[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag

Bijlage

Nummer: 2016D48868, datum: 2016-12-13, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Verslag van de JBZ-Raad op 8 en 9 december 2016 (2016D48867)

Preview document (🔗 origineel)


Verslag van de bijeenkomst van het

Gemengd Comité en de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken,

8 en 9 december 2016 te Brussel

Belangrijkste resultaten

Binnenlandse Zaken / Immigratie en Asiel 

Inreis- en uitreissysteem (EES): Het voorzitterschap informeerde de
aanwezige ministers over de behandeling van het inreis- en
uitreissysteem, waarbij de inzet blijft om binnen afzienbare tijd een
Raadspositie vast te stellen. 

Migratie: Tijdens dit agendapunt besprak het Gemengd Comité de
personele toezeggingen aan EASO en Frontex, voortgang met betrekking tot
herplaatsing en hervestiging, de tenuitvoerlegging van de EU-Turkije
verklaring en de migratiepartnerschappen met derde landen.

Herziening gemeenschappelijk Europees asielstelsel: De Raad bereikte een
gedeeltelijk akkoord met betrekking tot de Eurodac-verordening.

Lopende wetgeving: Het voorzitterschap informeerde de aanwezige
ministers over de voortgang op enkele wetsvoorstellen, in het bijzonder
de aanpassing van de Schengengrenscode, het opschortingsmechanisme
visumliberalisatie en de herschikking van de Visumcode.

Veiligheid en Justitie

Europees Openbaar Ministerie (EOM): Er was brede politieke steun voor
oprichting van het EOM ter bestrijding van EU-fraude. De tekst van de
ontwerpverordening die onder Slowaaks voorzitterschap is uitonderhandeld
wordt door de meeste lidstaten beschouwd als een goede basis voor
oprichting van het EOM, met dien verstande dat een aantal onderdelen nog
nadere bespreking behoeft alvorens tot definitieve besluitvorming wordt
overgegaan. Het voorzitterschap werkt verder aan de nog openstaande
punten en zal dit dossier naar verwachting overdragen aan het inkomende
Maltese voorzitterschap voor definitieve besluitvorming. 

PIF-richtlijn: Een gekwalificeerde meerderheid gaf in de JBZ-Raad steun
aan het voorlopige akkoord met het Europees Parlement over de
PIF-richtlijn. Een handvol lidstaten handhaafde het verzet tegen opname
van een strafbaarstelling van btw-fraude in de PIF-richtlijn.  

Encryptie: Diverse lidstaten steunden het voortgangsrapport ten aanzien
van encryptie. Zij gaven aan voorstander te zijn van praktische
oplossingen, maar niet van wetgeving. Andere lidstaten waren van mening
dat de mogelijkheid van wetgeving op dit terrein– in de toekomst –
niet moet worden uitgesloten.

I. Gemengd Comité 

Entry/exit systeem 

- Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad
tot tot instelling van een inreis-uitreissysteem (EES) voor de
registratie van inreis- en uitreisgegevens en van gegevens over
weigering van toegang ten aanzien van onderdanen van derde landen die de
buitengrenzen van de Europese Unie overschrijden en tot vaststelling van
de voorwaarden voor toegang tot het EES voor rechtshandhavingsdoeleinden

Interinstitutioneel dossiernummer: 2016/0106 (COD)

- Voorstel voor een verordening tot wijziging van Verordening (EU)
2016/399 in verband met het gebruik van het inreisuitreissysteem

(EES)

Interinstitutioneel dossiernummer: 2016/0105 (COD)

Het Slowaaks voorzitterschap informeerde de aanwezige ministers over de
behandeling van het inreis- en uitreissysteem (EES), waarbij de inzet
blijft om binnen afzienbare tijd een Raadspositie vast te stellen. Zoals
gemeld in de geannoteerde agenda voor deze bijeenkomst, is er nog een
aantal openstaande punten waarbij de lidstaten nog nader tot elkaar
moeten komen. Enkele lidstaten vragen aandacht voor het opnemen in het
EES van EU-burgers in het belang van het bestrijden van terrorisme.
Daarnaast bepleiten enkele lidstaten voor één enkele berekening voor
het verblijf van derdelanders op het grondgebied van de EU, ook voor die
lidstaten die het Schengenacquis nog niet volledig toepassen.

