom vanuit Turkije werd geconstateerd, maar Commissie en ministers uitten hun zorgen over de geringe terugkeer naar Turkije. Op basis van de onlangs verschenen Mededeling van de Commissie met betrekking tot de externe dimensie werd de situatie in het centrale Middellandse Zeegebied besproken. Visumbeleid: Ministers wisselden van gedachten over de verschillende visumliberalisatievoorstellen. De Raad nam nog geen besluit over visumliberalisatie voor Georgië. Veiligheid en Justitie Digitale agenda: de JBZ-Raad bekrachtigde de basisbeginselen en politieke richtsnoeren voor de verdere onderhandelingen met betrekking tot de richtlijn levering van digitale content, zoals neergelegd in document 9768/16. Verordeningen Huwelijksvermogensrecht: de JBZ-Raad stelde het machtigingsbesluit (document 8112/16) met betrekking tot nauwere samenwerking op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen inzake de vermogensstelsels van internationale paren, met name van zowel gehuwden als geregistreerde partners vast. Daarnaast bereikt de JBZ-Raad een algemene oriëntatie over de twee verordeningen (8115/16 + 8118/16) waarmee uitvoering wordt gegeven aan deze nauwere samenwerking, een voor gehuwden en een voor geregistreerde partners. Europees Openbaar Ministerie (EOM): de JBZ-Raad verleende “broad conceptual support” aan het voorgelegde deelpakket met daarin bepalingen over het case management system, dataprotectie, “simplified prosecution proceedings” (o.a. transacties), de relatie tussen het EOM en EU-organisaties en financiële en stafbepalingen. Een aantal lidstaten handhaaft nog voorbehouden, die zich primair richten op de rol en bevoegdheid van de EDPS ter zake dataprotectie in relatie tot het EOM en de regeling ter zake “operational expenditure”. Ook de Commissie heeft een aantal voorbehouden: deze betreffen het CMS, de dataprotectieregeling, transacties en “operational expenditure”. Het Voorzitterschap markeerde dat Nederland, net als bij voorgaande JBZ-Raden, niet met het deelpakket kan instemmen omdat de regering niet eerder een standpunt zal innemen dan nadat het parlement zich over het eindresultaat van de onderhandelingen heeft kunnen uitspreken. PIF-richtlijn: een aanzienlijk aantal lidstaten hield vast aan het principiële verzet tegen opname van btw-fraude in de PIF-richtlijn. Een meerderheid van de lidstaten wil de besprekingen in de triloog vervolgen. ECRIS: de JBZ-raad nam kennis van het voortgangsrapport over het voorstel tot wijziging van ECRIS (European Criminal Records Information System) met het oog op een meer efficiënte uitwisseling van gegevens van veroordeelde derdelanders. De JBZ-raad steunde het voorgestelde centrale systeem voor opslag en uitwisseling van vingerafdrukken en persoonsgegevens met het oog op de identificatie van veroordeelde derdelanders. Lunchbespreking compensatie slachtoffers: veel lidstaten intervenieerden en benadrukten het belang van samenwerking tussen lidstaten op het terrein van compensatie zodat slachtoffers in grensoverschrijdende gevallen beter toegang krijgen tot compensatieregelingen in andere lidstaten. Verschillende aandachtspunten en voorstellen voor verbetering werden geïdentificeerd en het Voorzitterschap concludeerde dat deze binnen het European Network on Victims’ Rights nader worden besproken. De Commissie heeft toegezegd hier ook actie te zullen ondernemen. Cybercrime en -security: de JBZ-Raad stemde in met een tweetal Raadsconclusies ter verbetering van de bestrijding van criminele activiteiten in cyberspace en de oprichting van het Europees Justitieel Cybercrime Netwerk. Tevens werden de resultaten van de hoogambtelijke bijeenkomst cybersecurity toegelicht. I. Gemengd Comité Migratie - implementatie EU-Turkije Verklaring 18 maart 2016 - Ontwikkelingen in het Centraal Middellandse zeegebied = uitwisseling standpunten Implementatie EU-Turkije Verklaring 18 maart 2016: Het Voorzitterschap benoemde verschillende positieve stappen die zijn ondernomen om de Verklaring te implementeren, maar stelde tevens dat voor een succesvolle en duurzame implementatie nog een weg te gaan is. Hoewel het informele kamp Idomeni succesvol is ontruimd, bevinden zich nog 8.000 migranten op de Griekse eilanden en 50.000 migranten op het Griekse vasteland. Het Voorzitterschap onderstreepte de noodzaak van aandacht voor de veiligheid van migranten daar, alsmede het belang van de veiligheid van medewerkers uit de lidstaten en het aanwezige personeel van EASO. Het Voorzitterschap vroeg daarnaast aandacht voor de lage terugkeercijfers van Griekenland naar Turkije, evenals 1:1 hervestiging, herplaatsing en de steun voor EASO. Enkele lidstaten spraken hun teleurstelling uit over de lage terugkeercijfers naar Turkije. Het Voorzitterschap riep lidstaten op om de Griekse autoriteiten te ondersteunen bij het faciliteren van de terugkeer van migranten naar Turkije. Het Voorzitterschap verzocht de Commissie tevens om naar oplossingen te zoeken voor de situatie van alleenstaande minderjarige asielzoekers in Griekenland. De instroom van Turkije naar Griekenland is volgens de Commissie met 80% gedaald. De Commissie gaf aan dat er inmiddels 650 migranten terug zijn gekeerd naar Turkije als resultaat van de implementatie van de EU-Turkije Verklaring en de terug- en overnameovereenkomst tussen Griekenland en Turkije. De Commissie sprak bezorgdheid uit over de humanitaire situatie in de hotspots en vroeg aandacht voor het in behandeling nemen van zaken van niet-Syriërs. Op hervestiging onder het 1:1 schema is het streven 2.000 vluchtelingen per maand te hervestigen. Om