[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Eindtekst

Aanvulling van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek met de nieuwe afdelingen 7.2a.2 en 7.2b.1 en 2 en een nieuwe titel 7.2c (Consumentenkredietovereenkomsten, goederenkrediet en geldlening)

Eindtekst

Nummer: 2016D33691, datum: 2016-09-08, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2016Z06703:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

8 september 2016





	Aanvulling van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek met de nieuwe
afdelingen 7.2a.2 en 7.2b.1 en 2 en een nieuwe titel 7.2c
(Consumentenkredietovereenkomsten, goederenkrediet en geldlening)







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een nieuwe
afdeling 2 van titel 2A betreffende consumentenkredietovereenkomsten,
een nieuwe titel 2B betreffende goederenkrediet en een nieuwe titel 2C
betreffende geldlening op te nemen in Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;

Zo is het, dat Wij de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord,
en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en
verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

In Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek worden de volgende wijzigingen
aangebracht.

A

In titel 2A wordt na het opschrift ingevoegd:

AFDELING 1 BEPALINGEN TER UITVOERING VAN RICHTLIJN NR. 2008/48/EG VAN 23
APRIL 2008 INZAKE KREDIETOVEREENKOMSTEN VOOR CONSUMENTEN

B

In de opschriften van de afdelingen van titel 2A wordt “afdeling”
telkens vervangen door: onderafdeling.

C

In artikel 58 lid 2 onder c onder 2° wordt de zinsnede “zij krachtens
artikel 7A:1576h lid 2 als huurkoop moeten worden aangemerkt”
vervangen door: zij als een overeenkomst van goederenkrediet als bedoeld
in artikel 84 moeten worden aangemerkt.

D

Aan het slot van titel 2A wordt een nieuwe afdeling 2 toegevoegd,
luidende:

AFDELING 2 OVERIGE BEPALINGEN BETREFFENDE
CONSUMENTENKREDIETOVEREENKOMSTEN

Artikel 74

In deze afdeling wordt verstaan onder:

a. geldkrediet: de kredietovereenkomst waarbij door of vanwege de
kredietgever aan de kredietnemer een geldsom ter beschikking wordt
gesteld en de kredietnemer aan de kredietgever een of meer betalingen
doet;

b. goederenkrediet: de kredietovereenkomst, daaronder begrepen een
samenstel van overeenkomsten die een commerciële eenheid vormen in de
zin van artikel 57 lid 5, ter zake van het verschaffen van het genot
door de kredietgever aan de kredietnemer van een roerende zaak, niet
zijnde een registergoed;

c. dienstenkrediet: de kredietovereenkomst omschreven onder b met dien
verstande dat in plaats van het genot van een roerende zaak een bij
algemene maatregel van bestuur aangewezen dienst wordt verschaft;

d. kredietsom bij geldkrediet: de geldsom die de kredietnemer in het
kader van een geldkrediet ter beschikking wordt gesteld, met dien
verstande, dat bij doorlopend geldkrediet de kredietlimiet als die
geldsom wordt aangemerkt;

e. kredietsom bij goederen- of dienstenkrediet: het verschil tussen het
totaal van de contante prijzen van de zaken, onderscheidenlijk diensten,
waarvan de kredietnemer het genot wordt verschaft, onderscheidenlijk
welke aan de kredietnemer worden verleend, en de door deze in dat kader
gedane contante betalingen, met dien verstande dat bij een doorlopend
goederen- of dienstenkrediet de kredietlimiet als dat verschil wordt
aangemerkt;

f. doorlopend geldkrediet: een geldkrediet waarbij de kredietnemer op
verschillende tijdstippen geldsommen bij de kredietgever kan opnemen,
voor zover het uitstaand saldo een bepaald bedrag, de kredietlimiet,
niet overschrijdt;

g. doorlopend goederen- of dienstenkrediet: een goederen- of
dienstenkrediet, waarbij de kredietgever dan wel de leverancier van de
goederen of diensten ervoor heeft te zorgen, dat aan de kredietnemer op
verschillende tijdstippen het genot van zaken wordt verschaft of
diensten worden verleend, voor zover het uitstaand saldo een bepaald
bedrag, de kredietlimiet, niet overschrijdt;

h. kredietvergoeding: alle beloningen en vergoedingen, in welke vorm
ook, die de kredietgever of de leverancier van de goederen of diensten
ter zake van een kredietovereenkomst bedingt, in rekening brengt of
aanvaardt, bij goederen- en dienstenkrediet verminderd met het totaal
van de contante prijzen van de zaken onderscheidenlijk diensten, waarvan
de kredietnemer het genot wordt verschaft onderscheidenlijk die aan de
kredietnemer worden verleend, met dien verstande dat de vergoeding die
verschuldigd wordt indien de kredietnemer vervroegd aflost, vastgesteld
overeenkomstig artikel 68 leden 2 en 5 geen deel van de
kredietvergoeding uitmaakt.

Artikel 75

1. Onverminderd de bepalingen van de vorige afdeling gelden voor de daar
bedoelde kredietovereenkomsten voorts de volgende bepalingen met dien
verstande dat de artikelen 77 lid 1 onder a, behoudens voor zover het
betreft bedingen tot eenzijdige verhoging van de kredietvergoeding, en
onder c, 79, 80 en 81 niet gelden voor kredietovereenkomsten waarvan de
kredietsom meer dan € 40.000 bedraagt.

2. Onverminderd de bepalingen van de vorige afdeling gelden van de
onderhavige afdeling voor kredietovereenkomsten waarbij de betalingen
van de consument plaatsvinden binnen drie maanden nadat de geldsom ter
beschikking is gesteld, onderscheidenlijk nadat met het verschaffen van
het genot van de zaak of het verlenen van de dienst een aanvang is
gemaakt, uitsluitend de artikelen 76 en 77 lid 1 aanhef en onder a.

