Beantwoording openstaande vragen
Bijlage
Nummer: 2016D29381, datum: 2016-07-07, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Beantwoording van openstaande vragen uit het algemeen overleg Nucleaire Veiligheid d.d. 24 mei 2016 (2016D29379)
Preview document (🔗 origineel)
1: Kunt u een globaal inzicht geven in het financiële risico
voor decentrale overheden bij verkoop of faillissement van Delta?
2: Kunt u aangeven of de decentrale overheden, die aandeelhouder van Delta zijn, het financiële risico van kerncentrale Borssele kunnen dragen?
3: Kunt u aangeven wie er verantwoordelijk is voor de
ontmantelingskosten indien Delta of kerncentrale Borssele niet meer in
staat zijn om te voldoen aan de betalingsverplichtingen?
Voor de beantwoording van deze vragen verwijs ik graag naar de kamerbrief over voortgang en maatregelen rond de kerncentrale Borssele van 8 juni 20161. Om een beter beeld te krijgen van de precieze financiële situatie, de mogelijke inspanningen van aandeelhouders en voorbereid te zijn op mogelijk aanvullende financiële tegenvallers (zoals een verdere daling van de energieprijzen dan waar de marktverwachtingen rekening mee houden) heeft het kabinet DELTA, haar aandeelhouders, EPZ en Essent/RWE aangeboden om de verschillende risico’s op dergelijke aanvullende financiële tegenvallers samen in kaart te brengen en scenario’s uit te werken en extern te laten valideren. Gegeven het uitgangspunt dat EPZ en haar aandeelhouders zelf verantwoordelijk zijn voor de bekostiging van de kerncentrale en de ontmanteling ervan, zullen alle mogelijke scenario’s moeten uitgaan van een maximale bijdrage van EPZ en haar aandeelhouders. Momenteel vinden er gesprekken plaats tussen het kabinet en deze partijen om vorm te geven aan dit onderzoek.
4: Kunt u aangeven wat het effect is van de huidige lage
rendementen op de hoogte van de afdrachten van Delta aan het
ontmantelingsfonds en aan Centrale Organisatie Voor Radioactief Afval
(COVRA) voor eindberging?
DELTA draagt niet af aan het amoveringfonds voor de kerncentrale Borssele (KCB). EPZ is vergunninghouder voor de KCB en verantwoordelijk voor ontmanteling hiervan en de opbouw van voldoende financiële middelen hiertoe. Voor informatie over de opbouw van dit fonds verwijs ik naar het jaarverslag van EPZ2. Verder is EPZ zelf verantwoordelijk voor de opbouw van voldoende vermogen. Indien de rendementen tegenvallen zal EPZ maatregelen moeten treffen om een eventueel tekort aan te vullen.
Ook ten aanzien van afdrachten aan COVRA geldt dat EPZ contractpartij is en niet DELTA. In contractuele overeenkomsten zijn de betalingsverplichtingen van EPZ voor de verwerking, opslag en eindberging van radioactief afval vastgelegd. Het Rijk is geen partij in deze overeenkomsten. De betalingsverplichtingen van de leveranciers van afval aan COVRA zijn onafhankelijk van de rentestand. Wel is het zo dat de middelen die COVRA spaart, momenteel minder aangroeien dan het doelrendement van 4,3%. U bent eerder dit voorjaar nader geïnformeerd over de financiële effecten van deze lage rentestand3. Zie ook het antwoord op vraag 13.
5: Deelt u de mening dat het ontmantelingsfonds en het fonds voor eindberging (COVRA) gelijkenis vertonen met een pensioenfonds en dat het rendement dus op gelijksoortige wijze berekend dient te worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat betekent dat voor de afdrachten van Delta aan het ontmantelingsfonds?
Ik deel uw mening dat de balans van COVRA (waar de voor eindberging gespaarde middelen onderdeel van uitmaken) parallellen vertoont met een pensioenfonds. Net als pensioenfondsen heeft COVRA te maken met verplichtingen die deels in de nabije toekomst en deels pas op de zeer lange termijn (eindberging) tot uitgaven leiden en waar reeds nu voor wordt gespaard. Het rendement is zowel voor pensioenfondsen als voor COVRA een belangrijke component voor het opbouwen van vermogen. Ik heb u eerder dit voorjaar geïnformeerd over invloed van het lage rendement op de financiële situatie van COVRA4.