dit te realiseren zijn meer pledges van lidstaten nodig. De Commissie en het Voorzitterschap benadrukten het belang van het verhogen van het aantal pledges voor zowel hervestiging als herplaatsing. Ook de bijdragen van lidstaten aan de capaciteit van de Griekse asieldienst blijft onvoldoende. Ten slotte vroeg de Commissie aandacht voor de humanitaire situatie van de nieuwe opvangkampen op het vasteland, de situatie aldaar behoeft verbetering. Door EU-fondsen gesubsidieerde ngo’s behoren toegang tot de nieuwe kampen te krijgen. Griekenland kondigt de behandeling van de herziening van de wet met betrekking tot de samenstelling van de beroepscomités aan en benadrukt dat herplaatsingen moeten worden opgevoerd. Verschillende lidstaten beamen de observaties van de Commissie met betrekking tot de resultaten van de implementatie van de EU-Turkije Verklaring, maar benadrukken verschillende praktische obstakels met betrekking tot de uitvoering. Ontwikkelingen in het centrale Middellandse Zeegebied: Tijdens de lunch bespraken de ministers de ontwikkelingen in het centrale Middellandse Zeegebied. De discussie vond mede plaats aan de hand van de recente Commissiemededeling over een nieuw partnerschapskader met derde landen in het kader van de Europese migratieagenda. Het merendeel van de ministers liet zich overwegend positief uit over de Mededeling, maar benadrukte hierbij ook de importantie van het daadwerkelijk behalen van resultaten, bijvoorbeeld op het gebied van terugkeer. Verschillende lidstaten spraken hun waardering naar de Commissie uit voor het opnemen van aspecten uit de nationale praktijk met betrekking tot het samenwerken met derde landen. De Commissie stelde ten slotte dat de Mededeling is gebaseerd op ervaringen van de afgelopen 18 maanden, waarbij in de samenwerking met derde landen rekening moet worden gehouden met de verschillende politieke realiteiten, zowel in die derde landen als intra-Europees. Over de recente ontwikkelingen in het centrale Middellandse Zeegebied gaf de Commissie aan dat het merendeel van de instroom vanuit Noord-Afrika naar Europa nog steeds vanuit Libië vertrekt. De Commissie benadrukte het belang van ontschepingen in de hotspots, waarvan de capaciteit nog niet voldoende toereikend is. Het Voorzitterschap concludeerde dat lidstaten in de voorste linie, zoals Italië, steun behoeven en dat de ‘doorwuifpraktijken’ en secundaire bewegingen voorkomen moeten worden. Daarnaast constateerde het Voorzitterschap ook een breed gedragen gevoel van urgentie om het aantal verdrinkingsdoden drastisch te verlagen. Ten slotte benadrukte het Voorzitterschap samenwerking met transitlanden om vertrek vanuit die landen te voorkomen en dat terugkeer naar derde landen geïntensiveerd moet worden. 2. Visumliberalisatie Het Voorzitterschap constateerde tijdens dit agendapunt de afwezigheid van een gekwalificeerde meerderheid voor het voorstel tot visumliberalisatie voor Georgië, waardoor geen besluitvorming heeft plaatsgevonden. De Commissie uitte hierop teleurstelling, omdat alle lidstaten hebben bevestigd dat Georgië voldoet aan de benchmarks. Enkele lidstaten gaven in navolging van de Commissie aan ontevreden te zijn over deze gang van zaken. Andere lidstaten benadrukten dat eerst de behandeling van de herziening van het opschortingsmechanisme moet worden afgerond voordat visumvrijheid aan derde landen wordt toegekend, waarvoor door verschillende ministers begrip werd getoond. Het Voorzitterschap concludeerde dat er rekening moet worden gehouden met de afgesproken strikte en eerlijke benadering van de besluitvorming op visumliberalisatievoorstellen. Het huidig en inkomend Voorzitterschap zullen blijvend aandacht hebben voor de onderliggende zorgen van lidstaten met betrekking tot de verschillende voorstellen, met het oog op adequate besluitvorming in de nabije toekomst. Het Europees Parlement heeft op de voorstellen voor visumliberalisatie Georgië, Oekraïne en Kosovo rapporteurs benoemd. In het Europees Parlement heeft de rapporteur van de herziening van het opschortingsmechanisme op 15 juni jl. zijn ontwerpverslag gepresenteerd. Hier heeft het Voorzitterschap het standpunt van de Raad toegelicht. Het Voorzitterschap zet zich samen met de rapporteur in voor een voortvarende behandeling van het voorstel, ten einde zo spoedig mogelijk tot een politiek akkoord te komen. Voorts informeerde de Commissie over de technische missie van 2 en 3 juni jl. naar Turkije waarbij de nog openstaande benchmarks in het visumliberalisatietraject met Turkije werden besproken, waaronder de implementatie van de terug- en overnameovereenkomst inclusief de derdelandersclausule. De Commissie gaf hierbij aan de Turkse autoriteiten te ondersteunen bij het vervullen van de benchmarks. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de European Grens- en de Kustwacht en tot intrekking van Verordening (EG) nr 2007/2004 , Verordening Besluit (EG) 863/2007 en Raadsbesluit 2005/267/EC Interinstitutioneel dossiernummer 2015/0310 (COD) = voortgangsrapportage Het Voorzitterschap gaf een korte stand van zaken over de onderhandelingen met het Europees Parlement met betrekking tot het voorstel voor de Europese grenswacht, op basis van het voortgangsverslag. Er waren geen interventies van de Commissie of lidstaten. 4. Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 91/477/EEG van de Raad inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens Interinstitutioneel dossiernummer 2015/0269 (COD) = beleidsdebat Zie onder 6. 