[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, gehouden in Luxemburg op 13 en 14 oktober 2016

Bijlage

Nummer: 2016D41560, datum: 2016-11-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Verslag van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, gehouden in Luxemburg op 13 en 14 oktober 2016 (2016D41557)

Preview document (🔗 origineel)


Verslag van de bijeenkomst van het

Gemengd Comité en de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken,

13 en 14 oktober 2016 te Luxemburg

Belangrijkste resultaten

Binnenlandse Zaken / Immigratie en Asiel 

Migratie: Ministers bespraken de implementatie van de EU-Turkije
Verklaring, de situatie in Italië en Griekenland alsook de stand van
zaken met betrekking tot herplaatsing en hervestiging. Nederland riep op
tot extra aandacht van alle lidstaten voor de situatie van alleenstaande
minderjarige vreemdelingen. 

Gemeenschappelijk Europees asielsysteem: Ministers wisselden van
gedachten over de behandeling van het gemeenschappelijk Europees
asielsysteem en onderschreven de door het Slowaaks voorzitterschap
voorgestelde ‘drie-sporen-aanpak’. Parallel zal de Raad de
voorstellen voor de Dublin-, Asielprocedure-, Kwalificatieverordening en
Opvangrichtlijn bespreken. Tevens vond een eerste bespreking plaats van
het voorstel voor een verordening voor een Europees hervestigingskader
waarbij de Commissie en enkele lidstaten hun voorkeur uitspraken voor
het vrijwillig karakter van het hervestigingsmechanisme.

IT-maatregelen inzake grensbeheer: Ministers bespraken de
voortgangsrapportages met betrekking tot IT-maatregelen inzake
grensbeheer. Het voorzitterschap en de Commissie benadrukten dat de
onderhandelingen van de Schengengrenscode en het voorstel voor een in-
en uitreissysteem dit jaar moeten worden afgerond.

Europese grens- en kustwacht: Het Slowaaks voorzitterschap, de Commissie
en Frontex benadrukten het belang van een spoedige implementatie van de
Europese grens- en kustwacht en riepen lidstaten op om materieel en
personeel beschikbaar te stellen. 

Europees reisdocument voor terugkeer: De Raad heeft een verordening
aangenomen tot vaststelling van een uniform Europees reisdocument voor
de terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen.

Veiligheid en Justitie

Europees Openbaar Ministerie (EOM): 

Het voorzitterschap kon concluderen dat de meeste lidstaten bereid waren
om “broad conceptual support” te verlenen aan de aan de Raad
voorgelegde artikelen, waaronder artikel 59, waarin de samenwerking
tussen het EOM en derde landen regeling vindt. Nederland heeft niet
ingestemd met de voorliggende artikelen en heeft aangegeven dat de
samenwerking tussen het EOM en niet-deelnemende lidstaten in een
afzonderlijk instrument moet worden geregeld. Nederland heeft de
bestaande voorbehouden bij de tekst gehandhaafd en er bij de Commissie
op aangedrongen dat Eurojust en OLAF geen negatieve effecten ondervinden
van de komst van het EOM. Daarnaast concludeerde het voorzitterschap dat
het werk zal worden voortgezet in de richting van de JBZ-Raad van
december met het streven tijdens die Raad tot een finaal akkoord te
komen.

PIF-richtlijn: 

Het voorzitterschap concludeerde dat de meerderheid van de lidstaten
zich, mede in het licht van de uitkomst van de ECOFIN-Raad van 11
oktober 2011, bereid toonde om te werken aan een compromis met het EP
over btw-fraude. Btw-fraude raakt ook de financiële belangen van de EU
en verdient om die reden regeling in de PIF-richtlijn, aldus deze
lidstaten. Aan de BTW fraude in de richtlijn worden evenwel beperkingen 
gesteld, die erop neerkomen dat alleen ernstige grensoverschrijdende
gevallen van btw-fraude (carrouselfraude) onder de PIF-richtlijn worden
gebracht met een drempel voor de daardoor veroorzaakte schade (die
volgens een aantal lidstaten, waaronder Nederland 10 miljoen euro zou
kunnen zijn). De meeste lidstaten gaven tevens steun aan een
gemeenschappelijke Europese aanpak van btw-carrouselfraude, in de vorm
van een bevoegdheid van het EOM op dit terrein. Lidstaten hechten er wel
aan dat de administratieve bevoegdheden van nationale
belastingautoriteiten onaangetast blijven.