Naast deze overeenkomsten zijn er echter ook grote verschillen tussen pensioenfondsen en COVRA, voornamelijk ten aanzien van flexibiliteit van inkomsten en uitgaven. De toekomstige uitgaven voor bijvoorbeeld eindberging kunnen niet worden aangepast als gevolg van lage rendementen. Ook zal COVRA op termijn overgaan op een passieve beheerfase, waarbij in principe geen inkomsten meer zullen worden gegenereerd en alleen het rendement nog bepalend zal zijn voor de aangroei van de middelen. Daarnaast is de beleggingshorizon voor een groot deel van de beleggingen van COVRA langer dan bij pensioenfondsen, aangezien eindberging pas is voorzien in het jaar 2130. Gelet op deze zeer lange tijdshorizon houdt COVRA vast aan de nominale discontovoet van 4,3%.
De vergelijking met een pensioenfonds gaat voor een ontmantelingsfonds, zoals dat van EPZ, niet op. Vergunninghouders van kernreactoren hebben de wettelijke taak om voldoende vermogen op te bouwen (de zgn. doelkaspositie) voor de ontmanteling van de kernreactor, waarvoor zij verantwoordelijk zijn. De groei van dit vermogen kan bestaan uit het realiseren van rendementen uit beleggingen, maar vergunninghouders kunnen er ook voor kiezen dotaties te doen. Het is aan de vergunninghouder te bepalen op welke manier de doelkaspositie het best gerealiseerd kan worden. Uitgangspunt is hierbij dat ‘de vervuiler betaalt’ en de belastingbetaler in geen geval opdraait voor de ontmanteling van kernreactoren.
Hierbij moet opgemerkt worden dat het deelnemen aan een fonds niet de enige manier is om financiële zekerheid te stellen. Dit kan bijvoorbeeld ook door een garantie, een borgtocht, etc. Het is aan de vergunninghouder om te bepalen wat de beste manier is om financiële zekerheid te stellen. De ministers van Infrastructuur en Milieu en van Financiën beoordelen vervolgens of de wijze waarop zekerheid wordt gesteld voldoende is. Iedere vijf jaar wordt het geactualiseerde ontmantelingsplan en de wijze waarop hiervoor zekerheid wordt gesteld getoetst.
6: Kunt u aangeven op welke wijze geborgd is dat er voldoende financiële middelen zijn voor ontmanteling van Borssele en voor de eindberging in het geval dat kerncentrale Borssele voor 2033 gesloten wordt in verband met financiële problemen of wegens aanhoudend slechte marktvooruitzichten?
EPZ is op grond van de Kernenergiewet verplicht om een ontmantelingsplan bij de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) ter goedkeuring in te dienen, en deze om de vijf jaar te actualiseren. EPZ is tevens verplicht om financiële zekerheid te stellen voor de dekking van de kosten die voortvloeien uit het goedkeurde ontmantelingplan. Een aanvraag voor de goedkeuring van de financiële zekerheidstelling moet o.a. worden ingediend na iedere actualisatie van het ontmantelingplan.
Zoals aangegeven in de brief van 8 juni jl. is voor het kabinet het uitgangspunt dat EPZ en haar aandeelhouders (DELTA en RWE) zelf verantwoordelijk zijn voor de bekostiging en de ontmanteling van de kerncentrale Borssele. Een vroegtijdige sluiting van de kerncentrale maakt dit niet anders.
Ten aanzien van de bijdragen voor eindberging geldt dat - afgezien van het afval dat voortkomt uit de ontmanteling - zowel voor het afval dat reeds bij COVRA ligt als voor het afval dat door EPZ tot 2033 naar verwachting zal worden ontdaan, is afgerekend en betaald door EPZ. Een vroegtijdige sluiting heeft dus geen invloed op betalingen voor dit afval van EPZ waar het eindberging betreft. Dit neemt niet weg dat op de lange termijn de lage rendementen en mogelijke hogere kostenramingen voor eindberging in de toekomst een reëel risico vormen voor COVRA. Over deze risico’s bent u geïnformeerd5.