3. In afwijking van het eerste lid, geldt deze afdeling niet voor de
overeenkomst betreffende effectenkrediet.

Artikel 76 

1. Het is de kredietgever en de leverancier van de goederen of diensten
verboden enige andere vorm van kredietvergoeding te bedingen, in
rekening te brengen of te aanvaarden dan:

a. een vergoeding die verschuldigd is bij afwikkeling overeenkomstig de
betalingsregeling van de kredietovereenkomst;

b. een vergoeding die verschuldigd wordt ingeval de kredietnemer, na
ingebrekestelling, nalatig blijft in zijn verplichting tot betaling
ingevolge de kredietovereenkomst.

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt, ten einde het
aanvaarden door de kredietgever van te grote risico’s tegen te gaan,
de ten hoogste toegelaten kredietvergoeding vastgesteld en worden regels
gegeven betreffende de tijdstippen waarop de kredietvergoeding in
rekening wordt gebracht.

3. De ten hoogste toegelaten kredietvergoeding wordt uitgedrukt in een
geldsom, een percentage of in enige andere vorm. Deze kan verschillen
naar gelang van de hoogte van de kredietsom, de looptijd van de
kredietovereenkomst, mede in verband met de termijnen van aflossing, de
vorm van de kredietvergoeding bedoeld in lid 1, en het al dan niet
variabel zijn van de kredietvergoeding.

4. Het is de kredietgever en de leverancier van de goederen of diensten
verboden een hogere kredietvergoeding in rekening te brengen, te
bedingen of te aanvaarden dan wel de kredietvergoeding op een ander
tijdstip in rekening te brengen dan in gevolge de leden 2 en 3 is
toegelaten.

Artikel 77

1. Niet zijn toegelaten bedingen waarbij:

a. de kredietgever of de leverancier van de goederen of diensten de
bevoegdheid wordt verleend, anders dan bij wijze van een ingevolge
artikel 76 toegelaten verhoging van de kredietvergoeding, eenzijdig de
kredietvergoeding te verhogen of anderszins de verplichtingen van de
consument te verzwaren;

b. de consument zich verplicht tot het aangaan van een andere
overeenkomst, anders dan ingeval:

1°. uitdrukkelijk aan de consument het recht wordt toegekend te bepalen
met welke wederpartij die overeenkomst zal worden aangegaan, of

2°. de overeenkomst verplicht tot het aanhouden van een betaalrekening
bij de kredietgever, door middel waarvan de uit de kredietovereenkomst
voortvloeiende betalingen dienen plaats te vinden;

c. vervroegde opeisbaarheid van het door de consument verschuldigde
wordt bedongen, anders dan voor het geval dat:

1°. de consument, die ten minste twee maanden achterstallig is in de
betaling van een vervallen termijnbedrag, na in gebreke te zijn gesteld,
nalatig blijft in de nakoming van zijn verplichtingen,

2°. de consument zijn vaste woonplaats in Nederland heeft verlaten, dan
wel redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de consument binnen enkele
maanden zijn vaste woonplaats in Nederland zal verlaten,

3°. de consument is overleden en de kredietgever gegronde reden heeft
om aan te nemen dat diens verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst
niet zullen worden nagekomen,

4°. de consument in staat van faillissement is komen te verkeren of ten
aanzien van de consument de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen
van toepassing is verklaard,

5°. de consument de door hem onder eigendomsvoorbehoud gehouden of tot
zekerheid verbonden zaak heeft verduisterd, of

6°. de consument aan de kredietgever, met het oog op het aangaan van de
overeenkomst, bewust onjuiste inlichtingen heeft verstrekt van dien
aard, dat de kredietgever de overeenkomst niet of niet onder dezelfde
voorwaarden zou hebben aangegaan indien hem de juiste stand van zaken
bekend zou zijn geweest.

d. de kredietnemer enig recht op periodieke betaling, verschuldigd uit
hoofde van loon of andere inkomsten uit arbeid, van uitkeringen als
bedoeld in artikel 475c onder b-i van het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering, ter zake van een kredietovereenkomst op enigerlei wijze
overdraagt, vervreemdt of bezwaart dan wel tot invordering daarvan een
onherroepelijke volmacht, in welke vorm of onder welke benaming ook,
verleent.

2. Lid 1, aanhef en onder d, geldt niet voor kredietverlening door een
gemeentelijke kredietbank:

a. waaraan als kredietnemer deelneemt:

1°. echtgenoten of geregistreerde partners als bedoeld in artikel 3 van
de Participatiewet, van wie het gezamenlijk netto maandinkomen niet
hoger is dan de norm genoemd in artikel 21, onderdeel b, van die wet;

2°. een alleenstaande ouder als bedoeld in artikel 4, onderdeel b, van
de Participatiewet, van wie het netto maandinkomen niet hoger is dan
negentig procent van de norm bedoeld onder 1°;

3°. een alleenstaande als bedoeld in artikel 4, onderdeel a, van de
Participatiewet, van wie het netto maandinkomen niet hoger is dan
zeventig procent van de norm bedoeld onder 1°;

dan wel

b. in het kader van een regeling met betrekking tot de bestaande
schuldenlast van een kredietnemer (saneringskrediet).

Artikel 78

1. Een consument kan geen volmacht tot het sluiten van een
kredietovereenkomst verlenen aan een kredietgever, een leverancier van
de goederen of diensten, een kredietbemiddelaar of iemand die bij een
van hen werkzaam is.

2. De consument kan geen onherroepelijke volmacht tot het sluiten van
een kredietovereenkomst verlenen.

Artikel 79

1. Het is slechts toegestaan tot zekerheid van de nakoming van een
verbintenis van de consument uit hoofde van een kredietovereenkomst, een
pandrecht als bedoeld in artikel 237 van Boek 3 te vestigen op een zaak,
indien die zaak door de consument met het uit hoofde van de
kredietovereenkomst verkregen geld wordt aangeschaft of aan de consument
ingevolge de kredietovereenkomst het genot van die zaak wordt verschaft.
Deze bepaling is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van het
bedingen van een eigendomsvoorbehoud.

