Verslag
Bijlage
Nummer: 2016D48868, datum: 2016-12-13, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Verslag van de JBZ-Raad op 8 en 9 december 2016 (2016D48867)
Preview document (🔗 origineel)
Verslag van de bijeenkomst van het Gemengd Comité en de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 8 en 9 december 2016 te Brussel Belangrijkste resultaten Binnenlandse Zaken / Immigratie en Asiel Inreis- en uitreissysteem (EES): Het voorzitterschap informeerde de aanwezige ministers over de behandeling van het inreis- en uitreissysteem, waarbij de inzet blijft om binnen afzienbare tijd een Raadspositie vast te stellen. Migratie: Tijdens dit agendapunt besprak het Gemengd Comité de personele toezeggingen aan EASO en Frontex, voortgang met betrekking tot herplaatsing en hervestiging, de tenuitvoerlegging van de EU-Turkije verklaring en de migratiepartnerschappen met derde landen. Herziening gemeenschappelijk Europees asielstelsel: De Raad bereikte een gedeeltelijk akkoord met betrekking tot de Eurodac-verordening. Lopende wetgeving: Het voorzitterschap informeerde de aanwezige ministers over de voortgang op enkele wetsvoorstellen, in het bijzonder de aanpassing van de Schengengrenscode, het opschortingsmechanisme visumliberalisatie en de herschikking van de Visumcode. Veiligheid en Justitie Europees Openbaar Ministerie (EOM): Er was brede politieke steun voor oprichting van het EOM ter bestrijding van EU-fraude. De tekst van de ontwerpverordening die onder Slowaaks voorzitterschap is uitonderhandeld wordt door de meeste lidstaten beschouwd als een goede basis voor oprichting van het EOM, met dien verstande dat een aantal onderdelen nog nadere bespreking behoeft alvorens tot definitieve besluitvorming wordt overgegaan. Het voorzitterschap werkt verder aan de nog openstaande punten en zal dit dossier naar verwachting overdragen aan het inkomende Maltese voorzitterschap voor definitieve besluitvorming. PIF-richtlijn: Een gekwalificeerde meerderheid gaf in de JBZ-Raad steun aan het voorlopige akkoord met het Europees Parlement over de PIF-richtlijn. Een handvol lidstaten handhaafde het verzet tegen opname van een strafbaarstelling van btw-fraude in de PIF-richtlijn. Encryptie: Diverse lidstaten steunden het voortgangsrapport ten aanzien van encryptie. Zij gaven aan voorstander te zijn van praktische oplossingen, maar niet van wetgeving. Andere lidstaten waren van mening dat de mogelijkheid van wetgeving op dit terrein– in de toekomst – niet moet worden uitgesloten. I. Gemengd Comité Entry/exit systeem - Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot tot instelling van een inreis-uitreissysteem (EES) voor de registratie van inreis- en uitreisgegevens en van gegevens over weigering van toegang ten aanzien van onderdanen van derde landen die de buitengrenzen van de Europese Unie overschrijden en tot vaststelling van de voorwaarden voor toegang tot het EES voor rechtshandhavingsdoeleinden Interinstitutioneel dossiernummer: 2016/0106 (COD) - Voorstel voor een verordening tot wijziging van Verordening (EU) 2016/399 in verband met het gebruik van het inreisuitreissysteem (EES) Interinstitutioneel dossiernummer: 2016/0105 (COD) Het Slowaaks voorzitterschap informeerde de aanwezige ministers over de behandeling van het inreis- en uitreissysteem (EES), waarbij de inzet blijft om binnen afzienbare tijd een Raadspositie vast te stellen. Zoals gemeld in de geannoteerde agenda voor deze bijeenkomst, is er nog een aantal openstaande punten waarbij de lidstaten nog nader tot elkaar moeten komen. Enkele lidstaten vragen aandacht voor het opnemen in het EES van EU-burgers in het belang van het bestrijden van terrorisme. Daarnaast bepleiten enkele lidstaten voor één enkele berekening voor het verblijf van derdelanders op het grondgebied van de EU, ook voor die lidstaten die het Schengenacquis nog niet volledig toepassen. De Commissie benadrukte dat er nog enkele belangrijke aandachtspunten zijn, ook met het oog op toekomstige onderhandelingen met het Europees Parlement, en stelde dat moet worden gemikt op het operationaliseren van het inreis- en uitreissysteem in 2020. De Commissie erkende dat een informatiegebrek ontstaat wanneer EU-burgers niet in dit voorstel worden meegenomen. Daarom stelde zij voor om dit te adresseren in het traject van de expertgroep op hoog niveau voor informatiesystemen en interoperabiliteit. II. Binnenlandse Zaken / Immigratie en Asiel Raad - wetgevende besprekingen Herziening Gemeenschappelijk Europees Asielstelsel a. Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (herziening) Interinstitutioneel dossiernummer: 2016/0133 (COD) b. Voorstel voor een herziening van de Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van normen voor de opvang van asielzoekers Interinstitutioneel dossiernummer: 2016/0222 (COD) c. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, en de inhoud van de verleende bescherming en tot aanpassing van richtlijn 2003/109/EU van 25 november 2003 inzake de status van derdelanders die langdurig ingezetene zijn Interinstitutioneel dossiernummer: 2016/0223 (COD) d. Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot het instellen van een gemeenschappelijke procedure voor internationale bescherming in de EU en tot intrekking van Richtlijn 2013/32 Interinstitutioneel dossiernummer: 2016/0224 (COD) e. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een EU-hervestigingskader en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 516/2014 van het Europees Parlement en de Raad Interinstitutioneel dossiernummer 2015/0225 (COD) = voortgangsrapportage f. Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de instelling van „Eurodac” voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van Verordening (EU) nr. 604/2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend en betreffende verzoeken van rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten en Europol om vergelijkingen van Eurodac-gegevens ten behoeve van rechtshandhaving (herziening) Interinstitutioneel dossiernummer: 2016/0132 (COD) = beleidsdebat/voortgangsrapportage g. Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het Asielagentschap van de Europese Unie en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 439/2010 Interinstitutioneel dossiernummer: 2016/0131 (COD) = voortgangsrapportage De Commissie richtte zich bij dit agendapunt met name op het voorstel tot herziening van de Eurodac-verordening, waarbij de Commissie constateerde dat de meerderheid van de lidstaten de wijzigingen met betrekking tot Eurodac kan steunen. De Raad bereikte hierop dan ook een gedeeltelijk akkoord. Dit brengt met zich mee dat de onderhandelingen met het Europees Parlement een aanvang kunnen nemen. Het doel van de wijzigingen is om Eurodac aan te passen en te versterken en de werkingssfeer uit te breiden, met als uiteindelijke doel het bevorderen van terugkeer en het tegengaan van irreguliere migratie. Hiertoe is onder meer de mogelijkheid gecreëerd om gegevens van onderdanen van derde landen of staatlozen die geen asielverzoek hebben ingediend en zonder reguliere status in de EU verblijven, op te slaan en te vergelijken. Daarnaast stelt het voorstel lidstaten in staat om naast aanvullende biometrische gegevens, zoals een gezichtsopname, ook meer alfanumerieke gegevens (zoals namen, geboortedata, nationaliteiten en gegevens van reisdocumenten) in Eurodac op te slaan. De voorwaarden voor toegang tot Eurodac door rechtshandhavingsdiensten waren in het oorspronkelijke voorstel van de Commissie niet inhoudelijk gewijzigd. Naar aanleiding van de bespreking in de JBZ-Raad van 13-14 oktober jl. over de toegang tot Eurodac voor handhavingsautoriteiten concludeerde het Slowaaks voorzitterschap dat een grote meerderheid van de lidstaten een breder en gemakkelijker toegang voor rechtshandhavingsdiensten tot Eurodac steunt. Hierop heeft het Slowaaks voorzitterschap wijzigingsvoorstellen gedaan. Deze wijzigingen zien op het vervallen van de noodzaak om eerst het Visuminformatiesysteem (VIS) te raadplegen. Dit kan namelijk leiden tot overmatige bevraging van het VIS en raadpleging van het VIS heeft niet altijd toegevoegde waarde als al duidelijk is dat het een vreemdeling betreft. Hierbij blijven de bestaande cumulatieve voorwaarden voor raadpleging van Eurodac in stand. Zo moet de bevraging noodzakelijk zijn voor het doel van het voorkomen, opsporen of onderzoeken van een terroristisch of ernstig misdrijf en voor een specifiek geval. Ook moeten er redelijke vermoedens zijn dat de vergelijking substantieel bijdraagt aan het voorkomen, opsporen of onderzoeken van een terroristisch of ernstig misdrijf, waarbij er tevens redelijke vermoedens moeten zijn dat de verdachte, dader of het slachtoffer een vreemdeling is. Verder dient vóór een bevraging van Eurodac een check gedaan te worden in de nationale databases en in de geautomatiseerde dactyloscopische identificatiesystemen van andere lidstaten conform het Prüm-besluit. Mocht de bevraging van deze twee systemen leiden tot een hit, dan is er nog de mogelijkheid om Eurodac te bevragen, mits aan de eerder genoemde cumulatieve voorwaarden is voldaan. Een wijzigingsvoorstel om het voor de rechtshandhavingsdiensten ook mogelijk te maken om verzoeken tot bevraging te mogen doen ook op basis van alfanumerieke gegevens, maakte geen onderdeel uit van het onderdeel uit van het gedeeltelijk akkoord en wordt nog nader besproken. Een aantal lidstaten heeft nog aangegeven dat de toegang van rechtshandhavingsautoriteiten tot Eurodac verder verbreed zou moeten worden. Ook de Nederlandse wens om in Eurodac gekleurde scans van identiteits- en nationaliteitsdocumenten te kunnen opnemen met het oog op het vergroten van de effectiviteit van het terugkeerproces, wordt nog nader besproken. Delen van de tekst die verband houden met andere voorstellen van het GEAS-pakket, zullen opnieuw bekeken worden wanneer op deze voorstellen een akkoord is bereikt. Ook de bepalingen die gerelateerd zijn aan interoperabiliteit van informatiesystemen, zijn uitgezonderd van het akkoord. 