Schriftelijke antwoorden op vragen gesteld tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling van Economische Zaken, onderdeel Landbouw en Natuur, op 22 november 2016
Brief regering
Nummer: 2016D45252, datum: 2016-11-23, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.H.P. van Dam, staatssecretaris van Economische Zaken (Ooit PvdA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2016Z22032:
- Indiener: M.H.P. van Dam, staatssecretaris van Economische Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken (2012-2017)
- 2016-11-24 15:30: Begroting Economische Zaken (XIII) (onderdeel Landbouw en Natuur) (voortzetting) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2016-12-06 16:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken (2012-2017)
- 2017-01-18 12:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2017-04-06 13:10: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Bijlage: schriftelijke beantwoording van gestelde vragen in de eerste termijn van de behandeling van de begroting van Economische Zaken voor 2017, onderdeel Landbouw en Natuur.
Hieronder treft u de beantwoording van een selectie van de gestelde vragen per woordvoerder. De overige gestelde vragen worden mondeling beantwoord.
Van Gerven (SP)
Onderschrijft de staatssecretaris dat er wat moet gebeuren met de grote concentratie van marktmacht bij een klein aantal supers? Hoe staat het met de motie Van Gerven?
Over de uitvoering van de motie Van Gerven heeft de minister van Economische Zaken uw Kamer geïnformeerd in zijn brief van 10 oktober jl. (TK 24 036, nr. 415).
Hij heeft uitvoering gegeven aan deze motie door dit onderwerp bij zijn reguliere overleg met de Autoriteit Consument en Markt (ACM) aan de orde te stellen. De ACM heeft hem bevestigd dat misbruik van een economische machtspositie ook aan de inkoopzijde van een markt kan voorkomen. Het vaststellen daarvan vereist dat wordt aangetoond dat sprake is van een economische machtspositie op de relevante markt(en) en dat sprake is van misbruik.
Het bestaan van inkoopmacht hoeft op zichzelf niet het concurrentieproces te schaden. Inkoopmacht kan er bijvoorbeeld ook toe leiden dat ondernemers en consumenten profiteren van kortingen die bedongen zijn door een scherpe onderhandeling. Daarom vind ik het van belang om ook te kijken naar de positie die de afnemer heeft op zijn verkoopmarkt. Er kunnen onder andere problemen ontstaan als marktpartijen onderling weinig concurreren op de verkoopmarkt en hun inkoopvoordelen niet doorgeven aan de eindgebruikers.
In artikel 24 van de Mededingingswet is opgenomen dat het verboden is misbruik te maken van een economische machtspositie. Het is aan de ACM om in specifieke gevallen na te gaan of er sprake is van misbruik en op te treden als het verbod geschonden wordt. Op de website van de ACM staan de diverse manieren waarop signalen over vermeende overtredingen onder de aandacht kunnen worden gebracht. De ACM neemt klachten serieus en deze kunnen leiden tot een handhavingsonderzoek. Dit geldt uiteraard ook ten aanzien van signalen over vermeend misbruik van inkoopmacht van supermarktformules.
2. Van Gerven (SP)
Als het gaat om mededinging moeten boeren en vissers meer ruimte krijgen om zichzelf te organiseren, zeker betreffende duurzaamheid. Hoe staat het daarmee?
De minister van Economische Zaken en ik delen dat duurzaamheidsinitiatieven, ook vanuit de agrarische en visserijsector, vaker tot stand moeten kunnen komen. In dat kader heeft de minister van Economische Zaken in oktober de beleidsregel mededinging en duurzaamheid aangepast. Hierdoor wordt de bestaande ruimte voor duurzaamheidsinitiatieven verduidelijkt. Daarnaast heeft hij vorige maand bij uw Kamer de hoofdlijnen beschreven van het wetsvoorstel algemene gelding voor duurzaamheidsinitiatieven. Met deze maatregelen benut het kabinet alles wat mogelijk is binnen de Europese kaders om duurzaamheidsinitiatieven vaker tot stand te laten komen. We streven er bovendien naar deze Europese kaders te verbeteren. Het kabinet is hiertoe binnen Europa in gesprek om te komen tot een andere interpretatie van de mededingingsregels. Daarnaast biedt het onlangs gepubliceerde rapport van de Agricultural Markets Task Force (AMTF) mogelijk aanknopingspunten. De AMTF stelt dat er een spanning bestaat tussen de mogelijkheden die het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid biedt voor producenten om zich te organiseren en de mededingingswetgeving. Ik vind het erg belangrijk dat deze mogelijkheden worden verduidelijkt. Ik zal de aanbevelingen die de AMTF hierover doet bestuderen en zal uw Kamer op korte termijn een appreciatie van het rapport toesturen.
3. Van Gerven (SP)
Wil de staatssecretaris een aanvalsplan ontwikkelen voor een gemakkelijkere overgang van bedrijven naar jonge boeren?
Ik hecht veel waarde aan het Nederlandse model met relatief kleinschalige bedrijven, vaak in handen van een gezin waarbij het bedrijf van generatie op generatie overgaat. Het is voor elke economische sector van belang dat nieuwe en jonge ondernemers instappen als ze kansen zien. Het is in deze tijd echter geen automatisme meer dat de kinderen het boerenbedrijf van hun ouders overnemen. Bovendien is in de agrarische sector sprake van instapdrempels door hoge benodigde investeringen. Financiële steun voor jonge boeren, zoals via de JOLA-regeling (regeling voor Jonge Landbouwers), kan daarbij een helpende hand bieden. Binnen het Groen Onderwijs wordt ook aandacht geschonken aan het ondernemerschap. Via het innovatie-instrumentarium kunnen innovatieve starters, ook in de agrarische sector, bovendien extra ondersteuning krijgen.
4. Van Gerven (SP)
Is de staatssecretaris bereid 64 Beschermde Natuurmonumenten langer te beschermen zodat we kunnen laten inventariseren wat voor gevolgen de afschaffing heeft?
Nee, de Wet natuurbescherming is inmiddels een feit en treedt per 1 januari 2017 in werking. De categorie Beschermde natuurmonumenten is daarmee vervallen. Daar is bewust voor gekozen. Het gaat inderdaad om 64 gebieden (3.422 ha). Deze liggen bijna geheel binnen het planologisch beschermde Natuurnetwerk Nederland: 56 geheel (3.326 ha) en 4 gedeeltelijk (37,3 ha), in totaal 96 %. Slechts 58,7 ha valt hier buiten. Deze gebieden vertegenwoordigen niet een zodanig ecologisch belang, dat een specifiek beschermingsregime gerechtvaardigd is. Zo nodig kunnen provincies ook ruimtelijke bescherming bieden. De overige regels van de wet en de milieuwetgeving bieden voor deze gebieden ook bescherming. De gebieden zijn bovendien vaak eigendom van natuurorganisaties (behoud is dus verzekerd).
5. Van Gerven (SP)
Erkent de staatssecretaris dat het beleid waarmee weidegang wordt overgelaten aan de sector heeft gefaald?
Het teruglopen van de weidegang was voor alle betrokken partijen bij de zuivelketen de reden om in 2012 de verantwoordelijkheid te nemen voor een gezamenlijke inzet op het behoud en het bevorderen van weidegang in Nederland, vastgelegd in het Convenant Weidegang. Inmiddels hebben zich al 66 partijen bij dit Convenant aangesloten. Zoals ik u in mijn brief van 3 maart 2016 (TK 34313, nr. 4) heb aangegeven, heb ik als ambitie dat in 2020 80% van het aantal koeien weidegang heeft. In genoemde brief heb ik ook aangegeven welke maatregelen ik daarvoor getroffen heb. Ook andere partijen, waaronder de zuivelsector, zetten zeer actief in op weidegang. Zo zijn afspraken gemaakt over het aanbod van weidekaas in winkels. Ook zal de bestaande weidepremie door de belangrijkste zuivelverwerkers worden verhoogd van bijna €1 euro per 100 kg nu naar € 1,5 à € 2 per 1 januari 2017. Ik vertrouw erop dat de combinatie van maatregelen leidt tot een toename van weidegang.
6. Van Gerven (SP)
Wanneer wordt het verbod op couperen varkensstaarten effectief gehandhaafd?
Om het verbod op couperen van staarten te effectueren zijn aanpassingen aan het huidige houderijsysteem en van het management vereist. Dat kost tijd en vraagt investeringen. De varkenssector in Nederland wil zelf ook stoppen met couperen, en doet onderzoek en praktijkproeven. Eind dit jaar verschijnt een tussenrapportage met de ervaringen. Naar aanleiding daarvan zal ik weer in gesprek gaan met de varkenssector om te komen tot een reële datum waarop verantwoord kan worden gestopt met couperen. Daarbij zal ik ook rekening houden met de situatie in Europa, waar vrijwel in alle landen staarten gecoupeerd worden, en de aanbevelingen over hokverrijkingsmateriaal en managementmaatregelen van de Europese Commissie. In dit traject trek ik samen op met Duitsland, Zweden en Denemarken.