5. Diversen – gemeenschappelijk Europees asielstel = presentatie door de Commissie Tijdens dit agendapunt presenteerde de Commissie kort de voorstellen met betrekking tot de herziening van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel. Het Voorzitterschap benadrukte hierbij het belang van de verschillende onderdelen van de herziening en vroeg aandacht voor de onderdelen zoals die ook tijdens het Algemeen Overleg van 8 juni jl. naar voren kwamen. Er waren geen interventies van de lidstaten. Tijdens het Algemeen Overleg van 8 juni jl. is afgesproken dat het kabinet het uitvoeren van een privacy effectbeoordeling ten aanzien van de voorgestelde herziening van de Eurodac-verordening zal bevorderen en de Tweede Kamer hierover zal informeren. Inmiddels is bekend dat de Commissie de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (EDPS) informeel geconsulteerd heeft bij het opstellen van het herziene voorstel. Daarnaast is de EPDS ook gevraagd een formeel advies uit te brengen over de nieuwe elementen in het voorstel die vallen binnen het juridische kader van gegevensbescherming. De Commissie is nog niet in de gelegenheid om aan te geven wanneer dit advies kan worden verwacht. II. Binnenlandse Zaken / Immigratie en Asiel Raad - wetgevende besprekingen 6. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 91/477/EEG inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens = algemene oriëntatie Het Voorzitterschap onderstreepte het belang van dit dossier en onderkende dat het bezit van wapens in sommige lidstaten nauw gelieerd is met nationale tradities maar gaf aan dat bestrijding van criminaliteit en terrorisme evenzeer van groot belang zijn. Het Voorzitterschap wees op de definitie van de technische criteria in het compromisvoorstel, de uitzonderingen op het algemene verbod, de traceerbaarheid van vuurwapens en het vaststellen van standaarden voor het uitwisselen van informatie. De Commissie was van mening dat met dit compromis concrete stappen voorwaarts zijn gezet. De Commissie noemde vervolgens het belang van het opnemen van criteria voor de diverse categorieën vuurwapens. De Commissie nam nota van de voortgang die is geboekt m.b.t. verzamelaars en was van mening dat een omzettingstermijn van 18 maanden te lang is. Veel lidstaten spraken hun steun uit voor het voorliggende compromis als basis voor de triloog met het EP. Drie lidstaten konden niet instemmen met het voorliggend compromis. Twee lidstaten omdat naar hun mening legaal gebruik van vuurwapens niet gehinderd mag worden en een lidstaat omdat er teveel uitzonderingen zijn gemaakt in het compromis. Het Voorzitterschap concludeerde dat de overgrote meerderheid van de lidstaten het voorliggende compromis steunde en nam nota van het feit dat drie lidstaten dit compromis niet konden aanvaarden. Het Voorzitterschap stelde vast dat op basis hiervan de triloog met het EP kan worden gestart. Raad – niet wetgevende besprekingen 7. Routekaart ter verbetering van informatie-uitwisseling en het gebruik van informatie inclusief oplossingen voor interoperabiliteit van datasystemen op JBZ-gebied = uitwisseling standpunten / aanneming De terroristische aanslagen in 2015 en 2016 maakten duidelijk dat informatie uitwisseling van eminent belang is in de bestrijding van terrorisme, maar ook voor de uitdagingen op het terrein van migratie en georganiseerde criminaliteit. Daarom was dit een belangrijke prioriteit van het Voorzitterschap. Het voorzitterschap benadrukte de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid die de JBZ-ministers hebben om de informatie uitwisseling t.a.v. interne veiligheid en aan de grenzen te verbeteren. Het voorzitterschap vroeg de lidstaten om commitment om de relevante databases te voorzien van informatie en te gebruiken. Het doel van de routekaart is om het onderlinge vertrouwen te versterken en operationele onderzoeken te ondersteunen. Het is van belang dat eindgebruikers (politie, grenspersoneel, officieren van justitie, migratiepersoneel) over hoog gekwalificeerde informatie kunnen beschikken. Het Voorzitterschap benadrukte dat de routekaart een document in ontwikkeling is dat aangepast zal en moet worden aan toekomstige ontwikkelingen. In dit kader zijn ook de uitkomsten van de door de Commissie te leiden High Level Expert Group (HLEG) van groot belang. Deze HLEG komt op 20 juni 2016 voor de eerste keer bijeen. Het Voorzitterschap vroeg of de lidstaten kunnen instemmen met de routekaart. De Commissie sprak waardering uit voor de routekaart en wees op de werkzaamheden van de HLEG. In deze groep zal gekeken worden naar de hiaten, obstakels en oplossingen t.a.v. interoperabiliteit. Vervolgens deelde de Commissie mee verder te zullen werken een verbetering van SIS II (Schengen Informatie Systeem) door o.a. uitbreiding van de datacategorieën (returns, entry bans, use of face images). De Commissie onderstreepte dat ze er geen voorstander van is om het Entry/Exit voorstel ook van toepassing te laten zijn op personen die vallen onder het vrij verkeer. De Commissie deed de suggestie om deze actie in de routekaart te schrappen. Alle lidstaten die intervenieerden, complimenteerden het Voorzitterschap met de routekaart en spraken hun steun daarvoor uit. Enkele lidstaten wezen de Raad erop dat zij geen toegang hebben tot het Visa Informatie Systeem (VIS) en dat daarvoor door de Raad een oplossing zal moeten worden gevonden. Opgemerkt werd dat de uitdaging nu ligt in de implementatie van de routekaart. Het Voorzitterschap bedankte de lidstaten voor de steun, concludeerde dat de Raad instemt met de routekaart en verzocht het inkomend Slowaakse Voorzitterschap de implementatie als prioriteit ter hand te nemen. In de gelijktijdig met dit verslag aan de Kamers aangeboden brief die een terugblik biedt op het Nederlands voorzitterschap op het domein van Veiligheid en Justitie vindt u meer informatie over de routekaart. Daarnaast worden beide Kamers der Staten-Generaal met een aparte kamerbrief in meer detail geïnformeerd over deze routekaart met daarbij specifiek aandacht voor de acties op het terrein van terrorismebestrijding en de hieronder genoemde ontwikkelingen binnen de Counter Terrorism Group. 