[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Schriftelijke antwoorden op vragen gesteld tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling van Veiligheid en Justitie op 30 november 2016

Brief regering

Nummer: 2016D46552, datum: 2016-12-01, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van zaak 2016Z22741:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Vragen van het lid Nispen, M. van (SP)

Vraag:
Hoe groot zijn de risico's op de begroting? Hoe gaat de minister hier iets aan doen?

Antwoord:
In 2015 en 2016 is met extra middelen (structureel ruim 700 mln.) een solide begroting tot stand  gebracht. Tekorten die er waren bij ZM, OM en de Politie zijn weggewerkt. Dat wil niet zeggen dat er op de VenJ begroting geen enkel risico meer is.
Zoals gebruikelijk binnen de begrotingssystematiek probeer ik risico’s te beperken dan wel voorzieningen te treffen om de budgettaire gevolgen op te vangen. Binnen de begroting van VenJ doen de risico’s  zich met name voor op het terrein van de ontvangsten. Dit betreft met name de opbrengsten uit afpakken en  de ontvangsten uit hoofde van Boetes en Transacties. In dit kader zal ik de Tweede Kamer voor het eind van het jaar  informeren over de wijze waarop het kabinet uitvoering geeft aan de motie Zijlstra/Samson met betrekking tot de verkeersboetes.

Vragen van het lid Nispen, M. van (SP)

Vraag:
Erkent de minister dat de vorming van wijkteams met wijkagenten is mislukt?

Antwoord:
In mijn beleidsreactie op het rapport van professor Terpstra over de basisteams in de nationale politie heb ik aangegeven, dat de basisteams nog in een opbouwfase zijn. De aandachtspunten die Terpstra noemt, zie ik dan ook als signalen die als aandachtspunten worden meegenomen in de verdere ontwikkeling van de basisteams. Er zijn ook al verschillende maatregelen in gang gezet om de gebiedsgebonden politiezorg te intensiveren. Een voorbeeld hiervan is de opdracht aan de korpschef om eind 2017, zoals in de begroting 2017 geduid, een bezetting van de wijkagentenfunctie van 97% te realiseren. Er is altijd een aanspreekpunt voor zowel de burger als het lokaal gezag. Ook de vacatures voor operationeel expert zijn opengesteld. Voor de overige maatregelen verwijs ik u naar de beleidsreactie op het rapport Terpstra die op 24 november jl. als bijlage 2 met de brief over de voortgang vorming Nationale Politie aan uw Kamer is toegezonden.
Ik ben het dus niet met het lid Van Nispen eens dat de vorming van wijkteams met wijkagenten zou zijn mislukt.

Vragen van het lid Nispen, M. van (SP)

Vraag:
Hoeveel wordt er bezuinigd op mobiliteit en wat betekent dit?

Antwoord:
Het budget van € 197 miljoen voor mobiliteit wordt in 2018 met € 6 miljoen verlaagd als gevolg van de verlenging van de afschrijvingstermijnen. Het bestaande wagenpark wordt langer gebruikt. In 2019-2021 stijgt het totaal aan vervoerskosten weer naar € 194 miljoen (zie blz. 32 van de politiebegroting).
 
In 2017 worden uitsluitend voertuigen herverdeeld tussen en binnen de politie-eenheden, afhankelijk van de behoefte en noodzaak. Deze herverdeling houdt geen besparing in.
Verder worden in 2018 de afschrijvingstermijnen van vervoermiddelen in overeenstemming gebracht met hun werkelijke economische levensduur. Dit betekent dat het aantal voertuigen niet wordt verminderd.

Vragen van het lid Nispen, M. van (SP)

Vraag:
Is er financiële ruimte voor de rechtspraak van de toekomst?

Antwoord:
Recent heb ik met de Raad voor de rechtspraak een akkoord gesloten over de prijzen voor de jaren 2017-2019. 
 
Het belangrijkste punt in het akkoord is dat vanaf 2017 jaarlijks € 35 miljoen extra in de kwaliteit van de rechtspraak wordt geïnvesteerd. Daarmee kan onder meer worden tegemoetgekomen aan de wens van de Raad voor de rechtspraak om volgens door rechters zelf ontwikkelde professionele standaarden te gaan werken. Het akkoord biedt de noodzakelijke ruimte om verder te investeren in de kwaliteit van de rechtspraak.
 
Deze structurele investering in de kwaliteit komt bovenop de extra bijdrage van structureel € 25 miljoen die in de begroting 2016 van Veiligheid en Justitie al is toegevoegd voor het programma Kwaliteit en Innovatie (KEI) van de rechtspraak.

Vragen van het lid Nispen, M. van (SP)

Vraag:
Er zijn bezuinigen op de rechtspraak. Het eigen vermogen is inmiddels 0. Kunnen ze bij de rechtspraak voldoende tijd nemen voor een goede rechtspraak? Graag de reactie van de minister daarop.

Antwoord:
Recent heb ik met de Raad voor de rechtspraak een akkoord gesloten over de prijzen voor de jaren 2017-2019. Daarin is € 35 miljoen vrijgemaakt voor ontwikkeling van professionele standaarden. Die standaarden zijn door rechters zelf opgesteld om kwaliteitsnormen voor de rechtspraak te verhelderen. Het is aan de Rechtspraak zelf om de beschikbare middelen aan te wenden voor deze kwaliteitsontwikkeling en om zo de rechter zijn werk goed te kunnen laten doen. De Rechtspraak heeft diverse instrumenten, onder andere binnen zijn kwaliteitszorgsysteem, om de kwaliteit van de Rechtspraak te monitoren en te borgen.
 
Het eigen vermogen van de Raad voor de rechtspraak is in tegenstelling tot de eerdere prognoses van de Raad voor de rechtspraak – nog steeds op een voldoende niveau. Het eigen vermogen bedraagt € 24,3 mln.

Vragen van het lid Nispen, M. van (SP)

Vraag:
Wordt de begroting van de rechtspraak losgekoppeld van de begroting van Veiligheid en Justitie?

Antwoord:
We hebben hierover discussie gevoerd in het kader van een amendement bij de Comptabiliteitswet 2016. Dat amendement is door de Tweede Kamer vorige maand verworpen. Ik heb er kennis van genomen dat door het lid Van Nispen afgelopen maandag een initiatiefwetsvoorstel is ingediend om de begroting van de rechtspraak los te koppelen van de begroting van mijn ministerie. Ik wacht de behandeling van dit voorstel af en de regering zal daar te zijner tijd een standpunt over innemen. Ik heb in mijn brief van 27 september 2016 aangegeven dat ik noch vanuit financieel, noch vanuit rechtsstatelijk perspectief  noodzaak zie om een andere positionering van de rechtspraak voor te stellen.
 

Vragen van het lid Nispen, M. van (SP)

Vraag:
Bezuinigingen op NFI en nu weer tekort aan mensen. Hoe gaat de minister dit oplossen?

Antwoord:
Het NFI heeft net zoals andere organisaties in de strafrechtketen te maken met een efficiency taakstelling. Het NFI heeft deze taakstelling aangegrepen om vanuit de missie te kijken naar de kerntaken van de organisatie en de inrichting en uitvoering daarvan. Hierbij zijn ook keuzes gemaakt om een aantal onderzoeksgebieden af te bouwen of niet te intensiveren.
 
Op basis van de intensiveringsgelden die ik bij de begroting van 2016 en 2017 beschikbaar heb gesteld, zal er op een aantal terreinen extra onderzoekscapaciteit worden gegenereerd. Dit zijn andere terreinen dan waarop de invulling van de taakstelling betrekking had. Daarom zullen deels nieuwe mensen met andere expertise moeten worden geworven en opgeleid. Daarnaast zal extra capaciteit worden gegenereerd door directe uitbesteding van onderzoeken en via de uitbesteding met behulp van het One-Stop-Shop-concept.

Vragen van het lid Nispen, M. van (SP)

Vraag:
Hoe kijkt de minister naar het reguleren van de cannabisteelt?

Antwoord:
Reguleren van de cannabisteelt biedt naar mening van het kabinet geen oplossing. Het is aan een nieuw kabinet om zich na de verkiezingen te buigen over de aanpak van hennepteelt en het coffeeshopbeleid.
Bovendien ligt er momenteel een initiatiefwetsvoorstel over dit onderwerp. Het is aan uw Kamer om hier in eerste instantie iets van te vinden.

Vragen van het lid Nispen, M. van (SP)

Vraag:
Er wordt op onderwijs bij de politie bezuinigd. Wat gaat de minister hier aan doen?

Antwoord:
De uitgaven voor de politieacademie zijn de afgelopen jaren teruggebracht in lijn met een efficiëntere inrichting van het onderwijs met de komst van één politie (NP). De besparende maatregelen zijn getroffen met behoud van de kwaliteit van het onderwijs en behelzen onder andere: verkorting van de opleiding conform het regulier onderwijs; verlaging van de bekostiging van de instroom en aanpassing van de normering van de bekostiging van het politieonderwijs conform het reguliere onderwijs. De instroom van aspiranten wordt niet geraakt. Het budget blijft voldoende voor circa 2000 aspiranten per jaar.
Met ingang van 1 januari 2017 zal bovendien de Politieacademie (PA) worden ingebed in het politiebestel. Dit leidt tot een doelmatigere en flexibelere bedrijfsvoering en een efficiëntere inzet van sterkte. 

Ten aanzien van de kosten van onderwijs die ten laste van de politiebegroting komen, is in het PenM onderzoek in kaart gebracht hoeveel daarvoor nodig is. Daaruit blijkt dat de omvang van het budget mede wordt bepaald door het maximum van 5% van de inzetbare uren die de politie voor opleidingen hanteert. Het kabinet heeft met de Voorjaarsnota en Miljoenennota het budget voor politie conform het PenM onderzoek, en daarmee ook onderwijs en vorming, verruimd.

Vragen van het lid Nispen, M. van (SP)

Vraag:
Waarom is er meer bezuinigd op het NFI, staat dit niet haaks op het meer opsporen en het vergroten van de veiligheid? Waarom neemt de minister deze financiële risico's?

Antwoord:
Het NFI heeft net zoals alle andere organisaties in de strafrechtketen te maken met een efficiencytaakstelling uit het Regeerakkoord. Hiervoor heeft het NFI het Contourenplan ‘Het NFI op weg naar 2018’ opgesteld en is een nieuw Organisatie & Formatie rapport vastgesteld, welk rapport per 1 april 2016 is geïmplementeerd.
 
Het NFI budget in 2017 is met de extra beschikbaar gestelde middelen in de begrotingsbrief 2016 en de Nota van Wijziging bij de begroting 2017 nagenoeg gelijk gebleven aan eerdere jaren; € 0,2 miljoen in 2015 en €69,9 miljoen in 2016 (zie ook brief 29 november 2016 over NFI en NRGD). Met het in 2016 en 2017 extra toegevoegde geld kan zowel de capaciteit bij het NFI als bij marktpartijen groeien.
 

Vragen van het lid Nispen, M. van (SP)

Vraag:
Hoe voorkomen we dat gevangenissen worden ontmanteld?

Antwoord:
In antwoorden op de Kamervragen van het lid Kooiman (SP) over de leegstand en het personeelstekort bij de PI Haaglanden die op 29 november jl. aan uw Kamer zijn gezonden, heb ik reeds gereageerd op de door uw Kamer op 8 november jl. aangenomen motie van het lid Kooiman. Met deze motie is de regering verzocht niet verder over te gaan tot al dan niet gedeeltelijke sluitingen van justitiële inrichtingen en alternatieve maatregelen te treffen om de werkdruk te verminderen en de veiligheid binnen gevangenissen te waarborgen, aangenomen. Zoals ik ook in deze antwoorden heb uiteengezet, is voormelde motie in lijn met de eerder door uw Kamer aangenomen motie van de leden Van Oosten en Volp, die inhoudt dat sluiting van gevangenissen, inclusief justitiële jeugdinrichtingen, aanvullend op het lopende masterplan nu niet aan de orde is en de regering oproept dienovereenkomstig te handelen. In reactie hierop op laatstgenoemde motie heb ik – onder andere in mijn brief van 14 juni jl.  – gesteld dat sluiting van penitentiaire inrichtingen deze kabinetsperiode niet aan de orde is. De maatregelen die thans binnen de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) worden getroffen zien niet op het geheel of gedeeltelijk sluiten van gevangenissen, maar op het concentreren van gedetineerden en het personeel van DJI. Met deze concentratie worden twee doelen nagestreefd. Ten eerste bevordert de (tijdelijke) concentratie van leegstand het waarborgen van de veiligheid van gedetineerden en personeel en draagt het bij aan een beheersbare werkdruk. Ten tweede wordt met de maatregel ingezet op een gezonde en efficiënte bedrijfsvoering. Er wordt zoveel mogelijk voorkomen dat vast en extern ingehuurd personeel wordt ingezet in een slechts deels bezette inrichting. Waar mogelijk wordt personeel dat werkzaam is in niet volledig bezette PI’s tijdelijk te werk gesteld in PI’s waar sprake is van openstaande of niet vervulde functies binnen de functiegroep executief personeel. Het voorgaande kan leiden tot een tijdelijke buitengebruikstelling van gedeeltes van PI’s. Er is geen sprake van het geheel of gedeeltelijk sluiten van PI’s.  Anders dan ten tijde van de invoering van het Masterplan heeft deze concentratie geen verlies van werkgelegenheid tot gevolg. Vanwege het snelle verloop van personeel op diverse locaties, met name inrichtingsbeveiligers, is voor die functiegroep een landelijke werving gestart.
 

Vragen van het lid Nispen, M. van (SP)

Vraag:
Bent u bereid om 10 fte extra te investeren in de Financial Intelligence Unit(FIU) zodat meer capaciteit wordt gecreëerd voor het tegengaan van witwassen?

Antwoord:
Mijn voornemen is een zekere capaciteitsuitbreiding te realiseren bij de FIU om de FIU nog beter in staat te stellen haar taken uit te voeren. Deze uitbreiding wordt gedekt binnen mijn begroting. Dit betreft zowel het proces van verdacht verklaren van ongebruikelijke transacties als andere inzet op het terrein van witwassen en terrorismefinanciering. Op deze uitbreiding van capaciteit van de FIU zal worden ingegaan in een brief die de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid mede namens mij en een aantal andere bewindslieden op korte termijn aan uw Kamer zal sturen over ongewenste financiering van instellingen en activiteiten. Om zo goed mogelijk gebruik te maken van de door de FIU verdacht verklaarde transacties werken de FIU, het OM, de FIOD en de NP samen in het Anti Money Laundering Center (AMLC) bij het selecteren en het verrijken van witwassignalen voor strafrechtelijk onderzoek.
 

Vragen van het lid Nispen, M. van (SP)

Vraag:
Hoe gaat de minister de ICT problemen oplossen en wanneer?

Antwoord:
In de afgelopen jaren is er onder andere met het Aanvalsprogramma ICT politie hard gewerkt aan de benodigde stabiliteit en continuïteit. Die zijn inmiddels gerealiseerd. De oorspronkelijke problemen zijn opgelost.
De beeldspraak die wordt gehanteerd door te spreken van ‘Flintstonecomputers’ is dan ook onterecht. Voor wat betreft de applicatie MEOS op smartphones loopt de politie ten opzichte van andere landen ver voorop.
In het onderzoek naar de omvang van het personele en materiële budget is gekeken naar wat nodig is voor ICT. In de voorliggende begroting is dit voor het benodigde bedrag toegekend. Daarmee kan de politie meerjarig de benodigde aandacht geven aan de verdere versterking en vernieuwing van de ICT politie. Binnen de begroting stijgt het percentage aan IV uitgaven van € 11,0 miljoen in 2016 naar € 12,7 miljoen in 2021. Daarbij is de inzet om de beheerkosten te laten dalen (door bijvoorbeeld het uitzetten van verouderde applicaties) zodat binnen het financiële kader de ruimte voor vernieuwing en innovatie kan toenemen.

Vragen van het lid Nispen, M. van (SP)

Vraag:
Is de minister bereid om de griffierechten ten gunste van het MKB aan te passen?

Antwoord:
Voor vorderingen tussen de € 500 en € 12.500 geldt één griffierechtentarief. Aan een staffelsysteem is inherent dat het griffierecht voor een lage vordering relatief hoog is en voor een hoge vordering relatief laag. Voor de specifieke categorie van vorderingen tussen € 500 en € 12.500 geldt dat het griffierecht voor rechtspersonen dicht bij de laagste vordering van deze categorie ligt. Hierbij past wel de nuancering dat voor een deel van het MKB niet het tarief voor rechtspersonen, maar het lagere tarief ad € 223 voor natuurlijke personen geldt.
Een nieuw in te voegen staffel voor vorderingen van bijvoorbeeld € 500 tot € 1500 kost -zo antwoordde ik al op de schriftelijke vragen-  € 18 miljoen.Daarom heb ik geen ruimte in de begroting.
 

Vragen van het lid Nispen, M. van (SP)

Vraag:
Er wordt bezuinigd op de Autoriteit Persoonsgegevens. Hoe staat het met het onderzoek dat de minister heeft aangekondigd naar de gevolgen van de Algemene Verordening Gegegensbescherming? Is het onderzoek op tijd gereed?

Antwoord:
De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) heeft net zoals alle overheidsorganisaties te maken met de taakstellingen uit de regeerakkoorden Rutte I en II.  Daar staat tegenover dat het budget van de AP  in dezelfde periode is verhoogd met circa € 1 miljoen.
 
De gevolgen van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) worden in kaart gebracht door het bureau Andersson Elffers Felix (AEF). Uw kamer is hierover bij brief van 2 september 2016 geïnformeerd. Het onderzoek heeft een geringe vertraging opgelopen, maar is naar verwachting begin januari 2017 gereed.
Dit is op tijd om de uitkomsten van het onderzoek mee te nemen in de financiële paragraaf van het wetsvoorstel ter implementatie van de AVG.
Dit wetsvoorstel wordt naar verwachting in december dit jaar in consultatie gegeven.

Vragen van het lid Nispen, M. van (SP)

Vraag:
Wanneer stopt de staatssecretaris met slechte halve maatregelen als het gaat om de inhuur van beveiligers en komt hij met een structurele oplossing om het tekort aan operationele capaciteit in het gevangeniswezen op te lossen?

Antwoord:
Het lid Van Nispen vraagt mij om een structurele oplossing voor de dalende behoefte aan capaciteit binnen de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). Er lag dit voorjaar een plan. In de periode maart 2016 tot en met juni 2016 heeft DJI in opdracht van mij een verkenning uitgevoerd onder de naam ‘Capaciteit in Balans’. In deze verkenning  is op zorgvuldige wijze nagedacht over de vraag hoe met de, naar het zich laat aanzien, structurele overcapaciteit zou kunnen worden omgegaan. Uw Kamer heeft hierop gereageerd met het aannemen van een motie waarin de regering wordt opgeroepen niet over te gaan tot het sluiten van gevangenissen, inclusief justitiële jeugdinrichtingen. Ik heb aan deze motie gevolg gegeven en uw Kamer onder andere in mijn brief van 14 juni jl. gemeld dat sluiting van penitentiaire inrichtingen deze kabinetsperiode niet aan de orde is. Dit neemt niet weg dat DJI nog steeds te maken heeft met leegstand. Het personeel ziet dat ook en zoekt waar mogelijk een baan elders. Dat lukt veel meer en sneller dan verwacht. Dat is prettig voor het betrokken personeel, maar het leidt tot personele onderbezetting als geen passende maatregelen kunnen worden getroffen.

Ook ik vind dat DJI, de vestigingsdirecteuren en al het personeel dat dagelijks met volle overgave op de werkvloer bijdraagt aan de veilige insluiting van gedetineerden, recht heeft op een structurele oplossing. Juist daarom heb ik DJI dan ook de opdracht gegeven om naast het plan dat er al ligt in de komende periode een strategisch personeelsplan op te stellen.  De 2 x € 10 miljoen die het kabinet heeft vrijgemaakt voor noodzakelijke investeringen in opleidingen maken daar onderdeel van uit.

Daarnaast werk ik aan de toekomstverkenning 'Koers en kansen voor de sanctie-uitvoering'. Zoals eerder toegezegd, volgt de uitkomst daarvan begin 2017.

Vragen van het lid Nispen, M. van (SP)

Vraag:
Waarom is het criterium voor herziening dat het moet gaan om een NOVUM? Serieuze twijfel aan de veroordeling zou voldoende moeten zijn om een afgesloten strafzaak heropend te krijgen. De SP stelt ook voor dat er een fonds moet komen om twijfelachtige veroordelingen te onderzoeken. Het derde voorstel is dat een herziening van een justitiële dwaling geen jaren mag duren. Er moeten termijnen aan worden verbonden. Graag een reactie van de minister op deze voorstellen. Deelt de minister ook de mening dat de kans dat onschuldige mensen vast blijven zitten en de kans dat schuldigen vrij blijven rondlopen zo klein mogelijk moet zijn?