7. Van Gerven (SP)
Wat vindt de staatssecretaris van het voorstel voor een tijdelijke taskforce om illegale dierenhandel te bestrijden?
De NVWA heeft dit jaar extra ingezet op de handhaving op het terrein van hondenhandel. Een structurele ophoging gaat ten koste van andere domeinen waarvoor de NVWA verantwoordelijk is. De NVWA zet daarom ten algemene in op meer risicogericht en slimmer toezicht. Die nieuwe aanpak van de NVWA wordt op alle verschillende fronten uitgerold.
8. Van Gerven (SP)
Kan het evaluatierapport van Vanthemsche NVWA worden geüpdatet?
De heer Vanthemsche heeft in opdracht van mijn ambtsvoorgangers de NVWA twee maal doorgelicht. De eerste keer in 2008 om te onderzoeken waar verbeteringen mogelijk waren, de tweede keer in 2011 om na te gaan in hoeverre die verbeteringen waren gerealiseerd.
De aanbevelingen van de heer Vanthemsche zijn opgevolgd en zijn opgenomen in het Plan van Aanpak NVWA 2013. Ik houd u via de halfjaarlijkse rapportages voortdurend op de hoogte van de voortgang. Bovendien kijken externe organisaties, zoals de Audit Dienst Rijk, mee met de verbeteringen. Ik zie daarom geen meerwaarde in een nieuw onderzoek van dhr. Vanthemsche
9. Van Gerven (SP)
Wil de staatssecretaris de verschillen in onderwijsbekostiging tussen het groen en het regulier onderwijs toelichten?
In het rapport ‘Groen Onderwijs in Beweging’ worden de verschillen in de onderwijsbekostiging tussen het groen en regulier onderwijs toegelicht (p. 11). Met name de bekostiging van het groen mbo en Wageningen Universiteit (WU) wijken af van het door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bekostigd onderwijs.
Het gaat hier om een ambtelijk rapport dat het kabinet zonder nadere standpuntbepaling heeft aangeboden aan de Tweede Kamer (TK 34300 VIII, nr. 91). Het is aan een volgend kabinet hoe hiermee om te gaan.
10. Lodders (VVD)
Een van de voorwaarden is dat alle natuur en natuurgebieden, die aangelegd zijn met belastinggeld, ook voor iedereen toegankelijk dienen te zijn. Daarnaast willen wij graag af van het woud aan verschillende natuurregimes. Is de staatssecretaris bereid om in overleg met de provincies te gaan om het aantal beschermingsregimes terug te brengen?
Toegankelijkheid is één van de voorwaarden die gelden bij toekenning van subsidie door de overheid. Dat past binnen de doelstellingen van de natuurvisie, waarin natuur onderdeel is van de samenleving en iedereen daarvan mag genieten. Aan die toegankelijkheid zijn wel bepaalde grenzen gebonden om de natuur te beschermen, zoals bijvoorbeeld de beperking tot het lopen op wandelpaden.
Natuurbeheerders met natuurgrond in Nederland die is opgenomen in een provinciaal Natuurbeheerplan, kunnen subsidie ontvangen voor natuur- en landschapsbeheer. De provincies zijn hiervoor verantwoordelijk. Zij stellen de natuurbeheerplannen vast en bepalen welke beheertypen in aanmerking komen voor subsidie.
Een beheertype beschrijft aan welke kenmerken het terrein moet voldoen. Op één oppervlakte kan één natuurbeheertype worden aangevraagd. Voor het verkrijgen van subsidie voor natuurbeheer geldt dat de beheerder zijn terrein moeten openstellen voor publiek. Het natuurterrein is opengesteld als het minimaal 358 dagen per jaar gratis fysiek bereikbaar en toegankelijk is.
11. Lodders (VVD)
De VVD heeft de staatssecretaris eerder opgeroepen om ook het dierenwelzijn in natuurgebieden te decentraliseren, met name ook bij de Oostvaardersplassen. Graag een reactie van de staatssecretaris over de stand van zaken hiervan.
Het dierenwelzijn in natuurgebieden is de verantwoordelijkheid van de terreinbeheerders en van de provincies. Tijdens het Algemeen Overleg dierenwelzijn van 2 november jl. heb ik toegezegd de Tweede Kamer voor de winter te informeren over de uitvoering van de motie Heerema/Geurts inzake de overdracht van dierenwelzijn in de Oostvaardersplassen (TK 32563, nr. 58).
Om de overdracht juridisch te borgen is een overeenkomst opgesteld waarover bestuurlijk overeenstemming is tussen het ministerie van Economische Zaken en de provincie Flevoland. Het proces is erop gericht, dat deze bestuursovereenkomst ‘Dierenwelzijn in de Oostvaardersplassen’ voor half december door beide partijen is ondertekend, waarna de overdracht een feit is. Na ondertekening wordt de tekst van de bestuursovereenkomst ter informatie aan de Tweede Kamer aangeboden en in de Staatscourant gepubliceerd.
12. Lodders (VVD)
Hoe gaan we ervoor zorgen dat de gelden die worden bespaard met opheffen BTW-landbouwregeling wel weer terugvloeien naar Agrocluster (artikel 16)? Bijvoorbeeld om deze in te zetten voor innovatie in de sector.
De middelen van de btw-landbouwregeling zijn vanaf 2018 ingezet om een deel van het EZ-aandeel in de ruilvoetproblematiek in te vullen. Daarmee zijn andere ombuigingen op het Agrocluster van de EZ-Begroting voorkomen.
13. Geurts (CDA)
Is de staatssecretaris bereid om werk te maken van de Algemeen Verbindend Verklaringen (AVV) en om aanvragen binnen een redelijke termijn te behandelen?
De minister en ik zijn bereid aanvragen zo spoedig mogelijk af te handelen. Aan de beoordeling van AVV-aanvragen zitten diverse aspecten die zorgvuldige afweging behoeven. Zo dienen de aanvragen getoetst te worden aan de juridische kaders voor AVV die zijn vastgelegd in de Europese integrale marktordeningsverordening en de Regeling producenten- en brancheorganisaties. In deze laatst genoemde Regeling is, conform de wens van de Tweede Kamer, gewaarborgd dat er geen stelsel ontstaat dat vergelijkbaar is met de opgeheven publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie.
14. Geurts (CDA)
Zou er geen beroep mogelijk moeten zijn tegen afwijzingen van een AVV?
De producenten- of brancheorganisatie tot wie de beslissing van de minister van Economische Zaken op een AVV-verzoek is gericht heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van die beslissing digitaal of schriftelijk een bezwaar in te dienen bij RVO.nl.
15. Geurts (CDA)
Wat gaat de staatssecretaris doen om resultaat in Brussel te boeken op het terrein van equivalente maatregelen?
Ik zet mij ervoor in dat de Europese Commissie de equivalente maatregelen accepteert. Ik beantwoord de vragen die de Europese Commissie hierover heeft gesteld. Indien nodig pas ik de voorgestelde equivalente maatregelen in overleg met de betrokken sectorpartijen aan om de zorg van de Europese Commissie weg te nemen.
16. Geurts (CDA)
Is de staatssecretaris bereid de Kamer op regelmatige basis te informeren over de voortgang en zijn inzet en acties ten aanzien van bijvoorbeeld het actieprogramma nitraatrichtlijn?
Ik heb uw Kamer eerder al toegezegd dat ik de Kamer voor Kerst dit jaar en vervolgens voor juli 2017 zal informeren over de voortgang van de totstandkoming van het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn. Ik wil daaraan toevoegen dat zodra er voor die genoemde data wezenlijke ontwikkelingen zijn inzake het zesde actieprogramma nitraatrichtlijn, ik de Kamer daar ook over zal informeren.
17. Geurts (CDA)
Het CDA wil rechtvaardige en lagere NVWA-tarieven voor het bedrijfsleven. Wanneer gaat de staatssecretaris daar werk van maken?
Op basis van de uitkomsten van het recent aan de Tweede Kamer verzonden onderzoek van PwC (TK 33835, nr. 48) concludeer ik dat de tariefontwikkeling van de NVWA internationaal in de pas loopt en daarnaast, op een enkel onderdeel na, in lijn is met het kabinetsbrede toetsingskader voor de doorberekening van kosten voor toezicht aan het bedrijfsleven (Maat Houden 2014). Ik zie daarom geen aanleiding om het in 2013 ingezette beleid rond tarieven bij de NVWA te wijzigen. Wel zal ik de aanbevelingen van PwC ten aanzien van de vaststelling van tarieven ter harte nemen en over de uitkomsten van dit onderzoek het gesprek aangaan met het bedrijfsleven.
