Schriftelijke antwoorden op vragen gesteld tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling van Veiligheid en Justitie op 30 november 2016
Brief regering
Nummer: 2016D46552, datum: 2016-12-01, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: G.A. van der Steur, minister van Veiligheid en Justitie (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: K.H.D.M. Dijkhoff, staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van zaak 2016Z22741:
- Indiener: G.A. van der Steur, minister van Veiligheid en Justitie
- Medeindiener: K.H.D.M. Dijkhoff, staatssecretaris van Veiligheid en Justitie
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (2010-2017)
- 2016-12-01 10:35: Begroting Veiligheid en Justitie (VI) (voortzetting) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2016-12-14 14:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (2010-2017)
- 2017-01-19 13:20: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2017-04-06 13:10: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Vragen van het lid Nispen, M. van (SP)
Vraag:
Hoe groot zijn de risico's op de begroting? Hoe gaat de minister hier
iets aan doen?
Antwoord:
In 2015 en 2016 is met extra middelen (structureel ruim 700 mln.) een
solide begroting tot stand gebracht. Tekorten die er waren bij ZM, OM
en de Politie zijn weggewerkt. Dat wil niet zeggen dat er op de VenJ
begroting geen enkel risico meer is.
Zoals gebruikelijk binnen de begrotingssystematiek probeer ik risico’s
te beperken dan wel voorzieningen te treffen om de budgettaire gevolgen
op te vangen. Binnen de begroting van VenJ doen de risico’s zich met
name voor op het terrein van de ontvangsten. Dit betreft met name de
opbrengsten uit afpakken en de ontvangsten uit hoofde van Boetes en
Transacties. In dit kader zal ik de Tweede Kamer voor het eind van het
jaar informeren over de wijze waarop het kabinet uitvoering geeft aan
de motie Zijlstra/Samson met betrekking tot de verkeersboetes.
Vragen van het lid Nispen, M. van (SP)
Vraag:
Erkent de minister dat de vorming van wijkteams met wijkagenten is
mislukt?
Antwoord:
In mijn beleidsreactie op het rapport van professor Terpstra over de
basisteams in de nationale politie heb ik aangegeven, dat de basisteams
nog in een opbouwfase zijn. De aandachtspunten die Terpstra noemt, zie
ik dan ook als signalen die als aandachtspunten worden meegenomen in de
verdere ontwikkeling van de basisteams. Er zijn ook al verschillende
maatregelen in gang gezet om de gebiedsgebonden politiezorg te
intensiveren. Een voorbeeld hiervan is de opdracht aan de korpschef om
eind 2017, zoals in de begroting 2017 geduid, een bezetting van de
wijkagentenfunctie van 97% te realiseren. Er is altijd een aanspreekpunt
voor zowel de burger als het lokaal gezag. Ook de vacatures voor
operationeel expert zijn opengesteld. Voor de overige maatregelen
verwijs ik u naar de beleidsreactie op het rapport Terpstra die op 24
november jl. als bijlage 2 met de brief over de voortgang vorming
Nationale Politie aan uw Kamer is toegezonden.
Ik ben het dus niet met het lid Van Nispen eens dat de vorming van
wijkteams met wijkagenten zou zijn mislukt.
Vragen van het lid Nispen, M. van (SP)
Vraag:
Hoeveel wordt er bezuinigd op mobiliteit en wat betekent dit?
Antwoord:
Het budget van € 197 miljoen voor mobiliteit wordt in 2018 met € 6
miljoen verlaagd als gevolg van de verlenging van de
afschrijvingstermijnen. Het bestaande wagenpark wordt langer gebruikt.
In 2019-2021 stijgt het totaal aan vervoerskosten weer naar € 194
miljoen (zie blz. 32 van de politiebegroting).
In 2017 worden uitsluitend voertuigen herverdeeld tussen en binnen de
politie-eenheden, afhankelijk van de behoefte en noodzaak. Deze
herverdeling houdt geen besparing in.
Verder worden in 2018 de afschrijvingstermijnen van vervoermiddelen in
overeenstemming gebracht met hun werkelijke economische levensduur. Dit
betekent dat het aantal voertuigen niet wordt verminderd.
Vragen van het lid Nispen, M. van (SP)
Vraag:
Is er financiële ruimte voor de rechtspraak van de toekomst?
Antwoord:
Recent heb ik met de Raad voor de rechtspraak een akkoord gesloten over
de prijzen voor de jaren 2017-2019.
Het belangrijkste punt in het akkoord is dat vanaf 2017 jaarlijks € 35
miljoen extra in de kwaliteit van de rechtspraak wordt geïnvesteerd.
Daarmee kan onder meer worden tegemoetgekomen aan de wens van de Raad
voor de rechtspraak om volgens door rechters zelf ontwikkelde
professionele standaarden te gaan werken. Het akkoord biedt de
noodzakelijke ruimte om verder te investeren in de kwaliteit van de
rechtspraak.
Deze structurele investering in de kwaliteit komt bovenop de extra
bijdrage van structureel € 25 miljoen die in de begroting 2016 van
Veiligheid en Justitie al is toegevoegd voor het programma Kwaliteit en
Innovatie (KEI) van de rechtspraak.
Vragen van het lid Nispen, M. van (SP)
Vraag:
Er zijn bezuinigen op de rechtspraak. Het eigen vermogen is inmiddels 0.
Kunnen ze bij de rechtspraak voldoende tijd nemen voor een goede
rechtspraak? Graag de reactie van de minister daarop.
Antwoord:
Recent heb ik met de Raad voor de rechtspraak een akkoord gesloten over
de prijzen voor de jaren 2017-2019. Daarin is € 35 miljoen vrijgemaakt
voor ontwikkeling van professionele standaarden. Die standaarden zijn
door rechters zelf opgesteld om kwaliteitsnormen voor de rechtspraak te
verhelderen. Het is aan de Rechtspraak zelf om de beschikbare middelen
aan te wenden voor deze kwaliteitsontwikkeling en om zo de rechter zijn
werk goed te kunnen laten doen. De Rechtspraak heeft diverse
instrumenten, onder andere binnen zijn kwaliteitszorgsysteem, om de
kwaliteit van de Rechtspraak te monitoren en te borgen.
Het eigen vermogen van de Raad voor de rechtspraak is in tegenstelling
tot de eerdere prognoses van de Raad voor de rechtspraak – nog steeds op
een voldoende niveau. Het eigen vermogen bedraagt € 24,3 mln.
Vragen van het lid Nispen, M. van (SP)
Vraag:
Wordt de begroting van de rechtspraak losgekoppeld van de begroting van
Veiligheid en Justitie?
Antwoord:
We hebben hierover discussie gevoerd in het kader van een amendement bij
de Comptabiliteitswet 2016. Dat amendement is door de Tweede Kamer
vorige maand verworpen. Ik heb er kennis van genomen dat door het lid
Van Nispen afgelopen maandag een initiatiefwetsvoorstel is ingediend om
de begroting van de rechtspraak los te koppelen van de begroting van
mijn ministerie. Ik wacht de behandeling van dit voorstel af en de
regering zal daar te zijner tijd een standpunt over innemen. Ik heb in
mijn brief van 27 september 2016 aangegeven dat ik noch vanuit
financieel, noch vanuit rechtsstatelijk perspectief noodzaak zie om een
andere positionering van de rechtspraak voor te stellen.
Vragen van het lid Nispen, M. van (SP)
Vraag:
Bezuinigingen op NFI en nu weer tekort aan mensen. Hoe gaat de minister
dit oplossen?
Antwoord:
Het NFI heeft net zoals andere organisaties in de strafrechtketen te
maken met een efficiency taakstelling. Het NFI heeft deze taakstelling
aangegrepen om vanuit de missie te kijken naar de kerntaken van de
organisatie en de inrichting en uitvoering daarvan. Hierbij zijn ook
keuzes gemaakt om een aantal onderzoeksgebieden af te bouwen of niet te
intensiveren.
Op basis van de intensiveringsgelden die ik bij de begroting van 2016 en
2017 beschikbaar heb gesteld, zal er op een aantal terreinen extra
onderzoekscapaciteit worden gegenereerd. Dit zijn andere terreinen dan
waarop de invulling van de taakstelling betrekking had. Daarom zullen
deels nieuwe mensen met andere expertise moeten worden geworven en
opgeleid. Daarnaast zal extra capaciteit worden gegenereerd door directe
uitbesteding van onderzoeken en via de uitbesteding met behulp van het
One-Stop-Shop-concept.
Vragen van het lid Nispen, M. van (SP)
Vraag:
Hoe kijkt de minister naar het reguleren van de cannabisteelt?
Antwoord:
Reguleren van de cannabisteelt biedt naar mening van het kabinet geen
oplossing. Het is aan een nieuw kabinet om zich na de verkiezingen te
buigen over de aanpak van hennepteelt en het coffeeshopbeleid.
Bovendien ligt er momenteel een initiatiefwetsvoorstel over dit
onderwerp. Het is aan uw Kamer om hier in eerste instantie iets van te
vinden.
Vragen van het lid Nispen, M. van (SP)
Vraag:
Er wordt op onderwijs bij de politie bezuinigd. Wat gaat de minister
hier aan doen?
Antwoord:
De uitgaven voor de politieacademie zijn de afgelopen jaren
teruggebracht in lijn met een efficiëntere inrichting van het onderwijs
met de komst van één politie (NP). De besparende maatregelen zijn
getroffen met behoud van de kwaliteit van het onderwijs en behelzen
onder andere: verkorting van de opleiding conform het regulier
onderwijs; verlaging van de bekostiging van de instroom en aanpassing
van de normering van de bekostiging van het politieonderwijs conform het
reguliere onderwijs. De instroom van aspiranten wordt niet geraakt. Het
budget blijft voldoende voor circa 2000 aspiranten per jaar.
Met ingang van 1 januari 2017 zal bovendien de Politieacademie (PA)
worden ingebed in het politiebestel. Dit leidt tot een doelmatigere en
flexibelere bedrijfsvoering en een efficiëntere inzet van
sterkte.
Ten aanzien van de kosten van onderwijs die ten laste van de
politiebegroting komen, is in het PenM onderzoek in kaart gebracht
hoeveel daarvoor nodig is. Daaruit blijkt dat de omvang van het budget
mede wordt bepaald door het maximum van 5% van de inzetbare uren die de
politie voor opleidingen hanteert. Het kabinet heeft met de
Voorjaarsnota en Miljoenennota het budget voor politie conform het PenM
onderzoek, en daarmee ook onderwijs en vorming, verruimd.
Vragen van het lid Nispen, M. van (SP)
Vraag:
Waarom is er meer bezuinigd op het NFI, staat dit niet haaks op het meer
opsporen en het vergroten van de veiligheid? Waarom neemt de minister
deze financiële risico's?
Antwoord:
Het NFI heeft net zoals alle andere organisaties in de strafrechtketen
te maken met een efficiencytaakstelling uit het Regeerakkoord. Hiervoor
heeft het NFI het Contourenplan ‘Het NFI op weg naar 2018’ opgesteld en
is een nieuw Organisatie & Formatie rapport vastgesteld, welk
rapport per 1 april 2016 is geïmplementeerd.
Het NFI budget in 2017 is met de extra beschikbaar gestelde middelen in
de begrotingsbrief 2016 en de Nota van Wijziging bij de begroting 2017
nagenoeg gelijk gebleven aan eerdere jaren; € 0,2 miljoen in 2015 en
€69,9 miljoen in 2016 (zie ook brief 29 november 2016 over NFI en NRGD).
Met het in 2016 en 2017 extra toegevoegde geld kan zowel de capaciteit
bij het NFI als bij marktpartijen groeien.
Vragen van het lid Nispen, M. van (SP)
Vraag:
Hoe voorkomen we dat gevangenissen worden ontmanteld?
Antwoord:
In antwoorden op de Kamervragen van het lid Kooiman (SP) over de
leegstand en het personeelstekort bij de PI Haaglanden die op 29
november jl. aan uw Kamer zijn gezonden, heb ik reeds gereageerd op de
door uw Kamer op 8 november jl. aangenomen motie van het lid Kooiman.
Met deze motie is de regering verzocht niet verder over te gaan tot al
dan niet gedeeltelijke sluitingen van justitiële inrichtingen en
alternatieve maatregelen te treffen om de werkdruk te verminderen en de
veiligheid binnen gevangenissen te waarborgen, aangenomen. Zoals ik ook
in deze antwoorden heb uiteengezet, is voormelde motie in lijn met de
eerder door uw Kamer aangenomen motie van de leden Van Oosten en Volp,
die inhoudt dat sluiting van gevangenissen, inclusief justitiële
jeugdinrichtingen, aanvullend op het lopende masterplan nu niet aan de
orde is en de regering oproept dienovereenkomstig te handelen. In
reactie hierop op laatstgenoemde motie heb ik – onder andere in mijn
brief van 14 juni jl. – gesteld dat sluiting van penitentiaire
inrichtingen deze kabinetsperiode niet aan de orde is. De maatregelen
die thans binnen de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) worden
getroffen zien niet op het geheel of gedeeltelijk sluiten van
gevangenissen, maar op het concentreren van gedetineerden en het
personeel van DJI. Met deze concentratie worden twee doelen nagestreefd.
Ten eerste bevordert de (tijdelijke) concentratie van leegstand het
waarborgen van de veiligheid van gedetineerden en personeel en draagt
het bij aan een beheersbare werkdruk. Ten tweede wordt met de maatregel
ingezet op een gezonde en efficiënte bedrijfsvoering. Er wordt zoveel
mogelijk voorkomen dat vast en extern ingehuurd personeel wordt ingezet
in een slechts deels bezette inrichting. Waar mogelijk wordt personeel
dat werkzaam is in niet volledig bezette PI’s tijdelijk te werk gesteld
in PI’s waar sprake is van openstaande of niet vervulde functies binnen
de functiegroep executief personeel. Het voorgaande kan leiden tot een
tijdelijke buitengebruikstelling van gedeeltes van PI’s. Er is geen
sprake van het geheel of gedeeltelijk sluiten van PI’s. Anders dan ten
tijde van de invoering van het Masterplan heeft deze concentratie geen
verlies van werkgelegenheid tot gevolg. Vanwege het snelle verloop van
personeel op diverse locaties, met name inrichtingsbeveiligers, is voor
die functiegroep een landelijke werving gestart.
Vragen van het lid Nispen, M. van (SP)
Vraag:
Bent u bereid om 10 fte extra te investeren in de Financial Intelligence
Unit(FIU) zodat meer capaciteit wordt gecreëerd voor het tegengaan van
witwassen?
Antwoord:
Mijn voornemen is een zekere capaciteitsuitbreiding te realiseren bij de
FIU om de FIU nog beter in staat te stellen haar taken uit te voeren.
Deze uitbreiding wordt gedekt binnen mijn begroting. Dit betreft zowel
het proces van verdacht verklaren van ongebruikelijke transacties als
andere inzet op het terrein van witwassen en terrorismefinanciering. Op
deze uitbreiding van capaciteit van de FIU zal worden ingegaan in een
brief die de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid mede namens
mij en een aantal andere bewindslieden op korte termijn aan uw Kamer zal
sturen over ongewenste financiering van instellingen en activiteiten. Om
zo goed mogelijk gebruik te maken van de door de FIU verdacht verklaarde
transacties werken de FIU, het OM, de FIOD en de NP samen in het Anti
Money Laundering Center (AMLC) bij het selecteren en het verrijken van
witwassignalen voor strafrechtelijk onderzoek.
Vragen van het lid Nispen, M. van (SP)
Vraag:
Hoe gaat de minister de ICT problemen oplossen en wanneer?
Antwoord:
In de afgelopen jaren is er onder andere met het Aanvalsprogramma ICT
politie hard gewerkt aan de benodigde stabiliteit en continuïteit. Die
zijn inmiddels gerealiseerd. De oorspronkelijke problemen zijn
opgelost.
De beeldspraak die wordt gehanteerd door te spreken
van ‘Flintstonecomputers’ is dan ook onterecht. Voor wat betreft de
applicatie MEOS op smartphones loopt de politie ten opzichte van andere
landen ver voorop.
In het onderzoek naar de omvang van het personele en materiële budget is
gekeken naar wat nodig is voor ICT. In de voorliggende begroting is dit
voor het benodigde bedrag toegekend. Daarmee kan de politie meerjarig de
benodigde aandacht geven aan de verdere versterking en vernieuwing van
de ICT politie. Binnen de begroting stijgt het percentage aan IV
uitgaven van € 11,0 miljoen in 2016 naar € 12,7 miljoen in 2021. Daarbij
is de inzet om de beheerkosten te laten dalen (door bijvoorbeeld het
uitzetten van verouderde applicaties) zodat binnen het financiële kader
de ruimte voor vernieuwing en innovatie kan toenemen.
Vragen van het lid Nispen, M. van (SP)
Vraag:
Is de minister bereid om de griffierechten ten gunste van het MKB aan te
passen?
Antwoord:
Voor vorderingen tussen de € 500 en € 12.500 geldt één
griffierechtentarief. Aan een staffelsysteem is inherent dat het
griffierecht voor een lage vordering relatief hoog is en voor een hoge
vordering relatief laag. Voor de specifieke categorie van vorderingen
tussen € 500 en € 12.500 geldt dat het griffierecht voor rechtspersonen
dicht bij de laagste vordering van deze categorie ligt. Hierbij past wel
de nuancering dat voor een deel van het MKB niet het tarief voor
rechtspersonen, maar het lagere tarief ad € 223 voor natuurlijke
personen geldt.
Een nieuw in te voegen staffel voor vorderingen van bijvoorbeeld € 500
tot € 1500 kost -zo antwoordde ik al op de schriftelijke vragen- € 18
miljoen.Daarom heb ik geen ruimte in de begroting.
Vragen van het lid Nispen, M. van (SP)
Vraag:
Er wordt bezuinigd op de Autoriteit Persoonsgegevens. Hoe staat het met
het onderzoek dat de minister heeft aangekondigd naar de gevolgen van de
Algemene Verordening Gegegensbescherming? Is het onderzoek op tijd
gereed?
Antwoord:
De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) heeft net zoals alle
overheidsorganisaties te maken met de taakstellingen uit de
regeerakkoorden Rutte I en II. Daar staat tegenover dat het budget van
de AP in dezelfde periode is verhoogd met circa € 1 miljoen.
De gevolgen van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) worden
in kaart gebracht door het bureau Andersson Elffers Felix (AEF). Uw
kamer is hierover bij brief van 2 september 2016 geïnformeerd. Het
onderzoek heeft een geringe vertraging opgelopen, maar is naar
verwachting begin januari 2017 gereed.
Dit is op tijd om de uitkomsten van het onderzoek mee te nemen in de
financiële paragraaf van het wetsvoorstel ter implementatie van de
AVG.
Dit wetsvoorstel wordt naar verwachting in december dit jaar in
consultatie gegeven.
Vragen van het lid Nispen, M. van (SP)
Vraag:
Wanneer stopt de staatssecretaris met slechte halve maatregelen als het
gaat om de inhuur van beveiligers en komt hij met een structurele
oplossing om het tekort aan operationele capaciteit in het
gevangeniswezen op te lossen?
Antwoord:
Het lid Van Nispen vraagt mij om een structurele oplossing voor de
dalende behoefte aan capaciteit binnen de Dienst Justitiële Inrichtingen
(DJI). Er lag dit voorjaar een plan. In de periode maart 2016 tot en met
juni 2016 heeft DJI in opdracht van mij een verkenning uitgevoerd onder
de naam ‘Capaciteit in Balans’. In deze verkenning is op zorgvuldige
wijze nagedacht over de vraag hoe met de, naar het zich laat aanzien,
structurele overcapaciteit zou kunnen worden omgegaan. Uw Kamer heeft
hierop gereageerd met het aannemen van een motie waarin de regering
wordt opgeroepen niet over te gaan tot het sluiten van gevangenissen,
inclusief justitiële jeugdinrichtingen. Ik heb aan deze motie gevolg
gegeven en uw Kamer onder andere in mijn brief van 14 juni jl. gemeld
dat sluiting van penitentiaire inrichtingen deze kabinetsperiode niet
aan de orde is. Dit neemt niet weg dat DJI nog steeds te maken heeft met
leegstand. Het personeel ziet dat ook en zoekt waar mogelijk een baan
elders. Dat lukt veel meer en sneller dan verwacht. Dat is prettig voor
het betrokken personeel, maar het leidt tot personele onderbezetting als
geen passende maatregelen kunnen worden getroffen.
Ook ik vind dat DJI, de vestigingsdirecteuren en al het personeel dat
dagelijks met volle overgave op de werkvloer bijdraagt aan de veilige
insluiting van gedetineerden, recht heeft op een structurele oplossing.
Juist daarom heb ik DJI dan ook de opdracht gegeven om naast het plan
dat er al ligt in de komende periode een strategisch personeelsplan op
te stellen. De 2 x € 10 miljoen die het kabinet heeft vrijgemaakt voor
noodzakelijke investeringen in opleidingen maken daar onderdeel van
uit.
Daarnaast werk ik aan de toekomstverkenning 'Koers en kansen voor de
sanctie-uitvoering'. Zoals eerder toegezegd, volgt de uitkomst daarvan
begin 2017.
Vragen van het lid Nispen, M. van (SP)
Vraag:
Waarom is het criterium voor herziening dat het moet gaan om een NOVUM?
Serieuze twijfel aan de veroordeling zou voldoende moeten zijn om een
afgesloten strafzaak heropend te krijgen. De SP stelt ook voor dat er
een fonds moet komen om twijfelachtige veroordelingen te onderzoeken.
Het derde voorstel is dat een herziening van een justitiële dwaling geen
jaren mag duren. Er moeten termijnen aan worden verbonden. Graag een
reactie van de minister op deze voorstellen. Deelt de minister ook de
mening dat de kans dat onschuldige mensen vast blijven zitten en de kans
dat schuldigen vrij blijven rondlopen zo klein mogelijk moet zijn?
Antwoord:
In 2012 is bij de modernisering van de herzieningsprocedure het
novumcriterium verruimd. Het hoeft niet per se te gaan om nieuw bewijs.