Antwoord:
In 2012 is bij de modernisering van de herzieningsprocedure het novumcriterium verruimd. Het hoeft niet per se te gaan om nieuw bewijs. Onder een novum kan ook een deskundigeninzicht worden verstaan dat een nieuw licht werpt op het aan de rechter voorgelegde bewijsmateriaal in gevallen waarin er aanwijzingen zijn dat de rechter de portee van dat bewijsmateriaal niet heeft doorgrond. Dit is bijvoorbeeld het geval geweest bij de herziening in de zaak Lucia de B..
In 2017 zal de herzieningsregeling worden geëvalueerd. Ik zeg u toe dat in de wetsevaluatie de vraag zal worden meegenomen of het ruimere novumcriterium in zijn praktische werking voldoende aan de doelstelling van de wet beantwoordt. Voorts zal ik in overleg met de procureur-generaal bij de Hoge Raad bezien of wenselijk is in de evaluatie tevens de vraag te betrekken welke maatregelen mogelijk zijn om de behandeling van herzieningsverzoeken te bespoedigen.
De heer Van Nispen vraagt om het stellen van termijnen om te voorkomen dat de behandeling van een herzieningsverzoek te veel tijd neemt. Ik begrijp die wens, maar op basis van eerdere ervaringen met het stellen van termijnen twijfel ik of dit effectief, laat staan wenselijk is. De zorgvuldige beoordeling van een herzieningsverzoek vergt nu eenmaal de nodige tijd. 
De heer van Nispen vraagt om een fonds om te voorzien in een (vooraf gegeven) vergoeding van de kosten die de veroordeelde maakt omdat hij zelf een deskundigenonderzoek instelt dat dient ter onderbouwing van zijn herzieningsverzoek. Indien een nader onderzoek door de procureur-generaal bij de Hoge Raad op verzoek van de veroordeelde een onderzoek naar een novum wordt ingesteld, komen de kosten daarvan voor rekening van de Staat. Dat onderzoek is al mogelijk bij aanwijzingen dat er mogelijkerwijs sprake is van een novum. Er is geen aanleiding om van overheidswege te voorzien in een vooraf gegeven vergoeding of fonds voor de kosten die de veroordeelde maakt omdat hij zelf – buiten de wettelijke regeling om – een deskundigenonderzoek instelt. Wel is – naderhand – een vergoeding van die kosten naar billijkheid mogelijk wanneer de veroordeelde in herziening alsnog wordt vrijgesproken.
Tenslotte deel ik natuurlijk de mening dat de kans dat onschuldige mensen vast blijven zitten en de kans dat schuldigen vrij blijven rondlopen zo klein mogelijk moet zijn.
 

Vragen van het lid Nispen, M. van (SP)

Vraag:
Wat zijn de mogelijkheden om het dossier van het OM in te zien voor nabestaanden en slachtoffers?

Antwoord:
Slachtoffers en nabestaanden hebben recht op inzage in het procesdossier. Zij hebben ook het recht om hier eigen stukken aan toe te voegen. Het Openbaar Ministerie (OM) kan inzage wel weigeren indien dit in het belang is van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer (met name van personen waarop gedurende het onderzoek een verdenking heeft gerust) of in het belang van het verdere onderzoek.

Nabestaanden die twijfels hebben over de onderzoeksbevindingen en/of conclusies van het OM, bijvoorbeeld in het geval van twijfel over zelfmoord of een misdrijf, hebben verschillende mogelijkheden om hun twijfels onder de aandacht te brengen. Zij kunnen zich wenden tot de hoofdofficier van justitie met een verzoek om een review. Een review is een diepgaande systematische herbeoordeling van alle onderzoeks­informatie door personen die niet betrokken zijn geweest bij het eerdere onderzoek. Verder kunnen nabestaanden beklag instellen bij het gerechtshof tegen de beslissing van niet vervolging van het OM, op basis van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering. Dit is ook mogelijk in zaken waarin het opsporingsonderzoek (nog) niet tot een verdenking en/of aanhouding van een verdachte heeft geleid.


Vragen van het lid Gesthuizen, S.M.J.G. (SP)

Vraag:
Bed, bad en brood; wat gebeurt er met de vreemdelingen nu dit akkoord niet is gelukt?

Antwoord:
Wat er met een vreemdeling die gebruik maakt van een bed bad brood voorziening moet gebeuren, hangt van de specifieke casus af. Als het vreemdelingen zijn die de wettelijke plicht hebben om zelfstandig uit Nederland te vertrekken – en ik ga er vanuit dat dat voor de meeste vreemdelingen in de bed, bad, broodvoorzieningen het geval is – dan verwacht ik dat deze personen, al dan niet gefaciliteerd door de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V), Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) en NGO’s, terugkeren naar het land van herkomst. Daarnaast kunnen vreemdelingen die actief willen werken aan terugkeer onderdak krijgen in de vrijheidsbeperkende locatie alwaar zij kunnen werken aan hun daadwerkelijke vertrek. Overigens zal de DT&V ook de komende tijd blijven investeren in lokale samenwerking om waar mogelijk terugkeer te realiseren.
 

Vragen van het lid Gesthuizen, S.M.J.G. (SP)

Vraag:
Is de staatssecretaris bereid de crisiscapaciteit voor vluchtelingen van 3000 achter de hand te houden?

Antwoord:
Momenteel zijn qua opvangcapaciteit bij het COA ongeveer 44.000 bedden beschikbaar. De gemiddelde bezetting is 64%. Er is dus ruim voldoende capaciteit achter de hand. Daar bovenop zijn er, conform het bestuursakkoord verhoogde asielinstroom, afspraken gemaakt over een noodscenario van 3.000 snel inzetbare opvangplekken. Dit noodscenario blijven we conform afspraak achter de hand houden.   

Vragen van het lid Gesthuizen, S.M.J.G. (SP)

Vraag:
Er wordt meer aandacht voor internationale solidariteit en over het meer opnemen van mensen in Nederland gevraagd. Kan de staatssecretaris hier een reactie op geven?

Antwoord:
Dat sluit aan bij het kabinetsbeleid. Nederland vindt het belangrijk om andere lidstaten, die onder grote druk staan als gevolg van een grote toestroom van vreemdelingen, bij te staan. Dat kan door het leveren van materiaal, experts of bijvoorbeeld door het herplaatsen van asielzoekers vanuit Griekenland of Italië. Daarnaast vindt Nederland het belangrijk om ook landen in conflictregio’s bij te staan. Nederland doet dit bijvoorbeeld door middel van financiële bijdragen in het kader van opvang in de regio als ook door middel van hervestiging. Nederland neemt hierin zowel op Europees als mondiaal niveau zijn verantwoordelijkheid.

Vragen van het lid Gesthuizen, S.M.J.G. (SP)

Vraag:
Graag een reactie van de staatssecretaris op het bericht 'Turkije grenzen open'

Antwoord:
Vooralsnog is in de uitvoering of in contacten met Turkije geen teken dat Turkije zich niet zal houden aan de afspraken in het kader van de EU-Turkije Verklaring. Ik kan enkel constateren dat de samenwerking op grond van deze Verklaring loopt. Turkije werkt daar goed aan mee, ook in zijn eigen belang. Niemand wil terug naar de situatie dat grote aantallen vluchtelingen verdrinken in de Egeïsche zee, noch de EU, noch Turkije. Zo heeft ook deze week weer terugkeer vanuit Griekenland plaats gevonden. De uitvoering van de afspraken vordert langzaam maar zeker.

Vragen van het lid Gesthuizen, S.M.J.G. (SP)

Vraag:
Waarom is de subsidie aan de Fraudehelpdesk karig en terughoudend? Ziet het kabinet het belang niet van goede voorlichting aan burgers en bedrijven om fraude te voorkomen?

Antwoord:
De preventie van fraude vraagt om een integrale aanpak waarin de overheid en private partijen goed afstemmen en samenwerken. Een belangrijk onderdeel van deze aanpak is inderdaad het versterken van de bewustwording en weerbaarheid van burgers en bedrijven. Voorlichting is hierbij een belangrijk middel. De Fraudehelpdesk vervult hierin een goede rol. Dat is ook de reden waarom ik de Fraudehelpdesk dit jaar en de afgelopen jaren heb gesubsidieerd en waarom ik de subsidie van € 750.000,- ook komend jaar zal verstrekken. Vanwege de huidige financiële kaders (op andere subsidies is gekort) ligt het niet in de rede om de subsidie te verhogen.

Vragen van het lid Gesthuizen, S.M.J.G. (SP)

Vraag:
Wanneer is het rapport taakuitvoering en werklast van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) klaar? Is de staatssecretaris bereid om te spreken met de Autoriteit Persoonsgegevens over wat er financieel nodig is?

Antwoord:
Ik ben bezig om – in gezamenlijkheid met de AP – de gevolgen van de inwerkingtreding van de nieuwe Algemene Verordening Gegevensbescherming (Verordening) voor de capaciteit en het budget van de AP in kaart te brengen en door een onafhankelijk deskundige te laten valideren. Bij brief van 2 september 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 32761, 104) heb ik uw Kamer hierover nader geïnformeerd. Het bureau Andersson Elffers Felix (AEF) voert dit onderzoek uit en het rapport is naar verwachting begin januari 2017 gereed.
De uitkomsten van het onderzoek worden meegenomen in de financiële paragraaf van het wetsvoorstel ter implementatie van de AVG. Dit wetsvoorstel wordt naar verwachting in december dit jaar in consultatie gegeven.
 

Vragen van het lid Gesthuizen, S.M.J.G. (SP)

Vraag:
Bij de opsporingsdiensten blijven dossiers van de Financial Intelligence Unit (FIU) nog steeds lang liggen en er is een voorkeur om vooral kansrijke casussen op te pakken. Eerder verzekerde de minister dat dit zou zijn verbeterd. Wat is hierop uw reactie?

Antwoord:
De FIU verklaart ongebruikelijke transacties verdacht. Deze informatie over verdacht verklaarde transacties wordt aan de opsporing verstrekt. Een verdachte transactie is echter nog geen redelijk vermoeden van een strafbaar feit. Verdachte transacties zijn alleen bruikbaar voor onderzoeken naar witwassen of onderliggende delicten als deze kunnen worden verrijkt met opsporingsinformatie. Met dat doel is het Anti Money Laundering Center (AMLC) opgericht. In het AMLC werken onder meer OM, FIOD, NP en de FIU samen bij het selecteren en het verrijken van witwassignalen voor strafrechtelijk onderzoek. Daarnaast dient er voldoende capaciteit te zijn om deze onderzoeken uit te voeren. In dat kader is recentelijk een bedrag oplopend tot € 22 miljoen per jaar geïnvesteerd in de FIOD en het OM voor de aanpak van corruptie, witwassen en het afpakken van crimineel vermogen. Dit alles geeft een impuls aan een beter gebruik van FIU informatie.

Vragen van het lid Gesthuizen, S.M.J.G. (SP)

Vraag:
Jemenieten hebben 15 maanden in onzekerheid verkeerd. Hoe kan het dat er maanden tussen het verschijnen van het nieuwe ambtsbericht en het uiteindelijke besluit van vorige week zitten? Welke politieke overwegingen zitten hier achter? Is het kabinet bang voor een nieuwe grote toestroom, zoals die vanuit Syrië een jaar geleden?

Antwoord:
Voor asielzoekers uit Jemen gold dat zij sinds vorig jaar niet werden teruggestuurd en dat een besluit- en vertrekmoratorium van toepassing was in afwachting van een nieuw ambtsbericht. In juli van dit jaar ontving ik van de minister van Buitenlandse Zaken het ambtsbericht. Net daarna kwamen gemengde berichten. De vredesonderhandelingen liepen op dat moment nog. Pas eind oktober, na het mislukken van de vredesonderhandelingen en de toename van de bombardementen door Saudi-Arabië, kon beter worden overzien wat de situatie in Jemen was. Ik heb daarbij in kaart gebracht wat het beleid in andere EU-landen is. Kort daarna heb ik uw Kamer geïnformeerd over het nieuwe beleid. Daarbij speelden geen andere overwegingen.
Op basis van de instroom in de achterliggende periode bestaan er geen indicaties dat er een grote instroom van asielzoekers uit Jemen moet worden verwacht.


Vragen van het lid Tellegen, O.C. (VVD)

Vraag:
Wat is gebeurd met ons pleidooi om moskeeën waar radicaal gedachtengoed wordt gepredikt te sluiten? Hoe krijgen we meer grip op de buitenlandse financieringsstromen?

Antwoord:
In Nederland geldt dat gedachten vrij zijn. Oproepen tot geweld worden niet geaccepteerd. Als sprake is van strafbaar gedrag wordt handhavend opgetreden.
Naast handhaving zal de overheid ook verstoren, confronteren en de interactie aangaan bij niet-strafbare, maar wel problematische gedragingen zoals het verspreiden van intolerantie en beperken van vrijheden.

Zoals toegezegd, wordt de Kamer op korte termijn door de minister van SZW geïnformeerd over ongewenste buitenlandse financiering van instellingen en activiteiten.

Vragen van het lid Tellegen, O.C. (VVD)

Vraag:
Kan de regering een reactie geven op het werk maken van een vorm van registratie van imams (titel imam als dekmantel) door het Contactorgaan Moslims en Overheid (MO) bij de herziening van het verschoningsrecht.

Antwoord:
Hoewel de meeste imams hun beroep eervol uitoefenen, zijn er helaas ook personen die zich onterecht imam noemen. Dat is ontoelaatbaar. Hiermee schaden zij ook de moslimgemeenschap en moskeebesturen in Nederland die welwillend zijn en proberen deze pseudo-imams te weren. Het is belangrijk dat er duidelijkheid komt over wie een echte imam is en wie een pseudo-imam aan wie geen verschoningsrecht toekomt.
Voor die duidelijkheid moet eerst en vooral naar de beroepsgroep zelf gekeken worden. Ik ben derhalve blij met het initiatief van het CMO om tot een registratie te komen.
Ik zal bij de voorbereidingen van de aanpassing van de regeling van het verschoningsrecht in het kader van de modernisering van het wetboek van Strafvordering (eind januari 2017 in consultatie als onderdeel van de wetsvoorstellen boek 1 en boek 2) ook het onderwerp pseudo-imams betrekken.

Vragen van het lid Tellegen, O.C. (VVD)

Vraag:
Waar blijft het wetsvoorstel om het geweldsgebruik voor de politie te regelen, met als doel om de agent beter te beschermen?

Antwoord:
Het wetsvoorstel geweldsaanwending opsporingsambtenaar wordt voor het Kerstreces bij de Tweede Kamer ingediend.

Vragen van het lid Tellegen, O.C. (VVD)

Vraag:
We hebben afgesproken dat we in 2021 toewerken naar 49.802 inzetbare agenten. Maar waar is dat aantal nu precies op gebaseerd? Er moet een duidelijkere relatie komen tussen het aantal taken en het aantal agenten dat daarbij hoort.

Antwoord:
Het aantal van 49.802 is gebaseerd op het inrichtingsplan. In het regeerakkoord van kabinet Rutte I is een intensivering van € 300 miljoen tot €370 miljoen opgenomen, waarmee een politiesterkte van 49.500 betaalbaar is gemaakt. In het inrichtingsplan is een intensivering opgenomen waarmee de operationele sterkte is gestegen naar 49.802. Met de intensivering op het gebied van contraterrorisme is de operationele sterkte met ca. 200 fte uitgebreid. Waar nodig worden ook incidenteel extra middelen ter beschikking gesteld bijvoorbeeld bij voorjaarsnota inzake het opvangen van de verhoogde asielinstroom. Politiecapaciteit moet niet alleen kwantitatief worden bezien. Zo heeft het kabinet de afgelopen jaren voor ruim 5000 fte aan administratieve lasten gereduceerd. Het aantal leidinggevenden is sterk teruggebracht ten gunste van het primaire politieproces. Daarnaast heeft het kabinet ca. €28 miljoen aan de KMar toegevoegd voor extra pelotons voor bewaken en beveiligen waardoor de druk op de politie is afgenomen.

Vragen van het lid Tellegen, O.C. (VVD)

Vraag:
Hoe komen we erachter met welk aantal agenten de dagelijkse taken maar ook de extra taken zoals asiel en terrorisme naar behoren kunnen worden gedaan?

Antwoord:
Het aantal van 49.802 is gebaseerd op het inrichtingsplan. In het regeerakkoord van kabinet Rutte I is een intensivering van € 300 miljoen tot €370 miljoen opgenomen, waarmee een politiesterkte van 49.500 betaalbaar is gemaakt. In het inrichtingsplan is een intensivering opgenomen waarmee de operationele sterkte is gestegen naar 49.802. Met de intensivering op het gebied van contraterrorisme is de operationele sterkte met ca. 200 fte uitgebreid. Waar nodig worden ook incidenteel extra middelen ter beschikking gesteld bijvoorbeeld bij voorjaarsnota inzake het opvangen van de verhoogde asielinstroom. Politiecapaciteit moet niet alleen kwantitatief worden bezien. Zo heeft het kabinet de afgelopen jaren voor ruim 5000 fte aan administratieve lasten gereduceerd. Het aantal leidinggevenden is sterk teruggebracht ten gunste van het primaire politieproces. Daarnaast heeft het kabinet ca.€ 28 miljoen aan de KMar toegevoegd voor extra pelotons voor bewaken en beveiligen waardoor de druk op de politie is afgenomen.

Vragen van het lid Tellegen, O.C. (VVD)

Vraag:
Hoeveel ruimte is er binnen de begroting van de politie voor ICT en hoe komt er meer ruimte om meer te doen aan ICT, zodat de agent informatie-gestuurd aan het werk kan?

Antwoord:
Bij de totale uitgaven voor ICT bij de politie moet niet alleen worden gekeken naar de kosten van licenties, computers, etc. Daar komen ook de kosten van ICT-personeel bij. Die zijn in de begroting van de politie niet separaat zichtbaar. In de begroting van de politie zijn de totale IV-lasten in procenten opgenomen. Dit is in 2016 11,0% en neemt geleidelijk toe naar 12,7% in 2021. In absolute getallen bedragen de totale lasten IV ruim €600 miljoen per jaar.
In het PenM-onderzoek staat hoeveel geld de politie nodig heeft om duurzaam aan de vastgestelde voornemens ten aanzien van ICT te kunnen voldoen. Het hiervoor benodigde bedrag is inmiddels toegekend. Overigens is de inzet de beheerkosten te laten dalen (door bijvoorbeeld het uitzetten van verouderde applicaties) zodat ruimte ontstaat voor vernieuwing, bijvoorbeeld informatiegestuurd werken.
 
Dit laatste gebeurt door processen en informatie te standaardiseren en landelijk deelbaar te maken. Een voorbeeld hiervan is de inrichting van de Real Time Intelligence Centers (RTIC’s). Iedere eenheid heeft een RTIC. Hierin werken politiemensen die 24/7 rechercheurs en agenten op straat actief ondersteunen met real-time informatie bij een melding. Op deze manier worden agenten non-stop gevoed met actuele en relevante informatie. Hiervoor wordt informatie uit de politiesystemen gekoppeld aan openbare bronnen zoals websites en social media. Omdat ze gelijksoortig zijn ingericht qua organisatie en proces is het bij eenheidsoverstijgende incidenten snel mogelijk over te schakelen naar een ander RTIC of op te schalen naar landelijk niveau.

Vragen van het lid Tellegen, O.C. (VVD)

Vraag:
Hoeveel procent van het budget besteedt de Nationale Politie aan de ICT?

Antwoord:
De totale uitgaven voor ICT bij de politie betreffen naast materiële lasten ook personele lasten. Die zijn in de begroting van de politie niet separaat zichtbaar.
In de begroting van de politie is het kengetal lasten InformatieVoorziening (IV) / Totale lasten in % opgenomen. Dit is in 2016 11,0% en neemt tussen 2016 en 2021 geleidelijk toe naar 12,7% in 2021.
Gegeven de totale omvang van de lasten in de periode 2016-2021 en het gemiddelde percentage in deze periode bedragen de totale lasten IV ruim € 600 miljoen per jaar.

Vragen van het lid Tellegen, O.C. (VVD)

Vraag:
Kan de staatssecretaris aangeven wat met het rapport 'Nederland digitaal droge voeten' moet worden gedaan om systemen digitaal weerbaar te maken en of investeringen in cybersecurity en cybercrime niet fors omhoog moeten?

Antwoord:
Het rapport 'Nederland digitaal droge voeten' onderstreept het belang van cybersecurity. Het is belangrijk dat dit advies niet in de onderste la belandt. Er worden voor de komende jaren behartenswaardige adviezen gegeven. Ik vind het van grote waarde dat dit advies in publiek-privaat verband tot stand is gekomen en publiek en privaat gericht is. Ik hecht er dan ook aan om de beleidsopvolging publiek-privaat vorm te geven. Hiertoe zal ik in het eerste kwartaal 2017 drie rondetafelgesprekken organiseren. De uitkomsten hiervan zal ik betrekken in de eerder toegezegde doorontwikkeling van de cybersecurity aanpak. Ik zal de Kamer over de voortgang blijven informeren.

Vragen van het lid Tellegen, O.C. (VVD)

Vraag:
De VVD zou graag zien dat er met alle partners uit de keten heldere en kwantitatieve doelstellingen worden geformuleerd over de doorstroom en afhandeling van zaken in de strafrechtketen. Graag hoor ik van het kabinet welke ambities ze heeft op dit punt.

Antwoord:
Ook dit kabinet wil heldere doelstellingen voor de strafrechtketen. Zoals ik u heb toegelicht in mijn brief over de versterking prestaties strafrechtketen van 6 juli 2016  is de strafrechtketen een proces van reflectie gestart naar de maatschappelijke opgaven van de keten. Daarbij staat de vraag centraal wat de maatschappij van de keten verwacht en hoe de keten aan deze verwachting kan voldoen. Voor het antwoord op deze vraag worden maatschappelijke organisaties, ketenorganisaties, burgers en bedrijfsleven gevraagd om hun ideeën en visies op de keten te delen. Ik zal u voor het eind van het jaar nader over de stand van zaken van het proces van reflectie informeren.
 


