[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Eindtekst

Bepalingen omtrent de verlening van visa voor de toegang tot de landen van het Koninkrijk (Rijksvisumwet)

Eindtekst

Nummer: 2016D27192, datum: 2016-06-28, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2010Z09399:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

14 juni 2016



Bepalingen omtrent de verlening van visa voor de toegang tot de landen
van het Koninkrijk (Rijksvisumwet) 







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN RIJKSWET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in het licht van de
gewijzigde staatkundige verhoudingen binnen het Koninkrijk en met het
oog op de naleving van de internationale verplichtingen van het
Koninkrijk en het tegengaan van illegale immigratie wenselijk is
harmonisatie van de visumverlening voor de toegang tot de afzonderlijke
landen van het Koninkrijk te bevorderen door het regelen van de
hoofdlijnen van het visumbeleid in een rijkswet op basis van artikel 3,
eerste lid, onderdelen b en g, van het Statuut voor het Koninkrijk;

	Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en
met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut
voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en
verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK I.  ALGEMEEN

Artikel 1

	In deze wet wordt verstaan onder:

	a. Vreemdeling: ieder die de Nederlandse nationaliteit niet bezit en
niet op grond van een wettelijke bepaling als Nederlander moet worden
behandeld;

	b. Nederland: het land Nederland, met uitzondering van de openbare
lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

	c. Landen: de landen Curaçao, Aruba en Sint Maarten;

	d. Openbare lichamen: de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en
Saba;

	e. Visum voor de toegang tot de landen en de openbare lichamen:
beslissing van de bevoegde autoriteit dat op het moment van afgifte geen
bezwaar bestaat tegen de toegang tot de landen en openbare lichamen;

	f. Bevoegde autoriteit:

	- wat betreft de openbare lichamen: Onze Minister van Buitenlandse
Zaken;

	- wat betreft de landen: de Minister van het desbetreffende land wie
het aangaat;

	g. Geldigheidsduur van een visum: het tijdvak waarbinnen na afgifte van
een visum daarvan gebruik kan worden gemaakt voor het verkrijgen van
toegang;

	h. Verblijfstermijn: de maximale duur van het geoorloofd verblijf op
grond van artikel 5, eerste lid;

	i. Landsregelgeving:

	- wat betreft de openbare lichamen: regeling van Onze Minister van
Buitenlandse Zaken;

	- wat betreft de landen: algemeen verbindende voorschriften,
vastgesteld door het daartoe bevoegde orgaan van het desbetreffende
land.

Artikel 2

	1. Deze wet is van toepassing op de verlening van visa voor de toegang
tot de landen en de openbare lichamen.

	2. Onze Minister van Buitenlandse Zaken is belast met de verlening van
de visa, bedoeld in artikel 2 van de Verordening van de Raad van de
Europese Gemeenschappen van 15 maart 2001, nr. 539/2001/EG (Pb EU L81)
voor de toegang tot Nederland. Bepalingen omtrent andere visa voor de
toegang tot Nederland dan bedoeld in de eerste volzin worden bij of
krachtens de wet vastgesteld.

Artikel 3

	De bevoegde autoriteit van elk van de landen neemt bij de uitoefening
van haar bevoegdheden het door Onze Minister van Buitenlandse Zaken
gevoerde beleid inzake de buitenlandse betrekkingen, daaronder begrepen
het visumbeleid, in acht.

Artikel 4

	De hoofden van de diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen van
het Koninkrijk zijn belast met de behandeling van visumaanvragen namens
de bevoegde autoriteiten. In overeenstemming met Onze Minister van
Buitenlandse Zaken kunnen de bevoegde autoriteiten van de landen aan de
hoofden van de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging van het
Koninkrijk aanwijzingen geven over de uitvoering van deze wet ten
aanzien van het desbetreffende land door de ambtenaren werkzaam op die
vertegenwoordiging.