18. Geurts (CDA)
Is de staatssecretaris bereid om ervoor te pleiten dat een deel van de € 10 miljoen die wordt vrijgemaakt voor export wordt ingezet voor ondersteuning markttoegang bij de NVWA en beleid en export ook prioriteit te maken bij de NVWA?
De door de publiek-private Dutch Trade & Investment Board ingestelde Stuurgroep Handels- en Investeringsbevordering zal begin 2017 een advies uitbrengen over de besteding van de €10 mln. Ik wil u verwijzen naar mijn antwoord op vraag 117 bij de schriftelijk vragen bij de begroting van het ministerie van Economische Zaken, deel landbouw en natuur. De in de vraag genoemde onderwerpen passen naar mijn inschatting binnen de beoogde bestedingsdoelen van de gereserveerde € 10 mln. Ik ben bereid om te verkennen of deze onderwerpen betrokken kunnen worden bij de besluitvorming over deze gelden.
19. Geurts (CDA)
Het lid Graus heeft gevraagd wat gaat de staatssecretaris gaat doen om de Groene BOA’s te ondersteunen in hun werk. Moet er niet een veldpolitie komen om op te treden tegen bijvoorbeeld het dumpen van drugsafval in de natuur? Ik geleid hierbij deze vraag door aan de staatssecretaris.
De minister van Veiligheid en Justitie is verantwoordelijk voor de openbare orde en veiligheid, in de stad en in het landelijk gebied, en voor de politie en de BOA’s. Dat neemt niet weg dat ik me betrokken voel bij de groene BOA’s die actief zijn in natuurgebieden en bij de handhaving van natuurwetgeving. Ze zijn immers ook meestal de gastheren van onze mooie natuurgebieden. Daarom ondersteun ik de particuliere werkgevers van groene BOA’s in de opleidingskosten en stel daarvoor in de begroting € 100.000 beschikbaar. Een vergelijkbaar bedrag heb ik ook gereserveerd voor de opleiding van BOA’s van Staatsbosbeheer.
20. Geurts (CDA)
Wat gaat de staatssecretaris nu doen aan de bekostigingsongelijkheid in het Groen Onderwijs?
Er worden in het rapport ‘Groen Onderwijs in Beweging’ inderdaad verschillen geconstateerd in de onderwijsbekostiging. Met name de bekostiging van het groen mbo en Wageningen Universiteit (WU) wijken af van het door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bekostigd onderwijs.
Het gaat hier om een ambtelijk rapport dat het kabinet zonder nadere standpuntbepaling heeft aangeboden aan de Tweede Kamer (TK 34300 VIII, nr. 91). Het is aan een volgend kabinet hoe hier mee om te gaan.
21. Leenders (PvdA)
Is de staatssecretaris bereid te onderzoeken of wettelijk geregeld kan worden dat een bestuurlijke boete opgelegd kan worden wanneer boeren notoir milieuwetten overtreden en kan hij de Kamer hierover op korte termijn informeren?
De handhaving van de milieuwetten is een onderwerp dat primair behoort tot de verantwoordelijkheid van de Minister van Infrastructuur en Milieu. De milieuwetten zullen straks opgaan in de Omgevingswet. De punitieve handhaving is een onderwerp dat zal worden geregeld in de Invoeringswet Omgevingswet. Het voorstel daarvoor zal nog bij de Tweede Kamer worden ingediend. Bij het debat over de Invoeringswet Omgevingswet zal het punt van de bestuurlijke boete ook aan de orde kunnen worden gesteld. Een eerste gelegenheid daarvoor is het op 19 december 2016 geplande notaoverleg met de Minister van Infrastructuur en Milieu over haar brief aan de Tweede Kamer van 19 mei 2016 over de Invoeringswet Omgevingswet. Een wijziging van bestaande wetten vooruitlopend op de Omgevingswet is niet aan de orde. Overigens beschikken gemeenten sinds 2012 al over een boete-instrument bij de handhaving van de Wabo: de bestuurlijke strafbeschikking. Met dat instrument kunnen gemeenten lik-op-stuk beleid voeren.
22. Leenders (PvdA)
Is de staatssecretaris bereid om de mooie voorbeelden uit de samenleving, onder meer uit de nota van de leden Leenders en Jacobi, bij de natuurtop in een apart programma ruimte te geven? En wil hij daarbij het Groen Onderwijs, en opleidingen voor stedenbouwers, planologen en watermanagers betrekken?
De natuurtop wordt georganiseerd door de provincies. Het is dan ook aan de provincies om het programma te bepalen. Mooie voorbeelden uit de samenleving komen ook voort uit de uitvoeringsagenda Natuurvisie. Deze uitvoeringsagenda is samen met de provincies vormgegeven en daarmee zullen zij deze bij de voorbereiding van de natuurtop zeker in beschouwing nemen.
Ik zal de genoemde maatschappelijke initiatieven onder de aandacht brengen van het groen onderwijs. Dit sluit prima aan bij mijn bedoeling om het groen onderwijs beter te laten aansluiten bij de maatschappelijke context en energie. Dat is ook waar de Ontwikkelagenda Groen onderwijs een bijdrage aan moet leveren. Ik zal met het groen onderwijs, de Dutch School of Landscape Architecture, het kennisnetwerk Duurzaam Door en de provincies overleggen hoe dit vorm kan krijgen.
23. Leenders (PvdA)
Kan de staatssecretaris aangeven of EZ een financiële bijdrage levert aan de Floriade, en kan hij de gemeente Almere duidelijkheid geven, zodat zij weten waar ze aan toe zijn?
In mei 2015 heeft het ministerie van Economische Zaken de gemeente Almere per brief aangegeven dat de inzet van het Rijk is om, zoals bij eerdere Floriades het geval was, tot een bijdrage van € 5 mln à € 10 mln te komen voor de Floriade in Almere in 2022. De invulling hiervan zal gebeuren op basis van een inhoudelijke en innovatieve agenda, aansluitend bij het thema ‘feeding the city’ en onder andere in relatie met de topsectoren.
Wanneer en welke bijdrage wordt geleverd is afhankelijk van de besprekingen over de inhoudelijke en innovatieve invulling. Hierover zijn gesprekken gaande met andere ministeries, de topsectoren en de gemeente Almere.
24. Leenders (PvdA)
Wat gaat de staatssecretaris doen om te voorkomen dat huizenbezitters die niet al te veel geld hebben in de problemen komen door het verlengen van de erfpacht op de Waddeneilanden?
De verkoop van de betreffende percelen op de Waddeneilanden aan zittende erfpachters is een wens van de Tweede Kamer uit 2010 (motie-Atsma, TK 29659, nr. 58). Staatsbosbeheer geeft invulling aan die politieke wens, uiteraard binnen de geldende wettelijke kaders, zoals de vereiste prijstoets door het Rijksvastgoedbedrijf.
Op Vlieland zijn de betreffende gronden op drie recreatiecomplexen in erfpacht uitgegeven aan drie beheerstichtingen. Deze stichtingen hebben vervolgens ondererfpachtcontracten afgesloten met de individuele eigenaren van de vakantiewoningen. Zoals onlangs door de minister voor Wonen en Rijksdienst mede namens mij aan de Kamer gemeld (TK 29659, nr. 145), is Staatsbosbeheer op dit moment nog in gesprek met de drie beheerstichtingen. Wanneer deze gesprekken niet tot koop leiden zal Staatsbosbeheer een koopaanbieding doen aan de individuele eigenaren van de recreatiewoningen (de ondererfpachters). Dit is in lijn met de opdracht van uw Kamer, zoals verwoord in de motie-Atsma.
25. Graus (PVV)
Hoe kunnen we een Forensisch instituut voor onafhankelijk veterinair onderzoek efficiënt en met weinig middelen realiseren, bijvoorbeeld onder NFI en VU? De expertise op dit terrein moet worden vergroot. Forensisch onderzoek zou deel uit moeten maken van de opleiding tot dierenarts.
Forensisch onderzoek valt onder de verantwoordelijkheid van de minister van Veiligheid en Justitie. Ik heb het subsidieverzoek van de Stichting forensisch dieronderzoek daarom in samenspraak met de minister van Veiligheid en Justitie beoordeeld. Het verzoek is niet gehonoreerd. Het OM kan reeds onderzoek laten doen via het Nederlands Forensisch Instituut (NFI), ook kan deze stichting een vergoeding krijgen voor een specifiek onderzoek als het OM hen wenst in te zetten.