Vragen van het lid Azmani, M. (VVD)

Vraag:
Het moet niet langer lonen om kinderen over de grens te zetten. Hoe staat het op dit punt met Ethiopië? Moeten we dit niet internationaal oppakken?

Antwoord:
Goede opvang van vluchtelingen in Afrika is essentieel. Het doel is niet alleen om veiligheid en een dak boven het hoofd te bieden, maar ook om  vluchtelingen en gastgemeenschappen perspectieven te bieden (bijvoorbeeld onderwijs en werk). Dit geldt temeer voor minderjarigen. Daarom is er ook specifieke aandacht voor minderjarigen in het door Nederland geleide EU Regionaal Beschermings- en Ontwikkeling Programma in de Hoorn van Afrika. Binnen dit programma co-financiert Nederland een UNHCR project van € 5 miljoen specifiek voor de opvang van minderjarigen in Ethiopië, Sudan en Somalië. Daarbij gaat het in Ethiopië, behalve om opvang, ook om toegang tot onderwijs.

Vragen van het lid Azmani, M. (VVD)

Vraag:
Wat betreft de VVD kan het recht op asiel in Europa komen te vervallen. Het beroep op herhaalde aanvraag asiel kan worden afgeschaft en het afwachten in Nederland kan worden ingeperkt. Het streven zou moeten zijn om binnen één dag kansloze aanvragen af te doen. Is de staatssecretaris bereid om dit verder te verkennen?

Antwoord:
Een recht om asiel aan te vragen in de Europese Unie (EU) bestaat niet, maar als personen asiel aanvragen in een lidstaat van de EU is deze wel verplicht om de asielaanvraag in behandeling te nemen op basis van internationale en Europese verplichtingen. Dat neemt niet weg dat het kabinet inzet op het verbeteren van de opvang in de regio om de migratie richting de EU aan te pakken.
 
Zowel het Nederlandse bestuursrecht als het Europese recht verhinderen dat het recht op beroep bij herhaalde aanvragen kan worden afgeschaft. De Procedurerichtlijn bepaalt dat een herhaalde aanvraag zonder nieuwe elementen als niet-ontvankelijk kan worden afgewezen. Tegen die beslissing staat wel beroep bij de rechter open, waarbij er geen automatisch schorsende werking is.
 
Als een asielzoeker een vervolgaanvraag wil indienen, wordt de zogeheten eendagstoets toegepast. Dat betekent dat in één dag wordt beoordeeld of de aanvraag kans van slagen heeft. Een herhaalde aanvraag zonder nieuwe elementen kan dan binnen enkele dagen worden afgewezen. Een beslissing binnen één dag is logistiek niet mogelijk.

Vragen van het lid Azmani, M. (VVD)

Vraag:
De Middellandse zee route is nog niet onder controle. Wat kunnen we van de staatssecretaris verwachten met betrekking tot deze route? En wat kunnen we verwachten van andere landen in Noord Afrika en bijvoorbeeld Malta?

Antwoord:
Het probleem van de hoge aantallen illegale aankomsten in Italië kan alleen in Europees verband effectief worden aangepakt. De meeste bootvluchtelingen die in Italië aankomen vertrekken vanuit Libië. Gezien de instabiele situatie is het lastig zaken doen met dit land. De Europese Unie (EU) heeft een breed pakket aan maatregelen in gang gezet, dat ik van harte ondersteun. Zo steunt de Europese Unie (EU) het politieke proces in Libië. Daarnaast is er concrete steun, onder andere via de een EU operatie die bedoeld is om mensensmokkelnetwerken te ontwrichten en de Libische kustwacht te trainen. Nederland zet daarbij onder andere van medio oktober tot medio december 2016 een marineschip in met mariniers en medische staf aan boord.
 
De EU levert ook bredere steun aan Libië door middel van een pakket van €100 miljoen. De steun is gericht op de versterking van bestuur, gezondheidszorg, jeugd en humanitaire hulp. Op het gebied van migratie is er EU-breed een aantal projecten, onder andere op gebied van grensbeheer en terugkeer. 

Ook bilateraal doen we wat we kunnen, waaronder een financiële bijdrage aan een IOM-project voor ondersteuning aan de kustwacht en vrijwillige terugkeer van migranten (€ 1,5 miljoen). 

Momenteel praat de EU met een aantal herkomst- en transitlanden en landen die veel vluchtelingen opvangen. Op korte termijn gaat het om Niger, Nigeria, Mali, Senegal en Ethiopië. Zo is het de bedoeling om verdrinkingen op de Middellandse Zee te voorkomen, en een meetbare toename van terugkeer en overname naar landen van herkomst en transit te realiseren. Daarbij willen we vluchtelingen en migranten de mogelijkheid geven om dichtbij huis te blijven en dus gevaarlijke reizen te vermijden.  
Op lange termijn moeten EU-breed afspraken worden gemaakt over het beheersen van migratiestromen, onder andere via de aanpak van grondoorzaken, de aanpak van mensensmokkel en het grensbeheer. Bij deze brede partnerschappen moeten zowel de belangen van de EU als de partnerlanden worden gediend, door inzet van alle instrumenten waarover de EU en de lidstaten beschikken (ontwikkelingssamenwerking, handel, studiebeurzen, visumbeleid etc.).

Vragen van het lid Azmani, M. (VVD)

Vraag:
Zouden de positieve effecten van de start-up regeling niet ook een rol kunnen spelen in herziening van deze zelfstandigenregeling? Bijvoorbeeld door een zogeheten referentensystematiek te hanteren, waarbij kennisinstellingen of bepaalde investeerders garant kunnen staan bij de tijdelijke toekenning om een onderneming hier te lande tot een succes te maken. Is staatssecretaris bereid ook dit onder de loep te nemen?

Antwoord:
In april 2016 heb ik mede de ‘Citydeal warm welkom talent’ ondertekend, samen met mijn collega’s van EZ, SZW en OCW en de vier steden Amsterdam, Den Haag, Eindhoven en Groningen. Doel van de Citydeal is de aantrekkingskracht van Nederland te vergroten voor ambitieus ondernemend talent uit het buitenland. De focus ligt op start-ups, scale-ups en zelfstandig ondernemers, inclusief kunstenaars. De Citydeal beslaat het hele proces van komen naar en vestigen/groeien in Nederland. Met behulp van een klantreis is de route van de ondernemer die zich in Nederland vestigt in beeld gebracht. De betrokken ministeries en steden werken nu aan een rapport en aanbevelingen. De gedachte van een gerenommeerde derde partij die instaat voor een ondernemer spreekt mij aan. Bij de startup-regeling werkt het systeem met goedgekeurde facilitators erg goed. Ik neem de suggestie van het lid Azmani daarom mee in de uitwerking van de aanbevelingen. Begin 2017 verwacht ik de Kamer te kunnen informeren.

Vragen van het lid Azmani, M. (VVD)

Vraag:
Kan de staatssecretaris een reflectie geven op het gebruik van de inherente afwijkingsbevoegdheid aan het begin van de procedure in plaats van het gebruik van de discretionaire bevoegdheid aan het eind van de procedure?

Antwoord:
De inherente afwijkingsbevoegdheid en mijn discretionaire bevoegdheid zijn twee verschillende dingen.
Artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht, waarin de inherente afwijkingsbevoegdheid is geregeld, houdt in dat in beginsel overeenkomstig een beleidsregel moet worden besloten. Tegelijkertijd bevat dit artikel een uitzondering voor het geval dat handelen conform de beleidsregel voor de vreemdeling gevolgen zou hebben die onevenredig zouden zijn in verhouding tot en met die beleidsregel te dienen doelen. De inherente afwijkingsbevoegdheid, die ziet op de toepassing van de beleidsregels, wordt in de aanvraagprocedure door de IND waar nodig toegepast.
Op grond van de discretionaire bevoegdheid ben ik bevoegd om een verblijfsvergunning te verlenen onder een beperking, die niet in het Vreemdelingenbesluit is geregeld en waar geen beleid op van toepassing is. Die bevoegdheid is niet dubbelop, omdat zich in de praktijk altijd onvoorziene gevallen zullen voordoen.

Vragen van het lid Azmani, M. (VVD)

Vraag:
Heeft het slechte gedrag van Afghanistan consequenties als het gaat om onbegeleide kinderen? En wat is de rol van Europa hierin?

Antwoord:
Met Afghanistan is een set afspraken overeengekomen over de aanpak van illegale migratie, inclusief terugkeer. Deze zogeheten Joint Way Forward (JWF) is een raamwerk dat bestaande bilaterale afspraken aanvult, maar niet vervangt. Voor Nederland betekent dit dat de samenwerking op het gebied van terugkeer primair plaatsvindt op basis van een bestaand bilateraal Memorandum of Understanding. Nederland zal Afghanistan wijzen op de verplichtingen die het zowel bilateraal als in het kader van de JWF is aangegaan. Voor wat betreft AMVs wordt er al langer met de Afghaanse autoriteiten gesproken over opvang na terugkeer. Daarbij komen zaken ter sprake als het opzetten van een opvanghuis, voogdij kwesties en het traceren van familie van de AMVs. Helaas heeft dit nog niet geleid tot een adequate oplossing. Nederland zal er voor pleiten dat deze onderwerpen ook door de Europese Unie in het kader van de JWF worden geadresseerd zodat de juiste voorwaarden aanwezig zijn – nogmaals: opvang, voogdij of familie – om AMV's veilig terug te kunnen sturen.

Vragen van het lid Azmani, M. (VVD)

Vraag:
Hoe denkt de staatssecretaris te handelen in 2017 met het illegalen quotum?

Antwoord:
Er zijn resultaatafspraken met betrekking tot de wijze waarop de politie het vreemdelingentoezicht handhaaft. Tot 2016 waren er afspraken over de aantallen vreemdelingen die de politie moest aanhouden. Daarbij moest de politie zich in eerste instantie richten op criminele en overlastgevende vreemdelingen. Vanaf 2016 zijn de afspraken over aantallen komen te vervallen. Dit vanwege de hoge instroom en herprioritering ten behoeve van het identificatie- en registratieproces en de aanpak van mensensmokkel. De afspraak om met name criminele en overlastgevende vreemdelingen aan te houden, geldt natuurlijk onverkort en vind ik nog steeds heel belangrijk. Door de focus niet meer zozeer op de kwantiteit, maar vooral op de kwaliteit te leggen, willen we juist zeker stellen dat de politie vooral werkt aan de uitzetting van deze ongewenste groep.

Vragen van het lid Azmani, M. (VVD)

Vraag:
Landen werken niet mee bij gedwongen vertrek. De terugkeercijfers zijn toegenomen. Wat verwacht de staatssecretaris op dit punt komend jaar? Hoe is de EU agenda op dit punt?

Antwoord:
Hoeveel vreemdelingen er uiteindelijk vertrekken, is afhankelijk van verschillende factoren. Zo hangt dit niet alleen af van de aantallen vreemdelingen die asiel aanvragen in Nederland, maar ook van de samenstelling van deze groep. In 2016 hebben bijvoorbeeld relatief veel vreemdelingen afkomstig uit een veilig land van herkomst asiel aangevraagd. Hun aanvragen worden vrijwel allemaal afgewezen. In die gevallen kan het vertrek van deze vreemdelingen snel ter hand worden genomen.
Verder hangt de mate waarin er vertrek gerealiseerd kan worden ook af van de vertrekbereidheid van de vreemdeling en, wanneer er geen reisdocumenten voorhanden zijn, van de medewerking van de landen van herkomst aan het verstrekken van vervangende reisdocumenten.
Wat de inspanningen in EU verband betreft:
Het EU actieplan terugkeer uit september 2015 bevat zowel maatregelen die zien op verbetering van het terugkeerproces in de EU zelf als op het verkrijgen van medewerking van herkomstlanden. De uitwerking daarvan is inmiddels een eind gevorderd. Onder het Nederlandse Voorzitterschap is onder meer gekeken naar maatregelen om oneigenlijk gebruik van rechten en procedures tegen te gaan. De resultaten daarvan worden gebruikt als input bij de huidige herziening van het EU-asiel acquis, in het bijzonder de procedurerichtlijn. Verder heeft de EU Grens- en Kustwacht (EGKW) een mandaat gekregen op het gebied van terugkeer en wordt er een terugkeerbureau opgericht binnen de EGKW. In het EU-actieplan is ook de basis gelegd voor een meer geïntegreerde benadering van herkomstlanden om terugkeer te realiseren. Dat heeft zijn beslag gekregen in de huidige aanpak van partnerschappen (ook wel "compacts" genoemd) met prioriteitslanden.
 

Vragen van het lid Azmani, M. (VVD)

Vraag:
Hoe gaat de staatssecretaris om met Marokko wanneer het gaat om het terugkeerbeleid? Er worden nadere afspraken gemaakt, maar tegelijkertijd zijn er tegenstrijdige berichten door de uitspraken van de minister van OCenW. Graag een reactie van de staatssecretaris.

Antwoord:
Ik verwijs naar mijn recente beantwoording van Kamervragen van de heer Azmani. Nederland en Marokko werken in het kader van de bilaterale relatie op vele terreinen samen. Inzet is om de relatie en samenwerking verder te verbeteren, ook op het gebied van migratie, waaronder de terugkeer van Marokkanen die hier illegaal verblijven. Het Kabinet geeft hier prioriteit aan en daarom vindt er nu zeer regelmatig contact plaats met Marokko. Zo heeft collega Ploumen deze problematiek opgebracht tijdens haar recente bezoek aan Marokko en is hierover gesproken met de Marokkaanse ambassadeur. Het klopt dat het kabinet ook via andere sectoren in landen investeert, ook via het cultuurbeleid. Dit soort gelden gaan doorgaans echter niet naar de regering. Een verband leggen tussen deze dossiers lijkt mij onlogisch.

Vragen van het lid Azmani, M. (VVD)

Vraag:
Wat is de laatste stand van zaken als het gaat om gesprekken die worden gevoerd met landen als Tunesië en Egypte. Klopt het dat Italië hier de lead in krijgt? Of is de Europese Commissie hier leidend? Wat kunnen we in dat kader van Malta verwachten dat komend half jaar het Europese Unie voorzitterschap overneemt, zullen zij net zo succesvol zijn als Nederland in het eerste half jaar van dit jaar?

Antwoord:
Er is geen sprake van een leidende rol van een specifieke lidstaat richting een van deze landen. De Hoge Vertegenwoordiger, mw Mogherini, is primair verantwoordelijk voor de ontwikkeling en uitvoering van de migratiepartnerschappen die nu worden gesloten met Ethiopië, Mali, Niger, Nigeria en Senegal. Met andere landen, als Tunesië en Egypte, vinden uiteraard ook gesprekken plaats over migratiesamenwerking binnen bestaande kaders en partnerschappen. Ook individuele lidstaten hebben contact met deze landen, zo ook Nederland. Wat Malta betreft ga ik ervan uit dat Malta zich, zoals een EU voorzitter betaamt, vanaf januari als een betrouwbare en efficiënte bemiddelaar en partner zal opstellen. Malta is weliswaar een kleine lidstaat en het voorzitterschap zal het nodige vergen qua capaciteit, maar ik zie nu al dat de nodige inzet aanwezig is om een goed voorzitterschap te draaien. Verder stel ik vast dat de Nederlandse en Maltese standpunten op migratie vaak goed op elkaar aansluiten, dus ik ga uit van een goede samenwerking.

Vragen van het lid Azmani, M. (VVD)

Vraag:
Waarom de moeite doen om een Dublin claim te leggen op Duitsland, wat weken, zo niet maanden in beslag neemt? Dat terwijl ondertussen alle rechtsmiddelen worden aangewend en iemand hier alle voorzieningen geniet en onze samenleving onveiliger maakt.,bijvoorbeeld incidenten Marokkanen Ter Apel en Groningen). Zouden we dit niet kunnen veranderen is de staatssecretaris bereid dit te verkennen?

Antwoord:
Het lid Azmani heeft gevraagd waarom, in voorkomende gevallen, door de IND wordt gekozen voor een Dublinprocedure in plaats van een snellere inhoudelijke afwijzing van de asielaanvraag. Ik deel dat dit een efficiënte afhandeling van de aanvraag kan zijn. Per 1 augustus 2016 is dit dan ook de praktijk ten aanzien van personen afkomstig uit de Westelijke-Balkan. Hun asielverzoeken worden snel behandeld en inhoudelijk afgewezen, waarna wordt ingezet op terugkeer. Ten aanzien van asielzoekers uit Marokko en Algerije zou het verkiezen van een snelle inhoudelijke afwijzing boven een Dublinprocedure echter niet opportuun zijn. Het inhoudelijk afwijzen van de aanvraag in Nederland betekent ook dat wij verantwoordelijk worden voor de terugkeer van de vreemdeling. Zoals u bekend werken de Marokkaanse en Algerijnse autoriteiten onvoldoende mee aan in het bijzonder gedwongen terugkeer. Dit laatste is voor het kabinet aanleiding om deze regeringen te benaderen, ook met het oog op het terugnemen van hun onderdanen. Zodra in dit proces de essentiële stappen zijn gezet, zal ik zeker overwegen of het snel inhoudelijk afwijzen van het asielverzoek van een Marokkaan of Algerijn te opteren is boven het starten van een Dublinprocedure.


Vragen van het lid Toorenburg, M.M. van (CDA)

Vraag:
Het opsporingspercentage ligt rond de 25% maar bij woninginbraken op 9,4% (volgens jaarverslag politie). Burgers zijn onzeker en voelen zich onveilig. Hoe kan de minister trots zijn op de cijfers High Impact Crime?

Antwoord:
De daling van het aantal woninginbraken de afgelopen jaren is te danken aan een breed pakket van maatregelen. De politie heeft naast opsporing ingezet op een verstoringsaanpak, bijvoorbeeld via intensievere controles en het verhinderen van heling. Er is ingezet op preventie door samenwerking met private partijen en door burgers te wijzen op wat ze zelf kunnen doen.
Er is alle reden om trots te zijn op de HIC-aanpak. Tussen 2011 en 2015 is het aantal woninginbraken gedaald met 27%. Dit betekent dat het aantal inbraken met 24.000 is afgenomen. Ook het aantal overvallen en straatroven is significant gedaald. Ten opzichte van 2011 zijn er in 2015 ruim duizend bedrijven minder overvallen en bijna 4.000 minder mensen beroofd op straat. Ook in 2016 zetten de dalingen door.
De ambitie blijft natuurlijk altijd om oplossingspercentages verder te verbeteren. Daarom investeert het kabinet in verschillende campagnes en activiteiten om onder meer de heterdaadkracht te verhogen.
We werken ook hierbij nauw samen met burgers en bedrijfsleven. Zo stimuleren we het gebruik van Whatsapp-groepen en samen met het bedrijfsleven het gebruik van vindsoftware op smartphones, tablets en laptops. Dit zijn goederen waar inbrekers, straatrovers en zakkenrollers het vaak op gemunt hebben. Gebruik van deze software maakt het voor de politie makkelijker om de daders te traceren.
Ook de landelijke uitrol van het Digitale Opkopers Register heeft mede tot doel om het ophelderingspercentage te verhogen. Politie en justitie gebruiken meldingen uit dit Digitaal Opkopersregister om verdachten van heling en diefstal op te sporen en te vervolgen.

Vragen van het lid Toorenburg, M.M. van (CDA)

Vraag:
De geregistreerde criminaliteit is gedaald. Is de criminaliteit gedaald of is de aangifte bereidheid gedaald? Wat is hierop de reactie van de minister?

Antwoord:
In het WODC-onderzoek hierover is er door de onderzoekers geen verandering geconstateerd in de bereidheid van burgers om melding of aangifte te doen over de afgelopen 10 jaar. Uit hetzelfde onderzoek blijkt ook dat een deel van de aangiften inmiddels via internet binnenkomt. Dit geeft aan dat de burgers de meerdere wegen die voor aangiften beschikbaar zijn, weten te vinden.

Vragen van het lid Toorenburg, M.M. van (CDA)

Vraag:
Wat is de reactie van de minister op het voorstel van het CDA om, nadat aangifte is gedaan, schade te verhalen op de dader?

Antwoord:
Voor slachtoffers moet het zo makkelijk mogelijk worden gemaakt hun schade te verhalen op de dader. Op 28 november jl. heb ik u geïnformeerd over de evaluatie van het schadeverhaal voor slachtoffers (Kamerstuk 33552, nr. 25). Het onderzoek laat zien dat de praktijk van het voegen van slachtoffers voor schadevergoeding via het strafproces de afgelopen jaren sterk is verbeterd. Deze route is doorgaans eenvoudiger dan de civiele procedure. Verbeterpunten om het schadeverhaal via voeging in het strafproces nog makkelijker te maken voor slachtoffers worden in de eerste helft van 2017 uitgewerkt. Daarbij heb ik het CJIB en het OM gevraagd om na te denken over mogelijkheden om de inning van schadevergoedingsmaatregelen verder te verbeteren, bijvoorbeeld via verruiming van het betalingsregelingenbeleid. De voorstellen van de leden van de CDA-fractie om de rol van het CJIB te versterken zie ik met belangstelling tegemoet. 

Vragen van het lid Toorenburg, M.M. van (CDA)

Vraag:
Er zijn nauwelijks aangiftes en oplossingen bij internetoplichting. Wat is de reactie van de minister op de voorstellen van het CDA om extra te investeren in het Landelijk Meldpunt Internetoplichting?