8. Bestrijding terrorisme: vullen en gebruik van databases = uitwisseling standpunten Dit gedeelte van de vergadering werd gesplitst in twee delen. In het eerste deel richtte de Raad zich op het gebruik van de middelen bij Europol en Eurojust voor de bestrijding van terrorisme en de toegevoegde waarde van beide agentschappen voor het operationele niveau. In het tweede deel leidde de Minister van Binnenlandse Zaken Plasterk het werk van de Counter Terrorism Group (CTG) in, gevolgd door een presentatie van de voorzitter van de CTG, de heer Bertholee. De EU-Contra Terrorisme Coördinator (CTC) lichtte toe dat, ondanks de erkenning van de toegevoegde waarde van Europol en Eurojust, er een verschillend beeld in gebruik bestaat. De redenen waarom lidstaten wel of niet de bestaande systemen vullen en gebruiken zijn divers. Op basis daarvan heeft de CTC 10 aanbevelingen gedaan die goed aansluiten op de routekaart die door deze Raad is aangenomen. De CTC sloot af met een korte beschrijving van best practices in drie lidstaten, waaronder Nederland. Daarna intervenieerden Eurojust en Europol om hun toegevoegde waarde aan het operationele proces toe te lichten. Door een lidstaat werd gesteld dat een betere samenwerking tussen intel en rechtshandhaving noodzakelijk is en deze lidstaat stelde voor om de voorzitter van de CTG op een meer regelmatige basis uit te nodigen om de besprekingen over terrorisme in de JBZ-Raad bij te wonen. Geen lidstaat maakte daartegen bezwaar en gesteund door de Commissie concludeerde het Voorzitterschap daarop dat voorzitter van de CTG in de JBZ-Raad zal worden uitgenodigd bij besprekingen over het onderwerp terrorisme(-bestrijding). In het tweede deel van de discussie verschoof de focus naar het werk van de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten. Minister Plasterk gaf daarop een introductie op het werk van de Counter Terrorism Group (CTG). De voorzitter van de CTG informeerde de Raad daarna over onder meer het nieuwe CTG-Platform en de nieuwe CTG-database, en het nut dat deze systemen bewijzen. Zij dragen bij aan verdere intensivering van internationale samenwerking tussen veiligheidsdiensten. 9. Interne veiligheid: implementatierapport vernieuwde EU interne veiligheidstrategie = uitwisseling standpunten Het Voorzitterschap gaf een toelichting op dit rapport dat een overzicht geeft van de bereikte resultaten in de eerste 6 maanden van 2016 op het JBZ-terrein. Het Voorzitterschap constateerde dat in het rapport goede voortgang wordt gemeld zoals de routekaart, de Richtlijn Vuurwapens en belangrijke ontwikkelingen ten aanzien van migratie en de Europese grensbewaking. Ook wordt in het rapport aandacht besteed aan een aantal belangrijke Raadsconclusies die zijn aangenomen op voorstel van het Voorzitterschap onder meer op het terrein van financieel rechercheren, de Europese Forensische Ruimte, mensenhandel ten aanzien van arbeidsuitbuiting en de bestuurlijke aanpak van criminaliteit. Er vonden geen interventies plaats van de lidstaten. De Commissie verwees in haar reactie naar de Mededeling over de Europese Interne Veiligheid en de initiatieven die daarin worden genoemd, zoals een wetsvoorstel om de 4de witwas- en financiering van terrorisme richtlijn te herzien, het versterken van het Europese Counter Terrorisme centrum (ECTC) bij Europol en het wetsvoorstel over de bevoegdheden van de douane met betrekking tot de aanpak van financiering van terrorisme. Het Voorzitterschap concludeerde dat de Raad kennis heeft genomen van dit implementatie rapport van de Interne Veiligheidsstrategie 2015-2020. 10. Cybercrime: jurisdictie in cyberspace = beleidsdebat = aanneming concept Raadsconclusies Het Voorzitterschap lichtte de voorliggende Raadsconclusies toe die zien op acties ter verbetering van de bestrijding van criminele activiteiten in cyberspace en de oprichting van het Europees Justitieel Cybercrime Netwerk, inclusief een realisatieplanning. De Raadsconclusies zullen, onder regie van de Commissie op programmatische wijze ten uitvoering worden gebracht. Het Voorzitterschap vroeg daarnaast de lidstaten om politieke aanwijzingen te geven op twee thema’s, waarvoor ten aanzien van de implementatie van de Raadsconclusies meer politieke richting is gewenst. Als eerste is gesproken over het jurisdictievraagstuk. Het internet is grenzeloos, waardoor de fysieke locatie van gegevens in cyberspace aan belang ingeboet. Digitaal bewijs kan zich fysiek in buitenlandse, onbekende, of in meerdere rechtsgebieden tegelijk bevinden, of zich snel naar andere rechtsgebieden verplaatsen. Omdat dit er in de praktijk toe leidt dat aan cyberspace gerelateerde opsporingsactiviteiten in dergelijke situaties al in een vroeg stadium gestaakt worden en de criminelen vrijuit gaan, rijst de vraag welke andere aanknopingspunten dan de fysieke locatie van gegevens in aanmerking kunnen komen voor het vestigen van handhavende jurisdictie. In dit kader is bijvoorbeeld de zogenoemde “business link” (de situatie dat een internet service provider gericht diensten in een land aanbiedt) genoemd. Ten tweede is gesproken over het ontwikkelen van een gedifferentieerde aanpak bij het verkrijgen van gegevens naar soorten gegevens. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat stringentere procedures nodig zijn voor de toegang tot inhoudsgegevens en minder strikte voor overige gegevenssoorten (bijvoorbeeld basale abonnementsgegevens of verkeersgegevens). De Commissie sprak haar volledige steun uit aan de Raadsconclusies en stelde dat zij gereed is om de uitwerking van de implementatie, in samenwerking met lidstaten, ter hand te nemen. De Commissie lichtte kort het proces toe dat zij voor zich ziet en benadrukte daarbij onder meer het belang van een zorgvuldige en tijdige implementatie van bestaande instrumenten, zoals het Europees Onderzoeksbevel (EOB) en ondersteunde verder de oprichting van het Netwerk. De lidstaten spraken hun steun uit voor de Raadsconclusies en gaven aan dat naast het efficiënter gebruik van bestaande instrumenten er door de technologische ontwikkeling ook nieuwe instrumenten verkend dienen te worden, waarbij steun aan de inzet van het Voorzitterschap voor een EU-aanpak werd uitgesproken. Het Voorzitterschap concludeerde dat de waardevolle input van de discussie van vandaag mee zal worden genomen in het expertproces dat de Commissie, in nauwe samenwerking met onder meer de lidstaten op korte termijn zal starten. Cybersecurity Tevens werden door het Voorzitterschap de resultaten van de Hoogambtelijke bijeenkomst cybersecurity toegelicht. III. Veiligheid en Justitie, Grondrechten en Burgerschap Raad - wetgevende besprekingen 11. Digitale Agenda Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende bepaalde aspecten van overeenkomsten voor de levering van digitale inhoud. Interinstitutioneel dossiernummer 2015/0287 (COD) = Beleidsdebat Het voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende bepaalde aspecten van overeenkomsten voor de levering van digitale inhoud, maakt deel uit van een pakket waarin ook een voorstel met betrekking tot goederen is opgenomen. De Commissie leidde de discussie in met de opmerking dat dankzij de constructieve houding van de lidstaten significante voortuitgang op het voorstel over digitale inhoud geboekt, maar dat voortgang op beide dossiers nodig is. De lidstaten reageerden langs de volgende lijnen, waarbij ze bijna allemaal de nodige complimenten uitdeelden aan het Voorzitterschap voor of zich tevreden toonden met het bereikte resultaat. Veel lidstaten verwelkomden het compromis ten aanzien van het na te streven hoge niveau van harmonisatie, dit komt de rechtszekerheid ten goede. Er werd op gewezen dat de consistentie tussen dit voorstel en het goederenvoorstel goed in de gaten moet worden gehouden en dat er ook een link is met de Richtlijn Consumentenrechten. Coherentie is ook van belang, het moet geen lappendeken worden tussen online en offline. En de werkingssfeer moet zo groot mogelijk zijn, dat wil zeggen dat de reikwijdte ook tegenprestaties in de vorm van (persoons)gegevens moet omvatten, waarbij diverse lidstaten stelden dat daar voorzichtig mee moet worden omgegaan. Diverse lidstaten benadrukten ook dat het niveau van consumentenbescherming zo hoog mogelijk moet zijn. In dat verband werd ook belang gehecht aan een heldere relatie met de verordening dataprotectie. Het Voorzitterschap concludeerde dat de Raad de basisbeginselen en politieke richtsnoeren voor de verdere onderhandelingen met betrekking tot de richtlijn levering van digitale content, zoals neergelegd in document 9768/16, bekrachtigt. 12. a. Voorstel voor een verordening van de Raad tot het aangaan van nauwere samenwerking betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van huwelijksvermogensstelsels Interinstitutioneel dossiernummer: 2016/0059 (CNS) b. Voorstel voor een verordening van de Raad tot het aangaan van nauwere samenwerking betreffende de bevoegdheid , het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen Interinstitutioneel dossiernummer: 2016/0060 (CNS) = algemene oriëntatie De Commissie bedankte het Voorzitterschap voor de prioriteit die het heeft gegeven aan dit dossier en voor de snelle en efficiënte afhandeling daarvan. De Commissie wees erop dat er 16 miljoen internationale paren zijn in de EU. Het nut van deze verordeningen is dus enorm voor een grote groep EU-burgers. Een lidstaat gaf aan niet te zullen deelnemen aan de nauwere samenwerking. Het zal de deelnemende lidstaten overigens niet tegenhouden deze te verwezenlijken. Deze lidstaat had graag gezien dat de verordeningen de werking van internationale overeenkomsten ten aanzien van niet-deelnemende lidstaten preciezer hadden geregeld. De lidstaten die reageerden, dankten het Voorzitterschap voor de efficiënte afhandeling van het dossier, alsmede de niet-deelnemende lidstaten voor hun constructieve houding. Een andere lidstaat kondigde aan na de vaststelling van de verordeningen ook mee te willen doen aan de nauwere samenwerking, waarmee het aantal deelnemende lidstaten op 19 zal komen. Het Voorzitterschap concludeerde dat de Raad een algemene oriëntatie heeft bereikt over de twee verordeningen waarmee uitvoering wordt gegeven aan de nauwere samenwerking en kondigt aan dat deze zullen worden vastgesteld nadat het Europees Parlement zijn advies heeft uitgebracht. 13. Voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van het Europees Openbaar Ministerie (EOM) = gedeeltelijke algemene oriëntatie Het Voorzitterschap lichtte het voorliggende document (9799/16, EPPO 15) toe, dat ziet op de bepalingen over het case management system, dataprotectie, “simplified prosecution proceedings” (o.a. transacties), de relatie tussen het EOM en EU-organisaties en financiële en stafbepalingen. Het Voorzitterschap gaf aan dat het adagium “nothing is agreed until everything is agreed” nadrukkelijk van toepassing blijft en markeerde ook dat de Nederlandse delegatie, net als bij voorgaande JBZ-Raden, niet met het deelpakket zal kunnen instemmen omdat de regering niet eerder een standpunt zal innemen dan nadat het parlement zich over het eindresultaat van de onderhandelingen heeft kunnen uitspreken. Het Voorzitterschap gaf aan te hopen dat “broad conceptual support” voor de voorliggende tekst van de Raad kan worden verkregen, opdat de onderhandelingen over andere onderdelen van de ontwerpverordening kunnen worden voortgezet. Commissaris Jourová gaf aan dat de Commissie verheugd is over de voortgang van de onderhandelingen onder het Nederlandse Voorzitterschap. De Commissie heeft nog wel de volgende zorgen bij de tekst: de Commissie is van mening dat er één enkel zaaksdossier is en dat alles wat in het zaaksdossier is opgenomen tevens in het Case Management System opgenomen zou moeten worden; met betrekking tot dataprotectie stelt de Commissie dat het niet wenselijk is dat het EOM een langdurig ‘stand alone regime’ voor dataprotectie krijgt en dat het door het Voorzitterschap voorgestelde regime enkel tijdelijk kan zijn, totdat de Commissie EU-verordening 45/2001 heeft aangepast; met betrekking tot artikel 34 over de ”simplified prosecution procedures” kan de Commissie het gebrek aan harmonisatie niet accepteren. ten aanzien van de ”operational expenditure” is de Commissie van mening dat de bekostiging van onderzoeksmaatregelen in principe door lidstaten gedragen dient te worden. De geïntroduceerde mogelijkheid tot het delen van kosten kan de Commissie bij gebrek aan duidelijke criteria in het corpus van de verordening niet aanvaarden. Veel lidstaten gaven aan “broad conceptual support” te kunnen geven aan de voorliggende tekst en dat deze een goede basis is voor de vervolgbesprekingen. Er werden voorbehouden gemarkeerd bij de rol en bevoegdheid van de Europese Data Protection Supervisor (EDPS) in het kader van dataprotectie in relatie tot het EOM. De wens werd geuit dat duidelijker criteria ter zake de kostenverdeling voor “operational expenditure” worden opgesteld. De regeling voor bekostiging van onderzoeksmaatregelen baarde enkele lidstaten zorgen en daarom handhaafden deze lidstaten hun voorbehoud op dat punt. Er werd opgemerkt dat het van groot belang is dat het case management system het mogelijk maakt dat het centrale niveau over alle zaaksinformatie kan beschikken, opdat het zijn functies op basis van de verordening kan waarmaken. Enkele lidstaten gaven aan het te betreuren dat, naar hun mening, het ambitieniveau van het EOM is verlaagd, maar deze kritiek betrof met name de onder eerdere voorzitterschappen besproken bepalingen over de structuur en bevoegdheid van het EOM. Enkele lidstaten handhaafden hun voorbehoud bij de rol en bevoegdheid van de EDPS omdat zij moeite hebben met het feit dat het EDPS als administratieve autoriteit toezicht zou moeten houden op het EOM, een justitiële autoriteit. Het Voorzitterschap concludeerde dat het goede nota heeft genomen van de nog bestaande zorgen en voorbehouden van lidstaten. Hiervoor geldt, zoals in de inleiding was aangegeven, dat “nothing is agreed until everything is agreed”. Het Voorzitterschap concludeerde voorts dat lidstaten daarentegen ook hebben aangegeven de onderhandelingen over andere onderdelen van de ontwerpverordening te willen vervolgen. Het Voorzitterschap concludeerde dat er “broad conceptual support” voor de voorliggende tekst bestaat. De minister benadrukte dat het Nederlandse Voorzitterschap als “honest broker” heeft geopereerd, zoals het had beloofd, en sprak zijn steun uit aan het inkomende Slowaakse Voorzitterschap. 14. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PIF-richtlijn) Interinstitutioneel dossiernummer: 2012/0193 (COD) = Voortgangsrapportage/beleidsdebat Het Voorzitterschap refereerde aan de JBZ-Raad van 3 en 4 december 2015, bij gelegenheid waarvan de lidstaten het Voorzitterschap hebben gevraagd om een stapsgewijze benadering te volgen met het oog op het verkennen van een compromis ten aanzien van de PIF-richtlijn. De triloog is opgeschort sinds juni 2015 als gevolg van de discussie over btw-fraude. Het Voorzitterschap heeft de gevraagde stappen doorlopen en presenteerde zijn bevindingen aan de JBZ-Raad, waarbij het wees op het belang om politieke richting te geven over de btw-kwestie en de vervolgwerkzaamheden . Een aanzienlijk aantal lidstaten hield vast aan het principiële verzet tegen opname van btw-fraude in de PIF-richtlijn. Een meerderheid van de lidstaten gaf aan de besprekingen in de triloog te willen vervolgen. De Commissie constateerde dat veel lidstaten sceptisch zijn over een compromis met het Europees parlement ter zake btw-fraude en verwelkomde het feit dat een meerderheid van de lidstaten de besprekingen wil voortzetten. De Commissie volhardde verder in haar positie dat alle ernstige vormen van btw-fraude onder de richtlijn moeten vallen en wees ook andermaal op de positie van het Europees Parlement dat heeft aangegeven dat afronding van de PIF-richtlijn een voorwaarde is voor het verlenen van goedkeuring aan het EOM. Het Voorzitterschap nam nota van de posities en opmerkingen van lidstaten en concludeerde dat is gebleken dat het bereiken van een compromis geen sinecure zal zijn en wenste het