2. Lid 1 geldt niet voor kredietverlening door een gemeentelijke
kredietbank:

a. waaraan als kredietnemer deelneemt:

1°. echtgenoten of geregistreerde partners als bedoeld in artikel 3 van
de Participatiewet, van wie het gezamenlijk netto maandinkomen niet
hoger is dan de norm genoemd in artikel 21, onderdeel b, van die wet;

2°. een alleenstaande ouder als bedoeld in artikel 4, onderdeel b, van
de Participatiewet, van wie het netto maandinkomen niet hoger is dan
negentig procent van de norm bedoeld onder 1°;

3°. een alleenstaande als bedoeld in artikel 4, onderdeel a, van de
Participatiewet, van wie het netto maandinkomen niet hoger is dan
zeventig procent van de norm bedoeld onder 1°;

dan wel

b. in het kader van een regeling met betrekking tot de bestaande
schuldenlast van een kredietnemer (saneringskrediet).

Artikel 80

1. In afwijking van   HYPERLINK
"http://cd0.bistro.ro.minjus/cgi1frnt.exe?CmdL=&Drel=0&Ut=3&Frm=b&Dbname
=*U&Ses=7049063&Dbname=*U&Tref=01C1B6C8D8D1C759F8" \l "start"  artikel
229  van Boek 3 ontstaat een pandrecht op een vordering tot vergoeding
die in de plaats treedt van een zaak waarop tot zekerheid van de
nakoming van de verbintenis van de consument een pandrecht als bedoeld
in artikel 79 lid 1 is gevestigd, slechts voor het geval die zaak geheel
teniet gaat.

2. Een pandrecht op een vordering als bedoeld in het eerste lid eindigt
van rechtswege:

a. indien de consument gelijkwaardige vervangende zekerheid stelt, of

b. zodra de consument drie vierde deel van de kredietsom heeft afgelost.

3. De kredietgever, onderscheidenlijk de leverancier van de goederen of
diensten, die tot inning van de in het eerste lid bedoelde verpande
vordering overgaat, stelt de consument daarvan terstond schriftelijk in
kennis. Daarbij deelt hij de consument mee dat deze in de gelegenheid is
om gelijkwaardige vervangende zekerheid te stellen. Artikel 79 is niet
van toepassing ten aanzien van de vervangende zekerheid.

4.   HYPERLINK
"http://cd0.bistro.ro.minjus/cgi1frnt.exe?CmdL=&Drel=0&Ut=3&Frm=b&Dbname
=*U&Ses=7049063&Dbname=*U&Tref=01C1B6C8D8D1C759F8" \l "start"  Artikel
229  van Boek 3 en het eerste tot en met het derde lid zijn van
overeenkomstige toepassing bij een eigendomsvoorbehoud ten aanzien van
een zaak als bedoeld in artikel 79.

Artikel 81

1. Afgifte van een zaak, waarvan de eigendom is voorbehouden in het
kader van een kredietovereenkomst of waarop een pandrecht als bedoeld in
artikel 79 is gevestigd kan slechts worden gevorderd in de gevallen
bedoeld in artikel 77 lid 1 onder c, 1° tot en met 6° en in artikel
91.

2. Afgifte van een zaak als bedoeld in het eerste lid kan niet meer
worden gevorderd indien meer dan drie vierde deel van de kredietsom is
afgelost, tenzij het een doorlopend krediet betreft.

Artikel 82

Ontbinding van een kredietovereenkomst op de grond dat de consument is
tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen, kan slechts
geschieden door de rechter behoudens in het geval van artikel 90.

Artikel 83

Van het in deze afdeling bepaalde kan niet ten nadele van de consument
worden afgeweken.

E

Het opschrift van titel 2B van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek komt te
luiden:

TITEL 2B GOEDERENKREDIET

F

Na dit opschrift worden de volgende twee nieuwe afdelingen ingevoegd:

AFDELING 1 GOEDERENKREDIET BETREFFENDE ROERENDE ZAKEN,
NIET-REGISTERGOEDEREN

Artikel 84

1. Een overeenkomst van goederenkrediet is een kredietovereenkomst,
daaronder begrepen een samenstel van overeenkomsten die een commerciële
eenheid vormen in de zin van artikel 57 lid 5, ter zake van het
verschaffen van het genot door de kredietgever aan de kredietnemer van
een roerende zaak, niet zijnde een registergoed, mits de termijn
waarbinnen het krediet moet worden terugbetaald langer is dan drie
maanden nadat het krediet ter beschikking is gesteld, dan wel met het
verschaffen van het genot van de zaak een aanvang is gemaakt.

2. Als een overeenkomst van goederenkrediet worden onder meer beschouwd
de koop op afbetaling, de huurkoop en voorts alle overeenkomsten die
dezelfde strekking hebben als een overeenkomst van goederenkrediet onder
welke vorm of benaming aangegaan.

3. In deze afdeling worden verstaan onder:

a. koop op afbetaling: de koop van een roerende zaak die niet een
registergoed is, waarbij partijen overeenkomen dat de koopprijs wordt
betaald in termijnen, waarvan ten minste een termijn later verschijnt
dan drie maanden nadat de verkochte zaak aan de koper is afgeleverd;

b. huurkoop: de koop op afbetaling waarbij de verkoper zich de eigendom
van de afgeleverde zaak voorbehoudt;

c. huur: een huurovereenkomst van een roerende zaak die niet een
registergoed is, indien zij de in lid 2 bedoelde strekking heeft;

d. doorlopend goederenkrediet: een goederenkrediet waarbij de
kredietgever dan wel de leverancier ervoor heeft te zorgen dat aan de
kredietnemer op verschillende tijdstippen het genot van zaken wordt
verschaft, voor zover het uitstaande saldo een bepaald bedrag, de
kredietlimiet, niet overschrijdt.

e. kredietsom: het verschil tussen het totaal van de contante prijzen
van de zaken waarvan de kredietnemer het genot wordt verschaft en de
door deze in dat kader gedane contante betalingen met dien verstande dat
bij doorlopend goederenkrediet de kredietlimiet als dat verschil wordt
aangemerkt.

