OCW-begroting onderdeel Media
Stenogram
Nummer: 2016D46141, datum: 2016-11-29, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2016-11-28 10:00: OCW-begroting onderdeel Media (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer, Onderdeel Media van de OCW-begroting voor 2017
VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG
Concept
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft op 28 november 2016 overleg gevoerd met de heer Dekker, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, over:
de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 21 november 2016 inzake de Mediabegroting 2017 (34550-VIII, nr. 78);
de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 21 november 2016 inzake de Ontwerpregeling financiële verantwoording landelijke publieke media-instellingen en de NPO 2016 (32827, nr. 92);
het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2017 (34550-VIII);
de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 8 juli 2016 met het fiche: Voorstel tot wijziging richtlijn audiovisuele mediadiensten (22112, nr. 2170);
de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 22 september 2016 met antwoorden op vragen van de commissie over het fiche: Voorstel tot wijziging richtlijn audiovisuele mediadiensten, en over het EU-voorstel "Wijziging richtlijn Audiovisuele Mediadiensten COM (2016) 287" (22112, nr. 2206);
de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 22 augustus 2016 met het afschrift van het besluit over het aanbodkanaal NPO Plus van de Nederlandse Publieke Omroep (32827, nr. 88);
de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 15 december 2015 inzake knelpunten als gevolg van veranderend mediagebruik (26643, nr. 380);
de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 15 december 2015 met de reactie op de open brief inzake Media Valley (34300-VIII, nr. 120);
de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 5 september 2016 met het afschrift van de brief aan de Eerste Kamer over toepassing NICAM-Kijkwijzer op reclame-uitingen publieke omroep en motie-Heerma (2016Z15910).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap,
Wolbert
De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap,
De Kler
Voorzitter: Mei Li Vos
Griffier: Bosnjakovic
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Martin Bosma, Jasper van Dijk, Elias, Pieter Heerma, Mohandis, Verhoeven en Mei Li Vos,
en de heer Dekker, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Aanvang 10.02 uur.
De voorzitter:
Ik heet de staatssecretaris en zijn medewerkers, het publiek en de
geachte afgevaardigden van harte welkom. Wij hebben vastgestelde
spreektijden. Ik heb met de collega's afgesproken dat ik een minuut voor
het aflopen van de spreektijd een seintje zal geven. Ik zal tot 13.00
uur voorzitten. De heer Elias neemt daarna over en zal dan de nodige
souplesse betrachten.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter. De roep om een publieke omroep, om publieke media is wat
mijn fractie betreft groter dan ooit. Het is belangrijk dat alle groepen
in de samenleving gehoord worden. Het is de vraag of dat nu gebeurt. We
zien bijvoorbeeld de oproep van de voorzitter van de NPO. Wat haar
betreft, kan het beter. Wij zien dat met belangstelling tegemoet.
Zelfreflectie is goed. Van onze staatssecretaris hebben we nog weinig
gehoord over dit probleem. Baart de kloof in de samenleving de
staatssecretaris zorgen? Is hij het ermee eens dat de publieke omroep er
voor alle doelgroepen moet zijn?
Er is sowieso een probleem. Steeds minder mensen kijken televisie. Zij
kijken zeker geen lineaire televisie en dus ook geen NPO. Zij volgen
social media: Facebook, Instagram, Twitter en noem maar op. Meer dan de
helft van de mensen onder de 35 jaar gebruikt wekelijks Facebook om op
de hoogte te blijven van het nieuws. Daar is iedereen in staat zijn
eigen nieuwsaanbod samen te stellen van gelijkgestemden. Op zich is daar
niets mis mee, maar het maakt het belang van een meer neutrale en
gebalanceerde nieuwsvoorziening wel groot. Anders krijg je een nieuwe
vorm van verzuiling, een zogenaamde "herzuiling" dus. Iedereen zit dan
in zijn eigen bubbel met zijn eigen waarheid. Dat is niet goed voor de
integratie. Deelt de staatssecretaris die zorg? Is hij het ermee eens
dat de NPO dus niet verzwakt, maar juist versterkt moet worden en dat er
ruimte moet zijn voor betere programma's, toegankelijke documentaires,
onderzoeksjournalistiek, innovatie, participatie van het publiek en de
mogelijkheid voor de publieke omroep om op social media content te
leveren? Waarom is er niet meer aandacht voor YouTube op de publieke
omroep en vice versa de publieke omroep op YouTube? Graag een
reactie.
Deelt de staatssecretaris de zorgen over de beeldkwaliteit van het on
demand kijken? Er wordt veel over geklaagd bij Uitzending Gemist. Bij
NLziet kun je wel in hoge kwaliteit kijken, maar daar moet je weer extra
voor betalen. Graag een reactie.
Aansluitend op deze discussie is er ook de zorg over de voorlichting, de
zogenaamde media-educatie voor jongeren; jongeren die grote delen van de
dag op internet zitten. Het onderscheid tussen feit en fictie is daar
lang niet altijd makkelijk te maken. Daarom is mediawijsheid van groot
belang. Deelt de staatssecretaris mijn mening dat er voldoende aandacht
voor zogenaamde "digitale geletterdheid" moet zijn in het basisonderwijs
en in het voortgezet onderwijs? Die kan worden bereikt, als digitale
vaardigheid wordt opgenomen in de kerndoelen en als scholen de vrijheid
houden om daarin hun eigen keuzes te maken, maar ze ook worden geholpen
om de weg te vinden door het doolhof van het enorm grote aanbod. Steunt
de staatssecretaris mijn pleidooi daarvoor? Uiteraard moet dat met
draagvlak gebeuren. Hij zou dus in overleg kunnen gaan met leraren en
deskundigen over de manier waarop media-educatie in het onderwijs vorm
kan krijgen.
De heer Mohandis (PvdA):
Ik heb een korte vraag. In 2014 hebben collega Segers en ik een motie
ingediend om mediawijsheid verder te verankeren in het onderwijs. Is de
heer Van Dijk het met mij eens dat dat al gebeurt of wil hij eigenlijk
dat het een apart vak wordt in het onderwijs? Wat is precies zijn
voorstel op dit punt? Ik weet dat de SP altijd heel kritisch is over het
invoeren van een extra vak in het onderwijs.
De heer Jasper van Dijk (SP):
De heer Mohandis heeft gelijk: er gebeurt al heel veel. Er is natuurlijk
enorm veel aanbod en er zijn moties over ingediend. Ik heb dat allemaal
eens bekeken en gezien dat het nog heel vrijblijvend is. De
staatssecretaris zegt eigenlijk tegen de scholen: er is aanbod, kiezen
jullie maar wat jullie ermee doen. Dat klinkt natuurlijk goed, maar is
wel vrijblijvend. Ik zou dat wel wat sterker willen maken. Dat zou je
kunnen doen door media-educatie in de kerndoelen op te nemen. Uiteraard
ben ik mij bewust van de werkdruk in het onderwijs. Als je dat dus doet,
moet je ervoor zorgen dat er draagvlak is — de leraren moeten er zelf
achter staan — en dat er voldoende middelen zijn. Maar ik zie het graag
wat minder vrijblijvend dan nu.
De heer Mohandis (PvdA):
Dat laatste steun ik van harte. Ik heb daar een vraag over voorbereid.
Ik ben ook benieuwd naar de verdere uitvoering van een eerder in deze
commissie ingediende motie, die ook is aangenomen.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Het is goed om te horen dat de Partij van de Arbeid het pleidooi steunt.
Misschien kunnen wij vandaag nog zaken doen. Dan zetten wij
stappen.
Bij de regionale omroepen staat de kwaliteit van de redacties sterk
onder druk. We konden lezen dat de coalitie nu 17 miljoen voor de
regionale omroepen heeft uitgetrokken. Dat is mooi, maar zou je dat niet
structureel moeten regelen als je dat echt structureel wilt borgen, zo
vraag ik de staatssecretaris. En waar komt dat geld vandaan? Komt het
uit de mediabegroting? Zo ja, wat wordt er dan nu niet meer bekostigd?
Wordt hiermee de centralisatie van de regionale publieke omroepen alsnog
doorgedrukt, waar diversiteit nu juist zo nodig is? Ik krijg hierover
graag helderheid. Hoe is het met het zogenoemde "venster" van de
regionale omroepen? Daarmee kunnen regionale programma's op de
landelijke publieke omroep vertoond worden, bijvoorbeeld op NPO 3. Wat
vindt de staatssecretaris van het pleidooi van de Raad voor Cultuur om
AT5 als regionale omroep te benoemen?
Over hulptelevisie heeft de NRC vorige week maar liefst drie onthullende
reportages gemaakt. Wat je daarin leest, is behoorlijk schokkend. De
deelnemers aan deze programma's krijgen een soort wurgcontracten met
allerlei absurde eisen opgelegd. Als ze meedoen aan het programma,
moeten ze ook echt de hele reeks van uitzendingen uitzitten. Als ze dat
niet doen, mogen ze de productie betalen. Ze mogen niet naar buiten toe
spreken over de uitzendingen; dit zijn de zogenoemde zwijgcontracten. Ze
worden zwaar onder druk gezet om maar vooral mee te blijven doen,
terwijl het gaat om mensen met psychische klachten of medische
problemen. Kortom: dit zijn behoorlijk kwetsbare mensen. Deelt de
staatssecretaris mijn mening dat deze zaken zeer onwenselijk zijn? De
volgende vraag is natuurlijk wat hij daaraan kan doen, aangezien RTL in
Luxemburg zetelt. Heeft de staatssecretaris deze artikelen gelezen?
Deelt hij mijn mening dat dit soort contracten beter bekeken moet worden
en dat er toezicht op zou moeten worden gehouden? Om te beginnen zou hij
bijvoorbeeld een gesprek kunnen voeren met RTL. Ik hoor graag hoe hij
daarnaar kijkt, want deze wurgcontracten zijn wat mij betreft zeer
onwenselijk.
Tot slot, het btw-tarief voor digitale nieuwsproducten is 21% en voor de
papieren versies 6%. Digitale nieuwsproducten hebben daarmee een
achtergestelde positie. Wat mij betreft krijgen de digitale en de
papieren nieuwsvoorziening een gelijk speelveld. Dat zou je kunnen doen
door het btw-tarief voor het digitale nieuws te verlagen. Ik heb daar
eerder een motie (34264, nr. 36) over ingediend. Die is niet aangenomen.
Ik zie dat veel partijen hier sympathiek tegenover staan, dus ik dien
haar graag opnieuw in.
De heer Elias (VVD):
Mevrouw de voorzitter. Wij spreken vandaag voor de laatste keer met deze
staatssecretaris over de mediabegroting, zo mogen wij aannemen. In ieder
geval is het voor mij de laatste keer, tot mijn even grote spijt als
verrassing. Kamerleden oefenen daarbij hun belangrijkste taak uit: het
bestemmen van belastinggeld. Het gaat vandaag om zomaar ruim 1 miljard
euro aan mediabudget. Het is onbestaanbaar dat er dan een paar werkdagen
van tevoren nog stapels inhoudelijke en vaak technische beleidsbrieven
naar de Kamer komen. Dat moeten wij, zoals wij hier zitten, zeg ik tegen
de collega's, werkelijk niet langer accepteren. Het verhindert fracties
om fatsoenlijk intern te kunnen overleggen en het deugt niet. Ik wil op
z'n minst weten of de staatssecretaris zich dit überhaupt
realiseert.
De afgelopen vier jaar is er op mediagebied veel werk verzet. De
Nederlandse Publieke Omroep heeft minder budget gekregen, waardoor
scherpere keuzes moeten worden gemaakt. Het aantal omroepen is
gehalveerd. De taakopdracht is aangescherpt en is meer aanvullend op de
commerciële zenders. En ook partijen van buiten Hilversum kunnen
programma's gaan maken. Dat ging niet altijd van een leien dakje, zeg ik
enigszins eufemistisch, maar met het resultaat mogen wij bepaald
tevreden zijn binnen de politieke mogelijkheden anno 2016.
Vanaf 1 januari gaat de programmering op grond van de nieuwe Mediawet
van start en moeten ook de kijkers het verschil gaan merken. Dat zal
misschien niet direct bij het vuurwerk al het geval zijn, maar wat de
VVD betreft wel snel daarna. Heeft de staatssecretaris er vertrouwen in
dat tekst en bedoeling van de nieuwe Mediawet door de publieke omroep
goed zijn opgepakt? Onderneemt de publieke omroep zelf voldoende om
actief partijen van buiten uit te nodigen om met programmavoorstellen te
komen? De VVD-fractie treft graag bij de stukken voor het
wetgevingsoverleg van volgend jaar een evaluatie aan van de resultaten
in het eerste deel van 2017. Waar gaat de uitvoering van de nieuwe
Mediawet al goed en waar kan die nog veel beter? Kan de staatssecretaris
dit toezeggen? Het zou immers niet de eerste keer zijn dat Hilversum
gewoon zijn eigen gang gaat terwijl de wetgever iets anders voor ogen
stond. Graag krijg ik een reactie.
Omdat de NPO-organisatie nu aan de slag moet, komen er van mijn kant
vandaag geen grote nieuwe voorstellen, maar een aantal punten die gemeen
hebben dat ze tot meer transparantie en betere kwaliteit moeten leiden
bij de publieke omroep.
Ik begin met de ombudsman, waar mijn motie (34300-VIII, nr. 85) tijdens
het begrotingsdebat vorig jaar toe opriep. Het is goed dat deze er per 1
januari ook echt komt. De kijker is zeer gediend bij de kritische
journalistieke blik en het gevraagde en ongevraagde advies dat deze
ombudsman moet leveren. Het kan natuurlijk ook een vrouw zijn, voor alle
duidelijkheid. Als het werkelijk nodig is, moet die ombudsman in
uiterste gevallen ook rectificatie ín een programma kunnen afdwingen.
Het moet dan ook een zware figuur zijn van onversneden reputatie, iemand
die zijn of haar loopbaan afsloot in de hoofdredactie van een
gezaghebbende krant bijvoorbeeld. Ik begrijp overigens dat hier haken en
ogen aan zitten, zoals de staatssecretaris schrijft. Uiteraard gaat de
overkoepelende NPO niet over de inhoud van programma's en de politiek al
helemaal niet, maar als de omroepen zichzelf vooraf committeren aan het
oordeel van de ombudsman, heeft dat de facto dezelfde bindende
kracht.
Wanneer een omroep het echt niet eens is met de ombudsman en ondanks
gemaakte afspraken wil afwijken van het oordeel, dan kan ik mij goed
voorstellen dat er nog een bindend advies van twee, ook vooraf aan te
wijzen, oud-journalisten van naam volgt, maar dan moet dat oordeel ook
echt gevolgd worden. De NPO en de omroepen moeten zich tot die afspraken
verplichten — wat zeg ik? — wíllen verplichten. Vrijblijvende adviezen
leiden tot vrijblijvende resultaten. Neem bijvoorbeeld de huidige Raad
voor de Journalistiek. Hele redacties van kranten of tv-programma's
melden vooraf al dat ze zich daarvan niets zullen aantrekken. Even voor
de duidelijkheid: ik heb het niet over een verkeerde adresvermelding. Ik
heb het over bewuste verdraaiing van feiten, over grove
privacyschending, over het achterwege laten van hoor en wederhoor en
over andere flagrante schendingen van de journalistieke code van
Bordeaux. Dan kan en mag een omroep niet wegkomen met een lullig
rectificatietje in een achterafhoekje van een website. Misschien komt
het maar eens in de twee jaar voor dat een presentator op de buis in
zijn programma moet zeggen dat hij faliekant fout zat met zijn verhaal,
maar alleen al het feit dat zoiets boven de markt zweeft, dwingt tot
zorgvuldigere journalistiek. Ik sluit op dit punt overigens aan bij de
opmerking van mijn collega Van Dijk over het belang van een meer
gebalanceerde nieuwsvoorziening, juist bij de publieke omroep. Ik hoor
graag van de staatssecretaris dat hij hierop met kracht bij de NPO en de
omroepen zal aandringen, want anders kom ik in de tweede termijn met een
motie van die strekking. Ik roep in herinnering dat de vorige motie
hieromtrent door vrijwel de gehele Kamer is aangenomen.
De heer Martin Bosma (PVV):
Het is goed dat de VVD zich bemoeit met de inhoud van
televisieprogramma's. Dat is ook onze taak, want de Mediawet schrijft
het een en ander voor over de inhoud van programma's. Het is daarom
logisch dat wij de staatssecretaris en de voorzitter van de raad van
bestuur van de NPO daarop aanspreken. Het is goed dat de VVD dat doet.
De VVD heeft dat in het verleden ook gedaan, bijvoorbeeld toen zij er in
haar verkiezingsprogramma voor pleitte dat Sesamstraat moest blijven.
Dat is prima en harstikke goed. De heer Elias noemt een aantal zaken,
waaronder het niet toepassen van hoor en wederhoor, maar waar heeft hij
het dan precies over? Ik probeer even te plaatsen over welke zaak het
gaat. Op welke momenten is de NPO in gebreke gebleven? Kan hij mij
verrijken met wat informatie?
De heer Elias (VVD):
De VVD bemoeit zich juist niet met de inhoud van programma's. Dat is
juist niet zo. Ik tuin daar niet in, hoeveel cynisme de heer Bosma ook
in zijn vraag legt. Wij bemoeien ons daar niet mee. Vorig jaar werd er
ook gevraagd naar de casuïstiek en ook toen ben ik daar expres niet op
ingegaan, juist omdat ik niet wil dat we het hier over individuele
programma's hebben. Maar vanmorgen stond er bijvoorbeeld een stukje in
Het Financieele Dagblad van een gelaedeerde die zich buitengewoon
bezwaard voelt over de berichtgeving van de NOS. Het zou typisch iets
voor een ombudsman zijn om daar iets van te vinden, maar dat zou niet
meteen in een uitzending gerectificeerd hoeven worden. Ik zei al eerder
dat het beperkt moet blijven tot hoogst uitzonderlijke gevallen.
Nogmaals: de hele Kamer, ook de PVV, heeft zich achter mijn motie
geschaard waarin dit stond. Ik heb die motie voor de zekerheid ook bij
mij. Ik zou zeggen: ga het regelen, en wel zodanig dat niet de politiek,
maar een ombudsman zich met de inhoud bemoeit. Maar het moet wel
werken.
De heer Martin Bosma (PVV):
Er is een probleem, maar de heer Elias wil dat niet toegeven. Hij
citeert mensen die kritiek hebben op de inhoud van televisieprogramma's,
maar hij wil zich niet bemoeien met de inhoud van televisieprogramma's.
Ik snap dat niet. Maar goed, dat is een constatering en geen
vraag.
De heer Elias (VVD):
Ik stel een wedervraag. Als men zich in een televisieprogramma zodanig
opstelt dat er flagrante schendingen van journalistieke erecodes
plaatsvinden, vindt de heer Bosma dan ook dat men dat in zo'n programma
zou moeten kunnen of willen rectificeren? Dat lijkt mij een buitengewoon
logische en verstandige zaak. Dat geldt overigens ook voor de rest van
de Kamer.
De heer Pieter Heerma (CDA):
De heer Elias heeft hierover vorig jaar inderdaad een motie ingediend.
Die werd Kamerbreed gesteund en de staatssecretaris heeft die ook
uitgewerkt. Kan de heer Elias aangeven waarover hij niet tevreden is?
Kan hij daarnaast reageren op de kritiek die het Nederlands Genootschap
van Hoofdredacteuren afgelopen week heeft geuit op het voorstel?
De heer Elias (VVD):
Om met dat laatste te beginnen: dat is een van de redenen waarom ik zo
nijdig ben over het feit dat die stukken ons zo laat bereiken. De
reactie van de staatssecretaris stond in een van die stukken. Je krijgt
dan natuurlijk snelle en ondoordachte reacties vanuit het veld, zoals ik
de reactie van het Nederlands Genootschap van Hoofdredacteuren ook zou
willen betitelen. Ik doe even twee stappen terug. De overheid geeft een
zak geld aan Hilversum en zegt: maak daar mooie dingen voor, binnen
bepaalde randvoorwaarden. Een van die randvoorwaarden is zorg dragen
voor fatsoenlijke en deugdelijke journalistiek. Ik sloot niet voor niets
aan bij de heer Van Dijk, die op het toenemende belang daarvan heeft
gewezen. Dan kan het toch niet zo zijn dat er een vrijblijvende afspraak
met de omroepen is over het rectificeren? Als er daadwerkelijk ernstige
missers worden gemaakt op dat terrein, kunnen die afspraken toch niet
vrijblijvend zijn? Het Genootschap van Hoofdredacteuren gooit meteen met
grote termen als "persvrijheid", terwijl ik niet anders wil dan dat er
heldere, afdwingbare afspraken worden gemaakt waaraan de omroepen zich
vooraf committeren.
En dan heb ik ook nog — dat is meteen het antwoord op uw tweede vraag —
een extra zekerheid ingebouwd door er ten opzichte van de brief van de
staatssecretaris nog tussen te zetten dat twee andere journalisten van
naam er nog een keer naar kijken als een programma zich verzet tegen het
oordeel van de ombudsman; een tweede ronde erachteraan dus. Als iedereen
het dan vindt, vind ik daadwerkelijk dat zo'n rectificatie er zou moeten
zijn.
De heer Pieter Heerma (CDA):
De heer Elias gaf in zijn spreektekst wel aan, te begrijpen dat de
staatssecretaris aangeeft dat het een complexe kwestie betreft. Dan is
mij nog steeds niet helemaal duidelijk waarom de heer Elias vindt dat de
uitwerking die aan de Kamerbrede oproep is gegeven, niet juist is.
Waarom is het nodig om daarin een stap verder te gaan?
De heer Elias (VVD):
Het is in die zin vrijblijvend dat er geen enkele vorm van sanctie in
zit als de omroepen zeggen: wij hebben het advies van de ombudsman
gehoord maar we doen het niet. Dat vind ik onjuist. Er moet een
mogelijkheid zijn om als ultimum remedium te zeggen: u zit hier de boel
nu werkelijk zo schandalig te vernachelen, met overheidsgeld, waarmee
juist fatsoenlijke journalistiek bedreven moet worden; u moet dat
rectificeren. Er zit geen enkele vorm van sanctie in.
De heer Mohandis (PvdA):
Om de heer Elias beter te begrijpen, wijs ik erop dat een vorm van
rectificatie al wettelijk verankerd is. De staatssecretaris heeft in
mijn optiek een heel uitvoerige beschrijving gegeven van de manier
waarop je het beste recht kunt doen aan de breed aangenomen motie. Ik
zou zeggen: laten we die stap nu nemen en niet nog meer willen dan
mogelijk is. Want volgens mij is de mogelijkheid er al die de heer Elias
bepleit, tenzij hij echt iets anders voorstelt. En wie zou het dan
moeten afdwingen? Is dat de staatssecretaris? Is dat de NPO? Ik wil iets
meer houvast bij de volgende stap die de heer Elias beoogt te
zetten.
De heer Elias (VVD):
Maar dat heb ik zonet beschreven. Ik vind dat het zo moet zijn dat de
omroep het niet naast zich neer kan leggen als een goede ombudsman van
naam en faam zegt: u hebt de boel zo vernacheld; u moet dat in uw
uitzending rectificeren en niet alleen ergens op een website. Dan doet
het namelijk ook pijn. Dan helpt het, dan werkt het en dan heeft het een
preventieve werking. Ik heb het nog iets verfijnd door op te nemen dat
er nog een tweede stap achteraan kan komen als de omroepen zich
daartegen zouden verzetten. Mijn punt is dat ik vind dat de omroepen
zich daar vooraf aan moeten committeren. Die moeten zeggen: als dat de
afspraken zijn, doen we dat op die manier. Dat zit niet in het voorstel
van de staatssecretaris. Dat is het enige wat ik nog iets wil
aanscherpen. Dat die ombudsman er komt, is op zich prima. Dat hij met
adviezen gaat komen en dat het in de meeste gevallen waarschijnlijk wel
goed zal lopen, is ook allemaal prima. Maar het gaat mij om een
televisieprogramma dat bijvoorbeeld nu al zegt: ik committeer mij op
geen enkele manier aan welk oordeel van de Raad voor de Journalistiek
dan ook en ga gewoon mijn eigen goddelijke gang. Dat vind ik een
onjuiste gang van zaken.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Elias (VVD):
Die onafhankelijke journalistieke waakhonden en die zorgvuldigere
journalistiek zijn ook echt nodig. Zo verscheen er vorige week een
onderzoek van Mediawijzer waaruit blijkt dat mensen het steeds lastiger
vinden om de betrouwbaarheid van nieuws te beoordelen. Dus is het juist
van belang dat de publieke omroep de norm stelt, betrouwbaar is en zich
aan de code van Bordeaux houdt. Ik wees daar vorig jaar ook al op. Ook
de discussie over het gebrek aan politiek incorrecte meningen op de
publieke omroep wordt hiermee naar mijn idee geholpen.
Ik ben overigens helemaal niet zo negatief over de discussie die
NPO-voorzitter mevrouw Rijxman gestart is, al komt die rijkelijk laat en
lijkt het een rappe beweging om kritiek van anderen voor te zijn. Beter
laat dan nooit. De publieke omroep moet de opvattingen van alle
Nederlanders vertolken, en dat is nu zeker niet het geval. Dat komt ook
door de constructiefout om de twee beeldbepalende dagelijkse talkshows,
De Wereld Draait Door en Pauw, door een en dezelfde omroep te laten
maken. Hier ligt de komende jaren een grote uitdaging. De mogelijkheden
voor een meer pluriforme invulling liggen er namelijk.
Bij zuivere journalistiek hoort ook een zuivere moraal. Eind 2015 is het
programma De Wereld Draait Door door het Commissariaat voor de Media
onder verscherpt toezicht geplaatst omdat stelselmatig overtredingen
plaatsvonden.
De voorzitter:
De heer Verhoeven heeft nog een interruptie op het vorige punt.
De heer Verhoeven (D66):
Ik moest er eerst even op kauwen. De heer Elias ging alweer door met een
ander terecht punt, maar ik wil nog even ingaan op wat daaraan
voorafging. De heer Elias is atijd heel scherp, principieel en zuiver in
de leer als het gaat om het niet praten over programma's en
programmering. Daar gaat hij heel ver in. Andere Kamerleden noemen soms
wel voorbeelden van programma's om te laten zien waar de Mediawet wel en
niet onder druk staat vanuit de publieke omroep. De heer Elias zei dat
er twee opinieprogramma's, talkshows, zijn die beide door dezelfde
omroep worden gemaakt. Dat is toch ook gewoon praten over de
programmering? Dat is toch ook praten over de omroepen en hun
programma's? Mag dat dan wel?
De heer Elias (VVD):
Ja hoor, dat mag. Dit is een beetje inconsequent van de heer Verhoeven.
Vorig jaar verweet hij mij dat ik over programma's sprak, toen ik dat
deed. Ik noemde toen een programma van Paul de Leeuw dat 's avonds door
de NPO wordt uitgezonden. Ik vroeg of dat nu iets was om op de publieke
omroep te doen. Toen werd mij kwalijk genomen dat ik programma's noemde.
Nu doe ik het en mag dat weer niet. Beetje inconsequent. Ik heb hier
niet zo veel boodschap aan eerlijk gezegd.
De heer Verhoeven (D66):
Volgens mij is de heer Elias een beetje in de war, want ik heb hem nooit
verweten dat hij over programma's praatte. Dat zijn andere collega's
geweest. Ik heb zelf namelijk ook weleens over programma's gepraat,
omdat je nu eenmaal een voorbeeld moet kunnen noemen om duidelijk te
maken waarom je vindt dat de Mediawet wel of niet goed wordt uitgevoerd.
Ik heb de staatssecretaris de afgelopen vier jaar heel veel kwalijk
genomen, maar nooit dat hij over programma's praatte. Dat heb ik de heer
Elias ook nooit kwalijk genomen. De heer Elias vindt het dus prima om
over programma's te praten, behalve als andere partijen dat doen op een
manier die hem niet bevalt. Is dat de scheidslijn van de heer
Elias?
De heer Elias (VVD):
Nee, natuurlijk niet. Dit is een zogeheten leading question. Ik zal u de
verslagen van de vorige keer dat u dat deed toesturen. Ik vind het geen
enkel probleem om daarover te praten, zolang er maar een zekere
distantie in zit en het meer in algemene zin is.
Ik was gebleven bij het onder toezicht plaatsen van het programma De
Wereld Draait Door. Als een programma onder toezicht is geplaatst,
moeten we het toch kunnen noemen, lijkt me. Er vonden namelijk
stelselmatig overtredingen plaats: aanbiedingen van boeken en op een
gegeven ogenblik zelfs het runnen van een restaurant, waarvoor in de
uitzending uitvoerig reclame gemaakt werd. Wij geven geen belastinggeld
aan de publieke omroep voor commerciële activiteiten. Daar moet scherp
op worden toegezien. Ik heb daar enkele vragen over. Is hier sprake van
een trend? Naar verluidt krijgen de NPO-zenders Radio 2 en 3FM
binnenkort een fikse boete omdat concurrent Sky Radio een klacht tegen
hen heeft ingediend over het pushen van de kaartverkoop van popfestivals
en dergelijke. Klopt dit? De staatssecretaris wordt, naar ik aanneem,
van dit soort dingen door het Commissariaat voor de Media op de hoogte
gehouden. Ik wil als Kamerlid niet afhankelijk zijn van toevallige
berichtgeving of geruchten die mij vanuit Hilversum bereiken. Ik wil dat
de Kamer van deze meldingen door de staatssecretaris binnen een week op
de hoogte wordt gesteld. Krijgt u een melding, staatssecretaris? Laat
dit de Kamer dan binnen een week weten. Graag krijg ik een heldere
toezegging op dit punt.
Bij het zogeheten dienstbaarhedenverbod is, eenvoudigweg geformuleerd,
geregeld dat de publieke omroep niet voor het karretje van een
commercieel belanghebbende mag worden gespannen. Zo mocht bijvoorbeeld
omroep MAX het programma Heel Holland Bakt — daar heb je weer een
programma, mijnheer Verhoeven — niet inzetten om Albert Heijn aan extra
omzet te helpen. Ik merk overigens op dat de reactie vanuit Hilversum op
die boete van zo'n €150.000 opvallend lauw is. Je kunt daaraan merken
dat de publieke omroepen gewend zijn gewoon hun eigen gang te gaan. Dat
nonchalante gedrag inzake de grenzen van de wet komt voort uit het feit
dat ze decennialang ook daadwerkelijk hun eigen gang konden gaan. Is dat
verbod wel scherp genoeg omschreven?
Ook zeer belangrijk is de aanpassing van de nieuwe dienstentoets,
waarmee moet worden voorkomen dat omroepen met belastinggeld allerlei
activiteiten starten die in het vaarwater zitten van marktpartijen. De
VVD steunt de toevoeging om ook de ACM kritisch mee te laten kijken.
Wanneer kunnen wij de wetgeving verwachten voor de nieuwedienstentoets?
Komen de ACM-oordelen ook naar de Kamer? Ik hoor het graag.
De wetgeving luistert overigens bepaald nauw. Die betreft namelijk niet
alleen de ruimte van de omroepen en de NPO op internet, maar gaat ook
over de strijd tussen de omroepen en de NPO. Ik wil geen reproductie van
de omroepellende waarbij de strijd zich verplaatst van de beeldbuis naar
online. Dat punt kan de staatssecretaris naar mijn idee niet over de
schutting gooien bij de ACM. Daar zal hij toch echt zelf de
politiek-beleidsmatige uitgangspunten bij moeten aangeven; in die wet
dus. Ik ben zeer, zeer benieuwd. Wil de staatssecretaris de
hoofdrichting straks aangeven in zijn antwoord?
Een van de nieuwe diensten is NPO Plus, een soort staats-Netflix, waar
voor een paar euro per maand NPO-programma's terug kunnen worden
gekeken. De VVD is hier niet voor. De publieke omroep is er om vrij
toegankelijke programma's voor de Nederlandse kijker te maken en niet om
met allerlei eigen betaalde diensten te komen. In plaats van veel tijd
en geld in dergelijke initiatieven te steken, kan men beter vaart maken
met het langer en in betere kwaliteit aanbieden van programma's via NPO
Uitzending Gemist, gewoon gratis voor iedereen. Ook ziet mijn fractie
graag dat er meer werk wordt gemaakt van het ontsluiten van het archief
van de NPO. Ik sprak hier al eerder over. Vele duizenden uren aan mooie
programma's liggen nu te verstoffen in kelders in Hilversum, terwijl er
marktpartijen zijn die hier graag voor willen betalen en ook kijkers die
deze programma's graag willen terugkijken. Waarom komt hier geen
beweging in? Graag krijg ik een reactie.
Nederland heeft als een van de weinige landen een verplicht zenderpakket
van 30 zenders op de kabel.
De voorzitter:
Er is een interruptie op het vorige punt.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik ben het eens met de heer Elias. De NPO wordt door ons allemaal
betaald. De voorzieningen die de NPO levert, zouden dus ook kosteloos
toegankelijk moeten zijn, zoals NPO 1, 2 en 3. Het is opvallend dat de
NPO nu met allerlei nieuwe zaken komt waar kosten voor moeten worden
gemaakt. De heer Elias noemde NPO Plus al de staats-Netflix. Ik vind dat
ook opmerkelijk. De heer Elias zegt dat de VVD daar niet voor is. Wat
gaat de VVD voorstellen?
De heer Elias (VVD):
Ik luister eerst eens even naar de staatssecretaris en bekijk wat hij
doet met mijn vrij indringende positie op dit punt. Daar hebben wij die
mijnheer voor.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Maar goed, ik heb de staatssecretaris nog niet gehoord over NPO Plus
…
De heer Elias (VVD):
Nee, daarom heb ik het hem gevraagd.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Even geduld. Intussen wordt NPO Plus al wel opgestart. Wij kunnen er dus
gevoeglijk van uitgaan dat de staatssecretaris dat niet tegen gaat
houden. Kunnen wij dan een voorstel van de VVD verwachten om NPO Plus
wel tegen te houden? Ik bedoel het positief en constructief. Is de heer
Elias het met mij eens dat voorzieningen van de NPO kosteloos
toegankelijk moeten zijn, zoals hij zelf al zei?
De heer Elias (VVD):
Ja, dat heb ik net gezegd, maar ik wacht eerst eens even af wat de
staatssecretaris doet. Wat ik in ieder geval niet wil, is dat er nu een
zodanig begin wordt gemaakt dat het irreversibel is, dat het gaat
groeien, dat het gaat jongen en dat het groter wordt. Daar voel ik
helemaal niks voor.
De heer Pieter Heerma (CDA):
Impliceert het laatste antwoord van de heer Elias op de vraag van de
heer Van Dijk dat de VVD-fractie er minder moeite mee zou hebben als het
gratis aangeboden zou worden? Als dat zou gebeuren, wat is dan de impact
op de markt? Ik ben benieuwd of het pleidooi van de heer Elias over NPO
Plus ook geldt voor het samenwerkingsverband NLziet waar de NPO al in
zit. Is hij daar dan ook tegen? En als hij daar niet tegen is, waarom is
dat onderscheid er dan?
De heer Elias (VVD):
Ik wil toegankelijkheid van publiek gemaakte programma's. Voor het
overige, dus voor zover men in commercieel vaarwater zou zitten, komt er
een toets door onder meer de ACM. Dat heb ik net aangegeven. Dat zijn
dus twee aparte trajecten. Je kunt niet van tevoren zeggen: dit mag hoe
dan ook niet. Maar ik ben echt niet voor de ontwikkeling dat de NPO voor
Netflixje gaat spelen. Daar ben ik echt niet voor; dat heb ik ook
aangegeven.