Onder een novum kan ook een deskundigeninzicht worden verstaan dat een
nieuw licht werpt op het aan de rechter voorgelegde bewijsmateriaal in
gevallen waarin er aanwijzingen zijn dat de rechter de portee van dat
bewijsmateriaal niet heeft doorgrond. Dit is bijvoorbeeld het geval
geweest bij de herziening in de zaak Lucia de B..
In 2017 zal de herzieningsregeling worden geëvalueerd. Ik zeg u toe dat
in de wetsevaluatie de vraag zal worden meegenomen of het ruimere
novumcriterium in zijn praktische werking voldoende aan de doelstelling
van de wet beantwoordt. Voorts zal ik in overleg met de
procureur-generaal bij de Hoge Raad bezien of wenselijk is in de
evaluatie tevens de vraag te betrekken welke maatregelen mogelijk zijn
om de behandeling van herzieningsverzoeken te bespoedigen.
De heer Van Nispen vraagt om het stellen van termijnen om te voorkomen
dat de behandeling van een herzieningsverzoek te veel tijd neemt. Ik
begrijp die wens, maar op basis van eerdere ervaringen met het stellen
van termijnen twijfel ik of dit effectief, laat staan wenselijk is. De
zorgvuldige beoordeling van een herzieningsverzoek vergt nu eenmaal de
nodige tijd.
De heer van Nispen vraagt om een fonds om te voorzien in een (vooraf
gegeven) vergoeding van de kosten die de veroordeelde maakt omdat hij
zelf een deskundigenonderzoek instelt dat dient ter onderbouwing van
zijn herzieningsverzoek. Indien een nader onderzoek door de
procureur-generaal bij de Hoge Raad op verzoek van de veroordeelde een
onderzoek naar een novum wordt ingesteld, komen de kosten daarvan voor
rekening van de Staat. Dat onderzoek is al mogelijk bij aanwijzingen dat
er mogelijkerwijs sprake is van een novum. Er is geen aanleiding om van
overheidswege te voorzien in een vooraf gegeven vergoeding of fonds voor
de kosten die de veroordeelde maakt omdat hij zelf – buiten de
wettelijke regeling om – een deskundigenonderzoek instelt. Wel is –
naderhand – een vergoeding van die kosten naar billijkheid mogelijk
wanneer de veroordeelde in herziening alsnog wordt vrijgesproken.
Tenslotte deel ik natuurlijk de mening dat de kans dat onschuldige
mensen vast blijven zitten en de kans dat schuldigen vrij blijven
rondlopen zo klein mogelijk moet zijn.
Vragen van het lid Nispen, M. van (SP)
Vraag:
Wat zijn de mogelijkheden om het dossier van het OM in te zien voor
nabestaanden en slachtoffers?
Antwoord:
Slachtoffers en nabestaanden hebben recht op inzage in het
procesdossier. Zij hebben ook het recht om hier eigen stukken aan toe te
voegen. Het Openbaar Ministerie (OM) kan inzage wel weigeren indien dit
in het belang is van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer (met
name van personen waarop gedurende het onderzoek een verdenking heeft
gerust) of in het belang van het verdere onderzoek.
Nabestaanden die twijfels hebben over de onderzoeksbevindingen en/of
conclusies van het OM, bijvoorbeeld in het geval van twijfel over
zelfmoord of een misdrijf, hebben verschillende mogelijkheden om hun
twijfels onder de aandacht te brengen. Zij kunnen zich wenden tot de
hoofdofficier van justitie met een verzoek om een review. Een review is
een diepgaande systematische herbeoordeling van alle
onderzoeksinformatie door personen die niet betrokken zijn geweest bij
het eerdere onderzoek. Verder kunnen nabestaanden beklag instellen bij
het gerechtshof tegen de beslissing van niet vervolging van het OM, op
basis van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering. Dit is ook
mogelijk in zaken waarin het opsporingsonderzoek (nog) niet tot een
verdenking en/of aanhouding van een verdachte heeft geleid.
Vragen van het lid Gesthuizen, S.M.J.G. (SP)
Vraag:
Bed, bad en brood; wat gebeurt er met de vreemdelingen nu dit akkoord
niet is gelukt?
Antwoord:
Wat er met een vreemdeling die gebruik maakt van een bed bad brood
voorziening moet gebeuren, hangt van de specifieke casus af. Als het
vreemdelingen zijn die de wettelijke plicht hebben om zelfstandig uit
Nederland te vertrekken – en ik ga er vanuit dat dat voor de meeste
vreemdelingen in de bed, bad, broodvoorzieningen het geval is – dan
verwacht ik dat deze personen, al dan niet gefaciliteerd door de Dienst
Terugkeer en Vertrek (DT&V), Internationale Organisatie voor
Migratie (IOM) en NGO’s, terugkeren naar het land van herkomst.
Daarnaast kunnen vreemdelingen die actief willen werken aan terugkeer
onderdak krijgen in de vrijheidsbeperkende locatie alwaar zij kunnen
werken aan hun daadwerkelijke vertrek. Overigens zal de DT&V ook de
komende tijd blijven investeren in lokale samenwerking om waar mogelijk
terugkeer te realiseren.
Vragen van het lid Gesthuizen, S.M.J.G. (SP)
Vraag:
Is de staatssecretaris bereid de crisiscapaciteit voor vluchtelingen van
3000 achter de hand te houden?
Antwoord:
Momenteel zijn qua opvangcapaciteit bij het COA ongeveer 44.000 bedden
beschikbaar. De gemiddelde bezetting is 64%. Er is dus ruim voldoende
capaciteit achter de hand. Daar bovenop zijn er, conform het
bestuursakkoord verhoogde asielinstroom, afspraken gemaakt over een
noodscenario van 3.000 snel inzetbare opvangplekken. Dit noodscenario
blijven we conform afspraak achter de hand houden.
Vragen van het lid Gesthuizen, S.M.J.G. (SP)
Vraag:
Er wordt meer aandacht voor internationale solidariteit en over het meer
opnemen van mensen in Nederland gevraagd. Kan de staatssecretaris hier
een reactie op geven?
Antwoord:
Dat sluit aan bij het kabinetsbeleid. Nederland vindt het belangrijk om
andere lidstaten, die onder grote druk staan als gevolg van een grote
toestroom van vreemdelingen, bij te staan. Dat kan door het leveren van
materiaal, experts of bijvoorbeeld door het herplaatsen van asielzoekers
vanuit Griekenland of Italië. Daarnaast vindt Nederland het belangrijk
om ook landen in conflictregio’s bij te staan. Nederland doet dit
bijvoorbeeld door middel van financiële bijdragen in het kader van
opvang in de regio als ook door middel van hervestiging. Nederland neemt
hierin zowel op Europees als mondiaal niveau zijn
verantwoordelijkheid.
Vragen van het lid Gesthuizen, S.M.J.G. (SP)
Vraag:
Graag een reactie van de staatssecretaris op het bericht 'Turkije
grenzen open'
Antwoord:
Vooralsnog is in de uitvoering of in contacten met Turkije geen teken
dat Turkije zich niet zal houden aan de afspraken in het kader van de
EU-Turkije Verklaring. Ik kan enkel constateren dat de samenwerking op
grond van deze Verklaring loopt. Turkije werkt daar goed aan mee, ook in
zijn eigen belang. Niemand wil terug naar de situatie dat grote
aantallen vluchtelingen verdrinken in de Egeïsche zee, noch de EU, noch
Turkije. Zo heeft ook deze week weer terugkeer vanuit Griekenland plaats
gevonden. De uitvoering van de afspraken vordert langzaam maar
zeker.
Vragen van het lid Gesthuizen, S.M.J.G. (SP)
Vraag:
Waarom is de subsidie aan de Fraudehelpdesk karig en terughoudend? Ziet
het kabinet het belang niet van goede voorlichting aan burgers en
bedrijven om fraude te voorkomen?
Antwoord:
De preventie van fraude vraagt om een integrale aanpak waarin de
overheid en private partijen goed afstemmen en samenwerken. Een
belangrijk onderdeel van deze aanpak is inderdaad het versterken van de
bewustwording en weerbaarheid van burgers en bedrijven. Voorlichting is
hierbij een belangrijk middel. De Fraudehelpdesk vervult hierin een
goede rol. Dat is ook de reden waarom ik de Fraudehelpdesk dit jaar en
de afgelopen jaren heb gesubsidieerd en waarom ik de subsidie van €
750.000,- ook komend jaar zal verstrekken. Vanwege de huidige financiële
kaders (op andere subsidies is gekort) ligt het niet in de rede om de
subsidie te verhogen.
Vragen van het lid Gesthuizen, S.M.J.G. (SP)
Vraag:
Wanneer is het rapport taakuitvoering en werklast van de Autoriteit
Persoonsgegevens (AP) klaar? Is de staatssecretaris bereid om te spreken
met de Autoriteit Persoonsgegevens over wat er financieel nodig
is?
Antwoord:
Ik ben bezig om – in gezamenlijkheid met de AP – de gevolgen van de
inwerkingtreding van de nieuwe Algemene Verordening Gegevensbescherming
(Verordening) voor de capaciteit en het budget van de AP in kaart te
brengen en door een onafhankelijk deskundige te laten valideren. Bij
brief van 2 september 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 32761, 104) heb ik
uw Kamer hierover nader geïnformeerd. Het bureau Andersson Elffers Felix
(AEF) voert dit onderzoek uit en het rapport is naar verwachting begin
januari 2017 gereed.
De uitkomsten van het onderzoek worden meegenomen in de financiële
paragraaf van het wetsvoorstel ter implementatie van de AVG. Dit
wetsvoorstel wordt naar verwachting in december dit jaar in consultatie
gegeven.
Vragen van het lid Gesthuizen, S.M.J.G. (SP)
Vraag:
Bij de opsporingsdiensten blijven dossiers van de Financial Intelligence
Unit (FIU) nog steeds lang liggen en er is een voorkeur om vooral
kansrijke casussen op te pakken. Eerder verzekerde de minister dat dit
zou zijn verbeterd. Wat is hierop uw reactie?
Antwoord:
De FIU verklaart ongebruikelijke transacties verdacht. Deze informatie
over verdacht verklaarde transacties wordt aan de opsporing verstrekt.
Een verdachte transactie is echter nog geen redelijk vermoeden van een
strafbaar feit. Verdachte transacties zijn alleen bruikbaar voor
onderzoeken naar witwassen of onderliggende delicten als deze kunnen
worden verrijkt met opsporingsinformatie. Met dat doel is het Anti Money
Laundering Center (AMLC) opgericht. In het AMLC werken onder meer OM,
FIOD, NP en de FIU samen bij het selecteren en het verrijken van
witwassignalen voor strafrechtelijk onderzoek. Daarnaast dient er
voldoende capaciteit te zijn om deze onderzoeken uit te voeren. In dat
kader is recentelijk een bedrag oplopend tot € 22 miljoen per jaar
geïnvesteerd in de FIOD en het OM voor de aanpak van corruptie,
witwassen en het afpakken van crimineel vermogen. Dit alles geeft een
impuls aan een beter gebruik van FIU informatie.
Vragen van het lid Gesthuizen, S.M.J.G. (SP)
Vraag:
Jemenieten hebben 15 maanden in onzekerheid verkeerd. Hoe kan het dat er
maanden tussen het verschijnen van het nieuwe ambtsbericht en het
uiteindelijke besluit van vorige week zitten? Welke politieke
overwegingen zitten hier achter? Is het kabinet bang voor een nieuwe
grote toestroom, zoals die vanuit Syrië een jaar geleden?
Antwoord:
Voor asielzoekers uit Jemen gold dat zij sinds vorig jaar niet werden
teruggestuurd en dat een besluit- en vertrekmoratorium van toepassing
was in afwachting van een nieuw ambtsbericht. In juli van dit jaar
ontving ik van de minister van Buitenlandse Zaken het ambtsbericht. Net
daarna kwamen gemengde berichten. De vredesonderhandelingen liepen op
dat moment nog. Pas eind oktober, na het mislukken van de
vredesonderhandelingen en de toename van de bombardementen door
Saudi-Arabië, kon beter worden overzien wat de situatie in Jemen was. Ik
heb daarbij in kaart gebracht wat het beleid in andere EU-landen is.
Kort daarna heb ik uw Kamer geïnformeerd over het nieuwe beleid. Daarbij
speelden geen andere overwegingen.
Op basis van de instroom in de achterliggende periode bestaan er geen
indicaties dat er een grote instroom van asielzoekers uit Jemen moet
worden verwacht.
Vragen van het lid Tellegen, O.C. (VVD)
Vraag:
Wat is gebeurd met ons pleidooi om moskeeën waar radicaal gedachtengoed
wordt gepredikt te sluiten? Hoe krijgen we meer grip op de buitenlandse
financieringsstromen?
Antwoord:
In Nederland geldt dat gedachten vrij zijn. Oproepen tot geweld worden
niet geaccepteerd. Als sprake is van strafbaar gedrag wordt
handhavend opgetreden.
Naast handhaving zal de overheid ook verstoren, confronteren en de
interactie aangaan bij niet-strafbare, maar wel problematische
gedragingen zoals het verspreiden van intolerantie en beperken van
vrijheden.
Zoals toegezegd, wordt de Kamer op korte termijn door de minister van
SZW geïnformeerd over ongewenste buitenlandse financiering van
instellingen en activiteiten.
Vragen van het lid Tellegen, O.C. (VVD)
Vraag:
Kan de regering een reactie geven op het werk maken van een vorm van
registratie van imams (titel imam als dekmantel) door het Contactorgaan
Moslims en Overheid (MO) bij de herziening van het
verschoningsrecht.
Antwoord:
Hoewel de meeste imams hun beroep eervol uitoefenen, zijn er helaas ook
personen die zich onterecht imam noemen. Dat is ontoelaatbaar. Hiermee
schaden zij ook de moslimgemeenschap en moskeebesturen in Nederland die
welwillend zijn en proberen deze pseudo-imams te weren. Het is
belangrijk dat er duidelijkheid komt over wie een echte imam is en wie
een pseudo-imam aan wie geen verschoningsrecht toekomt.
Voor die duidelijkheid moet eerst en vooral naar de beroepsgroep zelf
gekeken worden. Ik ben derhalve blij met het initiatief van het CMO om
tot een registratie te komen.
Ik zal bij de voorbereidingen van de aanpassing van de regeling van het
verschoningsrecht in het kader van de modernisering van het wetboek van
Strafvordering (eind januari 2017 in consultatie als onderdeel van de
wetsvoorstellen boek 1 en boek 2) ook het onderwerp pseudo-imams
betrekken.
Vragen van het lid Tellegen, O.C. (VVD)
Vraag:
Waar blijft het wetsvoorstel om het geweldsgebruik voor de politie te
regelen, met als doel om de agent beter te beschermen?
Antwoord:
Het wetsvoorstel geweldsaanwending opsporingsambtenaar wordt voor het
Kerstreces bij de Tweede Kamer ingediend.
Vragen van het lid Tellegen, O.C. (VVD)
Vraag:
We hebben afgesproken dat we in 2021 toewerken naar 49.802 inzetbare
agenten. Maar waar is dat aantal nu precies op gebaseerd? Er moet een
duidelijkere relatie komen tussen het aantal taken en het aantal agenten
dat daarbij hoort.
Antwoord:
Het aantal van 49.802 is gebaseerd op het inrichtingsplan. In het
regeerakkoord van kabinet Rutte I is een intensivering van € 300 miljoen
tot €370 miljoen opgenomen, waarmee een politiesterkte van 49.500
betaalbaar is gemaakt. In het inrichtingsplan is een intensivering
opgenomen waarmee de operationele sterkte is gestegen naar 49.802. Met
de intensivering op het gebied van contraterrorisme is de operationele
sterkte met ca. 200 fte uitgebreid. Waar nodig worden ook incidenteel
extra middelen ter beschikking gesteld bijvoorbeeld bij voorjaarsnota
inzake het opvangen van de verhoogde asielinstroom. Politiecapaciteit
moet niet alleen kwantitatief worden bezien. Zo heeft het kabinet de
afgelopen jaren voor ruim 5000 fte aan administratieve lasten
gereduceerd. Het aantal leidinggevenden is sterk teruggebracht ten
gunste van het primaire politieproces. Daarnaast heeft het kabinet ca.
€28 miljoen aan de KMar toegevoegd voor extra pelotons voor bewaken en
beveiligen waardoor de druk op de politie is afgenomen.
Vragen van het lid Tellegen, O.C. (VVD)
Vraag:
Hoe komen we erachter met welk aantal agenten de dagelijkse taken maar
ook de extra taken zoals asiel en terrorisme naar behoren kunnen worden
gedaan?
Antwoord:
Het aantal van 49.802 is gebaseerd op het inrichtingsplan. In het
regeerakkoord van kabinet Rutte I is een intensivering van € 300
miljoen tot €370 miljoen opgenomen, waarmee een politiesterkte van
49.500 betaalbaar is gemaakt. In het inrichtingsplan is een
intensivering opgenomen waarmee de operationele sterkte is gestegen naar
49.802. Met de intensivering op het gebied van contraterrorisme is de
operationele sterkte met ca. 200 fte uitgebreid. Waar nodig worden ook
incidenteel extra middelen ter beschikking gesteld bijvoorbeeld bij
voorjaarsnota inzake het opvangen van de verhoogde asielinstroom.
Politiecapaciteit moet niet alleen kwantitatief worden bezien. Zo heeft
het kabinet de afgelopen jaren voor ruim 5000 fte aan administratieve
lasten gereduceerd. Het aantal leidinggevenden is sterk
teruggebracht ten gunste van het primaire politieproces. Daarnaast heeft
het kabinet ca.€ 28 miljoen aan de KMar toegevoegd voor extra pelotons
voor bewaken en beveiligen waardoor de druk op de politie is
afgenomen.
Vragen van het lid Tellegen, O.C. (VVD)
Vraag:
Hoeveel ruimte is er binnen de begroting van de politie voor ICT en hoe
komt er meer ruimte om meer te doen aan ICT, zodat de agent
informatie-gestuurd aan het werk kan?
Antwoord:
Bij de totale uitgaven voor ICT bij de politie moet niet alleen worden
gekeken naar de kosten van licenties, computers, etc. Daar komen ook de
kosten van ICT-personeel bij. Die zijn in de begroting van de politie
niet separaat zichtbaar. In de begroting van de politie zijn de totale
IV-lasten in procenten opgenomen. Dit is in 2016 11,0% en neemt
geleidelijk toe naar 12,7% in 2021. In absolute getallen bedragen de
totale lasten IV ruim €600 miljoen per jaar.
In het PenM-onderzoek staat hoeveel geld de politie nodig heeft om
duurzaam aan de vastgestelde voornemens ten aanzien van ICT te kunnen
voldoen. Het hiervoor benodigde bedrag is inmiddels toegekend. Overigens
is de inzet de beheerkosten te laten dalen (door bijvoorbeeld het
uitzetten van verouderde applicaties) zodat ruimte ontstaat voor
vernieuwing, bijvoorbeeld informatiegestuurd werken.
Dit laatste gebeurt door processen en informatie te standaardiseren en
landelijk deelbaar te maken. Een voorbeeld hiervan is de inrichting van
de Real Time Intelligence Centers (RTIC’s). Iedere eenheid heeft een
RTIC. Hierin werken politiemensen die 24/7 rechercheurs en agenten op
straat actief ondersteunen met real-time informatie bij een melding. Op
deze manier worden agenten non-stop gevoed met actuele en relevante
informatie. Hiervoor wordt informatie uit de politiesystemen gekoppeld
aan openbare bronnen zoals websites en social media. Omdat ze
gelijksoortig zijn ingericht qua organisatie en proces is het bij
eenheidsoverstijgende incidenten snel mogelijk over te schakelen naar
een ander RTIC of op te schalen naar landelijk niveau.
Vragen van het lid Tellegen, O.C. (VVD)
Vraag:
Hoeveel procent van het budget besteedt de Nationale Politie aan de
ICT?
Antwoord:
De totale uitgaven voor ICT bij de politie betreffen naast materiële
lasten ook personele lasten. Die zijn in de begroting van de politie
niet separaat zichtbaar.
In de begroting van de politie is het kengetal lasten
InformatieVoorziening (IV) / Totale lasten in % opgenomen. Dit is in
2016 11,0% en neemt tussen 2016 en 2021 geleidelijk toe naar 12,7% in
2021.
Gegeven de totale omvang van de lasten in de periode 2016-2021 en het
gemiddelde percentage in deze periode bedragen de totale lasten IV ruim
€ 600 miljoen per jaar.
Vragen van het lid Tellegen, O.C. (VVD)
Vraag:
Kan de staatssecretaris aangeven wat met het rapport 'Nederland digitaal
droge voeten' moet worden gedaan om systemen digitaal weerbaar te maken
en of investeringen in cybersecurity en cybercrime niet fors omhoog
moeten?
Antwoord:
Het rapport 'Nederland digitaal droge voeten' onderstreept het belang
van cybersecurity. Het is belangrijk dat dit advies niet in de onderste
la belandt. Er worden voor de komende jaren behartenswaardige adviezen
gegeven. Ik vind het van grote waarde dat dit advies in publiek-privaat
verband tot stand is gekomen en publiek en privaat gericht is. Ik hecht
er dan ook aan om de beleidsopvolging publiek-privaat vorm te geven.
Hiertoe zal ik in het eerste kwartaal 2017 drie rondetafelgesprekken
organiseren. De uitkomsten hiervan zal ik betrekken in de eerder
toegezegde doorontwikkeling van de cybersecurity aanpak. Ik zal de Kamer
over de voortgang blijven informeren.
Vragen van het lid Tellegen, O.C. (VVD)
Vraag:
De VVD zou graag zien dat er met alle partners uit de keten heldere en
kwantitatieve doelstellingen worden geformuleerd over de doorstroom en
afhandeling van zaken in de strafrechtketen. Graag hoor ik van het
kabinet welke ambities ze heeft op dit punt.
Antwoord:
Ook dit kabinet wil heldere doelstellingen voor de strafrechtketen.