Artikel 85 

Indien op een overeenkomst van goederenkrediet tevens titel 2A van
toepassing is, zijn de bepalingen van titel 2A en die van deze afdeling
naast elkaar van toepassing. In geval van strijd zijn de bepalingen van
titel 2A van toepassing.

Artikel 86

1. De overeenkomst van goederenkrediet wordt op papier of op een andere
duurzame drager aangegaan. Een volmacht tot het aangaan van een zodanige
overeenkomst moet eveneens op papier of op een andere duurzame drager
worden verleend.

2. De kredietgever verstrekt aan de kredietnemer een exemplaar van de
kredietovereenkomst en behoudt zelf ook een exemplaar dan wel, in geval
de kredietovereenkomst bestaat uit samenstel van overeenkomsten als
bedoeld in artikel 84, eerste lid, een exemplaar van die overeenkomsten.

3. De kredietovereenkomst moet in elk geval bevatten de gehele
kredietsom en een plan van regelmatige afbetaling. In geval van een
eigendomsvoorbehoud met betrekking tot de zaak waarop de overeenkomst
betrekking heeft, moet de kredietovereenkomst tevens de bedingen
bevatten over dit voorbehoud en de overgang van de eigendom.

4. In geval van koop op afbetaling dient de kredietovereenkomst de
gehele en door partijen afgesproken koopprijs te vermelden.

5. Indien in een kredietovereenkomst terzake huurkoop de bedingen
betreffende het eigendomsvoorbehoud en overgang van de eigendom
ontbreken, geldt de overeenkomst als een koop op afbetaling zonder
eigendomsvoorbehoud.

Artikel 87

1. De kredietnemer die de zaak krachtens een overeenkomst als bedoeld in
artikel 84 lid 1 onder zich heeft, heeft daarvan het genot, ook voordat
hij de eigendom daarvan verkrijgt.

2. Hij mag de zaak gebruiken overeenkomstig haar bestemming.

3. Zolang hij geen eigenaar is, mag hij de inrichting of gedaante van de
zaak niet veranderen, noch mag hij zijn genot daarvan aan anderen
afstaan.

Artikel 88

1. Vervreemding van de krachtens een overeenkomst bedoeld in artikel 84
lid 1 afgeleverde zaak werkt niet ten nadele van de kredietnemer en laat
de verbintenis tussen de kredietnemer en de kredietgever dan wel de
leverancier onverlet.

2. In geval van huur zijn de artikelen 226 en 227 niet van toepassing.

3. Lid 1 staat niet in de weg aan overdraagbaarheid van de rechten van
de kredietgever of van de overeenkomst zelf onverminderd het bepaalde in
artikel 69.

Artikel 89

1. De eigendom van een zaak die in het kader van een doorlopend
goederenkrediet is voorbehouden, gaat van rechtswege over op de
kredietnemer en een pandrecht op de gefinancierde zaak dat in het kader
van een doorlopend krediet is gevestigd, eindigt van rechtswege, zodra
de kredietnemer aflossingen heeft gedaan ter grootte van het verschil
tussen de contante prijs van die zaak en het bedrag van de contante
betaling betreffende het genot van die zaak, dan wel, indien geen
contante betaling is gedaan, ter grootte van die contante prijs. 

2. Aflossingen worden toegerekend aan verschillende zaken in dezelfde
volgorde als waarin met het verschaffen van het genot daarvan een
aanvang is gemaakt, dan wel die zaken uit hoofde van de
kredietovereenkomst zijn aangeschaft.

Artikel 90

1. Afgifte van de afgeleverde zaak ingevolge een schriftelijke
verklaring van de kredietgever dat hij deze terugvordert wegens de
niet-nakoming door de kredietnemer van diens verplichtingen, heeft tot
gevolg dat de tot de kredietovereenkomst behorende overeenkomsten met de
kredietnemer worden ontbonden, mits de kredietgever overeenkomstig de
krachtens de kredietovereenkomst geldende regels tot de terugvordering
bevoegd is.

2. De artikelen 265 lid 2, 266 en 267 lid 1 van Boek 6 zijn van
overeenkomstige toepassing.

Artikel 91

Wanneer de kredietgever een rechtsvordering instelt tot ontbinding van
de kredietovereenkomst of teruggave van de zaak, kan hij, indien hij
voldoende belang heeft bij een onverwijlde voorziening, een rechterlijk
bevel tot teruggave bij voorraad verkrijgen.

Artikel 92

1. Indien een der partijen bij ontbinding van de kredietovereenkomst
wegens een tekortkoming van de kredietnemer in de nakoming van zijn
verbintenissen in een betere vermogenstoestand zou geraken dan bij het
in stand blijven van de kredietovereenkomst, vindt volledige verrekening
plaats. 

2. Een beding waarbij de kredietgever zich de bevoegdheid voorbehoudt de
waarde van de terug ontvangen zaak te bepalen, laat de bevoegdheid van
de wederpartij deze waarde nader door de rechter te laten vaststellen
onverlet.

Artikel 93

1. In het vonnis waarbij de verplichting tot teruggave van de
afgeleverde zaak wordt vastgesteld of de overeenkomst wordt ontbonden,
wordt op vordering van de kredietgever een bevel tot teruggave
opgenomen.

2. Bij het vonnis waarbij de teruggave wordt bevolen, stelt de rechter
op vordering van een der partijen de geldswaarde van de terug te geven
zaak vast. In dat geval kan de tenuitvoerlegging ook geschieden als ware
de gedaagde tot betaling van dat bedrag veroordeeld.

