[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, de Wet op het onderwijstoezicht en het Wetboek van Strafrecht, in verband met het tegengaan van misleidend gebruik van de naam universiteit en hogeschool, het onterecht verlenen en voeren van graden, alsmede het bevorderen van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef door rpho’s (bescherming namen en graden hoger onderwijs)

Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, de Wet op het onderwijstoezicht en het Wetboek van Strafrecht, in verband met het tegengaan van misleidend gebruik van de naam universiteit en hogeschool, het onterecht verlenen en voeren van graden, alsmede het bevorderen van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef door rpho’s (bescherming namen en graden hoger onderwijs)

Eindtekst

Nummer: 2016D38697, datum: 2016-10-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2016Z03635:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

4 oktober 2016



	Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk
onderzoek, de Wet op het onderwijstoezicht en het Wetboek van
Strafrecht, in verband met het tegengaan van misleidend gebruik van de
naam universiteit en hogeschool, het onterecht verlenen en voeren van
graden, alsmede het bevorderen van maatschappelijk
verantwoordelijkheidsbesef door rpho’s (bescherming namen en graden
hoger onderwijs)







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



		Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden,
Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om het
misleidend gebruik van de naam universiteit en hogeschool alsmede het
ten onrechte verlenen en voeren van graden tegen te gaan; dat het tevens
wenselijk is dat ook rechtspersonen voor hoger onderwijs verplicht
worden maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef te bevorderen, 

en in verband hiermee; de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk
onderzoek, de Wet op het onderwijstoezicht en het Wetboek van Strafrecht
te wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt als
volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel f vervalt. 

2. Onderdeel g komt te luiden:

instelling voor hoger onderwijs: een bekostigde instelling, opgenomen in
de bijlage van deze wet onder a tot en met i of een rechtspersoon voor
hoger onderwijs, tenzij uit deze wet het tegendeel blijkt; 

3. Onderdeel m komt te luiden:

opleiding: een bacheloropleiding of een masteropleiding als bedoeld in
artikel 7.3 waarvoor accreditatie is verleend of die een toets nieuwe
opleiding met positief gevolg heeft ondergaan, tenzij uit deze wet het
tegendeel blijkt;

4. Onderdeel z komt te luiden:

graad: de graad Bachelor of Master met of zonder toevoeging, de graad
Associate degree of de graad Doctor, Doctor honoris causa of Doctor of
Philosophy; 

5. Na onderdeel bb wordt onderdeel cc ingevoegd, luidende:

titel: een titel als bedoeld in artikel 7.20, eerste en tweede lid
(ingenieur, afgekort tot ir., meester, afgekort tot mr., doctorandus,
afgekort tot drs., ingenieur, afgekort tot ing., baccalaureus, afgekort
tot bc.) of de titel als bedoeld in artikel 7.22, tweede en derde lid
(doctor, afgekort tot dr.).

6. Na onderdeel r wordt onderdeel r1 ingevoegd, luidende:

r1. verzwaarde toets nieuwe opleiding: keurmerk als bedoeld in artikel
5a.10a, vijfde lid, dat tot uitdrukking brengt dat de kwaliteit van een
opleiding positief is beoordeeld;.

B

Het opschrift van artikel 1.1a komt te luiden: Openbare lichamen BES.

C

Artikel 1.2 vervalt. 

D

Artikel 1.3, vijfde lid, komt  als volgt te luiden:

De instellingen voor hoger onderwijs schenken mede aandacht aan de
persoonlijke ontplooiing van hun studenten en de bevordering van hun
maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef. De bevordering van
maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef houdt ten minste in dat de
instellingen, met inbegrip van degenen die hen formeel of informeel
vertegenwoordigen, zich onthouden van discriminatoire gedragingen en
uitlatingen. De instellingen richten zich in het kader van hun
werkzaamheden op het gebied van het onderwijs wat betreft
Nederlandstalige studenten mede op de bevordering van de
uitdrukkingsvaardigheid in het Nederlands.

E

In artikel 1.6 wordt na “instellingen” ingevoegd: voor hoger
onderwijs en aan de academische ziekenhuizen.