 

I. Gemengd Comité 

	Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de 	Raad
betreffende de European Grens- en de Kustwacht en tot 	intrekking van
Verordening (EG) nr 2007/2004 , Verordening 	Besluit (EG) 863/2007 en
Raadsbesluit  2005/267/EC

	Interinstitutioneel dossiernummer 2015/0310 (COD)

= voortgangsrapportage

Het Slowaaks voorzitterschap, de Commissie en Frontex benadrukten het
belang van een spoedige tenuitvoerlegging van de op 6 oktober jl. van
kracht geworden verordening en riepen bovendien lidstaten op om
materieel en personeel beschikbaar te stellen. De Commissie lichtte
daarnaast de voortgang toe op het vullen van de drie pools,
kwetsbaarheidsanalyses en het standaard klachtenformulier in het geval
van eventuele schendingen van fundamentele rechten. Daarnaast kondigde
de Commissie de publicatie van een mededeling over de samenwerking van
het Agentschap met derde landen aan.

	IT-maatregelen voor grensbeheer 

	a. Systematische controles van buitengrenzen

	- Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de 	Raad
tot wijziging van Verordening (EG) nr 562/2006 wat betreft 	de
versterking van de controles in relevante databanken aan de 
buitengrenzen

	Interinstitutioneel dossiernummer: 2015/0307 (COD)

	b. Entry/exit systeem 

- Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad
tot tot instelling van een inreis-uitreissysteem (EES) voor de
registratie van inreis- en uitreisgegevens en van gegevens over
weigering van toegang ten aanzien van onderdanen van derde landen die de
buitengrenzen van de Europese Unie overschrijden en tot vaststelling van
de voorwaarden voor toegang tot het EES voor rechtshandhavingsdoeleinden

	- Voorstel voor een verordening tot wijziging van Verordening (EU) 
2016/399 in verband met het gebruik van het inreisuitreissysteem

	(EES)

Interinstitutioneel dossiernummer: 2016/0105 (COD)

c. Ontwikkeling van het Schengen Informatie Systeem (SIS)

d. EU reisinformatie- en autorisatiesysteem (ETIAS)

e. High-level expertgroep voor informatiesystemen en interoperabiliteit 

= voortgangsrapportage

De Raad nam nota van de door het Slowaaks voorzitterschap opgestelde
voortgangsrapportages over IT-maatregelen inzake grensbeheer. Het
Slowaaks voorzitterschap benadrukte het belang van het als één pakket
behandelen van de geagendeerde voorstellen, gezien het belang van deze
initiatieven voor de veiligheid in de Europese Unie. 

Het Slowaaks voorzitterschap blikte kort terug op de voortgang van de
triloog voor wat betreft de aanpassing van de Schengengrenscode, waarbij
nog geen overeenstemming met het Europees Parlement is bereikt over
verschillende onderdelen van het voorstel. Zo was er ten tijde van de
Raadsbijeenkomst nog geen overeenstemming bereikt over het al dan niet
creëren van uitzonderingen voor de luchthavens en de overgangstermijn.
Het Slowaaks voorzitterschap meldde voortgang met betrekking tot het
voorstel voor een in- en uitreissysteem (EES), maar hierover is nog geen
Raadspositie bereikt. 

De Commissie kondigde daarnaast voorstellen aan voor een EU
reisinformatie- en autorisatiesysteem (ETIAS) en wijzigingen in het
Schengen informatiesysteem (SIS). Verschillende lidstaten benadrukten in
hun interventies het belang van de verschillende initiatieven en
voorstellen ten behoeve van veiligheid en strijd tegen terrorisme.