De heer Mohandis (PvdA):
Een NPO die geen ruimte krijgt in het digitale domein, is in de toekomst
ten dode opgeschreven; laat ik het maar heel hard zeggen. Wij hebben nu
te maken met het feit dat het kabinet de nieuwe dienst NPO Plus heeft
goedgekeurd. Daar is bezwaar tegen gemaakt en dat ligt nu onder de
rechter. Het zou ons sieren als wij wat onder de rechter ligt, ook daar
laten liggen. Ik kom in mijn eigen inbreng nog te spreken over NPO Plus
en de nieuwe dienstregeling. Wat mij betreft gaan wij echter niet terug
nu er al iets is besloten. Ik ga ervan uit dat het kabinet zijn eerder
genomen beslissing met verve zal verdedigen. Het zou ons als politiek
sieren om niet net te doen alsof een nieuwe dienst die al is
goedgekeurd, nog onder een nieuwe dienst kan vallen. Dat is geen goede
richting. Ik vraag de heer Elias om mee te denken over de vraag hoe wij
de richting van de Mediawet die wij hebben goedgekeurd, met alle ruimte
voor het digitale domein die er moet zijn, kunnen steunen als wij de
publieke omroep een warm hart toedragen.
De heer Elias (VVD):
Ik deel die analyse niet. Bovendien zou het zorgelijk zijn als de NPO
ten dode zou zijn opgeschreven op het moment dat hij in het digitale
domein niet al te zeer concurrentieverstorend moet optreden. Dat is iets
totaal anders dan de heer Mohandis van mijn woorden maakt. Volgens mij
valt het allemaal wel mee. Bij het volgende punt zal dit ook blijken.
Als er bijvoorbeeld geen behoefte blijkt te zijn aan NPO 3, dan zal die
zender afsterven. Dat lijkt mij logisch.
De heer Mohandis (PvdA):
De heer Elias spreekt over het verstoren van de markt. Het is naar mijn
mening juist een goed besluit geweest om een bijdrage te vragen aan
kijkers. Een toegankelijke bijdrage, zeg ik er gelijk bij. Als wij
zeggen dat het kosteloos moet, krijg je juist marktpartijen die zeggen
dat het heel lastig is om samen te werken en om daar goede producten
tegenover in de markt weg te zetten. Die redenering kan ik niet helemaal
volgen. Ik blijf erbij dat als het kabinet een besluit heeft genomen,
wij niet net moeten doen of er nog een mogelijkheid is om een nieuwe
dienst die al goedgekeurd is, te laten goedkeuren onder iets wat er nog
niet is, namelijk een wetswijziging die nog niet van kracht is.
De heer Elias (VVD):
Volgens mij zit er over zeven of acht maanden een nieuw kabinet. Ik geef
de richting aan van wat ik niet gewenst vind. Volgens mij moet het
nieuwe kabinet daar een keer goed naar kijken. Ik heb de indruk dat de
Partij van de Arbeid dat ook doet, nog even los van de vraag of zij deel
zal uitmaken van dat nieuwe kabinet. De sfeer is hier prima. Politiek is
geen bejaardenhuis.
Wij hebben een verplicht zenderpakket op de kabel van 30 zenders,
terwijl daar in de huidige tijd geen goede reden voor is. De
staatssecretaris wil die verplichting dan ook schrappen, maar dan wel de
zogeheten must-carryverplichting — ik heb ook niet bedacht dat die zo
moet heten — behouden voor de Nederlandse en Vlaamse publieke zenders.
Dit moet op termijn leiden tot een persoonlijker samengesteld
zenderpakket tegen lagere kosten. Minder communistische eenheidsworst
dan nu dus. Dat juich ik toe. Maar waarom moeten we dan wel die
must-carryverplichting behouden waardoor bijvoorbeeld drie Vlaamse
zenders moeten worden doorgegeven en de Nederlandse publieke zenders
door de uitzendgarantie een betere uitgangspositie krijgen voor de
reclametarieven? Is het niet veel beter dat ook de publieke zenders —
bijvoorbeeld NPO 3, ik hintte daar zojuist al op — gewoon hun
bestaansrecht op de kabel moeten bewijzen? Kan bijgevolg die
must-carryverplichting niet eenvoudigweg worden geschrapt?
De heer Pieter Heerma (CDA):
Dit is, gegeven alle trends die er in het medialandschap zijn, een
interessante en relevante discussie. Wij zien echter juist op de
kabelmarkt dat er maar twee aanbieders zijn waarvan er een ook nog eens
veruit de grootste is. Dat is dus de markt waarover wij spreken. Die
marktpartijen worden ook nog eens concurrenten op het gebied van
content. Een van de kabelaanbieders biedt de enige plek om gratis en
live naar Formule 1 te kijken, om een voorbeeld te geven. Zouden dit
soort ontwikkelingen — het feit dat de kabelaars ook steeds meer
contentaanbieders worden — gevolgen moeten hebben voor het betoog van de
heer Elias? Juist die must carry en die pakketten kunnen de balans van
de markt nog meer uit het lood doen slaan.
De heer Elias (VVD):
Ik vrees dat wij langs elkaar heen praten. Zegt de heer Heerma nu dat de
consument bepaalt wat hij wil hebben? Ziggo levert nu die fantastische
wedstrijd van gisteren gratis, louter en alleen als marketinginstrument,
om kijkers naar zich toe te halen en hen daar later voor te laten
betalen. Dat is een commerciële markt. Op een gegeven moment zeggen
kijkers: ik wil NPO 1 en NPO 2, maar NPO 3 hoef ik niet. Als iedereen
dat in dat gebied doet, zal het wel zo lopen dat Ziggo daar komt, of een
ander. Het is toch gewoon een kwestie van vraag en aanbod?
De heer Pieter Heerma (CDA):
Aan de kant van de kabelaars heb je een of twee grote partijen, die
steeds meer zelf content beginnen aan te bieden. Als de pakketten en
must carry eraf gaan, dan wordt de positie van die bedrijven nog sterker
gemaakt, terwijl zij bij content al concurrent zijn geworden van
partijen die van hen afhankelijk zijn om doorgegeven te worden. Volgens
mij praten we helemaal niet langs elkaar heen, maar is dit het vraagstuk
waar het om gaat. Is het pleidooi van de heer Elias dan wel
verstandig?
De heer Elias (VVD):
Uw redenering start bij het belang van het bestaansrecht en het overeind
houden van de publieke omroepen. Mijn redenering start bij het belang
van de consument. Wat wil de consument hebben of zien?
Voorzitter. Het is buitengewoon teleurstellend dat een aantal regionale
omroepen niet wil meewerken met het plan van nota bene de eigen
overkoepelende organisatie om de bezuinigingen zo op te vangen dat er
door efficiënter werken en het delen van administratie niet of
nauwelijks gekort hoeft te worden op het programmabudget. De VVD vindt
echter een pluriforme, kwalitatief goede regionale omroep van dermate
groot belang dat we toch graag ruimte willen bieden voor goedwillende
regionale omroepen die wel willen samenwerken. Ik dien samen met de heer
Mohandis een motie in om de samenwerking extra financieel te belonen
door eenmalig 17 miljoen beschikbaar te stellen. Hij zal daar
uitgebreider op ingaan. Zaak is nu wel dat de regionale omroepen ook
echt gaan leveren.
De heer Verhoeven (D66):
Dat klinkt heel aardig, maar de regionale omroepen moeten volgend jaar
en de jaren daarop ook door als deze gebundelde samenwerking tot stand
komt, en daar lijkt het wel op. Waarom is dit een eenmalige
bijdrage?
De heer Elias (VVD):
Omdat er uitstel is opgetreden — ik laat even in het midden waarom — in
het vormgeven van zodanige samenwerking dat aan de achterkant geld kon
worden verdiend waardoor de bezuiniging kon worden opgevangen zonder dat
de programma's daaronder zouden lijden. De dertien dames en heren van de
regionale omroepen hebben het niet voor elkaar kregen om dat fatsoenlijk
te regelen en samen te werken. Daarom zeg ik: ga dat nu als de
wiedeweerga doen, zodat de programma's niet in het gedrang komen. Er
zijn nu al lastige problemen bij Noord-Holland, heb ik begrepen, waar
het hele reorganisatieplan er al door is en mensen bijna op straat
staan. Er moet zo snel mogelijk duidelijkheid komen over hoe het wordt
uitgewerkt, zeg ik tegen de staatssecretaris. Dat geld is eenmalig
beschikbaar zodat de samenwerking zodanig op gang komt dat men door de
samenwerking zelve, zonder de programma's te schaden, geld kan
verdienen. Het is heel logisch: als je één boekhouding hebt, is dat
goedkoper dan dertien.
De heer Verhoeven (D66):
Dat was een lang antwoord. Je kunt volgens mij op twee manieren
redeneren. De ene redenering is dat je zegt dat dit geregeld had moeten
worden, dat de regionale omroepen beter hadden moeten samenwerken en dat
het jammer is dat dit niet gelukt is. De andere is dat je zegt dit hele
plan slecht is en dat je de oude situatie in stand moet houden, waarbij
je ook meer geld nodig hebt voor de regionale omroepen. Dat zijn de twee
mogelijkheden, maar de VVD doet eigenlijk allebei. Zij zegt dat de
samenwerking is mislukt, en dat wij dus extra geld geven. Denkt de heer
Elias dat dit een prikkel zal zijn zodat het volgend jaar wel lukt? Het
zou ook kunnen dat de regionale omroepen denken dat zij op dezelfde
manier door moeten gaan en dat zij volgend jaar wel weer geld krijgen.
Dan komt er niets terecht van die hervorming. Dat is wel het gevaar van
deze gift van 17 miljoen die maar voor één jaar telt.
De heer Elias (VVD):
Laat ik het met enige zelfspot formuleren: als die regionale omroepen
mij niet geloven, dan zullen ze Mohandis wel geloven; dat het eenmalig
is en dat de bedoeling ervan is om samen te werken en om aan de
achterkant geld te verdienen. Er is vertraging opgetreden. Ik zei al dat
ik in het midden zou laten waarom dat was, maar wij weten allemaal dat
dit was omdat de regionale omroepen dachten dat Dekker het toch niet zou
redden in de Eerste Kamer en dat het hele verhaal niet door zou gaan.
Dat was echter niet het geval. Ik denk dat ze buitengewoon rap in de
benen zullen komen. De telefoontjes die ik vrijdag van hen kreeg, wezen
sterk in die richting.
De voorzitter:
U hebt nog drie minuten voor uw eerste en uw tweede termijn samen.
De heer Elias (VVD):
Ik maak het af. Ik heb nog een heel kort punt.
Veel mensen zijn geïnteresseerd in regionaal nieuws, maar de
toegankelijkheid kan omhoog. Om hieraan tegemoet te komen, stel ik voor
om op werkdagen na het achtuurjournaal, een van de best bekeken
dagelijkse programma's, een regiojournaal van een minuut of tien uit te
zenden. De techniek is er. Die tien minuten eigen regionale omroep krijg
je dan automatisch op NPO 1. In Maastricht begint om tien voor half
negen dan L1 en in Leeuwarden Omrop Fryslân. De BBC doet dit al jaren
met veel succes. Het kan op 1 januari ingaan. Graag hoor ik een
reactie.
Ik sluit af. Per 1 januari 2017 kan de gehele publieke omroep vernieuwen
en veranderen, ruim 50 jaar nadat de VVD-ministers in het
kabinet-Marijnen, dat er zelfs over viel, het bestel al wilden
openbreken. "Politiek is boren in hardhout", zei Max Weber. Dat geldt,
zo mogen wij wel vaststellen, stellig voor Hilversum.
De voorzitter:
Na deze afsluiting geef ik het woord aan de heer Heerma.
De heer Pieter Heerma (CDA):
Voorzitter. De afgelopen jaren hebben wij tijdens diverse
wetgevingsoverleggen en wetsbehandelingen over de media gesproken over
het toekomstbestendig maken van het landelijke publieke omroepbestel. De
wet die is behandeld in het laatste WGO en inmiddels is aangenomen in de
Eerste Kamer, geeft voor de komende jaren duidelijkheid aan de
landelijke publieke omroep. Die duidelijkheid was er de afgelopen
maanden echter niet over de positie van de regionale omroepen en de
onderlinge samenwerking. Deze samenwerking onder aanvoering van de
Stichting Regionale Publieke Omroep (RPO), waarvan de contouren waren
geschetst in de eerste Mediawet, strandde afgelopen zomer. Die
onderlinge samenwerking is echter wel hard nodig, enerzijds door de
bezuinigingen, maar anderzijds om het hoofd boven water te houden in een
rap veranderende mediawereld. Dat geldt zeker voor de kleinere regionale
omroepen.
Vorige week kwamen de heren die naast mij zitten, de heer Mohandis links
van mij en de heer Elias rechts van mij, met het initiatief om eenmalig
geld uit te trekken voor een soort samenwerkingsfonds. Volgens mij is
dat een goede stap. Ik ben hierover dus positief. Ik ben ook positief
gestemd over de brief van ROOS en de RPO, waarin staat dat men die
handschoen van de samenwerking ook daadwerkelijk wil oppakken. In een
passage in die brief werd gesuggereerd dat de staatssecretaris hierover
ook positief is. Ik ben benieuwd of de staatssecretaris dat hier wil
bevestigen en of hij bereid is om het gevraagde geld beschikbaar te
stellen om die samenwerking alsnog tot stand te brengen. Is de
staatssecretaris bijvoorbeeld ook bereid om in dezen de samenwerking met
de lokale omroepen te bezien? Wellicht kan hij daarop ingaan.
De brief van de regionale omroepen werd overigens afgesloten met een
pleidooi voor regionale nieuwsvensters op de landelijke publieke
kanalen. In de afgelopen kabinetsperiode is daar door de
staatssecretaris ook al in een brief aan gerefereerd. In die brief wordt
ervoor gepleit om dit het komende jaar te realiseren. Ik ben benieuwd
hoe de staatssecretaris daartegen aankijkt, gelet op eerdere
kabinetsstandpunten hierover. Welke rol ziet de staatssecretaris daarbij
voor zichzelf weggelegd?
De ontwikkelingen in het medialandschap volgen elkaar behoorlijk snel
op. Het rapport van de commissie-Brinkman is inmiddels zeven jaar oud,
maar als je kijkt naar de digitalisering en internationalisering van het
medialandschap, dan blijkt hoelang zeven jaar is. Verdienmodellen gaan
op hun gat, lineair televisiekijken is op zijn retour en de concurrentie
en de onderhandelingen moeten aangegaan worden met internationale
miljardenbedrijven die veelal uit Amerika komen, terwijl het aantal
abonnees en de advertentie-inkomsten enorm achteruitgaan. Kijk naar de
kranten. De oplagen van de kranten verminderden de afgelopen tien jaar
met tientallen procenten. De advertentie-inkomsten zijn zelfs met zo'n
60% teruggelopen. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of het, gelet op
deze snelle veranderingen en het feit dat de verdienmodellen onder druk
staan, niet tijd is voor stevig nieuw onderzoek naar de toekomst van
onafhankelijke journalistiek in Nederland. Dat is een beetje naar
analogie van het rapport "De tijd staat open" van de Raad voor Cultuur,
dat aan de basis stond van de discussie over de publieke omroepen van de
afgelopen jaren.
Vragen die daarbij aan de orde kunnen komen, raken ook aan bijvoorbeeld
de vraag over het btw-tarief van de heer Van Dijk, alsmede aan het feit
dat het medialandschap en de kranten in Nederland onder druk staan van
partijen uit landen waar er anders wordt omgegaan met de btw-tarieven.
Ik krijg daarop sowieso graag een reactie van de staatssecretaris, maar
hoor voor de toekomst ook graag mogelijkheden om private media geen
publieke taken meer te laten uitvoeren. Die discussie speelt in
Engeland, waar ITV een publieke taak heeft. De Nederlandse Vereniging
van Journalisten (NVJ) heeft onlangs het Deense model bepleit. Ook
daarop krijg ik graag een reactie van de staatssecretaris.
Belangrijker nog: ik krijg van hem graag de toezegging dat hij een groot
onderzoek zal initiëren naar de toekomst van de onafhankelijke
journalistiek in Nederland, waarin dit soort zaken worden meegenomen.
Het is immers een groot vraagstuk of met onafhankelijke journalistiek
wel voldoende geld te verdienen is. Daarbij komen allerlei vraagstukken
naar voren. De discussie over de gemoderniseerde Publieke Waarde Test,
met daarbinnen een check op marktverstoring door de Autoriteit Consument
& Markt (ACM), is volgens mij terecht. De vraag daarbij is wel: om
welke markt gaat het? De verhouding tussen de publieke omroep en
mediabedrijven als De Telegraaf is relevant. De verhouding van beide met
grote internationale partijen als Liberty Global, FOX, Facebook en
Google is misschien een heel andere verhouding. Wellicht wil de
staatssecretaris daar eens op reflecteren.
Dat brengt mij tot de discussie rondom de kabelaars, waarover ik net al
een interruptiedebat had met de heer Elias. Er zijn maar twee grote
kabelaars op de Nederlandse markt, die samen meer dan 80% van de markt
in handen hebben. Je ziet dat zeker Liberty Global via Ziggo steeds meer
concurrent wordt als het gaat om het aanbieden van content. Ik hoor dus
graag van de staatssecretaris hoe hij aankijkt tegen deze
machtsconcentratie en welke invloed dit zou moeten hebben op discussies
rondom standaardpakketten en must carry. Ik hoor graag zijn reflectie
hierop.
De heer Verhoeven (D66):
Hoeveel interrupties staat u eigenlijk toe tijdens het debat,
voorzitter?
De voorzitter:
Zoveel als nodig is voor het debat.
De heer Verhoeven (D66):
Oké, prima. Ik zal me sowieso matigen, want dat doe ik altijd met
interrupties.
Ik vind dat de heer Heerma dit punt heel terecht aansnijdt. Volgens mij
zien we het allemaal. Er zijn steeds meer partijen die hun eigen content
distribueren en daarmee een heel machtige speler worden. Vaak zijn dat
bedrijven die mondiaal of in ieder geval in veel landen opereren. De
CDA-fractie stelt de vraag aan de staatssecretaris, maar ik ben ook wel
benieuwd wat het CDA zelf vindt. Dit zijn vragen waarover politieke
partijen moeten nadenken. Hoever moet je gaan om de macht van twee
partijen in een markt te breken? Of moet je dat niet doen?
De heer Pieter Heerma (CDA):
Ik heb geprobeerd om iets van de wijze waarop ik er insta, in mijn tekst
te verwerken. Kennelijk is dat, gegeven de vraag, niet voldoende gelukt.
Ik zal het dus nog een keer proberen. Mijn kritische vraag aan de heer
Elias over zijn voorstel om must carry te stoppen en te stoppen met de
standaardpakketten, kwam voort uit de gedachte dat we die partijen dan
juist nog machtiger maken, terwijl ze al niet de onderliggende partij
zijn. Ook vind ik de discussie rondom de marktverstoring terecht,
alsmede die over de Public Value Test. Ik vind het terecht dat we
daarnaar kijken en dat we dus ook bekijken of de Publieke Waarde Test
niet moet worden versterkt. Daarbij is er ook een vraagteken, namelijk:
ten opzichte van welke partijen zijn we marktverstorend? Er zijn veel
grotere partijen actief op die markt dan de Nederlandse mediabedrijven
waarmee de NPO de afgelopen jaren in discussie was. Het moge dus
duidelijk zijn dat ik er iets anders in zit dan de VVD, maar ook ik vind
dat deze vraagstukken moeten worden meegenomen in dat grote onderzoek
naar de toekomst van de onafhankelijke journalistiek in Nederland.
De heer Verhoeven (D66):
Dat lijkt me helder. Ik zal straks zelf nog iets zeggen over de Public
Value Test. Daarbij gaat het over de concurrentie door de publieke
omroep met de private Nederlandse mediapartijen, met name de geschreven
media en radiozenders. Maar dit gaat natuurlijk over een heel andere
markt, namelijk de markt van de kabelaars die eigenlijk meer
contentbedrijven worden. Dat is een markt die zich zeker niet alleen in
de Nederlandse situatie afspeelt. De vraag is een beetje of dit via een
Public Value Test moet gebeuren of dat we de markttoezichthouder moeten
oproepen om veel scherper te kijken naar een oligopolie van twee
bedrijven die 80% van de markt in handen hebben. Dat percentage zal
alleen maar hoger worden.
De heer Pieter Heerma (CDA):
De heer Verhoeven geeft het zelf aan: die markt is een breed begrip. Als
het gaat over marktverstoring door de publieke omroep, heb je in theorie
ook marktverstoring ten opzichte van de kabelaars of ten opzichte van
Netflix. De heer Verhoeven geeft zelf aan dat hij zich niet druk maakt
over die marktverstoring. Dat is precies het punt waarover ik een
discussie wil starten met de staatssecretaris. Over welke markt hebben
we het? Wat voor markt willen we hier hebben? De commissie heeft in de
afgelopen periode een bezoek gebracht aan Engeland en België. In België
zag je hoe erg zowel de publieke media als de commerciële media bezig
zijn met de vraag hoe ze goede, unieke Vlaamse content in stand kunnen
houden. Dat soort vraagstukken spelen hierbij ook een rol.
Ik vervolg mijn betoog, voorzitter.
De voorzitter:
U hebt nog een kleine drie minuten.
De heer Pieter Heerma (CDA):
Dat gaat helemaal lukken, voorzitter.
Een volgend vraagstuk dat ik wil adresseren, is het vraagstuk van de
publieke controletaak van de journalistiek. Dat zou wellicht ook in een
groot onderzoek meegenomen moeten worden. De controletaak is er richting
de politiek maar ook richting het bedrijfsleven. Daarbij is goede
onderzoeksjournalistiek broodnodig, maar die staat onder druk, juist
omdat onderzoeksjournalistiek een tijdsintensieve en kostbare vorm van
journalistiek is. Met het zwakker worden van de positie van nieuwsmedia,
wordt het voor bedrijven interessanter om de journalistiek te frustreren
met allerlei juridische procedures. Het voeren van dit soort procedures
wordt zo een probaat middel om de waarheid onder tafel te houden. De
discussie hierover speelt overigens al in verschillende landen. In
verschillende staten in Amerika, maar ook in Canada en Australië, zie je
dat er wetgeving is gekomen om dit tegen te gaan: anti-SLAPP-wetgeving.
Ik zal de volledige Engelse woorden waar deze afkorting voor wordt
gebruikt, omwille van de heer Elias, niet uitspreken, maar ik denk dat
de staatssecretaris weet waar ik het over heb. Vindt de staatssecretaris
dat dit soort anti-SLAPP-wetgeving in Nederland ook een meerwaarde zou
kunnen hebben, gelet op de positie van onderzoeksjournalistiek en de
controlerende rol die de journalistiek heeft?
Ik sluit mijn betoog af met het voorbeeld van onderzoeksjournalist Peter
Olsthoorn, die al jaren onderzoek doet naar het bedrijf Pretium Telecom.
Hij publiceert daar ook over. Pretium is een bedrijf dat al heel vaak
aan de orde is geweest in programma's als Radar en Kassa. U weet dit,
voorzitter, want u hebt zich hier als Kamerlid herhaaldelijk druk om
gemaakt. Verschillende kranten hebben geschreven over de werkwijze van
dit bedrijf en de manier waarop er met klanten en consumenten wordt
omgegaan. Maar er worden ook steevast juridische procedures gevolgd.
Deze onderzoeksjournalist heeft inmiddels een crowdfundingactie moeten
starten om zijn werk voort te kunnen zetten, omdat hij een rechtszaak
moet blijven financieren. We hebben in Nederland het Persvrijheidsfonds.
Kan de staatssecretaris reageren op mijn suggestie over de
anti-SLAPP-wetgeving? Is hij daarnaast bereid om bijvoorbeeld met de
Vereniging van Onderzoeksjournalisten, de NVJ en het Persvrijheidsfonds
het gesprek aan te gaan over de vraag of dit steeds vaker voorkomt en of
er meer zou moeten gebeuren om onderzoeksjournalisten hiertegen te
beschermen?
De heer Mohandis (PvdA):
Voorzitter. We hebben veel tijd besteed aan een van de belangrijkste
wetswijzigingen van de afgelopen periode om zo de publieke omroep
toekomstbestendig te maken. Er is sprake van een onzekere toekomst met
snelle veranderingen, een toekomst waarin de publieke omroep zijn
bestaansrecht moet blijven legitimeren. Het bereik van de publieke
omroep blijft met ruim 80% behoren tot de best bekeken omroepen in de
EU. De publieke omroep bereikt veel Nederlanders en is een van de meest
gewaardeerde omroepen. Om relevant te blijven en de veranderingen in het
medialandschap tegen te gaan is meer samenwerking noodzakelijk. Het is
dus niet "allen alleen"; men moet samen staan voor een sterke omroep
waar ruimte is voor alle geluiden, een herkenbare publieke omroep voor
iedereen. Er is een gezamenlijke opdracht. De omroep dient toegankelijk
te zijn voor alle Nederlanders.
Het bestel moet pluriform zijn, maar er moet een continue discussie zijn
over de vraag of programma's aansluiting vinden bij alle Nederlanders.
Daarom is het relevant om een breed pallet aan kwalitatieve programma's
te blijven aanbieden. De nieuwe taakopdracht geeft daartoe ook de
ruimte. Hoe pluriform een omroep is, kun je niet alleen meten aan de
hand van het type programma's en de geluiden die omroepen samen
vertolken, maar ook aan de hand van wat een omroep uitstraalt. Ben je
als omroep zelf de afspiegeling van de samenleving waarvan je zelf
aangeeft deze te vertegenwoordigen?
We zien bijvoorbeeld dat het op het punt van de prestatieafspraken voor
het aandeel vrouwen en Nederlanders met een migrantenachtergrond nog
gewoon achterblijft. Er zijn stapjes gezet, maar hoe gaat de
staatssecretaris de publieke omroep de komende tijd houden aan de
afspraak over meer diversiteit?
De heer Martin Bosma (PVV):
De staatsomroep discrimineert al volop. Er zijn allerlei projecten waar
alleen allochtonen of stagiairs aan mogen meedoen. Er is het project dat
door PowNews is gedoopt: De neger omdat het moet. Er zitten allerlei
mensen bij de NPO de hele dag allochtonen te tellen. En dan krijgen wij
hier een overzicht dat het van 21,3% naar 23,4% lichtgetintiërs is
gegaan. Ik weet niet hoe je dat precies telt, maar wij krijgen daar
overzichten van. Is dat niet genoeg? Zou het niet veel beter zijn om in
plaats van te fixeren op huidskleur, te fixeren op afkomst? De PvdA
roept: het gaat niet om je afkomst, het gaat om je toekomst. Zou het
niet veel beter zijn om die etnische obsessie een beetje achterwege te
laten en voor de verandering eens voor kwaliteit te gaan?
De heer Mohandis (PvdA):
Een opmerkelijke interruptie. Volgens mij is er maar één partij die een
etnische obsessie heeft, en dat is de PVV. Dat vooropgesteld. Volgens
mij is het goed dat alle Nederlanders een publieke omroep zien waarin
zij zich herkennen. Dat is een continue discussie, die nooit af is. Het
is nooit pluriform genoeg. Welke kwalificaties de heer Bosma ook
gebruikt, lichtgetintiërs of wat dan ook, het gaat erom hoe je als
omroep in staat bent een afspiegeling te zijn van datgene wat je zegt te
vertegenwoordigen. Het gaat natuurlijk altijd om kwaliteit, dus ik zou
het kwalijk vinden als wij mensen in positie brengen omdat ze een
kleurtje hebben of omdat ze vrouw zijn. Ik zie geen enkel voorstel
vanuit de PVV-fractie om deze richting verder te ondersteunen. Helaas
eerder in negatieve zin.
De heer Martin Bosma (PVV):
Volgens mij staat het bij de NPO helemaal stijf van de
diversiteitsprojectjes. Ik gebruik het woord lichtgetintiër. Dat is
onjuist; ik moet mijzelf rectificeren. De term die de NPO gebruikt, is:
mensen die zichtbaar afkomstig zijn van een ander continent. Ik weet
niet welk continent dat is. Om welke rassen gaat het dan? Hoe worden die
mensen geteld? Dat weet ik niet, maar dankzij de Partij van de Arbeid is
die NPO helemaal etnisch geobsedeerd geweest. Wij hebben SpangaS, waarin
dat lieve Marokkaanse jongetje altijd het slachtoffer is en waarin de
blanke altijd de dader is. Zo worden wij de hele dag door de
staatsomroep opgevoed in het multiculturalisme. Hebben wij niet gewoon
genoeg multikul op die staatsomroep? Waarom hoor ik de Partij van de
Arbeid als het gaat om diversiteit nooit eens over NPO 1, dat helemaal
cadeau is gedaan aan de omroep van de Partij van de Arbeid, de
socialistische VARA? Waar is de diversiteit op NPO 1, dat cadeau is
gedaan aan de omroep van de PvdA?
De heer Mohandis (PvdA):
Een heel betoog met heel veel onwaarheden. Als ik met PvdA'ers praat,
geven zij juist aan dat de publieke omroep heel veel programma's heeft
waar zij niks mee hebben. Ik herken dus helemaal niet dat wij de
publieke omroep helemaal fantastisch vinden. Dat is onzin. Wij moeten
blijven vernieuwen. Ik blijf altijd zeggen: u bepaalt de inhoud. Alle
gekkigheid daargelaten, waar het om gaat, is dat de publieke omroep
pluriform moet zijn. De publieke omroep is pluriform, maar het kan
altijd pluriformer. Dat is mijn betoog. Gelukkig zijn er omroepen die in
staat zijn om die aansluiting goed te vinden. Andere omroepen laten daar
misschien nog wel wat liggen. De opdracht geldt continu. Ik ben blij dat
die discussie blijft worden aangejaagd door de NPO zelf en het is goed
dat omroepen zich die taak blijven aantrekken. Ik deel niet de
conclusies en zijwegen die de heer Bosma hier vertolkt.
Ik was gebleven bij de taakopdracht, die wij hebben veranderd. Die
taakopdracht biedt genoeg ruimte om juist programma's te maken die
aansluiting blijven vinden bij alle Nederlanders. Dat moet ook op
digitaal terrein. De manier waarop veel mensen en vooral jongeren media
en programma's tot zich nemen, is sterk in ontwikkeling. Men kijkt
programma's via allerlei dragers: tablets, telefoons etc. Mijn dochter
van 3 ziet een iPad of een smartphone niet anders dan een smart-tv. Met
andere woorden: een scherm is een scherm. Alle apps binnen handbereik:
YouTube op televisie, YouTube op de app. De vindbaarheid van de publieke
omroep is ook in de recent aangepaste Mediawet terecht gemarkeerd. Er
zijn platforms waar het jonge publiek is. We zien dat de NPO een dienst
als NPO Gemist en andere ondemandkanalen promoot. De NPO wil die
bekendheid geven onder haar kijkers, maar ik zie hier een soort
spanningsveld door de zoektocht hoe enerzijds de publieke content
beschermen en anderzijds ervoor zorgen dat er genoeg ruimte blijft om
publieke content ook op kanalen te brengen waar jongeren zijn. Dat is
continu een spanningsveld. Dat is jammer, want er zijn gewoon kijkers
die via YouTube kijken naar publieke programma's die door de NPO en de
omroepen mogelijk zijn gemaakt.
Laat ik een voorbeeld noemen. Zondag met Lubach heeft met de NPO
afspraken gemaakt over de mogelijkheid dit programma ook op andere
platforms aan te bieden. Dat is heel begrijpelijk, want de doelgroep van
mensen die dit soort programma's leuk vindt, zit nu eenmaal op YouTube.
Waarom is voor dit programma een uitzondering gemaakt? Hoe kijkt de
staatssecretaris aan tegen de beperkingen die er zijn om ook op andere
kanalen publieke content mogelijk te maken? De staatssecretaris kondigt
in zijn brief over de nieuwe dienstentoets aan bereid te zijn te kijken
naar de aanbodkanalen, omdat daarover onduidelijkheid bestaat, en naar
de rol van het Commissariaat voor de Media. Maar wat bedoelt de
staatssecretaris met "toezicht houden op aanbodkanalen"? Wat bedoelt hij
met "onduidelijk"? Aanbodkanalen zijn toch alle platforms waar jongeren
zijn?
Kan de staatssecretaris hierbij ook betrekken welke mogelijkheden er
zijn voor de Ster om bijvoorbeeld afspraken te maken met private
platforms? Wordt het al gedaan en welke mogelijkheden zijn er om het
uitzenden van publieke content, zogenoemde derde platforms, mogelijk te
maken en tegelijkertijd afspraken te maken over reclame-inkomsten? Dat
is vrij ingewikkelde materie maar het is van belang om daarover, gezien
het sterk veranderde medialandschap, door te denken. Juist hierover is
meer duidelijkheid nodig, aangezien omroepen als PowNed en FunX terecht
aangeven dat zij effectiever zouden zijn in het aantrekken van jongeren
als zij meer mogelijkheden zouden hebben.
Ik ga verder met de nieuwe dienstentoets. In een interruptiedebatje met
de heer Elias was ik er al over begonnen. Vorig jaar hebben we gesproken
over de Nederlandse variant van de door Verhoeven zo omarmde Public
Value Test, een test die we uit Groot-Brittannië kennen. De Partij van
de Arbeid vindt het goed dat een nieuwe dienst aan een dergelijke toets
wordt onderworpen. Ik heb vorig jaar echter al gezegd dat het dan wel
moet gaan om nieuwe diensten. Er is toen gesproken over de rol van de
ACM. Het kabinet is, op toezegging aan de heer Verhoeven, voornemens om
de huidige regeling uit te breiden. Hiervoor is een wetswijziging nodig.
Wij beoordelen een dergelijk voorstel op de balans van enerzijds
markteffecten en anders de publieke waarden. Wij kijken met interesse
uit naar het wetsvoorstel.
Ik vraag de staatssecretaris of ik ervan uit mag gaan dat het alleen
gaat gelden voor nieuwe diensten. De staatssecretaris heeft de nieuwe
dienst NPO Plus goedgekeurd en dit besluit ligt nu voor bij de rechter
omdat hiertegen bezwaar is gemaakt. Is de staatssecretaris het met mij
eens dat de NPO dergelijke diensten moet kunnen blijven ontwikkelen in
een sterk veranderend medialandschap? Ik ga ervan uit dat de
staatssecretaris zijn eerder genomen besluit om NPO Plus mogelijk te
maken met verve zal blijven verdedigen.
De aangenomen Mediawet biedt ruimte aan de publieke omroep om in de
komende periode op internet programma's te blijven ontwikkelen. Het zou
goed zijn als we de hobbels wegnemen die worden ervaren bij de
aanbodkanalen. Het kan niet zo zijn dat we over tien jaar zien dat er
niks mogelijk is terwijl het kijkgedrag en de manier van kijken wel
sterk zijn veranderd. Vorig jaar hebben we gesproken over het
veranderende kijkgedrag van jongen. Hoe staat het met dit punt? De heer
Van Dijk refereerde er overigens al aan dat deze doelgroep minder
lineair gaat kijken, maar dat we niet kunnen vaststellen waar ze dan wel
naar kijken. Ik denk overigens zelf dat het aantal kijkers naar publieke
programma's in zijn totaliteit niet afneemt en dat het dus alleen gaat
om de wijze waarop men naar deze programma's kijkt. Hoe meten we dat
dan? Hoe kunnen we meetbaar vaststellen hoe kijkgedrag verandert? De
heer Elias heeft dat punt vorig jaar ook al gemaakt. De staatssecretaris
heeft toen aangegeven dat er iets mee wordt gedaan. Ik ben benieuwd of
on demand kijken naar diensten van de publieke omroep ook onderdeel
wordt van de kijk- en luistercijfers.
Ik kom bij de regionale omroepen. De koepel Regionale Publieke Omroep,
ook wel de RPO genoemd, is wettelijk van kracht. De staatssecretaris
schreef de Kamer in september dat aanvullende wetgeving is aangehouden
zolang er geen overeenstemming is. Ik vind dat de juiste houding. Meer
samenwerking is nodig en kansrijk om de regionale positie van
journalistiek te versterken. Ik heb gelezen dat er vijf of meer omroepen
waren die alle vertrouwen hadden in verregaande samenwerking en er ook
vertrouwen in hadden dat de borging van de regionale afhankelijkheid
goed geregeld kon worden in een wet die we niet hebben gekregen. Hun
verregaande inzet verdient een compliment.
