[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [šŸ§‘mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Artikelsgewijze toelichting

Wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag (Wet tijdelijk verlaagd tarief laadpalen met een zelfstandige aansluiting)

Bijlage

Nummer: 2016D35039, datum: 2016-09-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Memorie van toelichting (2016D35038)

Preview document (šŸ”— origineel)


II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel I

Artikel I, onderdelen A en B (artikelen 59 en 60a van de Wet belastingen
op milieugrondslag)

In onderdeel B wordt een artikel 60a in de Wet belastingen op
milieugrondslag (Wbm) geĆÆntroduceerd dat erin voorziet dat het tarief
over de eerste 10.000 kWh elektriciteit die wordt geleverd aan een
oplaadinstallatie voor elektrische voertuigen die beschikt over een
zelfstandige aansluiting, wordt verlaagd tot het tarief dat is opgenomen
in de tweede schijf in artikelĀ 59, eerste lid, onderdeel c, tweede
aandachtsstreepje, van de Wbm. Met een zelfstandige aansluiting wordt
bedoeld een aansluiting die geen deel uitmaakt van de aansluiting van
een meer omvattende onroerende zaak en de oplaadinstallatie rechtstreeks
met het distributienet verbindt. Een oplaadinstallatie bestaat uit Ć©Ć©n
oplaadpunt of meerdere bij elkaar gelegen oplaadpunten die door middel
van dezelfde aansluiting met het distributienet verbonden zijn. In het
tweede lid van genoemd artikel 60a is opgenomen dat het verlaagde tarief
niet mag worden toegepast als de elektriciteit wordt gebruikt door een
onderneming in moeilijkheden. Dit begrip is gedefinieerd in paragraaf
2.2 van de mededeling van de Europese Commissie betreffende Richtsnoeren
voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiƫle
ondernemingen in moeilijkheden (PbEU 2014, C 249). Hiermee wordt voldaan
aan de Europese regels inzake staatssteun. De verbruiker is degene aan
wie de elektriciteit via de aansluiting geleverd wordt. In genoemd
artikel 60a zijn delegatiebevoegdheden opgenomen op basis waarvan in
lagere regelgeving nog zal worden geregeld dat de afnemer van de
elektriciteit, om recht te krijgen op het verlaagde tarief, aan de
energieleverancier zal moeten verklaren dat de elektriciteit die via de
betreffende aansluiting geleverd wordt, uitsluitend wordt gebruikt in
een oplaadinstallatie voor elektrische voertuigen en dat de
oplaadinstallatie geen deel uitmaakt van een meer omvattende onroerende
zaak. Voorts is een delegatiebevoegdheid opgenomen om vorm te geven aan
de voorwaarde dat het verlaagde tarief niet mag worden toegepast als de
elektriciteit wordt gebruikt door een onderneming in moeilijkheden.
Hiertoe zal bij of krachtens algemene maatregel van bestuur concreet
worden aangegeven wat onder bedrijven in moeilijkheden moet worden
verstaan. Daarbij zal worden aangesloten bij in de praktijk bestaande
signalen dat het bedrijf in moeilijkheden verkeert.

Ingevolge de in onderdeel A opgenomen wijziging van artikelĀ 59, eerste
lid, van de Wbm wordt met ingang van 1Ā januariĀ 2017 het reguliere
tarief van de eerste schijf voor elektriciteit verhoogd met
ā‚¬Ā 0,00007. Deze verhoging biedt de budgettaire dekking voor de
introductie van het verlaagde tarief voor elektriciteit die wordt
geleverd aan een oplaadinstallatie voor elektrische voortuigen die
beschikt over een zelfstandige aansluiting. De verhoging van het
reguliere tarief wordt met ingang van 1Ā januariĀ 2021 weer ongedaan
gemaakt bij beƫindigen van het verlaagde tarief voor leveringen aan
laadpalen met een zelfstandige aansluiting. Dit is geregeld in
artikelĀ II, onderdeel A.