Zoals ik u heb toegelicht in mijn brief over de versterking prestaties
strafrechtketen van 6 juli 2016 is de strafrechtketen een proces van
reflectie gestart naar de maatschappelijke opgaven van de keten. Daarbij
staat de vraag centraal wat de maatschappij van de keten verwacht en hoe
de keten aan deze verwachting kan voldoen. Voor het antwoord op deze
vraag worden maatschappelijke organisaties, ketenorganisaties, burgers
en bedrijfsleven gevraagd om hun ideeën en visies op de keten te delen.
Ik zal u voor het eind van het jaar nader over de stand van zaken van
het proces van reflectie informeren.
Vragen van het lid Azmani, M. (VVD)
Vraag:
Het moet niet langer lonen om kinderen over de grens te zetten. Hoe
staat het op dit punt met Ethiopië? Moeten we dit niet internationaal
oppakken?
Antwoord:
Goede opvang van vluchtelingen in Afrika is essentieel. Het doel is niet
alleen om veiligheid en een dak boven het hoofd te bieden, maar ook om
vluchtelingen en gastgemeenschappen perspectieven te bieden
(bijvoorbeeld onderwijs en werk). Dit geldt temeer voor minderjarigen.
Daarom is er ook specifieke aandacht voor minderjarigen in het door
Nederland geleide EU Regionaal Beschermings- en Ontwikkeling Programma
in de Hoorn van Afrika. Binnen dit programma co-financiert Nederland een
UNHCR project van € 5 miljoen specifiek voor de opvang van minderjarigen
in Ethiopië, Sudan en Somalië. Daarbij gaat het in Ethiopië, behalve om
opvang, ook om toegang tot onderwijs.
Vragen van het lid Azmani, M. (VVD)
Vraag:
Wat betreft de VVD kan het recht op asiel in Europa komen te vervallen.
Het beroep op herhaalde aanvraag asiel kan worden afgeschaft en het
afwachten in Nederland kan worden ingeperkt. Het streven zou moeten zijn
om binnen één dag kansloze aanvragen af te doen. Is de staatssecretaris
bereid om dit verder te verkennen?
Antwoord:
Een recht om asiel aan te vragen in de Europese Unie (EU) bestaat niet,
maar als personen asiel aanvragen in een lidstaat van de EU is deze wel
verplicht om de asielaanvraag in behandeling te nemen op basis van
internationale en Europese verplichtingen. Dat neemt niet weg dat het
kabinet inzet op het verbeteren van de opvang in de regio om de migratie
richting de EU aan te pakken.
Zowel het Nederlandse bestuursrecht als het Europese recht verhinderen
dat het recht op beroep bij herhaalde aanvragen kan worden afgeschaft.
De Procedurerichtlijn bepaalt dat een herhaalde aanvraag zonder nieuwe
elementen als niet-ontvankelijk kan worden afgewezen. Tegen die
beslissing staat wel beroep bij de rechter open, waarbij er geen
automatisch schorsende werking is.
Als een asielzoeker een vervolgaanvraag wil indienen, wordt de zogeheten
eendagstoets toegepast. Dat betekent dat in één dag wordt beoordeeld of
de aanvraag kans van slagen heeft. Een herhaalde aanvraag zonder nieuwe
elementen kan dan binnen enkele dagen worden afgewezen. Een beslissing
binnen één dag is logistiek niet mogelijk.
Vragen van het lid Azmani, M. (VVD)
Vraag:
De Middellandse zee route is nog niet onder controle. Wat kunnen we van
de staatssecretaris verwachten met betrekking tot deze route? En wat
kunnen we verwachten van andere landen in Noord Afrika en bijvoorbeeld
Malta?
Antwoord:
Het probleem van de hoge aantallen illegale aankomsten in Italië kan
alleen in Europees verband effectief worden aangepakt. De meeste
bootvluchtelingen die in Italië aankomen vertrekken vanuit Libië. Gezien
de instabiele situatie is het lastig zaken doen met dit land. De
Europese Unie (EU) heeft een breed pakket aan maatregelen in gang gezet,
dat ik van harte ondersteun. Zo steunt de Europese Unie (EU) het
politieke proces in Libië. Daarnaast is er concrete steun, onder andere
via de een EU operatie die bedoeld is om mensensmokkelnetwerken te
ontwrichten en de Libische kustwacht te trainen. Nederland zet daarbij
onder andere van medio oktober tot medio december 2016 een marineschip
in met mariniers en medische staf aan boord.
De EU levert ook bredere steun aan Libië door middel van een pakket van
€100 miljoen. De steun is gericht op de versterking van bestuur,
gezondheidszorg, jeugd en humanitaire hulp. Op het gebied van migratie
is er EU-breed een aantal projecten, onder andere op gebied van
grensbeheer en terugkeer.
Ook bilateraal doen we wat we kunnen, waaronder een financiële bijdrage
aan een IOM-project voor ondersteuning aan de kustwacht en vrijwillige
terugkeer van migranten (€ 1,5 miljoen).
Momenteel praat de EU met een aantal herkomst- en transitlanden en
landen die veel vluchtelingen opvangen. Op korte termijn gaat het om
Niger, Nigeria, Mali, Senegal en Ethiopië. Zo is het de bedoeling om
verdrinkingen op de Middellandse Zee te voorkomen, en een meetbare
toename van terugkeer en overname naar landen van herkomst en transit te
realiseren. Daarbij willen we vluchtelingen en migranten de mogelijkheid
geven om dichtbij huis te blijven en dus gevaarlijke reizen te
vermijden.
Op lange termijn moeten EU-breed afspraken worden gemaakt over het
beheersen van migratiestromen, onder andere via de aanpak van
grondoorzaken, de aanpak van mensensmokkel en het grensbeheer. Bij deze
brede partnerschappen moeten zowel de belangen van de EU als de
partnerlanden worden gediend, door inzet van alle instrumenten waarover
de EU en de lidstaten beschikken (ontwikkelingssamenwerking, handel,
studiebeurzen, visumbeleid etc.).
Vragen van het lid Azmani, M. (VVD)
Vraag:
Zouden de positieve effecten van de start-up regeling niet ook een rol
kunnen spelen in herziening van deze zelfstandigenregeling? Bijvoorbeeld
door een zogeheten referentensystematiek te hanteren, waarbij
kennisinstellingen of bepaalde investeerders garant kunnen staan bij de
tijdelijke toekenning om een onderneming hier te lande tot een succes te
maken. Is staatssecretaris bereid ook dit onder de loep te nemen?
Antwoord:
In april 2016 heb ik mede de ‘Citydeal warm welkom talent’ ondertekend,
samen met mijn collega’s van EZ, SZW en OCW en de vier steden Amsterdam,
Den Haag, Eindhoven en Groningen. Doel van de Citydeal is de
aantrekkingskracht van Nederland te vergroten voor ambitieus ondernemend
talent uit het buitenland. De focus ligt op start-ups, scale-ups en
zelfstandig ondernemers, inclusief kunstenaars. De Citydeal beslaat het
hele proces van komen naar en vestigen/groeien in Nederland. Met behulp
van een klantreis is de route van de ondernemer die zich in Nederland
vestigt in beeld gebracht. De betrokken ministeries en steden werken nu
aan een rapport en aanbevelingen. De gedachte van een gerenommeerde
derde partij die instaat voor een ondernemer spreekt mij aan. Bij de
startup-regeling werkt het systeem met goedgekeurde facilitators erg
goed. Ik neem de suggestie van het lid Azmani daarom mee in de
uitwerking van de aanbevelingen. Begin 2017 verwacht ik de Kamer te
kunnen informeren.
Vragen van het lid Azmani, M. (VVD)
Vraag:
Kan de staatssecretaris een reflectie geven op het gebruik van de
inherente afwijkingsbevoegdheid aan het begin van de procedure in plaats
van het gebruik van de discretionaire bevoegdheid aan het eind van de
procedure?
Antwoord:
De inherente afwijkingsbevoegdheid en mijn discretionaire bevoegdheid
zijn twee verschillende dingen.
Artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht, waarin de inherente
afwijkingsbevoegdheid is geregeld, houdt in dat in beginsel
overeenkomstig een beleidsregel moet worden besloten. Tegelijkertijd
bevat dit artikel een uitzondering voor het geval dat handelen conform
de beleidsregel voor de vreemdeling gevolgen zou hebben die onevenredig
zouden zijn in verhouding tot en met die beleidsregel te dienen doelen.
De inherente afwijkingsbevoegdheid, die ziet op de toepassing van de
beleidsregels, wordt in de aanvraagprocedure door de IND waar nodig
toegepast.
Op grond van de discretionaire bevoegdheid ben ik bevoegd om een
verblijfsvergunning te verlenen onder een beperking, die niet in het
Vreemdelingenbesluit is geregeld en waar geen beleid op van toepassing
is. Die bevoegdheid is niet dubbelop, omdat zich in de praktijk altijd
onvoorziene gevallen zullen voordoen.
Vragen van het lid Azmani, M. (VVD)
Vraag:
Heeft het slechte gedrag van Afghanistan consequenties als het gaat om
onbegeleide kinderen? En wat is de rol van Europa hierin?
Antwoord:
Met Afghanistan is een set afspraken overeengekomen over de aanpak van
illegale migratie, inclusief terugkeer. Deze zogeheten Joint Way Forward
(JWF) is een raamwerk dat bestaande bilaterale afspraken aanvult, maar
niet vervangt. Voor Nederland betekent dit dat de samenwerking op het
gebied van terugkeer primair plaatsvindt op basis van een bestaand
bilateraal Memorandum of Understanding. Nederland zal Afghanistan wijzen
op de verplichtingen die het zowel bilateraal als in het kader van de
JWF is aangegaan. Voor wat betreft AMVs wordt er al langer met de
Afghaanse autoriteiten gesproken over opvang na terugkeer. Daarbij komen
zaken ter sprake als het opzetten van een opvanghuis, voogdij kwesties
en het traceren van familie van de AMVs. Helaas heeft dit nog niet
geleid tot een adequate oplossing. Nederland zal er voor pleiten dat
deze onderwerpen ook door de Europese Unie in het kader van de JWF
worden geadresseerd zodat de juiste voorwaarden aanwezig zijn –
nogmaals: opvang, voogdij of familie – om AMV's veilig terug te kunnen
sturen.
Vragen van het lid Azmani, M. (VVD)
Vraag:
Hoe denkt de staatssecretaris te handelen in 2017 met het illegalen
quotum?
Antwoord:
Er zijn resultaatafspraken met betrekking tot de wijze waarop de politie
het vreemdelingentoezicht handhaaft. Tot 2016 waren er afspraken over de
aantallen vreemdelingen die de politie moest aanhouden. Daarbij moest de
politie zich in eerste instantie richten op criminele en overlastgevende
vreemdelingen. Vanaf 2016 zijn de afspraken over aantallen komen te
vervallen. Dit vanwege de hoge instroom en herprioritering ten behoeve
van het identificatie- en registratieproces en de aanpak van
mensensmokkel. De afspraak om met name criminele en overlastgevende
vreemdelingen aan te houden, geldt natuurlijk onverkort en vind ik nog
steeds heel belangrijk. Door de focus niet meer zozeer op de kwantiteit,
maar vooral op de kwaliteit te leggen, willen we juist zeker stellen dat
de politie vooral werkt aan de uitzetting van deze ongewenste groep.
Vragen van het lid Azmani, M. (VVD)
Vraag:
Landen werken niet mee bij gedwongen vertrek. De terugkeercijfers zijn
toegenomen. Wat verwacht de staatssecretaris op dit punt komend jaar?
Hoe is de EU agenda op dit punt?
Antwoord:
Hoeveel vreemdelingen er uiteindelijk vertrekken, is afhankelijk van
verschillende factoren. Zo hangt dit niet alleen af van de aantallen
vreemdelingen die asiel aanvragen in Nederland, maar ook van de
samenstelling van deze groep. In 2016 hebben bijvoorbeeld relatief veel
vreemdelingen afkomstig uit een veilig land van herkomst asiel
aangevraagd. Hun aanvragen worden vrijwel allemaal afgewezen. In die
gevallen kan het vertrek van deze vreemdelingen snel ter hand worden
genomen.
Verder hangt de mate waarin er vertrek gerealiseerd kan worden ook af
van de vertrekbereidheid van de vreemdeling en, wanneer er geen
reisdocumenten voorhanden zijn, van de medewerking van de landen van
herkomst aan het verstrekken van vervangende reisdocumenten.
Wat de inspanningen in EU verband betreft:
Het EU actieplan terugkeer uit september 2015 bevat zowel maatregelen
die zien op verbetering van het terugkeerproces in de EU zelf als op het
verkrijgen van medewerking van herkomstlanden. De uitwerking daarvan is
inmiddels een eind gevorderd. Onder het Nederlandse Voorzitterschap is
onder meer gekeken naar maatregelen om oneigenlijk gebruik van rechten
en procedures tegen te gaan. De resultaten daarvan worden gebruikt als
input bij de huidige herziening van het EU-asiel acquis, in het
bijzonder de procedurerichtlijn. Verder heeft de EU Grens- en Kustwacht
(EGKW) een mandaat gekregen op het gebied van terugkeer en wordt er een
terugkeerbureau opgericht binnen de EGKW. In het EU-actieplan is ook de
basis gelegd voor een meer geïntegreerde benadering van herkomstlanden
om terugkeer te realiseren. Dat heeft zijn beslag gekregen in de huidige
aanpak van partnerschappen (ook wel "compacts" genoemd) met
prioriteitslanden.
Vragen van het lid Azmani, M. (VVD)
Vraag:
Hoe gaat de staatssecretaris om met Marokko wanneer het gaat om het
terugkeerbeleid? Er worden nadere afspraken gemaakt, maar tegelijkertijd
zijn er tegenstrijdige berichten door de uitspraken van de minister van
OCenW. Graag een reactie van de staatssecretaris.
Antwoord:
Ik verwijs naar mijn recente beantwoording van Kamervragen van de heer
Azmani. Nederland en Marokko werken in het kader van de bilaterale
relatie op vele terreinen samen. Inzet is om de relatie en samenwerking
verder te verbeteren, ook op het gebied van migratie, waaronder de
terugkeer van Marokkanen die hier illegaal verblijven. Het Kabinet geeft
hier prioriteit aan en daarom vindt er nu zeer regelmatig contact plaats
met Marokko. Zo heeft collega Ploumen deze problematiek opgebracht
tijdens haar recente bezoek aan Marokko en is hierover gesproken met de
Marokkaanse ambassadeur. Het klopt dat het kabinet ook via andere
sectoren in landen investeert, ook via het cultuurbeleid. Dit
soort gelden gaan doorgaans echter niet naar de regering. Een verband
leggen tussen deze dossiers lijkt mij onlogisch.
Vragen van het lid Azmani, M. (VVD)
Vraag:
Wat is de laatste stand van zaken als het gaat om gesprekken die worden
gevoerd met landen als Tunesië en Egypte. Klopt het dat Italië hier de
lead in krijgt? Of is de Europese Commissie hier leidend? Wat kunnen we
in dat kader van Malta verwachten dat komend half jaar het Europese Unie
voorzitterschap overneemt, zullen zij net zo succesvol zijn als
Nederland in het eerste half jaar van dit jaar?
Antwoord:
Er is geen sprake van een leidende rol van een specifieke lidstaat
richting een van deze landen. De Hoge Vertegenwoordiger, mw Mogherini,
is primair verantwoordelijk voor de ontwikkeling en uitvoering van de
migratiepartnerschappen die nu worden gesloten met Ethiopië, Mali,
Niger, Nigeria en Senegal. Met andere landen, als Tunesië en Egypte,
vinden uiteraard ook gesprekken plaats over migratiesamenwerking binnen
bestaande kaders en partnerschappen. Ook individuele lidstaten hebben
contact met deze landen, zo ook Nederland. Wat Malta betreft ga ik ervan
uit dat Malta zich, zoals een EU voorzitter betaamt, vanaf januari als
een betrouwbare en efficiënte bemiddelaar en partner zal
opstellen. Malta is weliswaar een kleine lidstaat en het voorzitterschap
zal het nodige vergen qua capaciteit, maar ik zie nu al dat de nodige
inzet aanwezig is om een goed voorzitterschap te draaien. Verder stel ik
vast dat de Nederlandse en Maltese standpunten op migratie vaak goed op
elkaar aansluiten, dus ik ga uit van een goede samenwerking.
Vragen van het lid Azmani, M. (VVD)
Vraag:
Waarom de moeite doen om een Dublin claim te leggen op Duitsland, wat
weken, zo niet maanden in beslag neemt? Dat terwijl ondertussen alle
rechtsmiddelen worden aangewend en iemand hier alle voorzieningen geniet
en onze samenleving onveiliger maakt.,bijvoorbeeld incidenten Marokkanen
Ter Apel en Groningen). Zouden we dit niet kunnen veranderen is de
staatssecretaris bereid dit te verkennen?
Antwoord:
Het lid Azmani heeft gevraagd waarom, in voorkomende gevallen, door de
IND wordt gekozen voor een Dublinprocedure in plaats van een snellere
inhoudelijke afwijzing van de asielaanvraag. Ik deel dat dit een
efficiënte afhandeling van de aanvraag kan zijn. Per 1 augustus 2016 is
dit dan ook de praktijk ten aanzien van personen afkomstig uit de
Westelijke-Balkan. Hun asielverzoeken worden snel behandeld en
inhoudelijk afgewezen, waarna wordt ingezet op terugkeer. Ten aanzien
van asielzoekers uit Marokko en Algerije zou het verkiezen van een
snelle inhoudelijke afwijzing boven een Dublinprocedure echter niet
opportuun zijn. Het inhoudelijk afwijzen van de aanvraag in Nederland
betekent ook dat wij verantwoordelijk worden voor de terugkeer van de
vreemdeling. Zoals u bekend werken de Marokkaanse en Algerijnse
autoriteiten onvoldoende mee aan in het bijzonder gedwongen terugkeer.
Dit laatste is voor het kabinet aanleiding om deze regeringen te
benaderen, ook met het oog op het terugnemen van hun onderdanen. Zodra
in dit proces de essentiële stappen zijn gezet, zal ik zeker overwegen
of het snel inhoudelijk afwijzen van het asielverzoek van een Marokkaan
of Algerijn te opteren is boven het starten van een
Dublinprocedure.
Vragen van het lid Toorenburg, M.M. van (CDA)
Vraag:
Het opsporingspercentage ligt rond de 25% maar bij woninginbraken op
9,4% (volgens jaarverslag politie). Burgers zijn onzeker en voelen zich
onveilig. Hoe kan de minister trots zijn op de cijfers High Impact
Crime?
Antwoord:
De daling van het aantal woninginbraken de afgelopen jaren is te danken
aan een breed pakket van maatregelen. De politie heeft naast opsporing
ingezet op een verstoringsaanpak, bijvoorbeeld via intensievere
controles en het verhinderen van heling. Er is ingezet op preventie door
samenwerking met private partijen en door burgers te wijzen op wat ze
zelf kunnen doen.
Er is alle reden om trots te zijn op de HIC-aanpak. Tussen 2011 en 2015
is het aantal woninginbraken gedaald met 27%. Dit betekent dat het
aantal inbraken met 24.000 is afgenomen. Ook het aantal overvallen en
straatroven is significant gedaald. Ten opzichte van 2011 zijn er in
2015 ruim duizend bedrijven minder overvallen en bijna 4.000 minder
mensen beroofd op straat. Ook in 2016 zetten de dalingen door.
De ambitie blijft natuurlijk altijd om oplossingspercentages verder te
verbeteren. Daarom investeert het kabinet in verschillende campagnes en
activiteiten om onder meer de heterdaadkracht te verhogen.
We werken ook hierbij nauw samen met burgers en bedrijfsleven. Zo
stimuleren we het gebruik van Whatsapp-groepen en samen met het
bedrijfsleven het gebruik van vindsoftware op smartphones, tablets en
laptops. Dit zijn goederen waar inbrekers, straatrovers en zakkenrollers
het vaak op gemunt hebben. Gebruik van deze software maakt het voor de
politie makkelijker om de daders te traceren.
Ook de landelijke uitrol van het Digitale Opkopers Register heeft mede
tot doel om het ophelderingspercentage te verhogen. Politie en justitie
gebruiken meldingen uit dit Digitaal Opkopersregister om verdachten van
heling en diefstal op te sporen en te vervolgen.
Vragen van het lid Toorenburg, M.M. van (CDA)
Vraag:
De geregistreerde criminaliteit is gedaald. Is de criminaliteit gedaald
of is de aangifte bereidheid gedaald? Wat is hierop de reactie van de
minister?
Antwoord:
In het WODC-onderzoek hierover is er door de onderzoekers geen
verandering geconstateerd in de bereidheid van burgers om melding of
aangifte te doen over de afgelopen 10 jaar. Uit hetzelfde onderzoek
blijkt ook dat een deel van de aangiften inmiddels via internet
binnenkomt. Dit geeft aan dat de burgers de meerdere wegen die voor
aangiften beschikbaar zijn, weten te vinden.
Vragen van het lid Toorenburg, M.M. van (CDA)
Vraag:
Wat is de reactie van de minister op het voorstel van het CDA om, nadat
aangifte is gedaan, schade te verhalen op de dader?
Antwoord:
Voor slachtoffers moet het zo makkelijk mogelijk worden gemaakt hun
schade te verhalen op de dader. Op 28 november jl. heb ik u geïnformeerd
over de evaluatie van het schadeverhaal voor slachtoffers (Kamerstuk
33552, nr. 25). Het onderzoek laat zien dat de praktijk van het voegen
van slachtoffers voor schadevergoeding via het strafproces de afgelopen
jaren sterk is verbeterd. Deze route is doorgaans eenvoudiger dan de
civiele procedure. Verbeterpunten om het schadeverhaal via voeging in
het strafproces nog makkelijker te maken voor slachtoffers worden in de
eerste helft van 2017 uitgewerkt. Daarbij heb ik het CJIB en het OM
gevraagd om na te denken over mogelijkheden om de inning van
schadevergoedingsmaatregelen verder te verbeteren, bijvoorbeeld via
verruiming van het betalingsregelingenbeleid. De voorstellen van de
leden van de CDA-fractie om de rol van het CJIB te versterken zie ik met
belangstelling tegemoet.