Zoals ook aangegeven in mijn brief van 3 november 2015 (TK 28286, nr. 848) kunnen studenten een keuzevak forensische diergeneeskunde volgen, waarin aandacht wordt besteed aan het herkennen van dierenmishandeling en de relatie tussen dierenmishandeling en geweld tegen mensen. Het NFI participeert tijdens deze keuzeweken en ook de taakaccenthouders dierenwelzijn van de politie delen hun kennis met de studenten.
26. Graus (PVV)
Klopt het dat de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID) vertragend werkt en dierenpolitiezaken digitaal overneemt en er geld voor opstrijkt?
Bestuursrecht is bij dierenverwaarlozing vaak een goed instrument om het welzijn van het dier te verbeteren. Omdat de politie vaak eerst ter plaatse komt, draagt de politie dergelijke zaken over aan de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID), welke de zaak in samenspraak met RVO.nl afhandelt. De LID voert dit werk uit in opdracht van het ministerie van Economische Zaken. De algehele taakverdeling tussen LID, NVWA en politie wordt op dit moment door de minister van Veiligheid en Justitie en mij herzien. Het beeld dat de LID vertragend zou werken herken ik niet.
27. Graus (PVV)
Hoe staat het met de motie Graus c.s. over het in kaart brengen van alle slecht tot niet uitvoerbare EU-verplichtingen en deze te rapporteren aan uw Kamer?
Ik heb de motie van het lid Graus c.s. (TK 29 664, nr. 145) uitgevoerd en uw Kamer hierover geïnformeerd in mijn brief van 2 november jl. (TK 29 664, nr. 156).
28. Graus (PVV)
Wil de staatssecretaris zorgen dat er een veldproef gestart kan worden voor voorstellen die er nu liggen op het terrein van stalbrandpreventie (stable safe)?
Vanaf 2012 zijn door de werkgroep stalbranden bestaande uit LTO, Dierenbescherming, Brandweer Nederland, Verbond van Verzekeraars en de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Economische Zaken veel acties ondernomen, waaronder de aanpassing van het bouwbesluit, voorlichting over brandveilige bedrijfsvoering en betere en snellere samenwerking tussen hulpverleningsdiensten. Ook is gekeken naar het systeem stable safe. Het systeem is bruikbaar bij paardenstallen, maar nog niet functioneel bij varkensstallen. Het ontwikkelen en toetsen van nieuwe systemen is een verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven. Voor een veldproef is het nodig dat er dierhouders zijn die met het systeem willen werken. Derhalve zoekt de werkgroep stalbranden houders die het systeem willen uitproberen.
29. Graus (PVV)
Wil de staatssecretaris het onderzoeksrapport ‘Hond als statussymbool of bitcoin’ terecht laten komen bij iedereen (van het ministerie) die het moet hebben? Kan hij dit met minister van Veiligheid en Justitie bespreken en zorgen dat dit wordt opgepakt?
Dit rapport is reeds onder de aandacht gebracht van de betrokken medewerkers van de ministeries van Economische Zaken en Veiligheid en Justitie, en van de NVWA. Ook is het rapport gedeeld met de Raad voor dierenaangelegenheden (RDA) in het kader van de op te stellen zienswijze over hoog-risico honden. Voorts is sprake van een goede samenwerking tussen de LID, NVWA en politie bij de aanpak van dierenmishandeling. Dierenmishandeling en overige criminaliteit kan dus, zo nodig, gezamenlijk worden aangepakt door de handhavende diensten.
30. Graus (PVV)
Kan de staatssecretaris ervoor zorgen dat als dierenambulances het nationale nummer voor de dierenpolitie niet accepteren het keurmerk ook niet meer voeren?
Het Nationaal Keurmerk Dierenambulances is een privaat keurmerk geïnitieerd door de Stichting Dierenlot. Ik kan geen eisen stellen aan dit keurmerk, noch de aangesloten dierenambulances dwingen het nummer 144 op de ambulance te plaatsen. Uiteraard zal ik de suggestie overbrengen aan Dierenlot.
31. Koşer Kaya (D66)
Wat was de strategie van staatssecretaris ten aanzien van fosfaat in Brussel? Waarom is er geen goodwill gekweekt bij de Europese Commissie? Wie heeft hij gesproken bij de Commissie en hoe vaak is hij zelf naar de Landbouw- en Visserijraad geweest? Heeft de Commissie nog vertrouwen in Nederland? Kan hij een garantie geven over het behoud van de derogatie? Kunnen grondgebonden boeren ontzien worden van de generieke korting?
In de naar de nota naar aanleiding van het nader verslag in het kader van de wijziging van de Meststoffenwet in verband met de invoering van een stelsel van fosfaatrechten is uitgebreid beschreven wanneer met de Europese Commissie is gesproken over het fosfaatrechtenstelsel. (TK 34 532, Nr. 27, p. 33)
Er is geen garantie dat de derogatie kan worden voortgezet. Daarvoor is nodig dat de fosfaatproductie in 2017 wordt teruggebracht tot het niveau van het plafond in de derogatiebeschikking, dat vanaf 2018 de fosfaatproductie wettelijk wordt geborgd via het fosfaatrechtenstelsel en dat in 2017 overeenstemming wordt bereikt met de Europese Commissie over het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn.
Over het amendement om grondgebonden melkveehouders volledig te ontzien in de generieke korting komen we, hopelijk op zeer korte termijn, te spreken bij de behandeling van het wetsvoorstel fosfaatrechten.
32. Koşer Kaya (D66)
Houdt de NVWA zich aan de wet ten aanzien van open data? (verwijzing website open state)
Sinds juli 2015 is de Wet hergebruik overheidsinformatie van kracht. Een wet die informatievragers recht geeft op het digitaal ontvangen van herbruikbare overheidsinformatie, in het geval van de NVWA gaat het om gepubliceerde inspectieresultaten, zoals voor de lunchrooms. Door technische problemen was dit nog niet mogelijk. Zodra de problemen zijn opgelost, zal de NVWA de informatie beschikbaar stellen, voor zover dat mogelijk is binnen de kaders die de Wet hergebruik overheidsinformatie en de Wet bescherming persoonsgegevens daaraan stellen.
33. Koşer Kaya (D66)
Is de staatssecretaris bereid te onderzoeken of, wanneer sprake is van een vermoeden van ziekmakende voedselschade, de betreffende persoon snel een schadevergoeding zou kunnen vragen en krijgen.
Mijn beleid en dat van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is erop gericht om ziekmakende producten zoveel mogelijk te voorkomen. Dit door verantwoordelijke producenten, transparantie in de keten, goede regelgeving en een goed toezicht. Ook zijn er mogelijkheden voor de consument om, als het toch mis loopt, zijn recht te halen bij de veroorzaker van schade. Voor dat laatste bestaan voldoende privaatrechtelijke systemen, zoals aansprakelijkstelling van de veroorzaker via de rechter, maar ook een beroep op de geschillencommissies in de betrokken bedrijfstak of via een collectieve actie van getroffenen.
34. Koşer Kaya (D66)
Wanneer komt het Kustpact naar de Tweede Kamer? Ik neem aan dat er op dit moment een stand still is voor vergunningsaanvragen.
In het wetgevingsoverleg Water van 14 november jl. heeft de minister van Infrastructuur en Milieu aangegeven met partijen in overleg te zijn over de definitieve tekst. Zodra de partijen eruit zijn wordt uw Kamer geïnformeerd. De minister van Infrastructuur en Milieu heeft ook aangegeven dat de partijen de intentie hebben vooralsnog te handelen in de geest van het voorlopig Kustpact. In het AO Ruimte, dat gepland is in januari 2017, staat het Kustpact geagendeerd.
35. Dik-Faber (ChristenUnie)
Hoe gaat de staatssecretaris het IMVO-convenant Land- en Tuinbouw actief ondersteunen? Wordt met dit convenant een verbinding gelegd met andere convenanten, bijvoorbeeld in de varkenssector? Hoe wordt met convenant de positie van de primaire producent versterkt en hoe wordt de boer centraal gesteld in het Voedselbeleid? Hoe kan Nederland aanhaken bij ontwikkelingen in Duitsland en Frankrijk op gebied van true cost true pricing en CO2 opslag bodem. Kunnen budgetten gekoppeld worden aan co financiering door de overheid?