F

Het opschrift van Paragraaf 2a, van Titel 2 van Hoofdstuk 1, komt te
luiden: Graadverlening postinitiële masteropleidingen

G

Het opschrift van artikel 1.12a komt te luiden: Graadverlening
postinitiële masteropleidingen door rechtspersonen voor hoger onderwijs

H

Na artikel 1.12a wordt een artikel ingevoegd, luidende: 

Artikel 1.12b. Graadverlening postinitiële masteropleidingen door
bekostigde instellingen

Aan de met goed gevolg afgelegde examens van een postinitiële
masteropleiding, verzorgd door instellingen als bedoeld in artikel 1.8,
eerste lid, is een mastergraad als bedoeld in artikel 7.10a verbonden.

I

Artikel 1.18 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “van een in artikel 1.2, onder a, b en d,
bedoelde instelling” vervangen door: van een instelling voor hoger
onderwijs en een instelling als bedoeld in artikel 1.5.

2. In het tweede lid wordt: “bedoeld in artikel 1.2, onderdeel d”
vervangen door: bedoeld in artikel 1.5.

3. In het derde lid wordt “van een in artikel 1.2, onder a en b
bedoelde instelling” vervangen door: van een instelling voor hoger
onderwijs.

J

Na artikel 1.21 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 1.22. Bescherming naam universiteit

1. Het voeren van de naam universiteit is voorbehouden aan de
instellingen voor hoger onderwijs die zijn opgenomen in de bijlage van
deze wet onder a, b, h en i, de universiteiten, bedoeld in artikel
18.75, derde lid en de transnationale Universiteit Limburg. Onder het
voeren van de naam universiteit wordt tevens verstaan het voeren van
deze naam in samenstellingen, alsmede het voeren van de naam
universiteit in vertalingen.

2. In afwijking van het eerste lid, mag een instelling voor hoger
onderwijs die in Nederland is gevestigd als nevenvestiging van een
buitenlandse universiteit, de naam universiteit voeren, indien de
instelling:

a. haar hoofdvestiging heeft in een land dat behoort tot de Europese
Economische Ruimte; en 

b. in het land van hoofdvestiging als universiteit is gevestigd conform
de daar geldende onderwijs- en vestigingsregels, daar het recht heeft
graden te verlenen, waaronder de graad Doctor of Doctor of Philosophy en
ook in Nederland toegang tot promotie biedt; en

c. op haar website duidelijk kenbaar maakt in welk land de
hoofdvestiging is, welke graden op grond van welke opleidingen worden
verleend en op grond van welke regeling een graad wordt verleend, met
dien verstande dat de instelling deze gegevens, bij afwezigheid van een
website, anderszins kenbaar maakt aan aanstaande studenten; en

d. op ieder getuigschrift dat wordt verstrekt ten bewijze dat een graad
is behaald, de naam van de instelling vermeldt en de regeling op grond
waarvan de graad wordt verleend.

3. De bewijslast dat is voldaan aan de voorwaarden van het tweede lid,
rust op de instelling.

4. Onze Minister kan besluiten dat nevenvestigingen van buitenlandse
instellingen die hun hoofdvestiging buiten de Europese Economische
Ruimte hebben, zich hier universiteit mogen noemen indien zij voldoen
aan bij ministeriële regeling vast te leggen criteria. Het tweede en
derde lid zijn hierop van overeenkomstige toepassing.

Artikel 1.23. Bescherming naam hogeschool

1. Het voeren van de naam hogeschool is voorbehouden aan de instellingen
voor hoger onderwijs die zijn opgenomen in de bijlage van deze wet onder
g, en aan rechtspersonen voor hoger onderwijs. Onder het voeren van de
naam hogeschool wordt tevens het voeren van deze naam in samenstellingen
verstaan, alsmede het voeren van de naam hogeschool in vertalingen. In
afwijking van artikel 1.22, eerste lid, wordt de naam hogeschool in het
Engels aangeduid met “university of applied sciences” dan wel, bij
hogescholen die opleiden tot een bepaald beroepsprofiel,
“university” met daarachter het vakgebied.