Vragen van het lid Toorenburg, M.M. van (CDA)
Vraag:
Er zijn nauwelijks aangiftes en oplossingen bij internetoplichting. Wat
is de reactie van de minister op de voorstellen van het CDA om extra te
investeren in het Landelijk Meldpunt Internetoplichting?
Antwoord:
Cybercrime maakt onderdeel uit van de Veiligheidsagenda 2015-2018. Het
is de bedoeling dat het Landelijk Meldpunt Internet Oplichting (LMIO) in
2017 structureel onderdeel wordt van de politieorganisatie. Het kabinet
zet in op versterking van de kennis over internetoplichting in de
eenheden en het Nationaal Detectienetwerk. Het (aanvullende) structurele
budget voor cybersecurity en cybercrime (ruim €14 miljoen) wordt daarom
benut voor het opleiden van circa 90 politiemensen en de verstrekking
van de nodige ICT-middelen (€ 1,4 miljoen in 2017 en 1,5 mln structureel
vanaf 2018) en voor capaciteit en ICT voor het Nationaal Detectie
Netwerk (NDN) (€ 3,5 miljoen in 2017 en € 12,9 miljoen structureel vanaf
2018). Met deze investeringen kan er meer aandacht besteed worden aan
detectie en respons van cyberaanvallen en het behandelen van aangiften
van internetoplichting.
Vragen van het lid Toorenburg, M.M. van (CDA)
Vraag:
Wil de staatssecretaris de strafrechtelijke leeftijd voor jeugdigen
verlagen of juist verhogen?
Antwoord:
Ik sta voor een zo doeltreffend en effectief mogelijke aanpak van zeer
jeugdige daders. Ik stel vast dat de wetenschap en de rechtspraak het
effect van straffen van zeer jeugdige daders ter discussie stellen. Zo
blijkt het effect beperkt op de veiligheid van de maatschappij en op de
positieve ontwikkeling van de jeugdige. Daarom is het voorstel andere –
doeltreffender en effectievere - manieren in te zetten om jeugdigen op
het rechte pad te krijgen en te houden.
Dit zal de justitiële jeugdketen ontlasten, maar dit is niet de primaire
overweging. Ik benadruk hierbij dat het strafrecht toepasbaar blijft bij
daders vanaf 12 jaar als de persoonlijkheid van de jeugdige of de
bijzondere ernst van het delict daartoe aanleiding geeft.
Ik heb ook de RSJ hierover om advies gevraagd. Dit advies zal ik, met
beleidsreactie, aan uw Kamer sturen, zodat wij er daarna over kunnen
spreken.
Vragen van het lid Toorenburg, M.M. van (CDA)
Vraag:
Investeringen OM in aanpak ondermijnende criminaliteit: Komt er extra
mankracht voor? De suggestie van het CDA is extra mankracht voor
ondermijnende criminaliteit, drugsbaronnen en liquidaties. Gaat de
minister door met de harde lijn van de aanpak drugsbeleid?
Antwoord:
De aanpak van ondermijnende criminaliteit heeft hoge prioriteit en dat
blijft zo. Op 29 november jl. heb ik uw Kamer per brief geïnformeerd dat
ik ruim € 5,5 miljoen extra investeer in de aanpak van ondermijnende
criminaliteit. Hiermee worden door het OM op vier locaties
bovenregionale ondermijningsteams ingericht, waarvoor het OM haar
capaciteit met 46 fte uitbreidt: 2 fte (senior) officier van
justitie/advocaat-generaal; 12 fte officier van justitie; 12 fte
parketsecretaris; 8 fte beleidsmedewerker; 8 fte administratief
medewerker en 4 fte rijksrechercheurs.
De harde lijn als het gaat om de bestrijding van georganiseerde
drugscriminaliteit blijft onverkort onderdeel uitmaken van de integrale
aanpak van ondermijnende criminaliteit.
Vragen van het lid Toorenburg, M.M. van (CDA)
Vraag:
Wat kan het kabinet doen om vrouwen in het hele land te beschermen tegen
(straat) intimidatie? Het wordt nu lokaal geregeld via een algemene
plaatselijke verordening, moet dit niet landelijk worden geregeld?
Antwoord:
Het is mogelijk om bepaalde vormen van seksuele intimidatie in een APV
te regelen in het belang van de handhaving van de openbare orde. Deze
mogelijkheden worden begrensd door het recht op het vrijheid van
meningsuiting, waarop slechts bij wet in formele zin beperkingen kunnen
worden aangebracht. Het draait dus om de vraag of het desbetreffende
APV-verbod op intimidatie daadwerkelijk neerkomt op een beknotting van
de uitingsvrijheid. Is daarvan sprake dan is een dergelijke regeling
voorbehouden aan de landelijke wetgever. Daarnaast kan straat- en
seksuele intimidatie, afhankelijk van de omstandigheden van het concrete
geval, op verschillende manieren strafrechtelijk worden aangepakt.
Bijvoorbeeld op grond van de zedendelicten (verkrachting, aanranding,
vormen van ontucht, schending van de eerbaarheid) of de uitingsdelicten
(belediging, laster, smaad etc.). Ook bevat de Algemene Wet gelijke
behandeling een expliciet verbod op seksuele intimidatie.
Vragen van het lid Toorenburg, M.M. van (CDA)
Vraag:
In het antwoord op schriftelijke vragen is gezegd dat de investering in
het Openbaar Ministerie pas wordt overgeheveld vanuit het ministerie van
Financiën als er een concreet plan is voor de besteding van de
intensivering. Betekent dit dat er nog helemaal niets is gebeurd als het
gaat om de investering in de strafrechtketen?
Antwoord:
In de nota van wijzing op de begroting 2017 (aan uw Kamer gezonden op 25
november jl.) zijn de middelen al overgeheveld naar het ministerie van
VenJ. Er is dus voortvarend gewerkt aan het concretiseren van de
besteding van de extra gelden in de strafrechtketen en andere
intensiveringen. Na instemming van uw Kamer met de middels nota van
wijzing gewijzigde begroting kunnen de investeringen met grote
voortvarendheid uitgevoerd gaan worden.
Vragen van het lid Toorenburg, M.M. van (CDA)
Vraag:
Kan de staatssecretaris 'handen en voeten' geven aan het adolescenten
strafrecht en het verhogen van de strafbaarheid in het jeugdrecht?
Antwoord:
In mijn brief (nummer 28741-29) van 1 november 2016 heb ik uw Kamer
geïnformeerd over de voortgang van het adolescentenstrafrecht na de
invoering in 2014 en het monitorings- en evaluatieprogramma dat het WODC
hierover uitvoert.
Het WODC concludeert dat: "[…] op basis van deze eerste bevindingen, het
adolescentenstrafrecht benut wordt”. Het WODC heeft vastgesteld dat in
het eerste jaar na de invoering het aantal keren dat het jeugdstrafrecht
is toegepast bij jongvolwassenen van 18 tot 23 jaar, is gestegen van
minder dan 1 procent naar ruim 4 procent van het totale aantal zaken bij
die leeftijdsgroep. Uitgedrukt in aantallen zaken gaat het om een
stijging van minder dan 40 zaken per kwartaal naar rond de 100 zaken per
kwartaal waarin het adolescentenstrafrecht is toegepast. Dat is ruim een
verviervoudiging in het eerste jaar na invoering. Ik vind dat een
bemoedigend resultaat.
In mijn brief heb ik tegelijkertijd aangegeven dat er meer onderzoek
nodig is om te beoordelen of en hoe het adolescentenstrafrecht in de
praktijk werkt. In 2017 komt het WODC met het kenmerkenonderzoek, waarin
de doelgroep van het adolescentenstrafrecht wordt bekeken en de
procesevaluatie, waarin onder andere met ketenpartners wordt gesproken
over successen en knelpunten en wordt onderzocht in hoeverre er
regionale verschillen bestaan in de toepassing van het
adolescentenstrafrecht. Op die resultaten wil ik niet vooruitlopen.
Daarom wil ik vasthouden aan het ingezette beleid. Door deze lijn te
continueren, kan bij afloop van het monitorings- en evaluatieprogramma
in 2019 een duidelijk antwoord gegeven kunnen worden op de vraag of de
invoering succesvol is geweest.
Zie voor het overige het antwoord op vraag 54.
Vragen van het lid Toorenburg, M.M. van (CDA)
Vraag:
Welke maatregelen neemt de minister om de Rijksrecherche in staat te
stellen hun werk te doen?
Antwoord:
Als onderdeel van de internsivering in het Openbaar Ministerie ontvangt
de Rijksrecherche volgend jaar €110.000, oplopend tot €440.000
structureel vanaf 2019. Dit leidt tot versterking op onder meer de
volgende punten:
- De informatiepositie wordt structureel versterkt. Het
informatieknooppunt in opbouw wordt verder ingericht en gaat samenwerken
met het anti corruptiecentrum van de FIOD en met OM en politie.
- De rijksrecherche verdiept haar inzet op onderzoek naar
partijen als geheimhouders en criminele organisaties die de rechtsgang
ondermijnen, naar diefstal van staatsgeheime of vertrouwelijke
informatie en naar strafbare beïnvloeding en infiltratie van
rechtsstaat, democratie en openbaar bestuur door criminelen en
buitenlandse overheden.
- De rijksrecherche gaat meer samenwerken bij en participeren in
andermans onderzoeken, richt zich daarbinnen tot inbreng van het
rijksrecherchespecialisme en treedt eigenstandig op waar onpartijdigheid
of discretie dit vergen.
Vragen van het lid Toorenburg, M.M. van (CDA)
Vraag:
Hoe staat het ervoor met mobiel werken op straat als er straks minder
politiebureaus zijn?
Antwoord:
Voorop staat dat de politie nabij en laagdrempelig aanwezig wil zijn en
blijven. Het locatie-onafhankelijk werken krijgt steeds verder vorm.
MEOS is dit jaar al deels uitgerold. Ook zullen mede door de extra
investeringen in de gebiedsgebonden politiezorg chromebooks door agenten
in gebruik worden genomen. Tussen mijn departement, de politie en het
gezag bestaat overeenstemming over het huisvestingsplan. Daarbij is
afgesproken dat een adequate dienstverlening een harde voorwaarde is.
Door locatie-onafhankelijk te werken, wordt dit op moderne wijze
gerealiseerd. De politie komt daarmee juist dichter naar onze
inwoners.
Vragen van het lid Toorenburg, M.M. van (CDA)
Vraag:
Heeft de politie wel adequate apparatuur?
Antwoord:
Politieagenten kunnen alle aan hen opgedragen taken met de huidige
middelen uitvoeren. Uiteraard zijn er altijd wensen om het materieel
verder te vernieuwen en te ontwikkelen. Deze wensen moeten steeds worden
beoordeeld in het kader van het besteedbare budget voor ICT, uniformen,
voertuigen, etc. Het budget voorziet in de mogelijkheid tot
vernieuwing.
Vragen van het lid Toorenburg, M.M. van (CDA)
Vraag:
De Rijksrecherche kan het werk niet aan. Welke maatregelen gaat de
minister treffen om dit op orde te brengen?
Antwoord:
Als onderdeel van de internsivering in het Openbaar Ministerie ontvangt
de Rijksrecherche volgend jaar €110.000, oplopend tot €440.000
structureel vanaf 2019. Dit leidt tot versterking op onder meer de
volgende punten:
- De informatiepositie wordt structureel versterkt. Het
informatieknooppunt in opbouw wordt verder ingericht en gaat samenwerken
met het anti corruptiecentrum van de FIOD en met OM en politie.
- De rijksrecherche verdiept haar inzet op onderzoek naar
partijen als geheimhouders en criminele organisaties die de rechtsgang
ondermijnen, naar diefstal van staatsgeheime of vertrouwelijke
informatie en naar strafbare beïnvloeding en infiltratie van
rechtsstaat, democratie en openbaar bestuur door criminelen en
buitenlandse overheden.
- De rijksrecherche gaat meer samenwerken bij en participeren in
andermans onderzoeken, richt zich daarbinnen tot inbreng van het
rijksrecherchespecialisme en treedt eigenstandig op waar onpartijdigheid
of discretie dit vergen.
Vragen van het lid Toorenburg, M.M. van (CDA)
Vraag:
Er is versterking als het gaat om de aanpak van cybercrime. Hoeveel
mensen zijn er al aangenomen?
Antwoord:
Op peildatum 1 juli 2016 waren er 538 fte Digitale Experts in dienst.
Sedertdien zijn er in totaal 69 fte geworven. Daarnaast worden er met de
intensivering op cybercrime 90 politieagenten meer opgeleid vooor inzet
op aanpak reguliere cybercrime. Daarnaast worden de regionale cybercrime
teams met moderne ICT middelen uitgerust.
Vragen van het lid Toorenburg, M.M. van (CDA)
Vraag:
De aanrijtijden van de politie zijn vreselijk. Wat heeft een afgelegen
gemeente aan een gemiddelde aanrijtijd?
Antwoord:
Landelijk gezien wordt de norm gehaald, maar in sommige landelijke
gebieden, waaronder de Marne, is dit inderdaad lastig. Zoals ik u in de
voortgangsbrief aangaf, wordt hier gekeken naar lokaal maatwerk, waarbij
in samenspraak met het lokaal gezag oplossingsrichtingen worden
onderzocht.
Vragen van het lid Toorenburg, M.M. van (CDA)
Vraag:
Er worden vrijwilligers en burgers ingezet bij de opsporing van
cybercrime. Dat moeten wij niet willen. Hoe gaat de minister de
opsporing van cybercrime op niveau brengen?
Antwoord:
Het team High Tech Crime is op sterkte en op orde. De aandacht gaat nu
uit naar het op niveau brengen van de opsporing van cybercrime in de
eenheden. Daarvoor worden verschillende maatregelen getroffen.
Voorbeelden zijn het aantrekken van zij-instromers op het terrein van
digitale expertise en investeren in opleidingen en ICT. Voor dit laatste
is € 1,5 miljoen extra vrijgemaakt.
Vragen van het lid Toorenburg, M.M. van (CDA)
Vraag:
Hoe staat het met de voortgang van de versterking van opsporing? Is er
al een plan van aanpak?
Antwoord:
Vorig jaar november heb ik u de contourennota opsporing gezonden. Daarin
is een groot aantal maatregelen voor het verbeteren van de kwaliteit van
de opsporing opgesomd. De politie en het Openbaar Ministerie voeren deze
nu uit. Als voorbeeld noem ik het vergroten van parate kennis en
het verhogen van het niveau van intake en service bij de politie.
Tegelijkertijd wordt er ook nagedacht over de opsporing van de toekomst.
Dit gebeurt in goede samenspraak met het Openbaar Ministerie,
burgemeesters en bijzondere opsporingsdiensten. Het streven is deze
visie begin volgend jaar aan uw Kamer te sturen.
Vragen van het lid Toorenburg, M.M. van (CDA)
Vraag:
Onderzoekers zijn na analyse van casuïstiek vanaf januari 2010 tot heden
tot de slotsom gekomen dat 153 zaken met vrouwelijke slachtoffers van
(ex-)partnerdoding met die van Linda van der Giesen overeenkomen. Deze
deskundigen bepleiten daarom een andere, meer analytische, intake door
de politie. Ze stellen, bij de opname van aangiften door de politie, een
methodiek en nieuwe handelingswijze voor, die ook past binnen de
aanbevelingen van de commissie Eenhoorn. Het betreft de Lethality
Screen. Waarom wordt deze methode niet landelijk uitgerold in
Nederland?
Antwoord:
Naar aanleiding van het rapport van de commissie Eenhoorn zijn de
werkwijzen in alle eenheden aangscherpt en wordt nu gewerkt aan een
nieuwe aanpak. Ik zie nu dan ook geen aanleiding om met deze methode uit
Arizona te gaan werken.
Ik zal laten bezien of de Lethality Screen nog elementen bevat waarmee
de werkwijze van de politie kan worden aangevuld c.q. die kunnen worden
meegenomen in de verbeterde aanpak.
Vragen van het lid Toorenburg, M.M. van (CDA)
Vraag:
De minister bagatelliseert de berichten over de Centrale
Ondernemingsraad van de politie terwijl deze grote impact hebben. Neemt
de minister deze berichten wel serieus? De oproep aan de minister is om
dit niet meer te doen. De berichten zijn storend voor politiemensen op
straat en de samenleving.
Antwoord:
Integendeel, ik neem het onderzoek zeer serieus. In het Algemeen Overleg
over de onderzoeksopdracht heb ik nog uitgebreid met uw Kamer gesproken
over het grote belang van dit onderzoek. Daar kan geen misverstand over
bestaan.
Vragen van het lid Keijzer, M.C.G. (CDA)
Vraag:
Hoeveel Ethiopiërs worden uitgezet?
Antwoord:
In 2016 zijn t/m oktober in totaal ketenbreed 80 Ethiopiërs vertrokken.
Dit betreft zowel zelfstandig als gedwongen vertrek.
Vragen van het lid Keijzer, M.C.G. (CDA)
Vraag:
Voor welke veilige landen kennen we op dit moment een
terugkeervergoeding? Moeten we deze bestaande terugkeervergoeding niet
nu al tegen het licht houden in plaats van pas als er problemen
ontstaan?
Antwoord:
Ik deel met u dat oneigenlijk gebruik van de terugkeerondersteuning
onwenselijk is; al helemaal als vreemdelingen naar Nederland zouden
komen voor deze terugkeerondersteuning. In het recente verleden is een
aantal keren op ad hoc basis het bieden van financiële ondersteuning
beperkt. In 2010 is in het huidige stelsel wel reeds getracht dit meer
structureel te regelen door onderdanen uit visumvrije landen van
financiële ondersteuning uit te sluiten. Inmiddels is gebleken dat dit
niet afdoende is. In mijn brief van 17 november jl. heb ik aangegeven
dat ook de landen in de ring rondom Europa worden uitgesloten. Met dat
besluit zijn in een keer veel veilige landen van herkomst uitgesloten
van financiële ondersteuning en geldt enkel nog voor de veilige landen
Ghana, Senegal, Jamaica en India geen beperking.
Zoals aangegeven in mijn brief van 17 november zal ik het stelsel inzake
terugkeerondersteuning de komende tijd, samen met mijn collega van
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, verder uitwerken
waarbij ik streef naar een stelsel waarin niet steeds op ad hoc basis
beperkingen hoeven te worden doorgevoerd.
Vragen van het lid Keijzer, M.C.G. (CDA)
Vraag:
De Duitse minister heeft plannen om vluchtelingen op bootjes per direct
terug te sturen en vanaf bepaalde plekken de asielaanvraag te laten
doen. Hoe is dit op de JBZ-raad agenda gekomen? En welke stappen zijn er
genomen?
Antwoord:
Het beeld dat ik heb is dat de Duitse intenties aansluiten op de
kabinetsaanpak van de Europese asielproblematiek zoals uiteengezet in de
Kamerbrief van 8 september 2015, wat een welkome ontwikkeling is.
Nederland zal de Europese Commissie en het Voorzitterschap aan blijven
sporen om samenwerking met derde landen op Europees niveau langs deze
lijnen te realiseren.
De wens tot aanpassing van het Vluchtelingenverdrag heb ik vaker
gehoord. Dit instrument dateert evident uit een andere tijd, maar ik zie
in een dergelijke aanpassing geen verbeteringsperspectief of oplossing.
Veel van wat we willen en nodig hebben kan binnen de huidige
verdragsrechtelijke kaders reeds worden uitgevoerd, dus ik zou daar onze
energie en middelen in willen steken, en niet in onderhandelingen over
verdragswijzigingen met onzekere uitkomst.
Vragen van het lid Keijzer, M.C.G. (CDA)
Vraag:
Wat doet de staatssecretaris op de lange termijn om de situatie van 2015
die ontstond na de enorme instroom te voorkomen?
Antwoord:
Ten eerste investeer ik binnen de Europese Unie en internationaal om
gezamenlijk de instroom te beperken. In mijn brief van 8 september 2015
over de Europese asielproblematiek zette ik de uitgangspunten van het
kabinet daarbij uiteen. Die uitgangspunten zijn wat mij betreft nog
steeds van kracht.
Binnen Nederland is in de afgelopen periode veel geleerd van de wijze
waarop we de hoge instroom gezamenlijk hebben aangepakt. Rijk en VNG
hebben het bestuursakkoord en het uitwerkingsakkoord verhoogde
asielinstroom gesloten om gezamenlijk de hoge instroom in goede banen te
leiden en te bevorderen dat zij die een verblijfsvergunning krijgen goed
kunnen landen in de gemeenten. We hebben landelijke en regionale
regietafels opgezet, waarmee we de vinger aan de pols houden en
betrokken partijen snel bestuurlijk met elkaar kunnen schakelen.
Daarnaast vindt het kabinet het wenselijk om tegen het licht van
onvoorspelbare asielinstroom en de navenante druk op de asielketen
opties uit te werken voor een flexibeler opvangsysteem. Het betreft een
complex vraagstuk dat nauw samenhangt met de huidige inrichting van het
asielproces en waarbij diverse belangen en partijen een rol spelen. Ik
pak dit vraagstuk dan ook in samenspraak met het lokaal bestuur en
maatschappelijke organisaties op die een rol vervullen in het huidige
asielproces.
Vragen van het lid Keijzer, M.C.G. (CDA)
Vraag:
Waarom houden we vast aan de deal met Turkije nu die niet echt meer
nodig is? Wat doet de staatssecretaris hieraan in Europa?
Antwoord:
Ik ben het er niet mee eens dat de afspraken en samenwerking op grond
van de EU-Turkije Verklaring niet meer nodig zijn. De significante
daling van het aantal migranten dat de levensgevaarlijke oversteek
vanuit Turkije naar Griekenland waagt, bevestigt het belang van de
afspraken. Daarnaast vindt op basis van de Verklaring terugkeer plaats,
en hervestiging van Syrische vluchtelingen vanuit Turkije naar
EU-lidstaten. Met andere woorden, deze afspraken zijn en blijven nodig.
Niemand wil tenslotte terug naar de situatie van grote, ongecontroleerde
instroom in de periode voor de EU-Turkije Verklaring; daar bestaat in
Europa brede overeenstemming over.