Ik vind het een goede zaak dat LTO samen met NGO’s werkt aan een IMVO-convenant en dat hierbij op boerenerven discussies georganiseerd worden over de vraag hoe boeren oplossingen kunnen vinden voor mondiale vraagstukken. Daarbij gaat het om vraagstukken van klimaat, de impact van veevoer op biodiversiteit en gerelateerde onderwerpen. Ik ga ervan uit dat in dit proces ook verbindingen worden gelegd met andere convenanten. Ik ben in gesprek met de initiatiefnemers over ondersteuning van dit proces vanuit de overheid. Het versterken van de positie van de primaire producent zal binnenkort in de Landbouw- en Visserijraad aan de orde komen naar aanleiding van het vorige week uitgebrachte rapport van de Agricultural Markets Task Force onder leiding van oud-minister Veerman. Boeren hebben een zeer belangrijke plaats in het voedselbeleid, dat begint bij de primaire producent. Wat betreft ‘true pricing’ wordt op korte termijn een onderzoek door de WUR afgerond. Het doel van dit onderzoeksproject is om een beeld te krijgen van de mogelijke positieve en negatieve milieu-, economische en sociale effecten van voedselproductie, door voor vijf agrarische producten deze externe effecten van de productie in de gehele keten te analyseren. Ik ga ervan uit dat bij het op te stellen convenant het gedachtengoed van ‘true pricing’ meegenomen zal worden. Dat geldt ook voor de mogelijkheden van opslag van CO2 in de bodem.
36. Dik-Faber (ChristenUnie)
Waarom wordt er € 15 mln. weggehaald bij andere innovatieve regelingen voor de voedselagenda?
Er is geen sprake van een verschuiving van € 15 mln. Maar er is sprake van verschillen tussen de ramingen van 2016 en 2017 die ik hieronder toelicht.
Het klopt dat bepaalde budgetten voor innovatie zijn aan te wijzen waar de uitgaven ten opzichte van 2016 dalen, om precies te zijn ter grootte van een bedrag van totaal € 32 mln. Dit zijn geen bezuinigingen. Voor circa € 15 mln gaat het om het aflopen van subsidieregelingen die als tijdelijke impuls beschikbaar waren, zoals duurzame stallen (PAS) en fijnstofmaatregelen. Daarnaast is in 2016 nog sprake van additionele extra subsidies die zijn gefinancierd vanuit andere budgetten van Economische Zaken of vanuit andere departementen, die via het budget voor Kennisontwikkeling en Agrarische Innovatie worden betaald (€ 5 mln). Ook dit leidt tot een daling van uitgaven ten opzichte van het budget 2016. Tenslotte is er voor circa € 12 mln sprake van een verschuiving in het budget voor kennisontwikkeling en agrarische innovatie naar andere budgetten, te weten het onderzoeksbudget voor Wageningen Research (€ 3 mln) en het budget voor de Voedselagenda (€ 9 mln). Deze middelen blijven daarbinnen bestemd voor kennis en innovatie.
37. Dik-Faber (ChristenUnie)
Wil de staatssecretaris ervoor zorgen dat het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK) en provincies betrokken blijven bij uitwerking van de Regeling jonge landbouwers (JOLA).
In het Nederlandse plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) is budget voor de zogeheten JOLA-regeling gereserveerd. De provincies zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de JOLA-regeling. Om deze reden is in het VAO Landbouw- en Visserijraad van 7 april 2016 toegezegd uw wensen met betrekking tot de evaluatie, zoals verwoord in de motie van de leden Visser c.s., (TK 21501–32, nr. 913) over te brengen aan de provincies. De evaluatie wordt, in opdracht van de provincies, door een externe onafhankelijke partij uitgevoerd en de uitkomsten zijn naar verwachting begin december bekend bij de provincies. Het NAJK is door middel van verschillende interviews actief betrokken bij deze evaluatie. Een goede invulling van de JOLA-regeling, die aansluit bij de wensen van de doelgroep, is in het belang van alle betrokkenen. In dit verband ga ik ervan uit dat de provincies de uitkomsten van de evaluatie betrekken in hun besluitvorming over de vormgeving van de JOLA-regeling. Ik reken erop dat ook de resultaten van het eigen onderzoek van de NAJK daarbij worden betrokken.
38. Dik-Faber (ChristenUnie)
Is de staatssecretaris bereid regie te nemen om technologische innovatie in de visserij te ondersteunen?
De overheid heeft de innovatie in de visserij bevorderd, door zowel bij het oude visserijfonds EVF als huidige EFMZV (Europees Fonds Maritieme Zaken en Visserij) grote prioriteit te leggen bij innovatie. Voor het EFMZV is er tot 2020 nog ruim € 40 mln. beschikbaar.
De Nederlandse visserijsector heeft in de afgelopen jaren hierdoor zelf het initiatief kunnen nemen voor veel mooie innovaties. Een goed voorbeeld daarvan is de door het lid Dik-Faber genoemde MDV1 Immanuël, van de Stichting Masterplan Duurzame Visserij. Maar ook zijn er innovaties geweest in selectievere, minder bodemberoerende en brandstofbesparende vistuigen, zoals de visserij met elektrische puls en de sumwing. Inmiddels zijn vanuit het EFMZV in 2016 drie innovatieregelingen opengesteld voor de aanlandplicht, rendementsverbetering en aquacultuur.
39. Dik-Faber (ChristenUnie)
Klopt het dat sprake is van onderbesteding van POP-middelen? Heeft de staatssecretaris hiervan een overzicht? Is de staatssecretaris bereid om met provincies afspraken te maken over besteding van deze middelen voor agrarisch natuurbeheer?
In 2015 is er binnen het POP €29 mln. aan Europese cofinanciering uitgegeven. Het maximaal te besteden bedrag aan Europese cofinanciering was €87 mln. Er is dus inderdaad sprake van een onderbesteding. Het POP-programma werkt echter met een budget van 7 jaar. Middelen die in een bepaald jaar niet zijn uitgegeven kunnen in eerstkomende jaren aan dezelfde doelen worden besteed. De onderbesteding is met name opgetreden in andere programma onderdelen dan het agrarisch natuur en landschapsbeheer, omdat bepaalde regelingen later zijn opengesteld.
De provincies en het ministerie van Economische Zaken bespreken periodiek hoe de middelen optimaal ingezet kunnen worden voor het bereiken van de doelstellingen van het programma. In dit kader wil ik bespreken of ruimte is voor extra inzet voor het agrarisch natuurbeheer.
40. Grashoff (GroenLinks)
Zou de staatssecretaris nog een keer goed kunnen uitleggen wat er gebeurd is qua proces op het gebied van fosfaat?
Hiervoor verwijs ik u naar het antwoord op vraag 31 van het lid Koşer Kaya (D66).
41. Grashoff (GroenLinks)
Mestvergisting draagt niet bij aan natuurinclusieve landbouw. Zou de staatssecretaris hierop willen reageren en het beleid rond mestvergisting willen omkeren?
Door mest te vergisten wordt voorkomen dat methaan (een sterk broeikasgas) vrijkomt. Dat is van groot belang voor het klimaat en daarmee de natuur. Bij het vergisten daalt het organische stofgehalte in de mest. Het uitrijden van vergiste mest hoeft echter niet te leiden tot vermindering van het organisch stof gehalte in de bodem, omdat ook andere factoren dat bepalen bijvoorbeeld of groenbemesters worden geteeld en ingewerkt. Het overgrote deel van de mest wordt uitgereden op grasland en gras heeft minder organische stof nodig dan bijvoorbeeld akkerbouwgewassen. Mestvergisting is dus niet strijdig met natuurinclusieve landbouw. Ik zie derhalve geen aanleiding om het beleid van de minister en mij aangaande mestvergisting te wijzigen.
42. Dijkgraaf (SGP)
De staatssecretaris geeft aan dat de derogatie belangrijk is, waarom is hij dan niet alle EU-hoofdsteden langs geweest? Waarom legt hij de bal bij de sector? Waarom komt hij niet met een totaalpakket om de waterkwaliteit te verbeteren?
Het ontstaan van het fosfaatoverschot is een verantwoordelijkheid van de sector en ik vind het te prijzen dat de sector ook zijn verantwoordelijkheid neemt om het overschot in 2017 terug te brengen tot onder het niveau van het in de derogatie overeengekomen productieplafond. Zoals ik u heb bericht ondersteun ik die maatregelen zowel met financiële als juridische middelen. Onderhandelingen over een toekomstige derogatie worden gevoerd met de Europese Commissie, maar Nederland onderhoudt ook zeer goed contact met een aantal lidstaten met vergelijkbare belangen binnen het Nitraatcomite en vanzelfsprekend komt een en ander ook aan de orde in mijn bilaterale contacten.