2. In afwijking van het eerste lid, mag een onderwijsinstelling die in
Nederland is gevestigd als nevenvestiging van een buitenlandse
instelling, de naam hogeschool voeren indien de instelling:

a. haar hoofdvestiging heeft in een land dat behoort tot de Europese
Economische Ruimte; en 

b. in het land van hoofdvestiging als instelling voor hoger onderwijs is
gevestigd conform de daar geldende onderwijs- en vestigingsregels en
daar het recht heeft graden te verlenen; en 

c. op haar website duidelijk kenbaar maakt in welk land de
hoofdvestiging is, welke graden op grond van welke opleidingen worden
verleend en op grond van welke regeling een graad wordt verleend, met
dien verstande dat de instelling deze gegevens, bij afwezigheid van een
website, anderszins kenbaar maakt aan aanstaande studenten; en

d. op ieder getuigschrift dat wordt verstrekt ten bewijze dat een graad
is behaald, de naam van de instelling vermeldt en de regeling op grond
waarvan de graad wordt verleend.

3. De bewijslast dat is voldaan aan de voorwaarden van het tweede lid,
rust op de instelling.

4. Onze Minister kan besluiten dat nevenvestigingen van buitenlandse
instellingen die hun hoofdvestiging buiten de Europese Economische
Ruimte hebben, zich hier hogeschool mogen noemen indien zij voldoen aan
bij ministeriële regeling vast te leggen criteria. Het tweede en derde
lid zijn hierop van overeenkomstige toepassing.

Artikel 1.24. Uitzonderingen gebruik naam hogeschool en universiteit

1. In afwijking artikel 1.22, eerste lid, mag de naam universiteit
worden gevoerd door:

a. de volksuniversiteiten;

b. een persoon of rechtspersoon die geen graden verleent, noch in het
vooruitzicht stelt en die geen betaling vraagt voor onderwijs of
certificaten.

	2. In afwijking van artikel 1.23, eerste lid, mag de naam hogeschool
worden gevoerd door:

a. de volkshogescholen;

b. de Evangelische Hogeschool in Amersfoort en de Vrije Hogeschool in
Zeist; 

c. een persoon of rechtspersoon die geen graden verleent, noch in het
vooruitzicht stelt en die geen betaling vraagt voor onderwijs of
certificaten.

K

In artikel 5a.3 wordt de zinsnede “, bedoeld in artikel 1.2,
onderdelen a en b,” vervangen door: voor hoger onderwijs.

Ka

	Artikel 5a.10a wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het derde lid wordt na ‘Indien’ ingevoegd: door een
instelling voor hoger onderwijs.

	2. In het vierde lid wordt na ‘Indien’ ingevoegd: door een
instelling voor hoger onderwijs.

	3. Het vijfde lid komt als volgt te luiden:

 	5. Onverminderd het eerste en tweede lid, legt het accreditatieorgaan
overeenkomstig artikel 5a.8, eerste en tweede lid, zijn werkwijze vast
voor de verzwaarde toets nieuwe opleiding, voor de eerste opleiding die
wordt verzorgd door een rechtspersoon die geaccrediteerde opleidingen
wil verzorgen. De werkwijze houdt ten minste in dat deze toets
plaatsvindt op basis van het volledige curriculum van de opleiding,
waarop de aanvraag betrekking heeft, welke opleiding ten tijde van de
aanvraag ten minste één maal recent in Nederland is verzorgd en
waaraan studenten zijn afgestudeerd.

L

In artikel 5a.15 wordt na “graad” ingevoegd: als bedoeld in artikel
7.10a of 7.10b.

M

Artikel 6.9 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt als volgt te luiden:

	1. Een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die de bevoegdheid
wenst te verkrijgen om graden te verlenen als bedoeld in artikel 7.10a
of 7.10b, dient daartoe een verzoek in bij Onze minister onder
overlegging van een verzwaarde toets nieuwe opleiding.

2. In het derde lid wordt de zinsnede “de naleving van artikel 1.12,
tweede en derde lid” vervangen door: de naleving van de artikelen 1.3,
vijfde lid, en 1.12, tweede lid en derde lid.

N

Artikel 6.10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede: “de naleving van artikel 1.12,
tweede en derde lid” vervangen door: de naleving van de artikelen 1.3,
vijfde lid, en 1.12, tweede en derde lid.