Naast bijdragen voor eindberging ontvangt COVRA jaarlijkse betalingen van wederpartijen voor de operationele kosten en beheerkosten van het afval. De bijdragen worden gedoteerd aan de voorzieningen voor de opslag en beheer (tot eindberging). Het wegvallen van een aanbieder van afval vormt een risico voor deze ontvangsten.
7: Klopt het dat een lening van de minister van Economische Zaken van 82 miljoen euro in 2014, die bedoeld was om in Petten de productie van medische isotopen zeker te stellen, nu wordt gebruikt om de sanering van het historische radioactief afval voor te financieren? Komt hierdoor mogelijk de continuïteit van de productie van medische isotopen in gevaar? Zo nee, waarom niet? Hoeveel gaat de afvalverwerking nu precies kosten? Is het kabinet van plan daar aan mee te betalen?
In oktober 2014 heeft het kabinet besloten6, na een doorrekening van de business case, om onder voorwaarden een rentedragende lening met een hoofdsom van maximaal € 82 miljoen ter beschikking te stellen aan Energieonderzoek Centrum Nederland en haar dochter de Nuclear Research and consultancy Group (hierna: ECN/NRG).
Het krediet is gericht op het dekken van een tijdelijk financieel tekort bij ECN/NRG dat de continuïteit van de bedrijfsvoering van ECN/NRG, waaronder ook de productie van medische radio-isotopen, in gevaar bracht. Het krediet wordt gebruikt voor de totale bedrijfsvoering van ECN/NRG waar het herstelplan voor de Hoge Flux Reactor en het opruimen van het historisch radioactief afval in Petten een integraal onderdeel van zijn. Besteding van het krediet aan het afvoeren van het historisch radioactief afval dat in Petten ligt opgeslagen is dan ook conform de opzet van het krediet en brengt de productie van medische isotopen niet in gevaar.
De lening aan ECN/NRG wordt in tranches uitbetaald. Tot op heden zijn twee tranches van in totaal € 35 miljoen beschikbaar gesteld aan ECN/NRG. Naar verwachting zal in het najaar een beslissing worden genomen over het beschikbaar stellen van een volgende tranche.
ECN/NRG raamt de nog te maken kosten voor haar radioactief afval project (RWMP) op € 109 miljoen en heeft daarvoor een voorziening getroffen. Het Rijk heeft in het verleden bijgedragen aan deze voorziening in de vorm van leningen en subsidies ter hoogte van € 74,8 miljoen.
8: Welke consequentie verbindt u aan het feit dat u geen goedkeuring heeft verleend aan de financiële zekerstelling van de kerncentrale in Dodewaard, omdat eigenaar GKN naar verwachting over te weinig geld beschikt om de ontmanteling vanaf 2045 te kunnen betalen?
Op 9 maart 2016 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het beroep van GKN tegen het besluit van de ministers van Economische Zaken en van Financiën ongegrond verklaard. Hiermee is vast komen te staan dat GKN niet voldoet aan de wettelijke verplichting tot het stellen van financiële zekerheid voor de ontmanteling van de kerncentrale. De consequentie van de afwijzing van de aanvraag en de uitspraak van de Raad van State is dat GKN opnieuw een aanvraag voor goedkeuring van financiële zekerheid moet indienen.
Het ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft, in overleg met Financiën, op 1 juli 2016 GKN per brief gesommeerd te voldoen aan haar wettelijke verplichtingen.
9: Is er al meer duidelijkheid over welke mogelijkheden er
zijn om ervoor te zorgen dat GKN en haar achterliggende aandeelhouders
de kosten voor ontmanteling gaan betalen, aangezien het kabinet aangeeft
hiernaar te willen gaan kijken?
Per brief van 30 april 2015 hebben de minister van Economische Zaken en de minister van Financiën u geïnformeerd dat Gemeenschappelijke Kernenergiecentrale Nederland (GKN) niet voldoet aan de wettelijke verplichting om financiële zekerheid te stellen voor de kerncentrale in Dodewaard (KCD). Recentelijk (9 maart 2016) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dit in een uitspraak bevestigd.