HOOFDSTUK II.  VISA

Paragraaf 1.Visumplicht

Artikel 5

	1. Een visum, verleend op grond van deze rijkswet,  is vereist voor het
verkrijgen van een of meer malen toegang van  vreemdelingen tot de
landen en de openbare lichamen. Bij of krachtens landsregelgeving kan
worden bepaald dat aan het visum een verblijfstermijn kan worden
verbonden. De eerste volzin laat onverlet hetgeen overigens bij of
krachtens enig wettelijk voorschrift is bepaald omtrent de toegang en de
toelating tot de landen en de openbare lichamen.

	2. Het eerste lid is niet van toepassing ten aanzien van vreemdelingen
die:

	a. krachtens verdrag of bindend besluit van een volkenrechtelijke
organisatie daarvan zijn vrijgesteld,

	b. drager zijn van een bij regeling van Onze Minister van Buitenlandse
Zaken in overeenstemming met de bevoegde autoriteit aangewezen
nationaliteit,

	c. behoren tot een bij regeling van Onze Minister van Buitenlandse
Zaken in overeenstemming met de bevoegde autoriteit aangeduide categorie
of

	d. beschikken over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf,
verleend op grond van de Wet toelating en uitzetting BES.

	3. Bij de vaststelling van de regelingen, bedoeld in het tweede lid,
neemt Onze Minister van Buitenlandse Zaken het belang van harmonisatie
van het visumbeleid binnen het Koninkrijk en de belangen van de landen
en de openbare lichamen, met name hun economische belangen, in acht.

	4. De bevoegde autoriteit kan in aanvulling op het bepaalde krachtens
het tweede lid in bijzondere gevallen ontheffing verlenen van de
visumplicht.

Artikel 6

	Een voor toegang tot een van de landen of openbare lichamen verleend
visum geldt mede als visum voor de toegang tot de overige landen en
openbare lichamen, tenzij de bevoegde autoriteit van een van de overige
landen of openbare lichamen uit oogpunt van openbare orde of nationale
veiligheid geen medegelding toestaat. In het geval geen medegelding
wordt toegestaan, verbindt de bevoegde autoriteit die op de aanvraag
beslist een territoriale beperking aan het visum.

Paragraaf 2. Aanvraag

Artikel 7

	1. Een visum wordt door de vreemdeling in persoon, indien de bevoegde
autoriteit dat verlangt in aanwezigheid van diens wettelijke
vertegenwoordiger, aangevraagd bij een diplomatieke of consulaire
vertegenwoordiging van het Koninkrijk met gebruikmaking van het door
Onze Minister van Buitenlandse Zaken daartoe vastgestelde formulier.

	2. De bevoegde autoriteit kan vrijstelling of ontheffing verlenen van
de verplichting tot persoonlijke verschijning, bedoeld in het eerste
lid.

	3. Bij regeling van Onze Minister van Buitenlandse Zaken kan in
aanvulling op het eerste lid worden bepaald dat een visum elders dan bij
een diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging van het Koninkrijk kan
worden aangevraagd.

	4. In afwijking van het eerste lid kan bij regeling van Onze Minister
van Buitenlandse Zaken worden bepaald dat een visum langs elektronische
weg kan worden aangevraagd. In deze regeling worden nadere regels
gesteld met betrekking tot de wijze waarop de aanvraag wordt ingediend,
alsmede met betrekking tot het beheer van bij de aanvraag verstrekte
gegevens en bescheiden.

Artikel 8

	1. Indien de aanvrager niet heeft voldaan aan het bij of krachtens deze
rijkswet bepaalde voor het in behandeling nemen van de aanvraag of
indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de
beoordeling van de aanvraag, kan de bevoegde autoriteit besluiten de
aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft
gehad binnen een door de bevoegde autoriteit gestelde termijn de
aanvraag aan te vullen.

	2. In afwijking van het eerste lid kan de bevoegde autoriteit besluiten
een aanvraag niet te behandelen zonder de aanvrager in de gelegenheid te
hebben gesteld de aanvraag aan te vullen indien:

	a. de aanvraag niet door de vreemdeling in persoon is ingediend,
onverminderd artikel 7, tweede lid,

	b. voor de aanvraag geen gebruik is gemaakt van het voorgeschreven
formulier dat volledig is ingevuld en ondertekend,

	c. de aanvraag niet is gesteld in de Nederlandse, Franse, Engelse of
Spaanse taal of

	d. de voor de behandeling van de aanvraag verschuldigde vergoeding niet
is voldaan.