II. Binnenlandse Zaken / Immigratie en Asiel

Raad - wetgevende besprekingen

Herziening Gemeenschappelijk Europees Asielstelsel 

a. Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad
tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke
lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om
internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of
een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (herziening)

Interinstitutioneel dossiernummer: 2016/0133 (COD)

b. Voorstel voor een herziening van de Richtlijn van het Europees
Parlement en de Raad tot vaststelling van normen voor de opvang van
asielzoekers

Interinstitutioneel dossiernummer: 2016/0222 (COD)

c. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad
inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en
staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, en de
inhoud van de verleende bescherming en tot aanpassing van richtlijn
2003/109/EU van 25 november 2003 inzake de status van derdelanders die
langdurig ingezetene zijn

Interinstitutioneel dossiernummer: 2016/0223 (COD)

d. Voorstel voor een Verordening  van het Europees Parlement en de Raad
tot het instellen van een gemeenschappelijke procedure voor
internationale bescherming in de EU en tot intrekking van Richtlijn
2013/32

Interinstitutioneel dossiernummer: 2016/0224 (COD)

e. Voorstel voor een Verordening  van het Europees Parlement en de Raad
betreffende de instelling van „Eurodac” voor de vergelijking van
vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van
Verordening (EU) nr. 604/2013 tot vaststelling van de criteria en
instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de
behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een
onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten
wordt ingediend en betreffende verzoeken van rechtshandhavingsinstanties
van de lidstaten en Europol om vergelijkingen van Eurodac-gegevens ten
behoeve van rechtshandhaving (herziening)

Interinstitutioneel dossiernummer: 2016/0132 (COD)

f. Voorstel voor een Verordening  van het Europees Parlement en de Raad
inzake het Asielagentschap van de Europese Unie en tot intrekking van
Verordening (EU) nr. 439/2010

Interinstitutioneel dossiernummer: 2016/0131 (COD) 

= beleidsdebat/voortgangsrapportage

Tijdens dit agendapunt onderschreven de ministers de door het Slowaaks
voorzitterschap voorgestelde ‘drie-sporen-aanpak’ voor de
behandeling van het herzieningspakket van het gemeenschappelijk Europees
asielsysteem (GEAS). Deze drie-sporen-aanpak focust op de behandeling
van de Eurodac-verordening en de verordening voor het Europees
asielagentschap, ten einde in december 2016 een algemene oriëntatie in
de Raad vast te stellen. Parallel zal de Raad de voorstellen voor de
Dublin-, Asielprocedure-, Kwalificatieverordening en Opvangrichtlijn
bespreken. Daarnaast zal gelijktijdig de technische behandeling van de
hervestigingsverordening plaatsvinden. De Commissie steunt de
drie-sporen-aanpak, maar verzocht lidstaten om overeenstemming in de
Raad  van het herzieningspakket uiterlijk onder Maltees voorzitterschap
te bewerkstelligen.

Het Slowaaks voorzitterschap heeft de lidstaten voorafgaand aan de Raad
enkele vragen met betrekking tot de herziening van Eurodac, de
oprichting van het Europees Asielagentschap en het voorstel voor een
Europees hervestigingskader voorgelegd. Het Slowaaks voorzitterschap
concludeerde dat een meerderheid van de lidstaten een breder en
gemakkelijker toegang voor rechtshandhavingsdiensten tot Eurodac steunt.
Met betrekking tot het Europees asielagentschap, spraken verschillende
lidstaten hun steun uit voor het idee om het monitoringsmechanisme te
modelleren naar de kwetsbaarheidsanalyse uit de verordening voor een
Europese grens- en kustwacht. Daarnaast bespraken de ministers het
voorstel voor een verordening voor een Europees hervestigingskader,
waarbij het Slowaaks voorzitterschap concludeerde dat de Raad de
behandeling gestaag zal voortzetten. De Commissie en enkele ministers
spraken hun voorkeur uit voor het vrijwillig karakter van het
hervestigingsmechanisme.

	Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de 	Raad
tot oprichting van een EU-hervestigingskader en tot wijziging 	van
Verordening (EU) nr. 516/2014 van het Europees Parlement 	en de Raad

Interinstitutioneel dossiernummer 2015/0225 (COD)

	= beleidsdebat

Zie onder 3.

5.	Diversen wetgevend

Het Voorzitterschap informeerde de Raad over de stand van zaken van
lopende onderhandelingen over wetgevingsvoorstellen.

Europees reisdocument voor terugkeer

De Raad heeft een verordening aangenomen tot vaststelling van een
uniform Europees reisdocument voor de terugkeer van illegaal
verblijvende onderdanen van derde landen. Het voorstel van de Commissie,
waar tijdens het Nederlands voorzitterschap van de Raad een politiek
akkoord op werd gesloten, zal bijdragen aan een voorspoediger terugkeer
van illegaal verblijvende derdelanders.