2. In het tweede lid van artikel 6.10, wordt “en dat de registratie in
het Centraal register opleidingen hoger onderwijs, bedoeld in artikel
6.13, wordt beëindigd” vervangen door: dat de registratie in het
Centraal register opleidingen hoger onderwijs, bedoeld in artikel 6.13,
wordt beëindigd en dat de instelling niet meer het recht heeft zich
universiteit te noemen, als bedoeld in artikel 1.22, eerste lid, dan wel
hogeschool als bedoeld in artikel 1.23, eerste lid.

O

Artikel 6.13 wordt als volgt gewijzigd: 

1. Onderdeel x van het vierde lid komt als volgt te luiden:

x. de graad en de toevoeging ingevolge artikel 7.10a.

2. In het vijfde lid, onderdeel b, wordt “onderdelen b tot en met g,
m, n, o, q en w” vervangen door: onderdelen b tot en met g, m, n, o,
q, w en x.

P

Artikel 7.11, tweede lid, onder a en d, komt als volgt te luiden:

a. de naam van de instelling en welke opleiding het betreft, zoals
vermeld in het register, bedoeld in artikel 6.13, 

d. welke graad is verleend, in overeenstemming met de opleidingsgegevens
in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs, en

Q

In het tweede lid van artikel 7.12, wordt na “graad” ingevoegd: als
bedoeld in artikel 7.10a of 7.10b.

R

In het eerste lid van artikel 7.15, vervalt “en” aan het eind van
onderdeel d, en wordt na “e. de opleidingsnamen,” ingevoegd: en f.
de graden die aan de opleidingen zijn verbonden,.

S

Artikel 7.23 komt als volgt te luiden:

Artikel 7.23.	Het voeren van een graad of titel op grond van een examen
in verband met een buiten Nederland geaccrediteerde opleiding 

1. Degene aan wie op grond van een examen aan een niet in Nederland
gevestigde instelling voor hoger onderwijs een graad is verleend en die
gerechtigd is die graad in het desbetreffende land in de eigen
naamsvermelding tot uitdrukking te brengen, is eveneens gerechtigd die
graad in Nederland in de eigen naamsvermelding tot uitdrukking te
brengen op dezelfde wijze als in het desbetreffende land. 

2. Degene aan wie op grond van een examen in Nederland een graad is
verleend na het volgen van een opleiding die is geaccrediteerd door een
niet in Nederland gevestigde accreditatieorganisatie, is gerechtigd die
graad in de eigen naamsvermelding tot uitdrukking te brengen op dezelfde
wijze als in het land waar de accreditatieorganisatie is gevestigd.

3. Onze Minister kan aan degene aan wie op grond van een examen aan een
niet in Nederland gevestigde instelling voor hoger onderwijs een graad
is verleend, toestaan om in Nederland in plaats van die graad een van de
titels, genoemd in artikel 7.20, in de eigen naamsvermelding tot
uitdrukking te brengen, indien de opleiding op grond waarvan de graad is
verleend, naar het oordeel van Onze Minister ten minste gelijkwaardig is
aan een overeenkomstige Nederlandse opleiding. Deze bepaling is van
overeenkomstige toepassing indien het een graad betreft als bedoeld in
het tweede lid.

4. Onze Minister kan bij ministeriële regeling opleidingen en examens
van niet in Nederland gevestigde instellingen voor hoger onderwijs
aanwijzen, waarvan degenen aan wie op grond daarvan een graad is
verleend, tevens gerechtigd zijn in plaats van die graad in Nederland
een van de titels, genoemd in artikel 7.20, te voeren. In de
ministeriële regeling wordt bepaald in welke gevallen welke titel mag
worden gevoerd.

5. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder «het verlenen van een
graad» mede begrepen het verkrijgen van een titel.  