inkomende Voorzitterschap daarbij veel sterkte toe. 15. Voorstel voor een richtlijn tot wijziging van Kaderbesluit 2009/315/JBZ van de Raad betreffende de uitwisseling van informatie over onderdanen van derde landen en ten aanzien van het Europees Strafregister Informatiesysteem (ECRIS) Interinstitutioneel dossiernummer: 2016/0002 (COD) = Voortgangsrapportage/beleidsdebat Het Voorzitterschap leidde het debat in door verwijzing naar de presentatie van het voorstel tot wijziging van ECRIS met het oog op een meer efficiënte uitwisseling van gegevens van veroordeelde derdelanders tijdens de informele JBZ-raad in januari 2016. De ministers steunden toen het voorstel inclusief de opslag van vingerafdrukken met het oog op identificatie van veroordeelde derdelanders. Bovendien pleitten ministers toen voor snelle voortgang op het dossier. Met het voorliggende document rapporteerde het Voorzitterschap over de geboekte voortgang in de onderhandelingen. Daarbij wordt een wijziging van het door de Commissie voorgestelde decentrale systeem naar een centraal systeem voorgesteld, omdat uit een haalbaarheidsanalyse in opdracht van de Commissie medio april bleek dat een decentraal systeem niet kan voldoen. Ten gevolge van de uitkomst moest worden gezocht naar een alternatieve oplossing, hetgeen veel tijd heeft gekost. De Minister gaf aan, dat het Voorzitterschap tevreden is dat nu een duidelijk beeld bestaat van de richting waarin het voorstel zich zou moeten ontwikkelen. De Commissie herhaalde het doel van het voorstel: een meer efficiënte uitwisseling van informatie over veroordeelde derdelanders via ECRIS, zoals nu al het geval is voor EU-onderdanen. Dit draagt bij aan een veiliger maatschappij. In het EP en de Raad bestaat brede steun voor het voorstel, inclusief opname van vingerafdrukken ten behoeve van een betere identificatie van derdelanders. De Commissie stelde een zo efficiënt mogelijke technische oplossing na te streven, waarbij adequate gegevensbescherming wordt verzekerd. Het systeem moet zo snel mogelijk worden opgezet, waarbij tevens rekening gehouden moet worden met de lopende besprekingen ten aanzien van opslag van informatie in Europese databanken. Lidstaten reageerden vervolgens langs de volgende lijnen. Het merendeel van de lidstaten stelde dat veel voortgang is geboekt en sprak steun uit voor het voorgestelde centrale systeem voor de opslag van vingerafdrukken en persoonsgegevens voor de identificatie van veroordeelde derdelanders. Er was veel steun voor een centraal systeem, omdat dit het meest geschikt wordt bevonden, waarbij werd aangegeven dat er uiteraard moet worden voorzien in een adequaat regime van gegevensbescherming. Enkele lidstaten gaven aan van oordeel te zijn dat het maken van de keuze voor een centraal systeem nog te vroeg is en dat nadere besprekingen op technisch niveau noodzakelijk zijn. Een lidstaat meldde dat het de intentie heeft na de vaststelling van het voorstel gebruik te maken van de mogelijkheid het voorstel te aanvaarden. Het Voorzitterschap concludeerde dat de JBZ-raad kennis heeft genomen van de voortgang op het dossier en dat – hoewel enkele lidstaten meer tijd nodig hebben om de voors en tegens van het voorgestelde systeem te beoordelen – de JBZ-raad de keuze voor een centraal systeem steunt. 16. Diversen wetgevend a. informatie van het Voorzitterschap over de ter tafel voorliggende wetgevingsvoorstellen Het Voorzitterschap verwees naar het door het Voorzitterschap opgestelde document met een overzicht van de stand van zaken betreffende lopende wetgevingsvoorstellen, waarin onder meer de Richtlijn rechtsbijstand (triloog), de Richtlijn Terrorismebestrijding (binnenkort start triloog) en Verordening Openbare akten (het Europees Parlement heeft in haar plenaire vergadering van 6-9 juni 2016 ingestemd) zijn vermeld. Raad - niet wetgevende besprekingen 17. Diversen niet-wetgevend a. Hate speech online = informatie van het Voorzitterschap b. EU-VS ministeriële bijeenkomst, Amsterdam, 1-2 juni 2016 = informatie van het Voorzitterschap c. Werkprogramma inkomend Slowaaks Voorzitterschap = presentatie Slowakije Commissaris Jourová gaf een toelichting op de uitkomsten van de dialoog met internet service providers Facebook, Microsoft, Twitter en Youtube ten aanzien online haatspeech. Tijdens de JBZ-Raad van 10 en 11 maart 2016 heeft zij de lidstaten geïnformeerd over haar inzet tot het ontwikkelen van een gedragscode voor de bestrijding van online haatspeech in samenwerking met internet service providers. De Commissaris was verheugd de gedragscode als resultaat van de dialoog met deze providers te kunnen presenteren. De gedragscode zet o.a. in op het verbeteren van de 'notice and take down' procedures, inclusief het versnellen van het verwijderen van de online haatspeech (maximaal 24 uur), het ondersteunen van NGO's in het organiseren van een tegengeluid en het laten toetsen van uitingen aan EU en nationale wetgeving door internet service providers. De Commissie zal als vervolg inzetten op het monitoren van de effecten van de gedragscode binnen het kader van de High Level Group voor de strijd tegen racisme, xenofobie en alle andere vormen van intolerantie. Het Voorzitterschap gaf een korte terugkoppeling van de succesvolle EU-VS Ministeriële Bijeenkomst op 1 en 2 juni 2016 in Amsterdam. Slowakije bedankte het Nederlandse Voorzitterschap en stelde dat het Slowaakse programma goed is voorbereid in Trio-verband. Het inkomende Voorzitterschap gaf aan vooral voorliggende voorstellen te willen afronden. In het bijzonder moet het grote plaatje met alle