Zoals reeds is toegelicht in het algemeen deel van deze memorie is de
invoering van het verlaagde tarief afhankelijk van het verkrijgen van de
goedkeuring om af te wijken van de Richtlijn energiebelastingen. Om deze
reden wordt het tijdstip van de invoering van het verlaagde tarief
vastgesteld bij koninklijk besluit. Mocht de goedkeuring na
1Ā januariĀ 2017 worden verleend en kan derhalve het koninklijk besluit
ook pas na die datum worden genomen, dan wordt voorzien in terugwerkende
kracht tot en met 1Ā januariĀ 2017. Dit is geregeld in artikelĀ V,
tweede lid.

Artikel II

Artikel II (artikel 59 van de Wet belastingen op milieugrondslag)

Zoals aangegeven in het algemeen gedeelte van de toelichting komt met
ingang van 1Ā januariĀ 2021 het verlaagde tarief voor elektriciteit die
wordt geleverd aan een oplaadinstallatie voor elektrische voertuigen die
beschikt over een zelfstandige aansluiting, te vervallen. Hiertoe
vervalt artikel 60a van de Wbm. Voorts wordt gelijktijdig het reguliere
tarief voor elektriciteit in de eerste schijf voor elektriciteit
verlaagd zodanig dat de eerdere verhoging - die diende ter dekking van
het genoemde verlaagde tarief - met ingang van 1Ā januariĀ 2021 komt te
vervallen.

Artikel III

Artikel III (artikel 3 van de Wet opslag duurzame energie)

Voorgesteld wordt om het tarief voor de elektriciteit voor laadpalen in
de Wet opslag duurzame energie voor de periode van 2017 tot en met 2020
op nul te stellen. Hiertoe wordt onder toevoeging van de aanduiding
ā€˜1.ā€™ voor de huidige tekst van artikelĀ 3 van de Wet opslag duurzame
energie deze elektriciteit uitgezonderd van de elektriciteit waarvoor de
tarieven gelden zoals opgenomen in dat eerste lid (nieuw). Voorts wordt
een tweede lid toegevoegd waarin is bepaald dat voor elektriciteit die
wordt geleverd aan een oplaadinstallatie voor elektrische voertuigen die
beschikt over een zelfstandige aansluiting als bedoeld in artikelĀ 60a
van de Wbm geen tarief wordt vastgesteld.

Artikel IV

Artikel IV (artikel 3 van de Wet opslag duurzame energie)

	Zoals aangegeven in het algemeen gedeelte van deze memorie komt met
ingang van 1Ā januariĀ 2021 het nihiltarief voor elektriciteit die wordt
geleverd aan een oplaadinstallatie voor elektrische voertuigen die
beschikt over een zelfstandige aansluiting, te vervallen. Hiertoe
vervalt de uitzondering van deze elektriciteit in artikelĀ 3, eerste
lid, van de Wet opslag duurzame energie alsmede artikelĀ 3, tweede lid,
van die Wet.

	



	Artikel V

Artikel V (inwerkingtreding)

Onder toepassing van artikel 12 van de Wet raadgevend referendum treedt
deze wet in werking met ingang van 1 januari 2017. Bij de Europese
Commissie en de Raad van de Europese Unie is een derogatieverzoek
ingediend om met betrekking tot elektriciteit die wordt geleverd aan een
oplaadinstallatie voor elektrische voertuigen die beschikt over een
zelfstandige aansluiting af te mogen wijken van de Richtlijn
energiebelastingen. De inschatting hierbij is dat het derogatieverzoek
niet op problemen zal stuiten. De betreffende maatregel kan pas in
werking treden nadat toestemming voor de derogatie is verleend. Om die
reden is voor de bijbehorende wetswijzigingen voorzien in een
inwerkingtreding bij koninklijk besluit. Het streven is om ook deze
maatregel per 1Ā januariĀ 2017 in werking te laten treden. Mocht de
gewenste derogatie niet tijdig worden verleend - met als gevolg dat de
maatregel pas na die datum in werking zou kunnen treden -, dan geldt hij
met terugwerkende kracht tot en met 1Ā januariĀ 2017.

	De Staatssecretaris van Financiƫn,

 Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot
herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van
energieproducten en elektriciteit (PbEU 2011, L 283).