Paragraaf 3. Besluit op aanvraag

Artikel 9

	1. De bevoegde autoriteit kan op aanvraag van de vreemdeling een visum
verlenen indien de vreemdeling:

	a. beschikt over een geldig reisdocument,

	b. geen gevaar oplevert voor de openbare orde,

	c. geen gevaar oplevert voor de nationale veiligheid,

	d. geen gevaar oplevert voor de volksgezondheid,

	e. geen gevaar oplevert voor de internationale betrekkingen en

	f. beschikt over voldoende middelen van bestaan, zowel voor het
voorgenomen verblijf als voor de terugreis of de doorreis naar een derde
Staat waar de toegang is gewaarborgd.

	2. De bevoegde autoriteit kan in afwijking van het eerste lid en
onverminderd artikel 13 een visum verlenen indien daarmee een wezenlijk
belang van de landen of de openbare lichamen is gediend of klemmende
redenen van humanitaire aard daartoe nopen dan wel het belang van de
internationale betrekkingen de verlening van een visum vordert. Bij
toepassing van de eerste volzin verbindt de bevoegde autoriteit in
voorkomend geval een territoriale beperking aan het visum.

	3. Bij landsregelgeving kunnen nadere regels worden gesteld voor de
toepassing van het eerste lid, onder b, c, d en f, en het tweede lid.

Artikel 10

	1. Ten behoeve van de beoordeling van een visumaanvraag verlangt de
bevoegde autoriteit van de vreemdeling dat deze het doel en de
omstandigheden van het voorgenomen verblijf op een door de bevoegde
autoriteit te bepalen wijze aannemelijk maakt.

	2. Bij landsregelgeving kunnen nadere regels worden gesteld voor de
toepassing van dit artikel.

Artikel 11

	1. De bevoegde autoriteit weigert het visum indien:

	a. de vreemdeling niet voldoet aan de vereisten, bedoeld in artikel 9,
eerste lid, onverminderd artikel 9, tweede lid, dan wel niet voldoet aan
artikel 10, eerste lid, of

	b. het reisdocument zijn geldigheid zal verliezen binnen drie maanden,
in bijzondere gevallen binnen een maand, na afloop van het ten hoogste
toegestane verblijf.

	2. Voorts kan een visum worden geweigerd indien:

	a. de vreemdeling een aanvraag om een verblijfsrecht heeft gedaan
waarop nog niet is beslist,

	b. de vreemdeling voorafgaand aan diens visumaanvraag in een van de
landen of openbare lichamen verblijf hield zonder daartoe geldige titel,

	c. de vreemdeling bij de aanvraag onjuiste gegevens heeft verstrekt of

	d. grond bestaat om aan te nemen dat de vreemdeling de verplichtingen
verbonden aan het visum of het daarmee verband houdende verblijf niet
zal nakomen; zulke grond bestaat in elk geval indien de vreemdeling de
verplichtingen verbonden aan een eerder verleend visum of verblijfsrecht
niet is nagekomen.

Artikel 12

	1. De bevoegde autoriteit stelt de geldigheidsduur van het visum vast,
kan daaraan overeenkomstig de regels, bedoeld in artikel 5, eerste lid,
een verblijfstermijn verbinden en kan met het oog op de bescherming van
de openbare orde, de nationale veiligheid, de volksgezondheid of de
internationale betrekkingen of met het oog op het toezicht op de
naleving van het bepaalde bij of krachtens deze rijkswet:

	a. het visum onder beperkingen verlenen,

	b. voorschriften aan het visum verbinden.