Raad – niet wetgevende besprekingen

6.	Migratie

	- implementatie

Ministers bespraken tijdens dit agendapunt de tekortkomingen bij de
implementatie van de verschillende maatregelen die tot dusver zijn
genomen. In het bijzonder hadden zij hierbij aandacht voor de
implementatie van de EU-Turkije Verklaring, de situatie in Italië en
Griekenland alsook de stand van zaken met betrekking tot herplaatsing,
hervestiging en de verzoeken van de verschillende agentschappen voor de
tijdelijke inzet van deskundigen uit de lidstaten. 

De Commissie stond stil bij de fragiele situatie in Griekenland, waar de
opvangcapaciteit op korte termijn zal worden vergroot en had specifiek
aandacht voor de problematiek rond alleenstaande minderjarige
vreemdelingen (amv’ers). 

Griekenland kondigde zelf uitbreiding van de asieldienst aan, een
stijging van het aantal terugkeerders per week en riep lidstaten en
agentschappen om hierbij meer te ondersteunen. Italië benoemde de
instroompiek van het weekend van 8 en 9 oktober jl. en verzocht
lidstaten tevens meer solidariteit te tonen. 

Verschillende lidstaten spraken hun begrip uit voor de moeilijke
situatie waarin Griekenland en Italië zitten en de verbeteringen die in
beide landen hebben plaatsgevonden. Tevens benoemden verschillende
lidstaten de tekortkomingen op het gebied van herplaatsing en de
beschikbaarheid van personeel voor de agentschappen. 

Nederland benadrukte dat naar elkaar met een beschuldigende vinger
wijzen geen gezamenlijk belang dient, maar dat zowel Griekenland,
Italië als vele andere lidstaten waardering oogsten voor hun
inspanningen. Echter, is het einde van de ongecontroleerde stroom naar
Europa nog niet in zicht, en moet daarom ook onder meer naar terugkeer
naar Noord-Afrika worden gekeken. Ten slotte riep Nederland op voor
extra aandacht van alle lidstaten voor de problematiek rond amv’ers.

7.	Ministerslunch over externe dimensie migratie

Tijdens de migratielunch bespraken de ministers de externe dimensie van
migratie, waarbij waardering werd uitgespreken voor de inzet tussen juni
2016 en heden. Verschillende ministers onderstreepten daarbij de
noodzaak niet alleen in te zetten op terugkeer, maar dat ook een
significante en duurzame afname van de instroom moet worden
bewerkstelligd. De migratie-compacts, zoals voorgesteld door de
Commissie, dragen daar aan bij, maar zijn onderdeel van een bredere
oplossing. Zo moet ook worden gekeken naar landen buiten de vijf
prioriteitslanden, zoals bijvoorbeeld landen in Noord-Afrika.

III.	Veiligheid en Justitie, Grondrechten en Burgerschap

Raad - wetgevende besprekingen

8.	Voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van het 
Europees Openbaar Ministerie (EOM)

	= presentatie kosten-/batenanalyse

	= brede overeenstemming (broad conceptual support)

De discussie in de JBZ Raad ving aan met een presentatie van Commissaris
Jourová over de verwachte kosten en baten van oprichting van het EOM.
Het betrof een voorlopige analyse, met inachtneming van de ingrijpende
wijzigingen die de ontwerpverordening heeft ondergaan in vergelijking
met het oorspronkelijke voorstel van de Commissie, dat in het bijzonder
in relatie tot de interne structuur en de bevoegdheid van het EOM. Een
non-paper over dit onderwerp dat de Commissie kort voor de JBZ-Raad had
verspreid, is ter vertrouwelijke kennisneming als bijlage bij dit
verslag gevoegd. Commissaris Jourová stelde zich op het standpunt dat
het belang en de meerwaarde van het EOM niet louter vanuit een
financieel perspectief moeten worden bezien, maar dat de oprichting van
het EOM ook een belangrijke stap in de versterking van de justitiële
samenwerking in de EU zal vormen. 