Antwoord:
Cybercrime maakt onderdeel uit van de Veiligheidsagenda 2015-2018.  Het is de bedoeling dat het Landelijk Meldpunt Internet Oplichting (LMIO) in 2017 structureel onderdeel wordt van de politieorganisatie. Het kabinet zet in op versterking van de kennis over internetoplichting in de eenheden en het Nationaal Detectienetwerk. Het (aanvullende) structurele budget voor cybersecurity en cybercrime (ruim €14 miljoen) wordt daarom benut voor het opleiden van circa 90 politiemensen en de verstrekking van de nodige ICT-middelen (€ 1,4 miljoen in 2017 en 1,5 mln structureel vanaf 2018) en voor capaciteit en ICT voor het Nationaal Detectie Netwerk (NDN) (€ 3,5 miljoen in 2017 en € 12,9 miljoen structureel vanaf 2018). Met deze investeringen kan er meer aandacht besteed worden aan detectie en respons van cyberaanvallen en het behandelen van aangiften van internetoplichting.

Vragen van het lid Toorenburg, M.M. van (CDA)

Vraag:
Wil de staatssecretaris de strafrechtelijke leeftijd voor jeugdigen verlagen of juist verhogen?

Antwoord:
Ik sta voor een zo doeltreffend en effectief mogelijke aanpak van zeer jeugdige daders. Ik stel vast dat de wetenschap en de rechtspraak het effect van straffen van zeer jeugdige daders ter discussie stellen. Zo blijkt het effect beperkt op de veiligheid van de maatschappij en op de positieve ontwikkeling van de jeugdige. Daarom is het voorstel andere – doeltreffender en effectievere - manieren in te zetten om jeugdigen op het rechte pad te krijgen en te houden.
Dit zal de justitiële jeugdketen ontlasten, maar dit is niet de primaire overweging. Ik benadruk hierbij dat het strafrecht toepasbaar blijft bij daders vanaf 12 jaar als de persoonlijkheid van de jeugdige of de bijzondere ernst van het delict daartoe aanleiding geeft.
Ik heb ook de RSJ hierover om advies gevraagd. Dit advies zal ik, met beleidsreactie, aan uw Kamer sturen, zodat wij er daarna over kunnen spreken.

Vragen van het lid Toorenburg, M.M. van (CDA)

Vraag:
Investeringen OM in aanpak ondermijnende criminaliteit: Komt er extra mankracht voor? De suggestie van het CDA is extra mankracht voor ondermijnende criminaliteit, drugsbaronnen en liquidaties. Gaat de minister door met de harde lijn van de aanpak drugsbeleid?

Antwoord:
De aanpak van ondermijnende criminaliteit heeft hoge prioriteit en dat blijft zo. Op 29 november jl. heb ik uw Kamer per brief geïnformeerd dat ik ruim € 5,5 miljoen extra investeer in de aanpak van ondermijnende criminaliteit. Hiermee worden door het OM op vier locaties bovenregionale ondermijningsteams ingericht, waarvoor het OM haar capaciteit met 46 fte uitbreidt: 2 fte (senior) officier van justitie/advocaat-generaal; 12 fte officier van justitie; 12 fte parketsecretaris; 8 fte beleidsmedewerker; 8 fte administratief medewerker en 4 fte rijksrechercheurs.
 
De harde lijn als het gaat om de bestrijding van georganiseerde drugscriminaliteit blijft onverkort onderdeel uitmaken van de integrale aanpak van ondermijnende criminaliteit.

Vragen van het lid Toorenburg, M.M. van (CDA)

Vraag:
Wat kan het kabinet doen om vrouwen in het hele land te beschermen tegen (straat) intimidatie? Het wordt nu lokaal geregeld via een algemene plaatselijke verordening, moet dit niet landelijk worden geregeld?

Antwoord:
Het is mogelijk om bepaalde vormen van seksuele intimidatie in een APV te regelen in het belang van de handhaving van de openbare orde. Deze mogelijkheden worden begrensd door het recht op het vrijheid van meningsuiting, waarop slechts bij wet in formele zin beperkingen kunnen worden aangebracht. Het draait dus om de vraag of het desbetreffende APV-verbod op intimidatie daadwerkelijk neerkomt op een beknotting van de uitingsvrijheid. Is daarvan sprake dan is een dergelijke regeling voorbehouden aan de landelijke wetgever. Daarnaast kan straat- en seksuele intimidatie, afhankelijk van de omstandigheden van het concrete geval, op verschillende manieren strafrechtelijk worden aangepakt. Bijvoorbeeld op grond van de zedendelicten (verkrachting, aanranding, vormen van ontucht, schending van de eerbaarheid) of de uitingsdelicten (belediging, laster, smaad etc.). Ook bevat de Algemene Wet gelijke behandeling een expliciet verbod op seksuele intimidatie.

Vragen van het lid Toorenburg, M.M. van (CDA)

Vraag:
In het antwoord op schriftelijke vragen is gezegd dat de investering in het Openbaar Ministerie pas wordt overgeheveld vanuit het ministerie van Financiën als er een concreet plan is voor de besteding van de intensivering. Betekent dit dat er nog helemaal niets is gebeurd als het gaat om de investering in de strafrechtketen?

Antwoord:
In de nota van wijzing op de begroting 2017 (aan uw Kamer gezonden op 25 november jl.) zijn de middelen al overgeheveld naar het ministerie van VenJ. Er is dus voortvarend gewerkt aan het concretiseren van de besteding van de extra gelden in  de strafrechtketen en andere intensiveringen. Na instemming van uw Kamer met de middels nota van wijzing gewijzigde begroting kunnen de investeringen met grote voortvarendheid uitgevoerd gaan worden. 

Vragen van het lid Toorenburg, M.M. van (CDA)

Vraag:
Kan de staatssecretaris 'handen en voeten' geven aan het adolescenten strafrecht en het verhogen van de strafbaarheid in het jeugdrecht?

Antwoord:
In mijn brief (nummer 28741-29) van 1 november 2016 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de voortgang van het adolescentenstrafrecht na de invoering in 2014 en het monitorings- en evaluatieprogramma dat het WODC hierover uitvoert.
 
Het WODC concludeert dat: "[…] op basis van deze eerste bevindingen, het adolescentenstrafrecht benut wordt”. Het WODC heeft vastgesteld dat in het eerste jaar na de invoering het aantal keren dat het jeugdstrafrecht is toegepast bij jongvolwassenen van 18 tot 23 jaar, is gestegen van minder dan 1 procent naar ruim 4 procent van het totale aantal zaken bij die leeftijdsgroep. Uitgedrukt in aantallen zaken gaat het om een stijging van minder dan 40 zaken per kwartaal naar rond de 100 zaken per kwartaal waarin het adolescentenstrafrecht is toegepast. Dat is ruim een verviervoudiging in het eerste jaar na invoering. Ik vind dat een bemoedigend resultaat.
 
In mijn brief heb ik tegelijkertijd aangegeven dat er meer onderzoek nodig is om te beoordelen of en hoe het adolescentenstrafrecht in de praktijk werkt. In 2017 komt het WODC met het kenmerkenonderzoek, waarin de doelgroep van het adolescentenstrafrecht wordt bekeken en de procesevaluatie, waarin onder andere met ketenpartners wordt gesproken over successen en knelpunten en wordt onderzocht in hoeverre er regionale verschillen bestaan in de toepassing van het adolescentenstrafrecht. Op die resultaten wil ik niet vooruitlopen. Daarom wil ik vasthouden aan het ingezette beleid. Door deze lijn te continueren, kan bij afloop van het monitorings- en evaluatieprogramma in 2019 een duidelijk antwoord gegeven kunnen worden op de vraag of de invoering succesvol is geweest.
 
Zie voor het overige het antwoord op vraag 54.

Vragen van het lid Toorenburg, M.M. van (CDA)

Vraag:
Welke maatregelen neemt de minister om de Rijksrecherche in staat te stellen hun werk te doen?

Antwoord:
Als onderdeel van de internsivering in het Openbaar Ministerie ontvangt de Rijksrecherche volgend jaar €110.000, oplopend tot €440.000 structureel vanaf 2019.  Dit leidt tot versterking op onder meer de volgende punten:
-        De informatiepositie wordt structureel versterkt. Het informatieknooppunt in opbouw wordt verder ingericht en gaat samenwerken met het anti corruptiecentrum van de FIOD en met OM en politie.
-        De rijksrecherche verdiept haar inzet op onderzoek naar partijen als geheimhouders en criminele organisaties die de rechtsgang ondermijnen, naar diefstal van staatsgeheime of vertrouwelijke informatie en naar strafbare beïnvloeding en infiltratie van rechtsstaat, democratie en openbaar bestuur door criminelen en buitenlandse overheden.
-        De rijksrecherche gaat meer samenwerken bij en participeren in andermans onderzoeken, richt zich daarbinnen tot inbreng van het rijksrecherchespecialisme en treedt eigenstandig op waar onpartijdigheid of discretie dit vergen.

Vragen van het lid Toorenburg, M.M. van (CDA)

Vraag:
Hoe staat het ervoor met mobiel werken op straat als er straks minder politiebureaus zijn?

Antwoord:
Voorop staat dat de politie nabij en laagdrempelig aanwezig wil zijn en blijven. Het locatie-onafhankelijk werken krijgt steeds verder vorm. MEOS is dit jaar al deels uitgerold. Ook zullen mede door de extra investeringen in de gebiedsgebonden politiezorg chromebooks door agenten in gebruik worden genomen. Tussen mijn departement, de politie en het gezag bestaat overeenstemming over het huisvestingsplan. Daarbij is afgesproken dat een adequate dienstverlening een harde voorwaarde is. Door locatie-onafhankelijk te werken, wordt dit op moderne wijze gerealiseerd. De politie komt daarmee juist dichter naar onze inwoners.

Vragen van het lid Toorenburg, M.M. van (CDA)

Vraag:
Heeft de politie wel adequate apparatuur?

Antwoord:
Politieagenten kunnen alle aan hen opgedragen taken met de huidige middelen uitvoeren. Uiteraard zijn er altijd wensen om het materieel verder te vernieuwen en te ontwikkelen. Deze wensen moeten steeds worden beoordeeld in het kader van het besteedbare budget voor ICT, uniformen, voertuigen, etc. Het budget voorziet in de mogelijkheid tot vernieuwing.

Vragen van het lid Toorenburg, M.M. van (CDA)

Vraag:
De Rijksrecherche kan het werk niet aan. Welke maatregelen gaat de minister treffen om dit op orde te brengen?

Antwoord:
Als onderdeel van de internsivering in het Openbaar Ministerie ontvangt de Rijksrecherche volgend jaar €110.000, oplopend tot €440.000 structureel vanaf 2019.  Dit leidt tot versterking op onder meer de volgende punten:
-        De informatiepositie wordt structureel versterkt. Het informatieknooppunt in opbouw wordt verder ingericht en gaat samenwerken met het anti corruptiecentrum van de FIOD en met OM en politie.
-        De rijksrecherche verdiept haar inzet op onderzoek naar partijen als geheimhouders en criminele organisaties die de rechtsgang ondermijnen, naar diefstal van staatsgeheime of vertrouwelijke informatie en naar strafbare beïnvloeding en infiltratie van rechtsstaat, democratie en openbaar bestuur door criminelen en buitenlandse overheden.
-        De rijksrecherche gaat meer samenwerken bij en participeren in andermans onderzoeken, richt zich daarbinnen tot inbreng van het rijksrecherchespecialisme en treedt eigenstandig op waar onpartijdigheid of discretie dit vergen.

Vragen van het lid Toorenburg, M.M. van (CDA)

Vraag:
Er is versterking als het gaat om de aanpak van cybercrime. Hoeveel mensen zijn er al aangenomen?

Antwoord:
Op peildatum 1 juli 2016 waren er 538 fte Digitale Experts in dienst. Sedertdien zijn er in totaal 69 fte geworven. Daarnaast worden er met de intensivering op cybercrime 90 politieagenten meer opgeleid vooor inzet op aanpak reguliere cybercrime. Daarnaast worden de regionale cybercrime teams met moderne ICT middelen uitgerust.

Vragen van het lid Toorenburg, M.M. van (CDA)

Vraag:
De aanrijtijden van de politie zijn vreselijk. Wat heeft een afgelegen gemeente aan een gemiddelde aanrijtijd?

Antwoord:
Landelijk gezien wordt de norm gehaald, maar in sommige landelijke gebieden, waaronder de Marne, is dit inderdaad lastig. Zoals ik u in de voortgangsbrief aangaf, wordt hier gekeken naar lokaal maatwerk, waarbij in samenspraak met het lokaal gezag oplossingsrichtingen worden onderzocht.

Vragen van het lid Toorenburg, M.M. van (CDA)

Vraag:
Er worden vrijwilligers en burgers ingezet bij de opsporing van cybercrime. Dat moeten wij niet willen. Hoe gaat de minister de opsporing van cybercrime op niveau brengen?

Antwoord:
Het team High Tech Crime is op sterkte en op orde. De aandacht gaat nu uit naar het op niveau brengen van de opsporing van cybercrime in de eenheden. Daarvoor worden verschillende  maatregelen getroffen. Voorbeelden zijn het aantrekken van zij-instromers op het terrein van digitale expertise en investeren in opleidingen en ICT. Voor dit laatste is € 1,5 miljoen extra vrijgemaakt.

Vragen van het lid Toorenburg, M.M. van (CDA)

Vraag:
Hoe staat het met de voortgang van de versterking van opsporing? Is er al een plan van aanpak?

Antwoord:
Vorig jaar november heb ik u de contourennota opsporing gezonden. Daarin is een groot aantal maatregelen voor het verbeteren van de kwaliteit van de opsporing opgesomd. De politie en het Openbaar Ministerie voeren deze nu uit. Als voorbeeld noem ik het vergroten van parate kennis en het verhogen van het niveau van intake en service bij de politie. Tegelijkertijd wordt er ook nagedacht over de opsporing van de toekomst. Dit gebeurt in goede samenspraak met het Openbaar Ministerie, burgemeesters en bijzondere opsporingsdiensten. Het streven is deze visie begin volgend jaar aan uw Kamer te sturen.

Vragen van het lid Toorenburg, M.M. van (CDA)

Vraag:
Onderzoekers zijn na analyse van casuïstiek vanaf januari 2010 tot heden tot de slotsom gekomen dat 153 zaken met vrouwelijke slachtoffers van (ex-)partnerdoding met die van Linda van der Giesen overeenkomen. Deze deskundigen bepleiten daarom een andere, meer analytische, intake door de politie. Ze stellen, bij de opname van aangiften door de politie, een methodiek en nieuwe handelingswijze voor, die ook past binnen de aanbevelingen van de commissie Eenhoorn. Het betreft de Lethality Screen. Waarom wordt deze methode niet landelijk uitgerold in Nederland?

Antwoord:
Naar aanleiding van het rapport van de commissie Eenhoorn zijn de werkwijzen in alle eenheden aangscherpt en wordt nu gewerkt aan een nieuwe aanpak. Ik zie nu dan ook geen aanleiding om met deze methode uit Arizona te gaan werken.

Ik zal laten bezien of de Lethality Screen nog elementen bevat waarmee de werkwijze van de politie kan worden aangevuld c.q. die kunnen worden meegenomen in de verbeterde aanpak.

Vragen van het lid Toorenburg, M.M. van (CDA)

Vraag:
De minister bagatelliseert de berichten over de Centrale Ondernemingsraad van de politie terwijl deze grote impact hebben. Neemt de minister deze berichten wel serieus? De oproep aan de minister is om dit niet meer te doen. De berichten zijn storend voor politiemensen op straat en de samenleving.

Antwoord:
Integendeel, ik neem het onderzoek zeer serieus. In het Algemeen Overleg over de onderzoeksopdracht heb ik nog uitgebreid met uw Kamer gesproken over het grote belang van dit onderzoek. Daar kan geen misverstand over bestaan.


Vragen van het lid Keijzer, M.C.G. (CDA)

Vraag:
Hoeveel Ethiopiërs worden uitgezet?

Antwoord:
In 2016 zijn t/m oktober in totaal ketenbreed 80 Ethiopiërs vertrokken. Dit betreft zowel zelfstandig als gedwongen vertrek.

Vragen van het lid Keijzer, M.C.G. (CDA)

Vraag:
Voor welke veilige landen kennen we op dit moment een terugkeervergoeding? Moeten we deze bestaande terugkeervergoeding niet nu al tegen het licht houden in plaats van pas als er problemen ontstaan?

Antwoord:
Ik deel met u dat oneigenlijk gebruik van de terugkeerondersteuning onwenselijk is; al helemaal als vreemdelingen naar Nederland zouden komen voor deze terugkeerondersteuning. In het recente verleden is een aantal keren op ad hoc basis het bieden van financiële ondersteuning beperkt. In 2010 is in het huidige stelsel wel reeds getracht dit meer structureel te regelen door onderdanen uit visumvrije landen van financiële ondersteuning uit te sluiten. Inmiddels is gebleken dat dit niet afdoende is. In mijn brief van 17 november jl. heb ik aangegeven dat ook de landen in de ring rondom Europa worden uitgesloten. Met dat besluit zijn in een keer veel veilige landen van herkomst uitgesloten van financiële ondersteuning en geldt enkel nog voor de veilige landen Ghana, Senegal, Jamaica en India geen beperking.
Zoals aangegeven in mijn brief van 17 november zal ik het stelsel inzake terugkeerondersteuning de komende tijd, samen met mijn collega van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, verder uitwerken waarbij ik streef naar een stelsel waarin niet steeds op ad hoc basis beperkingen hoeven te worden doorgevoerd.

Vragen van het lid Keijzer, M.C.G. (CDA)

Vraag:
De Duitse minister heeft plannen om vluchtelingen op bootjes per direct terug te sturen en vanaf bepaalde plekken de asielaanvraag te laten doen. Hoe is dit op de JBZ-raad agenda gekomen? En welke stappen zijn er genomen?

Antwoord:
 Het beeld dat ik heb is dat de Duitse intenties aansluiten op de kabinetsaanpak van de Europese asielproblematiek zoals uiteengezet in de Kamerbrief van 8 september 2015, wat een welkome ontwikkeling is. Nederland zal de Europese Commissie en het Voorzitterschap aan blijven sporen om samenwerking met derde landen op Europees niveau langs deze lijnen te realiseren.
 
De wens tot aanpassing van het Vluchtelingenverdrag heb ik vaker gehoord. Dit instrument dateert evident uit een andere tijd, maar ik zie in een dergelijke aanpassing geen verbeteringsperspectief of oplossing. Veel van wat we willen en nodig hebben kan binnen de huidige verdragsrechtelijke kaders reeds worden uitgevoerd, dus ik zou daar onze energie en middelen in willen steken, en niet in onderhandelingen over verdragswijzigingen met onzekere uitkomst.

Vragen van het lid Keijzer, M.C.G. (CDA)

Vraag:
Wat doet de staatssecretaris op de lange termijn om de situatie van 2015 die ontstond na de enorme instroom te voorkomen?

Antwoord:
Ten eerste investeer ik binnen de Europese Unie en internationaal om gezamenlijk de instroom te beperken. In mijn brief van 8 september 2015 over de Europese asielproblematiek zette ik de uitgangspunten van het kabinet daarbij uiteen. Die uitgangspunten zijn wat mij betreft nog steeds van kracht.
 
Binnen Nederland is in de afgelopen periode veel geleerd van de wijze waarop we de hoge instroom gezamenlijk hebben aangepakt. Rijk en VNG hebben het bestuursakkoord en het uitwerkingsakkoord verhoogde asielinstroom gesloten om gezamenlijk de hoge instroom in goede banen te leiden en te bevorderen dat zij die een verblijfsvergunning krijgen goed kunnen landen in de gemeenten. We hebben landelijke en regionale regietafels opgezet, waarmee we de vinger aan de pols houden en betrokken partijen snel bestuurlijk met elkaar kunnen schakelen.
  
Daarnaast vindt het kabinet het wenselijk om tegen het licht van onvoorspelbare asielinstroom en de navenante druk op de asielketen opties uit te werken voor een flexibeler opvangsysteem. Het betreft een complex vraagstuk dat nauw samenhangt met de huidige inrichting van het asielproces en waarbij diverse belangen en partijen een rol spelen. Ik pak dit vraagstuk dan ook in samenspraak met het lokaal bestuur en maatschappelijke organisaties op die een rol vervullen in het huidige asielproces.

Vragen van het lid Keijzer, M.C.G. (CDA)

Vraag:
Waarom houden we vast aan de deal met Turkije nu die niet echt meer nodig is? Wat doet de staatssecretaris hieraan in Europa?

Antwoord:
Ik ben het er niet mee eens dat de afspraken en samenwerking op grond van de EU-Turkije Verklaring niet meer nodig zijn. De significante daling van het aantal migranten dat de levensgevaarlijke oversteek vanuit Turkije naar Griekenland waagt, bevestigt het belang van de afspraken. Daarnaast vindt op basis van de Verklaring terugkeer plaats, en hervestiging van Syrische vluchtelingen vanuit Turkije naar EU-lidstaten. Met andere woorden, deze afspraken zijn en blijven nodig. Niemand wil tenslotte terug naar de situatie van grote, ongecontroleerde instroom in de periode voor de EU-Turkije Verklaring; daar bestaat in Europa brede overeenstemming over.


Vragen van het lid Recourt, J. (PvdA)

Vraag:
Hoe houden we invloed op onze persoonlijke gegevens en hoe mogen die worden gebruikt? Wat doen we als de gegevensverwerking discriminerend uitpakt? Hoe ver mogen bedrijven ingrijpen in ons persoonlijke leven? Voldoen nationale grenzen nog met een world wide web?