3. Diversen wetgevend Het Slowaaks voorzitterschap lichtte kort de voortgang op verschillende wetsvoorstellen toe, in het bijzonder: In de triloog hebben de medewetgevers een politiek akkoord bereikt op de voorgestelde aanpassing van de Schengengrenscode om systematische controles aan de Europese buitengrenzen mogelijk te maken. Het Slowaaks voorzitterschap heeft in de triloog met het Europees Parlement een politiek akkoord bereikt inzake een grondige herziening en versteviging van het opschortingsmechanisme visumliberalisatie. Dit mechanisme zorgt ervoor dat visumliberalisatie in sommige situaties opgeschort kan worden. Deze herziening houdt in dat het opschortingsmechanisme wordt versterkt, waarbij de gronden voor het inroepen ervan worden uitgebreid, bijvoorbeeld wanneer het betreffende derde land niet meewerkt aan terug- en overname van derdelanders. Dit opschortingsmechanisme zal gelden voor alle landen waarvoor visumvrijheid bestaat. Uw Kamers zijn over deze herziening middels een BNC-fiche geïnformeerd. Nu een akkoord is bereikt over de herziening van het opschortingsmechanisme kunnen de onderhandelingen tussen de Raad en het Europees Parlement over visumliberalisatie voor Georgië en Oekraïne verdergaan. Deze landen voldoen aan de voorwaarden voor visumvrijheid en de Raad heeft het mandaat verleend om de onderhandelingen te starten. In april 2014 presenteerde de Commissie een voorstel voor de herschikking van de Visumcode. Op 13 april jl. bereikte de Raad op ambtelijk niveau overeenstemming over de tekst en is het mandaat verstrekt om de onderhandeling met het Europees Parlement te starten. Uw Kamers zijn een aantal keer geïnformeerd over de voortgang. Op 17 november jl. is besloten de onderhandelingen op te schorten. Het Europees Parlement wil in de Visumcode de mogelijkheid opnemen tot het doen van een visumaanvraag om humanitaire redenen. Naast enkele andere punten is dit het belangrijkste punt van discussie. De Raad en de Commissie zijn van mening dat een dergelijke visumaanvraag niet thuishoort in de Visumcode omdat deze alleen over kort verblijf gaat. Zowel voor de Raad en de Commissie, alsook voor Nederland, is dit niet onderhandelbaar. Nederland kan alleen instemmen met een herschikking van de Visumcode als deze een verbetering is ten opzichte van de huidige Visumcode. Dat is niet het geval wanneer een visumaanvraag om humanitaire redenen in de Visumcode wordt opgenomen. Zolang het Europees Parlement deze eis niet laat varen heeft het derhalve geen zin om te blijven onderhandelen. Daarom zijn de onderhandelingen opgeschort. Raad – niet wetgevende besprekingen 4. Migratie Ministers bespraken tijdens dit agendapunt de implementatie van de besluiten op het gebied van herplaatsing en hervestiging, het beschikbaar stellen van personeel aan EASO en Frontex en de tenuitvoerlegging van de EU-Turkije verklaring. De Commissie stelde dat in tegenstelling tot een jaar geleden er nu geen sprake meer is van een migratiecrisis, maar dat de situatie op verschillende plekken nog steeds fragiel is. Met name de noodzakelijke personele steun door lidstaten aan Frontex en EASO moet worden opgevoerd. Het is van belang om voort te bouwen op de successen met betrekking tot herplaatsing en het bewaken van de buitengrenzen. Bovendien meldde de Commissie dat het de inbreukprocedure tegen Italië en Griekenland met betrekking tot het nemen van vingerafdrukken en registreren van migranten heeft stopgezet, nu het percentage in beide lidstaten rond de 100% ligt. Verder deelde de Commissie de voortgang met betrekking tot de compacts met derde landen mee, waar de geïntensiveerde samenwerking met Mali, Niger en Nigeria nu tastbare resultaten heeft gebracht. Tegelijkertijd bleek uit de discussie tussen ministers dat verdere inzet nodig is om irreguliere migratiestromen over de centraal Middellandse Zeeroute beter te beheersen. Dit moet onder meer worden bereikt door goede samenwerking met landen in Noord-Afrika op een breed terrein van migratie, waaronder terugkeer. Het Slowaaks voorzitterschap en de Commissie zijn opnieuw gevraagd om hiervoor concrete verdere plannen te ontwikkelen, met oog voor de Europese en internationale kaders en in samenwerking met internationale organisaties als IOM en UNHCR. Met betrekking tot het besluit uit 2015 om 22.000 personen te hervestigen, meldde de Commissie dat er nu 13.887 personen zijn hervestigd, waarvan 2.000 personen in oktober, het hoogste aantal tot nu toe. Volgens de Commissie werpt de tenuitvoerlegging van de EU-Turkije verklaring nog steeds zijn vruchten af, maar dienen alle betrokkenen gereed te zijn om flinke inspanningen te leveren om de uitvoering gaande te houden. Het gemiddeld aantal oversteken vanuit Turkije naar Griekenland is in vergelijking met vorig jaar nog steeds laag. Tegelijkertijd neemt het aantal teruggekeerden vanuit Griekenland naar Turkije niet toe, waardoor de hotspots op de Griekse eilanden verstopt raken. De Commissie stelde dat in november 1.400 personen zijn herplaatst, het hoogste aantal per maand tot nog toe. De Commissie riep de lidstaten op om dit niveau te behouden en verder op te voeren, om zo Italië en Griekenland verder te helpen ontlasten. EASO stelde dat de veiligheid voor experts in de Griekse hotspots is verbeterd, waardoor het voor hen veiliger is geworden om te werken. Bovendien kondigde EASO een nieuwe manier van het aantrekken van personeel aan, om het gebrek hieraan adequaat te kunnen adresseren. Zo wil EASO junior-experts gaan