 

In de kosten/batenanalyse van de Commissie waren enkele scenario’s
verwerkt met betrekking tot een eventuele bevoegdheid voor het EOM ten
aanzien van btw-carrouselfraude. Naar de mening van Commissaris Jourová
illustreren de cijfers dat een bevoegdheid voor het EOM op het terrein
van btw-fraude een meerwaarde zal hebben in de aanpak van deze vorm van
fraude, die bovendien significante baten kan genereren als gevolg van
confiscatie van uit btw-carrouselfraude verkregen crimineel vermogen.
Hoe hoog die baten zullen zijn, zal uiteindelijk afhangen van de
precieze reikwijdte van de bevoegdheid van het EOM op dit terrein. Die
zal mogelijk worden bepaald door de hoogte van een schadedrempel, die
nog voorwerp van bespreking is in de context van de zgn. PIF-richtlijn
(zie ook passage over bespreking PIF-richtlijn onder punt 9). 
Commissaris Jourová benadrukte dat het de lidstaten zijn die primair
door btw-fraude worden geraakt. Het EOM, aldus Commissaris Jourová, kan
evenwel een belangrijke bijdrage leveren bij de strafrechtelijke aanpak
van btw-carrouselfraude, ook al zijn de lidstaten daarmee het meest
gediend.

Onder verwijzing naar de kosten/batenanalyse sprak een aantal lidstaten,
waaronder Nederland, zijn zorg uit over het feit dat de Commissie
voornemens lijkt om personeel van Eurojust over te hevelen naar het EOM.
Deze lidstaten wezen erop dat Eurojust, ook na oprichting van het EOM,
zijn rol en taken slagvaardig moet kunnen blijven uitoefenen. De
minister voegde daaraan toe dat Nederland in dit verband ook aandacht
vraagt voor de werkzaamheden van OLAF. Commissaris Jourová gaf daarop
aan dat het vanzelfsprekend niet de bedoeling is dat Eurojust komt te
lijden onder de oprichting van het EOM. Zij kondigde daarop aan hier
nader naar te zullen kijken. 

De discussie over het EOM werd vervolgens gesplitst in twee ronden. In
de eerste ronde vroeg de voorzitter de ministers naar eventuele
voorbehouden bij de bepalingen die voor “broad conceptual support”
aan de JBZ Raad waren voorgelegd (doc. 13185/16). 

Vervolgens voorzag de voorzitter een algemene politieke discussie over
de ontwerpverordening, zoals die thans vorm heeft gekregen, waarbij hij
de ministers vroeg hun belangrijkste, resterende voorbehouden aan te
geven (doc. 12774/16). 

 

Tijdens de eerste ronde wees de minister namens Nederland op de positie
van het Nederlandse parlement en gaf hij aan dat Nederland  geen steun
kon geven aan het voorliggende onderhandelingsresultaat. 

Nederland handhaaft verder, samen met enkele andere lidstaten, het
voorbehoud bij artikel 36, waarin de rol van het Hof van Justitie bij
rechterlijke toetsing van beslissingen van het EOM is neergelegd. Voorts
gaf de minister aan dat Nederland de schrapping van artikel 59a (3)
verwelkomt, maar pleit voor verdere verduidelijking van de wijze waarop
de samenwerking tussen het EOM en niet-deelnemende lidstaten vorm zal
krijgen. Volgens Nederland, gesteund door enkele andere lidstaten, dient
die regeling in een separaat rechtsinstrument te worden neergelegd.

Enkele lidstaten vroegen nog om nadere bespreking op technisch niveau
van enkele aspecten van artikel 59, waarin de samenwerking tussen het
EOM en derde landen regeling vindt. 

  

Het voorzitterschap gaf aan goede nota te hebben genomen van de
opmerkingen van de lidstaten. Het voorzitterschap kon evenwel
concluderen dat de meeste lidstaten bereid waren om “broad conceptual
support” te verlenen aan de desbetreffende artikelen. 