Artikel 94

Indien de kredietnemer bij ontbinding van de overeenkomst recht mocht
hebben op enige terugbetaling, kan hij de zaak die hij terug moet geven,
onder zich houden, totdat het hem verschuldigde is betaald of de
kredietgever daarvoor voldoende zekerheid heeft gesteld.

Artikel 95

1. Indien de kredietnemer binnen veertien dagen nadat hij de zaak heeft
afgegeven het totale uit hoofde van de kredietovereenkomst op het moment
van inlossing opeisbare, achterstallige bedrag, voldoet, wordt de zaak
door de kredietgever teruggegeven.

2. Door de in het eerste lid bedoelde betaling wordt de ontbinding van
de tot de kredietovereenkomst behorende overeenkomsten ongedaan gemaakt.

3. Bij herhaalde afgifte van de zaak behoeft deze door de kredietgever
slechts te worden teruggegeven na betaling door de kredietnemer van het
in het eerste lid bedoelde bedrag, vermeerderd met het restant van de
kredietsom, alsmede de verschuldigde kredietvergoeding, met dien
verstande, dat bij een doorlopende goederenkredietovereenkomst in plaats
van het restant van de kredietsom het restant van de in artikel 89,
eerste lid, bedoelde aflossingen moet worden betaald; het tweede lid van
dat artikel vindt overeenkomstige toepassing.

4. Indien de kredietgever een redelijk belang heeft bij weigering van de
teruggave, kan de rechter bepalen dat het eerste lid buiten toepassing
blijft.

Artikel 96

Indien één van meer overeenkomsten die samen een commerciële eenheid
vormen als bedoeld in artikel 57 lid 5 op enige grond bloot staat aan
ontbinding of vernietiging door de kredietnemer, zal de andere
overeenkomst op die grond kunnen worden ontbonden of vernietigd op
dezelfde wijze en met inachtneming van dezelfde termijnen als voor de
ontbinding of vernietiging van de eerste overeenkomst gelden, tenzij uit
de wet of de aard van de rechtsverhouding anders voortvloeit.

Artikel 97

Indien een overeenkomst van goederenkrediet is gesloten tussen een
kredietgever die handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf en
een kredietnemer die een natuurlijk persoon is en handelt voor
doeleinden die buiten zijn bedrijfsactiviteiten of beroepsactiviteiten
vallen, kan niet ten nadele van de kredietnemer van de bepalingen van
deze afdeling worden afgeweken.

Artikel 98

Van artikel 92 kan niet ten nadele van de kredietnemer worden afgeweken.

Artikel 99

Op een overeenkomst van goederenkrediet die bestaat uit een samenstel
van overeenkomsten die een commerciële eenheid vormen als bedoeld in
artikel 57 lid 5 en die niet is gesloten tussen een kredietgever en een
kredietnemer als bedoeld in artikel 97, is artikel 67 lid 2 van
overeenkomstige toepassing.

Artikel 100

Het in deze afdeling bepaalde vindt overeenkomstige toepassing op
vermogensrechten, niet zijnde registergoederen, voor zover dat in
overeenstemming is met de aard van het recht.

AFDELING 2 HUURKOOP ONROERENDE ZAKEN

ONDERAFDELING 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 101

1. De overeenkomst van huurkoop van een onroerende zaak is een
koopovereenkomst, daaronder begrepen een samenstel van overeenkomsten
die een commerciële eenheid vormen in de zin van artikel 57 lid 5,
volgens welke de koopprijs wordt betaald in termijnen en de
eigendomsoverdracht zal plaatsvinden na voldoening van twee of meer
termijnen die verschijnen, nadat de zaak aan de koper is afgeleverd.

2. De huurkoop kan ook betrekking hebben op een recht waaraan een
onroerende zaak is onderworpen. In dat geval zijn de bepalingen van deze
afdeling van toepassing, voor zover dit in overeenstemming is met de
aard van het recht.

3. Op overeenkomsten die aan de eisen van deze afdeling voldoen, zijn de
bepalingen betreffende huur en pacht niet van toepassing.

Artikel 102

1. Ieder der partijen is jegens de ander verplicht eraan mee te werken
dat tussen hen van de huurkoopovereenkomst een notariële akte wordt
opgemaakt, die wordt ingeschreven in de openbare registers, bedoeld in
afdeling 2 van titel 1 van Boek 3, zulks onverminderd de bevoegdheid om
de huurkoopovereenkomst in afwachting daarvan reeds met toepassing van
artikel 3 in te doen schrijven.

2. De akte moet in ieder geval vermelden:

a. de koopprijs;

b. welk deel van de te betalen termijnen tot aflossing van de koopprijs

strekt en welk deel tot betaling van de verschuldigde rente;

c. de tijdstippen waarop de huurkoper de termijnen dient te betalen;

d. de bedingen over voorbehoud en overgang van eigendom.

Artikel 103

1. Behalve de in artikel 102 bedoelde akte kunnen in de openbare
registers worden ingeschreven:

a. een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak waarvan de
rechter heeft bepaald dat zij in de plaats treedt van een zodanige akte
of van een deel daarvan;

b. een rechtshandeling of een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke
uitspraak waarbij een huurkoop ter zake waarvan inschrijving op de voet
van artikel 102 of van dit artikel onder a heeft plaatsgevonden, wordt
vernietigd, geheel of gedeeltelijk wordt ontbonden of wordt gewijzigd;

c. een rechtshandeling die tot gevolg heeft dat op de huurkoop
betrekking hebbende rechten of verplichtingen van een der partijen op
een ander overgaan.