aannemen, overtallig tijdelijk personeel van lidstaten overnemen en lokale experts inhuren. EASO benadrukte dat dit geen oplossing of vervanging van de solidariteit door lidstaten aan het agentschap moet zijn. Frontex meldde dat de implementatie van de Europese grens- en kustwacht op stoom is en dat de snelle interventiepool van 1.500 grenswachters operationeel is. De methodologie voor de kwetsbaarheidsanalyse is bovendien aangenomen, waardoor alle lidstaten in 2017 zullen worden gecheckt. Zonder uitzondering spreken de interveniërende ministers in hun interventies steun uit aan de agentschappen, alsook aan de aangekondigde aanpak van EASO met betrekking tot het aantrekken van voldoende personeel. Ministers zien net als de Commissie een verbeterende situatie, maar vragen aandacht voor verschillende zaken. Verschillende lidstaten spreken hun zorgen uit met betrekking tot secundaire stromen nadat asielzoekers herplaatst zijn. Daarnaast roepen lidstaten Italië en Griekenland op om meer werk te maken van terugkeer. Enkele lidstaten benadrukken daarnaast dat de veiligheidssituatie in Griekse hotspots moet verbeteren, voordat weer wordt overgegaan tot het sturen van experts. De Griekse minister stelde dat de situatie inderdaad aan het verbeteren is, maar dat er nog steeds sprake is van een noodsituatie. Er zijn nog steeds teveel migranten op de eilanden en er zijn ongeveer 14.000 asielverzoeken in behandeling. Griekenland heeft de personele ondersteuning via EASO hard nodig, om deze asielverzoeken tijdig te kunnen behandelen. EASO heeft daarbij brede steun gekregen voor de stappen die het daarbij heeft geïdentificeerd, waaronder werving van personeel. Nederland stelde dat de situatie misschien wat minder problematisch is dan een jaar geleden, maar dat dat nog steeds staat of valt bij een adequate implementatie van overeengekomen maatregelen. Daarbij moet niet alleen lippendienst worden bewezen aan de agentschappen, maar ook daadwerkelijk personeel beschikbaar worden gesteld. Daarnaast beaamde Nederland de woorden van de Commissie over herplaatsing, waarbij de herplaatsing van alleenstaande minderjarige vreemdelingen moet worden opgevoerd, ook vanuit Italië. Crisisbeheersing na terroristische aanslagen: versterking civiele bescherming en verbetering samenwerking met de hulp- en veiligheidsdiensten = uitwisseling standpunten Het voorzitterschap bracht recente aanslagen in de wereld in herinnering. Het gaf aan dat binnen de EU de lidstaten moeten kunnen rekenen op wederzijdse bijstand en solidariteit, niet alleen bij natuurrampen maar ook in de nasleep van terroristische aanslagen. Het noemde daarbij specifiek het EU civiele beschermingsmechanisme en de recent ingerichte Voluntary Pool van (respons)capaciteiten. Het voorzitterschap meldde tenslotte dat het voornemens is om volgend jaar een bijeenkomst voor hoofden van hulpdiensten te organiseren. Veel lidstaten benadrukten de noodzaak tot samenwerking en het delen van kennis, ervaring en beste praktijken tussen hulpdiensten die worden ingezet na terroristische aanslagen. De Commissie verwelkomde de discussie en toonde zich bereid verdere stappen op dit terrein te faciliteren. Daartoe zouden de reeds bestaande focal points moeten worden gebruikt. Ook zouden er meer gezamenlijke oefeningen moeten worden gehouden en de mogelijkheid tot het verzamelen van beste praktijken. Ook benadrukte de Commissie het belang om te investeren in de training van burgers die ter plaatse vaak de daadwerkelijke first responders zijn. De discussie werd gevolgd door een demonstratie van verschillende responscapaciteiten waarbij grote belangstelling bestond voor de Nederlandse bijdrage, een CBRN-detectievoertuig. Diversen niet-wetgevend a. EU-VS ministeriële bijeenkomst d.d. 4-5 december 2016 = informatie van het voorzitterschap Het voorzitterschap informeerde de Raad over gezamenlijke EU-VS ministeriële bijeenkomst in Washington van 5 december jl. waarbij is uitgesproken dat de continuïteit van de relaties belangrijk is en informatie deling tussen wetshandhavingsdiensten en politiediensten met betrekking tot bestrijding van terrorisme en het managen van migratie noodzakelijk is. De VS heeft een presentatie gegeven over de interoperabiliteit van gegevensbanken. Tevens is er gesproken over wederkerigheid in het visumbeleid voor alle lidstaten. b. EU-Westelijke Balkan top (Brdo-proces) d.d. 15-16 december 2016 = informatie van het voorzitterschap Het voorzitterschap informeerde de Raad over het ministeriële forum van de Westelijke Balkan dat plaatsvindt over een week en wordt bijgewoond door alle ministers van de Westelijke Balkan landen. Er zal worden gesproken over migratie, grensbeheer, interne veiligheid en vuurwapens. III. Veiligheid en Justitie, Grondrechten en Burgerschap Raad - wetgevende besprekingen 7. Voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van het Europees Openbaar Ministerie (EOM) = beleidsdebat Het voorzitterschap leidde de discussie in door te stellen dat het dossier nu zover is gevorderd dat door de Raad een politiek debat over de oprichting moet worden gevoerd. Afgelopen maanden is op ambtelijk niveau verder gewerkt aan een compromistekst. Het voorzitterschap