De Commissie benadrukte dat er nog enkele belangrijke aandachtspunten
zijn, ook met het oog op toekomstige onderhandelingen met het Europees
Parlement, en stelde dat moet worden gemikt op het operationaliseren van
het inreis- en uitreissysteem in 2020. De Commissie erkende dat een
informatiegebrek ontstaat wanneer EU-burgers niet in dit voorstel worden
meegenomen. Daarom stelde zij voor om dit te adresseren in het traject
van de expertgroep op hoog niveau voor informatiesystemen en
interoperabiliteit.

II. Binnenlandse Zaken / Immigratie en Asiel

Raad - wetgevende besprekingen

Herziening Gemeenschappelijk Europees Asielstelsel 

a. Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad
tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke
lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om
internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of
een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (herziening)

Interinstitutioneel dossiernummer: 2016/0133 (COD)

b. Voorstel voor een herziening van de Richtlijn van het Europees
Parlement en de Raad tot vaststelling van normen voor de opvang van
asielzoekers

Interinstitutioneel dossiernummer: 2016/0222 (COD)

c. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad
inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en
staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, en de
inhoud van de verleende bescherming en tot aanpassing van richtlijn
2003/109/EU van 25 november 2003 inzake de status van derdelanders die
langdurig ingezetene zijn

Interinstitutioneel dossiernummer: 2016/0223 (COD)

d. Voorstel voor een Verordening  van het Europees Parlement en de Raad
tot het instellen van een gemeenschappelijke procedure voor
internationale bescherming in de EU en tot intrekking van Richtlijn
2013/32

Interinstitutioneel dossiernummer: 2016/0224 (COD)

e. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad
tot oprichting van een EU-hervestigingskader en tot wijziging van
Verordening (EU) nr. 516/2014 van het Europees Parlement en de Raad

Interinstitutioneel dossiernummer 2015/0225 (COD)

= voortgangsrapportage

f. Voorstel voor een Verordening  van het Europees Parlement en de Raad
betreffende de instelling van „Eurodac” voor de vergelijking van
vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van
Verordening (EU) nr. 604/2013 tot vaststelling van de criteria en
instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de
behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een
onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten
wordt ingediend en betreffende verzoeken van rechtshandhavingsinstanties
van de lidstaten en Europol om vergelijkingen van Eurodac-gegevens ten
behoeve van rechtshandhaving (herziening)

Interinstitutioneel dossiernummer: 2016/0132 (COD)

= beleidsdebat/voortgangsrapportage

g. Voorstel voor een Verordening  van het Europees Parlement en de Raad
inzake het Asielagentschap van de Europese Unie en tot intrekking van
Verordening (EU) nr. 439/2010

Interinstitutioneel dossiernummer: 2016/0131 (COD) 