2. Een rechterlijke uitspraak als bedoeld in lid 1 onder a en b kan
tevens worden ingeschreven indien zij uitvoerbaar bij voorraad is
verklaard en indien is voldaan aan de eisen die in artikel 301 lid 1 van
Boek 3 voor de inschrijving van een uitvoerbaar bij voorraad verklaarde
uitspraak worden gesteld. De leden 1 en 2 van artikel 301 van Boek 3
zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 104

1. Na de inschrijving van de notariële akte van huurkoop, daaronder
begrepen voor die akte in de plaats tredende rechterlijke uitspraken als
bedoeld in artikel 103 lid 1 onder a, kunnen tegen de huurkoper niet
worden ingeroepen:

a. een na die inschrijving tot stand gekomen vervreemding of bezwaring
door de huurverkoper, tenzij deze vervreemding of bezwaring voortvloeit
uit een eerder ingeschreven koop, huurkoop daaronder begrepen, of uit
een recht op levering waarvoor op het tijdstip van de inschrijving reeds
het proces-verbaal van een conservatoir beslag tot levering was
ingeschreven;

b. vervreemdingen of bezwaringen die plaatsvinden als vervolg op de
onder a bedoelde vervreemding of bezwaring door de huurverkoper;

c. een onderbewindstelling die na die inschrijving is tot stand gekomen
of die, zo zij tevoren tot stand was gekomen, toen niet in de openbare
registers was ingeschreven, tenzij de huurkoper haar op het tijdstip van
die inschrijving kende;

d. een na die inschrijving tot stand gekomen verhuring of verpachting;

e. een na die inschrijving ingeschreven beding als bedoeld in artikel
252 van Boek 6;

f. een executoriaal of conservatoir beslag waarvan het proces-verbaal na
die inschrijving is ingeschreven.

g. een faillissement of surséance van betaling van de huurverkoper of
toepassing ten aanzien van hem van de schuldsaneringsregeling
natuurlijke personen, uitgesproken onderscheidenlijk van toepassing na
de dag van die inschrijving.

2. Indien de huurkoop was ingeschreven op de voet van artikel 3 geldt de
inschrijving van de notariële akte van huurkoop voor de toepassing van
artikel 3 lid 4 als levering.

3. Voor de toepassing van de artikelen 24, 25 en 26 van Boek 3 geldt de
inschrijving van een notariële akte van huurkoop als een inschrijving
van een rechtshandeling tot verkrijging van een registergoed in de zin
van deze artikelen.

Artikel 105

In geval van een samenstel van overeenkomsten als bedoeld in artikel 101
lid 1 kan de huurkoper de rechten wegens niet nakoming of niet
behoorlijke nakoming van de partij die als leverancier van de onroerende
zaak is opgetreden, zonodig uitoefenen jegens de kredietgever, mits hij
deze rechten jegens de leverancier heeft ingeroepen, maar er niet in is
geslaagd te verkrijgen waarop hij recht heeft.

Artikel 106

1. De huurkoper heeft van de zaak die krachtens huurkoop aan hem is
afgeleverd het genot ook voordat hij de eigendom daarvan verkrijgt.

2. Hij mag de zaak gebruiken overeenkomstig haar bestemming.

3. Hij mag de inrichting of gedaante van de zaak niet veranderen noch
mag hij zijn genot ervan aan anderen afstaan.

Artikel 107

1. Vervreemding door de huurverkoper van de krachtens huurkoop
afgeleverde zaak werkt niet ten nadele van de huurkoper en laat de
verbintenis tussen de huurkoper en de huurverkoper onverlet.

2. Lid 1 staat niet in de weg aan overdraagbaarheid van de rechten van
de huurverkoper of van de huurkoopovereenkomst zelf overeenkomstig de
daarvoor geldende regels.

Artikel 108

1. Indien de huurverkoper bij ontbinding van de huurkoopovereenkomst
wegens een tekortkoming van de huurkoper in de nakoming van zijn
verbintenissen in een betere vermogenstoestand zou geraken dan bij het
in stand blijven van de huurkoopovereenkomst, vindt volledige
verrekening plaats.

2. Een beding waarbij de huurverkoper zich de bevoegdheid voorbehoudt de
waarde van de terug ontvangen zaak te bepalen, laat de bevoegdheid van
de wederpartij deze waarde nader door de rechter te laten vaststellen
onverlet.

Artikel 109

Indien de huurkoper bij ontbinding van de overeenkomst recht mocht
hebben op enige terugbetaling, heeft hij een retentierecht op de zaak,
totdat het hem verschuldigde is betaald of de huurverkoper daarvoor
voldoende zekerheid heeft gesteld.

Artikel 110

Wanneer de gehele koopprijs met de daarover verschuldigde rente en de
kosten die voor rekening van de huurkoper zijn, de kosten van een
afzonderlijke overdracht daaronder begrepen, zijn voldaan of de
huurkoper van zijn verplichtingen te dier zake op andere wijze is
bevrijd dan wel de verjaring van rechtsvordering van de huurverkoper te
dier zake is voltooid, is de huurverkoper verplicht onverwijld zijn
medewerking te verlenen aan het tot stand komen van een notariële akte
van levering aan de huurkoper of aan de notariële verklaring volgens
artikel 30 van de Kadasterwet vereist voor de vervulling van de
voorwaarde waaronder de overdracht blijkens een reeds ingeschreven
notariële akte van levering is geschied.

Artikel 111

In geval van onbevoegdheid van de huurverkoper tot vervreemding is
artikel 88 van Boek 3 van toepassing met dien verstande dat voor de daar
vereiste goede trouw van de huurkoper voldoende is dat zijn goede trouw
bestond op het tijdstip van de inschrijving van de notariële akte van
huurkoop.

Artikel 112

Van de artikelen 101 tot en met 104, 108, 110 en 111 kan niet worden
afgeweken.

ONDERAFDELING 2 HUURKOOP VAN WOONRUIMTE

Artikel 113

1. Deze onderafdeling is van toepassing op de overeenkomst van huurkoop
met betrekking tot een tot bewoning bestemde onroerende zaak of
bestanddeel daarvan, indien de huurkoper een natuurlijk persoon is, die
niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf.

2. Deze onderafdeling is niet van toepassing indien de onroerende zaak
of het bestanddeel in huurkoop is gegeven als bedrijfsruimte en een,
mede gelet op deze bestemming tot bedrijfsruimte, afhankelijke woning
tot deze bedrijfsruimte wordt gerekend.