Antwoord:
We hebben invloed op onze persoonlijke gegevens en het gebruik daarvan door de plichten die de wetgeving aan de verantwoordelijke voor de gegevensverwerking oplegt en de rechten die de burger heeft. Vanaf mei 2018 zullen de plichten en rechten gelden die in de Algemene verordening gegevensbescherming en de Richtlijn gegevensbescherming opsporing en vervolging zijn vastgelegd. Daarin zijn de regels voor dataprotectie aangepast aan de digitale ontwikkelingen. Het gaat bij de verordening onder meer om verplichtingen om betrokkenen te informeren over de verwerking van persoonsgegevens die op hen betrekking hebben, het inzagerecht, het correctierecht, het recht op vergetelheid en het recht op beperking van de verwerking. De verordening bevat voor de verantwoordelijke ook de verplichting om bij profilering passende maatregelen te treffen ter bescherming van de rechten en vrijheden en gerechtvaardigde belangen van de betrokkene. Het gaat daarbij volgens overweging 71 om maatregelen die moeten voorkomen dat deze profilering voor natuurlijke personen discriminerende gevolgen zou hebben. Bedrijven worden door plichten en rechten als deze beperkt in hun mogelijkheden om in ons persoonlijk leven in te grijpen. Juist het grensoverschrijdende karakter van internet heeft een impuls gegeven om deze nieuwe Europese regelgeving tot stand te brengen, met versterking van de mogelijkheden om – ook in Europees verband - toezicht te houden op de rechtmatigheid van de gegevensverwerking.

We hebben invloed op onze persoonlijke gegevens en het gebruik daarvan door de plichten die de wetgeving aan de verantwoordelijke voor de gegevensverwerking oplegt, en de rechten die de burger heeft. Vanaf mei 2018 zullen de plichten en rechten gelden die in de Algemene verordening gegevensbescherming en de Richtlijn gegevensbescherming opsporing en vervolging zijn vastgelegd. Daarin zijn de regels voor dataprotectie aangepast aan de digitale ontwikkelingen. Het gaat bij de verordening onder meer om verplichtingen om betrokkenen te informeren over de verwerking van persoonsgegevens die op hen betrekking hebben, het inzagerecht, het correctierecht, het recht op vergetelheid en het recht op beperking van de verwerking. De verordening bevat voor de verantwoordelijke ook de verplichting om bij profilering passende maatregelen te treffen ter bescherming van de rechten en vrijheden en gerechtvaardigde belangen van de betrokkene. Het gaat daarbij volgens overweging 71 om maatregelen die moeten voorkomen dat deze profilering voor natuurlijke personen discriminerende gevolgen zou hebben. Bedrijven worden door plichten en rechten als deze beperkt in hun mogelijkheden om in ons persoonlijk leven in te grijpen. Juist het grensoverschrijdende karakter van internet heeft een impuls gegeven om deze nieuwe Europese regelgeving tot stand te brengen, met versterking van de mogelijkheden om – ook in Europees verband - toezicht te houden op de rechtmatigheid van de gegevensverwerking.
 
Er kan sprake zijn van spanning tussen de grenzeloosheid van het internet en de opsporing, die uitgaat van nationale jurisdictie. Voor grensoverschrijdende opsporing in cyberspace wordt internationaal ingezet op het versterken van de samenwerking en het oplossen van het jurisdictievraagstuk bij de opsporing in cyberspace. In het wetsvoorstel computercriminaliteit III (CCIII) is het uitgangspunt dat er rechtshulp wordt gevraagd als de te verrichten opsporingshandelingen betrekking hebben op gegevens die zich op het territorium van een andere staat bevinden.

Vragen van het lid Recourt, J. (PvdA)

Vraag:
Wil de minister met een voorstel komen voor een commissie die onderzoekt hoe om te gaan met de normen voor social media en in kaart brengt wat we kunnen doen om normen te stellen aan Facebook, Google, Twitter en aan de gebruikers van hun diensten en die de wenselijkheid van de mogelijkheden onderzoekt die voortkomen uit de datarevolutie, zoals het gebruik van persoonsgegevens?

Antwoord:
Als uitingen op social media te ver gaan, kan daartegen evenals in de reële wereld worden opgetreden op grond van de bepalingen in het strafrecht die belediging, smaad, laster, haat zaaien, het oproepen tot geweld en discriminatie strafbaar stellen. Daarvoor zijn op zich geen nieuwe inhoudelijke normen nodig. Hetzelfde geldt in beginsel ook voor het gebruik van persoonsgegevens in de digitale samenleving. Ik wijs in dat verband op de recent tot stand gebrachte Algemene verordening gegevensbescherming van de Europese Unie waarin de regels voor dataprotectie zijn aangepast aan de digitale ontwikkelingen.
Niettemin ligt er een uitdaging om – uiteraard met behoud van grondrechten als de vrijheid van meningsuiting – normen die bijvoorbeeld grenzen aan die vrijheid stellen, ook in de digitale omgeving in voldoende mate tot hun recht te laten komen. Daarom worden er al verschillende initiatieven ontwikkeld om te bezien hoe deze uitdaging het best kan worden opgepakt. Vanwege het grenzeloze karakter van internet geldt daarbij dat een aanpak in internationaal verband de voorkeur verdient. In dat verband is van belang dat de Special Rapporteur Freedom of Expression and Opinion van de Verenigde Naties onlangs een rapport heeft uitgebracht over de rol van internet intermediairies als Facebook en Google. Verder werkt het Steering committee on media and information society van de Raad van Europa met Nederlandse inbreng aan een aanbeveling over onder meer de rol van internet intermediaries en de mensenrechtelijke dimensie van algoritmen. Deze aanbeveling zal naar verwachting eind 2017 gereed zijn. Bij de voorbereiding van deze aanbeveling neemt de dialoog met de sector een belangrijke plaats in. Nederland is daarvan ook altijd een voorstander geweest. In Nederland zelf zal het Rathenau Instituut op verzoek van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties binnenkort een rapport uitbrengen over de mogelijkheden van bescherming van publieke waarden in de digitale samenleving. Dit rapport zal ook betrekking hebben op het gebruik van persoonsgegevens in deze digitale samenleving. Verder wijs ik op de recente brief van het ministerie van EZ over Big Data in de particuliere sector en de eveneens recente kabinetsreactie op het WRR-rapport “Big Data in een vrije en veilige samenleving”. Het pleidooi om een commissie in te stellen die in kaart brengt wat we kunnen doen om normen te stellen aan social media en de omgang met persoonsgegevens in de digitale samenleving kan ik niet los zien van ontwikkelingen als deze. Ik wil daarom tenminste het rapport van het Rathenau Instituut afwachten alvorens in samenhang met de andere ontwikkelingen een oordeel te vellen over de wenselijkheid van zo’n commissie.
 

Vragen van het lid Recourt, J. (PvdA)

Vraag:
Hoe speelt de minister in op digitale misdaad? Kan en wil de minister nog voor de verkiezingen met een Plan van Aanpak voor de toekomst van cybercrime komen?

Antwoord:
Bij brief van 5 september 2016 – bij het aanbieden van het cyber security beeld -  heb ik u bericht over het actieprogramma bij de tweede nationale cybersecurity strategie (NCSS). Dit actieprogramma bevat een breed scala aan activiteiten en de geboekte resultaten zijn significant. Om de aanpak van cybercrime stevig aan te pakken, is het wetgevingstraject voor de wet computercriminaliteit III ingezet dat de politie meer slagkracht geeft voor de opsporing in cyberspace.
 
Internationaal wordt ingezet op het versterken van de samenwerking en het harmoniseren van wetgeving bijvoorbeeld tijdens de Global Conference on Cyberspace 2015. Daarnaast zijn dit jaar onder het Nederlands voorzitterschap van de EU raad van ministers raadsconclusies aangenomen over criminal justice in cyberspace, die in samenwerking met de lidstaten en private partijen door de commissie worden uitgevoerd.
 
Voorts loopt de uitvoering van de afspraken van de veiligheidsagenda 2015 – 2018 over de aanpak van cybercrime in deze agenda volgens planning. Bij wijziging van de begroting is € 1,5 miljoen structureel vrijgemaakt voor de aanpak van cybercrime. Zoals in de beantwoording van de vragen van het lid Tellegen reeds is aangegeven betreft dit een eerste intensivering en zal in 2017 worden gewerkt aan de doorontwikkeling van onze aanpak om Nederland nu en in de toekomst veilig te houden.
 
Ik wijs er verder op dat inmiddels het publiek–privaat advies met betrekking tot het belang van cybersecurity voor de Nederlandse economie en maatschappij dat de Cyber Security Raad aan mevrouw Verhagen, had gevraagd, is verschenen. Ik hecht er aan om de beleidsopvolging publiek-privaat vorm te geven. Hiertoe zal ik in het eerste kwartaal 2017 drie ronde tafel gesprekken organiseren. Mede op basis van het advies en de gesprekken zullen activiteiten voor 2017 en verder worden vormgegeven.

Vragen van het lid Recourt, J. (PvdA)

Vraag:
Is er afgelopen week nog voortgang geboekt op 'bed, bad en brood'? Zijn er gemeenten die zich bij de staatssecretaris hebben gemeld?

Antwoord:
Ik heb de Tweede Kamer in mijn brief van 21 november jl. over dit onderwerp gemeld dat mijn deur voor overleg open staat, mits gemeenten bereid zijn om de deur van de bed bad en broodvoorzieningen te sluiten. Deze sluiting is voor mij voorwaardelijk om weer in overleg te gaan. Ik ben er namelijk van overtuigd dat het in stand houden van een parallel opvangsysteem van gemeenten de beoogde werking van de lokale vreemdelingenvoorzieningen ondermijnt.  Bij mij hebben zich na deze brief nog geen gemeenten gemeld om opnieuw te spreken over de Lokale Vreemdelingenvoorziening.
 

Vragen van het lid Recourt, J. (PvdA)

Vraag:
Waar blijven de mediationwetten? Wilt u ze nog voor de verkiezingen indienen?

Antwoord:
Het wetsvoorstel bevordering mediation is in consultatie gegeven en de termijn is inmiddels gesloten. Ik heb tientallen adviezen ontvangen die momenteel verwerkt worden. Daarna gaat het voorstel zo spoedig mogelijk naar de Raad van State voor advies. Er leven veel verschillende ideeën over hoe mediation te bevorderen en met inachtneming van al die gedachten en wensen probeer ik voorstellen te doen die op voldoende steun kunnen rekenen en de mediationpraktijk verder kunnen helpen.   

Vragen van het lid Recourt, J. (PvdA)

Vraag:
Is de staatssecretaris bereid om de uithuisplaatsing als kinderbeschermingsmaatregel uit de nieuwe wet te laten?

Antwoord:
Ik kan u verzekeren dat het voorstel alleen zal gaan gelden voor ondertoezichtstellingen zonder uithuisplaatsing.

Vragen van het lid Recourt, J. (PvdA)

Vraag:
Is er een flexibele opvangcapaciteit? Heeft Justitie geleerd?

Antwoord:
Op de korte termijn is er voldoende flexibiliteit om een hernieuwde hoge instroom aan te kunnen, omdat we ruim voldoende opvangplekken beschikbaar hebben.
 
Daarnaast werkt het ministerie van Veiligheid en Justitie – in opdracht van het kabinet – in het licht van de onvoorspelbare asielinstroom en de navenante druk op de asielketen, opties uit voor een flexibeler opvangsysteem. Het betreft een complex vraagstuk dat nauw samenhangt met de huidige inrichting van het asielproces en waarbij diverse belangen en partijen een rol spelen. Ik pak dit vraagstuk dan ook in samenspraak met het lokaal bestuur en maatschappelijke organisaties op die een rol vervullen in het huidige asielproces.
 
Binnen Nederland is in de afgelopen periode veel geleerd over de wijze waarop we de hoge instroom gezamenlijk hebben aangepakt. Rijk en VNG hebben het bestuursakkoord en het uitwerkingsakkoord verhoogde asielinstroom gesloten om gezamenlijk de hoge instroom in goede banen te leiden en te bevorderen dat zij die een verblijfsvergunning krijgen goed kunnen landen in de gemeenten. We hebben landelijke en regionale regietafels opgezet, waarmee we de vinger aan de pols houden en betrokken partijen snel bestuurlijk met elkaar kunnen schakelen.

Vragen van het lid Recourt, J. (PvdA)

Vraag:
Waarom pakken we mediation in het strafrecht niet op?

Antwoord:
Zoals bekend draag ik het instrument mediation in strafrecht een warm hart toe. Bemiddeling tussen slachtoffer en dader kan, zeker bij relatief lichte delicten, een zinvolle manier zijn om een strafzaak af te doen. Tegelijkertijd is mediation maar voor een beperkte groep slachtoffers zinvol. Daarnaast bedragen de kosten van een landelijk aanbod € 1,5 miljoen per jaar.
Bij het opstellen van mijn begroting heb ik prioriteiten moeten stellen. In mijn meerjarenagenda slachtofferbeleid heb ik ervoor gekozen om de schaarse middelen voor slachtoffers in te zetten op andere activiteiten waar meer slachtoffers bij gebaat zijn. Mijn eerste prioriteit is de goede uitvoering van nieuwe rechten voor slachtoffers.


Vragen van het lid Marcouch, A. (PvdA)

Vraag:
Wanneer komt de politie met een app tegen etnisch profileren en discriminatie?

Antwoord:
De app voor het melden van onterechte politiecontroles danwel staandehoudingen wordt 7 december gelanceerd. Ik zal de leden van uw Kamer hiervoor uitnodigen.

Vragen van het lid Marcouch, A. (PvdA)

Vraag:
Kan de minister een reactie geven op het voorstel om eenheden ruimte te geven voor het zelfstandig werven van personeel?

Antwoord:
Het voorstel voor zelfstandig werven, los van de centrale HRM-eenheid, kan niet worden ondersteund. We zouden dan weer teruggaan naar de versnipperde situatie onder het oude bestel. Versnippering kan leiden tot verschillen in werving, aanstelling, rechtspositie en daarmee tot onvrede bij agenten en politiebonden. Eén van de gedachten achter het nieuwe bestel is daarnaast om dit soort bedrijfsvoeringaspecten juist meer centraal en uniform te laten plaatsvinden, mede met het oog op efficiencywinst. Wel is er binnen de centrale regie natuurlijk ruimte om rekening te houden met de behoeften die er bij de verschillende eenheden bestaan.

Vragen van het lid Marcouch, A. (PvdA)

Vraag:
Filmen van dienders stoort hen in de uitvoering van hun werk. Filmers moeten agenten 'blurren'. Kan de minister dit regelen? En kan de minister ook in de wet opnemen wat wel en niet kan bij filmen en plaatsen op Internet?

Antwoord:
Juridisch zijn er reeds diverse mogelijkheden om dit soort praktijken aan te pakken.
Geplaatste beelden kunnen gelet op hun context aan te merken zijn als bijvoorbeeld smaad, belediging, bedreiging of opruiing en strafrechtelijk of civielrechtelijk aangepakt worden.
Het is in ieder geval een keer voorgekomen dat de rechter een publicist een publicatieverbod heeft opgelegd onder dreiging van een dwangsom (uitspraak Gerechtshof Arnhem 15 maart 2005).
Daarnaast kan getracht worden de site te laten sluiten. Er zijn op dit moment hiervoor twee mogelijkheden: de aanbieder kan worden verzocht de beelden te verwijderen als het in strijd is met hun gebruikersvoorwaarden. Een aanbieder kan zelf beslissen of hij hiertoe al dan niet wil overgaan.
Als er sprake is van strafbare content op grond van het Nederlandse Wetboek van strafrecht, (art. 54a) kan een aanbieder van een telecomdienst strafvervolging (als medeplichtige) voorkomen door strafbare content te verwijderen. Dit gebeurt op bevel van de Officier van Justitie, na machtiging van de Rechter Commissaris.
Het wetsvoorstel CCIII voorziet in een bepaling die de mogelijkheden van het openbaar ministerie om gegevens ontoegankelijk te maken uitbreidt (artikel 125p Sv: ook voorkomen strafbare feiten en ter beëindiging strafbare feiten, zonder dat er een koppeling het uitsluiten van vervolging en het geven van een dergelijk bevel).
Kortom mijn standpunt is dat er voldoende mogelijkheden zijn om deze praktijken aan te pakken. Bovendien heb ik vraagtekens of het standaard blurren van gezichten een goede aanvullende oplossing gaat vormen gelet op de handhaafbaarheid van een dergelijke bepaling.
Ik zeg uw kamer wel toe dat ik de ontwikkelingen op dit punt goed in de gaten zal houden.

Vragen van het lid Marcouch, A. (PvdA)

Vraag:
Bij discriminatie en racisme moet opsporing zo nodig zonder aangifte gebeuren. Bij meldpunten moet er een tandje bij, en slachtoffers moeten ook worden doorverwezen als de uitspraak is dat niet strafbaar is gehandeld. Kan de minister de bestrijding van discriminatie en racisme intensiveren?

Antwoord:
De strafrechtelijke aanpak van het aanzetten tot haat en geweld en hate crime – ofwel commune delicten met een discriminatoir aspect – heeft prioriteit van politie en OM en is onderdeel van de Veiligheidsagenda 2015-2018. Binnen het OM zijn voldoende discriminatieofficieren aanwezig voor de afhandeling van discriminatiezaken. Ter ondersteuning van de discriminatieofficier staat voor het OM het Landelijk Expertise Centrum Discriminatie (LECD-OM) ter beschikking. Het Openbaar Ministerie heeft in alle zaken waarin sprake is van discriminatie de bevoegdheid om ambtshalve, en dus zonder aangifte, tot vervolging over te gaan.

Vragen van het lid Marcouch, A. (PvdA)

Vraag:
Wat is de stand van zaken betreffende de motie Berndsen-Marcouch over de posttraumatische stress stoornis behandelaars en geestelijke verzorgers?

Antwoord:
Bij brief aan uw Kamer van 2 juli 2015 (kst 29628 nr 545) heb ik aangegeven de bijzondere zorgplicht met betrekking tot zorg voor politieambtenaren met beroepsziekten wettelijk te borgen in het Besluit algemene rechtspositie (Barp). Deze maand wordt een eerste concept voor regelgeving met de politiebonden besproken.

In deze wettelijke borging krijgt ook de geestelijke verzorging een plaats. Over de uitwerking van de geestelijke verzorging binnen de politie vinden inmiddels ook de nodige gesprekken plaats met de politiebonden. Bij die uitwerking wordt onder meer gedacht aan het gebruik maken van capaciteit van bijvoorbeeld Defensie, net zoals dat bij de afhandeling van MH17 is gebeurd.

Vragen van het lid Marcouch, A. (PvdA)

Vraag:
Is de minister bereid in de wijkaanpak van de politie de bestrijding van buurtcriminaliteit als volgt vorm te geven: maak de aanpak wijkspecifiek, geef prioriteit aan de aanpak van jeugdcriminaliteit en houd verdachten vast in de buurt?

Antwoord:
Ik dank het lid Marcouch voor zijn suggesties. Voor de aanpak van overlast en jeugdcriminaliteit zijn ook al verschillende instrumenten beschikbaar. Het is aan het lokale gezag om te bepalen welke instrumenten in de gegeven omstandigheden het best kunnen worden ingezet en welke verdere acties worden ondernomen bij het eventueel uitblijven van een oplossing. Het gaat hierbij om maatwerk, passend in de specifieke lokale situatie en gericht op preventie en repressie en het bieden van passende zorg.                                          

Vragen van het lid Marcouch, A. (PvdA)

Vraag:
Kan de minister een plan introduceren voor een pilot om radicalisering gebiedsgebonden aan te pakken in 20 gemeenten? Kunnen gemeenten hier opnieuw geld voor krijgen (hetzelfde bedrag als voorheen?)

Antwoord:
In de Kamerbrief ‘Versterking Veiligheidsketen’ van 27 februari 2015 is aangekondigd dat er versterkingsgelden beschikbaar worden gesteld voor de aanpak van radicalisering en jihadisme ter ondersteuning van het bestaande Actieprogramma Integrale aanpak jihadisme.
In 2016 hebben 20 gemeenten in totaal € 6,7 miljoen toegekend gekregen voor de bekostiging van hun plannen.
In veel gevallen ondersteunen de middelen de aanpak van een grotere regio rondom de aanvragende gemeente.
Voor 2017 kunnen deze gemeenten wederom een aanvraag indienen.


Vragen van het lid Helder, L.M.J.S. (PVV)

Vraag:
Het inrichtingsplan is al 4 jaar oud. Dus de intensivering is niet voldoende. Er is in die 4 jaar zoveel veranderd en vernieuwd dat het toegekende geld niet voldoet. Kan de minister hier een reactie op geven?

Antwoord:
Ik heb een onderzoek laten uitvoeren naar het benodigde budget voor de politie, het zogenaamde PenM-onderzoek. Met de door dit kabinet ingediende begroting, waarin de uitkomsten van dat onderzoek zijn verwerkt, is daarmee voldoende budget beschikbaar voor de huidige taken van de politie.

In genoemd onderzoek zijn alle vastgestelde beleidsvoornemens die t/m januari 2016 bekend waren meegenomen en van een financiele onderbouwing voorzien. Dat is beduidend meer dan alleen het inrichtingsplan.
Bovendien betreft het inrichtingsplan ook de nodige ambities t.a.v. organisatieontwikkeling.

Vragen van het lid Helder, L.M.J.S. (PVV)

Vraag:
Is de versnelde uitrol van 12000 MEOS extra toestellen mogelijk gemaakt door de intensivering van ca. 250 miljoen structureel op basis van het P+M onderzoek?