= voortgangsrapportage

De Commissie richtte zich bij dit agendapunt met name op het voorstel
tot herziening van de Eurodac-verordening, waarbij de Commissie
constateerde dat de meerderheid van de lidstaten de wijzigingen met
betrekking tot Eurodac kan steunen. De Raad bereikte hierop dan ook een
gedeeltelijk akkoord. Dit brengt met zich mee dat de onderhandelingen
met het Europees Parlement een aanvang kunnen nemen. Het doel van de
wijzigingen is om Eurodac aan te passen en te versterken en de
werkingssfeer uit te breiden, met als uiteindelijke doel het bevorderen
van terugkeer en het tegengaan van irreguliere migratie. Hiertoe is
onder meer de mogelijkheid gecreëerd om gegevens van onderdanen van
derde landen of staatlozen die geen asielverzoek hebben ingediend en
zonder reguliere status in de EU verblijven, op te slaan en te
vergelijken. Daarnaast stelt het voorstel lidstaten in staat om naast
aanvullende biometrische gegevens, zoals een gezichtsopname, ook meer
alfanumerieke gegevens (zoals namen, geboortedata, nationaliteiten en
gegevens van reisdocumenten) in Eurodac op te slaan. De voorwaarden voor
toegang tot Eurodac door rechtshandhavingsdiensten waren in het
oorspronkelijke voorstel van de Commissie niet inhoudelijk gewijzigd.
Naar aanleiding van de bespreking in de JBZ-Raad van 13-14 oktober jl.
over de toegang tot Eurodac voor handhavingsautoriteiten concludeerde
het Slowaaks voorzitterschap dat een grote meerderheid van de lidstaten
een breder en gemakkelijker toegang voor rechtshandhavingsdiensten tot
Eurodac steunt. Hierop heeft het Slowaaks voorzitterschap
wijzigingsvoorstellen gedaan. Deze wijzigingen zien op het vervallen
van de noodzaak om eerst het Visuminformatiesysteem (VIS) te raadplegen.
Dit kan namelijk leiden tot overmatige bevraging van het VIS en
raadpleging van het VIS heeft niet altijd toegevoegde waarde als al
duidelijk is dat het een vreemdeling betreft. Hierbij blijven de
bestaande cumulatieve voorwaarden voor raadpleging van Eurodac in stand.
Zo moet de bevraging noodzakelijk zijn voor het doel van het voorkomen,
opsporen of onderzoeken van een terroristisch of ernstig misdrijf en
voor een specifiek geval. Ook moeten er redelijke vermoedens zijn dat de
vergelijking substantieel bijdraagt aan het voorkomen, opsporen of
onderzoeken van een terroristisch of ernstig misdrijf, waarbij er tevens
redelijke vermoedens moeten zijn dat de verdachte, dader of het
slachtoffer een vreemdeling is. Verder dient vóór een bevraging van
Eurodac een check gedaan te worden in de nationale databases en in de
geautomatiseerde dactyloscopische identificatiesystemen van andere
lidstaten conform het Prüm-besluit. Mocht de bevraging van deze twee
systemen leiden tot een hit, dan is er nog de mogelijkheid om Eurodac te
bevragen, mits aan de eerder genoemde cumulatieve voorwaarden is
voldaan. Een wijzigingsvoorstel om het voor de rechtshandhavingsdiensten
ook mogelijk te maken om verzoeken tot bevraging te mogen doen ook op
basis van alfanumerieke gegevens, maakte geen onderdeel uit van het
onderdeel uit van het gedeeltelijk akkoord en wordt nog nader besproken.
Een aantal lidstaten heeft nog aangegeven dat de toegang van
rechtshandhavingsautoriteiten tot Eurodac verder verbreed zou moeten
worden. Ook de Nederlandse wens om in Eurodac gekleurde scans van
identiteits- en nationaliteitsdocumenten te kunnen opnemen met het oog
op het vergroten van de effectiviteit van het terugkeerproces, wordt nog
nader besproken. Delen van de tekst die verband houden met andere
voorstellen van het GEAS-pakket, zullen opnieuw bekeken worden wanneer
op deze voorstellen een akkoord is bereikt. Ook de bepalingen die
gerelateerd zijn aan interoperabiliteit van informatiesystemen, zijn
uitgezonderd van het akkoord.

3.	Diversen wetgevend

Het Slowaaks voorzitterschap lichtte kort de voortgang op verschillende
wetsvoorstellen toe, in het bijzonder:

In de triloog hebben de medewetgevers een politiek akkoord bereikt op de
voorgestelde aanpassing van de Schengengrenscode om systematische
controles aan de Europese buitengrenzen mogelijk te maken.

Het Slowaaks voorzitterschap heeft in de triloog met het Europees
Parlement een politiek akkoord bereikt inzake een grondige herziening en
versteviging van het opschortingsmechanisme visumliberalisatie. Dit
mechanisme zorgt ervoor dat visumliberalisatie in sommige situaties
opgeschort kan worden. Deze herziening houdt in dat het
opschortingsmechanisme wordt versterkt, waarbij de gronden voor het
inroepen ervan worden uitgebreid, bijvoorbeeld wanneer het betreffende
derde land niet meewerkt aan terug- en overname van derdelanders. Dit
opschortingsmechanisme zal gelden voor alle landen waarvoor
visumvrijheid bestaat. Uw Kamers zijn over deze herziening middels een
BNC-fiche geïnformeerd. Nu een akkoord is bereikt over de herziening
van het opschortingsmechanisme kunnen de onderhandelingen tussen de Raad
en het Europees Parlement over visumliberalisatie voor Georgië en
Oekraïne verdergaan. Deze landen voldoen aan de voorwaarden voor
visumvrijheid en de Raad heeft het mandaat verleend om de
onderhandelingen te starten. 