In de brief van 30 april 2015 werd aangegeven dat de mogelijkheden bezien worden om ervoor te zorgen dat de achterliggende aandeelhouders van GKN de kosten voor ontmanteling van de KCD gaan betalen. Inmiddels zijn de verantwoordelijkheden van de minister van Economische Zaken op dit terrein overgenomen door de minister van Infrastructuur en Milieu.
De directe aandeelhouder van GKN is B.V. Nederlands Elektriciteit Administratiekantoor (NEA). NEA bezit alle aandelen in GKN, en is tevens bestuurder van GKN. De aandelen van NEA zijn in handen van vier energiebedrijven (de achterliggende aandeelhouders), te weten ENGIE Energie Nederland N.V. (voorheen genaamd: GDF SUEZ Energie Nederland N.V.), N.V. Elektriciteits-Produktiemaatschappij Zuid-Nederland EPZ, Uniper Benelux N.V. (voorheen genaamd: E.ON Benelux N.V.) en Nuon Power Generation B.V.
De Ministers van Infrastructuur en Milieu en van Financiën hebben de afgelopen periode gezamenlijk juridische stappen gezet. Hierbij spreken we de vier energiebedrijven onder meer aan, omdat toen de KCD werd gebouwd al bekend was dat deze na verloop van tijd ontmanteld moest worden. Ook was bekend dat daar hoge kosten mee gemoeid zijn en dat een kerncentrale na sluiting geen inkomsten meer oplevert. Het was dus ook voor de energiebedrijven vanaf het begin duidelijk dat er na sluiting van hun kerncentrale voldoende geld moest zijn voor de ontmanteling. Dat de KCD is ondergebracht in GKN ontslaat de vier energiebedrijven niet van hun verantwoordelijkheid de kerncentrale te ontmantelen en deze ontmanteling te bekostigen.
Wij hebben de achterliggende aandeelhouders verzocht aansprakelijkheid te erkennen voor de ontmantelingskosten van de KCD. Zij hebben dit geweigerd. Ook hebben wij hun verzocht mee te werken aan ons feitenonderzoek. GKN en NEA hebben hier aan meegewerkt, maar tot op heden niet alle gevraagde informatie kunnen dan wel willen overleggen.
Binnenkort wordt uw Kamer geïnformeerd over eventuele vervolgstappen.
10: Komt de aanvulling van het Waarborgfonds Eindberging in
gevaar nu het kabinet inschat dat in 2016 de COVRA een negatief vermogen
heeft, terwijl de afname van de groei van het fonds tot nu toe werd
aangevuld door de COVRA, de beheerder van het fonds? Zo nee, waarom
niet?
Dit voorjaar bent u geïnformeerd over de financiële situatie van COVRA, met specifiek aandacht voor de effecten van de lage rendementen op de middelen voor langetermijnopslag en eindberging7. Omdat de middelen minder hard aangroeien dan het doelrendement van 4,3%, is de vermogenspositie van COVRA in de afgelopen jaren verslechterd. De liquiditeitspositie van COVRA is echter goed, er is op korte en middellange termijn geen gevaar voor de continuïteit van de bedrijfsvoering. Zoals ik in voornoemde brief heb geschetst, impliceert deze verslechterde vermogenspositie wel dat het op lange termijn kunnen voldoen aan de verplichtingen voor opslag en eindberging onder druk kan komen te staan. Bij het antwoord op vraag 13 wordt nader ingegaan op het voornemen tot het aanpassen van het middelenbeheer van COVRA.
11: Kunt u aangeven waarom de COVRA niet de kosten voor verwerking van het afval verhoogt om de eigen financiële huishouding op orde te krijgen, alsmede de tekorten van het Waarborgfonds Eindberging aan te kunnen vullen? Zo nee, wat is hiertegen het bezwaar?