gaf tegelijkertijd aan van mening te zijn dat er nog verder werk nodig is aan een aantal onderdelen van de ontwerpverordening. Het voorzitterschap gaf ook aan nota te hebben genomen van het feit dat in een aantal lidstaten een parlementair debat over deelname aan het EOM heeft plaatsgevonden. Het voorzitterschap nodigde de ministers uit hun politieke appreciatie te geven van de tekst van de ontwerpverordening zoals die thans voorligt. En daarnaast verzocht het de ministers aan te geven of de voorliggende tekst een goede basis vormt voor verdere onderhandelingen. De Commissie benadrukte opnieuw dat oprichting van het EOM cruciaal is voor de versterking van de aanpak van EU-fraude, vooral ernstige vormen van grensoverschrijdende btw-fraude. De Commissie gaf aan de voorliggende tekst als een goede basis voor oprichting van het EOM te beschouwen. Diverse lidstaten gaven aan de oprichting van het EOM te steunen en stelden vervolgens dat alle lidstaten concessies hebben moeten doen. De enkele laatste aanpassingen die nu nog nodig zijn, zouden de komende dagen moeten gebeuren met het oog op afronding in COREPER op 20 december 2016. Deze lidstaten betoogden dat naar hun oordeel is gebleken dat unanimiteit niet kan worden bereikt. Daarom zou in deze Raad de beslissing moet worden genomen om de ontwerpverordening over het EOM aan de Europese Raad voor te leggen. Als alternatief voor de stap naar de Europese Raad, zo stelde één lidstaat voor, is er nog de mogelijkheid van een buitengewone JBZ-Raad in januari of februari. Een andere lidstaat sprak zich negatief uit over de voorliggende tekst vanwege het lage ambitieniveau, maar steunde wel de weg naar versterkte samenwerking. Die lidstaat merkte op dat verder werken aan de tekst in de huidige fase alleen zin heeft als lidstaten uiteindelijk ook bereid zijn aan het EOM deel te nemen, maar dat daarover bij een aantal lidstaten moet worden getwijfeld. Andere lidstaten die de oprichting van het EOM op basis van de voorliggende tekst konden steunen, gaven aan bereid te zijn om lidstaten die nog niet zover zijn nog enig respijt te geven. Een grote groep lidstaten die de oprichting van het EOM konden steunen toonde zich positief over de ontwerpverordening als basis voor verder werk. Verdere onderhandelingen zouden zich moeten richten op het uitbreiden van de steun voor het EOM, door zoveel mogelijk lidstaten, waarvoor enkele, nog openstaande punten bespreking behoeven. In dat verband werden genoemd de artikelen 20 (3) (bevoegdheidsuitoefening door het EOM), 26 (grensoverschrijdende samenwerking binnen het EOM) en 31 (toelaatbaarheid van door het EOM vergaard bewijs in nationale procedures). Het inkomende voorzitterschap sloot zich aan bij de steun voor het EOM en deelde mede het werk van het Slowaaks voorzitterschap te zullen voortzetten. Enkele lidstaten waren negatief. Eén van hen gaf aan niet aan het EOM te zullen deelnemen, maar merkte daarbij meteen deelname op een later moment niet uit te sluiten. Een andere lidstaat stelde nog steeds niet overtuigd te zijn van de noodzaak tot oprichting van het EOM. Volgens die lidstaat kan beter worden ingezet op versterking van Eurojust en OLAF. Het mandaat zoals dat thans vorm heeft gekregen op basis van de PIF-richtlijn was voor die lidstaat problematisch. Een andere lidstaat deelde mede voorstander te zijn van oprichting van het EOM, mits dat doeltreffend en effectief kan opereren en volgens die lidstaat wordt daaraan op grond van de voorliggende tekst niet voldaan. Het mandaat van het EOM en de regeling over de bevoegdheidsuitoefening door het EOM ten opzichte van het nationale openbaar ministerie zijn volgens die lidstaat onvoldoende helder geregeld. Verder onderhandelen is prima, zo gaf die lidstaat aan, maar dat moet niet onder druk van een tijdsklem gebeuren. De minister gaf vervolgens aan van mening te zijn dat besluitvorming niet moet worden geforceerd en dat er nog een aantal openstaande punten zijn. De minister wees verder op de kritische houding van de Tweede Kamer en zijn voornemen de finale tekst van de ontwerpverordening aan beide Kamers van het parlement te zullen voorleggen alvorens een standpunt in te nemen. Hij heeft daarbij onderstreept dat er dus voldoende tijd moet zijn tussen afronding van de concepttekst op ambtelijk niveau en besluitvorming in de Raad. Ten slotte sprak de minister zijn zorg uit over het voornemen van de Commissie om ter facilitering van de oprichting van het EOM personeel van Eurojust over te hevelen naar het EOM. Het gaat daarbij om 46fte, waarmee de slagkracht van Eurojust bij de bestrijding van bijvoorbeeld terrorisme in het geding komt. Onder verwijzing naar de voorgenomen bezuiniging op het budget van Eurojust en de vragen die zijn gesteld aan de Commissaris tijdens de JBZ-Raad van oktober heeft de minister de Commissaris om een reactie verzocht. De Commissaris gaf aan dat oprichting van het EOM niet ten koste mag gaan van de slagkracht van Eurojust. Zowel het EOM als Eurojust moeten eigenstandige krachtige organisaties zijn. Om de oprichting van het EOM te faciliteren wil de Commissie evenwel kijken naar de mogelijkheid om experts op het terrein van de aanpak van EU-fraude