Antwoord:
Ja, uit de begroting van de politie.

Vragen van het lid Helder, L.M.J.S. (PVV)

Vraag:
De financiële risico's van de toekomst zijn al ingeboekt. De politie loopt dus op zeer dun ijs. Hoe gaat de minister dit oplossen? Accepteert de minister dat het eigen vermogen van de politie gevaar loopt? Waarom wordt dit risico gelopen en wordt niet aan de voorkant fatsoenlijk financieel beleid gevoerd?

Antwoord:
Het inmiddels aan u opgeleverde rapport van PWC inzake de betaalbaarheid van de politie is voor dit kabinet reden geweest de begroting van de nationale politie te versterken met ruim €250 miljoen per jaar. Met genoemde toevoeging zijn alle vastgestelde beleidsvoornemens voor de politie uitvoerbaar en betaalbaar gemaakt.
De aanbevelingen uit het onderzoek, ook die ten aanzien van versterking van de financiële governance, volg ik op. Door genoemde versterking van het kader is het financiële fundament van de politie weer stabiel. Dit leidt binnen enkele jaren tot een versterking van het eigen vermogen (omslag voorzien van 2019 op 2020). De risico's zijn daarmee niet primair van financiële aard. Om binnen het nieuwe financiële kader te blijven moet wel gestuurd worden op de bijbehorende maatregelen. Ik volg dit op de voet.
Verder is de heer de Jong, die ook het PenM onderzoek en de aanbevelingen daarin heeft gevalideerd, benoemd als adviseur. Daarmee zijn mijn inziens voldoende waarborgen aanwezig om de risico’s (die er altijd zijn) te beheersen.

Vragen van het lid Helder, L.M.J.S. (PVV)

Vraag:
Is vanwege de beperkte representativiteit van de Veiligheidsmonitor, de minister bereid onderzoek te doen naar een nieuw/aanvullend meetinstrument?

Antwoord:
De Veiligheidsmonitor is een bevolkingsonderzoek, in opdracht van mijn ministerie en het CBS, naar veiligheid, leefbaarheid en slachtofferschap.
Voor dit onderzoek trekt het CBS een representatieve steekproef van burgers uit het bevolkingsregister. Er worden circa 65.000 enquêtes afgenomen en de respons is voldoende hoog om de uitkomsten als representatief te beschouwen. Door de omvang van dit onderzoek kunnen bovendien betrouwbare uitspraken gedaan worden op subregionaal niveau. Daarnaast wordt in mijn opdracht de Monitor Jeugdcriminaliteit gepubliceerd, waarbij met gebruikmaking van verschillende objectieve en subjectieve bronnen een beeld van de jeugdcriminaliteit wordt geschetst. Over beide monitors heb ik uw Kamer op 1 maart jl. een brief gestuurd.  Voorts is er de jaarlijkse publicatie ‘Criminaliteit en Rechtshandhaving”. Op 17 oktober jl. heb ik uw Kamer de publicatie over 2015 aangeboden.
Het CCV stelt daarnaast een instrument samen dat zicht geeft op de veiligheid in bijvoorbeeld bedrijvenparken en winkelgebieden: de monitor Veilig Ondernemen in Beeld. En daarnaast zijn er natuurlijk de cijfers van de politie. Destijds is met de Veiligheidsmonitor juist beoogd om allerlei kleinere monitors overbodig te maken. Ook vele gemeenten maken gebruik van de genoemde instrumenten. Ik vind het dan ook niet nodig om een onderzoek te doen naar nieuwe of aanvullende meetinstrumenten. Dat neemt niet weg dat ik, en ook bijvoorbeeld het CBS, altijd kritisch blijven op het bestaande instrumentarium. Dat heeft de afgelopen jaren ook tot de nodige aanpassingen geleid.

Vragen van het lid Helder, L.M.J.S. (PVV)

Vraag:
Wordt er nog aanvullend geld voor het Openbaar Ministerie gevonden, nu het Openbaar Ministerie € 13 miljoen krijgt in plaats van de gevraagde € 40 miljoen? Heeft de minister met het Openbaar Ministerie en College van procureurs-generaal gesproken?

Antwoord:
Het College van procureurs-generaal heeft mij gemeld dat het Openbaar Ministerie in staat is om de afgesproken prestaties en productie te leveren met de nu beschikbare middelen.
 
In de afgelopen periode heeft er intensief overleg met het OM plaatsgevonden over de precieze invulling van de gereserveerde middelen. Daarbij is de oorspronkelijke investeringsagenda van € 26 miljoen van het OM bezien tegen de achtergrond van overige intensiveringen en recente ontwikkelingen.
 
Dit heeft geleid tot een totale structurele intensivering van € 19 miljoen, inclusief € 5 miljoen om verdere invulling te geven aan de afspraak om parketsecretarissen vanuit het OM bij de politie te detacheren en daarmee de ketensamenwerking te versterken.
 
De voor 2017 en verder toegekende middelen stellen het OM beter in staat om verschillende extra taken in de samenleving te verrichten. De rode draad bij de inzet van de extra middelen is het kunnen versterken van de verbinding die nodig is tussen het OM en andere organisaties om samen de maatschappelijke vraagstukken aan te kunnen pakken.

Vragen van het lid Helder, L.M.J.S. (PVV)

Vraag:
Gaat de minister zijn eigen ambitie met betrekking tot de aanpak van cybercrime fors opschroeven? Gaat de minister hierover in gesprek met de politie en het College van procureurs-generaal die pleitten voor meer investeringen in de aanpak van cybercrime? En gaat de minister in gesprek met Fox-IT naar aanleiding van het rapport 'online is de pakkans nihil'?

Antwoord:
Bij brief van 5 september 2016 – bij het aanbieden van het cyber security beeld -  heb ik uw Kamer bericht over het actieprogramma bij de tweede nationale cybersecurity strategie (NCSS). Dit actieprogramma bevat een breed scala aan activiteiten en de geboekte resultaten zijn significant. Om de aanpak van cybercrime stevig aan te pakken, is het wetgevingstraject voor de wet computercriminaliteit III ingezet dat de politie meer slagkracht geeft voor de opsporing in cyberspace.
 
Internationaal wordt ingezet op het versterken van de samenwerking en het harmoniseren van wetgeving bijvoorbeeld tijdens de Global Conference on Cyberspace 2015. Daarnaast zijn dit jaar onder het Nederlands voorzitterschap van de EU raad van ministers raadsconclusies aangenomen over criminal justice in cyberspace, die in samenwerking met de lidstaten en private partijen door de commissie worden uitgevoerd.
 
Voorts loopt de uitvoering van de afspraken van de veiligheidsagenda 2015 – 2018 over de aanpak van cybercrime in deze agenda volgens planning. Bij wijziging van de begroting is €1,5 miljoen structureel vrijgemaakt voor de aanpak van cybercrime. In 2017 zal verder worden gewerkt aan de doorontwikkeling van onze aanpak om NL nu en in de toekomst veilig te houden. Over de aanpak van cybercrime is zeer geregeld overleg met het Openbaar Ministerie en politie. Adviezen zoals dat van Fox-IT worden in de doorontwikkeling betrokken.

Vragen van het lid Helder, L.M.J.S. (PVV)

Vraag:
In artikel 17 van de ambtsinstructie staat dat geweldsaanwending moet worden gemeld door agenten aan hun meerdere. Deze moet het vervolgens doormelden aan de officier van justitie. Het kan soms 2 jaar duren voordat een agent wordt vervolgd of hoopt dat hij wordt vervolgd en dit heeft invloed op de werkvloer. Is de minister bereid hier iets aan te doen en wil hij dit meenemen in het wetsvoorstel geweldsaanwending opsporingsambtenaar?

Antwoord:
Onderdeel van de stelselherziening geweldsaanwending is het stroomlijnen en verkorten van de procedures voor de beoordeling van geweldsaanwendingen door en aangiften tegen (politie)ambtenaren.

Alle ketenpartners streven er naar om de doorlooptijd van deze procedures zo kort mogelijk te houden. De zorgvuldigheid van het onderzoek en de beoordeling staat echter altijd voor op.
Ik zal in overleg treden met het OM en de Rijksrecherche en over deze uitkomst van de gesprekken rapporteren bij het wetsvoorstel.

Vragen van het lid Helder, L.M.J.S. (PVV)

Vraag:
Sinds 2008 is door een arrest van de Hoge Raad het negeren van een ambtelijk bevel niet langer strafbaar. Is de minister bereid om dit mee te nemen in het wetsvoorstel geweldsaanwending opsporingsambtenaar?

Antwoord:
Het niet opvolgen van een ambtelijk bevel is strafbaar gesteld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht.
Een van de bestanddelen in dit artikel is een wettelijk voorschrift op grond waarvan de ambtenaar zijn bevel of vordering mag geven. In 2008 heeft de Hoge Raad ten aanzien van het wettelijk voorschrift, bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht, bepaald dat dit voorschrift expliciet de bevoegdheid moet bevatten voor de ambtenaar om een bevel te geven. Artikel 3 van de Politiewet is bijvoorbeeld geen wettelijk voorschrift in de zin van artikel 184 Wetboek van Strafrecht, omdat dit slechts een omschrijving van de taak van de politie is en geen expliciete bevoegdheid bevat voor de politie om een bevel te geven. Er bestaan uiteraard ook bepalingen die wel een expliciete bevoegdheid bevatten tot het geven van een bevel. Als een dergelijk bevel (gestoeld op zo’n wettelijk voorschrift) niet wordt opgevolgd, is dat wel degelijk strafbaar op grond van artikel 184 Wetboek van Strafrecht.
Mij komt deze jurisprudentie redelijk en werkbaar voor. Zou de strafbaarheid wegens het niet naleven van een ambtelijk bevel niet meer worden begrensd door een wettelijke bevelsbevoegdheid, dan zou de strafbepaling buitengewoon onbepaald zijn en in wezen volledig afhangen van (persoonlijke) bevelen van de opsporingsambtenaar.
Overigens moet deze discussie naar mijn oordeel los worden gezien van het wetsvoorstel geweldsaanwending opsporingsambtenaar. Dat voorstel bevat een aantal bijzondere voorzieningen die een deugdelijke en op de bijzondere positie van de opsporingsambtenaar toegesneden bejegening in het strafrecht mogelijk maken indien sprake is geweest van geweldgebruik door de opsporingsambtenaar. Daarmee heeft de reikwijdte van het misdrijf van artikel 184 Wetboek van Strafrecht niets van doen.

Vragen van het lid Helder, L.M.J.S. (PVV)

Vraag:
Gaat de minister de juridische grondslag verbeteren van het instrumentarium van de politie?

Antwoord:
Zoals bekend zijn we op dit moment druk doende met de modernisering van het Wetboek van Strafvordering. In dat wetboek worden ook de opsporingsbevoegdheden geregeld die een meer dan geringe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer maken of waarbij de integriteit van de opsporing nadrukkelijk in het geding is. Bij deze moderniseringsoperatie wordt ook bekeken of er aanleiding is om nieuwe en innovatieve opsporingsbevoegdheden van een specifieke wettelijke grondslag te voorzien, dan wel of kan worden volstaan met het algemene taakstellingsartikel in de Politiewet. 


Vragen van het lid Graaf, M de (PVV)

Vraag:
Waarom gaat de staatssecretaris door met de structurele pardonregelingen? Je kunt er toch niet bewust voor kiezen beleid zoveel geweld aan te doen?

Antwoord:
Er is geen sprake van beleid geweld aan doen. De regeling langdurig verblijvende kinderen (RLVK)  is onderdeel van beleid met een specifiek doel waar strenge voorwaarden aan verbonden zijn. In het regeerakkoord is opgenomen dat de definitieve regeling ‘naar zijn aard betrekking zal hebben op een klein aantal personen.’ De RLVK bestaat uit een overgangsregeling en een definitieve regeling. De (tijdelijke) overgangsregeling verleende duidelijkheid aan kinderen met een asielachtergrond, die reeds langdurig in Nederland verbleven. Met de definitieve regeling is er beleid gekomen waaraan objectief kan worden getoetst of de overheid een vergunning dient te verlenen op basis van het langdurig verblijf. Daarbij wordt het eigen handelen van ouders en kind meegewogen.
 

Vragen van het lid Graaf, M de (PVV)

Vraag:
Ongedocumenteerde asielzoekers moeten worden geweerd en mogen geen verblijfsvergunning verkrijgen. Is de staatssecretaris bereid hiervoor te zorgen?

Antwoord:
Het kabinet vindt dat Nederland zich moet blijven houden aan de internationale verplichting om bescherming te bieden aan mensen die dat echt nodig hebben. Daarvoor is het nodig dat in de asielprocedure scherp naar het asielverhaal wordt gekeken en goed onderscheid wordt gemaakt wie de echte vluchtelingen zijn en wie de procedure gebruiken om op een oneigenlijke manier toegang tot Nederland te krijgen.
Documenten kunnen daarin belangrijk zijn, maar niet doorslaggevend. Het is immers goed mogelijk dat iemand bij zijn vlucht zijn documenten niet kon meenemen en wel degelijk vrees voor vervolging heeft.

Vragen van het lid Graaf, M de (PVV)

Vraag:
Denemarken en Duitsland zijn strenger als het gaat om het na-reisbeleid. Wij kunnen een voorbeeld nemen aan Duitsland. Graag een reactie van de staatssecretaris op de oproep om een streep te zetten door het nareisbeleid.

Antwoord:
Denemarken heeft een uitzonderingspositie als het gaat om Europees asielbeleid en is niet gehouden aan de Gezinsherenigingsrichtlijn.
Het is mij bekend dat Duitsland voor subsidiair beschermden tot twee jaar geen nareis toestaat. Nederland kan een dergelijke maatregel niet toepassen zonder een stelselwijziging. Nederland heeft immers in tegenstelling totandere lidstaten een éénstatusstelsel. Dit houdt in dat gelijke rechten worden toegekend aan asielzoekers die als vluchtelingen worden toegelaten en aan asielzoekers aan wie subsidiaire bescherming wordt verleend. Dit is destijds doelbewust ingevoerd om te voorkomen dat asielzoekers na inwilliging op de b-grond doorprocederen voor de a-status.
Ik ben niet voornemens hiervoor een stelselwijziging, als het lid De Graaf voorstelt, in gang te zetten. Vooralsnog neem ik maatregelen binnen het huidige stelsel. Ik heb op 27 november 2015 uw Kamer bericht over een aantal maatregelen in het kader van nareis: het verruimen van termijnen (indien- en beslistermijn), nareizigers direct in gemeente huisvesten, drempel verhogen voor kansloze aanvragen, kosten nader onderzoek voor aanvrager.


Vragen van het lid Verhoeven, K. (D66)

Vraag:
De Koninklijke Marechaussee heeft te weinig capaciteit. Komt er meer geld voor de Koninklijke Marechaussee?

Antwoord:
De druk op de capaciteit van de Koninklijke Marechaussee (KMar) is opgelopen door toename van passagiersaantallen, toegenomen terroristische dreiging en migratiedruk. Het kabinet heeft u in een brief van 29 november op de hoogte gesteld van de maatregelen die het neemt om de druk op de KMar te verminderen. Het kabinet heeft incidenteel geld vrijgemaakt (17 mln waarvan voor 2017 €10 miljoen uit de middelen op de aanvullende post voor grens-en
vreemdelingentoezicht en € 7 miljoen van de begroting van Defensie), waarmee wordt geïnvesteerd in de KMar-capaciteit. De KMar kan hiermee, voor de zomer van 2017 tijdelijk extra personeel werven ten behoeve van de grensbewaking op de luchthavens, met name op Schiphol. Het betreft 135 extra fte voor 2017. Hiermee wordt de ontstane behoefte gedeeltelijk en tijdelijk ingevuld. Daarnaast zet het kabinet in op technologie en indien nodig tijdelijke bijstand door bijvoorbeeld de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). De capaciteitsbehoefte voor de langere termijn zal worden betrokken bij de voorbereidingen van de begroting voor 2018. Voor bewaken en beveiligen geldt dat in 2015 is besloten dat bij de Koninklijke Marechaussee 6 extra pelotons (Hoog Risico Beveiliging) voor bewaken en beveiligen worden ingericht. Op dit moment zijn reeds 5 pelotons gereed gesteld en ingezet in de operatie; 1 januari 2017 komt het zesde peloton gereed.
 

Vragen van het lid Verhoeven, K. (D66)

Vraag:
Kan de minister een reactie geven op het lek bij Europol?

Antwoord:
Het lek bij Europol in 2006 was een pijnlijk incident. Dit valt primair onder de verantwoordelijkheid van Europol waar betrokkene toen werkzaam was. Politie heeft ook een oriënterend onderzoek ingesteld. Ik zal uw kamer hierover bij brief nader informeren.

Vragen van het lid Verhoeven, K. (D66)

Vraag:
Er moet een meldplicht komen voor inzage in openbare registers zodat enkel diegenen die een gerechtvaardigd belang hebben in de registers kunnen. Kan de minister hierop een reactie geven?

Antwoord:
Deze week verzend ik de adviesaanvraag over dit vraagstuk aan de Autoriteit Persoonsgegevens en ontvangt uw Kamer hiervan een afschrift. Na ontvangst van het advies zal ik een nadere reactie geven. Voor wat betreft de casus van het Kadaster verwijs ik voorts voor een eerste reactie naar de de antwoorden op de vragen van het lid Bashir (Aanhangsel Handelingen 2016/17, nr. 453).


Vragen van het lid Swinkels, J.C.M. (D66)

Vraag:
Hoe lang duurt het voordat iemand zijn inbeslaggenomen goed terugkrijgt? Hoe wordt voorkomen dat in beslaggenomen goederen worden verkocht voordat een zaak inclusief klachtenafhandeling volledig is afgedaan?

Antwoord:
Of en wanneer een voorwerp dat in beslag is genomen wordt teruggegeven, is afhankelijk van de situatie. Beslag kan worden gelegd:

  • als bewijsmateriaal wegens waarheidsvinding,

  • bij het onttrekken aan het verkeer als het gaat om voorwerpen in strijd met de wet zoals wapens en drugs, en

  • bij verdenking van winsten uit strafbare feiten. Het beslag dient dan als zekerheidsstelling voor de inning van eventuele boetes dan wel ontnemingsmaatregelen.

Het Openbaar Ministerie beslist wat met het beslag moet gebeuren: teruggeven, bewaren, verkopen of vernietigen. Dit maakt duidelijk dat het van de omstandigheden van het geval afhankelijk is of en wanneer een beslag wordt opgeheven en het goed aan de rechthebbende kan worden teruggegeven. De website van het OM bevat informatie over het beslag, inclusief contactgegevens van het beslagloket waar men zich met vragen toe kan wenden.
 
De Hoge Raad heeft op 2 maart 1999 (NJ 1999, 416) bepaald dat ingediende klaagschriften geen schorsende werking hebben op een vervreemding. Het OM kan op grond van het Wetboek van Strafvordering (art.117) direct na inbeslagname de voorwerpen die aan waardevermindering onderhevig zijn, verkopen. De officier van justitie houdt daarbij ook rekening met de belangen van de rechthebbende.
 

Vragen van het lid Swinkels, J.C.M. (D66)

Vraag:
Heeft de minister bij het besluit om de pilot strafrechtelijke mediation niet te verlengen, ook betrokken dat mediation een snelle en goedkope manier is om schade te verhalen?

Antwoord:
In 2015 zijn de pilots mediation in strafrecht geëvalueerd. Hierover heb ik uw Kamer geïnformeerd. In één van de pilots is ook gekeken naar het aspect van de schadeafwikkeling. Daaruit is naar voren gekomen dat schadeafwikkeling en het verbeteren van de verstandhouding tussen partijen binnen de mediationprocedure niet goed te combineren valt. 
Overigens heb ik bij het besluit om de pilot mediation in strafrecht niet te verlengen vooral het volgende meegewogen. Bemiddeling kan, zeker bij relatief lichte delicten, een zinvolle manier zijn om een strafzaak af te doen. Bemiddeling is echter niet voor alle slachtoffers zinvol.  
Bovendien blijkt het realiseren van een landelijk aanbod niet kostenneutraal te zijn, maar € 1,5 miljoen per jaar te kosten. Bij het opstellen van mijn begroting heb ik daarom prioriteiten moeten stellen.

De pilots mediation zijn tot nu toe gefinancierd uit de middelen voor slachtofferbeleid. In mijn meerjarenagenda slachtofferbeleid heb ik ervoor gekozen om de schaarse middelen voor slachtoffers in te zetten op andere activiteiten waar meer slachtoffers bij gebaat zijn. Mijn eerste prioriteit is de goede uitvoering van nieuwe rechten voor slachtoffers.

Vragen van het lid Swinkels, J.C.M. (D66)

Vraag:
Is de minister bereid te onderzoeken om herziening of herstellen te vergemakkelijken en te versnellen bij gerechtelijke dwalingen?

Antwoord:
Ja. De bevindingen van de heer Derksen zullen worden meegenomen bij de wetsevaluatie die ik volgend jaar zal laten uitvoeren naar de in 2012 gewijzigde herzieningsprocedure.
Ik zal in de wetsevaluatie de vraag meenemen of het ruimere novumcriterium in zijn praktische werking voldoende aan de doelstelling van de wet beantwoordt. In overleg met de PG bij de Hoge Raad wil ik tevens in de evaluatie de vraag betrekken met welke maatregelen de behandeling van de herzieningsverzoeken is te bespoedigen.
 