Uitgangspunt is inderdaad dat de vervuiler betaalt. De inkomstenkant van COVRA ligt grotendeels (circa 80%) vast in (langjarige) contracten. In deze contractuele afspraken met grote aanbieders van afval worden de tarieven voor zowel verwerking als voor opslag en eindberging geregeld. Een groot deel van de toekomstige verplichtingen voor langetermijnopslag en eindberging voor hoogradioactief afval is reeds bij de aandelenoverdracht aan de Staat in 2002 door de uittredende aandeelhouders (EPZ, ECN en GKN) geregeld. De verlenging van deze contracten voor de periode na 2015 voorziet, naast betaling voor een geringe hoeveelheid extra afval, primair in uitbreiding van het Hoogradioactief Afval Behandelings- en Opslaggebouw (HABOG) en de verlenging van de ‘actieve fase’ van dit gebouw. De actieve fase is de periode waarin afval wordt aangeleverd. Tekorten als gevolg van het achterblijven van het rendement worden niet gedekt. Voor standaard laag- en middelradioactief afval is er een tarievenlijst. Voor niet-standaard laag- en middelradioactief afval (molybdeen en uraniumoxide) worden de contracten periodiek verlengd. COVRA heeft tariefsverhogingen doorgevoerd voor zowel de contracten als de tarievenlijst.
De inkomstenkant van COVRA is dus slechts beperkt flexibel. Hoger uitvallende kosten(ramingen) voor opslag en eindberging van reeds afgerekend afval alsmede lage rendementen vormen een risico voor de onderneming.
In de laatste jaren heeft COVRA door de goede operationele resultaten de verliezen als gevolg van het lage rendement deels kunnen compenseren. Desalniettemin is de vermogenspositie van COVRA verslechterd. Voor inzichten in de onderliggende details van de balans en de winst- en verliesrekening kan voorts het Jaarrapport 2015 worden geraadpleegd welke op 22 juni 2016 is gepubliceerd op de website van COVRA8.
12: Is al bekend wanneer EPZ (Borssele) een geactualiseerd ontmantelingsplan gaat aanleveren bij de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS), aangezien dit in 2016 moet gebeuren en hoe wordt de Kamer daarover geïnformeerd?
EPZ heeft aangegeven voornemens te zijn het geactualiseerde ontmantelingplan binnen enkele weken naar de ANVS te sturen ter beoordeling.
Tijdens het Algemeen Overleg Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming van 24 mei jl. heeft de minister van Infrastructuur en Milieu reeds toegezegd er zorg voor te dragen dat de Kamer jaarlijks wordt geïnformeerd over de financiële zekerheidstelling voor de ontmantelingskosten van de nucleaire reactoren in Nederland.
13: Is er al meer duidelijkheid over datgene dat staat in de kabinetsbrief van 17 maart 2016 (Kamerstuk 25422, nr. 142), namelijk dat met de COVRA nader overleg plaatsvindt over de financiële situatie? Wat zijn de (tussentijdse) resultaten van dat overleg?
Uw Kamer is middels de Kamerbrief9 van 17 maart jl. geïnformeerd over de financiële situatie van COVRA, hiermee gaven wij een eerste invulling aan de motie Dik-Faber10. Aan uw Kamer is destijds toegezegd terug te komen op de ontwikkelingen rondom de financiële situatie bij COVRA, meer specifiek de aangroei van de middelen voor langetermijnopslag en eindberging. Hierbij doen wij deze toezegging gestand.
In de bovengenoemde brief is de wijze waarop COVRA vermogen opbouwt voor verplichtingen, die in de periode tot en met eindberging tot uitgaven leiden, uiteengezet. Belangrijk element is de verdiscontering van toekomstige uitgaven. Deze verdiscontering is bepalend voor het bedrag dat in het heden door aanbieders van afval aan COVRA wordt betaald voor uitgaven die (ver) in de toekomst plaatsvinden. Het niet behalen van het doelrendement betekent dat de middelen die COVRA bij de overname van het afval ontvangt voor toekomstige uitgaven niet voldoende aangroeien, waardoor het op lange termijn kunnen voldoen aan de verplichtingen voor de langetermijnopslag en eindberging onder druk kan komen te staan. De lage rendementen hebben al enkele jaren een negatief effect op COVRA’s nettoresultaat en vermogenspositie. Door het rente-op-rente-effect wordt deze impact elk jaar groter. Hoewel de liquiditeitspositie van COVRA goed is en de continuïteit niet direct in gevaar is, waren deze ontwikkelingen aanleiding om oplossingsrichtingen te inventariseren.