aan het EOM toe te wijzen. De Commissie heeft inmiddels vernomen dat er op dit moment vier personen bij Eurojust specifiek op dat terrein werkzaam zijn. Uit overleg tussen de Commissie en Eurojust is volgens de Commissaris naar voren gekomen dat Eurojust 12 tot 13 personen zou kunnen afstaan aan het EOM zonder daarvan negatieve consequenties te ervaren. Met betrekking tot het EOM had de Commissaris gehoopt op een “grande finale” tijdens deze JBZ-Raad maar zij gaf aan evenwel verheugd te zijn over de duidelijke politieke steun voor oprichting van het EOM. In de richting van lidstaten die nog twijfelen, deed de Commissaris het aanbod om die lidstaten te bezoeken en verder was zij bereid nog een beetje tijd te nemen. Besluitvorming op de Europese Raad van maart 2016 is volgens de Commissaris realistisch. De Commissars maakte ten slotte een duidelijk gebaar naar de nationale parlementen van kritische lidstaten. Zij erkende dat het EOM anders had moeten worden gepresenteerd en na de gele kaart had de Commissie beter met die parlementen moeten communiceren. De Commissie wees evenwel op het feit dat de thans voorliggende tekst inmiddels ingrijpend is gewijzigd ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel van de Commissie waarop veel nationale parlementen kritiek hadden geleverd. Het voorzitterschap concludeerde dat er brede politieke steun is voor oprichting van het EOM. De voorliggende tekst wordt door de Raad beschouwd als een goede basis voor verder werk. Enkele onderdelen van de ontwerpverordening behoeven nog nadere bespreking en het voorzitterschap zal de hem nog resterende tijd daaraan besteden. Toezeggingen minister aan de beide Kamers der Staten-Generaal Met dit verslag is tevens voldaan aan de toezegging van de minister aan de Tweede Kamer tijdens het Algemeen Overleg op 7 december 2016 om na de JBZ-Raad de Tweede Kamer te informeren over de stand van de onderhandelingen. Voorts herinnert de minister aan zijn toezegging, gedaan aan de Eerste Kamer tijdens het plenaire debat op 6 december 2016, dat hij zodra de eindtekst gereed is beide Kamers zal informeren over het eindresultaat teneinde beide Kamers in staat te stellen hun eindoordeel over de al dan niet deelname van Nederland aan het EOM kenbaar te maken. Bij die gelegenheid zal hij tevens aan de Eerste Kamer de in de tweede termijn gestelde vragen schriftelijk beantwoorden. 8. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PIF-richtlijn) Interinstitutioneel dossiernummer: 2012/0193 (COD) = Voortgangsrapportage Het voorzitterschap wees op het belang van de PIF-richtlijn voor het bepalen van het mandaat van het Europees openbaar ministerie (EOM). Op 30 november 2016 heeft een triloog met het EP plaatsgevonden die tot een doorbraak heeft geleid. Het EP heeft zich bij die gelegenheid namelijk bereid verklaard om het voorstel van de Raad voor een compromis over btw-fraude en schrapping van de strafbaarstelling van aanbestedingsfraude te aanvaarden. Daarmee is met het EP een voorlopig akkoord bereikt over de thans voorliggende tekst. Het voorzitterschap gaf aan zich te realiseren dat opname van een bepaling over btw-fraude voor een aantal lidstaten nog altijd bezwaarlijk is maar dat in Coreper een compromis is bereikt en vroeg de ministers naar hun standpunt. De Commissie benadrukte voorstander te zijn van een lagere schadedrempel dan de huidige tien miljoen euro voor afgrenzing van de strafbaarstelling van btw-fraude. De Commissie gaf evenwel aan het compromis te kunnen aanvaarden. Veel lidstaten spraken zich uit voor het compromis. Veel lidstaten die voorstander waren, wezen op het feit dat met dit akkoord ook het mandaat voor het EOM vast staat, hetgeen een belangrijke stap is voor oprichting van het EOM. Enkele lidstaten handhaafden hun principiële verzet tegen opname van btw-fraude in de PIF-richtlijn. Het gaat volgens die lidstaten om een “tax issue” in een “non-tax file”, hetgeen gegeven de voor belastingaangelegenheden geldende besluitvormingsprocedure, te weten unanimiteit, niet wenselijk is. Het voorzitterschap concludeerde dat er brede steun is voor het voorlopige akkoord met het EP over de PIF-richtlijn. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende bepaalde aspecten met betrekking tot de contracten voor de levering van digitale inhoud Interinstitutioneel dossiernummer: 2015/0287 (COD) = beleidsdebat Het voorzitterschap legde de JBZ-Raad drie vragen voor. Vraag 1) Welke van de twee opties inzake "ingebedde digitale inhoud" moet de basis vormen voor verdere werkzaamheden? Optie A - de "regels voor goederen" ook laten gelden voor ingebedde digitale inhoud, of Optie B - de "regels voor digitale inhoud" ook laten gelden voor het materiële goed, bij wijze van weerlegbaar vermoeden. De Commissie stelde beide opties geschikt te achten als basis voor de verdere onderhandelingen. Een vijftiental lidstaten sprak zich uit voor optie A. Deze lidstaten voerden als reden aan dat optie B te ingewikkeld is, dat er dan altijd een expert bij gehaald moet worden, en dat optie A ook rekening houdt met de verwachtingen van de gemiddelde consument dat er maar 1 set van regels van toepassing is. Negen lidstaten, waaronder ook