Het mestbeleid als operationalisering van de Europese Nitraatrichtlijn richt zich volledig op het voorkomen van achteruitgang en het verbeteren van de waterkwaliteit. De recente vierjaarlijkse verplichte rapportage aan de Europese Commissie over de Nederlandse nitraatsituatie in grond- en oppervlaktewater toont het gewenste verloop1. Naast mest, in casu nutriënten, zijn er andere bronnen die de waterkwaliteit aantasten en werken veel partijen aan het bereiken van de gewenste waterkwaliteit. Om ervoor te zorgen dat door samenwerking en goede afstemming van lopende en voorgenomen acties de beoogde waterkwaliteit tegen 2027 is gerealiseerd, is vorige week woensdag door een groot deel van de betrokken partijen (waaronder provincies, waterschappen, gemeenten, maatschappelijke organisaties, kennisinstituten) en door mij daartoe een intentieverklaring ondertekend.
43. Dijkgraaf (SGP)
In de begroting is opgenomen dat de BTW-landbouwregeling zal worden afgeschaft, maar dit is vervolgens niet in het Belastingplan geregeld. Vraag de staatssecretaris om voorstel in te trekken.
Het kabinet heeft in de periode dat het IBO werd gepubliceerd niet gekozen om deze regeling te wijzigen. Dit laat onverlet dat het kabinet zich doorlopend beraadt over de inzet van het instrumentarium. Omdat deze regeling in beperkte mate bijdraagt aan de beleidsdoelstellingen heeft het kabinet besloten om deze regeling per 1 januari 2018 af te schaffen en hiermee een deel van de ruilvoetproblematiek in te vullen. De regeling is destijds ingevoerd omdat landbouwers over het algemeen geen boekhouding bij hielden. Dat is anno 2018 naar verwachting nauwelijks meer relevant. De beëindiging van de BTW-landbouwregeling is een beleidsvoornemen dat onder mijn verantwoordelijkheid valt en werd daarom in de EZ-begroting aangekondigd. De maatregel treedt in 2018 werking en zal in het Belastingplan 2018 worden verwerkt.
44. Dijkgraaf (SGP)
Welke mogelijkheden ziet de staatssecretaris om de verschillen in bekostiging tussen groen en regulier onderwijs nu te repareren?
Er worden in het rapport ‘Groen Onderwijs in Beweging’ inderdaad verschillen geconstateerd in de onderwijsbekostiging. Met name de bekostiging van het groen mbo en Wageningen Universiteit (WU) wijken af van het door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bekostigd onderwijs.
Het gaat hier om een ambtelijk rapport dat het kabinet zonder nadere standpuntbepaling heeft aangeboden aan de Tweede Kamer (TK 34300 VIII, nr. 91). Het is aan een volgend kabinet hoe hier mee om te gaan.
45. Dijkgraaf (SGP)
De mogelijke efficiencyvoordelen van het overhevelen van Groen onderwijs van het ministerie van Economische Zaken naar het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap wegen niet op tegen de bestuurlijke problemen die dit kan opleveren. Wat is de staatssecretaris van plan?
De besluitvorming over de positionering van het Groen onderwijs is aan een volgend kabinet. Het rapport Groen onderwijs in beweging kan een goede basis bieden voor deze besluitvorming.
Verder verwijs ik u naar het bovenstaande antwoord.
46. Dijkgraaf (SGP)
Voor behoud van derogatie is een snel actieprogramma nodig, hoe ver is de staatssecretaris hiermee? De SGP heeft een plan op papier gezet om dit een duw te geven. Gebiedsgericht beleid, gebaseerd op metingen. Meer mest bij hoge gewasopbrengsten, meer organische stof. Is de staatssecretaris het ermee eens dat dit noodzakelijke elementen zijn voor aanpak en ziet hij dit als hoofdlijn voor zijn beleid?
Ik werk momenteel aan het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn. Ik heb daarvoor inbreng gevraagd en ontvangen van belangenorganisaties. Ook zal ik voor het opstellen van het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn de resultaten van de lopende evaluatie van het mestbeleid gebruiken. Zowel de inbreng van de belangenorganisaties als de resultaten van de evaluatie van de meststoffenwet verwerk ik in het zesde actieprogramma. Ik informeer u voor de kerst over de hoofdlijnen van het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn. In die brief zal ik ook aandacht besteden aan de wensen die de SGP in haar plan heeft genoemd.
47. Dijkgraaf (SGP)
Het pakket gewasbeschermingsmiddelen staat onder druk, zeker voor kleinere teelten. Gaat de staatssecretaris ervoor zorgen dat er meer ruimte komt? Gaat hij vaart maken? Wanneer komen analyse en kabinetsreactie naar de Kamer?
Het is inderdaad zo dat het pakket gewasbeschermingsmiddelen onder druk staat, met name voor kleine teelten. Door een beperkt aanbod van nieuwe laag-risico stoffen in de Europese Unie zal het aantal nieuwe laag-risico middelen, bijvoorbeeld op basis van micro-organismen, naar verwachting langzaam toenemen in de komende jaren. Daarom werk ik zowel op nationaal als op Europees niveau aan het vergroten van de beschikbaarheid van basisstoffen, laag-risico middelen en zogeheten groene middelen, nationaal bijvoorbeeld in de Green Deal Groene Gewasbeschermingsmiddelen. In dat kader heb ik samen met een aantal partijen (LTO, Ctgb, NVWA, Artemis, Nefyto, Agrodis en WUR) op 5 oktober jl. de pilot systeemaanpak duurzame gewasbescherming gestart. Zie mijn brieven daarover van juli 2016 (TK 27858 nr. 369 en 2150-32 nr. 933).
De NVWA heeft recent een advies opgesteld met daarin opties voor het aanpassen van de beslismethodiek voor kleine toepassingen. Dit advies zal met verschillende partijen – waaronder het College toelating gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) – worden besproken om te kijken welke optie het meest wenselijk is. Uw Kamer zal in het eerste kwartaal 2017 hierover worden geïnformeerd.
48. Dijkgraaf (SGP)
De beschikbaarheid en goedkeuring van biologische gewasbeschermingsmiddelen is een probleem. In Duitsland is veel meer mogelijk (bijvoorbeeld kalkzwavel). Graag een reactie van de staatssecretaris.
Ook biologische middelen moeten – na beoordeling – worden goedgekeurd. Ik werk eraan om de laagrisicomiddelen, waartoe deze ‘biologische middelen’ behoren, sneller op de markt te kunnen zetten. Voorts verwijs ik u naar bovenstaand antwoord.
Ook voor vrijstelling van een biologische middel (voor er een reguliere toelating is) wordt door het Ctgb een risicobeoordeling uitgevoerd, net als voor chemische middelen. Op basis van een positieve risicobeoordeling van het Ctgb en een positieve landbouwkundige noodzaak is bijvoorbeeld het middel Vitisan vrijgesteld, dit in tegenstelling tot kalkzwavel, waarvoor het Ctgb geen positief advies kon afgeven.
49. Thieme (PvdD)
Wanneer wordt de motie uitgevoerd om Wageningen universiteit weg te halen bij Economische Zaken en te laten resorteren onder het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap?
In reactie op de motie Van Meenen (TK 34 300 VIII, nr. 91) heeft het kabinet het rapport “Groen onderwijs in beweging” op 24 oktober jl. verzonden (2016Z19365). De uitkomsten van dit rapport kunnen worden betrokken bij de formatie van een nieuw kabinet.
50. Thieme (PvdD)
De ontwikkeling van laboratoriumstallen om zo het antibioticagebruik terug te dringen, de megastallen. Het is een heilloze weg die alleen gevoed wordt door het ultra korte termijndenken. Wanneer maakt de staatssecretaris daar een einde aan?
De Nederlandse veehouderij innoveert om aan diverse maatschappelijke vraagstukken te voldoen.
Deze ontwikkelingen laten onverlet dat aan vigerende wet- en regelgeving moet worden voldaan. Deze ontwikkelingen hebben de potentie in zich om het gebruik van antibiotica verder te reduceren en het dierenwelzijn, de diergezondheid, het stalklimaat en het milieu te verbeteren. Tegelijkertijd kunnen deze systeeminnovaties ook tot gevolg hebben dat er sprake is van verdere industrialisatie, waarbij dieren in een sterk technologische omgeving worden gehouden. Een systeeminnovatie is pas een systeeminnovatie als het ook leidt tot een maatschappelijk geaccepteerde veehouderij. Ik zal daarom slechts innovaties bevorderen die duurzaamheid, diergezondheid, dierenwelzijn en de maatschappelijke acceptatie alle verbeteren.
51. Thieme (PvdD)
Om economische redenen mishandelen we dieren levenslang en gunnen we ze niet meer dan een marginaal bestaan. Kan de staatssecretaris aangeven wanneer naar zijn mening kippen moeten kunnen leven naar hun aard?