Vragen van het lid Swinkels, J.C.M. (D66)

Vraag:
Hoe lang duurt het voordat iemand een schadevergoeding krijgt van zijn gestolen fiets?

Antwoord:
Dat hangt af van de gekozen route om de schade te verhalen. Indien de fiets verzekerd is, kan het slachtoffer een claim bij zijn verzekering indienen.

Als er een verdachte in beeld is en de fietsendiefstal strafrechtelijk wordt afgedaan, zal het Openbaar Ministerie (OM) het slachtoffer vragen of hij zich wil voegen in het strafproces om de schade op de dader te verhalen. Indien de dader wordt veroordeeld tot het betalen van schade, gaat het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) over tot inning bij de dader en uitkering aan het slachtoffer. Het slachtoffer krijgt uiterlijk acht maanden daarna een voorschot uitgekeerd door het CJIB. Vaak is dat eerder, omdat de dader het volledige bedrag heeft betaald. Overigens zal de afhandeling van een fietsendiefstal veelal via ZSM verlopen. Ook dan is de voorschotregeling van toepassing. Slachtofferhulp Nederland ondersteunt bij ZSM het slachtoffer direct bij het inventariseren van de schade, zodat deze wordt meegenomen in de afdoening van de zaak door de officier van justitie.

Vragen van het lid Swinkels, J.C.M. (D66)

Vraag:
Kan de burger nog een advocaat vinden die voldoende punten over heeft?

Antwoord:
Deze vraag heeft betrekking op het voornemen van het kabinet om het aantal punten te beperken dat een advocaat jaarlijks in het kader van gesubsidieerde rechtsbijstand mag declareren, het zogenaamde subsidieplafond. Over dit subsidieplafond, waarover ik ook met de Nederlandse Orde van Advocaten van gedachten heb gewisseld, is bij gelegenheid van het algemeen overleg van 8 september jl. een motie ingediend door het lid Van Nispen c.s.. In deze motie, die door uw Kamer is aangenomen, wordt de regering verzocht af te zien van het uitgangspunt van een gemengde praktijk en voorts om de 900 puntengrens niet uit te werken en niet aan uw Kamer te sturen. Wanneer het wetsvoorstel voor de herijking van het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand in consultatie wordt gegeven zal ik uw Kamer informeren over de uitvoering van deze motie. Van een tekort aan advocaten dat beschikbaar is om gesubsidieerde rechtsbijstand te verlenen is, met of zonder subsidieplafond, zoals ook blijkt uit het rapport van de commissie-Wolfsen, geen sprake. De Raad voor Rechtsbijstand rapporteert in zijn jaarlijkse monitor gesubsidieerde rechtsbijstand over de ontwikkeling van het aanbod van advocaten in het stelsel. De regering volgt deze ontwikkeling nauwlettend.

Vragen van het lid Swinkels, J.C.M. (D66)

Vraag:
De rechter is duur en de Geschillencommissie wordt opgeheven: hoe kan een loodgieter zijn openstaande rekening van 78 euro incasseren?

Antwoord:
Een schuldeiser kan zijn vordering van € 78 incasseren door deze voor te leggen aan de rechter. Hij moet hiervoor griffierecht betalen. De hoogte van het tarief kan variëren naar gelang de schuldeiser het tarief voor natuurlijk of niet-natuurlijk personen of het tarief voor on- en minvermogenden verschuldigd is. Als de schuldeiser door de rechter in het gelijk wordt gesteld kan deze de gedaagde veroordelen in de proceskosten.
Bij de SGC kan een consument een geschil aanbrengen, maar een schuldeiser kan langs deze weg geen incasso van zijn vordering afdwingen.   


Vragen van het lid Sjoerdsma, S.W. (D66)

Vraag:
Bij het bed, bad en brood beleid wordt zichtbaar dat het een onsamenhangend asielbeleid is. Herinnert de staatssecretaris het koppelingsbeleid? Wat gaat de staatssecretaris nu doen op dit punt? Kan de staatssecretaris toezeggen dat zolang er geen oplossing is, de financiering van gemeenten gehandhaafd blijft?

Antwoord:
Het asielbeleid is op dit punt juist consistent. Indien gerefereerd wordt aan het koppelingsbeginsel dan ben ik van mening dat de huidige besluitvorming dat beginsel volgt – uitgeprocedeerden hebben immers geen recht op voorzieningen (met uitzondering van medische noodzakelijk zorg en onderwijs voor minderjarigen). Het bieden van parallelle voorzieningen door gemeenten zorgt juist voor een onsamenhangend beleid.
 
Het vraagstuk waarvoor ik een oplossing besprak met gemeenten is nog niet opgelost. Dat betekent voor het kabinet dat we terugvallen op het staande beleid en de eerder gemaakte afspraken. En dat is dat het Rijk geen gemeentelijke bed bad brood voorzieningen financiert en gemeenten deze moeten sluiten. Immers, in hun huidige vorm ondermijnen deze gemeentelijke voorzieningen het terugkeerbeleid omdat vreemdelingen die moeten terugkeren hierdoor de mogelijkheid houden hier niet aan te werken.
 
Er is daarnaast geen juridische verplichting voor gemeenten om onderdak te bieden aan deze groep, dat heeft de recente jurisprudentie van de Raad van State hierover aangetoond.
 
Dit betekent, onder aan de streep, dat ik - om de effectiviteit van het terugkeerbeleid te versterken - mogelijk moet gaan maken dat gemeenten kunnen worden bewogen om deze vorm van opvang niet meer te bieden. Doorgaan met financieren van de huidige gemeentelijke voorzieningen verhoudt zich daar niet mee en dit kan ik dus ook niet toezeggen. Het voorbereiden van een wetsvoorstel om te kunnen handhaven acht ik om dezelfde reden noodzakelijk.

Vragen van het lid Sjoerdsma, S.W. (D66)

Vraag:
Hoe is het kabinet voorbereid op extra instroom van asielzoekers als nu opvanglocaties worden geschrapt? Is het schrappen van opvanglocaties wel verstandig?

Antwoord:
Momenteel zijn qua opvangcapaciteit bij het COA ongeveer 44.000 bedden beschikbaar. De gemiddelde bezetting is 64%. Er is dus ruim voldoende capaciteit achter de hand. Daar bovenop zijn er, conform het bestuursakkoord verhoogde asielinstroom, afspraken gemaakt over een noodscenario van 3.000 snel inzetbare opvangplekken. Dit noodscenario blijven we conform afspraak achter de hand houden.  

Vragen van het lid Sjoerdsma, S.W. (D66)

Vraag:
Is de staatssecretaris bereid om te onderzoeken of er meer gedaan kan worden aan de terugkeer van asielzoekers door de inzet van specialistische capaciteit, bijvoorbeeld op de Nederlandse ambassades?

Antwoord:
Nederland heeft reeds een gespecialiseerde terugkeerorganisatie (de Dienst Terugkeer en Vertrek) die zich inzet om terugkeer naar derde landen mogelijk te maken. Verder maakt het faciliteren van terugkeer ook onderdeel uit van het takenpakket van de al bestaande immigratie liaison officers (ILOs) die in relevante derde landen op Nederlandse ambassades zijn geplaatst. Ook zijn op enkele ambassades diplomaten speciaal aangewezen als migratiecoördinator. Nederland participeert verder ook actief in initiatieven op Europees niveau, bijvoorbeeld voor het aanstellen van Europese migratie liaisons (EMLOs) en liaisons die gespecialiseerd zijn in terugkeer (Eurlo’s).

Vragen van het lid Sjoerdsma, S.W. (D66)

Vraag:
Is het kabinet voorbereid op de nieuwe toestroom die nu al zichtbaar is, is er een Plan van Aanpak voor als de toestroom toch weer toeneemt? is het kabinet voorbereid op een situatie waarbij de Turkije deal klapt?

Antwoord:
Weliswaar vertoont de asielinstroom een licht stijgende trend sinds de zomer, maar de instroom in de afgelopen maanden is nog steeds substantieel lager dan vorig jaar. Het aantal eerste aanvragen maakt bovendien dit jaar een kleiner deel uit van de asielinstroom: er komen relatief meer aantal nareizende gezinsleden van asielstatushouders.
De vreemdelingenketen heeft lessen getrokken uit de hoge instroom van eind 2015 en begin 2016. De organisaties hebben afspraken gemaakt over hoe gecoördineerd gereageerd zal worden bij schommelingen in de instroom. Deze afspraken zijn vastgelegd in een draaiboek.
Ook is er voldoende opvangcapaciteit om een stijging in de instroom op te kunnen vangen. Voor de wat langere termijn worden maatregelen ontwikkeld die borgen dat het opvangmodel voldoende flexibel is om in te spelen op ontwikkelingen in de instroom.
Mocht het akkoord met Turkije om welke reden dan ook onverhoopt niet stand houden, dan is het waarschijnlijk dat er een alternatief wordt gevonden om de instroom beheersbaar te houden. Een instroom vergelijkbaar met de tweede helft van 2015, ligt dus minder voor de hand.

Vragen van het lid Sjoerdsma, S.W. (D66)

Vraag:
Waarom moest reactie van de staatssecretaris op motie Sjoerdsma, inzake de integratie van asielzoekers meer dan een jaar duren? Is hier sprake van onwil en een politiek spel? Wat zijn de maatschappelijke kosten van uitstel?

Antwoord:
Deze vraag heb ik doorgeleid naar de Minister van SZW. Uw Kamer spreekt volgende week over de begroting van het Ministerie van SZW.

Vragen van het lid Sjoerdsma, S.W. (D66)

Vraag:
Oorlogsmisdadigers komen mee in de vluchtelingenstroom. Er moet daarom meer geld naar het team Internationale Misdrijven (TIM). Is de staatssecretaris bereid om dit te ondersteunen?

Antwoord:
Onderzoeken naar internationale misdrijven zijn zeer complex en tijdrovend. Ten aanzien van dit soort misdrijven zullen altijd keuzes gemaakt moeten worden welke onderzoekszaken naar internationale misdrijven wel en welke niet worden opgepakt. Een verhoging van de capaciteit maakt dat niet anders en capaciteit is binnen de politie altijd een schaars goed. Met de huidige formatie van 31 fte,  waaronder rechercheurs die gespecialiseerd zijn in de aanpak van internationale misdrijven, is het TIM in staat om binnen de gemaakte keuzes hun taken te vervullen


Vragen van het lid Segers, G.J.M. (Chr. Unie)

Vraag:
Bij de Politie is er sprake van dure adviseurs met name de heer Welten en de heer Bouman. Kan de minister inzichtelijk maken wat zij doen om dat geld te verdienen?

Antwoord:
Naar aanleiding van een Wob-verzoek over de werkzaamheden van de heer Welten zijn op de website van de politie op 26 september 2016 stukken openbaar gemaakt. Tussen de openbaar gemaakte stukken is een overzicht te vinden met de werkzaamheden van de heer Welten. Deze zal ik aan uw Kamer sturen. De heer Bouman heeft in opdracht van het ministerie van Veiligheid en Justitie een rapport opgesteld over het korps Caribisch Nederland. Over de werkzaamheden van de heer Bouman heb ik u geïnformeerd tijdens het AO van 16 november. Ik heb toen aangegeven dat hij gedurende het onderzoek niet beschikbaar is voor advieswerk voor of over de politie.

Vragen van het lid Segers, G.J.M. (Chr. Unie)

Vraag:
Is de minister bereid de haalbaarheid te onderzoeken van buurtrechters die op locatie zitting nemen om kleine zaken te behandelen?

Antwoord:
Het lid Segers refereert aan het instituut van de vrederechter in België. De vrederechter staat bekend om zijn laagdrempeligheid en de gerichtheid om partijen er samen uit te laten komen. 

Deze elementen hebben we ook in het Nederlandse rechtstelsel. De competentie en de werkwijze van de vrederechter komt voor een belangrijk deel overeen met die van de kantonrechter. De toegang tot de kantonrechter is laagdrempelig en ook bij de kantonrechter is conflictoplossing belangrijk. Als een schikking mogelijk is, zal de kantonrechter daarop aansturen. Bovendien beschikken wij in Nederland over laagdrempelige voorzieningen, zoals het Juridisch Loket en het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand, die ook zijn gericht op maatwerk in geschiloplossing.
 
De Raad voor de rechtspraak heeft ‘maatschappelijk effectieve rechtspraak’ tot een belangrijk speerpunt voor de komende tijd aangemerkt. Ik noem in dit verband de pilot spreekuurrechter in de rechtbank Noord-Nederland en de pilot Burenrechter in de rechtbanken Midden-Nederland en Oost-Brabant. De daarin gehanteerde werkwijze vertoont grote gelijkenis met die van de rederechter. Ook in echtscheidingszaken zijn er ontwikkelingen om tot een effectievere rechterlijke interventie te komen. Tot slot noem ik de proef met videorechtspraak waarbij burgers in een aantal zaken via een verbinding in het gemeentehuis Emmen hun zaak kunnen laten behandelen. Dit is een innovatieve manier om op locatie recht te spreken, die minder kostbaar is dan de inrichting en beveiliging van zittingslocaties.
 
Ik zie mede gelet op de geschetste ontwikkelingen dan ook geen aanleiding voor een onderzoek naar de haalbaarheid van de buurtrechter.

Vragen van het lid Segers, G.J.M. (Chr. Unie)

Vraag:
Is de minister bereid om snel met de organisatie van politievrijwilligers om tafel te gaan om de mogelijkheden voor landelijk beleid te bespreken?

Antwoord:
Het ministerie is, samen met politie, in gesprek met zowel de bonden als de organisatie politievrijwilligers over een landelijk beleid voor deze categorie medewerkers.
Er is een geschilpunt over de organisatorische inbedding van het vrijwilligersmanagement. Op korte termijn (december) zullen zowel de bonden als de (voorzitter van) de organisatie politievrijwilligers worden uitgenodigd om het overleg weer te hernemen.

Vragen van het lid Segers, G.J.M. (Chr. Unie)

Vraag:
Is de minister bereid onderzoek te doen naar de mogelijkheid buitengewoon opsporingsambtenaren als brigadier onder te brengen bij de politie?

Antwoord:
Nee, ik ben geen voorstander van het onderbrengen van de boa's bij de politie. Ik voel me in dit oordeel gesterkt door een rapport van het WODC dat ik afgelopen februari aan uw Kamer heb aangeboden. Dit rapport bevestigt dat het huidige stelsel van toezicht en handhaving in de openbare ruimte, waarbij gemeenten en politie een gedeelde verantwoordelijkheid hebben, in de basis voldoet.  

Vragen van het lid Segers, G.J.M. (Chr. Unie)

Vraag:
Klopt het dat een verbod op straat intimidatie in een APV niet mogelijk is, omdat dit een landelijke bevoegdheid is?

Antwoord:
Het is mogelijk om bepaalde vormen van seksuele intimidatie in een APV te regelen in het belang van de handhaving van de openbare orde. Deze mogelijkheden worden begrensd door het recht op het vrijheid van meningsuiting, waarop slechts bij wet in formele zin beperkingen kunnen worden aangebracht. Het draait dus om de vraag of het desbetreffende APV-verbod op intimidatie daadwerkelijk neerkomt op een beknotting van de uitingsvrijheid. Is daarvan sprake dan is een dergelijke regeling voorbehouden aan de landelijke wetgever. Daarnaast kan straat- en seksuele intimidatie, afhankelijk van de omstandigheden van het concrete geval, op verschillende manieren strafrechtelijk worden aangepakt. Bijvoorbeeld op grond van de zedendelicten (verkrachting, aanranding, vormen van ontucht, schending van de eerbaarheid) of de uitingsdelicten (belediging, laster, smaad etc.). Ook bevat de Algemene Wet gelijke behandeling een expliciet verbod op seksuele intimidatie.


Vragen van het lid Voordewind, J.S. (Chr. Unie)

Vraag:
Kan de staatssecretaris asielkinderen die eenmaal op school zitten laten zitten en niet meer laten verhuizen?

Antwoord:
Het niet meer laten verhuizen van asielkinderen die op school zitten is, binnen het huidige asielproces, niet reëel. Zoals toegelicht in de Kamerbrief van 29 november 2016 zijn een aantal verplaatsingen gerelateerd aan de inrichting van de (verbeterde) asielprocedure, die in 2010 met instemming van uw Kamer inwerking is getreden. Het doel hiervan was het sneller en zorgvuldiger plaats laten vinden van de asielprocedure, juist ook met het oog op het belang van de vreemdeling.
 
Een verhuizing kan ook aan de orde zijn als een locatie sluit, bijvoorbeeld bij het aflopen van een bestuursovereenkomst met een gemeente of als er locaties moeten worden gesloten. Wanneer leefbaarheid en veiligheid op een locatie in het geding zijn kan er ook worden besloten om asielzoekers te verplaatsen naar een andere locatie. In de Kamerbrief van 29 november heb ik een aantal maatregelen geschetst, waardoor op korte termijn de verhuisbewegingen binnen het huidige stelsel zo veel als mogelijk worden beperkt.

Vragen van het lid Voordewind, J.S. (Chr. Unie)

Vraag:
Waarom halen we de mensen uit Griekenland niet op? We hebben opvang beschikbaar. Waarom nemen we die 750 kinderen niet sneller op?

Antwoord:
De Europese afspraken gingen uit van een mogelijk aantal van 66.400 herplaatsingskandidaten uit Griekenland. Op basis van dat aantal is het Nederlandse aandeel berekend. Volgens de Europese Commissie is het aantal aanwezige herplaatsingskandidaten in Griekenland echter een stuk lager, ongeveer 24.000. Uitgaande van het door de Europese Commissie naar beneden bijgestelde aantal kandidaten voor herplaatsing uit Griekenland, ligt Nederland op koers om zijn verwachte aandeel aan herplaatsing te doen.       
Nederland heeft al ruim 1.000 mensen herplaatst, waarvan ruim 700 uit Griekenland (peildatum 28 november). Nederland blijft de komende maanden 100 mensen per maand uit Griekenland herplaatsen. Na Frankrijk, heeft Nederland het grootst aantal personen herplaatst uit Griekenland. Nederland roept andere lidstaten voortdurend op meer te doen.
In reactie op het verzoek van uw Kamer over de 750 minderjarigen heb ik gezegd dat ik in Europees verband zou pleiten voor meer inzet op herplaatsing van minderjarigen, waaronder AMV's. Nederland heeft hierin een voortrekkersrol op zich genomen in de EU en dat werpt zijn vruchten af. In de maanden oktober en november zijn 921 personen uit Griekenland herplaatst naar de lidstaten. De ervaring leert dat de herplaatsingen vanuit Griekenland naar de lidstaten vaak voor de helft bestaan uit minderjarigen, dus in dit geval ongeveer 460 minderjarigen. Op basis hiervan is het de verwachting dat begin volgend jaar 750 minderjarigen zullen zijn herplaatst. Dit hangt natuurlijk ook af van de herplaatsingsdossiers die de Griekse autoriteiten voordragen.
           

Vragen van het lid Voordewind, J.S. (Chr. Unie)

Vraag:
Is de staatssecretaris bereid om het overleg met de gemeente over bed, bad en brood (zonder voorwaarden) ter hervatten?

Antwoord:
Het verschil van inzicht waardoor het overleg gestopt is, is zoals ik aangaf in mijn brief d.d. 21 november, fundamenteel: met een parallel systeem van opvang door gemeenten wordt de gezamenlijke oplossing, de LVV’s, ondergraven. Wanneer gemeenten bereid zijn om de deur van hun bed bad en broodvoorzieningen te sluiten, staat mijn deur open om de onderhandelingen te hervatten.


Vragen van het lid Voortman, L.G.J. (GroenLinks)

Vraag:
Er moet worden gestuurd op rechtsbijstandvergoedingen. Ontzegt de minister rechtzoekenden de toegang tot het recht?

Antwoord:
De regering heeft een wetsvoorstel in voorbereiding om verbeteringen aan te brengen in het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand. Daarmee wordt uitvoering gegeven aan de aanbevelingen van de commissie-Wolfsen. De verbeteringen beogen de doelmatigheid van het stelsel te vergroten. Daardoor krijgt de burger sneller toegang tot een passende oplossing voor zijn probleem en is hij verzekerd van kwalitatief goede rechtsbijstand waar dat echt nodig is. Tevens draagt een grotere doelmatigheid bij aan een betere beheersbaarheid van de kosten van het stelsel. In het wetsvoorstel vormt een goede toegankelijkheid van het recht voor minder draagkrachtige burgers het uitgangspunt. Rechtzoekenden wordt dus geenszins de toegang tot het recht ontzegd.

Vragen van het lid Voortman, L.G.J. (GroenLinks)

Vraag:
Is de minister bereid zijn licht op te steken in het Verenigd Koninkrijk waar digitale rechtspraak ook sneller en goedkoper blijkt.

Antwoord:
Uiteraard volg ik de ontwikkelingen in het Verenigd Koninkrijk, evenals die in andere landen. Niet alles wat andere landen ontwikkelen is direct toepasbaar in Nederland, omdat het rechtssysteem anders is, juridische kaders verschillen, de historie verschilt en ook financiering vaak niet vergelijkbaar is. Soms is het ook verstandig om eerst ervaringen elders af te wachten alvorens iets over te nemen. Waar mogelijk worden ervaringen die elders worden opgedaan betrokken bij ontwikkelingen in Nederland. Zo is ook in het kader van de ontwikkeling van de KEI wetgeving die voorziet in de digitalisering van het civiele recht en het  bestuursrecht nadrukkelijk naar de ontwikkeling in andere Europese landen gekeken.