T

Onder vernummering van artikel 7.23a tot 7.23b wordt na artikel 7.23 
een artikel ingevoegd, luidende: 

Artikel 7.23a. Het voeren van de graad Doctor of de titel doctor op
grond van een buitenlandse regeling 

1. Degene aan wie door een niet in Nederland gevestigde universiteit de
graad Doctor of ‘Doctor of Philosophy’ is verleend op grond van een
promotie of de graad Doctor honoris causa wegens zeer uitstekende
verdiensten, en die gerechtigd is op grond daarvan die graad in het
desbetreffende land in de eigen naamsvermelding tot uitdrukking te
brengen, is eveneens gerechtigd die graad in Nederland in de eigen
naamsvermelding tot uitdrukking te brengen op dezelfde wijze als in het
desbetreffende land.

2. Degene aan wie aan een universiteit, die in Nederland is gevestigd
als nevenvestiging van een buitenlandse universiteit, de graad Doctor of
‘Doctor of Philosophy’ is verleend op grond van een promotie of de
graad Doctor honoris causa wegens zeer uitstekende verdiensten, is
gerechtigd die graad in de eigen naamsvermelding tot uitdrukking te
brengen op dezelfde wijze als in het land waar de hoofdvestiging van de
desbetreffende universiteit is.

3. Onze Minister kan toestaan aan degene aan wie aan een niet in
Nederland gevestigde universiteit de graad Doctor of ‘Doctor of
Philosophy’ is verleend op grond van een promotie of de graad Doctor
honoris causa wegens zeer uitstekende verdiensten, om in Nederland in
plaats van die graad de titel doctor in de eigen naamsvermelding tot
uitdrukking te brengen. Deze bepaling is van overeenkomstige toepassing
indien het een graad betreft als bedoeld in het tweede lid. 

4. Onze Minister kan bij ministeriële regeling niet in Nederland
gevestigde universiteiten aanwijzen, waarvan degene aan wie aan die
universiteit de graad Doctor of ‘Doctor of Philosophy’ is verleend,
tevens gerechtigd is in plaats van die graad in Nederland de titel
doctor te voeren. 

5. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder «het verlenen van een
graad» mede begrepen het verkrijgen van een titel.

U

Artikel 7.45a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste, zevende en achtste lid wordt na “bachelorgraad”,
“mastergraad” en “bachelor- en mastergraad” ingevoegd: als
bedoeld in artikel 7.10a.

2. Onder vernummering van de leden 3 tot en met 8 tot 2 tot en met 7
vervalt het tweede lid.

3. In het nieuwe derde, vierde en vijfde lid wordt “in het eerste,
tweede en derde lid” telkens vervangen door: in het eerste en tweede
lid.

V

In artikel 7.45b, eerste, tweede en vierde lid, wordt “in artikel
7.45a, eerste, tweede en derde lid” telkens vervangen door: in artikel
7.45a, eerste en tweede lid.

W

In artikel 7.46, eerste en vierde lid wordt “in artikel 7.45a, eerste,
tweede, derde en zesde lid” telkens vervangen door: in artikel 7.45a,
eerste, tweede en zesde lid.

X

Artikel 7.48, zevende lid, vervalt.

Y

In artikel 7.57a, derde lid, onder e, wordt de zinsnede “bedoeld in
artikel 1.2, onderdeel a, en de levensbeschouwelijke universiteiten,
bedoeld in artikel 1.2, onderdeel c” vervangen door: bedoeld in
artikel 1.8.

Z

In artikel 9.55, eerste lid, wordt de zinsnede “, een universiteit,
bedoeld in artikel 1.2, onder a of b of door de Open universiteit,”
vervangen door: een universiteit als bedoeld in artikel 1.22, eerste
lid.

ZA

	Na artikel 10.3e wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

Paragraaf 1a. Onderwijsbeoefening

Artikel 10.3f Verantwoordelijkheden en rechten lectoren

	1. Tot het personeel van de hogeschool behoren in elk geval de
lectoren. In het benoemingsbesluit wordt vermeld het vakgebied waarin de
lector zijn onderwijs- en onderzoektaken uitoefent.

	2. De lectoren zijn verantwoordelijk voor het praktijkgericht onderzoek
en voor de bevordering van de verwevenheid daarvan met het onderwijs op
het hun toegewezen vakgebied. 

	3. De lectoren zijn gerechtigd de titel lector te voeren. 

AA

In artikel 15.1, eerste lid, wordt de zinsnede “een instelling als
bedoeld in artikel 1.2, onder a, c of d” vervangen door: een
instelling als bedoeld in artikel 1.4, 1.5 of 1.8.