De onlangs ontvangen brief van regionale omroepen over meer samenwerking
en het geven van een erkende positie aan de onlangs wettelijk verankerde
RPO stemmen mij positief. Ik dien vandaag samen met de heer Elias van de
VVD een voorstel in om te komen tot een regeling voor samenwerking
waarvoor we incidenteel 17 miljoen euro willen vrijspreken. Het geld
wordt beschikbaar gesteld voor alle vormen van samenwerking die omroepen
aangaan. Het gaat dus niet om een vrijblijvend feestje, maar om serieuze
samenwerkingsplannen onder de coördinatie van de overkoepelende RPO. Dit
kan ook samenwerking zijn op het terrein van innovatie met regionale
kranten, NOS Journaals et cetera.
De heer Verhoeven (D66):
Ik las ergens in de media dat de Partij van de Arbeid 100 miljoen extra
voor de publieke omroep wil. Dat is fors. Het is overigens een
compensatie voor de bezuiniging van 100 miljoen in de vorige periode,
maar dat terzijde. Is er van die 100 miljoen ook geld weggelegd voor de
regionale omroepen? Is er al over nagedacht of een deel van dat geld
structureel naar de regionale omroepen kan? Dan is het probleem opgelost
en hoeft die hele hervorming niet meer.
De heer Mohandis (PvdA):
Ik denk dat die hervorming in de toekomst wel nodig is. Behalve om geld
gaat het om de vraag hoe je aankijkt tegen het versterken van een
regionale omroep in de toekomst. Ik las dat er veel is gediscussieerd
over het borgen van de redactionele onafhankelijkheid bij de regionale
omroepen. Er zijn in de regio goede journalistieke programma's; die
programmering sluit aan bij de wensen van kijkers. De samenwerking die
ik nu wil blijven aanjagen, ook met het voorstel dat ik met de VVD doe,
vind ik van belang. Zeker, de Partij van de Arbeid ziet ook dat het met
de advertentie-inkomsten in den brede van de publieke omroep niet de
goede kant opgaat. Je moet naar een stabieler budget in de toekomst. Je
kunt niet blijven leunen op de Ster, zeg ik naar aanleiding van de
opmerking over ons verkiezingsprogramma. Ik heb geen exacte
verdeelsleutel. Maar als u het aan de woordvoerder Media vraagt, zou ik
zeggen dat 25% van dat budget structureel wordt vrijgemaakt voor
regionale omroepen. Dat is zeker het voornemen van de Partij van de
Arbeid. Uw redenering om dat te doen en geen verdere samenwerking aan te
jagen, deel ik niet.
De heer Verhoeven (D66):
Dus de PvdA wil 25 miljoen voor de regionale publieke omroep in de
volgende kabinetsperiode. Dat is duidelijk. Wat moet er nog meer met die
andere 75 miljoen gebeuren? De heer Mohandis zegt dat de publieke omroep
niet te afhankelijk moet zijn van de Ster. Dat zou kunnen betekenen dat
de PvdA toe wil naar een publieke omroep zonder Ster-reclame. Het zou
natuurlijk prachtig zijn als dat mogelijk was. Ik ben heel benieuwd of
de heer Mohandis ook daarover al heeft nagedacht. Er zijn inderdaad veel
ontwikkelingen. We beschrijven die allemaal in dit debat, maar de keuzes
die dit kabinet heeft geprobeerd te maken, maar die nog niet tot stand
zijn gekomen, moeten natuurlijk door een volgend kabinet wel worden
gemaakt. Een van die keuzes is hoe we omgaan met reclame en de publieke
omroep, wanneer de commercialisering zo hard gaat dat de Ster-inkomsten
omlaag gaan. Misschien gaan we dus wel toe naar een publieke omroep
zonder reclame.
De heer Mohandis (PvdA):
In een bijzin zei collega Verhoeven dat het kabinet geen keuzes heeft
gemaakt. Die mening deel ik niet. Er zijn wél keuzes gemaakt. Ik vind
dat het kabinet op dit dossier juist zaken heeft aangepakt die lang zijn
blijven liggen. Ik heb niet meegemaakt dat vorige kabinetten de
taakopdracht veranderden, om maar een voorbeeld te noemen. Er zijn wel
degelijk stappen gezet. Laten we niet doen alsof er niets gebeurd is en
er nu nog van alles moet gebeuren. Die mening deel ik niet met de heer
Verhoeven. Overigens steunde hij al de belangrijke veranderingen die het
kabinet de Kamer heeft voorgeschoteld.
De heer Verhoeven heeft wel een punt over de Ster-inkomsten. Het grote
probleem, in ieder geval sinds ik woordvoerder ben op dit dossier — dat
is nog niet zo lang; ik kijk ook even naar de heer Bosma naast mij — is
dat er elke keer wordt geroepen: er moet geld af van het budget voor de
publieke omroep, het moet zus, het moet zo. De politiek kan niet
enerzijds een flinke taak neerleggen bij de publieke omroep en
anderzijds onduidelijk blijven over de financiën. De Partij van de
Arbeid heeft niet voor niets gezegd dat de hoogte van de bijdrage van de
publieke middelen aan de publieke omroep gedurende een concessieperiode
moet worden vastgesteld. Die moet niet fluctueren omdat een kabinet weer
even een hobby heeft die het de publieke omroep wil laten uitvoeren. Het
budget moet stabiel zijn. Aan het begin van deze kabinetsperiode was er
een flinke bezuinigingsopdracht en daar heeft ieder departement — ikzelf
ben er trots op dat het onderwijs is ontzien en dat hier veel in is
geïnvesteerd de afgelopen periode — een bijdrage aan moeten leveren.
Maar in de toekomst zie ik inderdaad teruglopende advertentie-inkomsten.
Ik pleit voor een stabieler budget voor de publieke omroep in de
toekomst. Daarom staan die voorstellen in ons verkiezingsprogramma. Ik
heb daar natuurlijk nog meer ideeën over, maar die ga ik nu niet
allemaal ontvouwen. Dan hebben we namelijk nog een uur nodig en komt de
heer Bosma niet aan zijn broodje toe. We vinden ook dat dure programma's
bij de publieke omroep — bijvoorbeeld onderzoeksjournalistiek is in het
algemeen duur — nooit onder druk mogen komen te staan. Ook daar zul je
met een stabieler budget meer in moeten investeren de komende
tijd.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Bij dat laatste sluit ik me aan. Het is goed dat de coalitie wat geld
heeft vrijgespeeld voor de regionale publieke omroep. Wil de heer
Mohandis dat vraagstuk eens bekijken vanuit het perspectief van de
nieuwsvoorziening? De verslaggeving over bijvoorbeeld gemeentes en
provincies verschraalt met de dag. Er is steeds minder onafhankelijke
nieuwsvoorziening te vinden. Zelfs landelijk zijn er problemen. Het gaat
bijvoorbeeld ook niet goed met het ANP. Maar ik vraag de heer Mohandis
om zich even te beperken tot de regionale nieuwsvoorziening. Is hij het
met mij eens dat je dus moet bekijken hoe je de regionale
nieuwsvoorziening kunt versterken? Ik dacht dat hij hier al iets over
zei. Samenwerking met bedrijven is hartstikke goed. Hoe gaat de Partij
van de Arbeid nog sterker borgen dat de regionale onafhankelijke
nieuwsvoorziening in stand blijft dan wel versterkt wordt? Is hij het er
bijvoorbeeld mee eens dat je met het oprichten van een fonds ervoor kunt
zorgen dat die voorziening niet verdwijnt?
De heer Mohandis (PvdA):
Mijn volgende blokje gaat over publiek-private samenwerking. Daarin kom
ik heel dicht bij al de vragen van de heer Van Dijk. Laat ik in zijn
algemeenheid het volgende zeggen. De reden waarom de heer Elias en ik
deze stap zetten, is juist om de regionale journalistiek te versterken.
Het kan niet zo zijn dat het regionale, lokale nieuws — bijvoorbeeld
nieuws over gemeenteraden, over een veenbrand of wat dan ook — niet aan
de man wordt gebracht en dat dat geen plek krijgt. Daarom is
samenwerking nodig om juist de regionale journalistiek overeind te
houden en te versterken. Maar er is ook innovatie nodig. Ik zie dat heel
veel regionale omroepen wel bezig zijn met innovatie, maar dat die niet
genoeg van de grond komt. Publiek-private constructies worden soms
bijvoorbeeld gefrustreerd door ingewikkelde regelgeving. Een private
krant en een publiek medium in de regio gaan dan steggelen over de vraag
hoe ze omgaan met een nieuwsapp.
Ik had het net al over innovatie. Hoe betrek je jongeren erbij die
geïnteresseerd zijn in content, in nieuws? Je zou eigenlijk in 2020 naar
de situatie toe moeten waarin je in elke regio een nieuwsapp hebt. Die
zijn er her en der. Jongeren zouden toch moeten kunnen weten wat er
gebeurt in provincie A, B of C en wat het nieuws is zonder dat ze een
regionale krant hoeven te kopen? Dat zien we jongeren vaak niet doen.
Die oplages lopen terug. Doe iets met advertentie-inkomsten en
verdienmodellen. Collega Heerma heeft terecht gezegd dat je dat veel
breder moet onderzoeken om de positie van de journalistiek te
versterken. Maar ik ben het met de heer Van Dijk eens. Zeker. Dit is een
grote agenda. Er gebeurt veel. De heer Van Dijk had het over een fonds.
De staatssecretaris heeft in zijn reactie op de motie van
ondergetekende, Elias en Heerma aangegeven welke vervolgstappen hij gaat
zetten, maar dat was net het blokje waaraan ik wilde beginnen.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dat is heel goed. Het moet inderdaad gaan om samenwerking en innovatie
maar, laten wij eerlijk zijn, daar wordt ook al jaren over gesproken.
Het is goed om naar die belemmeringen te kijken — prima — maar daarmee
ben je er nog niet. Daarmee heb je nog niet verzekerd dat de lokale en
regionale nieuwsvoorziening in stand blijft, zoals de heer Mohandis heel
terecht aangeeft. Om het heel concreet te zeggen: als je de samenwerking
versoepelt, weet je nog niet zeker of er een journalist op de tribune
zit. Dat zou je met zo'n fonds veel beter kunnen borgen. Dan gaat het
niet alleen om een fonds, zoals de staatssecretaris wil, om samenwerking
te stimuleren, maar om de journalistiek te stimuleren. Is de heer
Mohandis het met mij eens dat het op die manier zou moeten worden
aangescherpt?
De heer Mohandis (PvdA):
Ja, maar ik zeg er gelijk het volgende bij. De staatssecretaris geeft in
zijn brief in reactie op de motie die vorig jaar breed is aangenomen,
ook aan welke vervolgstappen hij zet. Daar kom ik zo op, want daar heb
ik nog wel een paar vragen over. De heer Van Dijk heeft het over een
fonds, maar volgens mij zijn die fondsen er. Ik mis in het betoog van de
heer Van Dijk het hele aspect van innovatie. Hij heeft het over een
journalist die bij een gemeenteraadsvergadering aanwezig is. Ik spreek
steeds met journalisten die zeggen: wat goed dat die
gemeenteraadsvergaderingen online te volgen zijn. Er zijn dus allerlei
ontwikkelingen die wij mee moeten nemen in het versterken van die
regionale journalistiek. Maar als de heer Van Dijk het goed vindt, ga ik
verder met mijn betoog. Dan kom ik op de punten die hij zojuist heeft
aangestipt.
De voorzitter:
De voorzitter vindt het ook goed. U vervolgt uw betoog.
De heer Mohandis (PvdA):
Ik heb dit genoeg toegelicht in mijn interruptie. Ik kom in mijn tweede
termijn terug op de regionale omroepen als ik de motie voorlees namens
de heer Elias.
Ik dank de staatssecretaris voor zijn reactie op de aangenomen motie van
Partij van de Arbeid, VVD en CDA over publiek-private samenwerking. Het
is goed dat ervaren knelpunten tegen het licht zijn gehouden en dat er
meer duidelijkheid komt via bijvoorbeeld de vernieuwde leidraad voor
kranten, omroepen en andere, private media om samenwerkingsvormen aan te
gaan. De staatssecretaris geeft in zijn reactie aan verder te willen
onderzoeken of er manieren zijn om het wettelijk kader aan te passen. Ik
neem aan dat hij bedoelt dat hij het dienstbaarheidsverbod tegen het
licht wil houden. Ik hoop dat hij daartoe bereid is. Kan ik een
vervolgonderzoek zoals toegezegd in de brief verwachten? Ik hoor graag
wat de staatssecretaris hiermee heeft bedoeld. Ik begrijp de
zorgvuldigheid. Wij willen geen ontoelaatbare nadelen voor andere
mediapartijen. Ik pleit hier dus niet voor het verbod van het
dienstbaarheidsverbod, want dat is precies wat er nodig is om een
gezonde scheiding tussen publiek en privaat in de Mediawet te
verankeren. Het dienstbaarheidsverbod heeft zijn positie, maar kan wel
onnodige kramp veroorzaken en samenwerking belemmeren die wél mag.
Dan kom ik op het punt dat de heer Van Dijk ook al heeft aangestipt: de
berichten over de hulpprogramma's die wij hebben kunnen lezen in de NRC.
Ik heb hier heel veel vragen over. Ik kijk ook even naar de heren
Verhoeven en Van Dijk, die ook iets hebben gevonden in de NRC. Ik kan
mij voorstellen dat er nu nog geen kant-en-klaar antwoord is op alle
vragen die ik heb, dus die volgen gewoon. Zo kunnen wij het op een
ordentelijke manier doen. Deelnemers lijken aan hun lot te worden
overgelaten. Ze worden ergens ingerommeld en kunnen zich vervolgens
nergens op beroepen. Het toezichtsorgaan valt onder een ander Europees
land en de rol van het commissariaat is op dit punt ingewikkeld. Wij
zullen hierover vragen indienen en dat doe ik graag samen met de twee
partijen die in de NRC hebben aangegeven hierover ongerust te zijn. De
heer Verhoeven vraagt zich af of hij heeft gereageerd. Zijn reactie
stond er echt in.
De voorzitter:
Dat was uitlokken. Ik geef het woord aan de heer Verhoeven.
De heer Verhoeven (D66):
Ik heb helemaal niet gevraagd of ik gereageerd heb. Ik weet niet hoe de
heer Mohandis daarbij komt. Ik heb zeker gereageerd.
De heer Mohandis (PvdA):
Nou ja, ik laat het maar even. Zijn reactie stond echt in de krant, dus
ik neem aan dat die van hemzelf kwam.
De heer Elias (VVD):
Ik wil niet de indruk wekken dat ik de dingen die bij die programma's
gebeuren, goedkeur. Ik neem daar afstand van, want ik vind het abject.
Maar het gaat om privéafspraken van een commerciële omroep. Mensen
worden op een manier behandeld die absoluut niet deugt, maar als die
mensen zo stom zijn om daarin te tuinen, even ruw gezegd, dan heeft de
Kamer op dat punt toch geen taak?
De voorzitter:
De heer Mohandis vervolgt zijn betoog.
De heer Mohandis (PvdA):
Nee, ik wil nog even reageren op de vraag van de heer Elias.
De heer Elias (VVD):
Interrupties kunnen ook kort zijn.
De heer Mohandis (PvdA):
Ik snap het punt van de heer Elias. Hij beredeneert vanuit het
eigenverantwoordelijkheidsdenken van de VVD. Ik vind ook dat mensen zelf
verantwoordelijk zijn voor het zetten van hun handtekening. Maar wat
daarna gebeurt, is precies hetgeen mij bevreemdt. Ik vind dat de
politiek misstanden moet aankaarten, ook als zij daar niet direct over
gaat. Om die reden ben ik zo zorgvuldig en geef ik nu al aan dat ik de
aanvullende vragen hierover apart aan het ministerie zal doen toekomen.
Het gaat om de geheimzinnigheid van dit soort contracten rondom het
persoonlijk belang. De heer Elias maakt zich heel druk over de
geheimzinnigheid van dit soort contracten rondom de kosten van
programmering, maar dit gaat over afspraken die met mensen zijn gemaakt.
Ik vind dat deelnemers het recht hebben om zich ergens op te kunnen
beroepen. Het contract wordt getekend en vervolgens ingenomen. Het mag
niet worden ingezien, bevat bedenktijden et cetera. Ik vind de reactie
van RTL stuitend. RTL had ook kunnen redeneren vanuit het belang van de
deelnemers, maar dat is niet gebeurd. Ik vind dat jammer. Hoe mooi
programma's ook kunnen worden beleefd door kijkers, ik vind dat je
kijkers ook een beetje mag beschermen. Sorry, ik bedoel de deelnemers.
Ik dank de heer Verhoeven voor zijn aanvulling. Deelnemers moeten de
kans krijgen om een contract in te kunnen zien als zij dat nodig achten
en ze moeten zich ergens op kunnen beroepen. Ik vind het te makkelijk om
te zeggen dat zij daarvoor zelf verantwoordelijk zijn. Zo zit ik niet in
elkaar.
De heer Elias (VVD):
Ik maak een feitelijke correctie: mijn bezwaren betroffen de contracten
van de publieke omroep en niet die van de commerciële omroep. Deze
kwesties spelen bij de commerciële oproep. Dat is een particuliere
onderneming. Nogmaals: hoe naar ik dat ook allemaal vind, ik denk dat er
op dat punt geen taak voor ons ligt. Maar wellicht kan er wel een
uitzondering worden gemaakt voor degenen die psychisch niet volledig bij
machte waren om te overzien wat zij destijds ondertekenden. Maar ik vind
het verder een particuliere kwestie, waarover de Kamer niet gaat.
De heer Mohandis (PvdA):
Ik pretendeer niet dat wij op dit punt via de Mediawet iets kunnen doen
waarmee je het de private media onmogelijk maakt. Maar ik vind wel dat
we het belang van deelnemers tegen het licht moeten houden. Er doen zich
op heel veel vlakken misstanden voor en dan roepen wij allemaal dat de
bewindspersoon de Kamer daarover uitleg moet geven. Ik ben mij ervan
bewust dat RTL geen publieke omroep is. Ik ben mij er ook van bewust dat
er veel vrijheid is. Maar juist van die vrijheid mag je geen misbruik
maken. Om die reden zal ik het kabinet hierover op een later moment heel
zorgvuldige vragen toesturen. Ik wil bekijken of en welke mogelijkheden
de politiek heeft. Als er geen mogelijkheden zijn, moeten we die
misschien creëren, maar zover ben ik nog niet.
De heer Verhoeven (D66):
Ik ben het …
De heer Mohandis (PvdA):
Ik was mijn betoog nog aan het …
De heer Verhoeven (D66):
Ja, maar ik heb gewoon een vraag.
De heer Mohandis (PvdA):
O, sorry!
De heer Verhoeven (D66):
Ik dacht niet: ik ga nu aan mijn inbreng beginnen. Ik wilde de heer
Mohandis een vraag stellen over zijn inbreng.
Ik ben het eens met Mohandis, die zegt: er zijn situaties waarin je
mensen tegen zichzelf moet beschermen. D66 is juist een partij die
altijd de eigen kracht van mensen vooropstelt en vindt dat mensen
individueel ook een verantwoordelijkheid hebben. Daar ben ik het
helemaal mee eens, maar mag ik de parallel trekken tussen het denken van
de heer Mohandis en de rol van de banken? Banken hebben ook allerlei
privéafspraken gemaakt met klanten. Daarna constateerden ze dat ze heel
veel geld verloren hadden omdat ze aan iets waren begonnen waarvan ze de
gevolgen totaal niet konden overzien. Ook in andere sectoren gebeurt het
dus soms dat je tussen privépartijen onwenselijkheden ziet. Dan ligt er
wel degelijk een rol voor de politiek. Is de heer Mohandis dus ook voor
een soort zorgplicht voor dit soort producenten?
De heer Mohandis (PvdA):
Ik sta open voor allerlei oplossingen en denkrichtingen. Ik zeg dus niet
dat er niets moet gebeuren op dit vlak. De vergelijking met de banken
spreekt mij aan, want wij zijn bij uitstek die partij geweest die heel
concrete maatregelen heeft voorgesteld om paal en perk te stellen aan de
misstanden en wanorde in de financiële wereld, die zelfs nog verder
gingen dan die van D66. Zeker.
De heer Verhoeven (D66):
Daarom ben ik ook zo …
De heer Mohandis (PvdA):
Maar die vergelijking kan ik nu niet maken, want ik zou het een rare
vergelijking vinden als heel veel vragen die ik zorgvuldig wil stellen
aan het kabinet, nog niet goed zijn beantwoord.
De heer Verhoeven (D66):
Dat is terecht. Ik hoop alleen het volgende. De PvdA is altijd heel goed
in het analyseren van een probleem, maar als er vervolgens moet worden
nagedacht over een concrete oplossing waarmee we aan de slag kunnen, wil
het nog weleens haperen. Daarom dacht ik: ik help een beetje, om het
denken al wat te concretiseren. Ik vind het heel mooi om nog aanvullende
vragen te stellen met een aantal partijen; daar sta ik zeer voor open.
Ik hoop alleen dat we ook echt naar iets toe kunnen waardoor we niet
over een paar jaar weer met ditzelfde probleem zitten. Ik vind het prima
om iets aan de staatssecretaris te vragen, maar denk alsjeblieft ook
zelf na over een mogelijke oplossing. Ik zou een zorgplicht een goede
vinden, parallel aan de situatie met de banken, waarin eigenlijk
ongeveer hetzelfde gebeurde. Er werden privéafspraken gemaakt met mensen
die op een kennisachterstand stonden.
De heer Mohandis (PvdA):
De Partij van de Arbeid analyseert en maakt een keuze. Bij D66 is dat
soms omgekeerd, maar dat daargelaten. Die neemt een besluit en zegt
daarna "was dat wel een goed idee?" om vervolgens iets anders te vinden.
Flauwigheidje. Natuurlijk, je moet uiteindelijk komen tot een
zorgvuldige richting. Zeker. Daar sta ik ook voor open. De heer
Verhoeven kent mij ook als iemand die uiteindelijk een keuze maakt. Ik
ben ook blij dat wij samen zijn opgetrokken om transparantie binnen de
publieke omroep te regelen op het niveau van genres en van domeinen, en
daarvoor een Kamermeerderheid hebben geforceerd. D66 had daarin een
stapje verder willen gaan, maar uiteindelijk moet er een keuze worden
gemaakt. Die maken we uiteindelijk vaak samen. Laten we dat blijven doen
in de komende tijd. Ik geef D66 echter wel mee: analyseer goed voordat
je iets vindt.
Tot slot.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Nee, we gaan nog even door op de hulp-tv. Ik vind het ook prima om
vragen te stellen namens de drie partijen die al riepen dat hiernaar
gekeken moet worden. Ik vond het ook heel interessant dat de heer Elias
zonet een opening gaf. Hij zei: het is een kwestie van de bedrijven
zelf, behalve als het gaat om mensen die — in mijn woorden — een beetje
verward zijn. Dat is precies waar het hier over gaat. Als de
staatssecretaris de NRC-reportage ook heeft gelezen, weet hij dat het
precies gaat om verwarde personen met psychische stoornissen tegen wie
toch heel nadrukkelijk door de televisiemakers — RTL dus — gezegd wordt:
ga nou door met die uitzendingen, stop er niet mee. Het is behoorlijk
schrijnend om te lezen. Als de staatssecretaris dus straks zegt dat hij
er niks aan kan doen omdat het in Luxemburg zit, laten we het dan
zitten? Of zeggen we: nee, de staatssecretaris moet echt een stapje
verder gaan en op zijn minst in gesprek gaan met RTL, of kijken naar een
constructie waarbij de contracten vooraf beoordeeld worden? Deelt de
heer Mohandis die mening?
De heer Mohandis (PvdA):
Ik deel dat we een oplossing moeten vinden om deelnemers in positie te
brengen. Ze moeten nadat ze "ja" hebben gezegd, niet kansloos zijn om
zich ergens op te beroepen. Dat is mijn punt. Wat betreft het "hoe"
stelt de heer Van Dijk iets voor wat interessant klinkt, maar ik ben
oprecht benieuwd naar de antwoorden. Uiteindelijk gaan wij over een
volgende stap, en niet de staatssecretaris. Ik wil die vragen wel
gesteld hebben. Daarna kunnen we altijd nog de volgende stap zetten. Met
"we" bedoel ik dan degenen die hieraan mee willen doen. Wat mij betreft
is dat iedereen in deze commissie.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Daar ben ik het helemaal mee eens, want uiteindelijk bepaalt de Kamer
wat er gebeurt. Dat is heldere taal. Deelt de heer Mohandis mijn mening
dat je ook moet kijken naar de medici die hieraan hebben meegewerkt, dus
naar de ggz-instellingen en de artsen? Je kunt je namelijk afvragen of
het allemaal wel moreel in orde is en overeenkomt met de codes die
artsen hanteren als zij mensen behandelen. Er zit namelijk overduidelijk
een commercieel belang bij. Deelt de heer Mohandis de mening dat je ook
moet kijken naar de zorginstellingen die meewerken aan dit soort
bedenkelijke programma's?
De heer Mohandis (PvdA):
Als je uitvoerige vragen wilt stellen, met alle zorgvuldigheid, dan moet
je dit aspect daar ook bij betrekken en het kabinet de kans geven daar
zorgvuldig op te antwoorden.
De voorzitter:
Ik wil even vijf minuten schorsen voor een sanitaire dan wel
nicotinestop. Tenzij u bijna klaar bent, mijnheer Mohandis.
De heer Mohandis (PvdA):
Ik heb nog één alinea.
De voorzitter:
Dan maken we dat af, maar zonder interrupties. Ik doe dit in het belang
van u allemaal.
De heer Mohandis (PvdA):
Ik kom echt bij mijn slot: slagvaardige omroepen in een tijd dat media
overal is. Dat is een grote uitdaging voor de komende periode, juist in
een tijd waar meer verbinding nodig is in plaats van dat de lont dieper
in het kruitvat wordt gestoken en we met verhitte koppen tegenover
elkaar staan. Juist nu zijn een onafhankelijke journalistiek en
programmering onmisbaar voor een samenleving waarin iedereen
meetelt.
De heer Elias (VVD):
Ik heb een kort punt van orde. Ik wil meedelen dat de VVD — en ik meen
ook de SP — over het vorige onderwerp vragen heeft gesteld langs de lijn
van de commissie voor Volksgezondheid. Daar hoort het naar mijn idee
veel meer thuis.
De voorzitter:
Goed. Dan schorsen we nu even voor ongeveer vijf minuten.
De vergadering wordt van 11.36 uur tot 11.45 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik zie dat het al ruim na 11.40 uur is. De heer Bosma die nu aan het
woord zal zijn, is er. Ondanks het feit dat de heer Elias er niet is,
wil ik hem toch het woord geven. Zijn spreektijd is negen minuten.
De heer Martin Bosma (PVV):
Voorzitter. Ik wilde in het begin even de heren Elias en Heerma bedanken
voor de prettige samenwerking in de afgelopen jaren, maar dat zal ik
maar een andere keer doen, want zij zijn er beiden niet. Ze zijn niet
geïnteresseerd. Ik zal wat langzamer praten, zodat ze misschien …
Mijnheer Mohandis, kunt u mij wellicht even interrumperen?
De voorzitter:
Ik kan de tijd niet langzamer laten lopen.
De heer Martin Bosma (PVV):
Nee, dat zouden wij wel willen, voorzitter. Ik begin gewoon. De heer
Elias is alvast aan het genieten van zijn periode van na de politiek,
denk ik.
Voorzitter. De NPO maakt er een bende van. Laten wij eerlijk zijn. De
NPO heeft maling aan de Mediawet. De NPO accepteert dolgraag ons geld,
maar wil niet teruggeven waar hij dat geld voor krijgt. De NPO beschouwt
zichzelf als beter dan het volk en heeft zich ten doel gesteld om ons
volk op te voeden. Wij moeten beter leren denken. Wij zien op alle
vlakken dat dat de grote drijfveer is van de publieke omroep. Dit komt
overal aan de oppervlakte.
Wij zien bijvoorbeeld dat de NPO de rare welkomstcultuur heeft omarmd,
waarbij de pseudovluchtelingen met een rode loper werden verwelkomd. Wij
zagen zelfs dat de voorzitter van de raad van bestuur van de NPO een
actie voor meer asielzoekers heeft ondertekend. Dat deed zij
nadrukkelijk in haar hoedanigheid als lid van de raad van bestuur van de
NPO; dus niet als privépersoon, maar als lid van de raad van bestuur van
de NPO. In de couranten wees zij op de barmhartigheid die de NPO hierbij
toonde. Wij zien sinds jaar en dag dat mensen die kritisch staan
tegenover de massa-immigratie en de islam door de NPO worden beschimpt
en weggezet. Het is steeds dezelfde oude langspeelplaat.
De heer Verhoeven (D66):
Wij doen nu al vier jaar dit soort debatten. Voordat ik hem
interrumpeerde, eindigde de heer Bosma met het woord "langspeelplaat"
Volgens mij is er de afgelopen vier jaar maar één langspeelplaat geweest
en dat is de heer Bosma zelf. Hij slaat altijd om zich heen met een
soort verhaal over wat er allemaal niet goed is. Hij mag uiteraard zijn
mening daarover geven en ik luister daar ook elke keer naar. Ik wil hem
nu gewoon vragen waar volgens hem precies de Mediawet is overtreden. Hij
heeft zelf altijd zijn mond vol van de Mediawet en het feit dat wij de
Mediawet moeten zien als manier waarop wij praten over en kijken naar de
publieke omroep en ook als manier om de publieke omroep te controleren.
De heer Bosma noemt altijd allerlei voorbeelden die vooral te maken
hebben met de smaak van de PVV over onze samenleving. Ik wil graag wat
concreter zien waar de Mediawet overtreden is. Waar wil de heer Bosma
echt optreden? Anders blijven wij elke keer alleen maar debatten houden
waarin de heer Bosma negen minuten lang helemaal leegloopt over de
publieke omroep en verder helemaal niets doet. Ik zou graag van hem
weten wat hij concreet gaat doen en waar de concrete overtredingen van
de Mediawet zitten.
De heer Martin Bosma (PVV):
De Mediawet schrijft heel veel dingen voor over de inhoud van
programma's, bijvoorbeeld dat alle groepen en stromingen van Nederland
aan bod moeten komen. Dat gebeurt echter niet. De Mediawet schrijft ook
allerlei zaken inzake objectiviteit voor, maar de NPO is niet objectief.
Net zoals je een speeltuinvereniging kunt afrekenen op de vraag of ze
heeft gedaan waar ze subsidie voor heeft gekregen, moeten wij de NPO
afrekenen op de vraag of de publieke omroep doet waar hij subsidie voor
krijgt. Mijn antwoord is dat de publieke omroep dat niet doet.
De heer Verhoeven (D66):
Ik weet niet wie de heer Bosma bedoelt met groepen die niet aan bod
komen. Misschien bedoelt hij daar zijn eigen achterban, het gewone volk,
de PVV'ers of misschien wel Geert Wilders mee. Volgens mij is het in
ieder geval zo dat de heer Wilders elke dag een uitnodiging van de
publieke omroep krijgt om daar zijn verhaal te houden en om aan
Nederland, dat op die manier kennisneemt van de politiek, zijn standpunt
uiteen te zetten. Maar daar gaat hij nooit op in. Kan de heer Bosma
aangeven welke groepen door de NPO worden geweigerd? Welke groepen
krijgen geen kans? Volgens mij zijn dat in ieder geval niet de PVV en de
PVV-achterban. De PVV-achterban is onlangs nog op de publieke omroep in
debat geweest met Alexander Pechtold. Men wel met de heer Wilders in
debat, maar de PVV blijft weg. Die gaat vervolgens aan de zijlijn staan
roepen dat het allemaal verkeerd is. Graag hoor ik concreet wat er niet
goed gaat en waar de Mediawet wordt overtreden.
De heer Martin Bosma (PVV):
Ik heb net aangegeven waar de Mediawet wordt overtreden. Wat het
concreet betekent is dat de programmering van de NPO en vrijwel al zijn
programma's worden gemaakt op basis van de gedachte dat de multikul
geweldig is en dat de massa-immigratie geweldig is. Ik noem de
staatsomroep sinds jaar en dag een staatsomroep, onder andere omdat hij
een ideologie aanhangt, namelijk de ideologie van het multiculturalisme.
Eigenlijk alles wat de omroep doet, komt daaruit voort. Dat zien wij
bijvoorbeeld in die weerzinwekkende welkomstcultuur die de NPO de
afgelopen jaren heeft aangehangen. Er wordt geroepen dat dit te maken
heeft met barmhartigheid. Wij zien wat dit in de praktijk betekent. Wij
zien die winkeliers in Ter Apel die zeventien keer per week aangifte
moeten doen omdat zij overlast hebben van asielzoekers. Wij zien het in
Groningen, waar asielzoekers de boel op stelten zetten. Wij zien het bij
mensen die geen huis kunnen vinden doordat asielzoekers voorrang
krijgen. Dat is die welkomstcultuur van de NPO en daar moeten wij met
z'n allen voor betalen. Een ander geluid komt af en toe aan de orde,
maar vooral om te beschimpen en belachelijk te maken. Ik heb die
ontmoeting van de heer Pechtold met vier mensen niet gezien, maar wat ik
ervan heb gehoord, is dat de mensen, zoals zo vaak, weer in de val zijn
gelokt en door de rap pratende debater die de heer Pechtold is, even in
de hoek zijn gezet. Zo gaat dat bij de NPO. Mensen die niet denken
volgens la pensée unique worden daar toch vooral uitgenodigd om
aangevallen en beschimpt te worden.
De heer Mohandis (PvdA):
Ik ga nog even door op dit punt. De vraag van de heer Verhoeven was
terecht. Waar is de wet overtreden of niet nageleefd? De heer Bosma
geeft daar geen duidelijk antwoord op. Wij horen al jaren dat het
allemaal niet deugt. Ik hoor graag van hem welke omroepen volgens hem
niet deugen en welke wel. Of zegt hij nu eigenlijk dat alle omroepen bij
de publieke omroep niet deugen en dat alle programma's niet deugen? Hij
moet concreter durven zijn in plaats van heel vaag over de NPO te
blijven spreken. Maak het dan ook concreet.
De heer Martin Bosma (PVV):
Nee, want ik moet het over de NPO hebben. De NPO is immers de club die
geld krijgt. Het gaat mij niet eens om de omroepen, het gaat mij om de
programma's. Het is namelijk dezelfde links liberale brij, 24 uur per
dag. Luister eens naar Radio 1, dat is de hele dag zielige vluchtelingen
en nooit de mensen in Ter Apel die overlast ondervinden van
asielzoekers. Het gaat nooit over de manier waarop Marokkanen —
asielzoekers nota bene — de boel in Groningen op stelten zetten. Laat ik
het dan toch over een omroep hebben; de heer Mohandis verleidt mij. Hoe
is het in hemelsnaam mogelijk dat Nederland 1 cadeau is gedaan aan de
VARA? Van 19.15 uur 's avonds tot 24.00 uur 's nachts mag de omroep van
de Partij van de Arbeid, waar heel veel PvdA-bobo's na hun rampzalig
verlopen carrière terechtkomen — ik denk even aan Marcel van Dam —
uitzenden om uit Hilversum het socialisme te promoten. Nederland 1 is
niet zomaar een zender van de NPO. Nederland 1 is het vlaggenschip van
de NPO. Die zender zit namelijk bij iedereen achter de
afstandsbediening. Mensen zetten de televisie aan en kijken meteen naar
de omroep van de Partij van de Arbeid. Dat is toch een enorme schande.
De heer Mohandis zou zich moeten uitspreken voor diversiteit. Dat doet
hij niet. Hij spreekt zich uit voor links liberale eenheidsworst. Dat is
wat de NPO ons brengt.
De heer Mohandis (PvdA):
Dit is typisch die grijs gedraaide plaat die ik hoor sinds ik
mediawoordvoerder ben. Dit is totaal niet origineel, totaal niet
doordacht, sterker nog, het is flauwekul. Dat meen ik oprecht. Ik stel
een heel gerichte vraag. Kan de heer Bosma aangeven waar de wet niet
wordt nagekomen of wordt overtreden of hoe hij dat ook noemt? Hij noemt
een omroep die hem niet zint. Ik ben blij dat er omroepen zijn die de
PVV niet leuk vinden of omgekeerd. Dat mag in dit land. De heer Bosma
gaat echter niet in op de vraag welke omroepen hij wel goed vindt. Of
zegt hij dat alle omroepen die onder het publieke bestel vallen, niet
deugen en dat al hun programma's en kijkers ook niet deugen? Wat is nu
zijn boodschap? Hij blijft vaag en vertelt al vier jaar hetzelfde
verhaal. Een concreet voorstel? Ho maar. Ik zou niet in een land willen
leven waar televisie alleen mag bestaan als die langs de meetlat van de
PVV wordt gelegd.