Vragen van het lid Voortman, L.G.J. (GroenLinks)

Vraag:
Hoe is het schrappen van 1/3 van de banen bij het COA te verenigen met de weigering van de staatssecretaris om vluchtelingen uit Griekenland op te halen?

Antwoord:
Laat ik vooropstellen dat ik niet weiger om asielzoekers uit Griekenland “op te halen”, dat wil zeggen, te herplaatsen ingevolge de geldende EU Raadsbesluiten en daarin vervatte procedures en omschreven doelgroep. Na Frankrijk, heeft Nederland het grootst aantal asielzoekers langs deze gecontroleerde weg overgebracht uit Griekenland. Het schrappen van tijdelijke banen bij het COA heeft geen enkele relatie met de Nederlandse inzet op het tempo van herplaatsing. Deze afschaling hangt immers samen met een lagere spontane instroom naar Nederland ten opzichte van vorig jaar.

Vragen van het lid Voortman, L.G.J. (GroenLinks)

Vraag:
Is de staatssecretaris bereid een commissie van wijzen in te stellen om met de gemeenten uit de bed, bad, brood discussie te komen?

Antwoord:
Ik zie de meerwaarde van een commissie van wijzen op dit moment niet. Deze suggestie suggereert dat het hier om een zeer complex probleem gaat waarvoor nog geen mogelijke oplossing in beeld is. Die ligt er wat mij betreft wel, namelijk de lokale vreemdelingenvoorzieningen in combinatie met het sluiten van de huidige gemeentelijke voorzieningen. Het gaat er wat mij betreft om dat gemeenten niet bereid zijn om aan een van de voorwaarden, het sluiten van hun bed bad brood voorzieningen, te voldoen.

Vragen van het lid Voortman, L.G.J. (GroenLinks)

Vraag:
Heeft El Bakraoui Turkije omgekocht om naar Nederland uitgezet te worden in plaats van België?

Antwoord:
Donderdagochtend, 1 december, wordt u per separate kamerbrief geïnformeerd.

Vragen van het lid Voortman, L.G.J. (GroenLinks)

Vraag:
Wat was de invloed van het departement bij het incident Professor Maat?

Antwoord:
Over de situatie rond professor maat heb ik met uw Kamer uitgebreid van gedachten gewisseld in het debat op 20 januari 2016. Ik verwijs naar de handelingen van dat debat en de daaraan ten grondslag liggende brieven


Vragen van het lid Staaij, C.G. van der (SGP)

Vraag:
Wanneer komt het beloofde onderzoek naar de borging van de norm voor wijkagenten? Wanneer is het aantal wijkagenten op orde?

Antwoord:
Met de korpschef is afgesproken, zoals in deze begroting geduid, om ultimo 2017 een bezetting van 97% van de wijkagentenfunctie te realiseren. Waar nodig worden vacatures tijdelijk vervuld dan wel waargenomen. Er is altijd een aanspreekpunt voor zowel de burger als het lokaal gezag. Naar aanleiding van uw verzoek heb ik de voorzitter van de Evaluatiecommissie Politiewet 2012  gevraagd in de evaluatie mee te nemen of het gezag tevreden is over de verdeling van de wijkagenten. In mijn voortgangsrapportage van 20 juni jl. heb ik u hierover geïnformeerd. De voorzitter heeft mij inmiddels laten weten dat dit vraagstuk onderdeel zal uitmaken van de evaluatie. Het lukt echter niet om dit voor afronding van de evaluatie, dus voor najaar 2017 te doen.
 

Vragen van het lid Staaij, C.G. van der (SGP)

Vraag:
Wat is de inzet van de minister met betrekking tot het voorstel om uitreizen naar terroristisch grondgebieden strafbaar te stellen en hoe gaat hij dit in Europees verband aanpakken?

Antwoord:
Strafbaarstelling van uitreis naar terroristisch grondgebied is onderdeel van het wetsvoorstel versterking strafrechtelijke aanpak terrorisme dat momenteel in consultatie is. Ik ben voornemens het wetsvoorstel begin 2017 aan uw Kamer te sturen. Ik kijk uit naar de inhoudelijke behandeling hiervan. Tevens zal ik het onderwerp agenderen in de kopgroep van meest betrokken EU-lidstaten.

Vragen van het lid Staaij, C.G. van der (SGP)

Vraag:
Er is een motie aangenomen om te kijken wat er mis is en beter kan bij de voorwaardelijke invrijheidsstelling. Kan de staatssecretaris het plan van de SGP meenemen in het onderzoek?

Antwoord:
Het systeem van de voorwaardelijke invrijheidsstelling (v.i.) heeft tot doel om te zorgen voor meer maatschappelijke veiligheid. Niet voor niets is het systeem van vervroegde vrijlating in 2007 vervangen door het huidige stelsel van voorwaardelijke invrijheidstelling. Het systeem draagt bij aan de bescherming van de maatschappij doordat een gedetineerde stapsgewijs en onder toezicht terugkeert in de samenleving. De toekenning van v.i. is verbonden aan de bereidheid van gedetineerden om verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen toekomst.
Het valt mij op dat uw Kamer twijfelt aan het v.i.-stelsel in zijn huidige vorm. Zo heeft uw Kamer inmiddels een motie[1] aangenomen die strekt tot het uitvoeren van een onderzoek naar het huidige stelsel van v.i. met de vraag of dit nog volstaat en of aanscherpingen nodig zijn om te voorkomen dat v.i. een automatisme wordt. Aan deze motie wordt gevolg gegeven, evenals aan het verzoek van uw Kamer om te onderzoeken of slecht gedrag tijdens detentie moet leiden tot het besluit om geen v.i. te verlenen.
Vooruitlopend op deze onderzoeken komt de SGP met een initiatiefwetvoorstel om het gehele v.i.-stelsel af te schaffen. De noodzaak voor dit initiatief wordt onderbouwd met een aantal argumenten: gevangenisstraffen lijken langer dan ze zijn, het toekennen van v.i. gaat buiten de rechter om en er is sprake van een automatisme van strafkortingen. Ik zal dit conceptwetsvoorstel beoordelen op basis van de bevindingen uit de onderzoeken. Er zijn ook redenen om de v.i. niet meteen helemaal af te schaffen. Rechters houden namelijk in het huidige stelsel bij de strafoplegging rekening met de mogelijkheid dat een gedetineerde in aanmerking komt voor v.i., en dat altijd wordt beoordeeld of er redenen zijn voor afstel of uitstel van v.i., bijvoorbeeld één of meer ernstige misdragingen.
Ik wacht, kortom, graag de uitkomsten van deze onderzoeken af en zal uw Kamer hierover in 2017 informeren. Als hieruit blijkt dat het v.i.-stelsel of de huidige invulling van dit stelsel niet langer volstaat, zal ik bezien welke wijzigingen nodig zijn.


[1] Motie d.d. 27 september 2016 Kamerstukken II 2016-2017, TK 34 086, nr. 35
 

Vragen van het lid Staaij, C.G. van der (SGP)

Vraag:
Wat komt concreet terecht van motie Bisschop-Buma die ziet op de effectievere terugkeer.

Antwoord:
 e motie van Bisschop-Buma van 17 februari jl. vraagt naar wijzigingen van de Europese regels met het oog op adequate mogelijkheden voor begeleide terugkeer. Mede als resultaat van actieve agendering tijdens het Nederlands EU Voorzitterschap behoort het bevorderen van terugkeer tot de doelstellingen van de huidige herziening van het Gemeenschappelijk Europees Asielstelsel, met name van het voorstel voor een nieuwe asielprocedure Verordening. Verdere versterking van dit aspect is onderdeel van de Nederlandse inzet in de onderhandelingen. Ook zijn in die periode Europese richtsnoeren voor begeleide vrijwillige terugkeer projecten tot stand gekomen, zijn instrumenten en werkwijzen voor terugkeer- afspraken met derde landen op EU niveau uitgebreid en heeft de Raad de Europese Commissie verzocht om aanpassing van de terugkeer Richtlijn te overwegen. Of een dergelijk voorstel verwacht kan worden is nog niet bevestigd.

Vragen van het lid Staaij, C.G. van der (SGP)

Vraag:
Is de minister bereid voortvarend werk te maken van de wetgeving die wordt gemaakt op het gebied van mediation?

Antwoord:
Het wetsvoorstel bevordering mediation is in consultatie gegeven en de termijn is inmiddels gesloten. Ik heb tientallen adviezen ontvangen die momenteel verwerkt worden. Daarna wordt het voorstel zo spoedig mogelijk aangeboden aan de Raad van State voor advies. Er leven veel verschillende ideeën over hoe mediation bevorderd kan worden en met inachtneming van al die gedachten en wensen probeer ik voorstellen te doen die op voldoende steun kunnen rekenen en de mediationpraktijk verder kunnen helpen.

Vragen van het lid Staaij, C.G. van der (SGP)

Vraag:
Hoe kan het vertrouwen in de rechtstaat versterkt worden?

Antwoord:
Uit onderzoek blijkt dat het vertrouwen van Nederlanders in de rechtspraak onverminderd groot is. Ook in de Rule of Law survey doet Nederland het goed: Nederland staat op plaats 5 als het gaat om de toegang tot het recht.
Dat is heel positief, maar het betekent niet dat we achterover kunnen leunen. Een goed werkende juridische infrastructuur vergt voortdurend onderhoud om aansluiting te houden bij maatschappelijke ontwikkelingen, bijvoorbeeld door het bij de tijd houden van de relevante wetgeving inzake de rechterlijke macht en de juridische beroepen. Ook is het van groot belang dat de burger naar de rechter kan en dat de overheid zich houdt aan diens uitspraak. Zo worden wraakgevoelens van burgers na een misdaad niet via eigenrichting opgelost, maar gekanaliseerd via de rechter. De toegang tot de rechter blijft dan ook een belangrijk aandachtspunt van mijn beleid.

Vragen van het lid Staaij, C.G. van der (SGP)

Vraag:
Wanneer de politie onder vuur ligt moet in 3 weken helderheid worden verschaft over de vervolging. Is de minister bereid hierover afspraken te maken met het OM en de rijksrecherche?

Antwoord:
Het Openbaar Ministerie streeft ernaar om snel en zorgvuldig onderzoek te doen in zaken waarbij politieagenten zijn betrokken, omdat het openbaar ministerie zich realiseert dat juist voor agenten die in hun beroepsuitoefening worden geconfronteerd met een mogelijke vervolging, dit een extra impact kan hebben. Bovendien moet er zo snel mogelijk helderheid zijn over of de betreffende functionaris zijn beroep gedurende het onderzoek nog kan uitoefenen.

Een termijn van drie weken is in de meeste gevallen niet haalbaar omdat er juist in dit soort zaken vaak veel onderzoek moet worden verricht, waarbij bijvoorbeeld ook het NFI betrokken kan zijn. Bovendien wil het Openbaar Ministerie zoals gezegd zorgvuldig werken door tegenspraak en reflectie te organiseren en is er bij vuurwapengebruik nog een speciale commissie die zich over deze zaken buigt. Zorgvuldigheid is ook hier steeds van het allergrootste belang.

Vragen van het lid Staaij, C.G. van der (SGP)

Vraag:
Neemt de staatssecretaris het ambtsbericht waaruit blijkt dat Christenen in Pakistan niet veilig is, mee in zijn beleid?

Antwoord:
Het laatste ambtsbericht over de positie van Ahmadi’s en Christenen in Pakistan is in 2014 verschenen en destijds verwerkt in het beleid. Ik heb aan het ministerie van Buitenlandse Zaken een nieuw ambtsbericht gevraagd. Daarin zal zoals gebruikelijk bijzondere aandacht uitgaan naar de positie van deze groepen. Wanneer dit verschijnt en inderdaad blijkt dat er wijzigingen zijn, wordt dit uiteraard meegenomen in de beleidsbeoordeling.

Vragen van het lid Staaij, C.G. van der (SGP)

Vraag:
De vreemdelingenstroom heeft de zwakte van de EU aan het licht gebracht. Er zijn veel verschillen tussen de lidstaten, ook met de verordening. Waarom is het kabinet niet kritischer geweest op subsidiariteit?

Antwoord:
Omwille van de verschillen tussen de lidstaten op asielterrein vindt het kabinet het van belang dat de wetgevende voorstellen die zijn gepresenteerd om het gemeenschappelijk Europees asielstelsel te versterken, bijdragen aan het verkleinen van die verschillen. Het instrument van een verordening draagt hieraan bij omdat het eenduidige regels bevat die rechtstreeks van toepassing zijn in de lidstaten. Daarom beoordeelt het kabinet de subsidiariteit van de voorstellen voor een Kwalificatie- en Procedureverordening in die zin dan ook als positief. Het kabinet hanteert niet het uitgangspunt dat álle deelaspecten van de asielprocedure tot in detail moeten worden geharmoniseerd, maar beziet steeds in hoeverre een onderdeel dienstig is aan het bereiken van het doel dat een asielaanvraag op een vergelijkbare wijze wordt behandeld en beoordeeld, ongeacht de lidstaat waar de asielaanvraag wordt ingediend.
 
Naast het instrument van een verordening, zijn ook andere maatregelen van belang om de verschillen tussen lidstaten weg te nemen, zoals praktische samenwerking. Zo voeren lidstaten soms een verschillend beleid ten aanzien van hetzelfde land van herkomst. Nederland heeft daarom het initiatief genomen om tot meer harmonisatie te komen van het beleid dat lidstaten voeren ten aanzien van de voornaamste landen waar asielzoekers vandaan komen. De kern van dit initiatief is de inrichting van een netwerk van beleidsexperts uit de lidstaten die, onder coördinatie van het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO), naar aanleiding van een gezamenlijk rapport over een land van herkomst, de betekenis duiden van dit rapport voor het asielbeleid ten aanzien van dit land. Dit initiatief heeft ook zijn weg gevonden naar de huidige voorstellen, waaronder het voorstel voor een Kwalificatieverordening (artikel 10).

Vragen van het lid Staaij, C.G. van der (SGP)

Vraag:
Kan de beleidsvisie ten aanzien van het uittreden van prostituees worden aangemoedigd bij gemeenten en Rijk? Teven verzoek aan de minister om ruimhartig om te gaan met het amendement.

Antwoord:
Ik sta positief tegenover de begeleiding die prostituees ontvangen van de uitstapprogramma’s.
 
De Kamer zal ik vóór 1 maart 2017 informeren over de uitvoering van de motie (28638 nr. 148) van de heer Van der Staaij (SGP) over het stimuleren van een gemeentelijke visie op uitstapprogramma’s voor prostituees.


Vragen van het lid Kuzu, T. (GrKÖ)

Vraag:
Wanneer wordt het onderzoek naar Mitch Hendriquez afgerond?

Antwoord:
Het onderzoek is afgerond. Zoals op 19 september jongstleden door het Openbaar Ministerie naar buiten is gebracht, worden twee van de vijf agenten die vorig jaar betrokken waren bij de aanhouding van Mitch Henriquez door het Openbaar Ministerie in Den Haag vervolgd voor mishandeling met de dood tot gevolg. De andere drie betrokken agenten worden niet vervolgd. In aanloop naar de zitting of tijdens de zitting kunnen nog onderzoekswensen worden gedaan door de verdediging. Rechters kunnen ook zelf nog nader onderzoek willen laten verrichten. De zittingen zullen naar verwachting de tweede helft van januari 2017 beginnen.
 

Vragen van het lid Kuzu, T. (GrKÖ)

Vraag:
Gaat de minister meer investeren en geld vrijmaken voor het tegengaan van etnisch profileren?

Antwoord:
Ja, dat ga ik doen. Uit de € 10 miljoen investeringsgelden die beschikbaar zijn gekomen kan een aantal zaken worden gerealiseerd, waaronder de klachten-app tegen etnisch profileren en training, coaching en bewustwording van de basisteams.

Vragen van het lid Kuzu, T. (GrKÖ)

Vraag:
Wat betreft het asielbeleid moet er gestopt worden met bangmakerij. Het beleid moet herzien worden. Graag een reactie van de staatssecretaris.

Antwoord:
Bangmakerij als onderdeel van het geldende asiel- en vreemdelingenbeleid is op geen enkele wijze aan de orde. Wel vind ik het van belang om misstanden, zoals het oneigenlijk gebruik van de asielprocedure, duidelijk te benoemen en aan te pakken als die aan de orde zijn.

Vragen van het lid Kuzu, T. (GrKÖ)

Vraag:
Kan de minister reageren op de standpunten van GrKÖ om de rechtsgang voor iedereen toegankelijk te maken, het verlagen van griffierechten, investeren in de rechtspraak en een eigen bijdrage voor de rechtspraak?

Antwoord:
Ik ben van mening dat de toegang tot de rechter voldoende is gewaarborgd. Voor wat betreft de griffierechten kennen we lagere tarieven voor burgers die het financieel moeilijk hebben, er wordt geïnvesteerd in de rechtspraak, bijvoorbeeld door digitalisering van de rechtspraak. Met de huidige voorziening voor de gesubsidieerde rechtsbijstand is de toegang tot de rechtsbijstand voor min- en onvermogenden voldoende gewaarborgd. 


Vragen van het lid Bontes, L. (GrBvK)

Vraag:
Wat gaat de minister doen aan het open grenzenbeleid aangezien er te weinig capaciteit is om goed te kunnen screenen?

Antwoord:
Zoals uit de brief van 18 mei jl. van de minister en staatssecretaris over het identificatie- en registratieproces blijkt, is het screeningsproces van asielzoekers op orde. Naast medewerkers van de AVIM (Afdeling Vreemdelingen Identificatie Mensenhandel) zijn ook specialisten in migratiecriminaliteit en terrorisme beschikbaar in de ID-straten.


Vragen van het lid Klein, N.P.M. (Klein)

Vraag:
Graag de reactie van de staatssecretaris op het aanbieden van Engelse taalles aan asielzoekers voordat zij een status hebben in plaats van Nederlandse?

Antwoord:
In de recente brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is uitgewerkt op welke wijze Nederlandse taalles wordt aangeboden aan kansrijke asielzoekers. De achtergrond hiervan is dat dit ten goede komt van de integratie en toegang tot de arbeidsmarkt in Nederland.
 
Ik ben daarom geen voorstander van het leren van Engels in plaats van Nederlands.

Vragen van het lid Klein, N.P.M. (Klein)

Vraag:
Waarom is er een ingewikkelde klachtenprocedure bij de Raad voor de Kinderbescherming als de eed ook vooraf afgelegd kan worden?

Antwoord:
Professionals van de Raad voor de Kinderbescherming moeten hun taken naar beste weten en onpartijdig vervullen. Het kabinet zet dan ook in op het bevorderen van goed opgeleide en geregistreerde professionals, die zich houden aan hun beroepscode. Om cliënten te beschermen  tegen ondeskundig handelen, is een zorgvuldige klachtenprocedure ingericht. Het tuchtrecht vormt het sluitstuk.
 
Daarnaast is in 1984 de eed in het familierecht afgeschaft, evenals (in 1988) de beëdiging van deskundigen. De reden hiervoor is dat het om een formaliteit ging die geen toegevoegde waarde had. De beëdiging voor de rechters werd daarnaast als een tijdrovende aangelegenheid gezien. Ik heb dit recentelijk in mijn brief van 22 augustus (Tweede Kamer, vergaderjaar 2015–2016, 31 839, nr. 536) en ook in de Voortgangsrapportage Geweld in Afhankelijkheidsrelaties van juli 2013 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2012–2013, 33 400 XVI, nr. 156) aangegeven.

Vragen van het lid Klein, N.P.M. (Klein)

Vraag:
In de begroting is opgenomen dat een jeugdbeschermingsmaatregel kan worden genomen door de Raad voor de Kinderbescherming. Dit is onbegrijpelijk omdat iedereen het recht heeft op onafhankelijke rechtspraak, ook jeugd. Kan de staatssecretaris dit voorstel terug draaien?

Antwoord:
Ik acht het wenselijk om de keten te verkorten en in dat licht een voorstel uit te werken waarin de Raad voor de Kinderbescherming zelf besluiten kan nemen over ondertoezichtstellingen zonder uithuisplaatsingen. Het belang van het kind staat hierbij voorop: ik wil dat het kind snel de juiste hulp krijgt. Ook wordt de rechtelijke macht zo ontlast. In enkele andere landen, zoals Denemarken, zijn goede ervaringen opgedaan met een soortgelijk stelsel. De gang naar de rechter blijft te allen tijde mogelijk.

Vragen van het lid Klein, N.P.M. (Klein)

Vraag:
Waarom is de pilot mediation in het strafrecht van tafel terwijl er 80% slagingspercentage was?

Antwoord:
Zoals u weet draag ik het instrument mediation een warm hart toe. Bemiddeling tussen slachtoffer en dader kan, zeker bij relatief lichte delicten, een zinvolle manier zijn om een strafzaak af te doen.
Tegelijkertijd is mediation maar voor een beperkte groep slachtoffers zinvol. Daarnaast blijkt het realiseren van een landelijk aanbod niet kostenneutraal te zijn, maar € 1,5 miljoen per jaar te kosten. Bij het opstellen van mijn begroting heb ik daarom prioriteiten moeten stellen.
De pilots mediation zijn tot nu toe gefinancierd uit de middelen voor slachtofferbeleid. In mijn meerjarenagenda slachtofferbeleid heb ik ervoor gekozen om de schaarse middelen voor slachtoffers in te zetten op andere activiteiten waar meer slachtoffers bij gebaat zijn. Mijn eerste prioriteit is de goede uitvoering van nieuwe rechten voor slachtoffers.

45