Als eerste is naar de inkomstenkant van de onderneming gekeken (zie ook het antwoord op vraag 11). Hierbij kan worden vastgesteld dat de operationele resultaten goed zijn en het normrendement op de operationele activiteiten wordt gehaald. De geprognosticeerde inkomsten als gevolg van de vernieuwing van langjarige contracten die COVRA sluit met aanbieders van afval, bieden perspectief op stabiele positieve kasstromen. Zoals gezegd neemt dit niet weg dat het lage rendement en mogelijke hogere kostenramingen voor opslag en eindberging een risico vormen voor COVRA, dat na overname eigenaar wordt van het afval.
Een ander element waar ik als aandeelhouder naar heb gekeken is de huidige vormgeving van het middelenbeheer van COVRA. COVRA brengt het grootste deel van de voor eindberging gespaarde middelen onder bij de schatkist. Daarnaast houdt COVRA middelen aan bij banken. De onderneming is op basis van de wet verplicht de middelen die als publiek zijn aan te merken hier onder te brengen. Een eenduidige uitsplitsing welke middelen als publiek of privaat gekwalificeerd moet worden ontbreekt momenteel. Daarmee is deze vormgeving van het middelenbeheer onhelder en niet consistent. De NV COVRA opereert in een privaat stelsel, de overheid is geen partij in de afspraken tussen COVRA en de aanbieders van afval. Daarnaast biedt het feit dat COVRA middelen beheert voor de zeer lange termijn en zij een rendementsdoelstelling heeft een rechtvaardiging voor het scheppen van enige ruimte in het beleggingsbeleid. Daarbij kan het middelenbeheer voor de provinciale nazorgfondsen van vuilstortplaatsen als voorbeeld dienen, aangezien daar ook voor de langere termijn middelen worden belegd. Ik ben daarom voornemens COVRA niet langer te verplichten om haar liquide middelen in de schatkist van het Rijk aan te houden. Dit voornemen is conform de lijn die wordt aangehouden ten aanzien van de andere staatsdeelnemingen, die evenmin verplicht zijn hun liquide middelen in de schatkist aan te houden
Met een ingekaderd beleggingsbeleid is de verwachting dat de middelen voor langetermijnopslag en eindberging – mede gegeven de lange beleggingshorizon – op een verantwoorde wijze kunnen aangroeien. Ik ben voornemens om dit in samenwerking met COVRA op te stellen. Daarbij hecht ik eraan goede afspraken te maken over periodieke rapportages over de ontwikkeling van de middelen en (extern) beheer.
Ik zal voorbereidingen treffen om de aanwijzing van COVRA tot het schatkistbankieren in te trekken.
14: Kunt u een overzicht geven van de actuele financiële
situatie per nucleaire installatie (en de afvalstroom), opdat de Kamer
een overzichtsbeeld heeft van het geheel aan nucleaire activiteiten (en
het daaruit voortkomende nucleaire afval) dat op enig moment gesaneerd
moet worden, en welke eventuele financiële risico’s daar al dan niet aan
verbonden zijn? Zo nee, deelt u de mening dat het voor de Kamer van
belang is om een overzichtsbeeld te hebben opdat zij op een integrale
wijze aan standpuntbepaling kan doen ten aanzien van dit type financiële
risico’s? Zo ja, wanneer kan de Kamer dit overzicht verwachten?
De vergunninghouders van kerninstallaties zijn wettelijke verplicht om over voldoende financiële en personele middelen te beschikken om te voldoen aan de verplichtingen inzake de nucleaire veiligheid van de onder zijn beheer zijnde kerninstallatie. De overheid (de ANVS) houdt hier toezicht op. Op dit moment heeft de ANVS geen aanwijzing dat de veiligheid in het geding is.