Nederland, spraken zich uit voor optie B. Eén van de argumenten hiervoor is dat deze optie de nodige flexibiliteit biedt, dat dit in lijn is met wat in de richtlijn digitale content is geregeld voor cd’s en dvd’s en dat op die manier ook updates langere bescherming krijgen. Een enkele lidstaat pleitte voor een combinatie van beide opties. Het voorzitterschap concludeerde bij deze vraag dat de situatie ingewikkeld is. Het gaf aan te indruk te hebben dat de lidstaten tevreden zouden zijn met het voortzetten van de discussie op basis van optie A, ook al zijn er tegelijk veel voorstanders van optie B. Een andere mogelijkheid is dat de opties gecombineerd worden. De discussie toonde volgens het voorzitterschap aan dat een coherente aanpak nodig is. 2) Moeten "andere gegevens" (andere gegevens dan persoonsgegevens) worden beschouwd als een mogelijke tegenprestatie uit hoofde van de voorgestelde richtlijn betreffende de levering van digitale inhoud? De Commissie stelde dat “andere gegevens” eronder moeten vallen, om de reden dat er anders telkens onderzocht moet worden of het om ‘persoonsgegevens’ dan wel ‘andere gegevens” gaat, dat maakt het te complex. Bovendien kunnen metadata heel waardevol als tegenprestatie zijn. Veel lidstaten gaven aan voorstander te zijn voor het beschouwen van “andere gegevens” als een mogelijke tegenprestatie. Zij stelden daartoe dat alleen dan een zo groot mogelijke bescherming ontstaat van de consument. Daarmee wordt voorkomen dat moet worden nagegaan of het om een persoonsgegeven of om een ander gegeven gaat. Diverse lidstaten toonden zich echter tegenstander. Met een andere lidstaat, gaf Nederland aan nog geen antwoord op deze vraag te kunnen geven. Diverse lidstaten spraken tot slot reserves uit ten aanzien van dit punt, of toonden zich flexibel, aangezien volgens hen nog niet duidelijk is wat dit allemaal inhoudt. Het voorzitterschap concludeerde dat het antwoord op deze vraag nog niet helder is en dat nog het nodige technisch werk is vereist. 3) Bent u het eens met de gewijzigde aanpak met betrekking tot het evenwicht tussen subjectieve en objectieve conformiteitscriteria voor digitale inhoud, als beschreven in sectie C, punt 33, van de bijlage bij de voorliggende nota? De vele lidstaten die het woord namen, steunden het voorzitterschap op dit punt. Enkele lidstaten drongen er op aan dat er geen geïsoleerd besluit kan worden genomen over de richtlijn voor digitale inhoud, zonder dat er ook is gekeken naar het goederenvoorstel; de beide richtlijnen moeten zoveel mogelijk op elkaar worden afgestemd. Bovendien gaven diverse lidstaten aan dat eerst de resultaten van de REFIT in mei 2017 moeten worden afgewacht. De Commissie sprak richting het aankomend Maltees voorzitterschap de hoop uit dit dossier uiterlijk in juni terug te zien op de JBZ-Raad voor de aanname van een algemene oriëntatie. Het voorzitterschap sloot dit vergaderpunt af met de aankondiging dat de lidstaten in de komende dagen een herziene tekst van het voorstel zullen ontvangen. 10. Diversen wetgevend informatie van het Voorzitterschap over de ter tafel voorliggende wetgevingsvoorstellen Het Voorzitterschap informeerde de Raad over de stand van zaken van lopende onderhandelingen over wetgevingsvoorstellen. Raad niet - wetgevende besprekingen Criminaliteitsbestrijding in cyberspace a. Implementatie Raadsconclusies = voortgangsrapportage De Commissie presenteerde het voortgangsrapport ten aanzien van e-evidence. Tijdens de JBZ-raad van juni 2016 werd met de vaststelling van raadsconclusies een mandaat gegeven om criminal justice in cyberspace te verbeteren. Dit was van belang omdat e-evidence vaak is opgeslagen in andere lidstaten of landen. Benutting van de gebruikelijke rechtshulpkanalen vergt evenwel een lange procedure. Bovendien hangt het verkrijgen van digitaal bewijs af van de voorwaarden van IT-platforms en –bedrijven hetgeen rechtsonzekerheid met zich brengt. De Commissie heeft door consultaties met stakeholders de obstakels op dit terrein in kaart gebracht. Deze moeten worden geadresseerd in het kader van rechtshulpverdragen en de richtlijn inzake het Europees Onderzoeksbevel. Volgend op deze consultaties en input van lidstaten zal de Commissie beleidsopties presenteren. Dat gaat enerzijds om zeer praktische oplossingen zoals het vaststellen van formulieren voor verzoeken in het kader van de richtlijn inzake het Europees Onderzoeksbevel (EOB) en het opzetten van een digitaal platform. Anderzijds moet de EU-VS rechtshulpovereenkomst effectief worden benut. Tot slot meldde de Commissie dat hij bereid is om een stap verder te zetten en te kijken naar de mogelijkheden van wetgevende voorstellen op dit terrein. De Commissie vroeg betrokkenheid van lidstaten om dit dossier verder te brengen. De staatssecretaris wees namens Nederland met andere lidstaten op het belang van uitwerking van het derde element (herziening wettelijk kader) van de raadsconclusies inzake “improving criminal justice in cyberspace” van juni 2016. De staatssecretaris gaf hierbij aan dat hij besefte dat dit het moeilijkste onderdeel is van de raadsconclusies. Het is evenwel van belang dat rechtsmacht bestaat zodat rechtshandhavingautoriteiten