 

In de tweede ronde kwam andermaal duidelijk naar voren dat veruit de
meeste lidstaten politieke steun geven aan oprichting van het EOM. Een
aanzienlijk aantal lidstaten stelde zich op het standpunt dat de
voorliggende ontwerpverordening het resultaat vormt van een proces van
langdurig en intensief onderhandelen, waarbij alle lidstaten
compromissen hebben moeten sluiten. Deze lidstaten ervaren de
ontwerpverordening  als een even evenwichtig als delicaat compromis, 
dat voorziet in oprichting van een EOM met een duidelijke meerwaarde
voor de strafrechtelijke aanpak van fraude met Europees geld. Volgens
deze lidstaten kunnen de onderhandelingen op basis van de voorliggende
tekst voor het eind van dit jaar worden afgerond.

Enkele lidstaten spraken zich uit als voorstander van oprichting van het
EOM, maar toonden zich teleurgesteld in het ambitieniveau van de
voorliggende tekst. Deze lidstaten pleitten voor aanpassingen in de
richting van een hiërarchischer en centralistischer ingericht EOM,
zoals dat ook in het oorspronkelijk voorstel van de Commissie was
voorzien. 

 

Verschillende lidstaten gaven aan vanuit een positieve grondhouding
verder te willen onderhandelen en brachten naar voren bij welke
artikelen uit de ontwerpverordening zij nog voorbehouden hebben. Deze
voorbehouden richtten zich op uiteenlopende aspecten van de
ontwerpverordening, zoals de bevoegdheid van het EOM en de wijze waarop
de gedeelde bevoegdheid tussen het EOM en het nationale openbaar
ministerie is geregeld (artikelen 17 tot en met 22a), de wijze waarop in
voorkomend geval de financiering van onderzoeksmaatregelen plaatsvindt
(artikel 49), de status van gedelegeerde Europese aanklagers (artikel
54) en de mate waarin verordening 1049/2001 (transparantie) op het EOM
van toepassing is (artikel 65).   

De minister wees ook in deze discussie op de positie van het Nederlandse
parlement. Hij gaf aan dat Nederland de voorbehouden bij de tekst
handhaaft, zoals die ook in het document zijn weergegeven. Namens
Nederland pleitte hij voor het beperken van de rol van het centrale
niveau van het EOM en gaf hij aan dat in zijn algemeenheid geldt dat
Nederland de voorkeur geeft aan een EOM dat enkel optreedt als nationale
autoriteiten bij de aanpak van EU-fraude in gebreke blijven. 

Naast Nederland toonde, buiten de lidstaten wier positie afzonderlijk is
geregeld in de Protocollen 21 en 22 (Ierland, Verenigd Koninkrijk en
Denemarken), een tweetal andere lidstaten zich tijdens deze JBZ Raad
sceptisch, respectievelijk negatief over deelname aan het EOM.  

 

Het voorzitterschap concludeerde dat het werk zal worden voortgezet in
de richting van de JBZ-Raad van december met het streven tijdens die
Raad tot een finaal akkoord te komen.

9.	Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad 
betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de 
financiële belangen van de Unie schaadt (PIF-richtlijn)

Interinstitutioneel dossiernummer: 2012/0193 (COD)

= Voortgangsrapportage/beleidsdebat

Het voorzitterschap leidde het onderwerp in door te refereren aan de
bespreking van de PIF-richtlijn in de ECOFIN-Raad op 11 oktober 2016.
Bij die gelegenheid sprak een meerderheid van de ministers van
Financiën zich positief uit om aan een compromis met het Europees
Parlement te werken wat betreft het onder de reikwijdte van de
PIF-richtlijn brengen van btw-fraude. 

Het voorzitterschap verzocht vervolgens vooral van de lidstaten te
vernemen op welk bedrag de schadedrempel in btw-zaken zou moeten worden
gesteld. 

 

Commissaris Jourová pleitte onder verwijzing naar de cijfers van de
kosten / baten analyse zoals gepresenteerd bij het agendapunt EOM, voor
een bevoegdheid van het EOM bij de bestrijding van btw-carrouselfraude.
Jourová wees erop dat het hier bij uitstek gaat om complexe
grensoverschrijdende zaken ten aanzien waarvan een gezamenlijke Europese
aanpak een belangrijke meerwaarde kan vertegenwoordigen.
Btw-carrouselfraude, aldus Jourová, raakt ook aan de financiële
belangen van de Unie en dient te worden opgenomen in de PIF-richtlijn.
Het EOM zou voor btw-carrouselfraude bevoegd moeten worden op basis van
de omschrijving in de PIF-richtlijn. De Commissie toonde zich
compromisbereid als het gaat om de hoogte van de schadedrempel.

