Overzicht technische aspecten klimaatfinanciering
Bijlage
Nummer: 2016D29465, datum: 2016-07-07, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Meerjarenplan klimaatfinanciering (2016D29464)
Preview document (🔗 origineel)
Bijlage: Overzicht technische aspecten klimaatfinanciering
In deze bijlage wordt een overzicht gegeven van definities, meetmethoden en de onderhandelingsvraagstukken met betrekking tot klimaatfinanciering. Hierbij wordt ook ingegaan op de aanpak die Nederland heeft gekozen bij de invulling van de Nederlandse bijdragen.
Definities
De UNFCCC teksten over klimaatfinanciering geven geen eenduidige definitie van klimaatfinanciering. De belangrijkste teksten zijn te vinden in de akkoorden van Kopenhagen (2009) en Parijs (2015).
Kopenhagen (2009): Art. 8: “…In the context of meaningful mitigation actions and transparency on implementation, developed countries commit to a goal of mobilizing jointly USD 100 billion dollars a year by 2020 to address the needs of developing countries. This funding will come from a wide variety of sources, public and private, bilateral and multilateral, including alternative sources of finance…”
Parijs (2015): Art 9 (para 3):”As part of a global effort, developed country Parties should continue to take the lead in mobilizing climate finance from a wide variety of sources, instruments and channels, noting the significant role of public funds, through a variety of actions, including supporting country-driven strategies, and taking into account the needs and priorities of developing country Parties. Such mobilization of climate finance should represent a progression beyond previous efforts.”
Belangrijke elementen uit deze definities:
De verplichting die is aangegaan betreft het mobiliseren van financiering uit verschillende bronnen (publiek en privaat) en verschillende instrumenten. Om welke instrumenten het precies gaat is nog niet vastgelegd maar gedacht kan worden aan giften, leningen, garanties, investeringen etc.). Deze financiering behoeft niet aan de ODA criteria te voldoen. Er moet wel een publieke actie ten grondslag liggen aan de private inzet (mobiliseren).
De verplichting is geformuleerd als collectieve verplichting (landen zijn vrij om hun bijdrage te bepalen).
Nederlandse aanpak
Nederland heeft er vooralsnog voor gekozen om aan de VN de volgende bronnen te rapporteren als klimaatfinanciering:
bijdragen aan klimaatfondsen zoals het Groene Klimaatfonds,
bijdragen aan klimaat die geïntegreerd zijn in armoedebestrijdingsactiviteiten (water, voedselzekerheid en energie),
klimaatrelevante deel van bijdragen aan multilaterale instellingen, zoals ontwikkelingsbanken,
privaat: gemobiliseerde investeringen en leningen via Publiek-Private samenwerkings- programma’s, concessionele leningen (o.a. van FMO) en subsidies voor leningen (o.a. vanuit Globale Environment Fund, GEF).
Nederland onderzoekt of garantiestellingen (zoals via de Export Krediet Verzekeringen, EKV) kunnen worden gerapporteerd.
Meetmethoden en rapportageverplichtingen
In het kader van de UNFCCC rapporteren alle landen eens in de twee jaar over hun klimaatinzet: op mitigatie, adaptatie en – in het geval van ontwikkelde landen- financiering. Deze ‘biennual reports’ zijn openbaar en voorzien van een peer review. De rapporten, inclusief het Nederlandse rapport over 2013 en 2014, zijn hier te vinden.
Er is geen gestandaardiseerde meetmethode voor klimaatfinanciering. De best beschikbare methode internationaal is de OESO/DAC Rio marker systematiek die door een groot deel van de bilaterale donoren wordt gebruikt. Hierbij wordt per ontwikkelingsproject bepaald of klimaat een hoofddoelstelling of een significante nevendoelstelling van het project is. Donoren bepalen vervolgens zelf voor welk percentage de projecten die klimaat als neven-doelstelling hebben mee worden gerekend. De OESO schrijft dit niet voor. Voor bijdragen aan multilaterale instellingen en klimaatfondsen bepaalt de OESO/DAC jaarlijks op basis van hun rapportage aan de OESO welk percentage van de bijdrage aan deze organisaties kan meetellen als klimaatfinanciering.
Voor de berekening van klimaatfinanciering is in 2015 een gezamenlijke verklaring aangenomen door de belangrijkste donoren van klimaatfinanciering. Hierin zijn waar mogelijk de uitgangspunten voor de rapportage vastgelegd: in het bijzonder op het punt van private klimaatfinanciering. De verklaring schrijft echter niet voor, maar geeft alleen aan wat donoren acceptabel vinden. Deze verklaring is de basis geweest voor het OESO-CPI rapport over de klimaatfinanciering in 2013/2014.
Nederlandse aanpak
Nederland rapporteert op basis van de OESO Rio-markers waarbij een project waarbij klimaat een nevendoel is (bijvoorbeeld watermanagement) voor 40% meetelt. Voor de programma’s van NGO’s en internationale programma’s worden specifieke percentages gebruikt die respectievelijk door het ministerie en de OESO worden vastgesteld.
Voor de rapportage over private klimaatfinanciering wordt voor publiek-private samenwerking gebruik gemaakt van de Rio-markers en voor mobilisering via leningen van informatie van de ontwikkelingsbanken. In 2014 werd een pilot studie gedaan naar de rapportage over private financiering. De studie geeft een beeld van de technische aspecten van deze rapportage.
Onderhandelingsvraagstukken
De belangrijkste onderwerpen waar de internationale gemeenschap zich de komende jaren over zal buigen met betrekking tot klimaatfinanciering zijn:
Opschaling en inzet op adaptatie: Parijs (besluit 115): “…strongly urges developed country Parties to scale up their level of financial support, with a concrete roadmap to achieve the goal of jointly providing USD 100 billion annually by 2020 for mitigation and adaptation while significantly increasing adaptation finance from current levels and to further provide appropriate technology and capacity-building support”
Transparantie: Parijs (besluit 58): “ Requests Subsidiary Body for Scientific and Technological Advice to develop modalities for the accounting of financial resources provided and mobilized through public interventions… (November 2018), with the view to making a recommendation for consideration and adoption by the Conference of the Parties serving as the meeting of the Parties to the Paris Agreement at its first session”
Belangrijkste elementen
De besluiten van Parijs roepen donoren op om meer inzicht te geven in de beschikbare klimaatfinanciering tussen nu en 2020. Internationaal wordt onderzocht op welke manier dit inzicht kan worden gegeven.
De financiering voor klimaat is vooral gericht op het beperken van CO2 uitstoot (klimaatmitigatie): hernieuwbare energie en bossen projecten (in 2014 bijna 80%). Ontwikkelingslanden dringen aan op meer (publieke) middelen voor klimaatadaptatie.
Omdat er geen internationaal geaccepteerde definitie en meetmethoden voor klimaatfinanciering beschikbaar zijn, is in Parijs afgesproken dat er hiervoor in 2018 aanbevelingen zullen worden gedaan.
Nederlandse aanpak
Nederland zal in de VN inzetten op duidelijke en werkbare criteria voor de rapportage over klimaatfinanciering zodat rapportages transparant en geloofwaardig zijn. Nederland is er daarbij voorstander van dat alle mogelijke instrumenten en financieringskanalen worden meegenomen. De klimaatuitdaging is te groot om bij voorbaat instrumenten of kanalen uit te sluiten.