een vervolging niet hoeft af te breken vanwege het ontbreken van rechtsmacht. De staatssecretaris drong er in dit verband op aan dat de Commissie tijdig beleidsoplossingen presenteert zodat hierover in voorbereiding op de JBZ-raad van juni 2017 op expert niveau kan worden gesproken. Enkele lidstaten wezen hierbij op de noodzaak van wetgeving. Een lidstaat presenteerde een voorstel tot aanvulling van de richtlijn inzake het Europees Onderzoeksbevel. Commissaris Jourovà stelde dat ten aanzien van e-evidence goede richting is verkregen van de Raad en dat een gezamenlijke aanpak gewenst is, ofwel door het opzetten van een platform, ofwel door wetgeving, ofwel beide. b. Encryptie = informatie van het voorzitterschap Het voorzitterschap presenteerde een voortgangsrapport ten aanzien van encryptie. Commissaris King wees op de EU agenda for security die in 2015 werd gepresenteerd en waarin wordt ingegaan op de noodzaak om een infrastructuur te creëren om nationale autoriteiten te helpen een daadwerkelijke security union te bouwen. Hij wees daarnaast op de wijziging van de e-privacy richtlijn die begin volgend jaar zal worden gepresenteerd en die onder meer telecomproviders aan dezelfde regels zal binden. Hij gaf aan vooralsnog geen plannen te hebben ten aanzien van een wetgevend voorstel op het terrein van encryptie. De staatssecretaris steunde met enkele andere lidstaten het document van het voorzitterschap en wees op het dilemma op dit terrein. Enerzijds is het duidelijk dat er voordelen aan encryptie zijn en dat het rechtmatige gebruik daarvan voor economische groei zorgt en voorkomt dat ‘spying eyes’ meekijken. Encryptie kan evenwel ook voor de verkeerde doeleinden worden gebruikt. Hij wees erop dat het van belang is voor nu te kijken naar het oplossen van de praktische barrières. Daarnaast is van belang dat de voordelen van encryptie worden behouden en tegelijkertijd misbruik wordt tegengegaan. Een aantal lidstaten gaf aan voorstander te zijn van praktische oplossingen, maar niet van wetgeving. Twee grote lidstaten wezen erop dat de mogelijkheid van wetgeving op dit terrein– in de toekomst – niet moet worden uitgesloten. Aanpak van terrorisme en georganiseerde criminaliteit a. Samenwerking tussen handhavingsautoriteiten en telecom- providers = gezamenlijke brief van Frankrijk en Duitsland De Franse en Duitse ministers van Binnenlandse zaken gaven een mondelinge toelichting op hun gezamenlijke brief waarbij zij benadrukten dat ten aanzien van encryptie voor Internet Service Providers (ISPs) dezelfde verplichtingen moeten gaan gelden als de al bestaande voor de telecomsector. De brief geeft vier doelstellingen waarover verder van gedachten zou moeten worden gewisseld. Als onderzoeken worden gestart bij ernstige aanslagen dan moet alle informatie toegankelijk zijn op grond van een wettelijke grondslag en waarbij voldoende rekening wordt gehouden met privacy bescherming. Beide ministers deden een beroep op de Commissie om de bestaande EU-wetgeving hierop te bezien en zo nodig met een wetsvoorstel te komen. Misbruik van communicatie middelen voor criminele doeleinden moet voorkomen worden, zo benadrukten zij. Commissaris King onderschreef de doelstellingen. Hij gaf aan dat over de hieruit voortvloeiende suggesties verder gesproken moet worden in de relevante werkgroepen. b. Terugkerende buitenlandse strijders = beleidsopties De EU Contraterrorisme Coördinator (CTC) gaf een korte mondelinge toelichting op zijn non-paper. In het voorliggend paper heeft de CTC enkele onderwerpen benoemd waarover verder discussie wenselijk is. Dit betreft onder meer biometrische gegevens en verwerking van militaire data, nauwere samenwerking met de buurlanden van de oorlogsgebieden (m.n. Turkije), ontwikkelen van instrumenten voor risico-analyse en rehabilitatie programma’s, het verzamelen van bewijs in oorlogsgebied en vrouwen en kinderen. De CTC doet de suggestie deze verder te ontwikkelen in overleg met de betrokken instellingen (Commissie, EDEO, agentschappen) en in de competente werkgroepen. In juni 2017 zal CTC rapporteren over de voortgang. Commissaris King deelde mee dat in de High Level Expert Group (HLEG) zowel op technisch en beleidsmatig niveau dit onderwerp ook aan de orde zal komen. De eerste tranche voorstellen voor SIS verschijnt binnenkort. De 2de tranche voorstellen voor SIS bevat verdere verbeteringen. Er waren geen interventies van de lidstaten. En marge van de Raad: EU-Internetforum - tweede bijeenkomst op hoog niveau, 8 december 2016 De Commissie informeerde de ministers over het internetforum dat een initiatief is van een jaar geleden. Het forum transformeert zich langzaam in een instelling. De samenwerking met IT-bedrijven is heel belangrijk. Op 8 december 2016 was het tweede forum op hoog niveau. De Commissie bedankte de daar aanwezige lidstaten. Er is een programma van 10 miljoen euro om de aanwezigheid van het maatschappelijk middenveld op internet te versterken. Er zijn drie punten: - versterken van Europol referals; - geautomatiseerde instrumenten om de referals te versterken; - de nodige experts voor het nodige werk. Kamerstuk 2015-2016, 22112, nr. 2138, 18 mei 2016. PAGE \* MERGEFORMAT 1