De minister gaf aan dat Nederland zich eerst wil richten op de discussie
over de vraag of, en zo ja, hoe een strafbaarstelling van btw-fraude op
Europees niveau wordt geharmoniseerd. Hij wees op de
verantwoordelijkheid van ministers van Financiën op dit terrein en het
feit dat een meerderheid van lidstaten, waaronder ook Nederland, zich in
de ECOFIN-Raad compromisbereid heeft getoond. Daarbij zijn evenwel
enkele voorwaarden gesteld, die erop neerkomen dat de strafbaarstelling
van btw-fraude in de PIF-richtlijn moet worden beperkt tot ernstige
grensoverschrijdende gevallen (btw-carrouselfraude). De minister gaf aan
dat Nederland van mening is dat de ernst moet worden uitgedrukt in een
schadedrempel van 10 miljoen euro. De minister benadrukte dat de
administratieve bevoegdheden van nationale belastingautoriteiten
onaangetast dienen te blijven. Nederland is voorts van mening dat
harmonisatie van een strafbaarstelling van btw-fraude in de
PIF-richtlijn moet plaatsvinden, en niet in de EOM-verordening. Ten
slotte gaf de minister, onder verwijzing naar een rapport van de
Europese Rekenkamer, aan dat Nederland hecht aan versterking van de
preventieve aanpak, naast de inzet van het strafrecht.

Lidstaten reageerden vervolgens langs de volgende lijnen. Veel lidstaten
hechtten groot belang aan een gezamenlijke Europese aanpak van
btw-carrouselfraude en zagen daarbij een belangrijke rol voor het EOM.
Het betreft immers een grensoverschrijdend fenomeen waarbij grote
financiële schade wordt toegebracht. Er werd daarbij gewezen op het
arrest van het Hof van Justitie in de zaak Taricco: btw-fraude raakt ook
de financiële belangen van de EU. 

Diverse lidstaten noemden net als Nederland als voorwaarde dat de
administratieve bevoegdheden van nationale belastingautoriteiten
onaangetast dienen te blijven. Diverse lidstaten toonden zich met
Nederland voorstander van een schadedrempel van 10 miljoen euro. Enkele
lidstaten die voorstander zijn van een bevoegdheid voor het EOM bij de
aanpak van btw-carrouselfraude, gaven aan dat bij voorkeur juist
geregeld te zien in de EOM-verordening. 

Er waren tot slot nog vier lidstaten die hun principiële verzet tegen
opname van btw-fraude in de PIF-richtlijn vooralsnog handhaafden.

 

Commissaris Jourová concludeerde dat op technisch niveau het werk moet
worden voortgezet. In reactie op de verwijzing van Nederland naar het
belang van een preventieve aanpak, onderstreepte de Commissie het belang
daarvan. Zij gaf ook aan dat preventie en repressie elkaar niet
uitsluiten en dat in zaken waarin een strafrechtelijke reactie geboden
is het EOM een belangrijke meerwaarde kan brengen. 

 

Het voorzitterschap concludeerde dat lidstaten in meerderheid tot een
compromis bereid zijn, maar dat daaraan voorwaarden worden gesteld; het
moet gaan om ernstige grensoverschrijdende gevallen –
btw-carrouselfraude – waarbij de ernst in de vorm van een hoge
schadedrempel in de PIF-richtlijn tot uitdrukking moet worden gebracht.
Het voorzitterschap zal de besprekingen over de PIF-richtlijn op
technisch niveau vervolgen. 

10.	Diversen wetgevend

	informatie van het Voorzitterschap over de ter tafel 	voorliggende
wetgevingsvoorstellen

Het Voorzitterschap informeerde de Raad over de stand van zaken van
lopende onderhandelingen over wetgevingsvoorstellen.

En marge van de JBZ-Raad

11.	Lunchbespreking: uitwisseling gegevens met Eurojust bij bestrijding
terrorisme

Alle lidstaten gaven aan voor betere uitwisseling van gegevens met
Eurojust te zijn. Het belang van samenwerking met Eurojust werd breed
onderschreven. 

 PAGE   \* MERGEFORMAT 1