AB

Artikel 15.6 vervalt. 

AC

Artikel 15.7 wordt vernummerd tot 15.6 en komt als volgt te luiden:

Artikel 15.6. Karakter strafbare feiten

De in de artikelen 15.3, 15.4 en 15.5 strafbaar gestelde feiten zijn
overtredingen.

AD

Artikel 15.7 komt als volgt te luiden:

Artikel 15.7.	Niet-gerechtigde verlening graden en titels

1. Het is verboden graden te verlenen, tenzij:

a. op grond van artikel 5a.9 een accreditatiebesluit van kracht is voor
de opleiding waaraan de graad is verbonden, of

b. op grond van artikel 5a.11 het besluit van kracht is dat de opleiding
waaraan de graad is verbonden een toets nieuwe opleiding met positief
gevolg heeft ondergaan, of

c. toepassing is gegeven aan artikel 5a.12, eerste, vierde, vijfde of
zesde lid, of artikel 5a.15, of

d. de graad wordt verleend op grond van een buitenlandse wettelijke
regeling en zowel bij het aantrekken van studenten als bij de
graadverlening kenbaar is gemaakt tot welke graad de opleiding leidt en
op grond van welke buitenlandse regeling de graad wordt verleend.

2. Het is verboden titels, genoemd in de artikelen 7.20, 7.22, tweede
lid, en 7a.5, te verlenen.

3. Onze Minister kan een bestuurlijke boete opleggen aan degene die in
strijd met het eerste of tweede lid handelt. 

AE

Na artikel 15.7 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 15.8.	Niet-gerechtigd voeren naam universiteit of hogeschool of
niet voldoen aan informatieplicht

Onze Minister kan een bestuurlijke boete opleggen aan de natuurlijke
persoon of rechtspersoon die handelt in strijd met artikel 1.22, 1.23,
1.24 of 7.15.

Artikel 15.9. Hoogte bestuurlijke boete

De bestuurlijke boete die op grond van artikel 15.7 en artikel 15.8 kan
worden opgelegd, bedraagt ten hoogste het bedrag dat is vastgesteld voor
de zesde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek
van Strafrecht, respectievelijk artikel 27, vierde lid, van het Wetboek
van Strafrecht BES of, indien dat meer is, ten hoogste 10% van de omzet
van de onderneming, onderscheidenlijk, indien de overtreding door een
ondernemersvereniging is begaan, van de gezamenlijke omzet van de
ondernemingen die van de vereniging deel uitmaken, in het boekjaar
voorafgaande aan de beschikking waarin de bestuurlijke boete wordt
opgelegd.

ARTIKEL II

De Wet op het onderwijstoezicht wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 3, derde lid, onder e, komt als volgt te luiden:

e. de bestuurlijke boete op te leggen, bedoeld in artikel 27 van de
Leerplichtwet 1969 en in artikel 15.7 tot en met 15.9 van de Wet op het
hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek; of

ARTIKEL III

Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 435, derde lid, komt als volgt te luiden:

hij die zonder daartoe gerechtigd te zijn de titel van advocaat of
gerechtsdeurwaarder voert, dan wel een titel of graad in de zin van de
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

ARTIKEL IV 

Indien het op 6 februari 2014 ingediende voorstel van wet van de leden
Bisschop, Van Meenen en Rog tot wijziging van de Wet op het primair
onderwijs, de Wet primair onderwijs BES, de Wet op de expertisecentra,
de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet voortgezet onderwijs BES en
de Wet op het onderwijstoezicht in verband met een doeltreffender
regeling van het onderwijstoezicht (Kamerstukken II 2014/15, 33 862),
tot wet is verheven, en artikel VI, onderdeel B van die wet eerder in
werking is getreden dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking
treedt als artikel II van deze wet, wordt artikel II van deze wet als
volgt gewijzigd: 

In de aanhef wordt “Artikel 3, derde lid, onder e” vervangen door:
Artikel 3, tweede lid, onder e. 

ARTIKEL V	

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan
verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

 

 

 PAGE    

 PAGE   4