Vragen van het lid Recourt, J. (PvdA)
Vraag:
Hoe houden we invloed op onze persoonlijke gegevens en hoe mogen die
worden gebruikt? Wat doen we als de gegevensverwerking discriminerend
uitpakt? Hoe ver mogen bedrijven ingrijpen in ons persoonlijke leven?
Voldoen nationale grenzen nog met een world wide web?
Antwoord:
We hebben invloed op onze persoonlijke gegevens en het gebruik daarvan
door de plichten die de wetgeving aan de verantwoordelijke voor de
gegevensverwerking oplegt en de rechten die de burger heeft. Vanaf mei
2018 zullen de plichten en rechten gelden die in de Algemene verordening
gegevensbescherming en de Richtlijn gegevensbescherming opsporing en
vervolging zijn vastgelegd. Daarin zijn de regels voor dataprotectie
aangepast aan de digitale ontwikkelingen. Het gaat bij de verordening
onder meer om verplichtingen om betrokkenen te informeren over de
verwerking van persoonsgegevens die op hen betrekking hebben, het
inzagerecht, het correctierecht, het recht op vergetelheid en het recht
op beperking van de verwerking. De verordening bevat voor de
verantwoordelijke ook de verplichting om bij profilering passende
maatregelen te treffen ter bescherming van de rechten en vrijheden en
gerechtvaardigde belangen van de betrokkene. Het gaat daarbij volgens
overweging 71 om maatregelen die moeten voorkomen dat deze profilering
voor natuurlijke personen discriminerende gevolgen zou hebben. Bedrijven
worden door plichten en rechten als deze beperkt in hun mogelijkheden om
in ons persoonlijk leven in te grijpen. Juist het grensoverschrijdende
karakter van internet heeft een impuls gegeven om deze nieuwe Europese
regelgeving tot stand te brengen, met versterking van de mogelijkheden
om – ook in Europees verband - toezicht te houden op de rechtmatigheid
van de gegevensverwerking.
We hebben invloed op onze persoonlijke gegevens en het gebruik daarvan
door de plichten die de wetgeving aan de verantwoordelijke voor de
gegevensverwerking oplegt, en de rechten die de burger heeft. Vanaf mei
2018 zullen de plichten en rechten gelden die in de Algemene verordening
gegevensbescherming en de Richtlijn gegevensbescherming opsporing en
vervolging zijn vastgelegd. Daarin zijn de regels voor dataprotectie
aangepast aan de digitale ontwikkelingen. Het gaat bij de verordening
onder meer om verplichtingen om betrokkenen te informeren over de
verwerking van persoonsgegevens die op hen betrekking hebben, het
inzagerecht, het correctierecht, het recht op vergetelheid en het recht
op beperking van de verwerking. De verordening bevat voor de
verantwoordelijke ook de verplichting om bij profilering passende
maatregelen te treffen ter bescherming van de rechten en vrijheden en
gerechtvaardigde belangen van de betrokkene. Het gaat daarbij volgens
overweging 71 om maatregelen die moeten voorkomen dat deze profilering
voor natuurlijke personen discriminerende gevolgen zou hebben. Bedrijven
worden door plichten en rechten als deze beperkt in hun mogelijkheden om
in ons persoonlijk leven in te grijpen. Juist het grensoverschrijdende
karakter van internet heeft een impuls gegeven om deze nieuwe Europese
regelgeving tot stand te brengen, met versterking van de mogelijkheden
om – ook in Europees verband - toezicht te houden op de rechtmatigheid
van de gegevensverwerking.
Er kan sprake zijn van spanning tussen de grenzeloosheid van het
internet en de opsporing, die uitgaat van nationale jurisdictie. Voor
grensoverschrijdende opsporing in cyberspace wordt internationaal
ingezet op het versterken van de samenwerking en het oplossen van het
jurisdictievraagstuk bij de opsporing in cyberspace. In het
wetsvoorstel computercriminaliteit III (CCIII) is het uitgangspunt dat
er rechtshulp wordt gevraagd als de te verrichten opsporingshandelingen
betrekking hebben op gegevens die zich op het territorium van een andere
staat bevinden.
Vragen van het lid Recourt, J. (PvdA)
Vraag:
Wil de minister met een voorstel komen voor een commissie die onderzoekt
hoe om te gaan met de normen voor social media en in kaart brengt wat we
kunnen doen om normen te stellen aan Facebook, Google, Twitter en aan de
gebruikers van hun diensten en die de wenselijkheid van de mogelijkheden
onderzoekt die voortkomen uit de datarevolutie, zoals het gebruik van
persoonsgegevens?
Antwoord:
Als uitingen op social media te ver gaan, kan daartegen evenals in de
reële wereld worden opgetreden op grond van de bepalingen in het
strafrecht die belediging, smaad, laster, haat zaaien, het oproepen tot
geweld en discriminatie strafbaar stellen. Daarvoor zijn op zich geen
nieuwe inhoudelijke normen nodig. Hetzelfde geldt in beginsel ook voor
het gebruik van persoonsgegevens in de digitale samenleving. Ik wijs in
dat verband op de recent tot stand gebrachte Algemene verordening
gegevensbescherming van de Europese Unie waarin de regels voor
dataprotectie zijn aangepast aan de digitale ontwikkelingen.
Niettemin ligt er een uitdaging om – uiteraard met behoud van
grondrechten als de vrijheid van meningsuiting – normen die bijvoorbeeld
grenzen aan die vrijheid stellen, ook in de digitale omgeving in
voldoende mate tot hun recht te laten komen. Daarom worden er al
verschillende initiatieven ontwikkeld om te bezien hoe deze uitdaging
het best kan worden opgepakt. Vanwege het grenzeloze karakter van
internet geldt daarbij dat een aanpak in internationaal verband de
voorkeur verdient. In dat verband is van belang dat de Special
Rapporteur Freedom of Expression and Opinion van de Verenigde
Naties onlangs een rapport heeft uitgebracht over de rol van
internet intermediairies als Facebook en Google. Verder werkt
het Steering committee on media and information society van de
Raad van Europa met Nederlandse inbreng aan een aanbeveling over onder
meer de rol van internet intermediaries en de mensenrechtelijke
dimensie van algoritmen. Deze aanbeveling zal naar verwachting eind 2017
gereed zijn. Bij de voorbereiding van deze aanbeveling neemt de dialoog
met de sector een belangrijke plaats in. Nederland is daarvan ook altijd
een voorstander geweest. In Nederland zelf zal het Rathenau Instituut op
verzoek van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
binnenkort een rapport uitbrengen over de mogelijkheden van bescherming
van publieke waarden in de digitale samenleving. Dit rapport zal ook
betrekking hebben op het gebruik van persoonsgegevens in deze digitale
samenleving. Verder wijs ik op de recente brief van het ministerie van
EZ over Big Data in de particuliere sector en de eveneens recente
kabinetsreactie op het WRR-rapport “Big Data in een vrije en veilige
samenleving”. Het pleidooi om een commissie in te stellen die in kaart
brengt wat we kunnen doen om normen te stellen aan social media en de
omgang met persoonsgegevens in de digitale samenleving kan ik niet los
zien van ontwikkelingen als deze. Ik wil daarom tenminste het rapport
van het Rathenau Instituut afwachten alvorens in samenhang met de andere
ontwikkelingen een oordeel te vellen over de wenselijkheid van zo’n
commissie.
Vragen van het lid Recourt, J. (PvdA)
Vraag:
Hoe speelt de minister in op digitale misdaad? Kan en wil de minister
nog voor de verkiezingen met een Plan van Aanpak voor de toekomst van
cybercrime komen?
Antwoord:
Bij brief van 5 september 2016 – bij het aanbieden van het cyber
security beeld - heb ik u bericht over het actieprogramma bij de tweede
nationale cybersecurity strategie (NCSS). Dit actieprogramma bevat een
breed scala aan activiteiten en de geboekte resultaten zijn significant.
Om de aanpak van cybercrime stevig aan te pakken, is het
wetgevingstraject voor de wet computercriminaliteit III ingezet dat de
politie meer slagkracht geeft voor de opsporing in cyberspace.
Internationaal wordt ingezet op het versterken van de samenwerking en
het harmoniseren van wetgeving bijvoorbeeld tijdens de Global Conference
on Cyberspace 2015. Daarnaast zijn dit jaar onder het Nederlands
voorzitterschap van de EU raad van ministers raadsconclusies aangenomen
over criminal justice in cyberspace, die in samenwerking met de
lidstaten en private partijen door de commissie worden uitgevoerd.
Voorts loopt de uitvoering van de afspraken van de veiligheidsagenda
2015 – 2018 over de aanpak van cybercrime in deze agenda volgens
planning. Bij wijziging van de begroting is € 1,5 miljoen structureel
vrijgemaakt voor de aanpak van cybercrime. Zoals in de beantwoording van
de vragen van het lid Tellegen reeds is aangegeven betreft dit een
eerste intensivering en zal in 2017 worden gewerkt aan de
doorontwikkeling van onze aanpak om Nederland nu en in de toekomst
veilig te houden.
Ik wijs er verder op dat inmiddels het publiek–privaat advies met
betrekking tot het belang van cybersecurity voor de Nederlandse economie
en maatschappij dat de Cyber Security Raad aan mevrouw Verhagen, had
gevraagd, is verschenen. Ik hecht er aan om de beleidsopvolging
publiek-privaat vorm te geven. Hiertoe zal ik in het eerste kwartaal
2017 drie ronde tafel gesprekken organiseren. Mede op basis van het
advies en de gesprekken zullen activiteiten voor 2017 en verder worden
vormgegeven.
Vragen van het lid Recourt, J. (PvdA)
Vraag:
Is er afgelopen week nog voortgang geboekt op 'bed, bad en brood'? Zijn
er gemeenten die zich bij de staatssecretaris hebben gemeld?
Antwoord:
Ik heb de Tweede Kamer in mijn brief van 21 november jl. over dit
onderwerp gemeld dat mijn deur voor overleg open staat, mits gemeenten
bereid zijn om de deur van de bed bad en broodvoorzieningen te sluiten.
Deze sluiting is voor mij voorwaardelijk om weer in overleg te gaan. Ik
ben er namelijk van overtuigd dat het in stand houden van een parallel
opvangsysteem van gemeenten de beoogde werking van de lokale
vreemdelingenvoorzieningen ondermijnt. Bij mij hebben zich na deze
brief nog geen gemeenten gemeld om opnieuw te spreken over de Lokale
Vreemdelingenvoorziening.
Vragen van het lid Recourt, J. (PvdA)
Vraag:
Waar blijven de mediationwetten? Wilt u ze nog voor de verkiezingen
indienen?
Antwoord:
Het wetsvoorstel bevordering mediation is in consultatie gegeven en de
termijn is inmiddels gesloten. Ik heb tientallen adviezen ontvangen die
momenteel verwerkt worden. Daarna gaat het voorstel zo spoedig mogelijk
naar de Raad van State voor advies. Er leven veel verschillende ideeën
over hoe mediation te bevorderen en met inachtneming van al die
gedachten en wensen probeer ik voorstellen te doen die op voldoende
steun kunnen rekenen en de mediationpraktijk verder kunnen
helpen.
Vragen van het lid Recourt, J. (PvdA)
Vraag:
Is de staatssecretaris bereid om de uithuisplaatsing als
kinderbeschermingsmaatregel uit de nieuwe wet te laten?
Antwoord:
Ik kan u verzekeren dat het voorstel alleen zal gaan gelden voor
ondertoezichtstellingen zonder uithuisplaatsing.
Vragen van het lid Recourt, J. (PvdA)
Vraag:
Is er een flexibele opvangcapaciteit? Heeft Justitie geleerd?
Antwoord:
Op de korte termijn is er voldoende flexibiliteit om een hernieuwde hoge
instroom aan te kunnen, omdat we ruim voldoende opvangplekken
beschikbaar hebben.
Daarnaast werkt het ministerie van Veiligheid en Justitie – in opdracht
van het kabinet – in het licht van de onvoorspelbare asielinstroom en de
navenante druk op de asielketen, opties uit voor een flexibeler
opvangsysteem. Het betreft een complex vraagstuk dat
nauw samenhangt met de huidige inrichting van het asielproces en waarbij
diverse belangen en partijen een rol spelen. Ik pak dit vraagstuk dan
ook in samenspraak met het lokaal bestuur en maatschappelijke
organisaties op die een rol vervullen in het huidige asielproces.
Binnen Nederland is in de afgelopen periode veel geleerd over de wijze
waarop we de hoge instroom gezamenlijk hebben aangepakt. Rijk en VNG
hebben het bestuursakkoord en het uitwerkingsakkoord verhoogde
asielinstroom gesloten om gezamenlijk de hoge instroom in goede banen te
leiden en te bevorderen dat zij die een verblijfsvergunning krijgen goed
kunnen landen in de gemeenten. We hebben landelijke en regionale
regietafels opgezet, waarmee we de vinger aan de pols houden en
betrokken partijen snel bestuurlijk met elkaar kunnen schakelen.
Vragen van het lid Recourt, J. (PvdA)
Vraag:
Waarom pakken we mediation in het strafrecht niet op?
Antwoord:
Zoals bekend draag ik het instrument mediation in strafrecht een warm
hart toe. Bemiddeling tussen slachtoffer en dader kan, zeker bij
relatief lichte delicten, een zinvolle manier zijn om een strafzaak af
te doen. Tegelijkertijd is mediation maar voor een beperkte groep
slachtoffers zinvol. Daarnaast bedragen de kosten van een landelijk
aanbod € 1,5 miljoen per jaar.
Bij het opstellen van mijn begroting heb ik prioriteiten moeten stellen.
In mijn meerjarenagenda slachtofferbeleid heb ik ervoor gekozen om de
schaarse middelen voor slachtoffers in te zetten op andere activiteiten
waar meer slachtoffers bij gebaat zijn. Mijn eerste prioriteit is de
goede uitvoering van nieuwe rechten voor slachtoffers.
Vragen van het lid Marcouch, A. (PvdA)
Vraag:
Wanneer komt de politie met een app tegen etnisch profileren en
discriminatie?
Antwoord:
De app voor het melden van onterechte politiecontroles danwel
staandehoudingen wordt 7 december gelanceerd. Ik zal de leden van uw
Kamer hiervoor uitnodigen.
Vragen van het lid Marcouch, A. (PvdA)
Vraag:
Kan de minister een reactie geven op het voorstel om eenheden ruimte te
geven voor het zelfstandig werven van personeel?
Antwoord:
Het voorstel voor zelfstandig werven, los van de centrale HRM-eenheid,
kan niet worden ondersteund. We zouden dan weer teruggaan naar de
versnipperde situatie onder het oude bestel. Versnippering kan leiden
tot verschillen in werving, aanstelling, rechtspositie en daarmee tot
onvrede bij agenten en politiebonden. Eén van de gedachten achter het
nieuwe bestel is daarnaast om dit soort bedrijfsvoeringaspecten juist
meer centraal en uniform te laten plaatsvinden, mede met het oog op
efficiencywinst. Wel is er binnen de centrale regie natuurlijk ruimte om
rekening te houden met de behoeften die er bij de verschillende eenheden
bestaan.
Vragen van het lid Marcouch, A. (PvdA)
Vraag:
Filmen van dienders stoort hen in de uitvoering van hun werk. Filmers
moeten agenten 'blurren'. Kan de minister dit regelen? En kan de
minister ook in de wet opnemen wat wel en niet kan bij filmen en
plaatsen op Internet?
Antwoord:
Juridisch zijn er reeds diverse mogelijkheden om dit soort praktijken
aan te pakken.
Geplaatste beelden kunnen gelet op hun context aan te merken zijn als
bijvoorbeeld smaad, belediging, bedreiging of opruiing en
strafrechtelijk of civielrechtelijk aangepakt worden.
Het is in ieder geval een keer voorgekomen dat de rechter een publicist
een publicatieverbod heeft opgelegd onder dreiging van een dwangsom
(uitspraak Gerechtshof Arnhem 15 maart 2005).
Daarnaast kan getracht worden de site te laten sluiten. Er zijn op dit
moment hiervoor twee mogelijkheden: de aanbieder kan worden verzocht de
beelden te verwijderen als het in strijd is met hun
gebruikersvoorwaarden. Een aanbieder kan zelf beslissen of hij hiertoe
al dan niet wil overgaan.
Als er sprake is van strafbare content op grond van het Nederlandse
Wetboek van strafrecht, (art. 54a) kan een aanbieder van een
telecomdienst strafvervolging (als medeplichtige) voorkomen door
strafbare content te verwijderen. Dit gebeurt op bevel van de Officier
van Justitie, na machtiging van de Rechter Commissaris.
Het wetsvoorstel CCIII voorziet in een bepaling die de mogelijkheden van
het openbaar ministerie om gegevens ontoegankelijk te maken uitbreidt
(artikel 125p Sv: ook voorkomen strafbare feiten en ter beëindiging
strafbare feiten, zonder dat er een koppeling het uitsluiten van
vervolging en het geven van een dergelijk bevel).
Kortom mijn standpunt is dat er voldoende mogelijkheden zijn om deze
praktijken aan te pakken. Bovendien heb ik vraagtekens of het standaard
blurren van gezichten een goede aanvullende oplossing gaat vormen gelet
op de handhaafbaarheid van een dergelijke bepaling.
Ik zeg uw kamer wel toe dat ik de ontwikkelingen op dit punt goed in de
gaten zal houden.
Vragen van het lid Marcouch, A. (PvdA)
Vraag:
Bij discriminatie en racisme moet opsporing zo nodig zonder aangifte
gebeuren. Bij meldpunten moet er een tandje bij, en slachtoffers moeten
ook worden doorverwezen als de uitspraak is dat niet strafbaar is
gehandeld. Kan de minister de bestrijding van discriminatie en racisme
intensiveren?
Antwoord:
De strafrechtelijke aanpak van het aanzetten tot haat en geweld en hate
crime – ofwel commune delicten met een discriminatoir aspect – heeft
prioriteit van politie en OM en is onderdeel van de Veiligheidsagenda
2015-2018. Binnen het OM zijn voldoende discriminatieofficieren aanwezig
voor de afhandeling van discriminatiezaken. Ter ondersteuning van de
discriminatieofficier staat voor het OM het Landelijk Expertise Centrum
Discriminatie (LECD-OM) ter beschikking. Het Openbaar Ministerie heeft
in alle zaken waarin sprake is van discriminatie de bevoegdheid om
ambtshalve, en dus zonder aangifte, tot vervolging over te gaan.
Vragen van het lid Marcouch, A. (PvdA)
Vraag:
Wat is de stand van zaken betreffende de motie Berndsen-Marcouch over de
posttraumatische stress stoornis behandelaars en geestelijke
verzorgers?
Antwoord:
Bij brief aan uw Kamer van 2 juli 2015 (kst 29628 nr 545) heb ik
aangegeven de bijzondere zorgplicht met betrekking tot zorg voor
politieambtenaren met beroepsziekten wettelijk te borgen in het Besluit
algemene rechtspositie (Barp). Deze maand wordt een eerste concept voor
regelgeving met de politiebonden besproken.
In deze wettelijke borging krijgt ook de geestelijke verzorging een
plaats. Over de uitwerking van de geestelijke verzorging binnen de
politie vinden inmiddels ook de nodige gesprekken plaats met de
politiebonden. Bij die uitwerking wordt onder meer gedacht aan het
gebruik maken van capaciteit van bijvoorbeeld Defensie, net zoals dat
bij de afhandeling van MH17 is gebeurd.
Vragen van het lid Marcouch, A. (PvdA)
Vraag:
Is de minister bereid in de wijkaanpak van de politie de bestrijding van
buurtcriminaliteit als volgt vorm te geven: maak de aanpak
wijkspecifiek, geef prioriteit aan de aanpak van jeugdcriminaliteit en
houd verdachten vast in de buurt?
Antwoord:
Ik dank het lid Marcouch voor zijn suggesties. Voor de aanpak van
overlast en jeugdcriminaliteit zijn ook al verschillende instrumenten
beschikbaar. Het is aan het lokale gezag om te bepalen welke
instrumenten in de gegeven omstandigheden het best kunnen worden ingezet
en welke verdere acties worden ondernomen bij het eventueel uitblijven
van een oplossing. Het gaat hierbij om maatwerk, passend in de
specifieke lokale situatie en gericht op preventie en repressie en het
bieden van passende zorg.
Vragen van het lid Marcouch, A. (PvdA)
Vraag:
Kan de minister een plan introduceren voor een pilot om radicalisering
gebiedsgebonden aan te pakken in 20 gemeenten? Kunnen gemeenten hier
opnieuw geld voor krijgen (hetzelfde bedrag als voorheen?)
Antwoord:
In de Kamerbrief ‘Versterking Veiligheidsketen’ van 27 februari 2015
is aangekondigd dat er versterkingsgelden beschikbaar worden gesteld
voor de aanpak van radicalisering en jihadisme ter ondersteuning van het
bestaande Actieprogramma Integrale aanpak jihadisme.
In 2016 hebben 20 gemeenten in totaal € 6,7 miljoen toegekend gekregen
voor de bekostiging van hun plannen.
In veel gevallen ondersteunen de middelen de aanpak van een grotere
regio rondom de aanvragende gemeente.
Voor 2017 kunnen deze gemeenten wederom een aanvraag indienen.
Vragen van het lid Helder, L.M.J.S. (PVV)
Vraag:
Het inrichtingsplan is al 4 jaar oud. Dus de intensivering is niet
voldoende. Er is in die 4 jaar zoveel veranderd en vernieuwd dat het
toegekende geld niet voldoet. Kan de minister hier een reactie op
geven?
Antwoord:
Ik heb een onderzoek laten uitvoeren naar het benodigde budget voor de
politie, het zogenaamde PenM-onderzoek. Met de door dit kabinet
ingediende begroting, waarin de uitkomsten van dat onderzoek zijn
verwerkt, is daarmee voldoende budget beschikbaar voor de huidige taken
van de politie.
In genoemd onderzoek zijn alle vastgestelde beleidsvoornemens die t/m
januari 2016 bekend waren meegenomen en van een financiele onderbouwing
voorzien. Dat is beduidend meer dan alleen het inrichtingsplan.
Bovendien betreft het inrichtingsplan ook de nodige ambities t.a.v.
organisatieontwikkeling.