De heer Martin Bosma (PVV):
Ik werp verre van mij dat ik al vier jaar lang hetzelfde verhaal vertel;
ik vertel het al tien jaar lang. Tien jaar lang komen we geen stap
verder. Al tien jaar lang is het hetzelfde links-liberale
verhaaltje.
De voorzitter van de raad van bestuur van de NPO heeft een openbare mea
culpa geschreven in de Volkskrant over de manier waarop de NPO
karaktermoord heeft gepleegd op Donald Trump. Maandenlang werd mijnheer
Trump neergezet als een clown, een idioot, een Hitler, een oplichter,
een fantast, what have you. Toen werd de goede man gekozen en toen moest
de NPO gaan uitleggen hoe Hitler ineens president van de Verenigde
Staten ging worden. Dat geeft toch aan dat het probleem niet zit bij één
omroep, maar dat het NPO-breed is?
Soms had je om acht uur 's avonds al drie anti-Trump-programma's of
-reportages gehad op de Nederlandse televisie, de NPO, waar we met z'n
allen belasting voor betalen. Hoe is dat in strijd met de Mediawet? Het
woord "objectiviteit" staat bijvoorbeeld in de Mediawet. Als je iemand
constant wegzet en daar karaktermoord op pleegt, is dat niet objectief.
De heer Mohandis moet het stukje in de Volkskrant even lezen van de
voorzitter van de raad van bestuur van de NPO, die dat ook zegt, maar in
andere bewoordingen. Het was niet objectief.
De heer Mohandis (PvdA):
We kunnen het oneens zijn over hoe je de pluriformiteit van programma's
ervaart of duidt, daar is een debat goed voor, maar de conclusie die u
eraan verbindt, is precies het gevaar waarvoor ik wil waken. Ik wil niet
in een land leven waarin een omroepbaas, een programmamaker of een
eindredacteur wordt weggestuurd, als hij of zij programma's maakt die
een politieke partij niet zinnen. Volgens mij nemen wij terecht stelling
tegen landen waar journalisten in de gevangenis zitten of worden
opgepakt omdat de politieke leider vindt dat dit geluid niet mag
bestaan. Ik wil in een land leven waar meerdere kranten naast elkaar
kunnen opereren, in alle verscheidenheid die wij in Nederland hebben. U
zegt wel: de NPO zint mij niet, maar gisteren twitterde u dat Shula
Rijxman weg moet. Dat is de agenda van de PVV; om mensen weg te sturen
die programma's maken die één politieke partij niet zinnen. Ik maak een
statement dat ik niet in zo'n land wil leven. U verafschuwt andere
landen als zij journalisten opsluiten of als zij alle vormen van
diversiteit de kop indrukken, maar eigenlijk stelt u dat ook voor in
Nederland en daar zou ik voor willen waken.
De heer Martin Bosma (PVV):
Om te beginnen feliciteer ik de heer Mohandis ermee dat hij drie keer
mag interrumperen. Dat is voor het eerst vandaag, maar dat is geen
probleem, voorzitter.
Het is schokkend dat de heer Mohandis nu zegt dat de voorzitter van de
raad van bestuur van de NPO programma's maakt. De lijn van de PvdA is
altijd dat de voorzitter van de raad van bestuur daar helemaal niets mee
te maken heeft, maar nu zegt de heer Mohandis tot twee keer toe dat de
voorzitter van de raad van bestuur programma's maakt die volgens mijn
partij niet deugen. Dat is een opvallende opmerking.
De politieke logica is vrij simpel. Wij praten hier met een
bewindspersoon. Dat doen wij vandaag met deze bewindspersoon, maar wij
praten ook met andere bewindspersonen. Zij sturen mensen aan. Ik noem
maar wat: de minister van Defensie stuurt de Commandant der
Strijdkrachten aan, de minister van Financiën de baas van de
Belastingdienst, de minister van Veiligheid en Justitie de baas van de
politie. Wij kunnen kritiek hebben op hoe die mensen volgens ons
functioneren. Als wij vinden dat de personen die ik net noemde, zich
niet aan de afspraken of aan de wet houden, dan zeggen wij dat. Dan
zeggen wij: de Commandant der Strijdkrachten of de baas van de
Belastingdienst deugt niet voor zijn werk; er moet een ander komen. Het
is dus zeer logisch dat wij in deze politieke constructie zeggen: laten
we eens even kijken in hoeverre de NPO de Mediawet naleeft. Als dat niet
gebeurt — en dat is mijn stellige overtuiging — dan moeten we iemand
anders zoeken die ervoor zorgt dat dit wel gebeurt. Dat is een heel
simpele logica.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Martin Bosma (PVV):
Voorzitter. Hoe werkt dat? De presentator van Nieuwsuur zegt dat je in
Duitsland twee soorten mensen hebt: mensen die met open armen
vluchtelingen verwelkomen en mensen die dat met een gestrekte rechterarm
doen. Dat ging over de situatie in Duitsland, waar de
pseudovluchtelingen vervolgens in Keulen en Aken en heel veel andere
steden gruwelijk hebben toegeslagen. Je dochter zal maar aangerand zijn
of verkracht! De presentator van Nieuwsuur, die meer verdient dan de
minister, zal je maar verteld hebben dat je eigenlijk een nazi bent als
je daarover klaagt. Mijnheer Haye van der Heyden, die een enorm
trackrecord heeft in Hilversum, klaagt erover dat hij geen werk meer
krijgt sinds hij niet meer tot de linkse kerk behoort. Linkse mensen
willen McCarthy er nog weleens bij halen, maar het verhaal van broodroof
is blijkbaar aan de orde van de dag in Hilversum. Kan de
staatssecretaris dat bevestigen?
Als wij willen weten hoe de Mediawet uitpakt, bijvoorbeeld op het vlak
van onze tradities, dan hoeven wij maar naar het Sinterklaasjournaal te
kijken om te zien dat de Mediawet wordt overtreden. De NPO luistert niet
naar wat de over-, over-, overgrote meerderheid van ons volk wil,
namelijk dat Zwarte Piet gewoon zwart blijft, maar naar een klein
groepje etnisch geobsedeerde fanatici die Zwarte Piet aanvallen. Je zou
zeggen dat de NPO daar geen kennis van zou nemen en die mensen maar een
beetje zou laten pruttelen, maar nee hoor, het hele Sinterklaasjournaal
wordt aangepast om deze mensen een plezier te doen. Ik snap wel waar dat
vandaan komt. Dat komt van de cultuur die blijkbaar heerst bij de NPO.
Waarom luisteren wij naar dat clubje? Waarom neemt de NPO dat serieus?
Waarom neemt de NPO die beroepsgekwetsten serieus? Wat is er de komende
jaren allemaal nog meer kwetsend, waar kleine groepjes ook over vallen?
Kerstfeest? Kan dat nog over een paar jaar? Paasfeest? In Amsterdam is
het kruis al van de mijter, want dat is ook kwetsend.
Eerder ging het over mediawijsheid. Wij zien dat Nederland die
mediawijsheid allang blijkt te bezitten. Het kijkcijfer van het
Sinterklaasjournaal met zijn neppieten dondert elke dag naar beneden. Op
5 december is mevrouw Rijxman de laatste kijker. Een paar jaar geleden,
in 2014, keken er nog 2 miljoen mensen naar. Nu zijn dat er al minder
dan een half miljoen. Nederland accepteert die neppieten niet. Er is een
actie op Facebook: hou het Sinterklaasjournaal buiten je klaslokaal en
laat je kinderen niet opgezadeld worden met die neppieten. Er komt nu
ook een petitie aan de voorzitter van de raad van bestuur van de NPO om
ervoor te zorgen dat zij zich de gevolgen van dit soort programmering
aantrekt en iets anders gaat doen. Er is nu een actie om "Sinterklaas,
wie kent hem niet?" van Het Goede Doel in de Top 2000 op nummer één te
krijgen. Die petitie kan worden gevolgd op petities.nl. om op die manier
ervoor te zorgen dat er nou eens een eind komt aan het rare politiek
correcte gemarchandeer met onze tradities, in casu het
Sinterklaasjournaal.
Het gekke is dat de NPO beweert van ons allemaal en voor ons allemaal te
zijn. Wij moeten nu dus semi-ondergronds onze cultuur gaan beleven. Hier
en daar, via Netflix en Film1, vind je nog films zoals Het paard van
Sinterklaas, waarin Zwarte Piet nog gewoon zwart is. Maar blijkbaar
heeft de NPO het tot zijn taak gerekend om ons te verlossen van onze
cultuur en onze cultuuruitingen, waaronder Zwarte Piet. Waarom doet de
NPO dat? Waarom is de NPO niet gewoon aan het doen wat hij volgens de
Mediawet moet doen?
Er komen nu allerlei excuusprogramma's, town hall meetings et cetera. De
NPO gaat leren van zijn fouten …
De heer Verhoeven (D66):
De heer Bosma heeft het nu weer over de Mediawet. Hij doet dat nu in het
licht van Zwarte Piet. Hij beweert dat de NPO de Mediawet heeft
overtreden door te kiezen voor een bepaalde invulling van het
Sinterklaasjournaal, het Sinterklaasfeest en de kleur van de pieten. Kan
hij dat concreet maken? Het is precies zoals de heer Mohandis het zei.
De heer Bosma verwart dit met zijn eigen PVV-meetlat. Natuurlijk mag de
heer Bosma bij alle onderwerpen zijn eigen PVV-meetlat hanteren. Het is
prima dat de heer Bosma telkens alle programma's van de publieke omroep
langs de PVV-meetlat legt en die recenseert. Hij zou daarover voor zijn
achterban een ontzettend leuk YouTubekanaal kunnen beginnen. Dat zou
ontzettend doldrieste kijkcijfers krijgen en daar zou ik de heer Bosma
mee willen feliciteren. Maar daar gaat het hier nu niet om. Dit is geen
theaterzaal waarin de heer Bosma een conference moet houden over media.
Dit is een zaal waarin de Tweede Kamer de staatssecretaris controleert.
De heer Bosma heeft zojuist beweerd dat de NPO de Mediawet heeft
overtreden door bij de invulling van het Sinterklaasjournaal met
Sinterklaas en Zwarte Piet te kiezen voor gekleurde pieten. Kan de heer
Bosma dat concreet maken?
De heer Martin Bosma (PVV):
De NPO is er om te doen wat het Nederlandse volk wil. De NPO heeft zich
altijd gepositioneerd als een organisatie van ons allemaal, voor ons
allemaal. In de Mediawet wordt gesproken over objectiviteit en over het
aan het woord laten van alle groepen. Wat gebeurt er in de praktijk? Een
klein groepje etnisch geobsedeerde fanatici wordt bediend door de NPO.
Hun vermeende gekwetstheid is leidend. Het is hun vermeende gekwetstheid
die constant aan het woord komt bij de NPO. Wat is er objectief aan dat
je niet naar de programma's van de zender PvdA 1 kunt kijken zonder dat
er zo'n gekwetste zit, die dan wordt geïnterviewd door Jeroen Pauw,
Matthijs van Nieuwkerk of een andere socialistische multimiljonair? Ik
heb nooit gehoord dat daar Zwarte Piet-voorstanders aan het woord komen.
Ik zie wel dat er constant allerlei Zwarte Piet-haters zitten. Die
hebben een abonnement; die worden elke dag ingevlogen om er hun haat
tegen Zwarte Piet te ventileren. Hoezo is dat objectiviteit, mijnheer
Verhoeven, dat die mensen aan het woord komen terwijl ik, behoudens één
optreden van de fractieleider van de VVD, nog nooit een Zwarte
Piet-voorstander heb gezien van de NPO?
De heer Verhoeven (D66):
Op dat laatste kan ik wel een antwoord geven. Dat komt doordat de PVV
zelf weigert om bij de publieke omroep het evenwichtige debat te voeren.
De PVV blijft weg op het moment dat ze de mogelijkheid krijgt om te
spreken over de onderwerpen waarvan ze haar mond vol heeft. Ze blijft
gewoon weg. Volgens mij smeken de mensen van de publieke omroep elke dag
om ook de achterban van de PVV aan het woord te laten, om de heer
Wilders aan het woord te laten, om de heer Bosma aan het woord te laten
en om alle andere vertegenwoordigers van de Partij voor de Vrijheid aan
het woord te laten, maar ze komen gewoon niet. Dat moeten ze zelf weten,
maar ik ga nu terug naar mijn punt. We doen dit nu al vier jaar. We
zitten al vier jaar te luisteren naar uw verhalen met oneliners als
"etnisch geobsedeerde fanatici", waarin u altijd woorden als
"multiculti", "welkomstcultuur" en "massa-immigratie" verweeft. Het gaat
mij om één ding. U komt steeds terug op het woord "objectiviteit". U zei
net zelfs dat de NPO moet doen wat het Nederlandse volk wil. Dat is
natuurlijk klinkklare onzin. De NPO kan nooit doen wat het Nederlandse
volk wil, want er zijn heel veel kwesties waarover het Nederlandse volk
verdeeld is. Waarom heeft de NPO dus de Mediawet overtreden met het
Sinterklaasjournaal?
De heer Martin Bosma (PVV):
Dat is echt grote lariekoek. Ik heb het over voorstanders van Zwarte
Piet, die niet of nauwelijks aan het woord komen bij de NPO, behoudens
één optreden van de heer Zijlstra bij de socialistische VARA. De heer
Verhoeven stelt dat vervolgens gelijk aan PVV'ers. Sinds wanneer zijn
Zwarte Piet-voorstanders hetzelfde als PVV'ers? Wie heeft het daar nu
over? Wat de NPO eens zou moeten doen, is bijvoorbeeld de prachtige
documentaire Wild Geraas uitzenden. Die gaat over de Zwarte
Piet-traditie, die al duizenden jaren bestaat van Cornwall tot aan
Macedonië en Perzië aan toe. Die zal de NPO nooit laten zien. Het enige
wat de NPO ons op dat vlak brengt, is dat piepkleine groepje
geobsedeerden, fanatici en gekwetsten dat constant Zwarte Piet in de
verkeerde hoek douwt. Die mensen komen alleen maar aan het woord, zeker
op de zender van de Partij van de Arbeid, NPO 1. Andere mensen zijn er
niet. Het gaat er niet om dat daar geen PVV'ers aan het woord zijn. Het
heeft niets te maken met mijn partij. Het heeft heel simpel te maken met
het vraagstuk van Zwarte Piet.
De voorzitter:
Tot slot, mijnheer Verhoeven.
De heer Verhoeven (D66):
De afgelopen jaren is er in het publieke debat, in de publieke media,
door de publieke omroep enorm veel gedaan om de stem van het volk, de
mening op straat naar voren te brengen. Daar krijgt men van heel veel
mensen zelfs kritiek op. Alle programma's hebben hun best gedaan om dat
te doen. De heer Bosma wil zichzelf in een slachtofferrol plaatsen door
dingen te zeggen als "mijn mensen komen niet aan het woord", "ze laten
alleen links-liberale types vertellen hoe de wereld er uit moet zien" en
"de NPO wil de wereld opvoeden". Dat soort teksten spuit hij altijd. Dat
is natuurlijk in totale tegenspraak met de werkelijkheid, want er is
juist geprobeerd om de stem van de gewone man, het volk, "de straat" op
de televisie en de radio te krijgen. Ziet de heer Bosma die trend ook of
is dat ook allemaal onzin, klopt het helemaal niet en vertel ik weer
allemaal leugens die er niet toe doen?
De heer Martin Bosma (PVV):
Inderdaad.
De voorzitter:
De heer Van Dijk heeft ook een interruptie.
De heer Jasper van Dijk (SP):
De heer Bosma maakt zich inderdaad druk over iets wat totaal niet
correspondeert met de werkelijkheid. Je ziet constant critici van de
weergave van het Sinterklaasjournaal. De heer Bosma noemde zelf al de
heer Halbe Zijlstra, die een glansrijk optreden had in Pauw. Maar als
aan de PVV wordt gevraagd om daar aan te schuiven, zegt zij zelf nee,
althans de leider van de PVV zegt dat. Waarom zit de heer Bosma nu dan
huilie-huilie te doen?
De heer Martin Bosma (PVV):
Je gaat toch niet vrijwillig bij de VARA zitten? Je gaat toch niet bij
zo'n gekke socialistische omroep zitten, die bevooroordeeld is en waar
andersdenkenden alleen maar worden uitgenodigd om in de val gelokt te
worden? Je gaat toch niet aan zo'n tafel zitten vol met linkse mensen om
in een VARA-hinderlaag gelokt te worden? Waarom zou je dat in hemelsnaam
doen? De VARA moet gewoon ophouden te bestaan. Zij moet geen cent meer
krijgen en dan sterft zij vanzelf uit. Zo werkt het met socialisme,
mijnheer Van Dijk. Op het moment dat je ze geen geld meer geeft, gaat
het socialisme dood.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Wat een ontzettend slecht verhaal is dit. Dit verhaal is beperkt tot de
VARA, terwijl het hier over de publieke omroep gaat. Daar komen alle
stemmen aan het woord. Kijk bijvoorbeeld naar PowNews. Dat programma
komt wellicht een stuk dichter bij wat u wilt, maar daar hoor ik u niet
over. Nogmaals: als u zelf aan tafel mag zitten … Althans de heer
Wilders mag daar aan tafel zitten, want al die andere PVV-Kamerleden
mogen niet op tv van de heer Wilders; dat is de dictatuur binnen uw
eigen partij. Maar als de heer Wilders wordt gevraagd, zegt hij nee. U
bent dus een aansteller en u bent aan het vechten tegen een stroman die
niet bestaat.
De heer Martin Bosma (PVV):
Ik vecht niet tegen een stroman. Ik vecht ook niet tegen een stropop.
Het is gewoon de realiteit. Zo gaat het in Hilversum. Het is gewoon een
links feestje. Je kunt zeggen dat het niet zo is, maar hoe komt het dan
dat de VARA heel Nederland 1 cadeau heeft gekregen? Hoe komt het dat
daar alleen maar Zwarte Piet-haters zitten? Hoe komt dat de hele
welkomstcultuur is gevestigd bij de publieke omroep, met allerlei
programma's waarin wordt gezegd dat we meer van die pseudovluchtelingen
moeten toelaten? Waarom worden zij in die programma's altijd neergezet
als heel zielig? Hoe komt het dat mensen die afwijken van la pensée
unique van de linkse orthodoxie altijd worden weggezet als extremisten?
Kijk eens hoe wordt omgegaan met mensen als Le Pen, Trump of mijn
fractieleider. Het is niet anders dan beschimpen en negatief doen.
De heer Jasper van Dijk (SP):
De heer Wilders is welkom op talloze omroepen, maar hij zegt consequent
nee. Vervolgens bent u boos omdat uw geluid nooit op televisie is. Dat
wordt dan een heel zwak verhaal. Zolang uw eigen leider er geen ja op
zegt, hebt u totaal geen verhaal.
De heer Martin Bosma (PVV):
Het zwakke verhaal ligt bij de heer Van Dijk. Ik heb het helemaal niet
gehad over één persoon die op televisie zou moeten komen. Wat
interesseert mij dat nou? Het gaat erom dat de NPO volgens de Mediawet
bepaalde plichten heeft. De NPO schermt zelf altijd met de publieke
taken die hij heeft, maar die publieke taken worden totaal verzaakt. Het
is een links liberaal feestje. Het wordt allemaal gemaakt op basis van
dezelfde gedachte. Het gaat mij niet om één persoon. Het gaat mij om de
cultuur die daar heerst. Die cultuur is niet in beweging te
brengen.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog, mijnheer Bosma. U hebt nog drie minuten, inclusief
de tweede termijn.
De heer Martin Bosma (PVV):
Hoe komt het dat de NPO, de staatsomroep, met Asscher op het ministerie
onderhandelt over Zwarte Piet? Wat zijn dat voor praktijken? Dat staat
haaks op artikel 7 van de Grondwet. Waarom wordt er in hemelsnaam
onderhandeld met Asscher over de inhoud van televisieprogramma's? Ik
hoorde net van de heer Mohandis dat hij niet in een land wil leven
waarin de regering en de media met elkaar verweven zijn. Maar zijn
leider, de heer Asscher, onderhandelt met de omroep over hoe Zwarte Piet
eruit moet zijn. Dat gebeurt gewoon op het ministerie. De NPO gaat
daarnaartoe om te onderhandelen over de inhoud van televisieprogramma's.
Dat is de realiteit van Nederland. Waarom gebeurt dat in hemelsnaam?
Waarom is er geen scheiding tussen de staatsomroep en de Staat?
De rest doe ik in tweede termijn, voorzitter.
De heer Elias (VVD):
Vindt de heer Bosma dat het een politicus in dit huis past om specifiek
te praten over de inhoud van individuele programma's en de politieke
toon die daarin wordt aangeslagen door presentatoren? Vindt hij dat hij
zich als politicus met de inhoud van programma's mag bemoeien en dat hij
mag zeggen: die zou daar welkom moeten zijn; dit zou zus en dat zou zo
moeten? Een aantal tendensen die hij …
De heer Martin Bosma (PVV):
Uw vraag is duidelijk.
De heer Elias (VVD):
Pardon?
De heer Martin Bosma (PVV):
Uw vraag is duidelijk.
De heer Elias (VVD):
Dat bepaalt de voorzitter.
De voorzitter:
Mijnheer Elias, kunt u uw vraag formuleren?
De heer Elias (VVD):
Ja hoor. Ik heb heel weinig geïnterrumpeerd en ik vind het van belang om
dit even toe te lichten. Mijnheer Bosma, vindt u het nou werkelijk iets
wat u als politicus past? U spreekt over een aantal tendensen waar ik
het ook over heb gehad. Ik heb gezegd dat er een bakfout in zit, maar er
zijn meer mogelijkheden voor meer pluriformiteit; zie de
beter-laat-dan-nooitdiscussie. Ik vraag het heel objectief: vindt u dat
het u past?
De heer Martin Bosma (PVV):
Ja, en u vraagt het voor de vijfde keer. Het past mij niet alleen, het
is ook mijn bittere plicht. Wat doen wij hier op aarde in dit gebouw?
Zijn wij hier voor de gezelligheid bij elkaar of spelen wij een rol in
een bepaalde constructie? Een van de dingen die wij als Kamerleden doen,
is het volgen en in de gaten houden van het kabinet. Dat doen wij op
grond van een aantal zaken. Een van de zaken die wij in de gaten moeten
houden, is of de wet wordt uitgevoerd. De wet spreekt zich uit over de
inhoud van hetgeen de NPO maakt. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om de
objectiviteit, om maar een dwarsstraat te noemen. Het past mij dus niet
alleen, maar het is mijn bittere plicht om mij daarover te buigen. Dat
doet de VVD ook. Mijnheer Remkes, een van de vele voorgangers van de
heer Elias, zei dat ook gewoon. Hij zei: het is veel te links bij de
NPO. Mevrouw Van Miltenburg heeft dat overduidelijk gezegd. De heer
Elias praat met iets meer meel in de mond. Dat is jammer. De VVD heeft
vroeger gezegd dat Sesamstraat moest blijven. Dat stond in het
verkiezingsprogramma 2006. Dat is allemaal inhoudelijk. De VVD heeft
terecht altijd gesproken over het hetgeen de NPO inhoudelijk produceert.
Dat is helemaal in lijn met datgene wat wij als Tweede Kamerleden moeten
doen.
De heer Elias (VVD):
Ik heb zelden het verwijt gekregen dat ik met meel in de mond praat, dus
dat is weer eens wat nieuws. Ik stel vast dat de heer Bosma vindt dat
hij als Kamerlid inhoudelijk mag spreken en zich mag bemoeien met de
inhoud van programma's. Het gaat niet over de structuren, over de
controle daarop, over het afdwingen van rectificatie en dat soort
dingen. Dat inhoudelijk spreken over de inhoud gebeurt in dictaturen. De
heer Bosma is in ieder geval consequent, want bij de Algemene
Beschouwingen bleek dat zijn voorganger Wilders vindt dat de politie bij
mensen in huis moet kijken of er een koran aanwezig is. Dat gebeurt ook
in een dictatuur.
De heer Martin Bosma (PVV):
Het is nu aan de orde van de dag dat een minister van dit kabinet, dat
gesteund wordt door de partij van de heer Elias, onderhandelt over de
inhoud van een televisieprogramma. Die dictatuur is er dus al lang en
breed. Asscher nodigt gewoon de NTR uit om te praten over de huidskleur
van Zwarte Piet, dus die onderhandelingen zijn er al, mijnheer Elias. En
als u een beetje een liberaal was geweest, dan was u daar fanatiek op
tegen geweest. Dan had u afstand genomen van die achterkamertjespolitiek
en het bedisselen van de inhoud van televisieprogramma's. U praat niet
met een beetje meel in de mond, u praat met heel veel meel in de mond. U
steunt dit soort achterkamertjespolitiek en het beïnvloeden van de media
door de overheid. Dat steunt u en dat siert u niet bepaald. Jammer dat u
geen liberaal meer bent.
De heer Pieter Heerma (CDA):
Ik heb een informatieve vraag aan de heer Bosma. Wat zegt de Mediawet
precies over objectiviteit? Hoe interpreteert hij dat?
De heer Martin Bosma (PVV):
Ik heb hier alleen artikel 2.88 bij me. Dat gaat over redactiestatuten,
over journalistieke deontologie en kwaliteit die gehandhaafd dient te
worden. Maar niet alleen in de wet, maar ook in heel veel publicaties
wordt altijd geschermd met objectiviteit en publieke taken. Er wordt
altijd gezegd: wij hebben een verantwoordelijkheid tegenover de
waarheid, wij zijn ervoor om mensen te informeren. Nou, je informeert
mensen onvoldoende als je niet gewoon de waarheid vertelt. En je vertelt
de waarheid niet als één groep ideeën heel erg voor het voetlicht komt
en een andere groep ideeën een stuk minder.
De heer Pieter Heerma (CDA):
Zegt de heer Bosma nou, in tegenstelling tot wat hij zojuist in zijn
inbreng al vijf keer gezegd heeft, dat objectiviteit niet in de Mediawet
voorkomt, maar in de redactiestatuten van bijvoorbeeld de NOS?
De heer Martin Bosma (PVV):
Dat ga ik voor de tweede termijn eens even heel goed voor u opzoeken.
Maar u zult het toch met mij eens zijn, mijnheer Heerma, dat de publieke
omroep sinds jaar en dag schermt met dergelijke begrippen inzake
redacties en prestatiecontracten? Dat soort dingen wordt te pas en te
onpas besproken. Je mag dus wel aannemen dat de NPO zelf serieus neemt
waar hij mee schermt. Het is toch het bestaansrecht van de publieke
omroep dat hij beantwoordt aan bepaalde publieke taken en opdrachten?
Als u dat niet vindt, mijnheer Heerma, moet u met mij voorstellen dat
wij stoppen met de publieke omroep.
De heer Pieter Heerma (CDA):
Het is wel interessant om te zien dat de heer Bosma nu opeens de vlucht
naar voren kiest. In een pleidooi waarin "de waarheid" zo centraal
staat, is het misschien goed om de waarheid ook de kern van het eigen
pleidooi te maken. Ik zie er daarom graag op toe dat de heer Bosma in
tweede termijn nog eens terugkomt op de vraag waar die objectiviteit
precies in de Mediawet staat en hoe hij dat interpreteert. Hij heeft er
nu in zijn eigen inbreng zo vaak mee geschermd dat een fact check
misschien weleens goed zou zijn.
De heer Martin Bosma (PVV):
Wat zegt het CDA nu? Zegt de heer Heerma dat objectiviteit helemaal niet
meer belangrijk is voor het CDA en dat het CDA niet meer vindt dat die
een kernwaarde zou moeten zijn van de publieke omroep? Zou het echt niet
meer iets moeten zijn waarop we de publieke omroep afrekenen? Wat is dat
nou? Hoe kan het CDA nou dit soort taal uitkramen? Het CDA zou juist
moeten zeggen: ja, inderdaad, de publieke omroep moet objectief zijn en
als ze dat niet meer zijn, dan voldoen ze niet meer aan de verwachtingen
die wij daarvan hebben. Dat is toch een heel logische redenering?
De voorzitter:
Mijnheer Bosma, volgens mij is de vraag of u de Mediawet hierop wilt
naslaan. U komt daarop in tweede termijn terug. We hebben dadelijk drie
kwartier pauze en u hebt daarvoor dus ruim voldoende tijd.
Ik geef het woord aan de heer Verhoeven van D66.
De heer Verhoeven (D66):
Dat wordt geen broodje voor de heer Bosma, maar speuren naar feiten in
plaats van naar al die oneliners die we elke keer van hem mogen horen en
die hem de afgelopen vier jaar ook niks hebben opgeleverd.
Voorzitter. De regering is uitgeregeerd. Er waren tijden dat heel
Hilversum voor het jaarlijkse mediadebat naar Den Haag toog, maar nu
zijn de tribunes een stuk leger dan voorheen. Dat zegt genoeg. Het is
tijd om de balans op te maken en terug te blikken.
De staatssecretaris had grootse plannen met de publieke omroep. Hij
begon met een bezuiniging van 100 miljoen van de PvdA en de VVD. Die
bezuiniging wist D66 te halveren en daarna kwam de staatssecretaris het
Veronica-schip opgesprongen om de publieke omroep open te breken. Geen
amusement meer, zei hij, maar twee jaar later zien we dat daar eigenlijk
helemaal niets meer van over is. Amusement mag gewoon. Programma's van
buiten moeten via de omroepen en de staatssecretaris heeft moeten paaien
en draaien in de Eerste Kamer om de wet er überhaupt doorheen te
krijgen.
Ik heb altijd gezegd dat de staatssecretaris een groot compliment
verdient voor de richting die hij wilde inzetten maar dat de uitwerking
gebrekkig was en dat hij daarin zeer tekort is geschoten. De afgelopen
vier jaar zou ik willen typeren als een slechte voetbalwedstrijd: veel
aanvallend spel, veel gemiste kansen en uiteindelijk gewoon een
nederlaag.
Een ander punt waaraan te weinig is gedaan, zijn de gevolgen van de
dominante verschuiving in het medialandschap van lineair naar digitaal.
De publieke omroep moet steeds meer online gaan doen, zeker om jongeren
te bereiken want dat lukt steeds minder goed. We moeten voorkomen dat de
publieke omroep steeds meer een commerciële omroep wordt met allerlei
activiteiten op tv, radio en internet die buiten de wettelijke kerntaak
vallen. Daarom is D66 blij dat er een aangescherpte nieuwe dienstentoets
komt, inclusief een oordeel van de ACM. Mijn vraag aan de
staatssecretaris is nog wel waarom het allemaal zo lang moet duren.
Volgens mij is de Kamer het er al vrij lang over eens dat er wat moet
gebeuren en de staatssecretaris heeft ook steeds gezegd dat hij met
stukken zal komen. Hij heeft ons nu een brief gestuurd, maar kunnen we
dit jaar ook nog een wetsvoorstel verwachten?
De NPO moet natuurlijk met de tijd meegaan en dus ook online aanwezig
zijn in zowel binnen- als buitenland. Mijn vraag aan de staatssecretaris
is daarom of hij wil regelen dat Uitzending Gemist ook in het buitenland
beschikbaar komt. Nu lopen mensen er nog vaak tegen aan dat ze in het
buitenland niet kunnen kijken naar programma's van de publieke
omroep.
De NPO moet alle kanalen kunnen benutten om kijkers te trekken. Daarom
moeten omroepen hun content na uitzending op tv en Uitzending Gemist ook
kunnen aanbieden op kanalen waar jongeren wél naar kijken, zoals
YouTube. Volgens mij heeft de SP daar ook al een punt van gemaakt.
Voorwaarde is dan natuurlijk wel dat het auteursrechtelijk mogelijk is.
Graag een reactie van de staatssecretaris.
Een ander punt dat ik al vaker heb gemaakt, zijn die vervelende online
reclames. Ik geloof dat ik dat nu voor de derde keer op rij doe. Waarom
moet je eerst een halve minuut naar reclame kijken om het NOS Journaal
online terug te kunnen zien? Het slaat nergens op en het levert ook
nauwelijks iets op. Ik heb me laten vertellen dat het om een paar
miljoen per jaar gaat en daarom vraag ik of de staatssecretaris bereid
is om die online reclames op Uitzending Gemist af te schaffen.
Ik ga verder met het feit dat de staatssecretaris in Europa voor ruimere
reclameregels is en dus meer reclame op de publieke omroep wil.
Tegelijkertijd verbiedt de NPO reclames van andere commerciële zenders
in zijn Ster-blokken, zowel op radio als op televisie. Dat wordt
categorisch geweigerd. Zenders als BNR en Radio 538 kunnen geen reclame
maken op zenders van de publieke omroep voor hun activiteiten. Graag een
reactie van de staatssecretaris.
Omdat de NPO heel veel doet buiten zijn kerntaak en omdat Amerikaanse
internetgiganten de reclamemarkt domineren, hebben veel private
Nederlandse mediabedrijven het zwaar. Daarom wil D66 graag meer geld
voor hun onderzoeksjournalistieke werk. D66 wil in ieder geval graag dat
het volgende kabinet het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek
uitbreidt. Ik ben benieuwd of de staatssecretaris ook in die richting
wil denken. Graag pleiten wij er samen met de heer Krol opnieuw voor dat
Politiek 24 in het basispakket komt, zodat iedereen naar dit soort
fantastische mediadebatten kan kijken.
De staatssecretaris vond het nodig om de regionale televisie te
veranderen. Dat was ook noodzakelijk voor de bezuiniging van 17 miljoen.
In plaats van dit goed te doen, heeft de staatssecretaris echter het
overleg met de omroepen laten klappen. Om de schade te beperken, hebben
de coalitiepartijen de bezuiniging voor een jaar van tafel geveegd. Dat
is op zich positief. Ik had het liever structureel gezien, maar dat
hebben de heren net uitgelegd. Zij willen echt voor maar een jaar
uitstel. Hoe ziet de staatssecretaris dit? Is hij er nu al uit met de
regionale omroepen?
De heer Mohandis (PvdA):
Ik heb een vraag over onlinereclame, maar de heer Verhoeven begon al
over regionale omroepen. Een bezuiniging kan niet structureel van tafel
zijn, als je incidenteel geld uittrekt, maar dat terzijde. Mijn vraag
gaat over onlinereclames. De heer Verhoeven geeft aan dat hij daarvan af
wil.
De heer Verhoeven (D66):
Ja.
De heer Mohandis (PvdA):
Het klinkt interessant om restricties op te leggen aan de mogelijkheid
om reclame te maken. Is de heer Verhoeven dan bereid om net als de PvdA
te strijden voor een stabieler budget voor de publieke omroep? Concreet:
gaat hij extra geld reserveren als hij zijn programma laat doorrekenen?
Ik heb nog niets kunnen lezen in het verkiezingsprogramma over hoeveel
geld er wordt uitgetrokken voor de publieke omroep. Kan ik daarvan op
aan, aangezien hij eigenlijk nu al aangeeft dat hij minder reclame wil?
Dat begrijp ik, maar daar staat wel iets tegenover.
De heer Verhoeven (D66):
De heer Mohandis kan altijd van D66 op aan. Ik had zelf besloten om niet
te interrumperen toen hij het had over een stabiele inkomstenstroom voor
de publieke omroep. Als één partij heeft laten zien dat zij niet voor
een stabiele inkomstenstroom voor de publieke omroep is, dan is het de
PvdA. In de afgelopen periode heeft ze gezegd 100 miljoen te gaan
bezuinigen en voor de komende periode zegt ze er weer 100 miljoen bij te
doen. Als je dat in een grafiek zou tekenen, zou dat geen stabiele lijn
zijn, maar meer een soort fluctuerende lijn. Dat is nu juist zo
gevaarlijk. De bezuiniging die door dit kabinet is ingeboekt, heeft D66
weten te halveren. Wij hebben een bezuiniging van 50 miljoen weten terug
te draaien. Dat hebben wij juist gedaan, omdat wij een publieke omroep
zeer waarderen die onafhankelijk kan opereren en die dus niet op
commerciële kijkcijfers moet sturen om de Ster-inkomsten maar hoog te
houden. Ik heb dat hier jaar in, jaar uit betoogd.