We hebben in Nederland met elkaar afgesproken dat we dieren mogen houden voor productie. Dat betekent per definitie een inperking van het leven naar hun aard. Toch willen en moeten we goed voor de dieren zorgen, en daarom heeft een houder te voldoen aan de - veelal Europese - wetten en regels die een minimaal niveau van dierenwelzijn borgen. Ik ben voorstander van een verdere verbetering van dierenwelzijn en die orde ook vanuit de markt, door retailers en consumenten, gevraagd. Dat gaat echter niet altijd voldoende ver en snel genoeg. Daarom heb ik de SER gevraagd om een advies over hoe de verduurzaming in brede zin in de veehouderij kan worden versneld. Mijn reactie op dit advies heeft u dinsdag 22 november jl. ontvangen (2016Z21797). Ook de pluimveesector wil werken aan een verduurzaming en heeft onlangs “Koers voor een vitale pluimveehouderij 2025” uitgebracht.
52. Thieme (PvdD)
Er zullen volgens de laatste berichten 200.000 melkveekoeien, gezonde dieren, geofferd worden op het altaar van de economie. De melkveehouders vragen waarom niemand hen heeft tegengehouden. Waarom heeft het kabinet ze niet tegengehouden? En is het stellen van die vraag en de beantwoording ervan niet de definitieve faillietverklaring van zelfregulering?
Op 13 december 2013 heeft mijn voorganger uw Kamer de kabinetsreactie op de ex-ante beleidsevaluatie toekomstig mestbeleid van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en Wageningen-UR (WUR) doen toekomen (TK 33037, nr. 80). Belangrijke conclusie in dat rapport was dat PBL en WUR verwachtten dat de fosfaatproductie in 2020 onder het niveau van 2002 zou liggen. Desalniettemin werden aanvullende waarborgen noodzakelijk geacht om te voorkomen dat de fosfaatproductie ongewenst zou toenemen als gevolg van economische ontwikkeling en uitbreiding van de productiecapaciteit. De brief zet uiteen waar die aanvullende waarborgen uit bestaan. Ook is aangekondigd dat wanneer uit de monitoring van de mestmarkt zou blijken dat de feitelijke fosfaatproductie in enig jaar het plafond van 2002 zou overschrijden, nadere productiebegrenzende maatregelen aan de orde zouden zijn.
53. Thieme (PvdD)
We weten dat in Nederland 30 melkveeboeren de kalfjes bij hun moeders laten. Slechts 30 van de 18.000 melkveebedrijven. Hoe staat het met de aangenomen motie die vraagt om een plan van aanpak pasgeboren kalveren niet langer van hun moeder te scheiden?
In mijn brieven van 22 april (TK 28 286, nr. 859) en 11 juli jl. (TK 28286, nr. 884) heb ik aangegeven hoe ik uitvoering geef aan de aangenomen motie. Het Louis Bolk Instituut heeft opdracht gekregen om te starten met een verkenning en daarbij andere partijen te betrekken zoals LTO, NMV, Dierenbescherming en KNMvD. In de verkenning worden lopende initiatieven in beeld gebracht en wordt gezocht naar raakvlakken tussen deze initiatieven. Ook wordt gekeken naar wat extra nodig is aan onderzoek en experimenten of pilots ten opzichte van de lopende initiatieven. Dit leidt tot een overzicht van kennis om melkveehouders te faciliteren die (op termijn) overwegen het kalf voor bepaalde tijd bij de koe te laten. De resultaten van deze verkenning worden april 2017 verwacht.
54. Thieme (PvdD)
Het pasgeboren kalf wordt meteen na de geboorte in een eenlingbox gestopt en vertoont daarna in de zogeheten “groepshuisvesting” gestoord gedrag. In Gelderland zagen we onlangs kalfjes die, om dit tegen te gaan, een neusring hadden gekregen met scherpe uitsteeksels, om dit natuurlijk gedrag te onderdrukken. Hoe beoordeelt de staatssecretaris deze handelwijze?
In de huidige gangbare veehouderij worden kalveren gescheiden van hun moeder. Kalveren gaan dan soms bij andere dieren zuigen, mede om aan hun zuigbehoefte te voldoen. Om dit te voorkomen wordt soms tijdelijk een anti-drinkbeugel (neusflap) gebruikt die voorkomt dat een kalf bij een ander kalf gaat zuigen.
55. Thieme (PvdD)
Op welke manier is het vergassen van varkens te verenigen met de idealen die de staatssecretaris tot een politieke carrière brachten? Hoe is het te verenigen met het verkiezingsprogramma van zijn partij, met zijn idealen van toen? Hoe is het te rijmen met het regeerakkoord dat sprak van het keihard aanpakken van dierenmishandeling?
Het gebruik van CO2-gas voor de bedwelming van varkens vóór het slachten is een in de Europese verordening inzake de bescherming van dieren tijdens het doden (1099/2009) toegestane methode die niet zonder meer door een lidstaat verboden kan worden.
Op dit moment wordt door Wageningen UR, in samenwerking met onderzoeksinstellingen in Duitsland en Engeland onderzoek uitgevoerd naar alternatieven voor CO2-bedwelming. Het onderzoek is in uitvoering, en zal in 2017 worden voorgezet. Dit onderzoek wordt uitgevoerd, mede naar aanleiding van de motie Thieme/Van Dekken (TK 34 300 XIII, nr. 151).
Het is nu nog te vroeg over de resultaten van deze onderzoeken een conclusie te trekken, en een eventuele termijn te stellen voor uitfasering van CO2-bedwelming.
56. Thieme (PvdD)
Naast de Q-koorts hebben uitbraken van vogelgriep en varkenspest voor miljoenen slachtoffers onder dieren gezorgd en bedreigen ze de volksgezondheid op niet eerder vertoonde schaal. Concludeert de staatssecretaris ook dat de gangbare veehouderij ook op het gebied van gezondheidsrisico’s onhoudbaar is?
Elke vorm van veehouderij kent risico’s voor dier- en volksgezondheid. Dat geldt zowel voor de gangbare houderij als voor andere vormen van veehouderij. Het is van belang dat we deze risico’s zoveel mogelijk beperken door het voeren van een rationeel diergezondheidsbeleid. Dit betekent dat in de gehele keten aandacht is voor diergezondheid en met name voor de preventie van dierziekten. In Nederland hebben we daarom een sterk preventief diergezondheidsbeleid ontwikkeld, met nadrukkelijk een primaire verantwoordelijkheid voor de sector zelf.
De overheid heeft een speciale verantwoordelijkheid ten aanzien van bestrijdingsplichtige en de zogenaamde ‘emerging diseases’. We beperken de risico’s hierop door preventieve maatregelen zoals de ophokplicht, maar ook door structurele monitoring van dierziekten. Met bijvoorbeeld de basismonitoring zijn we in Nederland in staat dierziektetrends te volgen en dierziekten in een vroeg stadium te ontdekken.
Een ander voorbeeld is de aanpak van bedreigingen van besmettelijke dierziekten die ook een risico zijn voor de volksgezondheid. Naar aanleiding van de Q-koortsuitbraak is een risico-analysestructuur voor zoönosen opgezet. Het signaleringsoverleg zoönosen komt maandelijks bij elkaar en vormt een adequaat voorportaal dat dreigende zoönosen vroegtijdig kan opmerken. De eerdergenoemde basismonitoring speelt daarin ook een belangrijke rol.
57. Thieme (PvdD)
Jagers zijn dierenpolitie-agent, aanklager, rechter, beul en leverancier van de poelier tegelijk. Dat zijn teveel belangen die door de staatssecretaris in de nieuwe wet natuurbescherming in de handen van louter belanghebbenden zijn gelegd. De provincies varen in de praktijk blind op het advies van de jagers. Dit zorgt ervoor dat enorme hoeveelheden dieren, zonder dat nut en noodzaak ook maar enigszins helder zijn, worden geschoten. Hoe gaat de staatssecretaris het voor elkaar krijgen dat dit afgelopen is?
Op grond van de Wet Natuurbescherming worden voorgenomen jacht, schadebestrijding en populatiebeheer door Faunabeheereenheden (FBE’s) onderbouwd en beschreven in faunabeheerplannen die door FBE-besturen zijn vastgesteld. Deze besturen worden breed samengesteld op grond van de nieuwe wet. Daarin dienen ook vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties, die het doel behartigen van een duurzaam beheer van populaties van in het wild levende dieren in de regio waartoe het werkgebied van de faunabeheereenheid behoort, zitting te hebben. De faunabeheerplannen worden door provincies ter inzage gelegd. Zienswijzen kunnen worden ingebracht. Provincies wegen vervolgens af en keuren plannen uiteindelijk goed. De opvatting dat provincies blind varen op jagers, is derhalve niet juist.