details van het voorstel voor een Europees Openbaar Ministerie gereed komen, moet er beweging komen in het PIF-dossier en wordt ingezet op een akkoord op het ECRIS-voorstel als de expert-discussie is afgerond. Verder staat op de agenda onder meer de richtlijn terrorismebestrijding en het voorstel Brussel ii-bis. 18. Lunchbespreking: compensatie van slachtoffers De Minister leidde de lunchbespreking in door te refereren aan de grote gevolgen voor het leven van slachtoffers van de aanslagen, zowel emotioneel en psychologisch als financieel. De aanslagen hebben de noodzaak van samenwerking tussen lidstaten nog eens bevestigd. Een goede informatievoorziening aan en bijstand van slachtoffers is daarbij essentieel. Het Voorzitterschap stelde dat er op Unie-niveau al veel tot stand is gebracht op het terrein van de rechten van slachtoffers. Met name moet worden gedacht aan de richtlijn minimumstandaarden slachtoffers en de richtlijn compensatie van slachtoffers. Ook sprak het Voorzitterschap de hoop uit dat het European Network on Victims’ Rights (ENVR) dat op 9 juni 2016 formeel werd opgericht een belangrijk instrument zal zijn om de samenwerking tussen lidstaten te versterken en kennis en ervaringen uit te wisselen. Een terrein waarop dergelijke informatie-uitwisseling zeer wenselijk en nuttig zou zijn is compensatie van slachtoffers, zowel ter vergoeding van de geleden schade als voor de erkenning van het toegebrachte leed. Toegang tot compensatieregelingen in andere lidstaten is soms evenwel een uitdaging vanwege – onder meer – een gebrek aan informatie over de voorwaarden voor compensatie en langdurige procedures. Om die reden, zo stelde het Voorzitterschap, is het van groot belang dat de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten en schadefondsen van lidstaten worden versterkt zodat slachtoffers de noodzakelijke bijstand krijgen om aanspraak te maken op compensatie. Het Voorzitterschap vroeg de lidstaten om aan te geven welke uitdagingen/tekortkomingen lidstaten op dit terrein zien en in welke mate versterking van de samenwerking op Europees niveau haalbaar is. De Commissie stelde dat het van groot belang is de juiste voorwaarden te creëren voor herstel, zowel voor het slachtoffer als de nabestaanden. Toegang tot compensatieregelingen is vaak lastig, hetgeen het verwerkingsproces van slachtoffers bemoeilijkt. Het is van belang procedures te vereenvoudigen en meer toegankelijk te maken. Op dit moment maken te veel slachtoffers namelijk geen gebruik van compensatieregelingen. De Commissie gaf aan zich in te zetten voor een volledige implementatie van de richtlijn minimumstandaarden. Daarnaast zal de Commissie een bijeenkomst van de nationale contactpunten voor de richtlijn compensatie bijeen roepen. De Commissie verwelkomde de oprichting van het ENVR als een nuttig platform voor de uitwisseling van kennis en ervaring. Het is nu van belang in te zetten op het verbeteren van de praktische samenwerking zodat snel effect kan worden bereikt. Nieuwe wetgeving duurt veel te lang. Vervolgens benadrukten alle lidstaten die het woord namen het belang van bespreking van dit onderwerp en de noodzaak om de gestelde problematiek aan te pakken. Taal, gebrek aan kennis van de procedures in andere lidstaten, verschil in procedures, het gebrek aan een gemeenschappelijke definitie van het begrip slachtoffer en gebrekkige informatievoorziening worden als belangrijke aandachtspunten gezien. Nut en noodzaak van een single point of contact voor slachtoffers werd door verschillende lidstaten genoemd. Een ander probleem dat werd geïdentificeerd is territorialiteit. Er zijn lidstaten waar een slachtoffer van een aanslag in een land buiten de EU geen compensatie kan ontvangen van zijn nationale schadefonds. Het komt voor dat de reikwijdte van compensatie in de nationale regelgeving in dat land wordt uitgebreid tot onderdanen die in een derde land slachtoffer worden van een misdrijf. Ook de financiering van een nationaal schadefonds verschilt per lidstaat. Zo zijn er landen waar een ieder die schuldig wordt bevonden aan een misdrijf een extra bedrag betalen ter financiering van het fonds. Het zou ook eenvoudiger moeten zijn om compensatie bij fondsen in andere lidstaten te verhalen. Verbetering van informatie-uitwisseling tussen lidstaten en de informatievoorziening op het e-Justiceportal is ook nodig, het portal is nu niet actueel. Een modelformulier voor het aanvragen van compensatie in de Unie kan behulpzaam zijn voor slachtoffers. Daarnaast werd erop gewezen dat slachtoffers zo nodig ook psychologisch moeten worden bijgestaan. Het zou goed zijn als via het ENVR op dit punt ook ervaringen zouden kunnen worden uitgewisseld. Het inkomend Slowaakse Voorzitterschap gaf aan dit thema op te pakken. Met name verbetering van informatie-uitwisseling en identificatie van obstakels in het verkrijgen van compensatie zijn daarbij essentieel. Nadere bespreking in het ENVR zal heel nuttig kunnen zijn, doordat daar de juiste vragen kunnen worden gesteld en beantwoord om deze problematiek aan te pakken. Het Voorzitterschap gaf aan in het belang van slachtoffers, verheugd te zijn met de positieve reacties van de lidstaten, de Commissie en het inkomende Voorzitterschap. Het Voorzitterschap concludeerde dat lidstaten het erover eens zijn dat slachtoffers niet de bureaucratische jungle in moeten worden gestuurd. Het ENVR wordt genoemd als een goed platform waarin de naar voren gebrachte aandachts- en verbeterpunten kunnen worden besproken. Doc. 9716/1/16, 8 juni 2016. Doc. 9368/1/16 REV 1 PAGE \* MERGEFORMAT 1