Dan kom ik bij het geld voor de onlinereclames. De Ster-reclame op
televisie levert nog steeds tegen de 200 miljoen op. Ik geloof niet dat
die cijfers openbaar zijn, maar het is in ieder geval een paar 100
miljoen. De heer Elias zegt: 215. Onlinereclame levert een schamele paar
miljoen euro op, terwijl die een hoge irritatiegraad oproept, juist bij
heel veel kijkers die best online zouden willen kijken. Het is heel
simpel: dit levert niks op behalve irritatie, dus schrap het gewoon. Dat
kunnen we ook doen, los van het feit dat toevallig in het
verkiezingsprogramma van de PvdA staat dat ze er weer 100 miljoen bij
doet om de afgelopen vier jaar goed te maken.
De heer Mohandis (PvdA):
De heer Verhoeven weet dat dit kabinet met een megaopdracht is begonnen,
dat alleen het onderwijs is ontzien, dat daar ook nog in geïnvesteerd is
en dat verder iedereen heeft moeten inleveren. Mijn vraag is serieus. De
heer Verhoeven pleit voor minder reclame. Hij noemt alleen
onlinereclame, maar uit zijn betoog proef ik dat hij ook beperkingen wil
opleggen aan reclame op de lineaire televisie. Dat betekent dan iets
voor het budget van de publieke omroep, dat voor een deel bestaat uit
Ster-inkomsten. Als die inkomsten afnemen, staat dat budget onder druk.
Dat lijkt mij vanzelfsprekend. Mijn simpele vraag is wat hij er de
komende tijd zelf aan gaat doen om dat evenwicht intact te houden.
De heer Verhoeven (D66):
Ik vind dit toch een beetje vreemd. Ik bepleit om te stoppen met
onlinereclames, die een paar miljoen opleveren. Ik heb in de afgelopen
periode 50 miljoen euro extra voor de publieke omroep weten te regelen.
Nu stel ik voor om een irritante activiteit, reclames op NPO Gemist, te
schrappen. Dat gaat om een paar miljoen. Vervolgens neemt de heer
Mohandis mij de maat door te vragen of ik in mijn komende
verkiezingsprogramma ook geld voor de publieke omroep over heb, terwijl
ik net al heb aangegeven dat er meer geld voor onderzoeksjournalistiek
in mijn verkiezingsprogramma staat. Hoeveel kan de Partij van de Arbeid
dus van D66 vragen nadat D66 zo te hulp is geschoten om nog iets van de
inkomsten van de publieke omroep overeind te houden?
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Verhoeven (D66):
Dat lijkt me voor alle partijen beter, voorzitter.
Het zou goed zijn — dat zei de VVD ook — als er meer regionale televisie
op de landelijke publieke omroep komt via zogenoemde regionale vensters.
Dat gebeurt soms al bij journaals, maar nog niet integraal. Wil de
staatssecretaris hier, in navolging van de opmerking van de heer Elias,
werk van maken?
Ik kom op de radio. De publieke zenders Radio 2 en 3FM zijn steeds
minder te onderscheiden — weer zo'n voorbeeld — van commerciële zenders.
De staatssecretaris wilde hier zelf ook paal en perk aan stellen. Welke
maatregelen heeft hij genomen? Eerder maakte ik al een punt van de
exclusieve acties van deze radiozenders in de vorm van promotie voor
evenementen. Het Commissariaat voor de Media zou daarnaar kijken. Wat is
de uitkomst daarvan?
Vorig jaar ging het over Pino, dit jaar gaat het over hulptelevisie. De
NRC schreef daar vorige week een aantal artikelen over. In deze
programma's gaat het om cosmetische of tandheelkundige behandelingen of
intensieve therapie. Dit klinkt nobel en ik denk zelfs dat dit soort
programma's sommige mensen echt kan helpen bij het oplossen van hun
problemen. Ik zeg dus niet dat hulptelevisie per definitie fout is, maar
wurgcontracten en koppelverkoop gaan natuurlijk veel te ver, zeker omdat
het gaat om mensen in een kwetsbare positie. Zij worden overvallen door
slim bedachte juridische constructies, waarvan ze de gevolgen niet
kunnen overzien. Kan de staatssecretaris hierop reageren? Kan hij ook
aangeven wat de mogelijkheden zijn om het Commissariaat voor de Media te
laten ingrijpen? Die mogelijkheden zouden beperkt zijn. Nogmaals: kan de
staatssecretaris ook reageren op het idee van D66 om te kijken naar een
vorm van een zorgplicht, zoals voor de banken geldt?
Voorzitter, hoelang heb ik nog?
De voorzitter:
U hebt nog drie minuten.
De heer Verhoeven (D66):
De staatssecretaris wil ook het basispakket van 30 zenders afschaffen.
Dat lijkt me een ondoordacht voorstel, want dan zouden alleen de
publieke zenders nog verplicht moeten worden doorgegeven. Dat zou
betekenen dat alles op de bekende evenementenlijst dan terug zou moeten
naar de publieke omroep, want dat moet op een open net. Anders zou alles
wat op de commerciële zenders wordt uitgezonden niet meer op een open
net zijn, want die worden niet meer verplicht doorgegeven. Dan moeten we
dus alle grote sportevenementen weer op de publieke omroep gaan
uitzenden. Volgens mij is dat niet wat de staatssecretaris wil. Ik krijg
graag een reactie op deze zorg van mijn partij.
Tot slot zeg ik nog even iets over het punt van het CDA over de
imperfecte mediamarkt. De heer Heerma heeft dat heel goed gezegd.
Volgens mij is de situatie als volgt. Er zijn een aantal grote bedrijven
uit de Verenigde Staten — Facebook, Google, Netflix, HBO, Liberty Global
— die allemaal op een eigen manier steeds machtiger worden, er is een
gefinancierde publieke omroep en er zijn Nederlandse private
mediabedrijven. Die laatste groep wordt van twee kanten klemgezet in al
zijn activiteiten. Daarom wil ik weten of de ACM door die bril naar de
mediamarkt kan kijken.
De voorzitter:
Ik stel voor om tot 13.15 uur te schorsen. Daarna vervolgen we met de
eerste termijn van de staatssecretaris.
De vergadering wordt van 12.32 uur tot 13.19 uur geschorst.
Voorzitter: Elias
De voorzitter:
Wij zijn aangeland bij de staatssecretaris, die ik van harte het woord
verleen. Wij staan uiteraard interrupties toe. Mogen zij kort zijn en op
een logisch moment vallen, is mijn algemene wens.
Staatssecretaris Dekker:
Voorzitter. Tijden veranderen. Toen ik een jongetje was van een jaar of
10, inmiddels 30 jaar geleden, zong Doe Maar nog over het feit dat er
geen bal op de tv was. Tegenwoordig is er zo veel te kiezen dat ik geen
tijd meer heb om het allemaal te bekijken. In de tijd dat ik jong was,
was de keuze: publieke, publieke of publieke omroep. Inmiddels zijn er
heel veel private partijen bij gekomen. Ik koester zelf warme
herinneringen aan de eerste keer dat ik zaterdagochtend beneden mocht
kijken. Mijn ouders waren daar wel blij mee, want die konden uitslapen.
Toen was Linda de Mol met dat prachtig mooie programma op Sky TV. Ook
als je kijkt naar de inbreng van commerciële en private omroepen, denk
ik dat die echt wat hebben toegevoegd. Misschien waren het in de jonge
jaren vooral programma's die vertoond werden om heel veel
reclame-inkomsten binnen te harken en waren de programma's misschien
niet altijd van even hoge kwaliteit. Tegenwoordig worden er ook prachtig
mooie programma's door private partijen gemaakt van hoge kwaliteit en
met publieke waarde.
Daarmee is de publieke omroep in mijn ogen nog niet overbodig, maar het
is wel heel erg nodig dat je bekijkt wat de publieke omroep kan doen om
iets aan te vullen en toe te voegen aan al wat er al is. Dat is de reden
dat wij uitgebreid hebben gesproken over de nieuwe Mediawet, niet zelden
tot diep in de nacht. Een aantal leden gaf aan dat die vanaf 1 januari
ingaat. Ik kan melden dat de nieuwe Mediawet inmiddels is ingetreden,
namelijk op 2 november jongstleden.
In de discussie die wij toen hebben gevoerd over een stevig fundament
voor de publieke omroep in het nieuwe medialandschap, werd gevraagd om
drie dingen. Voor de nieuwe Mediawet was de taakopdracht zo breed dat de
publieke omroep eigenlijk alles kon maken. Het paste altijd wel. Nu is
de taakopdracht aangescherpt en zijn informatie, cultuur en educatie de
kerntaken. Voor de nieuwe Mediawet was het publieke mediabestel vooral
een gesloten bastion. Nu zijn de deuren van het bestel geopend en is er
weer meer ruimte voor creatieve competitie met kansen voor producenten
van buiten. Voor de nieuwe Mediawet was de publieke omroep nog te veel
een verzameling van losse belangen van de afzonderlijke omroepen met
weinig slagkracht. Nu kan de NPO met een sterkere positie meer sturen op
de publieke omroep als geheel en deze beter en sneller laten inspelen op
de veranderingen van het medialandschap.
Ik zie dat de publieke omroep inmiddels volop aan de slag is met het
implementeren van al deze wijzigingen. De heer Elias vroeg: is dat nou
allemaal langs de lijnen, zowel volgens de tekst als de bedoeling van de
wet? Ik ga uit van de goede intenties, maar ik volg dat op de voet. Ik
zie dat de NPO hard werkt aan een nieuw toetsingskader om te toetsen of
programma's wel voldoen aan die nieuwe taakopdracht. Er wordt gewerkt
aan een zogeheten pitchmodule, een soort platform waarmee externe
partijen programmavoorstellen kunnen indienen bij de publieke omroep.
Dat is een duidelijke portal waarop niet alleen de bestaande omroepen
maar ook onafhankelijke producenten en maatschappelijke organisaties die
ideeën hebben over programma's terechtkunnen bij de NPO. Het
coördinatiereglement, waarin de bevoegdheden van de NPO worden geregeld,
ligt op dit moment ter consultatie voor bij de omroeporganisaties.
Daarin wordt onder andere geregeld dat de nieuw aan te stellen
genrecoördinatoren van de NPO de opdracht krijgen om actief media-aanbod
te initiëren en partijen uit te nodigen, ook externe partijen.
Het zijn stuk voor stuk onderwerpen waar ik de komende weken en maanden
prestatieafspraken over hoop te maken. Daarin gaat het dus steeds om
onderscheidendheid. De heer Verhoeven gaf aan dat sommige radiozenders
onvoldoende onderscheidend zijn. Ik deel dat met hem. Ik vind dat we bij
de nieuwe prestatieafspraken moeten nadenken over slimme indicatoren en
slimme manieren om de publieke omroep ertoe te dwingen en ertoe aan te
zetten om meer onderscheidend te worden.
Ik denk dat we bij de volgende mediabegroting meer in zijn algemeenheid
zullen terugblikken op de manier waarop de NPO handen en voeten heeft
gegeven aan alle opdrachten die wij hebben meegegeven. De heer Elias
vroeg op dat punt om een heldere toezegging; die doe ik hierbij. Als we
terugblikken op heel 2017, kunnen we een volledig beeld geven, maar dat
doen we pas in 2018. Ik geef echter volgend jaar graag een tussenstand,
zodat we die tijdens de behandeling van de mediabegroting kunnen
bediscussiëren. In 2018 volgt de visitatie, waarbij uitgebreid wordt
beoordeeld hoe de publieke omroep zijn taken uitvoert. Ik denk dat dit
allemaal onderwerpen zijn die daarbij nadrukkelijk aan de orde zouden
moeten komen.
De nieuwe Mediawet is een stevig fundament geworden. De focus kan nu
weer voor honderd procent komen te liggen op het maken van mooie
programma's en mooie uitzendingen, met publieke content, inspirerende
verhalen en innovatieve concepten. Daar gaat het uiteindelijk om. Er
moet geen sprake zijn van een blik die naar binnen is gericht, op
Hilversum — dat is in de afgelopen jaren misschien te vaak gebeurd —
maar van een open blik die naar buiten is gericht, op Nederland.
Ik zal de gestelde vragen beantwoorden langs vijf lijnen. Ik zal
allereerst stilstaan bij de vragen over de pluriformiteit en de
representativiteit van de publieke omroep, ook in het licht van het
debat van de afgelopen weken. Ten tweede zal ik de vragen beantwoorden
over de regionale omroepen en over de manier waarop het daarmee verder
moet. Ten derde kom ik op het snijvlak tussen publiek en privaat. Er
zijn veel vragen gesteld die te maken hebben met dat thema, bijvoorbeeld
over de publiek-private samenwerking, maar ook over alles rondom de
nieuwe dienstentoets. Hoe zorg je ervoor dat publieke en private
partijen goed naast elkaar kunnen blijven bestaan en elkaar versterken?
Ten vierde kom ik op alles wat te maken heeft met de onlinestrategie van
de publieke omroep. Er zijn bijvoorbeeld vragen gesteld over
onlinereclame en over onlineplatforms. Tot slot kom ik op het kopje
"varia", dat vragen bevat over een aantal diverse onderwerpen, zoals
hulpprogramma's, de ombudsman, archieven en mediawijsheid.
Ik begin met de discussie over de pluriformiteit van de publieke omroep.
Dat is een interessant debat. Ik heb genoten van alles wat daarover
zojuist is gezegd. In mijn optiek is de Mediawet daar heel duidelijk
over. De Mediawet schrijft namelijk voor dat de publieke omroep met een
pluriform media-aanbod een breed en divers publiek moet bereiken. Dat
geldt zowel voor de programmering als geheel als voor de onderwerpen die
aan bod komen in de afzonderlijke programma's op tv en op de radio en
voor de gasten die daarvoor worden uitgenodigd. De publieke omroep
slaagt er al in om heel veel mensen te bereiken, maar er liggen ook
zeker nog uitdagingen. De NPO — de heer Mohandis refereerde daaraan —
weet bijvoorbeeld uit onderzoek dat de representativiteit van vrouwen en
mensen met een migratieachtergrond op de publieke omroep nog steeds
achterblijft. Dat zou zeker een van de thema's kunnen zijn die
terugkomen in de te maken prestatieafspraken. In mijn ogen moet dat wel
op een andere manier gebeuren dan in het verleden is gedaan. Men telde
toen bijvoorbeeld hoeveel vrouwelijke gasten of hoeveel gasten met een
migratieachtergrond in programma's aan tafel zaten. Ik geloof daar niet
zo in. Ik denk dat dat slimmer kan. Het gaat om de vraag of mensen zich
herkennen in de programma's van de publieke omroep. Ik ben in gesprek
met de NPO om het op een iets andere manier te doen, maar wel met
hetzelfde doel.
Het is goed dat we in kaart brengen waar nog meer uitdagingen liggen. Ik
denk dat die breder zijn dan alleen de thema's die de heer Mohandis
aankaartte. De publieke omroep moet namelijk een weerspiegeling zijn van
alle opvattingen. Er klinkt een duidelijk signaal dat de publieke omroep
toch vooral een progressief geluid vertegenwoordigt, terwijl er ook
mensen zijn met legitieme zorgen en legitieme vragen die zich daar
minder goed in herkennen. Zij zien hun overtuigingen, opvattingen en
overwegingen niet terug op de publieke omroep. En als ze die wel
terugzien, worden ze niet altijd even serieus belicht. Dat is in mijn
ogen de kern van de discussie die is aangezwengeld. Het zorgen voor een
echt pluriforme publieke omroep is een van de belangrijkste voorwaarden
voor de NPO en de belangrijkste opdracht voor de publieke omroep.
In dat opzicht vind ik het ook heel goed dat de voorzitter van het
college van bestuur van de publieke omroep, Shula Rijxman, een discussie
is gestart over de vraag of de publieke omroep wel pluriform genoeg is.
Zij heeft die vraag hardop gesteld. Wat mij betreft is dat een vraag die
omroepdirecteuren bij de NPO zich dagelijks moeten stellen, ook los van
een brexit of een verkiezing van Trump. Dat had ook gemoeten als de
Britten ervoor hadden gekozen om in de Europese Unie te blijven en als
Clinton was gekozen als president. De vraag of de publieke omroep
iedereen vertegenwoordigt en iedereen bereikt, is altijd relevant.
Tegelijkertijd is het alleen stellen van de vraag in mijn ogen niet
genoeg. Het gaat erom dat de publieke omroep die vraag ook beantwoordt
en vervolgens de daad bij het woord voegt door een aantal dingen
concreet te veranderen.
De publieke omroep heeft in zijn brief van vorige week al aangekondigd
een aantal concrete dingen te gaan oppakken. Men gaat bijvoorbeeld
structureel met publiekspanels en breed kwalitatief onderzoek werken om
een beter beeld te krijgen van alle groepen en geluiden in de
samenleving. Men gaat bijvoorbeeld ook actief in gesprek met het
publiek, via social media maar ook in programma's. Als voorbeelden
werden townhallmeetings en De Monitor genoemd, waarin ook echt
gesprekken plaatsvinden of soms een livedebat centraal staat. Dat zijn
goede initiatieven, maar wat mij betreft kan en moet het verder gaan.
Het bereiken van al die geluiden is ook meer dan alleen maar "er debat
laten zijn". Ik heb me soms gestoord aan de manier waarop dat de
afgelopen weken in programma's is gegaan. Ik vind het een vreselijke
term, maar er wordt dan gezegd: we gaan ook mensen uitnodigen die "boos"
zijn. Die worden dan neergezet in zo'n programma en vervolgens niet
serieus genomen, waardoor ze alleen maar bozer gemaakt worden. Dat is
het dus niet. Het is ook niet, zoals in De Wereld Draait Door werd
gesuggereerd, mensen een zoethoudertje voorhouden met Frans Bauer. En
het is al helemaal niet: programma's maken met de insteek van "we leggen
het nog een keer uit", of "we gaan eens even bekijken of we iedereen in
Nederland wel op het rechte pad kunnen krijgen". Waar gaat het dan wel
om? Het gaat om een publieke omroep waarop ook andere opvattingen te
zien zijn, waarop alle opvattingen te zien zijn. Het gaat er
bijvoorbeeld ook om dat iedereen, van progressief tot conservatief,
serieuze, betrouwbare en herkenbare journalistieke programma's te zien
krijgt. Dat zijn dus programma's die de vragen, de zorgen en de
gevoelens van mensen niet alleen laten zien, maar zich er ook in
verdiepen en ook deze meningen serieus nemen. Dat is in mijn ogen de
kern van de opgave waar de publieke omroep op dit moment voor
staat.
De voorzitter:
Volgens mij valt hier een witje. Ik zag de heer Bosma als eerste.
De heer Martin Bosma (PVV):
Ja, voorzitter, en als u zelf wilt interrumperen, neem ik het
voorzitterschap natuurlijk graag van u over.
Het is nogal wat, wat de staatssecretaris zegt. Ik ben het in grote
lijnen met hem eens, maar dat roept natuurlijk wel een vraag op. Hij
spreekt hier eigenlijk een soort motie van wantrouwen uit in de richting
van de NPO. Hij zegt namelijk dat de NPO de afgelopen jaren zijn werk
niet heeft gedaan en dat de NPO niet heeft gedaan wat hij moet doen
volgens de mediawet. Dat vind ik nogal wat. We hebben jarenlang zo'n 800
miljoen per jaar aan die toko gegeven en dat is blijkbaar niet conform
de wet gegaan. Dat zegt de staatssecretaris nu. Kunnen we ons geld
terugkrijgen?
Staatssecretaris Dekker:
Ik ben het volstrekt oneens met de heer Bosma dat de publieke omroep
zich niet houdt aan de Mediawet. Ik ben het ook volstrekt met de heer
Bosma oneens dat de publieke omroep niet heel bewust en actief werkt om
al die geluiden op te zoeken en te verkondigen. Ik vind alleen dat men
daar nog onvoldoende in slaagt. We moeten steeds bekijken: wat gaat er
goed en waar is er ruimte voor verbetering? Ik vind de toetreding van
WNL en PowNed tot het publieke bestel echt een verbetering ten opzichte
van wat het daarvoor was. Terecht merkte de voorganger van Shula
Rijxman, Henk Hagoort, een aantal jaar geleden op dat we ervoor moeten
uitkijken dat de publieke omroep niet drie keer de Volkskrant wordt. Dat
zegt wat over het bewustzijn van de bestuurders van de publieke omroep
dat het anders, diverser en pluriformer moet. Maar het kan altijd beter.
Ik denk dat er op dit vlak echt nog wel wat te verbeteren is.
De heer Martin Bosma (PVV):
Dat lijkt mij ook, maar dat impliceert dat het de afgelopen jaren fout
is gegaan. Hoe is dat dan in hemelsnaam gebeurd? Hoe is de publieke
omroep zo van zijn ankers geraakt? Het is niet niks wat de
staatssecretaris hier zegt. Ik hoef zijn woorden niet te herhalen, maar
hij zegt toch gewoon dat de NPO de afgelopen jaren zijn werk niet goed
heeft gedaan? Dat is nogal wat.
Staatssecretaris Dekker:
Nee, ik zeg iets heel anders dan de heer Bosma zegt. De heer Bosma zegt
dat de publieke omroep zijn werk niet goed heeft gedaan en dat de
publieke omroep dingen doet die in strijd zijn met de wet. Ik zeg dat de
publieke omroep zijn werk goed heeft gedaan. De publieke omroep doet
zijn werk binnen de kaders van de wet. Maar de publieke omroep kan het
altijd beter doen. Ik vind dat er een opgave ligt om groepen die zich op
dit moment onvoldoende vertegenwoordigd voelen door de publieke omroep,
beter te bereiken, of dat nu vrouwen of allochtonen zijn of juist mensen
die een wat conservatievere blik op de wereld hebben. De publieke omroep
kan diverser en pluriformer.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik deel die opvatting van de staatssecretaris. Ik zie daarin ook
bevestigd wat ik de afgelopen jaren tegen hem heb gezegd. Als je de
publieke omroep namelijk een brede omroep wilt laten zijn die alle
groepen vertegenwoordigt, dan is dat eigenlijk een pleidooi om alle
groepen een kans te geven. Dat kan bijvoorbeeld via het oprichten van
een omroepvereniging. Dat kan bijvoorbeeld door de taakopvatting van de
publieke omroep zo breed mogelijk te houden, inclusief amusement. Dat
zijn precies twee dingen waartegen de staatssecretaris de afgelopen vier
jaar ten strijde is getrokken. Komt hij daar nu op terug? Deelt hij de
opvatting dat je als je al die groepen wilt bereiken de publieke omroep
kansen moet geven en dat het nodig is om hem breed te houden en niet te
versmallen, zoals hij heeft geprobeerd?
Staatssecretaris Dekker:
Het gaat om twee dingen. De heer Van Dijk zegt als eerste dat het via de
omroepverenigingen moet als je iedereen wilt bereiken. Dat is maar ten
dele zo. De omroepverenigingen vertegenwoordigen bepaalde geluiden en
kleuren in deze maatschappij, maar lang niet allemaal. Er zijn ook heel
veel groepen die zich minder goed laten verenigen of helemaal geen zin
hebben om een hele verenigingsstructuur op te tuigen. Maar misschien
hebben ze wel heel goede ideeën over het maken van programma's die wat
toevoegen en een nieuwe loot aan de boom van de NPO kunnen zijn. Daarom
ben ik blij dat we nu beide mogelijk maken. Omroepen kunnen mooie
programma's maken, maar producenten van buiten ook. Dat is kennelijk
iets wat de heer Van Dijk niet wil, maar ik denk dat dit de
pluriformiteit alleen maar vergroot.
Ten tweede zegt hij dat je, als je iedereen wilt bereiken, de publieke
omroep alles moet laten maken en doen wat hij wil. Daar ben ik ook niet
voor. Dat veronderstelt namelijk dat sommige mensen alleen maar naar de
televisie kijken en alleen maar geïnteresseerd zouden zijn in plat
amusement. Dat is toch niet zo? Het gaat toch om goede journalistieke
programma's waarvan mensen wat opsteken, waarin ze zich kunnen
herkennen, waarin verschillende geluiden aan bod komen en waar serieus
naar wordt gekeken? Ik zag de discussie ontstaan aan tafel bij De Wereld
Draait Door. Daar ging het over doelgroepen die minder vaak en minder
goed naar de publieke omroep kijken en van wie de publieke omroep zelf
ook het gevoel heeft dat ze minder goed bereikt worden. Er werd gezegd:
moeten we dan niet meer Frans Bauer op televisie hebben? Dat staat dan
nog los van de vraag of Frans Bauer en plat amusement nog passen in de
nieuwe mediataak. Maar de ambitie moet toch veel verder gaan? De ambitie
moet toch zijn: hoe kunnen wij interessante en informatieve programma's
maken waarin iedereen zich herkent? Hoe kunnen wij hoogstaande
journalistiek maken waarin iedereen zich herkent? Goede journalistiek is
toch niet alleen maar weggelegd voor hoger opgeleide progressieve
mensen?
De heer Jasper van Dijk (SP):
De staatssecretaris maakt er een of-ofkwestie van, maar het is
natuurlijk een en-enkwestie. Ik ben zeer voor hoogdravende, diepgaande
onderzoeksjournalistiek. Ik kijk daar graag naar. Maar als je de
publieke omroep te veel die kant op zet, zal die gemarginaliseerd
worden. Dan heb je een beetje het Amerikaanse model: een klein publiek
omroepje voor de hoogopgeleide elite. Daarom pleit ik voor een brede
publieke omroep.
Een ander punt waar ik op gewezen heb — dit is mijn vervolginterruptie,
voorzitter — is natuurlijk het feit dat steeds minder mensen kijken naar
de publieke omroep. Er kijken vooral weinig jongeren. Is de
staatssecretaris bereid om te bekijken hoe de publieke omroep zich
online meer kan representeren, bijvoorbeeld op YouTube?
Staatssecretaris Dekker:
Ja, ik kom daar overigens later in mijn betoog veel uitgebreider op
terug. Ik ben daar niet alleen toe bereid, maar ik vind dat ook een
plicht.
De voorzitter:
Als u daar nog op terugkomt, laten we dat dan afwachten. Zullen wij
proberen om niet het hele debat bij de wet over te doen? Daar moeten wij
een beetje op letten, zo lijkt mij. Ik ben niet tegen debat, dat weet u
allemaal. Maar u begrijpt best wat ik bedoel.
De heer Verhoeven (D66):
Volgens mij hebben wij het nu over pluriformiteit. Die discussie is
juist in de afgelopen maanden heel erg opgelaaid. Ik zie dus geen
herhaling van eerdere debatten en ik vind de woorden van de
staatssecretaris ook interessant. Daarom wilde ik daar een interruptie
op plegen. Die zou ik nu willen laten aanvangen.
De heer Martin Bosma (PVV):
Nou, kom maar op. Ik zit er klaar voor.
De heer Verhoeven (D66):
Ik ben het voor een heel groot deel eens met de staatssecretaris, maar
ik wil hem gewoon even een vraag stellen om eens te horen hoe hij daar
echt over denkt. Wat je namelijk de afgelopen tijd ook veel gezien hebt,
is dat er steeds minder waarde gehecht wordt aan allerlei feiten in het
debat. Steeds vaker baseren allerlei mensen zich helemaal niet op
feiten, maar gewoon op wat zij vinden. Ik vind dat niet per se slecht,
maar journalisten kunnen daar natuurlijk niet in meegaan. Journalisten
hebben per definitie de taak om op basis van feiten de regering te
controleren of de maatschappij te analyseren. Vindt de staatssecretaris
dat programma's van de publieke omroep mee moeten gaan in de trend om
die doelgroep te bedienen en om daarmee bijna de journalistieke codes
onder druk te zetten?
Staatssecretaris Dekker:
Feiten zijn in de journalistiek natuurlijk van ongelooflijk groot
belang. Daarom vind ik dat de publieke omroep qua journalistiek de
standaard moet zetten. Ik heb dan ook sympathie voor de in de motie van
de heer Elias vervatte voorstellen. Er zou een goede interne code moeten
zijn. De publieke omroep moet een objectieve, kwalitatieve en
inhoudelijk op feiten gebaseerde journalistiek aanbieden en moet de lat
voor zichzelf heel hoog leggen.
Tegelijkertijd zijn er natuurlijk programma's op de publieke omroep die
verder gaan dan alleen maar verslaggeven en journalistiek. In
praatprogramma's gaat het voor een deel over meningen en voor een deel
over de gasten die je aan tafel vraagt. Soms gaat het ook over de
insteek van een presentator bij een dergelijk programma. Een talkshow op
zondagochtend bij WNL is anders dan een talkshow om 23.00 uur 's avonds
met Pauw. Daar zie je ook de kleuring van de verschillende omroepen in.
Zij hebben immers verschillende levensvisies of politieke
achtergronden.
Verder kun je ook in de keuze van onderwerpen variëren. Er zijn
programma's die vanuit een omroepfilosofie misschien meer aandacht
besteden aan de vluchtelingenproblematiek. Daar is helemaal niets mis
mee, want dat is een probleem en dat mag je laten zien. Die mensen
vluchten niet voor niets, maar omdat er een vreselijke oorlog gaande is
in Syrië. Maar ik vind het ook goed dat wij op de televisie zien dat
mensen terechte zorgen hebben over de vraag wat het precies betekent
voor hun buurt als er een azc bij hen om de hoek komt. Als er mensen met
andere opvattingen en religies van buiten hiernaartoe komen, brengt dat
ook problemen en zorgen met zich. Ook daaraan zou de publieke omroep
aandacht moeten besteden. Zowel in de kleuring van talkshows als in de
keuze van items en onderwerpen wil je variëteit hebben.
De heer Verhoeven (D66):
Daarmee ben ik het volledig eens. Ik wil toch proberen om via een
voorbeeld te laten zien wat ik bedoel. Vandaag werd in het debat
gevraagd waarom de heer Wilders bijvoorbeeld niet wat vaker bij een
programma gaat zitten. De heer Bosma antwoordde toen dat hij dan in een
eenzijdig programmaatje wordt gelokt waar hij niet uit de voeten kan en
dat hij daar van weg blijft. Stel dat er een programma wordt gemaakt
over de klimaatverandering waarvan 99,9% van de wetenschappers op basis
van de feiten stelt dat er iets aan de hand is. Stel dat je dan iemand
uitnodigt die het daarmee niet eens is. Dan wordt er een discussie
gevoerd en op basis van een aantal feiten geconcludeerd dat die persoon
ongelijk heeft. Lokt dat programma dan iemand in de val? Is het dan
allemaal oneerlijke elitetelevisie? Ik vind dat je ook moet kijken naar
wat door wetenschappers over een bepaald onderwerp naar wordt gebracht.
Als dat de feiten zijn, dan moeten die ook in het programma naar voren
kunnen worden gebracht. Dat is iets anders dan zeggen dat het
programma's zijn waarmee je alleen de linkse elite bedient en niet meer
het volk.
De voorzitter:
Dit is een interessante tweede termijn, maar wat is uw vraag?
De heer Verhoeven (D66):
Die is duidelijk. U houdt van debat en nu is er eindelijk wat debat. Wij
maken het concreet.
De voorzitter:
Wat is uw vraag?
De heer Verhoeven (D66):
Of de staatssecretaris het spanningsveld herkent tussen journalistiek op
basis van feiten en het tegemoetkomen van zo veel mogelijk mensen in
Nederland via de publieke omroep?
Staatssecretaris Dekker:
Ik vind sowieso dat iedere journalist de professionele plicht heeft om
als hij iemand uitnodigt, zijn gast ook kritisch te bevragen. Dat is
niet alleen maar een kwestie van: hier hebt u een plek, u vraagt en wij
draaien voor u. Daarbij hoort ook dat mensen als zij ergens komen te
zitten, kritisch worden bevraagd op de feiten en wat daar precies achter
zit. Je kunt dat ook op een geïnteresseerde manier doen om er meer van
te weten te komen en ervan te leren. Daarbij kan ook wetenschap een rol
spelen. Maar laten wij eerlijk zijn, ook in de wetenschap zit men niet
altijd op één lijn, zelfs niet als het gaat om de klimaatverandering,
een onderwerp waarvan een aantal dingen onbetwist is zoals de toename
van CO2 in onze atmosfeer et cetera, en 99,9% van de
wetenschappers zegt dat het is bewezen. Over de vraag naar de oorzaken,
de gevolgen, de feiten en of je er iets aan kunt doen, is echter nog
heel veel discussie.
De voorzitter:
De staatssecretaris vervolgt zijn betoog.
Staatssecretaris Dekker:
Ik ga naar de regio. De regionale omroepen staan voor een grote
uitdaging. Net als de landelijke media hebben zij te maken met het
veranderende gebruik van media: dalende kijk- en luistercijfers en veel
meer keuze voor kijkers en luisteraars. Daarnaast hebben de regionale
omroepen een bezuinigingstaakstelling van 17 miljoen per 1 januari 2017
gekregen, vergelijkbaar met de landelijke publieke omroep. Zij weten al
lang dat zij alles op alles moeten zetten om die te verwerken. Die
bezuinigingen staan nog steeds. Het was en is mijn inzet dat die
bezuinigingen worden ingevuld op een manier die de redacties en de
programma's zo min mogelijk raakt. Ook bij de regionale omroepen is
pluriformiteit belangrijk. Het gaat om herkenbare journalistiek en
nieuws uit de buurt en de regio. Wij kunnen wel kritisch kijken naar de
manier waarop die programma's worden gemaakt en tot stand komen en de
manier waarop een en ander is georganiseerd.
Waarom zijn er voor goede regionale en lokale programma's dertien dure
directeuren nodig, met dertien afdelingen P&O, inkoop, financiën en
noem maar op? Dat kan in mijn ogen efficiënter en slagvaardiger. Dat
vond ROOS ruim een jaar geleden ook. ROOS heeft toen een fantastisch
mooi plan gemaakt.
De voorzitter:
Niet iedere meekijker thuis weet wie ROOS is.
Staatssecretaris Dekker:
ROOS is de Stichting Regionale Omroep Overleg en Samenwerking, de koepel
van de regionale omroepen. Hij heeft een plan gemaakt voor één
landelijke regionale publieke omroep, een landelijke RPO, met daarbinnen
onafhankelijke redacties. ROOS had voorgerekend dat hij daarmee de
bezuiniging van 17 miljoen zo kon verwerken dat de programma's en de
redacties zo veel mogelijk buiten schot bleven. Ik heb laten weten dat
ik er enthousiast over was en dat ik bereid was om dat wettelijk te
faciliteren. Ik heb de Kamer begin september ook laten weten dat ik dat
wetsvoorstel voorlopig aanhoud. Tot mijn spijt moest ik enkele maanden
geleden constateren dat er onvoldoende draagvlak was onder de omroepen.
Vijf omroepen waren er helemaal voor en waren nog steeds heel erg
committed, maar acht omroepen konden zich er niet of nog niet achter
scharen.
Ik denk dat het een goed wetsvoorstel was, maar ik denk dat het ook goed
is om te besluiten het nu even aan te houden. Het gaat niet alleen om
het veranderen van een wettelijke opdracht, zoals we dat bij de
landelijke publieke omroep hebben gedaan, maar het gaat echt om een
grote organisatieverandering. Iedereen die een beetje verstand heeft van
reorganisaties, kan je vertellen dat een reorganisatie die onvrijwillig
is en door de strot wordt geduwd, gedoemd is te mislukken. Je moet dat
doen met draagvlak en met voldoende steun.