Vragen van het lid Helder, L.M.J.S. (PVV)
Vraag:
Is de versnelde uitrol van 12000 MEOS extra toestellen mogelijk gemaakt
door de intensivering van ca. 250 miljoen structureel op basis van het
P+M onderzoek?
Antwoord:
Ja, uit de begroting van de politie.
Vragen van het lid Helder, L.M.J.S. (PVV)
Vraag:
De financiële risico's van de toekomst zijn al ingeboekt. De politie
loopt dus op zeer dun ijs. Hoe gaat de minister dit oplossen? Accepteert
de minister dat het eigen vermogen van de politie gevaar loopt? Waarom
wordt dit risico gelopen en wordt niet aan de voorkant fatsoenlijk
financieel beleid gevoerd?
Antwoord:
Het inmiddels aan u opgeleverde rapport van PWC inzake de betaalbaarheid
van de politie is voor dit kabinet reden geweest de begroting van de
nationale politie te versterken met ruim €250 miljoen per jaar. Met
genoemde toevoeging zijn alle vastgestelde beleidsvoornemens voor de
politie uitvoerbaar en betaalbaar gemaakt.
De aanbevelingen uit het onderzoek, ook die ten aanzien van versterking
van de financiële governance, volg ik op. Door genoemde versterking van
het kader is het financiële fundament van de politie weer stabiel. Dit
leidt binnen enkele jaren tot een versterking van het eigen vermogen
(omslag voorzien van 2019 op 2020). De risico's zijn daarmee niet
primair van financiële aard. Om binnen het nieuwe financiële kader te
blijven moet wel gestuurd worden op de bijbehorende maatregelen. Ik volg
dit op de voet.
Verder is de heer de Jong, die ook het PenM onderzoek en de
aanbevelingen daarin heeft gevalideerd, benoemd als adviseur.
Daarmee zijn mijn inziens voldoende waarborgen aanwezig om de risico’s
(die er altijd zijn) te beheersen.
Vragen van het lid Helder, L.M.J.S. (PVV)
Vraag:
Is vanwege de beperkte representativiteit van de Veiligheidsmonitor, de
minister bereid onderzoek te doen naar een nieuw/aanvullend
meetinstrument?
Antwoord:
De Veiligheidsmonitor is een bevolkingsonderzoek, in opdracht van mijn
ministerie en het CBS, naar veiligheid, leefbaarheid en
slachtofferschap.
Voor dit onderzoek trekt het CBS een representatieve steekproef van
burgers uit het bevolkingsregister. Er worden circa 65.000 enquêtes
afgenomen en de respons is voldoende hoog om de uitkomsten als
representatief te beschouwen. Door de omvang van dit onderzoek kunnen
bovendien betrouwbare uitspraken gedaan worden op subregionaal niveau.
Daarnaast wordt in mijn opdracht de Monitor Jeugdcriminaliteit
gepubliceerd, waarbij met gebruikmaking van verschillende objectieve en
subjectieve bronnen een beeld van de jeugdcriminaliteit wordt geschetst.
Over beide monitors heb ik uw Kamer op 1 maart jl. een brief gestuurd.
Voorts is er de jaarlijkse publicatie ‘Criminaliteit en
Rechtshandhaving”. Op 17 oktober jl. heb ik uw Kamer de publicatie over
2015 aangeboden.
Het CCV stelt daarnaast een instrument samen dat zicht geeft op de
veiligheid in bijvoorbeeld bedrijvenparken en winkelgebieden: de monitor
Veilig Ondernemen in Beeld. En daarnaast zijn er natuurlijk de cijfers
van de politie. Destijds is met de Veiligheidsmonitor juist beoogd om
allerlei kleinere monitors overbodig te maken. Ook vele gemeenten maken
gebruik van de genoemde instrumenten. Ik vind het dan ook niet nodig om
een onderzoek te doen naar nieuwe of aanvullende meetinstrumenten. Dat
neemt niet weg dat ik, en ook bijvoorbeeld het CBS, altijd kritisch
blijven op het bestaande instrumentarium. Dat heeft de afgelopen jaren
ook tot de nodige aanpassingen geleid.
Vragen van het lid Helder, L.M.J.S. (PVV)
Vraag:
Wordt er nog aanvullend geld voor het Openbaar Ministerie gevonden, nu
het Openbaar Ministerie € 13 miljoen krijgt in plaats van de gevraagde €
40 miljoen? Heeft de minister met het Openbaar Ministerie en College van
procureurs-generaal gesproken?
Antwoord:
Het College van procureurs-generaal heeft mij gemeld dat het Openbaar
Ministerie in staat is om de afgesproken prestaties en productie te
leveren met de nu beschikbare middelen.
In de afgelopen periode heeft er intensief overleg met het OM
plaatsgevonden over de precieze invulling van de gereserveerde middelen.
Daarbij is de oorspronkelijke investeringsagenda van € 26 miljoen van
het OM bezien tegen de achtergrond van overige intensiveringen en
recente ontwikkelingen.
Dit heeft geleid tot een totale structurele intensivering van € 19
miljoen, inclusief € 5 miljoen om verdere invulling te geven aan de
afspraak om parketsecretarissen vanuit het OM bij de politie te
detacheren en daarmee de ketensamenwerking te versterken.
De voor 2017 en verder toegekende middelen stellen het OM beter in staat
om verschillende extra taken in de samenleving te verrichten. De rode
draad bij de inzet van de extra middelen is het kunnen versterken van de
verbinding die nodig is tussen het OM en andere organisaties om samen de
maatschappelijke vraagstukken aan te kunnen pakken.
Vragen van het lid Helder, L.M.J.S. (PVV)
Vraag:
Gaat de minister zijn eigen ambitie met betrekking tot de aanpak van
cybercrime fors opschroeven? Gaat de minister hierover in gesprek met de
politie en het College van procureurs-generaal die pleitten voor meer
investeringen in de aanpak van cybercrime? En gaat de minister in
gesprek met Fox-IT naar aanleiding van het rapport 'online is de pakkans
nihil'?
Antwoord:
Bij brief van 5 september 2016 – bij het aanbieden van het cyber
security beeld - heb ik uw Kamer bericht over het actieprogramma bij de
tweede nationale cybersecurity strategie (NCSS). Dit
actieprogramma bevat een breed scala aan activiteiten en de geboekte
resultaten zijn significant. Om de aanpak van cybercrime stevig aan te
pakken, is het wetgevingstraject voor de wet computercriminaliteit III
ingezet dat de politie meer slagkracht geeft voor de opsporing in
cyberspace.
Internationaal wordt ingezet op het versterken van de samenwerking en
het harmoniseren van wetgeving bijvoorbeeld tijdens de Global Conference
on Cyberspace 2015. Daarnaast zijn dit jaar onder het Nederlands
voorzitterschap van de EU raad van ministers raadsconclusies aangenomen
over criminal justice in cyberspace, die in samenwerking met de
lidstaten en private partijen door de commissie worden uitgevoerd.
Voorts loopt de uitvoering van de afspraken van de veiligheidsagenda
2015 – 2018 over de aanpak van cybercrime in deze agenda volgens
planning. Bij wijziging van de begroting is €1,5 miljoen structureel
vrijgemaakt voor de aanpak van cybercrime. In 2017 zal verder worden
gewerkt aan de doorontwikkeling van onze aanpak om NL nu en in de
toekomst veilig te houden. Over de aanpak van cybercrime is zeer
geregeld overleg met het Openbaar Ministerie en politie. Adviezen zoals
dat van Fox-IT worden in de doorontwikkeling betrokken.
Vragen van het lid Helder, L.M.J.S. (PVV)
Vraag:
In artikel 17 van de ambtsinstructie staat dat geweldsaanwending moet
worden gemeld door agenten aan hun meerdere. Deze moet het vervolgens
doormelden aan de officier van justitie. Het kan soms 2 jaar duren
voordat een agent wordt vervolgd of hoopt dat hij wordt vervolgd en dit
heeft invloed op de werkvloer. Is de minister bereid hier iets aan te
doen en wil hij dit meenemen in het wetsvoorstel geweldsaanwending
opsporingsambtenaar?
Antwoord:
Onderdeel van de stelselherziening geweldsaanwending is het stroomlijnen
en verkorten van de procedures voor de beoordeling van
geweldsaanwendingen door en aangiften tegen (politie)ambtenaren.
Alle ketenpartners streven er naar om de doorlooptijd van deze
procedures zo kort mogelijk te houden. De zorgvuldigheid van het
onderzoek en de beoordeling staat echter altijd voor op.
Ik zal in overleg treden met het OM en de Rijksrecherche en over deze
uitkomst van de gesprekken rapporteren bij het wetsvoorstel.
Vragen van het lid Helder, L.M.J.S. (PVV)
Vraag:
Sinds 2008 is door een arrest van de Hoge Raad het negeren van een
ambtelijk bevel niet langer strafbaar. Is de minister bereid om dit mee
te nemen in het wetsvoorstel geweldsaanwending
opsporingsambtenaar?
Antwoord:
Het niet opvolgen van een ambtelijk bevel is strafbaar gesteld in
artikel 184 Wetboek van Strafrecht.
Een van de bestanddelen in dit artikel is een wettelijk voorschrift op
grond waarvan de ambtenaar zijn bevel of vordering mag geven. In 2008
heeft de Hoge Raad ten aanzien van het wettelijk voorschrift, bedoeld in
artikel 184 Wetboek van Strafrecht, bepaald dat dit voorschrift
expliciet de bevoegdheid moet bevatten voor de ambtenaar om een bevel te
geven. Artikel 3 van de Politiewet is bijvoorbeeld geen wettelijk
voorschrift in de zin van artikel 184 Wetboek van Strafrecht, omdat dit
slechts een omschrijving van de taak van de politie is en geen
expliciete bevoegdheid bevat voor de politie om een bevel te geven. Er
bestaan uiteraard ook bepalingen die wel een expliciete bevoegdheid
bevatten tot het geven van een bevel. Als een dergelijk bevel (gestoeld
op zo’n wettelijk voorschrift) niet wordt opgevolgd, is dat wel degelijk
strafbaar op grond van artikel 184 Wetboek van Strafrecht.
Mij komt deze jurisprudentie redelijk en werkbaar voor. Zou de
strafbaarheid wegens het niet naleven van een ambtelijk bevel niet meer
worden begrensd door een wettelijke bevelsbevoegdheid, dan zou de
strafbepaling buitengewoon onbepaald zijn en in wezen volledig afhangen
van (persoonlijke) bevelen van de opsporingsambtenaar.
Overigens moet deze discussie naar mijn oordeel los worden gezien van
het wetsvoorstel geweldsaanwending opsporingsambtenaar. Dat voorstel
bevat een aantal bijzondere voorzieningen die een deugdelijke en op de
bijzondere positie van de opsporingsambtenaar toegesneden bejegening in
het strafrecht mogelijk maken indien sprake is geweest van geweldgebruik
door de opsporingsambtenaar. Daarmee heeft de reikwijdte van het
misdrijf van artikel 184 Wetboek van Strafrecht niets van doen.
Vragen van het lid Helder, L.M.J.S. (PVV)
Vraag:
Gaat de minister de juridische grondslag verbeteren van het
instrumentarium van de politie?
Antwoord:
Zoals bekend zijn we op dit moment druk doende met de modernisering van
het Wetboek van Strafvordering. In dat wetboek worden ook de
opsporingsbevoegdheden geregeld die een meer dan geringe inbreuk op de
persoonlijke levenssfeer maken of waarbij de integriteit van de
opsporing nadrukkelijk in het geding is. Bij deze moderniseringsoperatie
wordt ook bekeken of er aanleiding is om nieuwe en innovatieve
opsporingsbevoegdheden van een specifieke wettelijke grondslag te
voorzien, dan wel of kan worden volstaan met het algemene
taakstellingsartikel in de Politiewet.
Vragen van het lid Graaf, M de (PVV)
Vraag:
Waarom gaat de staatssecretaris door met de structurele
pardonregelingen? Je kunt er toch niet bewust voor kiezen beleid zoveel
geweld aan te doen?
Antwoord:
Er is geen sprake van beleid geweld aan doen. De regeling langdurig
verblijvende kinderen (RLVK) is onderdeel van beleid met een specifiek
doel waar strenge voorwaarden aan verbonden zijn. In het regeerakkoord
is opgenomen dat de definitieve regeling ‘naar zijn aard betrekking zal
hebben op een klein aantal personen.’ De RLVK bestaat uit een
overgangsregeling en een definitieve regeling. De (tijdelijke)
overgangsregeling verleende duidelijkheid aan kinderen met een
asielachtergrond, die reeds langdurig in Nederland verbleven. Met de
definitieve regeling is er beleid gekomen waaraan objectief kan worden
getoetst of de overheid een vergunning dient te verlenen op basis van
het langdurig verblijf. Daarbij wordt het eigen handelen van ouders en
kind meegewogen.
Vragen van het lid Graaf, M de (PVV)
Vraag:
Ongedocumenteerde asielzoekers moeten worden geweerd en mogen geen
verblijfsvergunning verkrijgen. Is de staatssecretaris bereid hiervoor
te zorgen?
Antwoord:
Het kabinet vindt dat Nederland zich moet blijven houden aan de
internationale verplichting om bescherming te bieden aan mensen die dat
echt nodig hebben. Daarvoor is het nodig dat in de asielprocedure scherp
naar het asielverhaal wordt gekeken en goed onderscheid wordt gemaakt
wie de echte vluchtelingen zijn en wie de procedure gebruiken om op een
oneigenlijke manier toegang tot Nederland te krijgen.
Documenten kunnen daarin belangrijk zijn, maar niet doorslaggevend. Het
is immers goed mogelijk dat iemand bij zijn vlucht zijn documenten niet
kon meenemen en wel degelijk vrees voor vervolging heeft.
Vragen van het lid Graaf, M de (PVV)
Vraag:
Denemarken en Duitsland zijn strenger als het gaat om het na-reisbeleid.
Wij kunnen een voorbeeld nemen aan Duitsland. Graag een reactie van de
staatssecretaris op de oproep om een streep te zetten door het
nareisbeleid.
Antwoord:
Denemarken heeft een uitzonderingspositie als het gaat om Europees
asielbeleid en is niet gehouden aan de Gezinsherenigingsrichtlijn.
Het is mij bekend dat Duitsland voor subsidiair beschermden tot twee
jaar geen nareis toestaat. Nederland kan een dergelijke maatregel niet
toepassen zonder een stelselwijziging. Nederland heeft immers in
tegenstelling totandere lidstaten een éénstatusstelsel. Dit houdt in dat
gelijke rechten worden toegekend aan asielzoekers die als vluchtelingen
worden toegelaten en aan asielzoekers aan wie subsidiaire bescherming
wordt verleend. Dit is destijds doelbewust ingevoerd om te voorkomen dat
asielzoekers na inwilliging op de b-grond doorprocederen voor de
a-status.
Ik ben niet voornemens hiervoor een stelselwijziging, als het lid De
Graaf voorstelt, in gang te zetten. Vooralsnog neem ik maatregelen
binnen het huidige stelsel. Ik heb op 27 november 2015 uw Kamer bericht
over een aantal maatregelen in het kader van nareis: het verruimen van
termijnen (indien- en beslistermijn), nareizigers direct in gemeente
huisvesten, drempel verhogen voor kansloze aanvragen, kosten nader
onderzoek voor aanvrager.
Vragen van het lid Verhoeven, K. (D66)
Vraag:
De Koninklijke Marechaussee heeft te weinig capaciteit. Komt er meer
geld voor de Koninklijke Marechaussee?
Antwoord:
De druk op de capaciteit van de Koninklijke Marechaussee (KMar) is
opgelopen door toename van passagiersaantallen, toegenomen
terroristische dreiging en migratiedruk. Het kabinet heeft u in een
brief van 29 november op de hoogte gesteld van de maatregelen die het
neemt om de druk op de KMar te verminderen. Het kabinet heeft
incidenteel geld vrijgemaakt (17 mln waarvan voor 2017 €10 miljoen uit
de middelen op de aanvullende post voor grens-en
vreemdelingentoezicht en € 7 miljoen van de begroting van Defensie),
waarmee wordt geïnvesteerd in de KMar-capaciteit. De KMar kan hiermee,
voor de zomer van 2017 tijdelijk extra personeel werven ten behoeve van
de grensbewaking op de luchthavens, met name op Schiphol. Het betreft
135 extra fte voor 2017. Hiermee wordt de ontstane behoefte gedeeltelijk
en tijdelijk ingevuld. Daarnaast zet het kabinet in op technologie en
indien nodig tijdelijke bijstand door bijvoorbeeld de Dienst Justitiële
Inrichtingen (DJI). De capaciteitsbehoefte voor de langere termijn zal
worden betrokken bij de voorbereidingen van de begroting voor 2018. Voor
bewaken en beveiligen geldt dat in 2015 is besloten dat bij de
Koninklijke Marechaussee 6 extra pelotons (Hoog Risico
Beveiliging) voor bewaken en beveiligen worden ingericht. Op dit moment
zijn reeds 5 pelotons gereed gesteld en ingezet in de operatie; 1
januari 2017 komt het zesde peloton gereed.
Vragen van het lid Verhoeven, K. (D66)
Vraag:
Kan de minister een reactie geven op het lek bij Europol?
Antwoord:
Het lek bij Europol in 2006 was een pijnlijk incident. Dit valt primair
onder de verantwoordelijkheid van Europol waar betrokkene toen werkzaam
was. Politie heeft ook een oriënterend onderzoek ingesteld. Ik zal uw
kamer hierover bij brief nader informeren.
Vragen van het lid Verhoeven, K. (D66)
Vraag:
Er moet een meldplicht komen voor inzage in openbare registers zodat
enkel diegenen die een gerechtvaardigd belang hebben in de registers
kunnen. Kan de minister hierop een reactie geven?
Antwoord:
Deze week verzend ik de adviesaanvraag over dit vraagstuk aan de
Autoriteit Persoonsgegevens en ontvangt uw Kamer hiervan een afschrift.
Na ontvangst van het advies zal ik een nadere reactie geven. Voor wat
betreft de casus van het Kadaster verwijs ik voorts voor een eerste
reactie naar de de antwoorden op de vragen van het lid Bashir
(Aanhangsel Handelingen 2016/17, nr. 453).
Vragen van het lid Swinkels, J.C.M. (D66)
Vraag:
Hoe lang duurt het voordat iemand zijn inbeslaggenomen goed terugkrijgt?
Hoe wordt voorkomen dat in beslaggenomen goederen worden verkocht
voordat een zaak inclusief klachtenafhandeling volledig is
afgedaan?
Antwoord:
Of en wanneer een voorwerp dat in beslag is genomen wordt teruggegeven,
is afhankelijk van de situatie. Beslag kan worden gelegd:
als bewijsmateriaal wegens waarheidsvinding,
bij het onttrekken aan het verkeer als het gaat om voorwerpen in strijd met de wet zoals wapens en drugs, en
bij verdenking van winsten uit strafbare feiten. Het beslag dient dan als zekerheidsstelling voor de inning van eventuele boetes dan wel ontnemingsmaatregelen.
Het Openbaar Ministerie beslist wat met het beslag moet gebeuren:
teruggeven, bewaren, verkopen of vernietigen. Dit maakt duidelijk dat
het van de omstandigheden van het geval afhankelijk is of en wanneer een
beslag wordt opgeheven en het goed aan de rechthebbende kan worden
teruggegeven. De website van het OM bevat informatie over het beslag,
inclusief contactgegevens van het beslagloket waar men zich met vragen
toe kan wenden.
De Hoge Raad heeft op 2 maart 1999 (NJ 1999, 416) bepaald dat ingediende
klaagschriften geen schorsende werking hebben op een vervreemding. Het
OM kan op grond van het Wetboek van Strafvordering (art.117) direct na
inbeslagname de voorwerpen die aan waardevermindering onderhevig zijn,
verkopen. De officier van justitie houdt daarbij ook rekening met de
belangen van de rechthebbende.
Vragen van het lid Swinkels, J.C.M. (D66)
Vraag:
Heeft de minister bij het besluit om de pilot strafrechtelijke mediation
niet te verlengen, ook betrokken dat mediation een snelle en goedkope
manier is om schade te verhalen?
Antwoord:
In 2015 zijn de pilots mediation in strafrecht geëvalueerd. Hierover heb
ik uw Kamer geïnformeerd. In één van de pilots is ook gekeken naar het
aspect van de schadeafwikkeling. Daaruit is naar voren gekomen dat
schadeafwikkeling en het verbeteren van de verstandhouding tussen
partijen binnen de mediationprocedure niet goed te combineren
valt.
Overigens heb ik bij het besluit om de pilot mediation in strafrecht
niet te verlengen vooral het volgende meegewogen. Bemiddeling kan, zeker
bij relatief lichte delicten, een zinvolle manier zijn om een strafzaak
af te doen. Bemiddeling is echter niet voor alle slachtoffers zinvol.
Bovendien blijkt het realiseren van een landelijk aanbod niet
kostenneutraal te zijn, maar € 1,5 miljoen per jaar te kosten. Bij het
opstellen van mijn begroting heb ik daarom prioriteiten moeten
stellen.
De pilots mediation zijn tot nu toe gefinancierd uit de middelen voor
slachtofferbeleid. In mijn meerjarenagenda slachtofferbeleid heb ik
ervoor gekozen om de schaarse middelen voor slachtoffers in te zetten op
andere activiteiten waar meer slachtoffers bij gebaat zijn. Mijn eerste
prioriteit is de goede uitvoering van nieuwe rechten voor
slachtoffers.
Vragen van het lid Swinkels, J.C.M. (D66)
Vraag:
Is de minister bereid te onderzoeken om herziening of herstellen te
vergemakkelijken en te versnellen bij gerechtelijke dwalingen?
Antwoord:
Ja. De bevindingen van de heer Derksen zullen worden meegenomen bij de
wetsevaluatie die ik volgend jaar zal laten uitvoeren naar de in 2012
gewijzigde herzieningsprocedure.
Ik zal in de wetsevaluatie de vraag meenemen of het ruimere
novumcriterium in zijn praktische werking voldoende aan de doelstelling
van de wet beantwoordt. In overleg met de PG bij de Hoge Raad wil ik
tevens in de evaluatie de vraag betrekken met welke maatregelen de
behandeling van de herzieningsverzoeken is te bespoedigen.