	2. De bevoegde autoriteit kan een reeds verleend visum waarvan de
geldigheidsduur of de op grond van artikel 5, eerste lid, daaraan
verbonden verblijfstermijn niet is verstreken, wijzigen of intrekken
indien de visumverlening onjuist was, gewijzigde omstandigheden zich
tegen handhaving van het visum verzetten of de vreemdeling de aan het
visum verbonden verplichtingen niet naleeft.

Artikel 13

	Indien het belang van de internationale betrekkingen betrokken kan zijn
bij een besluit van de bevoegde autoriteit inzake visumverlening stelt
de bevoegde autoriteit Onze Minister van Buitenlandse Zaken in de
gelegenheid om zijn zienswijze aan de bevoegde autoriteit kenbaar te
maken. De bevoegde autoriteit neemt diens zienswijze in acht bij zijn
besluit.

Paragraaf 4. Afgifte

Artikel 14

	1. De bevoegde autoriteit brengt het visum aan in het reisdocument.
Indien het reisdocument is afgegeven door een autoriteit van een niet
als zodanig door het Koninkrijk der Nederlanden erkende staat of andere
omstandigheden in de weg staan aan toepassing van de eerste volzin wordt
het visum afzonderlijk verstrekt.

	2. Onze Minister van Buitenlandse Zaken stelt het model van het visum
vast.

HOOFDSTUK III.  OVERLEG

Artikel 15

	1. Onze Minister van Buitenlandse Zaken en de bevoegde autoriteiten van
de landen voeren regelmatig overleg over aangelegenheden die de
toepassing van deze wet ten aanzien van de landen en de openbare
lichamen betreffen. Het overleg is gericht op bevordering van de eenheid
van het visumbeleid, in aanmerking genomen de belangen van de landen en
de openbare lichamen.

	2. Indien naar het oordeel van Onze Minister of de bevoegde
autoriteiten ten aanzien van een aangelegenheid, bedoeld in het eerste
lid, sprake is van ernstige bezwaren voor de buitenlandse betrekkingen,
de eenheid van het visumbeleid, de doelmatigheid van de uitvoering of de
belangen van de landen of de openbare lichamen en het overleg leidt niet
tot overeenstemming dan kan het geschilpunt met overeenkomstige
toepassing van paragraaf 2 van het Statuut voor het Koninkrijk aan de
raad van ministers van het Koninkrijk worden voorgelegd.

HOOFDSTUK IV.  SLOTBEPALINGEN

Artikel 16

	Het Besluit afschaffing binnenlandse paspoorten en verdere
reglementaire bepalingen ten aanzien van binnen- en buitenlandse
paspoorten wordt ingetrokken.

Artikel 17

	1. Een op grond van het Besluit afschaffing binnenlandse paspoorten en
verdere reglementaire bepalingen ten aanzien van binnen- en buitenlandse
paspoorten verleend visum voor de toegang tot de landen of de openbare
lichamen geldt als een visum, verleend op grond van deze rijkswet.

	2. Op de behandeling van visumaanvragen die zijn ingediend voor het
tijdstip van inwerkingtreding van deze rijkswet blijft het recht dat
voor dat tijdstip gold van toepassing.

	3. De bij inwerkingtreding van deze rijkswet geldende landsregelgeving
met betrekking tot onderwerpen die bij deze rijkswet ter regeling aan
landsregelgeving is overgelaten, geldt vanaf inwerkingtreding van deze
rijkswet ten aanzien van die onderwerpen als landsregelgeving ingevolge
deze rijkswet. Bepalingen die niet verenigbaar zijn met deze rijkswet of
met het door Onze Minister van Buitenlandse Zaken bepaalde krachtens
deze rijkswet blijven buiten toepassing.

Artikel 18

	Deze rijkswet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te
bepalen tijdstip, dat voor invoering van de verschillende artikelen of
onderdelen voor de afzonderlijke landen of openbare lichamen
verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 19

	Deze rijkswet wordt aangehaald als: Rijksvisumwet.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad, in het Afkondigingsblad
van Aruba, in het Publicatieblad van Curaçao en in het Afkondigingsblad
van Sint Maarten zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de
nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Buitenlandse Zaken,

 

 

 PAGE    

 PAGE   2