Ik ben nog steeds in gesprek met de regionale omroepen. Ik denk dat er
ook nu al heel veel mogelijk is. Ik zie dat ook. De regionale omroepen
hebben een brief gestuurd, maar er liggen ook allerlei uitgewerkte
plannen om landelijk samen te werken op het gebied van sales en
marketing, personeel en organisatie, financiën en control. Dat zijn
eigenlijk allemaal businesscases die al zijn goedgekeurd door de
regionale omroepen zelf.
Ik denk dat er nog steeds veel mogelijk is, ook om op termijn een
structurele oplossing voor die taakstelling te vinden. Ik zeg erbij dat
dit alleen gaat werken door meer samen te werken, zodat de dubbelingen
eruit worden gehaald, besparingen worden gevonden en efficiencyslagen
worden gemaakt, om uiteindelijk de programma's en de redacties te
ontzien.
Ik heb steeds gezegd dat ik bereid ben om dat ook financieel te
ondersteunen met een ruimhartige regeling. Toen het allemaal wat langer
duurde, heb ik in de Eerste Kamer gezegd dat ik bereid ben om 8,5
miljoen extra uit te trekken voor aanvullende frictiekosten, bovenop de
reguliere frictiekosten. De strekking van de motie van de heren Mohandis
en Elias is …
De heer Jasper van Dijk (SP):
Welke motie?
Staatssecretaris Dekker:
Er is een motie aangekondigd om dat te verhogen naar 17 miljoen. Ik vind
dat geen slecht idee. Omdat we op een vrijwillige manier meer
samenwerking moeten krijgen, helpt het om de wortel die je voorhoudt,
wat groter te maken. Dat vergroot de slagingskans voor die
verandering.
Ik maak hierbij een paar opmerkingen. Die samenwerking moet uiteindelijk
wel leiden tot een besparing en tot efficiency, zodat de redacties en de
programma's op termijn kunnen worden ontzien. Niet iedere samenwerking
levert een besparing op. Soms wordt er samengewerkt en dan zegt men dat
er een extra directeur moet worden ingehuurd. Dan kost het misschien
extra geld. Het gaat dus om samenwerking die een besparing oplevert.
Verder moet het gaan om eenmalige frictiekosten en niet om het
verzachten of uitstellen van de bezuinigingen, waar de heer Verhoeven op
hintte. Het gaat om extra kosten die gemaakt moeten worden om een
samenwerking tot stand te laten komen die een besparing gaat
opleveren.
Ik heb met de regionale publieke omroep en ROOS gesproken over hoe dit
eruit zou kunnen zien. Er zijn een aantal afspraken gemaakt. De regeling
is bedoeld voor die eenmalige frictiekosten en niet voor reguliere,
structurele activiteiten. De regeling moet worden ingezet voor zaken die
een bijdrage leveren aan die besparing. Dat moet echt worden aangetoond
met goed doordachte plannen. Er moet ook worden getoetst of dat
feitelijk wordt gerealiseerd. Ik ben heel erg voor goede plannen van de
regionale publieke omroep, maar de afgelopen zomer hebben wij wel
geleerd dat mooie plannen niet altijd worden gerealiseerd. Daar zal ik
hen dan ook strak aan gaan houden, maar als aan die twee voorwaarden is
voldaan, dan moet binnen die voorwaarden ook een heel breed palet aan
samenwerkingsvormen mogelijk zijn. Dat kan een samenwerking zijn met
alle dertien, dat kan een samenwerking zijn in kleinere verbanden onder
de coördinatie van de Regionale Publieke Omroep, dat kan een
samenwerking zijn tussen de regio en lokale media of tussen de regio en
de landelijke publieke omroep. Zolang die maar een besparing of
efficiency oplevert en zolang uit de pot van 17 miljoen echt eenmalige
frictie-, samenwerkings- of transitiekosten worden betaald.
Er zijn vragen gesteld over de vensters. Ik ben zelf een groot
voorstander van vensterprogrammering. Daar worden nu een aantal proeven
mee gedaan. In het buitenland behoren die programma's tot de best
bekeken programma's. Ik verwijs hierbij naar BBC Regions in het Verenigd
Koninkrijk en Tagesschau in Duitsland. De exposure of het bereik van de
regionale omroep is daar vele malen groter. Dit is echter niet iets wat
wij van de ene op de andere dag geregeld hebben. Het is ook niet iets
wat gratis is, iets wat zomaar even kan worden ingeprikt. Ik ben graag
bereid om daarover met de regionale omroepen te praten, maar dan moet er
wel een goed en financieel solide plan liggen dat wordt gedragen door
alle regionale omroepen én door de NPO en de pakketaanbieders, de
distributeurs. Zij moeten dit immers mogelijk maken. Ik heb met ROOS, de
koepel, afgesproken dat wij daar in het eerstvolgende bestuurlijk
overleg over doorpraten.
De voorzitter:
Officieel moet ik voor het plaatsen van één enkele simpele interruptie
al de heer Bosma laten voorzitten, maar als ik het bij een enkele
feitelijke vraag houd, doe ik het even zelf.
De heer Martin Bosma (PVV):
Ik wilde u eigenlijk even kort houden.
De voorzitter:
Mijnheer Bosma, ga uw gang.
De heer Martin Bosma (PVV):
Vooruit dan maar.
De voorzitter:
De regionale omroepen zeggen zelf dat de vensterprogrammering per 1
januari 2018 zou kunnen. Ik hoor de staatssecretaris veel ruimte nemen.
Zou hij die datum niet willen noemen? Ik vraag dit ter eventuele
vermijding van een tweede termijn.
Staatssecretaris Dekker:
Ik denk dat het ambitieus is. Als zij zeggen dat het allemaal makkelijk
kan, dan vraag ik mij af waarom zij er dan niet mee beginnen. Ik vermoed
dan ook dat daar wat voor nodig is. Is daar geld voor nodig, dan kijk ik
weer naar hen, want dan moeten zij het misschien zelf betalen. Als een
rekening op mijn bordje wordt gelegd, dan wil ik daar eerst goed naar
kijken.
De voorzitter:
De terughoudendheid betreft dus de financiën, niet het idee.
Staatssecretaris Dekker:
Nee, niet het idee. Tegen de Regionale Publieke Omroep zeg ik maar dat
dit alleen maar kan zij het daarover voor 100% eens zijn met de
landelijke publieke omroep en met de pakketaanbieders, de distributeurs.
Ik heb nog geen plan gezien waarin iedereen echt op één lijn zit.
De voorzitter:
De staatssecretaris vervolgt zijn betoog.
Staatssecretaris Dekker:
Ik ga in op de AT5. Ik ben bekend met de onderzoeken van de Amsterdamse
Kunstraad, gestaafd door de Raad voor Cultuur. Daarin wordt geadviseerd
om AT5 als een soort veertiende regionale omroep bij het wetsvoorstel te
betrekken. Door het aanhouden van het wetsvoorstel is dat wat
achterhaald. De eerste gesprekken die wij hebben gevoerd met de
betrokken omroepen laten zien dat de betrokken omroepen daar zelf andere
ideeën over hebben. Ook hiervoor geldt dat je zo'n beweging echt pas
moet maken als daarvoor een breed draagvlak is.
Wat ik heel graag zou willen doen, is in een bredere context naar de
grootstedelijke of stedelijke omroep kijken. In Utrecht, Den Haag en
Rotterdam heb je een gemeentelijke of stedelijke omroep. Ik kan mij
voorstellen dat dit in een grootstedelijke context wat anders uitpakt
dan bij wijze van spreken in Coevorden. Ik ga graag in overleg met
Amsterdam om te bezien hoe alle partijen ertegenover staan. Ik kijk
graag in een breder verband naar de visie, het bepalen van de rol van
stedelijke omroepen en naar de manier waarop je de financiën en de
governance zo goed mogelijk kunt regelen.
Ik heb de Kamer een brief gestuurd over de nieuwedienstenprocedure. Deze
procedure heeft heel veel te maken met het gegeven dat het
medialandschap er anders uitziet, dat er wat te kiezen valt en dat het
ook lang niet allemaal meer publiek is. Dat heeft voor de kijker en de
luisteraar grote voordelen. Hij kan kiezen tussen RTL XL en NPO Gemist.
Als er gesport wordt, kun je dat op verschillende manieren live via het
internet tot je nemen. Ik heb zelf gisteren in de auto genoten van de
laatste race van dit seizoen in de Formule 1, waar Max Verstappen weer
iets fantastisch neerzette. Dat is er allemaal dankzij de nieuwe media
en dankzij in dit geval private partijen.
Ook de publieke omroep moet inspelen op de technologische
ontwikkelingen. De publieke omroep moet daar zijn waar de mensen zijn.
Dat is anno 2016 een stuk complexer dan tien jaar geleden. Ik heb de
indruk dat de publieke omroep daarop wil inspelen. Ik vind dat ook goed.
Tegelijkertijd betekent het niet dat de NPO zomaar carte blanche heeft
om alles te doen en te ondernemen wat ze wil. De NPO opereert immers in
een sector waarin ook vele marktpartijen hun brood moeten verdienen met
het produceren en distribueren van media-aanbod. Daar moet geen sprake
zijn van onnodige verstoring.
De voorstellen voor de nieuwe procedure rond nieuwe diensten, alsmede de
intentie om dit eens tegen het licht houden, brengen een aantal
voordelen met zich mee. Ik noem daarbij twee zaken.
Ten eerste. We wegen nu al de publieke waarde en de effecten op de markt
en nemen die mee in ons besluit om al dan niet groen licht te geven voor
nieuwe diensten van de NPO. Die marktimpactanalyse wordt op dit moment
niet gedaan door een instantie die daar heel erg in bedreven is. Ik heb
het dan over de ACM. Ik heb van heel veel private partijen begrepen dat
ze er veel waarde aan hechten als ook die partij in een vroegtijdig
stadium meekijkt. Dat is een eerste aanscherping, een eerste vernieuwing
in die procedure. Ik denk dat dat een goede is. Uiteindelijk ligt het
primaat bij het ministerie van OCW — bij de minister of, zoals in dit
geval, bij mij — om een weging te maken tussen wat het oplevert aan
publieke belangen en wat het betekent aan marktimpact om vervolgens de
knoop door te hakken. Ik denk dat een bredere advisering, inclusief een
advies van de ACM, daarbij helpt.
Ten tweede. Daar waar private partijen een belang hebben, kunnen ze dat
belang nu alleen aan de achterkant meegeven door beroep en bezwaar aan
te tekenen op het besluit. Het voorstel is om dat meer naar voren te
halen, zodat ook dit beter kan worden afgewogen in de procedure.
Betekent dit dan dat de dienstenprocedure op dit moment niet voldoet?
Nee, want al die belangen worden ook nu afgewogen en meegenomen. Ik denk
alleen dat dit een verdere verbetering kan zijn. Hoe gaan we dit
uitvoeren? Een aantal dingen vraagt om een aanpassing in de wet. Een
aantal dingen vraagt om een aanpassing in de beleidsregels. Bij
beleidsregels gaat het sneller. In antwoord op de heer Elias zeg ik dat
wij het wetsvoorstel over een halfjaar ter internetconsultatie kunnen
voorleggen. Afhankelijk van de opbrengsten daarvan kan het over ruim een
jaar in de Kamer liggen.
De heer Mohandis vroeg hoe het zit met inmiddels genomen besluiten,
bijvoorbeeld rond NPO Plus. Daar hebben we de belangenafweging gemaakt.
Ik kan dieper ingaan op de precieze belangenafweging. We hebben gekeken
naar de publieke waarde van die dienst, namelijk het langer dan nu het
geval is aanbieden van publieke programma's. Dat kost geld. Als je dat
niet doet, gaat het ten koste van heel veel andere programmering. Ik
denk dat er een case op te bouwen is als het gaat om de vraag waarom het
een publieke waarde vertegenwoordigt. We hebben ook gekeken naar de
marktimpact. Wij denken dat die impact beperkt is. Misschien is de
marktimpact hiervan nog wel beperkter dan wanneer je het gratis zou
maken, want dan zou je een gratis platform hebben dat concurreert met
een aantal betalende platforms. Met andere woorden: wij hebben een
besluit genomen. Ik kan daar niet meer op terugkomen. Ik kan daar niets
meer in wijzigen. Er is inmiddels beroep en bezwaar aangetekend. Het is
onder de rechter. Dat betekent dat de rechter een uitspraak moet doen.
De rechter moet bepalen of wij ons werk goed hebben gedaan of dat het
wordt teruggestuurd. Als het wordt teruggestuurd, is het een ander
verhaal. Dan moeten we bekijken of we tot een ander besluit moeten
komen.
De heer Mohandis (PvdA):
Ik dank de staatssecretaris voor zijn antwoord op dit punt. De
staatssecretaris geeft zelf aan dat hij vanuit zijn perspectief als
bewindspersoon nog steeds vindt dat de markteffecten gering zijn, ook
gelet op de manier waarop NPO Plus is opgebouwd. We moeten afwachten wat
de rechter zegt; daar gaan wij niet over. Maar ik neem aan dat de
staatssecretaris nog steeds vindt dat er, gelet op de richting die hij
heeft ingezet, niet al te makkelijk tot een andere afweging kan worden
gekomen.
Staatssecretaris Dekker:
Ik kom niet tot een andere afweging. Al zou ik tot een andere afweging
komen, dan ben ik te laat, want het besluit is inmiddels genomen. Maar
het staat externe partijen altijd vrij om te dagen. Dat hebben ze
gedaan. Ze hebben er een zaak van gemaakt. Dan moet de rechter er maar
een uitspraak over doen.
De voorzitter:
Ik heb een korte interruptie namens de VVD-fractie. Politieke partijen
staat het vrij om er voor de verdere toekomst anders over te
denken.
Ik had ook nog gevraagd of de ACM-adviezen openbaar zouden worden.
Staatssecretaris Dekker:
Ik ben sowieso voor transparantie. Bij de nieuwe werkwijze zou ik zeker
de ACM-rapporten openbaar maken, net zoals dat nu het geval is bij de
andere adviezen met betrekking tot deze procedure.
De heer Mohandis stelde een vraag over de brief die we hebben gestuurd
over publiek-private samenwerking. Daarin stellen wij twee
hoofdmaatregelen voor. De ene is verheldering door een leidraad. De
andere is om nog eens goed te bekijken hoe we samenwerking binnen alle
wet- en regelgeving en gelet op alle belangrijke principes kunnen
optimaliseren. Ik vind nog steeds dat het dienstbaarheidsverbod een heel
belangrijke functie heeft, namelijk voorkomen dat publiek geld weglekt
of dat met publiek geld de belangen van private marktpartijen worden
gediend. Kijk naar de casus van Heel Holland Bakt en Albert Heijn. Wat
zij hebben gedaan, kan echt niet. Tegelijkertijd wil ik niet het kind
met het badwater weggooien en onnodige barrières opwerpen. We gaan het
eens kritisch tegen het licht houden. De journalistiek staat ook onder
druk. Bij sommige journalisten of omroepen bestaat de indruk dat
regelgeving soms onnodig belemmert. Ik weet niet of dat zo is, maar ik
zal daar graag naar kijken.
De heer Elias vroeg hoe het zit met de trend dat publieke omroepen
allerlei commerciële activiteiten ondernemen. Hij noemde daarbij als
voorbeeld de activiteiten van DWDD. Ik denk dat het heel erg goed is dat
het Commissariaat voor de Media daar scherp en goed toezicht op houdt.
Er werd ook gevraagd naar het lopende onderzoek van het commissariaat.
Ik kan niet al te veel uitspraken doen over lopende onderzoeken. Dat zou
ook die lopende onderzoeken in gevaar brengen. Als het Commissariaat
voor de Media uitspraak doet, maakt het dat ook zelf via de website
bekend, zeker als er sancties worden opgelegd. Die uitspraken zijn dus
openbaar.
De heer Heerma haalde een interessant punt aan. Hij ging niet zozeer in
op specifieke casussen die zich nu voordoen, als wel op het metaniveau:
wat zijn de grote ontwikkelingen in het medialandschap en wat betekent
dat voor de businesscase? Is er straks nog een goede businesscase om
goede journalistiek te beoefenen? Daarbij refereerde hij aan een aantal
grote ontwikkelingen die wij zien. Ik zie aanleiding om daar nog eens
goed naar te kijken. Wij moeten geen werk overdoen. Er ligt al goed,
maar wat ouder werk van de commissie-Brinkman. Recentelijk hebben wij
onderzoek laten doen door het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek.
Dat heeft geleid tot dat rapport met die scenario's.
Voor mij zijn er twee redenen om dit weer op te pakken. Ten eerste zien
wij dat productie en distributie steeds meer in één hand komen te
liggen. Er zijn Nederlandse voorbeelden genoemd, maar wij hebben in
Amerika, dat in dit opzicht vaak wat op Europa voorloopt, de grote fusie
tussen AT&T en Time Warner gezien. Ook de miljarden die daarvoor
zijn betaald, laten zien dat daar een ontwikkeling gaande is die veel
gaat betekenen voor de beschikbaarheid van content.
Ten tweede vind ik het interessant dat wij, kijkend naar de scheiding
tussen publiek en privaat, landen zien waar private partijen publieke
taken krijgen. Ook dat is iets wat wij in het Nederlandse model minder
goed kennen, maar het is in mijn ogen de moeite waard om mee te
nemen.
Dit zijn een aantal grote lijnen, maar ik ben zelf nog wat zoekende naar
hoe de precieze opdrachtformulering eruit zou moeten zien, opdat het een
onderzoek wordt dat echt wat gaat toevoegen. Ik wil daarover nadenken en
een aantal gesprekken voeren met de Raad voor Cultuur, met het
stimuleringsfonds en misschien ook met een aantal marktpartijen. Wat
voegt echt wat toe? Wat zou voor de middellange en lange termijn
strategisch gezien interessant kunnen zijn? Alvorens ik dat onderzoek
uitzet, stuur ik de onderzoeksopdracht naar de Kamer. Als zij daar
behoefte aan heeft, kunnen wij erover doorspreken.
De heer Mohandis (PvdA):
Ik dank de staatssecretaris voor deze toezegging. Hij heeft eerder
toezeggingen gedaan in reactie op de aangenomen motie over
publiek-private samenwerking. Daar zitten elementen in die veel breder
gaan dan alleen publiek-private samenwerking. Ik stel voor dat dat in
die verdere opzet wordt meegenomen. Dat is mijn suggestie.
Staatssecretaris Dekker:
Laat mij dan nog even kijken naar die motie om te bezien of er
aanleidingen en haakjes in zitten om mee te nemen.
De voorzitter:
Ik stel een vraag over het vorige punt. Ik sprak er mijn ergernis over
uit dat ik niet via Hilversum, het geruchtencircuit of kranten
geïnformeerd wil worden over eventuele onderzoeken of meldingen of wat
er loopt. Ik vroeg of de staatssecretaris om, zodra hij een melding
krijgt, dat de Kamer te laten weten. Daar gaf hij geen antwoord op toen
hij daarnet verwees naar lopend onderzoek en daarbij zei: u hoort ervan
als ze klaar zijn. Dat is nou net wat ik niet zou willen. Ik zou het
eerder willen weten.
Staatssecretaris Dekker:
Het is niet in het belang van een onderzoek om vertrouwelijke informatie
die ik krijg van een commissariaat, dat overigens volledig onafhankelijk
en zelfstandig werkt, altijd publiek te maken. Dat zou ik doen als ik de
Kamer daar een brief over stuur. Ik word soms door het Commissariaat
voor de Media op de hoogte gesteld van iets wat er loopt. Dan zeg ik
altijd: dat is jullie werk; doe goed onderzoek; ik hoor het wel als het
klaar is. Volgens mij is dat het moment waarop wij er met z'n allen over
moeten discussiëren. Er zijn lopende onderzoeken die tot niks leiden. Er
zijn onderzoeken die gebaat zijn bij wat rust en vertrouwelijkheid om
tot een goed einde te kunnen komen. Ik ben daarom terughoudend over uw
vraag, of de vraag van de voorzitter, of de vraag van de heer Elias …
Het is zo toch wat …
De voorzitter:
Het is niet anders.
Staatssecretaris Dekker:
… om ieder signaal dat ik krijg, onmiddellijk met de Kamer te delen. Ik
denk namelijk dat dat niet in het belang is van de goede handhaving van
de Mediawet.
Er is een aantal vragen gesteld over het btw-tarief op digitale
mediadiensten. Ik ben er zelf ook een voorstander van om het gelijk te
trekken, maar dat staat Europese regelgeving in de weg. Nederland heeft
herhaaldelijk zijn steun verklaard aan de Franse inzet om in de Europese
Unie een verlaagd btw-tarief mogelijk te maken op digitale boeken en
kranten. Die wens is recentelijk nog neergelegd in een brief van de
staatssecretaris van Financiën aan de Europese Commissie. Maar Nederland
kan op dit punt dus geen eigenstandige stappen nemen. Wij kunnen er wel
voor zorgen dat onze druk en lobby richting Brussel goed wordt
opgevoerd.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter?
De voorzitter:
Ik kijk even of de staatssecretaris nog doorgaat op dit punt. Ik zie dat
dit niet het geval is. Het woord is aan de heer Van Dijk van de
SP.
De heer Jasper van Dijk (SP):
De bezwaren tegen die verlaging zijn mij bekend. Dat bezwaar is in één
woord Europa. Maar is de staatssecretaris ervan op de hoogte dat we
zojuist het nieuws hebben binnengekregen dat de Europese Commissie het
mogelijk wil maken dat EU-lidstaten de tarieven voor digitale
nieuwsmedia gelijk wil trekken met die voor gewone boeken.
Staatssecretaris Dekker:
Dat is voor mij interessant nieuws, want dan heeft ons werk kennelijk
wat opgeleverd. Ik ga me daar graag in verdiepen. Ik ga me daarin
verdiepen, want de mogelijkheid om het gelijk te trekken bestaat al,
alleen de andere kant op! Als Brussel nu zegt "we gaan mogelijkheden
bieden", wil ik precies weten hoe het eruit ziet voordat ik een volgende
stap zet.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Waarvan akte.
Ik ben blij dat de staatssecretaris aangeeft dat hij het ermee eens is
dat het het mooiste zou zijn dat de btw-tarieven van beide media naar
beneden worden bijgesteld. Ik interpreteer zijn antwoord zo dat hij daar
welwillend tegenover staat. Ik zal bekijken of ik hierover een motie kan
indienen die hem daarin stimuleert, want volgens mij willen wij
hetzelfde.
Staatssecretaris Dekker:
Wij zijn om te beginnen een voorstander van de mogelijkheid. Als je die
vervolgens benut, heeft dat natuurlijk ook financiële consequenties. En
daarin hebben wij niet onmiddellijk voorzien. Het betekent in ieder
geval dat we op een gegeven moment voor de keuze komen te staan of we
bereid zijn om het te doen. Ik ga nu eerst bekijken of de mogelijkheid
überhaupt is ontstaan door die meest recente Brusselse uitspraken.
De voorzitter:
Daar gaat de heer Van Dijk in zijn motie vast rekening mee houden.
De staatssecretaris vervolgt.
Staatssecretaris Dekker:
De heer Heerma stelde een vraag over rechtszaken die lopen tegen
onderzoeksjournalisten. Ik ben graag bereid om, zoals hij vroeg, met de
NVJ in gesprek te gaan over de vraag of dat fenomeen zich ook in
Nederland voordoet en of we dingen kunnen verzinnen om in ieder geval
het vrije woord alle ruimte te bieden. Hij noemde een aantal
buitenlandse voorbeelden van hoe dat daar is opgevangen. Of die voor
Nederland nuttig en relevant zijn, ga ik graag na.
Over het basispakket heb ik de Kamer deze zomer geïnformeerd. Ik ben
daarbij ingegaan op de mogelijkheid om partijen de mogelijkheid te geven
om niet alleen te werken met een standaardpakket met 30
televisiezenders, iets wat de wet alle pakketaanbieders verplicht. Die
mogelijkheid houdt in dat men het meer à la carte kan doen. Ik heb
daarbij aangegeven dat we dit punt breder mee zullen nemen in de
evaluatie van de huidige omroepdistributie. De commissie ontvangt
daarover nog voor de kerst een brief. In die brief zal ik ook aangeven
wanneer we die wijziging van de Mediawet in gang zetten. Ik denk dat dat
nuttig is, omdat het de mogelijkheid biedt aan nieuwe kleine partijen om
nieuwe vormen van pakketten aan te bieden. Heel veel mensen kiezen
ervoor om een groot standaardpakket te nemen: dan heb je veel voor
weinig. Waarom zouden we niet iets meer marktwerking creëren door het
ook voor kleine partijen, niches, mogelijk te maken om iets meer voet
aan de grond te krijgen in distributieland? Ik denk dat die
mogelijkheden alleen maar groter worden, als we ook dit soort
belemmeringen uit de wet- en regelgeving halen.
Ik ben bereid om daarbij ook te kijken naar alle
must-carryverplichtingen. Aan de ene kant zegt de heer Verhoeven: moeten
niet al die must carry's eraf? Aan de andere kant vraagt hij om een must
carry op te leggen voor NPO Politiek. De heer Verhoeven schudt het
hoofd; dan heb ik hem verkeerd begrepen. Sorry, de heer Elias wilde ze
eraf en de heer Verhoeven wilde het aantal must-carryzenders uitbreiden.
Ik vind dit principieel best ingewikkeld. Ik neem dat mee in de
evaluatie. Overigens heb ik op dit moment de indruk dat alle grote
pakketaanbieders NPO Politiek al standaard in hun pakket hebben staan.
In mijn ogen voegt een must carry daar niets aan toe, maar ik neem het
graag mee. Ik neem in de evaluatie ook mee wat dit betekent voor de
evenementenlijst. Die hangt natuurlijk samen met de
must-carryverplichting.
Dan kom ik bij online.
De heer Verhoeven (D66):
Gaat de staatssecretaris bij online ook in op Uitzending Gemist in het
buitenland?
Staatssecretaris Dekker:
Ja.
De voorzitter:
Als we van tevoren gaan vragen waar hij wel of niet op ingaat, dan zijn
we niet op tijd klaar.
De heer Verhoeven (D66):
Ik heb mij heel erg ingehouden met interrupties, maar op dit punt heb ik
veel vragen. Vandaar dat ik het even van tevoren vroeg.
De voorzitter:
Ik handhaaf wat ik zei.
Staatssecretaris Dekker:
Er wordt binnen de publieke omroep veel gesproken over de
onlinestrategie. Dat is ook logisch, want die is cruciaal voor de
publieke omroep als zij wil inspelen op veranderend mediagebruik. We
zien dat het enorm verandert onder jongeren. Ze kijken steeds minder
traditionele televisie en begeven zich steeds meer on demand via
digitale platforms. Als wij willen dat de publieke omroep ook daar
impact heeft en mooie programma's aanbiedt, dan moet hij die ruimte
hebben.
Een eerste stap daartoe is dat de nieuwe Mediawet de ruimte biedt voor
on demand aanbod. Wij hebben namelijk met de nieuwe Mediawet ervoor
gezorgd dat de nieuwe wet- en regelgeving zo platformneutraal mogelijk
is. De publieke omroep is nog wel verplicht om een aantal zenders aan te
bieden, zowel op televisie als op de radio, maar daarnaast moet er ook
een on demand catch-updienst zijn en dat is Uitzending Gemist.
Daarnaast mag de publieke omroep websites, apps en andere onlinediensten
gebruiken om zijn programma's te verspreiden. Dat kan bijvoorbeeld als
onderdeel van een bestaand aanbodkanaal — neem bijvoorbeeld de NPO
Zapp-app of de NOS-app — of als een zelfstandig aanbodkanaal; denk
bijvoorbeeld aan NPO3.nl. In dat laatste geval moet de publieke omroep
na een bepaalde, ook in de tijd beperkte, experimentprocedure wel die
formele aanvraag indienen en daarna volgt dan de nieuwe
diensttoets.
Voor de onlineaanwezigheid van de publieke omroep moet er alleen wel
sprake zijn van een gezamenlijke strategie. Ik breng hier nog maar even
in herinnering dat het niet zo heel lang geleden is dat de Kamer de
opdracht gaf om een einde te maken aan de wildgroei aan websites van de
publieke omroep. Ik zie een aantal blikken van herkenning en driftig
geknik. Toen is er ook gezegd: het moet niet iedere omroep voor zich
zijn en niet ieder programma moet zijn eigen onlinestrategietje
ontwikkelen, maar daar moet meer gezamenlijkheid in komen. Die taak
hebben we aan de NPO gegeven. Het kan op heel veel verschillende
manieren, ook door gebruik te maken van platforms van derde partijen:
YouTube, Facebook, Netflix. Dat behoort allemaal tot de mogelijkheden.
Maar de kunst is wel om met elkaar een werkwijze te bepalen waarbij de
eigen platforms sterk blijven en platforms als YouTube, Facebook en
Netflix op zo'n manier worden ingezet dat ze bijdragen aan de publieke
taak.
Dat vraagt om een gezamenlijke strategie, waarbij er in mijn ogen altijd
ruimte zou moeten zijn voor maatwerk en flexibiliteit. Dat blijkt lastig
te zijn binnen de publieke omroep, omdat het soms in het belang van een
individueel programma of een individuele omroep is om iets zo veel
mogelijk te verspreiden zonder daarbij ook maar op enige manier
gehinderd te worden of gebonden te zijn aan gemeenschappelijke kaders.
Dat is niet in het belang van de publieke omroep als geheel op de
langere termijn. Daarom heeft de NPO in de wetswijziging een steviger
sturende rol gekregen, zodat hij keuzes kan maken voor het gezamenlijke
belang. Die rol heeft de NPO ook op zich genomen in de gesprekken over
de nieuwe onlinestrategie.
Vanwege de noodzaak van maatwerk en flexibiliteit leent dit onderwerp
zich er niet heel erg voor om te worden vastgelegd in wet- en
regelgeving, zo zeg ik tegen de heer Elias. Je ziet namelijk dat de
ontwikkelingen op dit punt heel snel gaan. Het is ook goed om die
strategie met grote regelmaat nog eens tegen het licht te houden.
De heer Verhoeven (D66):
Dit ging over de vraag of de omroepen ook via YouTube hun programma's
mogen neerzetten. Wat de staatssecretaris zegt klopt allemaal wel, maar
volgens mij vindt iedereen in de Kamer dat er platformneutraal gedacht
moet worden. Ik heb steeds gezegd dat dat voor mij betekent dat de
publieke omroep niet alleen op televisie moet worden ingeperkt als hij
buiten de kerntaak van de Mediawet gaat, maar ook op de radio en op
internet. Daar heb ik in het verleden inderdaad vaak een punt van
gemaakt. Toen kreeg ik steeds als antwoord: mijnheer Verhoeven, als u
vindt dat de content van de publieke omroep — de filmpjes, de
afleveringen, de programma's — niet ook op internet te zien moet zijn,
dan bent u gek. Toen zei ik: daar hebben jullie helemaal gelijk in, het
moet platformneutraal zijn en dus moet de content van de publieke omroep
ook online te zien zijn. Dat vind ik iets heel anders dan dat de
publieke omroep zo ongeveer een tweede telegraaf.nl of NU.nl wordt. Dat
is een heel andere discussie. Laten we die twee punten dus even uit
elkaar halen.
Als de staatssecretaris die twee dingen uit elkaar haalt, zeg ik het
volgende tegen hem. Als we platformneutraal denken en vinden dat de
content van de publieke omroep via zo veel mogelijk kanalen uiteindelijk
de huiskamer — of de schermen, zoals het 3-jarige zoontje van de heer
Mohandis het noemt — moet kunnen bereiken, dan zou het toch heel normaal
zijn om niet te praten over een onlinestrategie van de NPO, maar gewoon
te zeggen: gebruik alle kanalen om je programma in de huiskamer te
brengen.
Staatssecretaris Dekker:
Ik vind dat alle technieken gebruikt moeten worden om ervoor te zorgen
dat de programma's van de publieke omroep zo goed mogelijk de relevante
Nederlandse kijkers bereiken. Maar de vraag is of het dan helpt om tegen
alle programma's en alle omroepen te zeggen: doe dat vooral op je eigen
manier en zoek zelf maar uit hoe dat het beste gaat. Dan krijg je
eigenlijk de situatie van een aantal jaren terug: een enorme wildgroei,
waarbij ieder programma zijn eigen platformpje of distributiestrategie
heeft. Daarbij gaat de massa verloren die soms nodig is om herkenbaar te
blijven als gezamenlijke publieke omroep. Dat is de reden waarom ik de
NPO de opdracht heb gegeven, die ook in de wet is vastgelegd, om samen
met de omroepen na te denken over de beste strategie.
De heer Verhoeven (D66):
Eens. Dat snap ik vanuit de NPO geredeneerd volkomen. Ik snap dat de NPO
heel erg de behoefte heeft om te zeggen: in de wereld van Facebook en
Google willen wij graag een sterkere strategie voor ons Nederlandse
programma-aanbod; dat willen wij op één plek rangschikken. Dat zeggen ze
ook steeds, maar zo denken jongeren niet. Een onlinestrategie van de NPO
klinkt best aardig, maar jongeren gaan gewoon naar YouTube. Als jongeren
daar niet meer de programma's van de publieke omroep kunnen vinden maar
alleen maar op Uitzending Gemist, waar ze weigeren heen te gaan onder
andere door al die lange onlinereclames, dan werkt die onlinestrategie
gewoon niet. Dat is mijn punt.
Staatssecretaris Dekker:
Ik heb niet gezegd dat het alleen maar via Uitzending Gemist moet. Ook
YouTube en Facebook kunnen daarbij behulpzaam zijn. Sterker nog, ik zie
dat nu al op een aantal plekken gebeuren. Ik vind alleen niet dat het
naïef moet gebeuren. Daar moeten een strategie en een gemeenschappelijk
idee achter bestaan. Wij moeten er namelijk voor uitkijken dat wij met
Nederlands belastinggeld, met subsidiegeld, de portemonnee spekken van
de grote Amerikaanse partijen achter Facebook en YouTube. Sterker nog,
de heer Verhoeven vroeg zelf: zou de Ster afspraken kunnen maken met een
kanaal als YouTube? Dus als je het heel erg goed doet, kun je ook nog
geld verdienen met een sterk uitzendkanaal op bijvoorbeeld YouTube.
Alleen moet je er dan wel voor zorgen dat niet elk programma zijn eigen
YouTubekanaaltje heeft. Dat vraagt, net zoals de landelijke netwerken
met aparte zenders, sterke herkenbare kanalen, waar mensen naartoe gaan,
waar kijkers en luisteraars zijn.
De voorzitter:
Mijnheer Mohandis, vragen mag nu. Beschouwingen moeten in tweede
termijn.
De heer Mohandis (PvdA):
Voorzitter, hoe meer ik nu vraag en antwoord krijg, hoe korter mijn
tweede termijn zal zijn.
Nog even hierop doorgaand, ik hoor weinig verschil als het gaat over de
gezamenlijke strategie. NPO-omroepen moeten gezamenlijk optrekken in
plaats van dat iedereen het wiel opnieuw uitvindt. Ik vind het wel
interessant dat de staatssecretaris op mijn vraag antwoordt: de Ster kan
bijvoorbeeld wel afspraken maken met YouTube over hoe je omgaat met
inkomsten en dergelijke. Het gaat mij erom dat de houding van de
publieke omroep moet zijn: waar komen jongeren? Ik gaf als voorbeeld in
mijn spreektekst dat een programma als Zondag met Lubach een
uitzondering eiste om iets meer te mogen doen op YouTube. Het moet niet
knellen. Die strategie moet zeker gezamenlijk zijn, maar niet vanuit de
angst voor het grote onbekende, waar weinig grip op is. Het moet juist
worden aangegrepen om de publieke omroep te versterken. Volgens mij is
dat de oproep die de meeste partijen hier doen.
Staatssecretaris Dekker:
Daarover is geen verschil van mening. Dat vind ik namelijk ook.
De heer Verhoeven stelde een vraag over onlinereclame. De landelijke
publieke omroep herijkt zijn strategie voor het online aanbieden van
programma's. De Ster heeft de wettelijke taak om voor de landelijke
publieke omroep de reclameboodschappen rond de programma's te verzorgen.