Vragen van het lid Swinkels, J.C.M. (D66)
Vraag:
Hoe lang duurt het voordat iemand een schadevergoeding krijgt van zijn
gestolen fiets?
Antwoord:
Dat hangt af van de gekozen route om de schade te verhalen. Indien de
fiets verzekerd is, kan het slachtoffer een claim bij zijn verzekering
indienen.
Als er een verdachte in beeld is en de fietsendiefstal strafrechtelijk
wordt afgedaan, zal het Openbaar Ministerie (OM) het slachtoffer vragen
of hij zich wil voegen in het strafproces om de schade op de dader te
verhalen. Indien de dader wordt veroordeeld tot het betalen van schade,
gaat het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) over tot inning bij de
dader en uitkering aan het slachtoffer. Het slachtoffer krijgt uiterlijk
acht maanden daarna een voorschot uitgekeerd door het CJIB. Vaak is dat
eerder, omdat de dader het volledige bedrag heeft betaald. Overigens zal
de afhandeling van een fietsendiefstal veelal via ZSM verlopen. Ook dan
is de voorschotregeling van toepassing. Slachtofferhulp Nederland
ondersteunt bij ZSM het slachtoffer direct bij het inventariseren van de
schade, zodat deze wordt meegenomen in de afdoening van de zaak door de
officier van justitie.
Vragen van het lid Swinkels, J.C.M. (D66)
Vraag:
Kan de burger nog een advocaat vinden die voldoende punten over
heeft?
Antwoord:
Deze vraag heeft betrekking op het voornemen van het kabinet om het
aantal punten te beperken dat een advocaat jaarlijks in het kader van
gesubsidieerde rechtsbijstand mag declareren, het zogenaamde
subsidieplafond. Over dit subsidieplafond, waarover ik ook met de
Nederlandse Orde van Advocaten van gedachten heb gewisseld, is bij
gelegenheid van het algemeen overleg van 8 september jl. een motie
ingediend door het lid Van Nispen c.s.. In deze motie, die door uw Kamer
is aangenomen, wordt de regering verzocht af te zien van het
uitgangspunt van een gemengde praktijk en voorts om de 900 puntengrens
niet uit te werken en niet aan uw Kamer te sturen. Wanneer het
wetsvoorstel voor de herijking van het stelsel van gesubsidieerde
rechtsbijstand in consultatie wordt gegeven zal ik uw Kamer informeren
over de uitvoering van deze motie. Van een tekort aan advocaten dat
beschikbaar is om gesubsidieerde rechtsbijstand te verlenen is, met of
zonder subsidieplafond, zoals ook blijkt uit het rapport van de
commissie-Wolfsen, geen sprake. De Raad voor Rechtsbijstand rapporteert
in zijn jaarlijkse monitor gesubsidieerde rechtsbijstand over de
ontwikkeling van het aanbod van advocaten in het stelsel. De regering
volgt deze ontwikkeling nauwlettend.
Vragen van het lid Swinkels, J.C.M. (D66)
Vraag:
De rechter is duur en de Geschillencommissie wordt opgeheven: hoe kan
een loodgieter zijn openstaande rekening van 78 euro incasseren?
Antwoord:
Een schuldeiser kan zijn vordering van € 78 incasseren door deze voor te
leggen aan de rechter. Hij moet hiervoor griffierecht betalen. De hoogte
van het tarief kan variëren naar gelang de schuldeiser het tarief voor
natuurlijk of niet-natuurlijk personen of het tarief voor on- en
minvermogenden verschuldigd is. Als de schuldeiser door de rechter in
het gelijk wordt gesteld kan deze de gedaagde veroordelen in de
proceskosten.
Bij de SGC kan een consument een geschil aanbrengen, maar een
schuldeiser kan langs deze weg geen incasso van zijn vordering
afdwingen.
Vragen van het lid Sjoerdsma, S.W. (D66)
Vraag:
Bij het bed, bad en brood beleid wordt zichtbaar dat het een
onsamenhangend asielbeleid is. Herinnert de staatssecretaris het
koppelingsbeleid? Wat gaat de staatssecretaris nu doen op dit punt? Kan
de staatssecretaris toezeggen dat zolang er geen oplossing is, de
financiering van gemeenten gehandhaafd blijft?
Antwoord:
Het asielbeleid is op dit punt juist consistent. Indien gerefereerd
wordt aan het koppelingsbeginsel dan ben ik van mening dat de huidige
besluitvorming dat beginsel volgt – uitgeprocedeerden hebben immers geen
recht op voorzieningen (met uitzondering van medische noodzakelijk zorg
en onderwijs voor minderjarigen). Het bieden van parallelle
voorzieningen door gemeenten zorgt juist voor een onsamenhangend
beleid.
Het vraagstuk waarvoor ik een oplossing besprak met gemeenten is nog
niet opgelost. Dat betekent voor het kabinet dat we terugvallen op het
staande beleid en de eerder gemaakte afspraken. En dat is dat het Rijk
geen gemeentelijke bed bad brood voorzieningen financiert en gemeenten
deze moeten sluiten. Immers, in hun huidige vorm ondermijnen deze
gemeentelijke voorzieningen het terugkeerbeleid omdat vreemdelingen die
moeten terugkeren hierdoor de mogelijkheid houden hier niet aan te
werken.
Er is daarnaast geen juridische verplichting voor gemeenten om onderdak
te bieden aan deze groep, dat heeft de recente jurisprudentie van de
Raad van State hierover aangetoond.
Dit betekent, onder aan de streep, dat ik - om de effectiviteit van het
terugkeerbeleid te versterken - mogelijk moet gaan maken dat gemeenten
kunnen worden bewogen om deze vorm van opvang niet meer te bieden.
Doorgaan met financieren van de huidige gemeentelijke voorzieningen
verhoudt zich daar niet mee en dit kan ik dus ook niet toezeggen. Het
voorbereiden van een wetsvoorstel om te kunnen handhaven acht ik om
dezelfde reden noodzakelijk.
Vragen van het lid Sjoerdsma, S.W. (D66)
Vraag:
Hoe is het kabinet voorbereid op extra instroom van asielzoekers als nu
opvanglocaties worden geschrapt? Is het schrappen van opvanglocaties wel
verstandig?
Antwoord:
Momenteel zijn qua opvangcapaciteit bij het COA ongeveer 44.000 bedden
beschikbaar. De gemiddelde bezetting is 64%. Er is dus ruim voldoende
capaciteit achter de hand. Daar bovenop zijn er, conform het
bestuursakkoord verhoogde asielinstroom, afspraken gemaakt over een
noodscenario van 3.000 snel inzetbare opvangplekken. Dit noodscenario
blijven we conform afspraak achter de hand houden.
Vragen van het lid Sjoerdsma, S.W. (D66)
Vraag:
Is de staatssecretaris bereid om te onderzoeken of er meer gedaan kan
worden aan de terugkeer van asielzoekers door de inzet van
specialistische capaciteit, bijvoorbeeld op de Nederlandse
ambassades?
Antwoord:
Nederland heeft reeds een gespecialiseerde terugkeerorganisatie (de
Dienst Terugkeer en Vertrek) die zich inzet om terugkeer naar derde
landen mogelijk te maken. Verder maakt het faciliteren van terugkeer ook
onderdeel uit van het takenpakket van de al bestaande immigratie
liaison officers (ILOs) die in relevante derde landen op
Nederlandse ambassades zijn geplaatst. Ook zijn op enkele ambassades
diplomaten speciaal aangewezen als migratiecoördinator. Nederland
participeert verder ook actief in initiatieven op Europees niveau,
bijvoorbeeld voor het aanstellen van Europese migratie liaisons (EMLOs)
en liaisons die gespecialiseerd zijn in terugkeer (Eurlo’s).
Vragen van het lid Sjoerdsma, S.W. (D66)
Vraag:
Is het kabinet voorbereid op de nieuwe toestroom die nu al zichtbaar is,
is er een Plan van Aanpak voor als de toestroom toch weer toeneemt? is
het kabinet voorbereid op een situatie waarbij de Turkije deal
klapt?
Antwoord:
Weliswaar vertoont de asielinstroom een licht stijgende trend sinds de
zomer, maar de instroom in de afgelopen maanden is nog steeds
substantieel lager dan vorig jaar. Het aantal eerste aanvragen maakt
bovendien dit jaar een kleiner deel uit van de asielinstroom: er komen
relatief meer aantal nareizende gezinsleden van
asielstatushouders.
De vreemdelingenketen heeft lessen getrokken uit de hoge instroom van
eind 2015 en begin 2016. De organisaties hebben afspraken gemaakt over
hoe gecoördineerd gereageerd zal worden bij schommelingen in de
instroom. Deze afspraken zijn vastgelegd in een draaiboek.
Ook is er voldoende opvangcapaciteit om een stijging in de instroom op
te kunnen vangen. Voor de wat langere termijn worden maatregelen
ontwikkeld die borgen dat het opvangmodel voldoende flexibel is om in te
spelen op ontwikkelingen in de instroom.
Mocht het akkoord met Turkije om welke reden dan ook onverhoopt niet
stand houden, dan is het waarschijnlijk dat er een alternatief wordt
gevonden om de instroom beheersbaar te houden. Een instroom
vergelijkbaar met de tweede helft van 2015, ligt dus minder voor de
hand.
Vragen van het lid Sjoerdsma, S.W. (D66)
Vraag:
Waarom moest reactie van de staatssecretaris op motie Sjoerdsma, inzake
de integratie van asielzoekers meer dan een jaar duren? Is hier sprake
van onwil en een politiek spel? Wat zijn de maatschappelijke kosten van
uitstel?
Antwoord:
Deze vraag heb ik doorgeleid naar de Minister van SZW. Uw Kamer spreekt
volgende week over de begroting van het Ministerie van SZW.
Vragen van het lid Sjoerdsma, S.W. (D66)
Vraag:
Oorlogsmisdadigers komen mee in de vluchtelingenstroom. Er moet daarom
meer geld naar het team Internationale Misdrijven (TIM). Is de
staatssecretaris bereid om dit te ondersteunen?
Antwoord:
Onderzoeken naar internationale misdrijven zijn zeer complex en
tijdrovend. Ten aanzien van dit soort misdrijven zullen altijd keuzes
gemaakt moeten worden welke onderzoekszaken naar internationale
misdrijven wel en welke niet worden opgepakt. Een verhoging van de
capaciteit maakt dat niet anders en capaciteit is binnen de politie
altijd een schaars goed. Met de huidige formatie van 31 fte, waaronder
rechercheurs die gespecialiseerd zijn in de aanpak van internationale
misdrijven, is het TIM in staat om binnen de gemaakte keuzes hun taken
te vervullen
Vragen van het lid Segers, G.J.M. (Chr. Unie)
Vraag:
Bij de Politie is er sprake van dure adviseurs met name de heer Welten
en de heer Bouman. Kan de minister inzichtelijk maken wat zij doen om
dat geld te verdienen?
Antwoord:
Naar aanleiding van een Wob-verzoek over de werkzaamheden van de heer
Welten zijn op de website van de politie op 26 september 2016 stukken
openbaar gemaakt. Tussen de openbaar gemaakte stukken is een overzicht
te vinden met de werkzaamheden van de heer Welten. Deze zal ik aan uw
Kamer sturen. De heer Bouman heeft in opdracht van het ministerie van
Veiligheid en Justitie een rapport opgesteld over het korps Caribisch
Nederland. Over de werkzaamheden van de heer Bouman heb ik u
geïnformeerd tijdens het AO van 16 november. Ik heb toen aangegeven dat
hij gedurende het onderzoek niet beschikbaar is voor advieswerk voor of
over de politie.
Vragen van het lid Segers, G.J.M. (Chr. Unie)
Vraag:
Is de minister bereid de haalbaarheid te onderzoeken van buurtrechters
die op locatie zitting nemen om kleine zaken te behandelen?
Antwoord:
Het lid Segers refereert aan het instituut van de vrederechter in
België. De vrederechter staat bekend om zijn laagdrempeligheid en de
gerichtheid om partijen er samen uit te laten komen.
Deze elementen hebben we ook in het Nederlandse rechtstelsel. De
competentie en de werkwijze van de vrederechter komt voor een belangrijk
deel overeen met die van de kantonrechter. De toegang tot de
kantonrechter is laagdrempelig en ook bij de kantonrechter is
conflictoplossing belangrijk. Als een schikking mogelijk is, zal de
kantonrechter daarop aansturen. Bovendien beschikken wij in Nederland
over laagdrempelige voorzieningen, zoals het Juridisch Loket en het
stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand, die ook zijn gericht op
maatwerk in geschiloplossing.
De Raad voor de rechtspraak heeft ‘maatschappelijk effectieve
rechtspraak’ tot een belangrijk speerpunt voor de komende tijd
aangemerkt. Ik noem in dit verband de pilot spreekuurrechter in de
rechtbank Noord-Nederland en de pilot Burenrechter in de rechtbanken
Midden-Nederland en Oost-Brabant. De daarin gehanteerde werkwijze
vertoont grote gelijkenis met die van de rederechter. Ook in
echtscheidingszaken zijn er ontwikkelingen om tot een effectievere
rechterlijke interventie te komen. Tot slot noem ik de proef met
videorechtspraak waarbij burgers in een aantal zaken via een verbinding
in het gemeentehuis Emmen hun zaak kunnen laten behandelen. Dit is een
innovatieve manier om op locatie recht te spreken, die minder kostbaar
is dan de inrichting en beveiliging van zittingslocaties.
Ik zie mede gelet op de geschetste ontwikkelingen dan ook geen
aanleiding voor een onderzoek naar de haalbaarheid van de
buurtrechter.
Vragen van het lid Segers, G.J.M. (Chr. Unie)
Vraag:
Is de minister bereid om snel met de organisatie van
politievrijwilligers om tafel te gaan om de mogelijkheden voor landelijk
beleid te bespreken?
Antwoord:
Het ministerie is, samen met politie, in gesprek met zowel de bonden als
de organisatie politievrijwilligers over een landelijk beleid voor deze
categorie medewerkers.
Er is een geschilpunt over de organisatorische inbedding van het
vrijwilligersmanagement. Op korte termijn (december) zullen zowel de
bonden als de (voorzitter van) de organisatie politievrijwilligers
worden uitgenodigd om het overleg weer te hernemen.
Vragen van het lid Segers, G.J.M. (Chr. Unie)
Vraag:
Is de minister bereid onderzoek te doen naar de mogelijkheid
buitengewoon opsporingsambtenaren als brigadier onder te brengen bij de
politie?
Antwoord:
Nee, ik ben geen voorstander van het onderbrengen van de boa's bij de
politie. Ik voel me in dit oordeel gesterkt door een rapport van het
WODC dat ik afgelopen februari aan uw Kamer heb aangeboden. Dit rapport
bevestigt dat het huidige stelsel van toezicht en handhaving in de
openbare ruimte, waarbij gemeenten en politie een gedeelde
verantwoordelijkheid hebben, in de basis voldoet.
Vragen van het lid Segers, G.J.M. (Chr. Unie)
Vraag:
Klopt het dat een verbod op straat intimidatie in een APV niet mogelijk
is, omdat dit een landelijke bevoegdheid is?
Antwoord:
Het is mogelijk om bepaalde vormen van seksuele intimidatie in een APV
te regelen in het belang van de handhaving van de openbare orde. Deze
mogelijkheden worden begrensd door het recht op het vrijheid van
meningsuiting, waarop slechts bij wet in formele zin beperkingen kunnen
worden aangebracht. Het draait dus om de vraag of het desbetreffende
APV-verbod op intimidatie daadwerkelijk neerkomt op een beknotting van
de uitingsvrijheid. Is daarvan sprake dan is een dergelijke regeling
voorbehouden aan de landelijke wetgever. Daarnaast kan straat- en
seksuele intimidatie, afhankelijk van de omstandigheden van het concrete
geval, op verschillende manieren strafrechtelijk worden aangepakt.
Bijvoorbeeld op grond van de zedendelicten (verkrachting, aanranding,
vormen van ontucht, schending van de eerbaarheid) of de uitingsdelicten
(belediging, laster, smaad etc.). Ook bevat de Algemene Wet gelijke
behandeling een expliciet verbod op seksuele intimidatie.
Vragen van het lid Voordewind, J.S. (Chr. Unie)
Vraag:
Kan de staatssecretaris asielkinderen die eenmaal op school zitten laten
zitten en niet meer laten verhuizen?
Antwoord:
Het niet meer laten verhuizen van asielkinderen die op school zitten is,
binnen het huidige asielproces, niet reëel. Zoals toegelicht in de
Kamerbrief van 29 november 2016 zijn een aantal verplaatsingen
gerelateerd aan de inrichting van de (verbeterde) asielprocedure, die in
2010 met instemming van uw Kamer inwerking is getreden. Het doel hiervan
was het sneller en zorgvuldiger plaats laten vinden van de
asielprocedure, juist ook met het oog op het belang van de
vreemdeling.
Een verhuizing kan ook aan de orde zijn als een locatie sluit,
bijvoorbeeld bij het aflopen van een bestuursovereenkomst met een
gemeente of als er locaties moeten worden gesloten. Wanneer leefbaarheid
en veiligheid op een locatie in het geding zijn kan er ook worden
besloten om asielzoekers te verplaatsen naar een andere locatie. In de
Kamerbrief van 29 november heb ik een aantal maatregelen geschetst,
waardoor op korte termijn de verhuisbewegingen binnen het huidige
stelsel zo veel als mogelijk worden beperkt.
Vragen van het lid Voordewind, J.S. (Chr. Unie)
Vraag:
Waarom halen we de mensen uit Griekenland niet op? We hebben opvang
beschikbaar. Waarom nemen we die 750 kinderen niet sneller op?
Antwoord:
De Europese afspraken gingen uit van een mogelijk aantal van 66.400
herplaatsingskandidaten uit Griekenland. Op basis van dat aantal is het
Nederlandse aandeel berekend. Volgens de Europese Commissie is het
aantal aanwezige herplaatsingskandidaten in Griekenland echter een stuk
lager, ongeveer 24.000. Uitgaande van het door de Europese Commissie
naar beneden bijgestelde aantal kandidaten voor herplaatsing uit
Griekenland, ligt Nederland op koers om zijn verwachte aandeel aan
herplaatsing te doen.
Nederland heeft al ruim 1.000 mensen herplaatst, waarvan ruim 700 uit
Griekenland (peildatum 28 november). Nederland blijft de komende maanden
100 mensen per maand uit Griekenland herplaatsen. Na Frankrijk, heeft
Nederland het grootst aantal personen herplaatst uit Griekenland.
Nederland roept andere lidstaten voortdurend op meer te doen.
In reactie op het verzoek van uw Kamer over de 750 minderjarigen heb ik
gezegd dat ik in Europees verband zou pleiten voor meer inzet op
herplaatsing van minderjarigen, waaronder AMV's. Nederland heeft hierin
een voortrekkersrol op zich genomen in de EU en dat werpt zijn vruchten
af. In de maanden oktober en november zijn 921 personen uit Griekenland
herplaatst naar de lidstaten. De ervaring leert dat de herplaatsingen
vanuit Griekenland naar de lidstaten vaak voor de helft bestaan uit
minderjarigen, dus in dit geval ongeveer 460 minderjarigen. Op basis
hiervan is het de verwachting dat begin volgend jaar 750 minderjarigen
zullen zijn herplaatst. Dit hangt natuurlijk ook af van de
herplaatsingsdossiers die de Griekse autoriteiten voordragen.
Vragen van het lid Voordewind, J.S. (Chr. Unie)
Vraag:
Is de staatssecretaris bereid om het overleg met de gemeente over bed,
bad en brood (zonder voorwaarden) ter hervatten?
Antwoord:
Het verschil van inzicht waardoor het overleg gestopt is, is zoals ik
aangaf in mijn brief d.d. 21 november, fundamenteel: met een parallel
systeem van opvang door gemeenten wordt de gezamenlijke oplossing, de
LVV’s, ondergraven. Wanneer gemeenten bereid zijn om de deur van hun bed
bad en broodvoorzieningen te sluiten, staat mijn deur open om de
onderhandelingen te hervatten.
Vragen van het lid Voortman, L.G.J. (GroenLinks)
Vraag:
Er moet worden gestuurd op rechtsbijstandvergoedingen. Ontzegt de
minister rechtzoekenden de toegang tot het recht?
Antwoord:
De regering heeft een wetsvoorstel in voorbereiding om verbeteringen aan
te brengen in het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand. Daarmee
wordt uitvoering gegeven aan de aanbevelingen van de commissie-Wolfsen.
De verbeteringen beogen de doelmatigheid van het stelsel te vergroten.
Daardoor krijgt de burger sneller toegang tot een passende oplossing
voor zijn probleem en is hij verzekerd van kwalitatief goede
rechtsbijstand waar dat echt nodig is. Tevens draagt een grotere
doelmatigheid bij aan een betere beheersbaarheid van de kosten van het
stelsel. In het wetsvoorstel vormt een goede toegankelijkheid van het
recht voor minder draagkrachtige burgers het uitgangspunt.
Rechtzoekenden wordt dus geenszins de toegang tot het recht ontzegd.
Vragen van het lid Voortman, L.G.J. (GroenLinks)
Vraag:
Is de minister bereid zijn licht op te steken in het Verenigd Koninkrijk
waar digitale rechtspraak ook sneller en goedkoper blijkt.
Antwoord:
Uiteraard volg ik de ontwikkelingen in het Verenigd Koninkrijk, evenals
die in andere landen. Niet alles wat andere landen ontwikkelen is direct
toepasbaar in Nederland, omdat het rechtssysteem anders is, juridische
kaders verschillen, de historie verschilt en ook financiering vaak niet
vergelijkbaar is. Soms is het ook verstandig om eerst ervaringen elders
af te wachten alvorens iets over te nemen. Waar mogelijk worden
ervaringen die elders worden opgedaan betrokken bij ontwikkelingen in
Nederland. Zo is ook in het kader van de ontwikkeling van de KEI
wetgeving die voorziet in de digitalisering van het civiele recht en
het bestuursrecht nadrukkelijk naar de ontwikkeling in andere Europese
landen gekeken.