3. Als huurkoop in de zin van deze afdeling worden mede beschouwd alle
overeenkomsten met dezelfde strekking onder welke vorm of benaming dan
ook aangegaan.

4. Onderafdeling 1 is van toepassing voor zover deze onderafdeling
daarvan niet afwijkt.

Artikel 114

1. Een overeenkomst van huurkoop als bedoeld in artikel 113 wordt
aangegaan bij een notariële akte. Een volmacht tot het aangaan van een
zodanige overeenkomst moet schriftelijk worden verleend.

2. Indien van de huurkoopovereenkomst geen notariële akte is opgemaakt,
is ieder der partijen jegens de ander verplicht eraan mee te werken dat
tussen hen een notariële akte tot stand komt, zulks onverminderd de
bevoegdheid de huurovereenkomst in afwachting daarvan reeds met
toepassing van artikel 3 te doen inschrijven.

3. Zolang geen notariële akte is tot stand gekomen, is de overeenkomst
vernietigbaar. Indien de huurkoper tot vernietiging overgaat, kan hij
het reeds door hem betaalde terug vorderen behoudens een vergoeding voor
het door hem reeds van de woning gemaakte gebruik. De huurverkoper kan
slechts tot vernietiging overgaan, nadat hij aan de huurkoper een
redelijke termijn heeft gesteld om aan de notariële akte mee te werken
en deze die termijn ongebruikt heeft laten verstrijken.

4. De akte moet in ieder geval vermelden:

a. de koopprijs;

b. welk deel van de te betalen termijnen tot aflossing van de koopprijs
strekt en welk deel tot betaling van de verschuldigde rente;

c. welke kosten voor rekening van de huurkoper komen;

d. de tijdstippen waarop de huurkoper de termijnen dient te betalen;

e. de bedingen over voorbehoud en overgang van de eigendom;

f. welke gevolgen zijn verbonden aan vervroegde aflossing door de
huurkoper van hetgeen door hem verschuldigd is;

g. de getaxeerde waarde van de woonruimte, zoals deze blijkt uit een
taxatierapport betreffende die woonruimte, opgemaakt door een door
partijen in onderlinge overeenstemming aangewezen taxateur;

h. op de zaak rustende hypotheken en andere beperkte rechten.

5. Indien partijen geen overeenstemming bereiken, wijst de kantonrechter
op verzoek van de meest gerede partij een taxateur aan. Het
taxatierapport bevat in elk geval een beschrijving en beoordeling van de
onderhoudstoestand van de woonruimte.

6. De notaris gaat niet over tot het verlijden van de akte dan nadat
partijen ten minste veertien dagen de tijd hebben gehad om van het in
het vierde en vijfde lid bedoelde taxatierapport kennis te nemen en
tevens aan de eisen van artikel 122 leden 1-5 is voldaan.

Artikel 115

De huurkoper heeft het recht zich te allen tijde geheel of gedeeltelijk
van zijn verplichtingen uit de huurkoopovereenkomst te bevrijden met
toepassing van de regels van artikel 127.

Artikel 116

1. Niet kan worden bedongen dat gedurende de contractsperiode een hogere
koopprijs wordt vastgesteld, tenzij het met inachtneming van artikel 128
vastgestelde aanpassingen betreft van de in de overeenkomst vermelde
rentevoet of het gaat om indexering aan de hand van een van
overheidswege vastgesteld indexcijfer.

2. Evenmin kan worden bedongen dat in geval de huurkoper in de nakoming
van zijn verplichtingen tekortschiet, de huurkoopovereenkomst van
rechtswege wordt ontbonden of eindigt, dan wel door de huurverkoper kan
worden ontbonden of beëindigd zonder ingebrekestelling.

3. De verhuurder mag niet tot ontbinding of beëindiging overgaan dan
nadat de bij de ingebrekestelling gestelde redelijke termijn van
tenminste twee maanden is verstreken en de huurverkoper de huurkoper
heeft uitgenodigd om met hem in overleg te treden over diens
betalingsachterstand, tenzij dit van de huurverkoper in redelijkheid
niet kan worden gevergd.

Artikel 117

Van de artikelen 113 en 114 kan niet worden afgeweken. Van de artikelen
105, 106, eerste en tweede lid, 107, 109, 115 en 116 kan niet ten nadele
van de huurkoper worden afgeweken.

G

Na afdeling 2 wordt het opschrift ingevoegd:

AFDELING 3 CONSUMENTENKREDIETOVEREENKOMSTEN BETREFFENDE VOOR BEWONING
BESTEMDE ONROERENDE ZAKEN

H

In de opschriften van afdeling 3 wordt “afdeling” telkens vervangen
door: onderafdeling.

I

Na titel 2B van Boek 7 wordt een nieuwe titel 2C ingevoegd, luidende:

TITEL 2C GELDLENING

Artikel 129

1. De overeenkomst van geldlening is de kredietovereenkomst waarbij de
ene partij, de uitlener, zich verbindt aan de andere partij, de lener,
een som geld te verstrekken en de lener zich verbindt aan de uitlener
een overeenkomstige som geld terug te betalen.

2. Indien is overeengekomen dat de kredietnemer door een enkele
verklaring, een betalingsopdracht daaronder begrepen, de kredietgever
kan verplichten hem een som geld te verstrekken, komt pas door deze
verklaring de geldlening tot stand.

Artikel 129a

Indien op een overeenkomst van geldlening tevens titel 2A of titel 2B
van toepassing is, zijn de bepalingen van titel 2A of titel 2B en die
van deze titel naast elkaar van toepassing. In geval van strijd zijn de
bepalingen van titel 2A of titel 2B van toepassing.

Artikel 129b

Indien de uitlener een natuurlijke persoon is die niet in de uitoefening
van een beroep of bedrijf handelt, bindt de overeenkomst hem niet
voordat het geld daadwerkelijk aan de lener is verstrekt of de uitlener
zich schriftelijk tot de verstrekking verbonden heeft.