Als wij met z'n allen vinden dat er een publieke omroep moet zijn die de
mogelijkheid heeft om tussen de programma's door reclame te maken en dat
wij platformneutraal moeten zijn, zou ik het gek vinden als wij reclame
wel toestaan op televisie en radio maar niet op internet, even los van
het feit dat dat ook een inkomstenderving zou betekenen voor de Ster en
daarmee voor de publieke omroep. Dus ik ben er vooralsnog niet toe
bereid om dat te verbieden.
De heer Verhoeven (D66):
Ik heb het al vaak geprobeerd, dus ik zal er geen lange herhaling van
het debat van maken. Ik snap de principiële redenering, maar het gaat
hier om een paar miljoen. Het levert bijna niks op, in tegenstelling tot
de 250 miljoen die de Ster binnenhaalt via televisie en radio.
(Er klinkt een luide reclameboodschap via een telefoon)
De heer Verhoeven (D66):
De heer Elias spekt op dit moment de Ster-kas met ettelijke
eurocenten.
De voorzitter:
Zoals u weet, gaat hij bij sommige sites toch af, al zet je het geluid
uit. Wij hebben allemaal zo'n opschrikmoment gehad. Ik had hem al
uitgezet. Excuus. Het begon inderdaad met een reclame.
De heer Verhoeven (D66):
Dat was geen reclame voor de tijdelijke commissie ICT-projecten bij de
overheid.
Mijn enige punt is dat het bijna niets oplevert, terwijl het
tegelijkertijd wel heel irritant is. Dan is het toch vreemd dat je het
voor die paar miljoen overal in stand houdt? Dat is mijn enige punt. Ik
snap heus wel dat de staatssecretaris zegt: platformneutraal denken
betekent dat je het ook op internet moet doen. Maar platformneutraal
denken betekent wat mij betreft: het kan op televisie, op radio en op
internet, maar op internet levert het niets op, dus laten we het daar
niet doen. Dat zou mijn redenering zijn.
Staatssecretaris Dekker:
Ik begrijp die redenering niet helemaal. Ik ken D66 als een progressieve
partij die gelooft in vooruitgang en in technologische ontwikkeling. Ik
denk zelf dat de transitie van traditionele tv en radio naar veel meer
on demand en veel meer online weleens heel snel zou kunnen gaan. De
vooruitgangsdenkers die dat met mij zouden moeten delen, zitten vooral
in de partij van de heer Verhoeven. Als we met zijn allen weten dat dat
de toekomst is, zou het toch heel contrair zijn om nu te zeggen: de
publieke omroep mag daarop geen reclame maken? Als je dat wilt, moet je
heel consequent zijn en zeggen: we willen naar een reclameloze publieke
omroep. Ik vind dat een aantrekkelijk idee, maar dat heeft grote
consequenties, ook financieel. Dat is echt iets voor een nieuw kabinet.
Iedereen kan daar in zijn verkiezingsprogramma wat over opnemen. Maar je
moet dat dan wel over de gehele linie doen. Je moet dan ook stoppen met
het uitzenden van reclame op televisie en radio. Je moet de publieke
omroep dan vragen om die 210 miljoen zelf op te vangen — dat zou kunnen
— of je moet er wat extra geld bij neerleggen; dat kan ook. Volgens mij
moeten we die grote politieke keuzes op dit moment niet maken.
De heer Verhoeven (D66):
De staatssecretaris heeft altijd kleine stapjes gezet. Ik vraag hem nu
om een klein stapje te zetten richting die grotere toekomst en nu zegt
hij ineens: dat stapje wil ik niet zetten.
Staatssecretaris Dekker:
Daar heeft de heer Verhoeven gelijk in.
Ik kom op de vraag over het maken van reclame voor commerciële radio of
commerciële televisie op de publieke omroep. Formeel bepaalt de Ster
altijd zelf wat zij al dan niet toelaat. Maar ik vond het ook altijd een
beetje flauw dat reclame voor bijvoorbeeld BNR op de publieke omroep
werd weggehouden, omdat die als concurrent werd gezien. Er is inmiddels
een nieuwe directeur aangetreden bij de Ster. De Ster heeft zelf
aangegeven in de toekomst veel opener te zullen zijn. Het categorisch
weigeren van reclames van concurrenten zal volgens de Ster niet meer
voorkomen. Dat is een klein stapje. Ik zie de heer Verhoeven nu verbaasd
kijken, maar volgens mij krijgt hij hiermee wat hij wil.
De heer Van Dijk vroeg naar de onlinebeeldkwaliteit. Ik ben het er
helemaal mee eens dat de beeldkwaliteit goed moet zijn. Daar schuilt
echter wel een beetje een technisch verhaal achter. Er wordt veel on
demand bekeken en dat geldt ook voor onlinevideomateriaal. Naarmate je
de beeldkwaliteit hoger maakt, wordt het vaak veel gevoeliger. Daarnaast
maak je het voor degene die zijn data niet ongelimiteerd heeft afkocht,
duurder om onlinecontent te bekijken. Dat is een van de redenen waarom
de NPO heeft gezegd: we moeten kijken naar een goede beeldkwaliteit voor
dit soort devices; misschien is dat niet altijd in hd. Ik vind daarnaast
dat de kwaliteit niet geknepen mag worden. Ik zal daarover ook het
gesprek aangaan met de NPO. Ik vind niet dat de kwaliteit op vrij
toegankelijke zenders geknepen mag worden, zodat men straks misschien
naar NPO Plus gaat. Ik vind ook niet dat de kwaliteit van vrij
toegankelijke internetuitzendingen geknepen mag worden, zodat er
vervolgens een hogere prijs gevraagd kan worden aan de pakketkabelaars.
Er moeten goede redenen zijn om dat te doen. Ik zal het gesprek daarover
aangaan.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Wanneer gaan we daar wat over horen? Dit is namelijk een
toezegging.
Staatssecretaris Dekker:
Ik ga de komende tijd heel veel om de tafel zitten met de NPO om
afspraken te maken over de nieuwe prestatieovereenkomst. Misschien kan
het daarin worden meegenomen, maar anders komt het daarna. Tussen nu en
een halfjaar hoort de Kamer van mij.
De voorzitter:
Voor of na 15 maart, wil de heer Van Dijk natuurlijk weten.
Staatssecretaris Dekker:
Het hangt er een beetje van af hoe snel het gaat. Ik hoop zo snel
mogelijk. De Kamer gaat zelf al ver voor 15 maart met reces. Ik weet
niet of dat gaat lukken, maar ik ga het gesprek wel aan.
De voorzitter:
U vervolgt.
Staatssecretaris Dekker:
In het buitenland kijken naar de publieke omroep kan via BVN, dat zowel
via de satelliet als via het internet wereldwijd wordt doorgegeven. Niet
al het aanbod van de volledige publieke omroep kan echter wereldwijd
worden bekeken. Dat heeft te maken met rechten. De NPO en de omroepen
kopen de rechten af voor programma's om te laten zien in Nederland. Als
die programma's overal op de wereld toegankelijk zijn, nemen de kosten
voor het afkopen van die rechten, bijvoorbeeld van een buitenlands
programma, ongelofelijk toe. Dat zou onbetaalbaar zijn.
Ik kom op het goede punt van de heer Mohandis van het online volgen van
het kijkgedrag. Sinds begin 2016 worden alle vormen van online kijken
gemeten door de Stichting KijkOnderzoek. Ik vind dat een heel goede
toevoeging. Als je namelijk echt iets wilt zeggen over de impact van de
publieke omroep, moet je niet alleen kijken naar het aantal ouderwetse
televisiekijkers. Als jongeren steeds meer online en on demand kijken,
wil je dat ook op een goede manier kunnen volgen. Dit lijkt bij de heer
Mohandis in goede aarde te vallen, dus ik ga door naar het volgende
blok.
Tot slot kom ik bij een aantal variaonderwerpen, te beginnen bij de
hulpprogramma's. Ik heb ook de NRC gelezen. Ik zie in al die berichten
twee aspecten, namelijk de kwestie van de contracten die de deelnemers
moeten tekenen en de medische kant van het verhaal. De Mediawet stelt
geen regels voor de contracten. Bovendien valt RTL onder Luxemburgs
toezicht. Dat laat onverlet dat ik wel contact heb opgenomen met RTL.
Ook daar is men wel enigszins geschrokken van deze berichten. Ik ken RTL
als een goede partij, waar ik regelmatig goed mee praat. Wat betreft de
Kijkwijzer valt RTL bijvoorbeeld buiten onze jurisdictie, maar heeft het
vrijwillig gezegd: wij schikken ons daar graag naar. RTL zegt niet met
mensen te willen omgaan zoals wordt geschetst in die artikelen. RTL is
bereid, en inmiddels ook doende, om de eigen mediacode hierop te bezien.
Dat is de ene kant van het verhaal. Het gaat hierbij wel om verwarde
mensen, want anders is er ook nog de eigen verantwoordelijkheid van
mensen. In het debat werd het voorbeeld gebruikt van deelnemers die niet
mochten spreken met mensen buiten het programma, maar dat is ook iets
heel normaals. Als je deelneemt aan Wie is de Mol of The Voice of
Holland mag je ook niet praten, op straffe van een heel hoge boete. Dat
heeft ermee te maken dat het dure producties zijn. Als de clou van het
verhaal wordt weggegeven, ben je je kijkers kwijt. Dit gaat echter om
mensen die soms even in de verdrukking of in psychische problemen
zitten.
De tweede kant van de zaak is de medische. Daarover zijn inmiddels
vragen gesteld door de heer Van Gerven, mevrouw Leijten en de heer Van
Dijk zelf aan zowel de minister van VWS als aan mij. Ik zorg ervoor dat
de Kamer daarop snel de antwoorden krijgt.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dank. Ik vind het iets te makkelijk om de programma's die besproken zijn
in de NRC, bijvoorbeeld Geef mij nu je angst, te vergelijken met Wie is
de Mol? Kijk, het is natuurlijk funest om de Mol te verklappen; dat
begrijp ik ook. Maar hier zitten echt andere belangen achter. Die mensen
mogen niet stoppen, op straffe van de kosten van de uitzending. Ze mogen
ook niks negatiefs vertellen over de uitzending. Dat is net even anders
dan bij Wie is de Mol?, waarbij ze de clou niet mogen verklappen.
De voorzitter:
En uw punt?
De heer Jasper van Dijk (SP):
Mijn vraag is de volgende. Het verrast mij dat de staatssecretaris al
contact heeft opgenomen met RTL. Dat klinkt op zich goed, maar kan hij
iets preciezer zeggen wat er is besproken? RTL heeft kennelijk gezegd
dat het hen ook niet bevalt. De artikelen zijn glashelder. Daar word je
niet blij van. Ik vind het dus raar als RTL ook verrast is dit te lezen.
Hallo, ze zijn toch zelf de makers? Hoe zit dat precies en wat gaan ze
nu precies doen? De staatssecretaris sprak over de mediacode van RTL.
Kan hij die toelichten?
Staatssecretaris Dekker:
Heel veel meer dan dat is het niet. Wij hebben contact opgenomen met RTL
om om een reactie te vragen. Men gaf aan geschrokken te zijn over deze
berichtgeving. In iedere grote organisatie, zeker als je met producenten
van buiten werkt, gebeuren weleens dingen onder jouw
verantwoordelijkheid waarvan je niet af wist. Als je zo'n reactie krijgt
van een grote speler, die altijd heel erg redelijk is en betrokken is
bij de gevoelens hier in Nederland — zo ken ik RTL — dan moet ik hen ook
even de kans geven om dit tot op de bodem in hun eigen organisatie uit
te zoeken. Ze hebben aangegeven te willen bekijken of de interne
mediacode uiteindelijk goed werkt om dit soort dingen te
voorkomen.
Het andere punt is veeleer iets wat ik aanhaalde in het debat. De heer
Van Dijk was verontwaardigd over het feit dat er soms afspraken worden
gemaakt over geheimhouding en dat soort zaken. Het gaat hier wel om de
contractvrijheid. Ik ga ervan uit dat partijen de mogelijkheid hebben om
vrije afspraken te maken. Dan heb ik het uiteraard niet over mensen met
psychische problemen of die in de verdrukking zitten. Onderdeel van die
afspraken kan zijn dat je niet praat over een programma zolang het niet
op de buis is geweest. Daar kunnen soms forse boetes aan vast zitten.
Ook de publieke omroep hanteert dat soort contracten voor dit soort
kaskrakers. Dat kan ook betekenen dat je zelf een deel van de kosten op
je moet nemen als je het programma niet afmaakt. Het leidt dan namelijk
niet tot een uitzending. Dat is de contractvrijheid. Die heb ik hoog
zitten en wil ik ook bewaken. De vraag van de heer Van Dijk is veel meer
wat je doet met mensen die in de verdrukking zitten of verward zijn. Je
moet dan inderdaad bekijken of je die mensen tegen zichzelf in
bescherming kunt nemen. Dat realiseert RTL zich ook. Ik wil eerst
afwachten wat RTL gaat doen om dat te verbeteren.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Het is me net iets te vrijblijvend. Op zich is het goed dat de
staatssecretaris contact heeft opgenomen, maar het gaat precies, zoals
de heer Elias ook zei, om die verwarde mensen. Natuurlijk heeft iedereen
de vrijheid om contracten te tekenen, maar als er misbruik wordt gemaakt
van verwarde mensen die wanhopig zijn, die worden meegenomen in een
programma en achteraf denken "dit had ik nooit moeten doen, sterker nog,
ik ben nu slechter af", dan hebben we een pijnlijk punt te pakken,
volgens mij. Wat gaat de staatssecretaris precies afwachten? Kan hij
toezeggen ons daar heel goed over te informeren? Als hij zegt dat RTL
zich vrijwillig schikt in de Kijkwijzer — wat op zich goed is — waarom
zou RTL zich dan ook niet vrijwillig schikken in dit soort
fatsoensregels, die ook voor de NPO gelden?
Staatssecretaris Dekker:
Dat is precies waarom het gaat: fatsoensregels. Ook voor de NPO zijn er
geen bepalingen in de wet die voorschrijven hoe de NPO in dit soort
gevallen moet handelen en optreden. Ik denk dat het regelen van fatsoen
in de wet best een ingewikkelde opgave is. Fatsoen gaat over je morele
kompas. Ik schrik ook als ik een aantal van die dingen lees. RTL heeft
aangegeven uit te zoeken wat er precies is gebeurd. Ze hebben ook
aangegeven dat dit niet past bij hun opvattingen over de manier waarop
je integere televisie maakt. Ik heb liever dat zij dat zelf aanpassen en
zelf beterschap voor de toekomst beloven, dan dat wij nu op basis van
deze excessen een wettelijk circuit gaan optuigen met regels voor
buitenlandse partijen. Dat staat nog los van het feit of dat effectief
en haalbaar is.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Wanneer worden wij daar dan over bericht?
Staatssecretaris Dekker:
Dat vind ik een terecht punt. Ik wil namelijk zelf ook weten wat RTL
hiermee gaat doen. Ik zal met hen afspreken dat zij, als zij een stap
verder zijn, dit ofwel direct dan wel via mij aan de Kamer laten
weten.
De voorzitter:
Dat zal voor de kerst zijn, denk ik.
Staatssecretaris Dekker:
Geeft u mij daar enigszins de tijd voor. Ik denk niet dat het voor de
kerst is.
De heer Verhoeven (D66):
Mijn enige vraag ging over de termijn. Qua inhoud vind ik het prima.
Maar RTL heeft zelf in de publieke media, waar wij ons tot vandaag op
moesten baseren, gezegd: wij herkennen ons hier niet in. Dat was het
enige. Ik erken RTL als een heel fatsoenlijke, prettige partij met heel
waardevolle dingen. Dat is allemaal waar. Maar ik vind dat RTL in dit
geval ook snel tegen de Kamer kan zeggen: dit doen we wel en dit doen
wij niet. Misschien kan het niet voor de kerst, maar de staatssecretaris
is een ambitieuze mediastaatssecretaris die dit probleem ook ziet. Het
moet toch mogelijk zijn om binnen een paar weken duidelijk te maken wat
er nou wel en niet gebeurd is en wat er gaat gebeuren? Wij kunnen toch
niet zeggen: wij laten dit even drie maanden liggen. Dat zou ik raar
vinden. Bovendien gaat de Kamer nog vragen stellen. Kan RTL niet gewoon
even voor de kerst reageren en aan de Kamer vertellen wat er wel en niet
gebeurt? Daar hebben wij behoefte aan. Wij worden namelijk weer gebeld
door de media. Zij zeggen: wat vindt u ervan, u laat het weer een paar
maanden liggen; slappe Kamer, slappe dit, slappe dat. Dat moeten we ook
niet hebben. Dit is gewoon een raar punt. RTL heeft de kans om het te
verduidelijken. Laten we dat zo snel mogelijk doen. Dat zou ik echt heel
waardevol vinden.
Staatssecretaris Dekker:
Ik begrijp dat wel en ik zou dat misschien zelf ook wel willen, maar
achter deze tafel zit geen vertegenwoordiger van RTL.
De voorzitter:
Nee, maar de lobbyist van RTL steekt zijn duim omhoog.
Staatssecretaris Dekker:
Nou kijk, als hij dat kan toezeggen, dan neem ik dat graag over. Ik wil
ernaar vragen en ik wil de Kamer ook wel laten weten wanneer RTL ermee
komt, maar mijn enige punt is dat dit uiteindelijk de
verantwoordelijkheid is van RTL.
De voorzitter:
Ik zou er maar van uitgaan dat het lukt voor kerst. De staatssecretaris
vervolgt zijn betoog.
Staatssecretaris Dekker:
Ik kom op de ombudsman. In mijn ogen is dit een heel goede suggestie
vanuit het parlement. Dit is ook een belangrijk instrument om de
kwalitatieve en journalistieke waarden bij de publieke omroep hoog te
houden. Het kan een laagdrempelige manier zijn om klachten in te dienen
bij de publieke omroep als mensen zich tekort gedaan voelen of vinden
dat journalistieke codes niet goed zijn toegepast.
Als de NPO met een ombudsman gaat werken, moet dat echt serieus zijn en
iets om het lijf hebben. Daarom vind ik het belangrijk dat de omroep de
uitspraken van de ombudsman zeer serieus neemt en dat redacties zich
kwetsbaar durven op te stellen en publiekelijk erkennen als er fouten
zijn gemaakt. Er moet dus niet alleen een uitspraak van de ombudsman
zijn of berichtje op de website van de NPO, maar wat mij betreft ook op
de website van het desbetreffende programma of de desbetreffende omroep
en als het even kan ook een correctie in het programma zelf, in ieder
geval als het gaat om zware overtredingen.
Het springende punt voor mij is de vraag wat je doet in die gevallen
waarin er uiteindelijk een meningsverschil blijft bestaan tussen een
programma en de ombudsman in die zin dat de ombudsman van mening is dat
er iets fout is gegaan dat gecorrigeerd zou moeten worden. In mijn ogen
moet het mogelijk zijn dat de publieke omroep afspraken maakt dat in
principe gewoon de adviezen en oordelen van de ombudsman worden
overgenomen en dat alle omroepen het gezag van zo'n ombudsman echt
erkennen. Want als iedereen zegt dat dit een leuk speledingetje van de
NPO is, maar zich er niets van aantrekt, gaat het niet werken. Volgens
mij is dat ook niet in lijn met de vraag die hier Kamerbreed aan de
publieke omroep en aan mij is gesteld, namelijk om daarover het gesprek
aan te gaan.
Het kan in uitzonderlijke gevallen natuurlijk altijd zo zijn dat er toch
een meningsverschil resteert. Moet je in die gevallen de ombudsman het
recht geven om dat toch af te dwingen of moet je dat via een
gerechtelijke procedure doen? Misschien dat je in het allerlaatste
gevalletje, in dat muizengaatje, toch voor dat laatste moet kiezen, een
gerechtelijke procedure, omdat dat ook zuiverder is vanwege de
opvattingen over journalistieke en redactionele onafhankelijkheid. Dat
laat onverlet dat er goede afspraken moeten komen met de omroepen en dat
ze zich moeten conformeren aan zo'n ombudsman. Zij moeten hem serieus
nemen. Als je een keer op je vingers wordt getikt, moet de basisregel
zijn dat je het accepteert, corrigeert en zichtbaar maakt. Want anders
is het alleen een wassen neus.
De voorzitter:
Mag ik de heer Bosma vragen het voorzitterschap over te nemen?
Voorzitter: Martin Bosma
De heer Elias (VVD):
Ik stel een paar vragen wellicht ter voorkoming van een motie. Heeft de
staatssecretaris de indruk dat die afspraken met de omroepen en de NPO
op dit moment te maken zijn? Dat is mijn eerste vraag.
Dan mijn tweede vraag. Het gaat om een uitzondering op een uitzondering
op een uitzondering. De ombudsman of -vrouw zegt op een gegeven
ogenblik: dit is zo'n ernstige inbreuk, dit is zo afwijkend, dit deugt
zodanig niet dat u dit in uw uitzending moet rechtzetten. Dat gebeurt
misschien maar eens in het jaar of eens in de twee jaar. Dan zegt de
omroep: dat doen wij niet. Ik heb daar een tussenvariant bij gezet. Als
dit zou voorkomen, die uitzondering op de uitzondering, zouden twee
journalisten van naam, die je tevoren aanwijst, kunnen mee-arbitreren.
Als zij dan alle drie, dat wil zeggen samen met de ombudsman, zeggen dat
het toch echt in de uitzending moet gebeuren, is er dan een mogelijkheid
om nu al te zeggen dat de omroepen en de NPO zich daaraan zullen
committeren? Dan vermijden wij het principiële punt van de inbreuk op de
redactionele onafhankelijkheid, dat ik heus wel zie maar waarmee ook
weer niet al te snel moet worden geschermd. De omroepen krijgen een zak
geld om programma's te maken en dienen te voldoen aan bepaalde minimale
fatsoensnormen zoals die internationaal door de journalistiek zijn
omarmd.
Ik krijg graag een antwoord op die twee vragen.
Staatssecretaris Dekker:
De eerste vraag is of er afspraken kunnen worden gemaakt. Ik denk dat er
wel afspraken kunnen worden gemaakt, maar wij zijn er nog niet. De
omroepen en programmamakers moeten nog een forse stap verder gaan, ook
in de afspraken met de NPO, dan zij nu willen zetten. De omroepen hebben
nu aangegeven dat zij ermee instemmen dat de NPO dat doet. Laat hij maar
advies geven en dan kijken wij wel wat wij daarmee doen. Dat vind ik
echt te slap. Er moet een steviger commitment komen van de
omroepverenigingen dat zij de uitspraken van de ombudsman serieuzer
nemen, dat de basisregel is dat je een advies opvolgt, et cetera.
De tweede vraag is of het in theorie mogelijk is om te werken met een
soort second opinion. Stel dat er een meningsverschil is, kun je dan
twee referenten daarnaar laten kijken? Als de omroepen bereid zijn om
zich daaraan te conformeren, zou dat een route kunnen zijn. Ik weet
echter niet of dat ook de te prefereren route zou moeten zijn. Ook dan
kan het nog steeds voorkomen dat een redactie of een programmamaker of
een omroep zegt: ondanks het feit dat twee of drie die mening zijn
toegedaan, zijn wij toch van mening dat wij het bij het rechte eind
hadden. Dat vind ik dan zo principieel dat het de vraag is of je in die
gevallen niet voor de gerechtelijke procedure moet kiezen, waarbij een
onafhankelijke rechter uitspraak doet. Je hebt het dan over de
uitzondering op de uitzondering. De constructie via een onafhankelijke
rechter is dan naar mijn mening misschien wel vele malen sterker dan een
ombudsman die dit kan afdwingen. Ook als je kijkt naar
ombudsmanprocedures in gemeenten of bij de landelijke ombudsman, is er
altijd sprake van een zeer zwaarwegend advies, maar als je er niet
uitkomt, is er altijd nog de gang naar de rechter. Misschien moeten wij
dat hier ook doen.
De heer Elias (VVD):
Als dat commitment er nu niet komt op het eerste deel, wat dan? Is de
staatssecretaris van mening dat in het tweede geval de ombudsman naar de
rechter moet stappen of de belanghebbende?
Staatssecretaris Dekker:
In het tweede geval moet altijd de belanghebbende met het advies van de
ombudsman naar de rechter stappen. Dat is de formele gang van
zaken.
In antwoord op de eerste vraag wat er gebeurt als wij er niet uitkomen,
kan ik zeggen dat ik dan een probleem heb. De Kamer heeft mij met een
duidelijke boodschap op pad gestuurd. Ik denk dat ik dan een flink
conflict heb met de publieke omroep die ondanks een breed gevoelde wens
van de Kamer daaraan geen uitvoering wenst te geven. Dan kom ik terug
bij de Kamer en moeten wij bekijken welke vervolgstappen kunnen worden
gezet. Ik zou dat moeilijk te accepteren vinden. Dan hebben wij echt wel
een issue.
De heer Elias (VVD):
In de zin van een prestatieovereenkomst?
Staatssecretaris Dekker:
Bijvoorbeeld.
Voorzitter: Elias
Staatssecretaris Dekker:
Dan mediawijsheid. Verschillende woordvoerders hebben aangegeven dat
ICT-vaardigheden belangrijk zijn, ook op school, en dat dit nu veel te
vrijblijvend is. Ik herken dat beeld volledig. Op 24 november 2014 is
hierover een motie aangenomen van de heren Segers en Mohandis. Ik zie de
heer Mohandis fronsen, maar dat moet toch in zijn geheugen paraat zijn.
Er loopt een heel project rond herziening van het curriculum. Sterker
nog, er ligt een rapport van de commissie-Schnabel, waarin staat dat
ICT-vaardigheden onderdeel moeten worden van het bredere kerncurriculum.
Ik zou daar graag een aantal stappen in willen zetten.
Dat is breder dan alleen maar verantwoord gebruik van media, zeg ik
tegen de heer Van Dijk. Het gaat er ook om of wij kinderen moeten leren
hoe zij media en techniek kunnen gebruiken zodat zij die computers
kunnen bedienen. Dan zit het meer aan de productiekant in plaats van
alleen maar te consumeren. Dit thema is ook door de heer Van Meenen in
de commissie voor Onderwijs aangekaart; dat informatica of leren
programmeren een onderdeel zou moeten zijn dat standaard op veel meer
scholen wordt gegeven. Ik denk dat ik rond de jaarwisseling met een
brief kan komen over hoe we verdergaan met het traject van
curriculumherziening.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Het probleem is dat Onderwijs2032 waarschijnlijk helemaal niets meer
gaat worden, kan ik de commissie voor de Media verklappen. Er wordt
onderzoek gedaan naar draagvlak, maar dit is weer net zo'n project als
het nieuwe leren. Mijn punt ging over mediawijsheid. De staatssecretaris
zegt dat hij in december met iets komt, maar als Onderwijs2032 niet
doorgaat, wil ik wel graag dat we doorgaan met mediawijsheid. Kunnen wij
die zaken niet los van elkaar bekijken?
Staatssecretaris Dekker:
Ik neem dat graag mee. Ik ben wel benieuwd wat de heer Van Dijk zou doen
als iets op het gebied van mediawijsheid niet op draagvlak in het
onderwijs kan rekenen. Moeten we dat dan wel of niet doen?
De heer Jasper van Dijk (SP):
Heel goed. Voorzitter, noteert u deze wedervraag van de
staatssecretaris? Ik vind dat we dat vaker moeten doen, want dan krijg
je meer interactie. Draagvlak is van levensbelang, zoals ik al heb
gezegd. We moeten zoeken naar mediawijsheid in de kerndoelen, met
draagvlak van leraren en experts.
Staatssecretaris Dekker:
Dat was niet de vraag die ik stelde. Ik weet niet of de voorzitter dit
toelaat.
De voorzitter:
Jazeker.
Staatssecretaris Dekker:
Wat doe je in het geval dat we met z'n allen vinden dat er wat moet
veranderen in de inhoud van het onderwijs, dat iets echt een onderdeel
moet zijn, terwijl er heel veel weerstand is van leraren die zeggen dat
zij al te veel op hun bordje hebben of die het niet belangrijk
vinden?
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dan moet je absoluut rekening houden met het oordeel van die leraren.
Dit is veel te vaak misgegaan in het onderwijs.
De voorzitter:
Heel goed.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dan wist men in Den Haag wel wat nodig was en werd dat even
opgelegd.
De voorzitter:
We gaan terug naar het mediadebat.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Misschien krijg ik nog een wedervraag van de staatssecretaris. Ik ga
hier graag over door.
De voorzitter:
Ja, maar niet hier en niet nu.
Staatssecretaris Dekker:
We zullen deze interessante discussie in de Onderwijscommissie
uitgebreider voeren. Ik vind ook dat je moet zoeken naar draagvlak. In
lijn met wat de commissie-Dijsselbloem indertijd heeft gezegd, ben ik
van mening dat het primaat om in de kern te bepalen wat wij belangrijk
vinden voor kinderen om te leren op school, niet alleen bij leraren
ligt, maar dat het primaat hier ligt, omdat het onderwijs zo belangrijk
is dat wij hier bepalen wat kinderen op school zouden moeten leren. In
mijn ogen moet dat meer zijn dan alleen taal en rekenen.
De voorzitter:
Dit is een prachtig debat, maar niet voor deze middag. Dat gaat u vast
nog een keer voeren. We gaan door met de media.
De heer Mohandis (PvdA):
Mijn vraag gaat over mediawijsheid. Hierover is in 2014 een motie
aangenomen. De bedoeling van die motie was ook om goed te bekijken welke
plek mediawijsheid in het onderwijs krijgt. De vraag die vooral bij
leraren leeft, is of zij niet te veel op hun bordje krijgen. Ik heb niet
het signaal gekregen dat zij het niet belangrijk vinden. Ik heb de
toezegging gehoord dat de staatssecretaris de Kamer nader informeert
over de stand van zaken. Ik zou het goed vinden als vooral wordt bekeken
of dit iets is wat in het onderwijs wordt omarmd. Hoe gaat dat? Is er
sprake van een toename bij de vorm van mediawijsheid die nu in het
onderwijscurriculum wordt geïntegreerd of niet? Wat is daarvoor nodig?
Ik sta daar open tegenover, maar het gaat vooral om de discussie …
De voorzitter:
Ik vroeg u om het kort te houden.
De heer Mohandis (PvdA):
Wij hebben een belangrijk debat.
De voorzitter:
En het gaat voor een groot deel om een ander terrein, en u zegt drie
keer hetzelfde.
De heer Mohandis (PvdA):
In 2014 is hierover een motie aangenomen. Ik vraag naar de stand van de
zaken bij de uitvoering van die motie. Ik wil ook een toezegging van de
staatssecretaris.
Staatssecretaris Dekker:
Het probleem zit niet bij het aanbod. Er zijn ook scholen die het op een
fantastische manier doen. De hoeveelheid vragen die op het onderwijs
afkomen, is echter enorm en ze zijn allemaal legitiem. Scholen en
leraren, maar wij ook, vinden het heel belangrijk: gezond leven,
duurzaamheid, mediawijsheid, burgerschap. Noem het maar op; de lijst is
heel erg lang.
De voorzitter:
Verkeersles.
Staatssecretaris Dekker:
Verkeersles. Allemaal vinden wij het heel erg belangrijk dat het
gebeurt. Als wij daar niet in samenhang naar kijken, worden onze
meesters en juffen helemaal gek. Daarom vind ik het zo belangrijk om het
curriculum integraal te bekijken. Omdat het nu vrijblijvend is, hangt
het heel erg af van de individuele school of hij daar wat mee doet. Dat
zie ik ook. Dat zie je bij mediawijsheid, maar dat zie je bijvoorbeeld
ook bij burgerschap. Ik vind dat wij een vaste kern hebben waarvan wij
mogen verwachten dat alle leerlingen op alle scholen die
meekrijgen.
De voorzitter:
De heer Bosma gaat een vraag stellen op mediagebied?
De heer Martin Bosma (PVV):
Ja, ik ga het gesprek juist weer terugbrengen naar de media, want mijn
interruptie gaat over mediawijsheid en draagvlak. Nederland houdt van
Zwarte Piet. Onze minister-president heeft gezegd dat Zwarte Piet zwart
is, maar de NPO, die een beetje los is gezongen van het Nederlandse
volk, komt met horrorclowns en carnavalspieten. De mediawijsheid van
Nederlanders bestaat eruit dat zij niet meer naar het
Sinterklaasjournaal kijken. De kijkcijfers kelderen. Zij tonen hun
mediawijsheid op andere manieren, met petities en met boosheid. Hoe
staat de staatssecretaris tegenover die mediawijsheid, die zo breed
leeft onder ons volk?
De voorzitter:
Als technisch voorzitter complimenteer ik u gewoon met deze
tournure.
Staatssecretaris Dekker:
Dit is wel een heel interessant bruggetje. Ik voelde mezelf wat
ongemakkelijk bij de inbreng van de heer Bosma op dit punt. Laat ik
beginnen met het wegnemen van iets wat de heer Bosma heel erg graag
tussen de oren van mensen probeert te krijgen, maar gewoon echt niet
waar is: de publieke omroep zou bij Asscher aan tafel hebben gezeten om
te onderhandelen over. Dat is pertinent onjuist. Dat is een. Nu twee.
Zwarte Piet is per definitie zwart, want dat zit in het woord. Ik heb
zelf helemaal niets tegen Zwarte Piet en al helemaal niets tegen de
mensen die de afgelopen jaren een mooi kinderfeest hebben gevierd met
een zwarte piet. Ik heb er ook niks tegen dat er gemeenten en
programma's zijn die gelet op de bezwaren van sommige mensen het feest
willen laten meegroeien met de tijd. Dat is iets waarover de regering of
de politiek niet moet willen gaan. Dat is iets wat moet ontstaan. Wat ik
nu zo vreselijk hoop, is dat wij straks gewoon een mooi kinderfeest
hebben waar iedereen, de kinderen voorop, van kan genieten en dat er
geen volwassenen zijn die ofwel vanuit het ene extreme kamp ofwel vanuit
het andere extreme kamp een gevecht uitvechten over de ruggen van
kinderen.
De heer Martin Bosma (PVV):
Ik heb hier Kamervragen over gesteld. Ik heb van het kabinet te horen
gekregen dat in 2015 gesproken is met allerlei mensen uit het
Sinterklaascircuit, bijvoorbeeld over de intocht in Gouda. De NTR zat
daar ook gewoon aan tafel. Dat heeft plaatsgevonden op het ministerie
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Mijnheer Asscher heeft gewoon
gepusht richting de vernietiging van Zwarte Piet. Dat was gewoon zijn
agenda. De NTR was daar gewoon bij aanwezig. Dat was het antwoord op
Kamervragen. Hoe kan het dan zo zijn dat deze staatssecretaris dat zit
te ontkennen? Meegroeien met de tijd? Ammehoela. Zwarte Piet is gewoon
zwart. Hoezo zou de tijd ons duidelijk maken dat Zwarte Piet een andere
kleur moet hebben? Politiek correct Nederland probeert onze feesten te
vernachelen. Dat heeft mijnheer Asscher eerst in Amsterdam gedaan, met
het christelijke kruis op de mijter, en nu probeert hij hier onze Zwarte
Piet kapot te maken.
Onze traditie is gewoon dat Zwarte Piet zwart is. De publieke omroep
heeft een soort eeuwigdurend verhaaltje met mensen die steeds hetzelfde
zitten te vertellen, namelijk dat het iets te maken zou hebben met
racisme. Dat is gewoon pure onzin. Dat zijn de leugens die de NPO maar
verkondigt. De waarheid is gewoon dat Zwarte Piet helemaal niets te
maken heeft met racisme, dus hoezo "meegroeien met de tijd" en "de
politiek moet er niet over gaan"? Wat zit mijnheer Asscher dan te doen?
Mijnheer Asscher spreekt zich constant uit tegen Zwarte Piet, op elke
bijeenkomst waar hij komt. Als hij bij de publieke omroep zit, zit hij
daar weer te vertellen dat Zwarte Piet eraan moet. Nu zegt de
staatssecretaris dat de politiek er niet over gaat. Wat zit mijnheer
Asscher dan te doen?