Ten aanzien van het radioactief afval geldt dat COVRA als enige organisatie in Nederland belast is met de overname, verwerking en opslag hiervan. Jaarlijks rapporteert COVRA over de in dat jaar ontvangen en de totale hoeveelheden radioactief afval per soort. Daarnaast geeft de afvalinventaris, die uitgevoerd is ten behoeve van het nationale programma voor het beheer van radioactief afval en verbruikte splijtstoffen11, inzicht in de herkomst, de productie, de opgeslagen hoeveelheden en de verwachtingen naar de toekomst. Zowel de jaarrapportages als de afvalinventaris zijn te raadplegen via de website van COVRA.
Over de financiële situatie van COVRA heb ik u reeds in de brief van 17 maart jl. geïnformeerd12. COVRA heeft te maken met de onzekerheden die gepaard gaan met de (zeer) lange termijn, aangezien eindberging van afval pas in het jaar 2130 is voorzien. De kosten voor eindberging worden momenteel geraamd op circa € 2 miljard. Toekomstige kostenramingen kunnen hoger uitvallen, ook dit vormt een risico voor COVRA, omdat zij het afval na afrekening in eigendom overneemt van de aanbieder.
Met betrekking tot de financiële risico’s voor de ontmantelingkosten zijn de vergunninghouders van kernreactoren wettelijk verplicht tot het bieden van financiële zekerheidstelling voor de dekking van die kosten (zie ook antwoord op vraag 6). De Ministers van Financiën en van Infrastructuur en Milieu beoordelen de geboden financiële zekerheidstelling. Op dit moment beschikken alle vergunninghouders, met uitzondering van GKN, over een goedgekeurde financiële zekerheidstelling.
KCB (Kerncentrale Borssele)
De KCB is eigendom van de Elektriciteits-Produktiemaatschappij Zuid-Nederland (EPZ). EPZ is een joint venture van DELTA en Energy Resources Holding BV, dat op haar beurt onderdeel is van het Duitse energiebedrijf RWE. EPZ is tevens houder van de Kernenergiewetvergunning voor de KCB. In de Kernenergiewet is opgenomen dat de vergunning voor het in werking houden van de kerncentrale met ingang van 31 december 2033 vervalt. Dit houdt in dat vanaf dat moment EPZ dient over te gaan op buiten gebruik stellen en ontmantelen van de kerncentrale.
EPZ heeft financiële zekerheid gesteld door het instellen van een fonds. Dit fonds is ondergebracht in een stichting. Op de gelden in deze stichting rust een eerste pandrecht ten gunste van de Staat. Dit betekent dat in het geval van faillissement deze gelden beschikbaar blijven voor de ontmanteling. In het jaarverslag van EPZ over 2014 is aangeven dat de stand van het fonds per 31 december 2014 € 144 miljoen bedroeg. De kosten van buitengebruikstelling en ontmanteling van de kerncentrale zullen bij de komende aanvraag geactualiseerd worden. Zie ook het antwoord op vraag 4.
RID (Reactorinstituut Delft)
Het RID is eigendom van de Technische Universiteit Delft (TU Delft). De TU Delft is tevens de vergunninghouder op grond van de Kernenergiewet. De TU Delft heeft financiële zekerheid gesteld voor de kosten van ontmanteling door het vestigen van recht van hypotheek op enkele van haar panden.
HFR (Hoge-Flux-Reactor)
De HFR is eigendom van de Europese Commissie. The Nuclear Research and consultancy Group (NRG) is de vergunninghouder. Financiële zekerheid is gesteld door de Europese Commissie / EURATOM, die zich verplicht de volledige ontmantelingskosten te dekken uit haar algemene ontmantelingsbudget.
LFR (Lage-Flux-Reactor)
De Lage Flux Reactor is eigendom van NRG. NRG is tevens vergunninghouder. Sinds december 2010 heeft NRG de LFR buiten bedrijf gesteld. In verband met de ontmanteling heeft NRG een aanvraag ingediend om de wijze van financiële zekerheidstelling opnieuw goed te keuren. Deze aanvraag is in behandeling.
KCD (Kerncentrale Dodewaard)
De KCD is in 1997 buiten gebruik gesteld en sinds 2005 in “veilige insluiting”. De ontmanteling is voorzien vanaf 2045. De N.V. Gemeenschappelijke Kerncentrale Dodewaard (GKN) is de vergunninghouder. Op 9 maart jl. heeft de Raad van State het beroep van GKN tegen de afwijzing van de aanvraag tot goedkeuring financiële zekerheid ongegrond verklaard. Wij verwijzen verder naar de antwoorden op vragen 8 en 9.