Vragen van het lid Voortman, L.G.J. (GroenLinks)
Vraag:
Hoe is het schrappen van 1/3 van de banen bij het COA te verenigen met
de weigering van de staatssecretaris om vluchtelingen uit Griekenland op
te halen?
Antwoord:
Laat ik vooropstellen dat ik niet weiger om asielzoekers uit Griekenland
“op te halen”, dat wil zeggen, te herplaatsen ingevolge de geldende EU
Raadsbesluiten en daarin vervatte procedures en omschreven doelgroep. Na
Frankrijk, heeft Nederland het grootst aantal asielzoekers langs deze
gecontroleerde weg overgebracht uit Griekenland. Het schrappen van
tijdelijke banen bij het COA heeft geen enkele relatie met de
Nederlandse inzet op het tempo van herplaatsing. Deze afschaling hangt
immers samen met een lagere spontane instroom naar Nederland ten
opzichte van vorig jaar.
Vragen van het lid Voortman, L.G.J. (GroenLinks)
Vraag:
Is de staatssecretaris bereid een commissie van wijzen in te stellen om
met de gemeenten uit de bed, bad, brood discussie te komen?
Antwoord:
Ik zie de meerwaarde van een commissie van wijzen op dit moment niet.
Deze suggestie suggereert dat het hier om een zeer complex probleem gaat
waarvoor nog geen mogelijke oplossing in beeld is. Die ligt er wat mij
betreft wel, namelijk de lokale vreemdelingenvoorzieningen in combinatie
met het sluiten van de huidige gemeentelijke voorzieningen. Het gaat er
wat mij betreft om dat gemeenten niet bereid zijn om aan een van de
voorwaarden, het sluiten van hun bed bad brood voorzieningen, te
voldoen.
Vragen van het lid Voortman, L.G.J. (GroenLinks)
Vraag:
Heeft El Bakraoui Turkije omgekocht om naar Nederland uitgezet te worden
in plaats van België?
Antwoord:
Donderdagochtend, 1 december, wordt u per separate kamerbrief
geïnformeerd.
Vragen van het lid Voortman, L.G.J. (GroenLinks)
Vraag:
Wat was de invloed van het departement bij het incident Professor
Maat?
Antwoord:
Over de situatie rond professor maat heb ik met uw Kamer uitgebreid van
gedachten gewisseld in het debat op 20 januari 2016. Ik verwijs naar de
handelingen van dat debat en de daaraan ten grondslag liggende
brieven
Vragen van het lid Staaij, C.G. van der (SGP)
Vraag:
Wanneer komt het beloofde onderzoek naar de borging van de norm voor
wijkagenten? Wanneer is het aantal wijkagenten op orde?
Antwoord:
Met de korpschef is afgesproken, zoals in deze begroting geduid, om
ultimo 2017 een bezetting van 97% van de wijkagentenfunctie te
realiseren. Waar nodig worden vacatures tijdelijk vervuld dan wel
waargenomen. Er is altijd een aanspreekpunt voor zowel de burger als het
lokaal gezag. Naar aanleiding van uw verzoek heb ik de voorzitter van de
Evaluatiecommissie Politiewet 2012 gevraagd in de evaluatie mee te
nemen of het gezag tevreden is over de verdeling van de wijkagenten. In
mijn voortgangsrapportage van 20 juni jl. heb ik u hierover
geïnformeerd. De voorzitter heeft mij inmiddels laten weten dat dit
vraagstuk onderdeel zal uitmaken van de evaluatie. Het lukt echter niet
om dit voor afronding van de evaluatie, dus voor najaar 2017 te
doen.
Vragen van het lid Staaij, C.G. van der (SGP)
Vraag:
Wat is de inzet van de minister met betrekking tot het voorstel om
uitreizen naar terroristisch grondgebieden strafbaar te stellen en hoe
gaat hij dit in Europees verband aanpakken?
Antwoord:
Strafbaarstelling van uitreis naar terroristisch grondgebied is
onderdeel van het wetsvoorstel versterking strafrechtelijke aanpak
terrorisme dat momenteel in consultatie is. Ik ben voornemens het
wetsvoorstel begin 2017 aan uw Kamer te sturen. Ik kijk uit naar de
inhoudelijke behandeling hiervan. Tevens zal ik het onderwerp agenderen
in de kopgroep van meest betrokken EU-lidstaten.
Vragen van het lid Staaij, C.G. van der (SGP)
Vraag:
Er is een motie aangenomen om te kijken wat er mis is en beter kan bij
de voorwaardelijke invrijheidsstelling. Kan de staatssecretaris het plan
van de SGP meenemen in het onderzoek?
Antwoord:
Het systeem van de voorwaardelijke invrijheidsstelling (v.i.) heeft tot
doel om te zorgen voor meer maatschappelijke veiligheid. Niet voor niets
is het systeem van vervroegde vrijlating in 2007 vervangen door
het huidige stelsel van voorwaardelijke invrijheidstelling. Het
systeem draagt bij aan de bescherming van de maatschappij doordat een
gedetineerde stapsgewijs en onder toezicht terugkeert in de samenleving.
De toekenning van v.i. is verbonden aan de bereidheid van gedetineerden
om verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen toekomst.
Het valt mij op dat uw Kamer twijfelt aan het v.i.-stelsel in zijn
huidige vorm. Zo heeft uw Kamer inmiddels een motie[1] aangenomen die
strekt tot het uitvoeren van een onderzoek naar het huidige stelsel van
v.i. met de vraag of dit nog volstaat en of aanscherpingen nodig zijn om
te voorkomen dat v.i. een automatisme wordt. Aan deze motie wordt gevolg
gegeven, evenals aan het verzoek van uw Kamer om te onderzoeken of
slecht gedrag tijdens detentie moet leiden tot het besluit om geen v.i.
te verlenen.
Vooruitlopend op deze onderzoeken komt de SGP met een
initiatiefwetvoorstel om het gehele v.i.-stelsel af te schaffen. De
noodzaak voor dit initiatief wordt onderbouwd met een aantal argumenten:
gevangenisstraffen lijken langer dan ze zijn, het toekennen van v.i.
gaat buiten de rechter om en er is sprake van een automatisme van
strafkortingen. Ik zal dit conceptwetsvoorstel beoordelen op basis van
de bevindingen uit de onderzoeken. Er zijn ook redenen om de v.i. niet
meteen helemaal af te schaffen. Rechters houden namelijk in het huidige
stelsel bij de strafoplegging rekening met de mogelijkheid dat een
gedetineerde in aanmerking komt voor v.i., en dat altijd wordt
beoordeeld of er redenen zijn voor afstel of uitstel van v.i.,
bijvoorbeeld één of meer ernstige misdragingen.
Ik wacht, kortom, graag de uitkomsten van deze onderzoeken af en zal uw
Kamer hierover in 2017 informeren. Als hieruit blijkt dat het
v.i.-stelsel of de huidige invulling van dit stelsel niet langer
volstaat, zal ik bezien welke wijzigingen nodig zijn.
[1] Motie d.d. 27 september 2016 Kamerstukken II 2016-2017, TK 34 086,
nr. 35
Vragen van het lid Staaij, C.G. van der (SGP)
Vraag:
Wat komt concreet terecht van motie Bisschop-Buma die ziet op de
effectievere terugkeer.
Antwoord:
e motie van Bisschop-Buma van 17 februari jl. vraagt naar wijzigingen
van de Europese regels met het oog op adequate mogelijkheden voor
begeleide terugkeer. Mede als resultaat van actieve agendering tijdens
het Nederlands EU Voorzitterschap behoort het bevorderen van terugkeer
tot de doelstellingen van de huidige herziening van het
Gemeenschappelijk Europees Asielstelsel, met name van het voorstel voor
een nieuwe asielprocedure Verordening. Verdere versterking van dit
aspect is onderdeel van de Nederlandse inzet in de onderhandelingen. Ook
zijn in die periode Europese richtsnoeren voor begeleide vrijwillige
terugkeer projecten tot stand gekomen, zijn instrumenten en werkwijzen
voor terugkeer- afspraken met derde landen op EU niveau uitgebreid en
heeft de Raad de Europese Commissie verzocht om aanpassing van de
terugkeer Richtlijn te overwegen. Of een dergelijk voorstel verwacht kan
worden is nog niet bevestigd.
Vragen van het lid Staaij, C.G. van der (SGP)
Vraag:
Is de minister bereid voortvarend werk te maken van de wetgeving die
wordt gemaakt op het gebied van mediation?
Antwoord:
Het wetsvoorstel bevordering mediation is in consultatie gegeven en de
termijn is inmiddels gesloten. Ik heb tientallen adviezen ontvangen die
momenteel verwerkt worden. Daarna wordt het voorstel zo spoedig
mogelijk aangeboden aan de Raad van State voor advies. Er leven veel
verschillende ideeën over hoe mediation bevorderd kan worden en met
inachtneming van al die gedachten en wensen probeer ik voorstellen te
doen die op voldoende steun kunnen rekenen en de mediationpraktijk
verder kunnen helpen.
Vragen van het lid Staaij, C.G. van der (SGP)
Vraag:
Hoe kan het vertrouwen in de rechtstaat versterkt worden?
Antwoord:
Uit onderzoek blijkt dat het vertrouwen van Nederlanders in de
rechtspraak onverminderd groot is. Ook in de Rule of Law survey
doet Nederland het goed: Nederland staat op plaats 5 als het gaat om de
toegang tot het recht.
Dat is heel positief, maar het betekent niet dat we achterover kunnen
leunen. Een goed werkende juridische infrastructuur vergt voortdurend
onderhoud om aansluiting te houden bij maatschappelijke ontwikkelingen,
bijvoorbeeld door het bij de tijd houden van de relevante wetgeving
inzake de rechterlijke macht en de juridische beroepen. Ook is het van
groot belang dat de burger naar de rechter kan en dat de overheid zich
houdt aan diens uitspraak. Zo worden wraakgevoelens van burgers na een
misdaad niet via eigenrichting opgelost, maar gekanaliseerd via de
rechter. De toegang tot de rechter blijft dan ook een belangrijk
aandachtspunt van mijn beleid.
Vragen van het lid Staaij, C.G. van der (SGP)
Vraag:
Wanneer de politie onder vuur ligt moet in 3 weken helderheid worden
verschaft over de vervolging. Is de minister bereid hierover afspraken
te maken met het OM en de rijksrecherche?
Antwoord:
Het Openbaar Ministerie streeft ernaar om snel en zorgvuldig onderzoek
te doen in zaken waarbij politieagenten zijn betrokken, omdat het
openbaar ministerie zich realiseert dat juist voor agenten die in hun
beroepsuitoefening worden geconfronteerd met een mogelijke vervolging,
dit een extra impact kan hebben. Bovendien moet er zo snel mogelijk
helderheid zijn over of de betreffende functionaris zijn beroep
gedurende het onderzoek nog kan uitoefenen.
Een termijn van drie weken is in de meeste gevallen niet haalbaar omdat
er juist in dit soort zaken vaak veel onderzoek moet worden verricht,
waarbij bijvoorbeeld ook het NFI betrokken kan zijn. Bovendien wil het
Openbaar Ministerie zoals gezegd zorgvuldig werken door tegenspraak en
reflectie te organiseren en is er bij vuurwapengebruik nog een speciale
commissie die zich over deze zaken buigt. Zorgvuldigheid is ook hier
steeds van het allergrootste belang.
Vragen van het lid Staaij, C.G. van der (SGP)
Vraag:
Neemt de staatssecretaris het ambtsbericht waaruit blijkt dat Christenen
in Pakistan niet veilig is, mee in zijn beleid?
Antwoord:
Het laatste ambtsbericht over de positie van Ahmadi’s en Christenen in
Pakistan is in 2014 verschenen en destijds verwerkt in het beleid. Ik
heb aan het ministerie van Buitenlandse Zaken een nieuw ambtsbericht
gevraagd. Daarin zal zoals gebruikelijk bijzondere aandacht uitgaan naar
de positie van deze groepen. Wanneer dit verschijnt en inderdaad blijkt
dat er wijzigingen zijn, wordt dit uiteraard meegenomen in de
beleidsbeoordeling.
Vragen van het lid Staaij, C.G. van der (SGP)
Vraag:
De vreemdelingenstroom heeft de zwakte van de EU aan het licht gebracht.
Er zijn veel verschillen tussen de lidstaten, ook met de verordening.
Waarom is het kabinet niet kritischer geweest op subsidiariteit?
Antwoord:
Omwille van de verschillen tussen de lidstaten op asielterrein vindt het
kabinet het van belang dat de wetgevende voorstellen die zijn
gepresenteerd om het gemeenschappelijk Europees asielstelsel te
versterken, bijdragen aan het verkleinen van die verschillen. Het
instrument van een verordening draagt hieraan bij omdat het eenduidige
regels bevat die rechtstreeks van toepassing zijn in de lidstaten.
Daarom beoordeelt het kabinet de subsidiariteit van de voorstellen voor
een Kwalificatie- en Procedureverordening in die zin dan ook als
positief. Het kabinet hanteert niet het uitgangspunt dat álle
deelaspecten van de asielprocedure tot in detail moeten worden
geharmoniseerd, maar beziet steeds in hoeverre een onderdeel dienstig is
aan het bereiken van het doel dat een asielaanvraag op een vergelijkbare
wijze wordt behandeld en beoordeeld, ongeacht de lidstaat waar de
asielaanvraag wordt ingediend.
Naast het instrument van een verordening, zijn ook andere maatregelen
van belang om de verschillen tussen lidstaten weg te nemen, zoals
praktische samenwerking. Zo voeren lidstaten soms een verschillend
beleid ten aanzien van hetzelfde land van herkomst. Nederland heeft
daarom het initiatief genomen om tot meer harmonisatie te komen van het
beleid dat lidstaten voeren ten aanzien van de voornaamste landen waar
asielzoekers vandaan komen. De kern van dit initiatief is de inrichting
van een netwerk van beleidsexperts uit de lidstaten die, onder
coördinatie van het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken
(EASO), naar aanleiding van een gezamenlijk rapport over een land van
herkomst, de betekenis duiden van dit rapport voor het asielbeleid ten
aanzien van dit land. Dit initiatief heeft ook zijn weg gevonden naar de
huidige voorstellen, waaronder het voorstel voor een
Kwalificatieverordening (artikel 10).
Vragen van het lid Staaij, C.G. van der (SGP)
Vraag:
Kan de beleidsvisie ten aanzien van het uittreden van prostituees worden
aangemoedigd bij gemeenten en Rijk? Teven verzoek aan de minister om
ruimhartig om te gaan met het amendement.
Antwoord:
Ik sta positief tegenover de begeleiding die prostituees ontvangen van
de uitstapprogramma’s.
De Kamer zal ik vóór 1 maart 2017 informeren over de uitvoering van de
motie (28638 nr. 148) van de heer Van der Staaij (SGP) over het
stimuleren van een gemeentelijke visie op uitstapprogramma’s voor
prostituees.
Vragen van het lid Kuzu, T. (GrKÖ)
Vraag:
Wanneer wordt het onderzoek naar Mitch Hendriquez afgerond?
Antwoord:
Het onderzoek is afgerond. Zoals op 19 september jongstleden door het
Openbaar Ministerie naar buiten is gebracht, worden twee van de vijf
agenten die vorig jaar betrokken waren bij de aanhouding van Mitch
Henriquez door het Openbaar Ministerie in Den Haag vervolgd voor
mishandeling met de dood tot gevolg. De andere drie betrokken agenten
worden niet vervolgd. In aanloop naar de zitting of tijdens de zitting
kunnen nog onderzoekswensen worden gedaan door de verdediging. Rechters
kunnen ook zelf nog nader onderzoek willen laten verrichten. De
zittingen zullen naar verwachting de tweede helft van januari 2017
beginnen.
Vragen van het lid Kuzu, T. (GrKÖ)
Vraag:
Gaat de minister meer investeren en geld vrijmaken voor het tegengaan
van etnisch profileren?
Antwoord:
Ja, dat ga ik doen. Uit de € 10 miljoen investeringsgelden die
beschikbaar zijn gekomen kan een aantal zaken worden gerealiseerd,
waaronder de klachten-app tegen etnisch profileren en training, coaching
en bewustwording van de basisteams.
Vragen van het lid Kuzu, T. (GrKÖ)
Vraag:
Wat betreft het asielbeleid moet er gestopt worden met bangmakerij. Het
beleid moet herzien worden. Graag een reactie van de
staatssecretaris.
Antwoord:
Bangmakerij als onderdeel van het geldende asiel- en
vreemdelingenbeleid is op geen enkele wijze aan de orde. Wel vind ik het
van belang om misstanden, zoals het oneigenlijk gebruik van de
asielprocedure, duidelijk te benoemen en aan te pakken als die aan de
orde zijn.
Vragen van het lid Kuzu, T. (GrKÖ)
Vraag:
Kan de minister reageren op de standpunten van GrKÖ om de rechtsgang
voor iedereen toegankelijk te maken, het verlagen van griffierechten,
investeren in de rechtspraak en een eigen bijdrage voor de
rechtspraak?
Antwoord:
Ik ben van mening dat de toegang tot de rechter voldoende is
gewaarborgd. Voor wat betreft de griffierechten kennen we lagere
tarieven voor burgers die het financieel moeilijk hebben, er wordt
geïnvesteerd in de rechtspraak, bijvoorbeeld door digitalisering van de
rechtspraak. Met de huidige voorziening voor de gesubsidieerde
rechtsbijstand is de toegang tot de rechtsbijstand voor min- en
onvermogenden voldoende gewaarborgd.
Vragen van het lid Bontes, L. (GrBvK)
Vraag:
Wat gaat de minister doen aan het open grenzenbeleid aangezien er te
weinig capaciteit is om goed te kunnen screenen?
Antwoord:
Zoals uit de brief van 18 mei jl. van de minister en staatssecretaris
over het identificatie- en registratieproces blijkt, is het
screeningsproces van asielzoekers op orde. Naast medewerkers van de AVIM
(Afdeling Vreemdelingen Identificatie Mensenhandel) zijn ook
specialisten in migratiecriminaliteit en terrorisme beschikbaar in de
ID-straten.
Vragen van het lid Klein, N.P.M. (Klein)
Vraag:
Graag de reactie van de staatssecretaris op het aanbieden van Engelse
taalles aan asielzoekers voordat zij een status hebben in plaats van
Nederlandse?
Antwoord:
In de recente brief van de minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid is uitgewerkt op welke wijze Nederlandse taalles wordt
aangeboden aan kansrijke asielzoekers. De achtergrond hiervan is dat dit
ten goede komt van de integratie en toegang tot de arbeidsmarkt in
Nederland.
Ik ben daarom geen voorstander van het leren van Engels in plaats van
Nederlands.
Vragen van het lid Klein, N.P.M. (Klein)
Vraag:
Waarom is er een ingewikkelde klachtenprocedure bij de Raad voor de
Kinderbescherming als de eed ook vooraf afgelegd kan worden?
Antwoord:
Professionals van de Raad voor de Kinderbescherming moeten hun taken
naar beste weten en onpartijdig vervullen. Het kabinet zet dan ook in op
het bevorderen van goed opgeleide en geregistreerde professionals, die
zich houden aan hun beroepscode. Om cliënten te beschermen tegen
ondeskundig handelen, is een zorgvuldige klachtenprocedure ingericht.
Het tuchtrecht vormt het sluitstuk.
Daarnaast is in 1984 de eed in het familierecht afgeschaft, evenals (in
1988) de beëdiging van deskundigen. De reden hiervoor is dat het om een
formaliteit ging die geen toegevoegde waarde had. De beëdiging voor de
rechters werd daarnaast als een tijdrovende aangelegenheid gezien. Ik
heb dit recentelijk in mijn brief van 22 augustus (Tweede Kamer,
vergaderjaar 2015–2016, 31 839, nr. 536) en ook in de
Voortgangsrapportage Geweld in Afhankelijkheidsrelaties van juli 2013
(Tweede Kamer, vergaderjaar 2012–2013, 33 400 XVI, nr. 156)
aangegeven.
Vragen van het lid Klein, N.P.M. (Klein)
Vraag:
In de begroting is opgenomen dat een jeugdbeschermingsmaatregel kan
worden genomen door de Raad voor de Kinderbescherming. Dit is
onbegrijpelijk omdat iedereen het recht heeft op onafhankelijke
rechtspraak, ook jeugd. Kan de staatssecretaris dit voorstel terug
draaien?
Antwoord:
Ik acht het wenselijk om de keten te verkorten en in dat licht een
voorstel uit te werken waarin de Raad voor de Kinderbescherming zelf
besluiten kan nemen over ondertoezichtstellingen zonder
uithuisplaatsingen. Het belang van het kind staat hierbij voorop: ik wil
dat het kind snel de juiste hulp krijgt. Ook wordt de rechtelijke macht
zo ontlast. In enkele andere landen, zoals Denemarken, zijn goede
ervaringen opgedaan met een soortgelijk stelsel. De gang naar de rechter
blijft te allen tijde mogelijk.
Vragen van het lid Klein, N.P.M. (Klein)
Vraag:
Waarom is de pilot mediation in het strafrecht van tafel terwijl er 80%
slagingspercentage was?
Antwoord:
Zoals u weet draag ik het instrument mediation een warm hart toe.
Bemiddeling tussen slachtoffer en dader kan, zeker bij relatief lichte
delicten, een zinvolle manier zijn om een strafzaak af te doen.
Tegelijkertijd is mediation maar voor een beperkte groep slachtoffers
zinvol. Daarnaast blijkt het realiseren van een landelijk aanbod niet
kostenneutraal te zijn, maar € 1,5 miljoen per jaar te kosten. Bij het
opstellen van mijn begroting heb ik daarom prioriteiten moeten
stellen.
De pilots mediation zijn tot nu toe gefinancierd uit de middelen voor
slachtofferbeleid. In mijn meerjarenagenda slachtofferbeleid heb ik
ervoor gekozen om de schaarse middelen voor slachtoffers in te zetten op
andere activiteiten waar meer slachtoffers bij gebaat zijn. Mijn eerste
prioriteit is de goede uitvoering van nieuwe rechten voor
slachtoffers.
45