Artikel 129c

1. Indien beide partijen natuurlijke personen zijn en geen van beide
partijen in de uitoefening van een beroep of bedrijf handelt, is over
het geleende bedrag slechts rente verschuldigd, indien dit schriftelijk
is bedongen.

2. In andere gevallen is de lener verplicht over de geleende som rente
te betalen, tenzij uit de overeenkomst voortvloeit dat geen rente
verschuldigd is.

Artikel 129d

Indien uit de overeenkomst voortvloeit dat over de geleende som rente
verschuldigd is, maar de hoogte van die rente niet door partijen is
bepaald, moet de rente volgens de voor wettelijke rente vastgestelde
rentevoet worden berekend.

Artikel 129e

De lener is verplicht het door hem op grond van de overeenkomst
verschuldigde terug te geven binnen zes weken nadat de uitlener heeft
medegedeeld tot opeising over te gaan, tenzij een ander tijdstip voor de
terugbetaling uit de overeenkomst voortvloeit.

Artikel 129f

Indien is overeengekomen dat een lener de geleende geldsom terug zal
betalen, wanneer hij daartoe in staat zal zijn, zal de rechter, naar
gelang van de omstandigheden, het tijdstip van de opeisbaarheid nader
kunnen bepalen.

J

Artikel 3 lid 7 vervalt.

ARTIKEL II

In Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek wordt de volgende wijziging
aangebracht:

Artikel 88 lid 1 onder d komt te luiden:

d. overeenkomsten van goederenkrediet als bedoeld in artikel 84 van Boek
7, behalve indien zij zaken betreffen die kennelijk uitsluitend of
hoofdzakelijk ten behoeve van de normale uitoefening van zijn beroep of
bedrijf strekken.

ARTIKEL III

In Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek wordt de volgende wijziging
aangebracht:

Voor de tekst van artikel 282 wordt het cijfer 1 geplaatst. Ingevoegd
wordt een nieuw lid 2, luidende:

2. Indien in geval van executie een huurkoper van een onroerende zaak of
een bestanddeel daarvan of een recht op die zaak niet kan inroepen tegen
een hypotheekhouder of beslaglegger, wordt aan de huurkoper uit de
netto-opbrengst van het goed, met voorrang onmiddellijk na de
vorderingen van degenen tegen wie hij zijn recht niet kan inroepen, een
vergoeding uitgekeerd ten bedrage van de schade die hij door de executie
lijdt.

ARTIKEL IV

In Boek 7A van het Burgerlijk Wetboek worden de volgende wijzigingen
aangebracht.

A

Titel 5A vervalt.

B

Titel 14 vervalt.

ARTIKEL V

De hoofdstukken I, IV en X van de Wet op het consumentenkrediet
vervallen, behoudens artikel 1 aanhef en onder a en onder n.

ARTIKEL VI

De Tijdelijke wet huurkoop onroerende zaken wordt ingetrokken.

ARTIKEL VII

In het eerste boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt
de volgende wijziging aangebracht:

In artikel 93 onder c worden de woorden “een kredietovereenkomst als
bedoeld in de Wet op het consumentenkrediet of de agentuur-, huur-,
huurkoop- of consumentenkoopovereenkomst, ongeacht het beloop of de
waarde van de vordering” vervangen door:

een agentuur-, huur- of consumentenkoopovereenkomst, een overeenkomst
van consumentenkrediet als bedoeld in artikel 57 van Boek 7 van het
Burgerlijk Wetboek of van goederenkrediet als bedoeld in artikel 84 van
Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, telkens ongeacht het beloop of de
waarde van de vordering.

ARTIKEL VIII

In de onteigeningswet worden de volgende wijzigingen aangebracht:

A

In artikel 4, eerste lid, worden woorden “bewoning of beklemming”
vervangen door: bewoning, beklemming of huurkoop.

B

In artikel 18, derde lid, worden de woorden “een eeuwigdurende
erfpacht of een beklemrecht rust, worden ook de erfpachter of de
beklemde meijer gedagvaard” vervangen door: een eeuwigdurende
erfpacht, een beklemrecht of een recht uit huurkoop rust, worden ook de
erfpachter, de beklemde meijer of de huurkoper gedagvaard.

C

Ingevoegd wordt een nieuw artikel 46 dat als volgt luidt:

Artikel 46

Bij onteigening van een krachtens huurkoop verkochte onroerende zaak
wordt uit het bedrag van de werkelijke waarde van de zaak aan de
huurverkoper een schadeloosstelling toegekend wegens de aanspraken uit
de huurkoopovereenkomst die hij verliest; hetgeen overblijft, komt aan
de huurkoper toe.

ARTIKEL IX

In de Wet op het financieel toezicht wordt de volgende wijziging
aangebracht:

In artikel 4:37, eerste lid, worden de woorden “en de hoofstukken IV
en V van de Wet op het consumentenkrediet bepaalde” vervangen door: en
titel 2A, afdeling 2, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en Hoofdstuk
V van de Wet op het consumentenkrediet bepaalde.

ARTIKEL X

In de Wet op de economische delicten wordt de volgende wijziging
aangebracht:

In artikel 1 onder 4* worden de woorden: “de Wet op het
consumentenkrediet, de artikelen 34, 36, 38, 47 en 48, tweede lid, voor
zover artikel 69 van die wet niet anders bepaalt” vervangen door: de
Wet op het consumentenkrediet, de artikelen 47 en 48, tweede lid.

ARTIKEL XI

In de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek wordt na artikel 199 een
nieuw artikel 200 ingevoegd, luidende:

Artikel 200

Afdeling 2 van titel 2A en de titels 2B en 2C zijn niet van toepassing
op overeenkomsten die voor het tijdstip van het inwerkingtreden van die
afdeling en die titels zijn gesloten.

ARTIKEL XII

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Veiligheid en Justitie,

 

 

 PAGE    

 PAGE   18