58. Thieme (PvdD)
De staatssecretaris schuift zijn verantwoordelijkheid voor de zwanenjacht af op de provincie. De moedige dierenarts die beelden maken van de misstanden tijdens de zwanenjacht wordt nu zelf vervolgd. Graag een reactie van de staatssecretaris.
De wet staat geen jacht op zwanen toe. Wel is er beperkt afschot in kader van schadebestrijding en populatiebeheer (dit laatste op basis van goedgekeurde faunabeheerplannen). In de Flora- en faunawet is geregeld dat provincies verantwoordelijk zijn voor ontheffingsverlening voor schadebestrijding. Dat blijft ook zo in de nieuwe Wet natuurbescherming. In de nieuwe wet dient ook schadebestrijding planmatig plaats te vinden binnen het kader van faunabeheerplannen. Deze nieuwe wet, en daarmee de verdeling van de bevoegdheden, is door beide Kamers der Staten-Generaal vastgesteld met ruime meerderheid. Over dagvaarding van de bedoelde dierenarts kan ik geen uitspraak doen. Dat is een zaak van het Openbaar Ministerie.
59. Ouwehand (PvdD)
Het dumpen van drugsafval in natuurgebieden roept grote zorg en verontwaardiging op in de Kamer en bij de staatssecretaris. Ik vraag de staatssecretaris: waar blijft de verontwaardiging over de vervuiling van de natuur door de veehouderij? Waar blijft de bestraffing voor het toebrengen van ernstige schade met blijvende gevolgen volgens voorbedachten rade?
Voor alle ondernemers geldt dat ze zich moeten houden aan en kunnen opereren binnen bestaande wet- en regelgeving. Die regelgeving is via een democratisch proces tot stand gekomen. Dat geldt ook voor de veehouderij en de beperkende maatregelen voor fosfaat en nitraat. Als die regelgeving wordt overtreden, volgt bestraffing.
60. Ouwehand (PvdD)
Waarom betaalt de veehouderij niet voor de vervuiling van de natuur?
Ook voor de veehouderij geldt het principe van “de vervuiler betaalt”. In de huidige milieuwetgeving wordt dit principe voor alle economische sectoren toegepast. Dit geldt ook voor de stikstofemissie vanuit de landbouw. Daarnaast is er het Programma Aanpak Stikstof met de “Overeenkomst generieke maatregelen” van kracht. Deze overeenkomst heeft als doel een reductie in ammoniakemissie en bevat afspraken ten aanzien van door veehouders te treffen voer- en managementmaatregelen. Naast deze afgesproken maatregelen is een aanscherping van de normen voor de maximumemissie van ammoniak uit stallen in het Besluit emissiearme huisvesting van kracht. Tot slot is er een aanscherping van de normen voor de aanwending van dierlijke mest in het Besluit gebruik meststoffen.
61. Ouwehand (PvdD)
Waarom geldt de verplichting om dieren een doodstrijd te besparen niet voor dieren uit de zee?
Tijdens het Algemeen Overleg Visserij van maart 2016 heb ik aangegeven geen onderzoeksmiddelen in te zetten voor onderzoek naar het doden van kreeften en krabben. De beschikbare middelen worden ingezet voor soorten die voor Nederland van aanzienlijk belang zijn. Dit mede gezien de relatief beperkte hoeveelheden krabben en kreeften die in Nederland worden gevangen. Verder geldt dat koks in hun opleiding onder andere mee krijgen dat de dieren, ondanks het feit dat het effect ervan niet wetenschappelijk bewezen is, eerst met een priem of mes door de kop gestoken moeten worden voordat ze het kokend hete water ingaan.
Ten aanzien van de wildvangst merk ik op dat de visserij een exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie is. Eventuele regelgeving over het doden van vis aan boord van vaartuigen zou onderdeel moeten zijn van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid. Op dit moment is het nog te vroeg daarvoor. Het onderzoek naar bedwelmen aan boord loopt nog. Voor dit onderzoek is voor een periode van 4 jaar een bedrag van € 600.000 uitgetrokken. Voordat een methode aan boord toegepast kan worden, moet deze in de praktijk zijn getoetst en voor meerdere soorten en grootteklassen geschikt zijn. Onderwijl zet ik in op verbetering van het welzijn van vissen tijdens de vangst. Om dit te bereiken worden in de Noordzeekottervisserij innovaties in meer selectieve vistechnieken reeds langere tijd gestimuleerd, waardoor ongewenste bijvangst en jonge vis wordt gespaard. Nederland zal blijven inzetten op een visserij die duurzaam en selectief is.
62. Ouwehand (PvdD)
Om de handel in pups uit broodfokkerijen te stoppen, moet je zorgen dat een dierenarts de chipplicht uitvoert in het bijzijn van het moederdier. Daarnaast strengere controles en veel meer capaciteit voor de handhaving, een levenslang houdverbod voor Nederlandse fokkers die het alleen maar doen voor het geld en een verbod op de verkoop van dieren op Marktplaats en andere veilingsites. Welke maatregelen neemt de staatssecretaris hierin?
Zoals aangegeven in mijn brief van 7 juli 2016 (TK 28286 nr. 883) over de evaluatie van het beleid op het terrein van de hondenhandel, ben ik wel degelijk bezig de maatregelen tegen de illegale hondenhandel verder aan te scherpen. Ik werk onder andere aan het intelligenter en betrouwbaarder maken van I&R hond via standaardanalyses en controles, om fraude te voorkomen. U ontvangt hierover, zoals aangegeven, een brief voor het einde van het jaar. Hierin zal ik tevens ingaan op het chippen van dieren. Voor mijn verdere inzet, zoals de voorlichting aan kopers van honden, verwijs ik u naar bovengenoemde brief van 7 juli jl. Een verbod op de online verkoop van dieren vind ik niet wenselijk, er vindt namelijk ook bonafide handel plaats. Ik zet daarom sterk in op voorlichting zodat mensen die een pup willen kopen, weten waar ze op moeten letten. Hierover zijn ook afspraken gemaakt met de online handelsplaatsen. Met betrekking tot het houdverbod kan ik u melden dat het ministerie van Veiligheid en Justitie, in aanvulling op het bestaande houdverbod als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke straf, ook een zelfstandig houdverbod in voorbereiding heeft. U wordt hierover nog dit jaar door de minister van Veiligheid en Justitie geïnformeerd.
63. Ouwehand (PvdD)
De Partij voor de Dieren wil dat dierenmishandelaars kunnen worden opgespoord, veroordeeld en gestraft met een levenslang houdverbod en passende straffen voor de strafbare feiten die ze in veel gevallen daarnaast nog hebben gepleegd. Kan de staatssecretaris het belang daarvan onderschrijven, voor dier en mens?
Met betrekking tot het houdverbod kan ik u melden dat het ministerie van Veiligheid en Justitie, in aanvulling op het bestaande houdverbod, als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke straf, ook een zelfstandig houdverbod in voorbereiding heeft. U wordt hierover nog dit jaar door de minister van Veiligheid en Justitie geïnformeerd. Het belang van een passende straf voor zowel dierenmishandeling als eventuele overige strafbare feiten onderschrijf ik. Via het Wetboek van strafrecht, de Wet dieren en de Wet op de Economische Delicten is sprake van een uitgebreid instrumentarium om strafbare feiten aan te pakken. Zowel boetes, het stilleggen van een bedrijf, hechtenis en taakstraffen zijn hierbij mogelijk. Het is aan de rechter om, binnen de kaders van deze mogelijkheden, een gepaste straf op te leggen.
64. Ouwehand (PvdD)
De RDA heeft in haar advies aangegeven dat indien je de zwerfkattenpopulatie binnen de perken wilt houden, dat kan met een sluitend identificatie- en registratiesysteem. Er ligt een aangenomen motie en dit RDA advies en nog zegt de staatssecretaris nee. Kan de staatssecretaris dit uitleggen?
Ik heb besloten geen verplichte I&R Kat te regelen vanwege de verwachte geringe bijdrage aan het structureel terugdringen van het aantal zwerfkatten en vanwege de ermee samenhangende administratieve lasten. Ik heb dit ook aangegeven in mijn brief van 7 juli (TK 28 286, nr. 884). De provincies zijn verantwoordelijk voor het beheer van zwerfkattenpopulaties. De provincie kan kiezen voor alternatieve methodes indien sprake is van een zwerfkattenprobleem, zoals bijvoorbeeld “trap neuter and return” in samenwerking met dierenbeschermingsorganisaties. Ik roep hen daartoe ook op.
Landbouwpraktijk en Waterkwaliteit in Nederland; toestand (2012-2014) en trend (1992-2014), RIVM, juni 2016.↩︎