15: Kunt u het eerdergenoemde overzicht laten vergezellen van een appreciatie van eventuele financiële risico’s en hoe u van plan bent om deze financiële risico’s duurzaam te dichten, opdat de belastingbetaler straks niet zal opdraaien voor de kosten maar de vervuiler in kwestie hiervoor betaalt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u hierbij zoveel mogelijk in detail treden opdat de Kamer daadwerkelijk inzicht krijgt om welke bedragen het precies gaat, welke afspraken er al dan niet worden herzien, met welke financiële scenario’s rekening wordt gehouden en welke consequenties u hieraan verbindt?
Zie het antwoord op vraag 14.
16: Kunt u toezeggen dat u de Kamer periodiek op de hoogte houdt van de actuele situatie omtrent bovengenoemde overzichtsbeeld? Zo nee, waarom niet?
Tijdens het Algemeen Overleg Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming van 24 mei jl. heeft de minister van Infrastructuur en Milieu reeds toegezegd er zorg voor dragen dat de Kamer jaarlijks wordt geïnformeerd over de financiële zekerheidstelling voor de ontmantelingskosten van de nucleaire reactoren in Nederland.
Voor de andere financiële risico’s verwijs ik naar het antwoord op vraag 14.
17: Ziet u toegevoegde waarde in het creëren van één fonds
waarin alle betrokken bedrijven de bijdrage voor dat deel van waar zij
verantwoordelijk voor zijn in storten, waarmee de middelen op één plek
geconcentreerd worden en er zo meer slagkracht wordt gecreëerd om een
hoger rendement te halen? Bent u bereid deze optie te onderzoeken?
Ik zie geen toegevoegde waarde in het creëren van één fonds, waarin alle betrokken bedrijven een bijdrage storten ten behoeve van de ontmanteling van kernreactoren. Financiële zekerheid kan conform de Kernenergiewet op verschillende manieren gesteld worden: een borgtocht of een bankgarantie, het deelnemen aan een daartoe ingesteld fonds en het treffen van enige andere voorziening die voldoende waarborg biedt. Iedere vergunninghouder heeft het recht om zelf een wijze van zekerheidsstelling te kiezen die het best aansluit bij de bedrijfsvoering van het bedrijf. De ministers van Infrastructuur en Milieu en Financiën beoordelen vervolgens of de wijze waarop zekerheid wordt gesteld voldoende is.
Voor langetermijnopslag en eindberging van radioactief afval is COVRA verantwoordelijk. Middels de tarieven die COVRA in rekening brengt en de rendementen op de middelen die de organisatie beheert, spaart zij voor uitgaven die zijn gemoeid met langetermijnopslag en eindberging. Over de financiële situatie van COVRA heb ik u dit voorjaar geïnformeerd13.
Het creëren van één fonds zou duidelijke verdeling van verantwoordelijkheden bovendien niet ten goede komen.
18: Bent u bereid om zo snel mogelijk in overleg te treden met de top van de betrokken overheidsinstellingen, energiebedrijven en producenten van medische producten over de huidige financiële situatie, om te bezien of er een meer integrale aanpak van het afdekken van de financiële voor ontmanteling, eindberging en verwerking/opslag mogelijk is? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 17.
Kamerstukken II, 25 422, nr. 147.↩︎
Website EPZ (http://epz.nl/), “Downloads”↩︎
Kamerstukken II, 25 422, nr. 142↩︎
Kamerstukken II, 25 422, nr. 142↩︎
Kamerstukken II, 25 422, nr. 142↩︎
Kamerstukken II, 25 422, nr. 112↩︎
Kamerstukken II, 25 422, nr. 142↩︎
www.covra.nl↩︎
Kamerstukken II, 25 422, nr. 142↩︎
Kamerstukken II, 25 422, nr. 138↩︎
Kamerstukken II, 25422, nr. 149↩︎
Kamerstukken II, 25 422, nr. 142↩︎
Kamerstukken II 25 422, nr. 142↩︎