Staatssecretaris Dekker:
Ik weet niet wat de heer Asscher allemaal doet. De officiële
kabinetslijn is dat we er niet over gaan als politiek en dat
maatschappelijke partijen — scholen en ouders onderling en partijen
binnen gemeenten — moeten bepalen hoe ze dit aanvliegen. Voor de rest
herken ik me totaal niet in het beeld dat de heer Bosma schetst. De NTR
is één keer toehoorder geweest bij een bijeenkomst die plaatsvond op
Sociale Zaken. Daar is het ook bij gebleven. Er is niet onderhandeld
over hoe dit er in de toekomst uit zou moeten zien.
De heer Martin Bosma (PVV):
Nu zegt de staatssecretaris dat de NTR er wel bij aanwezig was. Dat
scheelt alweer in vergelijking met zijn eerdere antwoord. Ook
recentelijk, in dit jaar, is er een bijeenkomst geweest, weer van
mijnheer Asscher. Ik weet uit mijn hoofd niet of de NPO daarbij aanwezig
was. Maar dit is wel weer een bijeenkomst waarop mijnheer Asscher
allerlei organisaties heeft gepusht om Zwarte Piet overboord te zetten
door ze bijvoorbeeld een verklaring te laten tekenen dat het Zwarte
Piet-feest voor ons allemaal moet zijn. Enkele organisaties hebben dat
gelukkig geweigerd. Maar het is dus de actieve bemoeienis van dit
kabinet om Zwarte Piet kapot te maken. De NPO doet daar vrolijk aan mee.
Als de NPO echt van ons allemaal, voor ons allemaal zou zijn, dan zou
zij staan voor onze tradities en dan zou zij staan voor onze feesten.
Maar de NPO — dat is het grote probleem — staat niet voor ons volk, maar
staat voor een kleine links-liberale elite. Die taal spreekt zij en die
idealen leeft zij na.
Staatssecretaris Dekker:
Er is niet onderhandeld. De NTR is ooit, in het allereerste begin, één
keer toehoorder geweest en heeft naar mijn beste weten geen enkel
contract als akkoord ondertekend en geen enkele handeling ondergaan.
Laten we nu ook even reëel zijn. We zien dat de kijkcijfers van het
Sinterklaasjournaal overeenkomen met die van vorig jaar. Dan kunnen we
hier in de Tweede Kamer enorm veel misbaar maken, maar ik zie dat ook nu
nog steeds heel veel kinderen met veel plezier kijken naar het
Sinterklaasjournaal. Laten we er een beetje voor waken dat wij als
volwassenen in de extremen schieten, waarbij iedereen die vindt dat het
anders moet, wordt uitgemaakt voor racist en iedereen die vindt dat het
hetzelfde moet blijven, wordt uitgemaakt voor landverrader.
De heer Martin Bosma (PVV):
Laten we ook waken voor de eenheid van kabinetsbeleid. Als onze
minister-president zegt dat Zwarte Piet zwart is en zwart blijft, kan ik
er toch van uitgaan dat de staatssecretaris dat ook vindt en dat hij op
die manier pal staat voor de onafhankelijkheid van de media? Maar dat is
helaas niet zo, want de NPO gaat mee in dat linkse gedram dat Zwarte
Piet kapot moet. Hoe komt dat dan toch? Waar komt dat toch vandaan?
Waarom luistert de NPO niet gewoon naar wat ons volk wil? Waarom
luistert ze wel naar de linkse grachtengordel?
De voorzitter:
De staatssecretaris, ten laatste.
Staatssecretaris Dekker:
Dit is echt een herhaling van zetten. De heer Bosma zit in een bepaalde
groef, waarin hij de publieke omroep in een hoek wil zetten waar die
naar mijn mening niet thuishoort. Daar houd ik het maar bij.
De voorzitter:
De staatssecretaris vervolgt.
Staatssecretaris Dekker:
Tot slot vroeg de heer Elias hoe het zit met de archieven van de
publieke omroep. De afgelopen tijd is er ongelooflijk hard gewerkt om
het hele televisiearchief te digitaliseren, waarbij alles wat
rechtenvrij is openbaar wordt gemaakt. Dat kan niet met het volledige
materiaal. Op een toch niet onaanzienlijk deel van het materiaal rusten
nog auteursrechten. Dat kan niet zomaar openbaar worden gemaakt. Dit
vergt een vergoeding aan de rechthebbende. Commerciële oproepen maken
daar tegen betaling nog weleens gebruik van. Verder kunnen burgers de
collectie bij Beeld en Geluid zelf raadplegen. Studenten en scholieren
kunnen dat doen via de onderwijsportal, die wordt gecontinueerd met een
extra investering in het media-archief.
Voorzitter. Daarmee ben ik aan het einde gekomen van mijn
beantwoording.
De voorzitter:
Ik kijk even rond of er nog veegvragen zijn. Die zijn er niet. Is er
behoefte aan een tweede termijn? Dat is het geval. Is er behoefte aan
een schorsing voorafgaand aan de tweede termijn? De heer Van Dijk heeft
daar behoefte aan. Misschien kan de heer Heerma dan beginnen? O nee, ik
zie dat de heer Van Dijk toch kan beginnen.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter. Dank voor het enerverende debat. Het belang van een brede
publieke omroep staat voor mij als een paal boven water. Dan gaat het
ook over online …
(Hilariteit)
De heer Jasper van Dijk (SP):
… maar dan zonder reclame!
De heer Martin Bosma (PVV):
Voor de mensen op de publieke tribune: we hoorden dat er "Bol.com" werd
gezegd.
De voorzitter:
De heer Van Dijk vervolgt zijn betoog.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik ga ervan uit dat mijn spreektijd nu ingaat.
De voorzitter:
Ja, gaat u verder, mijnheer Van Dijk.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Mediawijsheid is van groot belang. Daarom dien ik de volgende motie
in.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er scholen zijn die effectieve praktijkvoorbeelden
hebben ontwikkeld om de mediawijsheid bij scholieren te vergroten;
constaterende dat initiatieven van het ministerie nog niet hebben geleid
tot grote toename van mediawijsheid onder scholieren;
verzoekt de regering, in overleg te treden met leraren en experts en
voorstellen te doen met als doel mediawijsheid op te nemen in de
kerndoelen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt,
wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 79 (34550-VIII).
De heer Jasper van Dijk (SP):
De volgende motie betreft mijn pleidooi voor een regionaal
persfonds.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regionale nieuwsvoorziening in zwaar weer
verkeert;
overwegende dat een sterke regionale pers van belang is als waakhond van
de lokale democratie;
verzoekt de regering, een voorstel te doen om te komen tot een regionaal
mediafonds ter ondersteuning van de regionale pers,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt,
wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 80 (34550-VIII).
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik heb, zoals reeds aangekondigd, nog een motie over de verlaging van
het hoge btw-tarief voor digitale nieuwsberichten. In Europa is men
daarmee bezig. Ik zou zeggen: grijp deze kans.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het btw-tarief voor digitale nieuwsproducten 21% is en
voor papieren versies 6%;
constaterende dat de Europese Commissie binnenkort met een voorstel komt
om lidstaten de ruimte te geven het lage btw-tarief te heffen op
"e-publicaties", waaronder digitale kranten;
verzoekt de regering, de btw op digitale nieuwsproducten te verlagen tot
het niveau van de papieren versies,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt,
wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 81 (34550-VIII).
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik ben blij met twee toezeggingen van de staatssecretaris. De eerste
toezegging is dat we worden geïnformeerd over de kwaliteit van de
publieke omroep on demand. De tweede toezegging gaat over de zogenaamde
wurgcontracten bij RTL. Ik hoop dat we voor de kerst bericht krijgen
over beide onderwerpen.
De voorzitter:
Ik geef het voorzitterschap graag kortstondig over aan de heer
Bosma.
Voorzitter: Martin Bosma
De heer Elias (VVD):
Voorzitter. Ik had de staatssecretaris gekapitteld over het feit dat de
brieven zo laat naar de Kamer werden gestuurd. Ik had hem gevraagd of
hij zich überhaupt realiseerde dat het slecht werken was op die manier.
Het feit dat hij die vraag niet eens heeft beantwoord, geeft aan dat hij
er wel erg nonchalant mee omgaat. Ik vind dat kwalijk. Dat is echt een
punt.
Ik accepteer de uitleg van de staatssecretaris over het lopende
onderzoek van het Commissariaat voor de Media. Hij zei dat het in
sommige gevallen eerder belemmerend kan werken dan bevorderend. Ik vond
dat een heldere uitleg. Ik vraag de staatssecretaris om de Kamer wel te
informeren in die gevallen dat er een mogelijkheid is om haar te
informeren. Ik kan mij voorstellen dat het wordt beperkt tot de momenten
waarop de staatssecretaris meent dat die mogelijkheid wel bestaat.
De kwestie van de ombudsman of ombudsvrouw is voor mij een belangrijk
punt. Ik had een motie voorbereid, maar ik denk dat ik die motie niet
indien, gelet op de toezeggingen van de staatssecretaris. Hij denkt dat
hij er met de omroep uit komt. Hij heeft hier nu hardop gezegd dat de
omroep met hem een groot probleem heeft als men er niet uit komt. Dat
vind ik vooralsnog voldoende. Er kan altijd later nog op teruggekomen
worden. Ik vind het van groot belang dat wij deze zaak goed regelen. Dat
geldt ook voor de rest van de Kamer. Ik zie het principiële punt ook:
uiteindelijk wordt het erg lastig om daadwerkelijk in te grijpen als het
in twee instanties nog steeds tegen de wens van de omroep ingaat. Ik
snap het probleem, maar ik wil het heel serieus opgelost hebben. Het
moet daadwerkelijk tot de zeer, zeer grote uitzonderingen behoren dat,
als een ombudsman zegt dat men het werkelijk tot in de uitzending moet
rectificeren, dat vervolgens niet gebeurt. Dat lijkt mij eigenlijk
onbestaanbaar, maar het principiële probleem onderken ik dus.
Voor de kerst krijgen wij een brief over die ook vrij principiële vraag
over dat — sorry voor het woord — must-carryverhaal. Wat doe je wel en
niet? Wat geef je wel en niet door? Zou je niet veel meer de vraag van
de consument leidend moeten doen zijn in plaats van de belangen van de
omroepen en de NPO?
Voorzitter: Elias
De heer Pieter Heerma (CDA):
Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor zijn beantwoording in
eerste termijn en voor een aantal toezeggingen. Op twee van die
toezeggingen heb ik een vervolgvraag. Op een derde zou ik graag een
motie indienen.
De eerste toezegging heeft betrekking op de regionale vensters. Daarover
heeft de staatssecretaris in eerste termijn gezegd dat hij daarover in
het eerstvolgende bestuurlijk overleg met de regionale omroepen in
gesprek gaat. Op welke termijn zal de Kamer daarop teruggekoppeld
krijgen?
Hetzelfde geldt voor zijn toezegging om te gaan praten met de NVJ over
onderzoeksjournalistiek, over bedrijven die via juridische procedures
een spaak in de wielen proberen te steken, en over de eventuele
mogelijkheid van anti-SLAPP-wetgeving. Op welke termijn horen wij
daarover iets terug?
Ik dank de staatssecretaris voor de beginnende bereidwilligheid om te
kijken naar een onderzoek naar de toekomst van de onafhankelijke
journalistiek in Nederland. Ik snap de zoektocht van de
staatssecretaris. De motie die ik hierover zal indienen, moet een steun
in de rug voor de staatssecretaris zijn, naar ik hoop Kamerbreed, om
zo'n onderzoek op te zetten.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het rapport van de Tijdelijke Commissie Innovatie en
Toekomst Pers reeds in 2009 constateerde dat de journalistieke sector er
in economische zin slecht voor staat;
constaterende dat sindsdien zowel de krantenoplage als de inkomsten uit
advertenties met tientallen procenten achteruit zijn gegaan en lineair
kijkgedrag snel achteruitloopt;
constaterende dat door digitalisering en internationalisering het
medialandschap sinds 2009 fors is veranderd;
verzoekt de regering, nieuw onderzoek naar de toekomst van
onafhankelijke journalistiek in Nederland uit te laten voeren, en de
Kamer over de onderzoeksopzet te informeren voor de zomer van
2017,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Pieter Heerma en Mohandis. Naar
mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 82 (34550-VIII).
De heer Mohandis (PvdA):
Voorzitter. In het kader van de zojuist ingediende motie geef ik de
staatssecretaris mee dat hij eerder toezeggingen heeft gedaan in reactie
op de motie van PvdA, VVD en CDA over publiek-private samenwerking. De
eerste stappen die gezet worden, staan daar goed in. De staatssecretaris
geeft tegelijk aan dat er meer nodig is om de ideale samenwerking
mogelijk te maken. Ik zou dat er zeker bij willen betrekken.
Wij hebben het veel gehad over online en digitaal. De staatssecretaris
zei dat hij de mogelijkheid wil meenemen om het onder jongeren
veranderende kijkgedrag te blijven meten. Dat ziet hij als toevoeging.
Wij moeten niet al te makkelijk kunnen concluderen dat jongeren niet
naar de publieke omroep kijken. Ze kijken anders en dat zou ik graag
terugzien in de kijk- en luistercijfers. Wat betekent dat? Hoe moet ik
die toezegging zien? Is het onderdeel van de prestatieafspraken of wordt
het op een andere manier geborgd?
De regionale omroepen. Zoals ik in eerste termijn al heb aangegeven,
vind ik het belangrijk dat we samenwerkingsvormen blijven aanjagen, ook
al is de wet nu aangehouden. Het mag er zeker niet toe leiden dat
organisaties gaan groeien, want we hebben in de toekomst juist een
efficiënte en gezonde organisatie nodig. Vandaar de volgende motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet besloten heeft om het wetsvoorstel
modernisering regionale publieke omroep, dat ten doel had de plannen van
regionale omroepen ten uitvoering te kunnen brengen, niet in te
dienen;
constaterende dat dit jaar de Regionale Publieke Omroep is opgericht met
de wettelijke taak het bevorderen van samenwerking en coördinatie met
het oog op de uitvoering van de publieke mediaopdracht op regionaal
niveau;
overwegende dat samenwerking tussen regionale omroepen, binnen het
publieke bestel en met private media, nog steeds wenselijk is vanwege de
structurele bezuiniging die per 2017 ingaat en de uitdagingen die de
snelle ontwikkelingen in het medialandschap stellen aan de regionale
omroepen;
verzoekt de regering, op korte termijn een regeling op te stellen waarin
op voorwaarde van samenwerking onder coördinatie van de Regionale
Publieke Omroep maximaal 17 miljoen euro beschikbaar is voor
toekomstgerichte ontwikkelingen bij regionale omroepen;
verzoekt de regering tevens, deze middelen incidenteel te dekken uit de
algemene mediareserve zodat de middelen ten goede komen aan
samenwerkings-, transitie- en reorganisatiekosten, en de Kamer hierover
te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Mohandis en Elias. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 83 (34550-VIII).
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik begin met een praktische vraag. U vraagt in de motie om 17 miljoen te
besteden aan de regionale omroepen. Waarom heeft u dat niet in een
amendement gezet? Vraag twee: is die 17 miljoen nu in- of exclusief die
8,5 miljoen transformatiekosten die reeds was toegezegd?
De heer Mohandis (PvdA):
Over de eerste vraag kan ik heel kort zijn: wij dekken het uit de
algemene mediareserve. Daarvoor volstaat naar mijn mening een motie en
een Kamermeerderheid. Het kan dus prima op deze manier worden
uitgevoerd. In de motie wordt overigens ook gevraagd om een regeling uit
te werken.
De tweede vraag. Volgens mij heeft de staatssecretaris het heel goed
verwoord; lees ook de brieven die de Kamer heeft gehad. Er is gesproken
over reguliere frictiekosten en daarover heeft de staatssecretaris het
een en ander toegezegd. Uit mijn hoofd zeg ik dat het ook een wettelijke
verplichting is. Maar de staatssecretaris heeft ook gezegd: als die
samenwerking op gang komt, ben ik bereid om daar 8,5 miljoen voor uit te
trekken. Volgens mij was dat overigens een toezegging specifiek aan de
Eerste Kamer. Omdat de wet is aangehouden, zou het in mijn ogen jammer
zijn dat de 8,5 miljoen die in het vooruitzicht was gesteld, ook niet
door zou gaan. De coalitiepartijen zeggen nu: verruim dat bedrag om te
kunnen kijken naar vormen van samenwerking die in de toekomst in ieder
geval de regionale journalistiek versterken. Wij zeggen daar wel bij:
werk dat uit met de regionale omroepen, zodat het onder de coördinatie
van de RPO kan plaatsvinden. Een motie of een amendement: dat maakt in
dit geval niet zo veel uit.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Voor alle helderheid: zit die 8,5 miljoen nu wel of niet in die 17
miljoen?
De heer Mohandis (PvdA):
Wel.
De heer Jasper van Dijk (SP):
U regelt dus eigenlijk 8,5 miljoen?
De heer Mohandis (PvdA):
Nou ja, ik bedoel …
Die 8,5 miljoen was inderdaad al toegezegd. Daarna is er gesproken over
wat er voor dat geld moest worden gedaan. Wij zouden het jammer vinden
als er nu toch niets zou gebeuren en daarom vragen wij in deze motie om
het geld toch beschikbaar te stellen en om met elkaar om de tafel te
gaan om een regeling uit te werken.
De heer Martin Bosma (PVV):
Voorzitter, wat doet u het vandaag goed! Dat mag ook weleens gezegd
worden.
Die NPO maakt toch zwaar slagzij, want kijkers en luisteraars lopen in
groten getale weg. Dat komt onder andere door de techniek, want mensen
kijken niet meer lineair. Het komt ook doordat de NPO in steeds sterkere
mate een probleem heeft met haar geloofwaardigheid door steeds maar weer
te kiezen voor politieke correctheid.
Ik heb de Amerikaanse verkiezingen goed gevolgd. Rechtstreeks! Ik heb
gekeken naar bijeenkomsten van mijnheer Trump die werden gestreamd. Ik
zag daar allemaal vrolijke, optimistische, patriottische mensen. Daarna
keek ik naar de NPO en werd mij verteld dat het heel boze mensen waren
die eigenlijk naar de reïncarnatie van Adolf Hitler aan het luisteren
waren. Dan vraag ik mij af wat nu precies de toegevoegde waarde van de
NPO nog is.
De heer Verhoeven (D66):
De reïncarnatie van Adolf Hitler? Is dat letterlijk tijdens die
programma's gezegd of maakt de heer Bosma dat ervan?
De heer Martin Bosma (PVV):
Ongetwijfeld is dat gezegd. Maar als u mij een datum vraagt: dat weet ik
niet.
De heer Verhoeven (D66):
Als de heer Bosma staande houdt dat dat ongetwijfeld gezegd is, dan wil
ik echt van hem weten wanneer dat gezegd is, op welke zender en onder de
regie van welke publieke omroep. Als dat niet gezegd is en de heer Bosma
doet alsof dat gezegd is, dan is dat totaal buiten de waarheid om.
Mensen die naar dit debat kijken, geloven dat het gezegd is en zullen
niet de moeite nemen om dat terug te zoeken; ik geef ze groot gelijk.
Dan moet de heer Bosma dat maar voor ze doen. Ik eis van de heer Bosma
dat hij dat terugzoekt en dat hij mij laat weten wanneer het gezegd is.
Anders moet hij aangeven dat het niet zo gezegd is en dat hij dus niet
de waarheid heeft gesproken.
De heer Martin Bosma (PVV):
Ik ga het zeker niet terugzoeken, maar het is zeker gezegd.
Ik vind het raar dat de staatssecretaris niets afweet van gesprekken met
de NPO in casu de NTR inzake de inhoud van een televisieprogramma,
temeer omdat dat in strijd is met de Grondwet en ook met de Mediawet.
Vrij van overheidsinvloed, staat er in artikel 2.1, lid 2d. Ik vind het
vreemd als dat op een ander departement plaatsvindt. Dat moet de
staatssecretaris weten. Hij zegt dat hij er niets van afweet. Ik vind
dat raar.
Om een lang verhaal kort te maken: ik heb hier een motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
gehoord de NPO, in het bijzonder de propaganda voor de
pseudovluchtelingen, de haat tegen Donald Trump, de neerbuigende manier
waarop decennialang islamcritici worden weggezet, de aanhoudende
politieke correctheid, het produceren van propaganda voor de islam, het
schaamteloos verkwanselen van Nederland 1 aan de socialistische VARA, de
omroep van het splinterpartijtje Partij van de Arbeid, het onderhandelen
met minister Asscher over de inhoud van het Sinterklaasjournaal, alsmede
de aanval op onze dierbare en ononderhandelbare Zwarte
Piet-traditie;
overwegende dat dit in strijd is met de Mediawet, oftewel de
subsidievoorwaarden voor de publieke omroep;
constaterende dat de voorzitter van de raad van bestuur van de NPO
hiervoor hoofdverantwoordelijk is;
verzoekt de regering, alle banden te verbreken met de NPO zolang zij nog
in functie is,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Martin Bosma. Naar mij blijkt,
wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 84 (34550-VIII).
De heer Verhoeven (D66):
Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris. Ik heb eerst twee moties.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het in een democratie van groot belang is dat iedereen
toegang heeft tot parlementaire informatie, waaronder de in de Tweede
Kamer gevoerde debatten;
constaterende dat de zender NPO Politiek niet overal in het basispakket
zit;
verzoekt de regering, de zender NPO Politiek als must-carryzender toe te
voegen aan het basispakket,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Verhoeven en Krol. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 85 (34550-VIII).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat reclames bij NPO Uitzending Gemist drempelverhogend
werken om programma's van de publieke omroep terug te kijken;
constaterende dat reclames bij Uitzending Gemist relatief weinig
opleveren voor de NPO;
verzoekt de regering, in overleg met de NPO onlinereclames bij
Uitzending Gemist af te schaffen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Verhoeven en Jasper van Dijk.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 86 (34550-VIII).
De heer Verhoeven (D66):
Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording over het kunnen
inzetten van de andere kanalen en over geoblocking, het niet kunnen
kijken naar Uitzending Gemist in andere landen. Ik ben blij met zijn
reactie over de commerciëlen die bij de Ster kunnen adverteren. Ik ga
ervan uit dat daar nu stappen kunnen worden gezet. Vandaar dat ik er nu
geen moties over indien.
Wat de hulptelevisie betreft, heeft de staatssecretaris laten zien dat
hij voldoende oog heeft voor de mogelijke excessen. Ik hoop echt dat hij
het mede mogelijk maakt dat de Kamer voor de kerst antwoord
krijgt.
Ik vind de motie van het CDA en de PvdA heel sympathiek. Nu weer nieuw
onderzoek doen naar iets waarvan we eigenlijk allemaal al weten wat er
in grote lijnen aan de gang is, kan nuttig zijn. Ik zal de motie ook
zeker steunen. Maar ik vind dat we op een gegeven moment de tijd van
onderzoek voorbij zijn en keuzes moeten maken. Elke keer als mijn partij
met voorstellen komt om te bekijken hoe we de publieke omroep en de
private media kunnen helpen overeind te blijven in het geweld van die
Amerikaanse bedrijven, wordt er heel veel tijd verspild. Dat zou ik
jammer vinden. Ik hoop dat de staatssecretaris niet denkt: we gaan nog
een paar jaar onderzoek doen naar iets wat we al weten, zodat we nog een
paar jaren kunnen zeggen dat we niets gaan doen omdat er onderzoek
gedaan wordt. Dat zou ik jammer vinden. Dat is wel het gevaar van deze
motie. Ik weet dat ze niet zo bedoeld is en ik zal haar ook steunen,
maar laten we wel doorgaan met dingen doen die al kunnen. Dat moet u ook
aanspreken, voorzitter.
Tot slot. Ik vraag nogmaals de heer Bosma om dat letterlijke citaat aan
mij te sturen. Je kunt niet op basis van iets wat op de publieke omroep
gezegd zou zijn maar niet is gebeurd vervolgens beweren dat de
voorzitter van de raad van bestuur weg moet en dat de banden met de NPO
verbroken moeten worden. Dat is echt je reinste feitenvrije politiek.
Als we daar met zijn allen in blijven meegaan, wordt het met de dag
erger.
De voorzitter:
Namens mijn fractie sluit ik me daar graag bij aan. Ik verzoek de heer
Bosma hetzelfde.
Daarmee zijn wij gekomen aan het einde van de tweede termijn van de
Kamer.
De vergadering wordt van 15.30 uur tot 15.40 uur geschorst.
Staatssecretaris Dekker:
Voorzitter. Ik zal kort een paar vragen beantwoorden en daarna op de
moties reageren.
Ik begin met de vraag van de heer Elias, die ik inderdaad heb laten
liggen in eerste termijn. Die vraag ging over de aanlevertijd van
stukken. Ik begrijp dat het voor de Kamer heel lastig is om op het
laatste moment stukken te krijgen. Tegelijkertijd vind ik dat stukken
die ik naar de Kamer stuur, moeten kloppen en zorgvuldig moeten zijn.
Soms vraagt dat ook overleg met verschillende partijen. De afweging bij
een aantal van die stukken was of ik het überhaupt voor de
begrotingsbehandeling zou halen; zo niet, dan waren ze daarna gekomen.
Het staat de Kamer uiteraard vrij om ze alsnog voor een algemeen overleg
te agenderen en ze uitgebreider te bespreken. Daar ben ik uiteraard
gaarne toe bereid.
Er is gevraagd of er sprake is van ontwikkelingen bij het Commissariaat
voor de Media die wel gemeld kunnen worden, bijvoorbeeld uitkomsten of
tussenresultaten van lopende onderzoeken. Dat lijkt mij geen probleem.
Dat hebben we in het verleden hier en daar ook weleens gedaan, zeker bij
onderzoeken die echt nieuwe dingen aan het licht brachten en in die zin
het vermelden waard waren.
De heer Heerma vroeg om nog wat concretere toezeggingen over de
terugkoppeling van de gesprekken over de regionale vensters en de
gesprekken met de NVJ. Ik kan dat voor allebei doen voor het
verkiezingsreces. Voor het einde van het jaar gaat niet lukken, maar
voor het verkiezingsreces is haalbaar.
De heer Mohandis vroeg hoe het precies zit met de kijk- en
luistercijfers op internet. Dat is een beetje een technisch onderzoek.
De Stichting KijkOnderzoek gebruikt al een aantal meetmethoden om het
onlinekijken goed in beeld te brengen. De resultaten daarvan zijn heel
handig. Daaruit bleek bijvoorbeeld dat, ondanks alle bezwaren die de
heer Bosma ertegen heeft, het Sinterklaasjournaal van 9 november online
het meest bekeken programma van die week was. Op dit moment is het nog
los onderzoek dat aanvullend wordt gedaan naast het onderzoek met
bestaande kijkcijfermethodes, maar we proberen om die twee echt meer te
integreren. Dat moet mogelijk zijn in de loop van 2017. We willen die
gecombineerde gegevens, waarbij je de kijkcijfers echt kunt optellen,
gebruiken voor het maken van de nieuwe prestatieafspraken.
Dan kom ik aan bij de moties. De motie-Jasper van Dijk op stuk nr. 79
gaat over gesprekken over mediawijsheid en het opnemen van mediawijsheid
in het curriculum. Als ik die zo mag opvatten dat ik dat mag doen in een
breder palet, dan kan ik het oordeel erover aan de Kamer laten. Ik waak
er namelijk voor om iedere keer weer een nieuw themaatje het onderwijs
in te rijden. Ik zie hem knikken. Dan kan het in mijn ogen een goed
onderdeel worden van het bredere traject van curriculumherziening.
De voorzitter:
Ik knik als voorzitter niet, want ik moet het proces bewaken. Er wordt
altijd van alles geïnterpreteerd bij moties. Er staat wat er staat: het
doel is mediawijsheid op te nemen in de kerndoelen. Zoals het er staat,
zou het dus een kerndoel worden.
Staatssecretaris Dekker:
Ons curriculum bestaat uit kerndoelen. Daar hebben wij er ruim 50 van.
Als wij wat willen veranderen aan het curriculum, dan vraagt dat om een
wijziging van die kerndoelen. Ik wil ervoor waken dat er weer een
zoveelste kerndoel aan vast wordt geplakt. In het verleden is dat
weleens gebeurd rondom het thema seksuele diversiteit, ook zo'n
belangrijk thema. Ik ben nu in gesprek met het onderwijs over de vraag
of je dat totale pakket aan kerndoelen en referentieniveaus niet eens
tegen het licht moet houden. Dan kun je komen tot een stevig
kerncurriculum waar meer in zit dan alleen maar taal, rekenen en een
aantal vaag geformuleerde kerndoelen. Daar zou dit ook een heel
belangrijk onderdeel van kunnen zijn. Als ik het zo mag doen in de volle
breedte, dan kan ik het daar prima een plek in geven. Ik zie dat de heer
Van Dijk daarmee instemt. Dan heb ik geen probleem met het dictum zoals
het er nu staat.
De voorzitter:
Wat is het oordeel dan?
Staatssecretaris Dekker:
Dan zou ik het oordeel aan de Kamer willen laten.
De motie-Van Dijk op stuk nr. 80 ontraad ik, want een fonds heeft pas
zin als er ook echt geld in zit. Bovendien hebben wij net het Mediafonds
opgeheven. Wij moeten er ook voor uitkijken dat wij allerlei nieuwe
instituten oprichten. Dat lijkt mij geen goed idee.
Dan kom ik op de motie-Van Dijk op stuk nr. 81. In de huidige vorm ga ik
haar ontraden, want zij is gewoon niet tijdig. Eerst moeten wij weten
wat de Europese Commissie nou precies gaat doen. Als zij die
mogelijkheid biedt, dan moet het kabinet zich daarop beraden. Als je dit
zou willen doen, dan slaat dat immers een gat in de begroting en de
belastinginkomsten. Dat moet wel worden gedekt. Dus ik ontraad haar in
deze vorm.
Heb ik er nu twee overgeslagen, voorzitter?
De voorzitter:
Nee, nee, nee. Het gaat goed.
Staatssecretaris Dekker:
Ik ben op stoom.
Het oordeel over de motie-Pieter Heerma/Mohandis op stuk nr. 82 kan ik
aan de Kamer laten. Die laat voldoende ruimte om de opmerkingen mee te
nemen die ik daarover heb gemaakt in eerste termijn en de bedenkingen
van de heer Verhoeven. Die zijn volkomen terecht. Ik kan hiermee uit de
voeten.
Het oordeel over de motie-Mohandis/Elias op stuk nr. 83 laat ik ook aan
de Kamer. Ter verheldering: ik had eerder al een toezegging gedaan aan
de Kamer om 8,5 miljoen extra in te zetten voor samenwerking, maar dan
wel met alle dertien. Dit is iets ruimer. Ik heb in eerste termijn al
aangegeven dat de vorm van samenwerking mij niet zo vreselijk veel
uitmaakt als zij maar een besparing oplevert, zodat die structurele
taakstelling van 17 miljoen wordt gerealiseerd. Dat moet inzichtelijk
worden gemaakt. Daar moet op worden getoetst. In die zin is dit een wat
bredere opzet. Uiteraard is de wortel ook wat groter. Daarmee kan ik uit
de voeten. Ik laat het oordeel aan de Kamer.
De motie-Bosma op stuk nr. 84 ontraad ik. Dat mag helder zijn.
De motie-Verhoeven/Krol op stuk nr. 85 ontraad ik ook. Ik heb echt de
indruk dat NPO Politiek al in de pakketten van de grootste aanbieders
zit. Ik ben best bereid om eens te inventariseren hoe breed het wordt
aangeboden. Als dat niet het geval is en wij wat fundamenteler de
discussie willen voeren over de must-carryverplichting, wat we in mijn
ogen gaan doen als we de hele distributiesystematiek gaan evalueren,
moeten wij nu niet voor één zender een voorschot nemen. Dan moeten we
het in die discussie meenemen. De heer Verhoeven kan zijn motie ook
aanhouden, dan komen we er later nog op terug.
De voorzitter:
Leidt de opmerking van de staatssecretaris bij de heer Verhoeven reeds
thans tot het maken van een opmerking?
De heer Verhoeven (D66):
Ja.
De voorzitter:
Te weten?
De heer Verhoeven (D66):
Ik wil de motie-Verhoeven/Krol op stuk nr. 85 aanhouden. Maar dan hoor
ik wel graag iets van de staatssecretaris over a. de plek in Nederland
waar het niet het geval is, bijvoorbeeld Amersfoort, en b. wat hij gaat
doen in die grotere stappen, zodat we daar breder over kunnen
debatteren.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Verhoeven stel ik voor, zijn motie (34550-VIII,
nr. 85) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Staatssecretaris Dekker:
Ik zeg dat toe. Ik deed al de toezegging dat er voor de kerst een brief
komt over de evaluatie. Ik zal de inventarisatie daarin meenemen.
De voorzitter:
Tot slot, de motie-Verhoeven/Jasper van Dijk op stuk nr. 86.
Staatssecretaris Dekker:
De motie-Verhoeven/Jasper van Dijk op stuk nr. 86 gaat over het
afschaffen van onlinereclames. We hebben daarover uitgebreid
gedebatteerd. Ik ontraad de motie.
De voorzitter:
Nog een stichtelijke afronding?
Staatssecretaris Dekker:
Vindt u dat nodig?
De voorzitter:
Nee, nee. Ik geef u slechts de gelegenheid daartoe. Zijn er nog
nahikjes?
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ja, ik wil nog even terugkomen op mijn motie op stuk nr. 81. De
staatssecretaris liet op dat punt een opening bestaan. Ik vond dat hij
goed klonk toen hij het had over de verlaging van de btw op digitaal
nieuws. Wat als ik het dictum verander in: "verzoekt de regering, te
bezien wat de mogelijkheden zijn tot verlaging van de btw op digitale
nieuwsproducten tot het niveau van papieren versies, na consultatie van
het voorstel van de Europese Commissie"?
De voorzitter:
U moet dan een gewijzigde motie indienen. Maar de staatssecretaris is
snel genoeg om daar eventueel op vooruit te lopen met een eventueel
gewijzigd advies.
Staatssecretaris Dekker:
Als dat betekent het in kaart brengen van de consequenties, zowel
financieel als technisch en noem het maar op, zou ik daar geen bezwaren
tegen hebben, want dat is naar mijn mening een feitelijke exercitie.
Maar dan komen we waarschijnlijk terug met: het kost zoveel miljoen. Die
dekking is in ieder geval niet voorzien in de huidige begroting.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dan zal ik mij even beraden op een aanpassing van de motie.
De voorzitter:
Vooralsnog blijft het oordeel over deze motie ontraden, maar dat had u
vast al begrepen.
We zijn hiermee gekomen aan het einde van dit wetgevingsoverleg. Stelt
men het op prijs als ik de toezeggingen nog even oplepel? Dat is het
geval.
De Kamer ontvangt in het eerste deel van 2017 een evaluatie van de implementatie van de nieuwe Mediawet.
De Kamer ontvangt een onderzoeksopzet over de toekomst van de onafhankelijke journalistiek.
De Kamer ontvangt voor het kerstreces de brief over de omroepdistributie, met daarin à la carte, must carry en de evenementenlijst.
De Kamer ontvangt zo spoedig mogelijk de brief over de beeldkwaliteit, onder meer van on-demand-tv, in ieder geval voor eind mei 2017. Dat kan een separate brief zijn, maar het kan ook worden meegenomen in de NPO-prestatieovereenkomst.
De Kamer ontvangt een brief, waarschijnlijk voor de kerst, over hulp-tv inzake de stappen die RTL zal zetten. Dat gaat of via RTL zelf of via de staatssecretaris.
De staatssecretaris komt bij de Kamer terug indien het overleg over de ombudsman in het kader van de prestatieafspraken niet tot overeenstemming zou leiden.
In het kader van Onderwijs2032 komt de staatssecretaris in december per brief terug op het thema mediawijsheid.
De Kamer ontvangt voor het verkiezingsreces de brief over de terugkoppeling regionale vensters.
Is iedereen nu helemaal tevreden?
Ik dank de staatssecretaris en zijn entourage voor hun komst en voor de
gegeven antwoorden.
Sluiting 15.53 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Verslag OSV 14 (2016-2017) van 28 november 2016 |
---|
Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden ontleend. Uit ongecorrigeerde verslagen mag niet letterlijk worden geciteerd. Inlichtingen: verslagdienst@tweedekamer.nl |