In april 2014 presenteerde de Commissie een voorstel voor de
herschikking van de Visumcode. Op 13 april jl. bereikte de Raad op
ambtelijk niveau overeenstemming over de tekst en is het mandaat
verstrekt om de onderhandeling met het Europees Parlement te starten. Uw
Kamers zijn een aantal keer geïnformeerd over de voortgang. Op 17
november jl. is besloten de onderhandelingen op te schorten. Het
Europees Parlement wil in de Visumcode de mogelijkheid opnemen tot het
doen van een visumaanvraag om humanitaire redenen. Naast enkele andere
punten is dit het belangrijkste punt van discussie. De Raad en de
Commissie zijn van mening dat een dergelijke visumaanvraag niet
thuishoort in de Visumcode omdat deze alleen over kort verblijf gaat.
Zowel voor de Raad en de Commissie, alsook voor Nederland, is dit niet
onderhandelbaar. Nederland kan alleen instemmen met een herschikking van
de Visumcode als deze een verbetering is ten opzichte van de huidige
Visumcode. Dat is niet het geval wanneer een visumaanvraag om
humanitaire redenen in de Visumcode wordt opgenomen. Zolang het Europees
Parlement deze eis niet laat varen heeft het derhalve geen zin om te
blijven onderhandelen. Daarom zijn de onderhandelingen opgeschort.

Raad – niet wetgevende besprekingen

4.	Migratie

Ministers bespraken tijdens dit agendapunt de implementatie van de
besluiten op het gebied van herplaatsing en hervestiging, het
beschikbaar stellen van personeel aan EASO en Frontex en de
tenuitvoerlegging van de EU-Turkije verklaring. De Commissie stelde dat
in tegenstelling tot een jaar geleden er nu geen sprake meer is van een
migratiecrisis, maar dat de situatie op verschillende plekken nog steeds
fragiel is. Met name de noodzakelijke personele steun door lidstaten aan
Frontex en EASO moet worden opgevoerd. Het is van belang om voort te
bouwen op de successen met betrekking tot herplaatsing en het bewaken
van de buitengrenzen. Bovendien meldde de Commissie dat het de
inbreukprocedure tegen Italië en Griekenland met betrekking tot het
nemen van vingerafdrukken en registreren van migranten heeft stopgezet,
nu het percentage in beide lidstaten rond de 100% ligt. Verder deelde de
Commissie de voortgang met betrekking tot de compacts met derde landen
mee, waar de geïntensiveerde samenwerking met Mali, Niger en Nigeria nu
tastbare resultaten heeft gebracht. Tegelijkertijd bleek uit de
discussie tussen ministers dat verdere inzet nodig is om irreguliere
migratiestromen over de centraal Middellandse Zeeroute beter te
beheersen. Dit moet onder meer worden bereikt door goede samenwerking
met landen in Noord-Afrika op een breed terrein van migratie, waaronder
terugkeer. Het Slowaaks voorzitterschap en de Commissie zijn opnieuw
gevraagd om hiervoor concrete verdere plannen te ontwikkelen, met oog
voor de Europese en internationale kaders en in samenwerking met
internationale organisaties als IOM en UNHCR. 

Met betrekking tot het besluit uit 2015 om 22.000 personen te
hervestigen, meldde de Commissie dat er nu 13.887 personen zijn
hervestigd, waarvan 2.000 personen in oktober, het hoogste aantal tot nu
toe. Volgens de Commissie werpt de tenuitvoerlegging van de EU-Turkije
verklaring nog steeds zijn vruchten af, maar dienen alle betrokkenen
gereed te zijn om flinke inspanningen te leveren om de uitvoering gaande
te houden. Het gemiddeld aantal oversteken vanuit Turkije naar
Griekenland is in vergelijking met vorig jaar nog steeds laag.
Tegelijkertijd neemt het aantal teruggekeerden vanuit Griekenland naar
Turkije niet toe, waardoor de hotspots op de Griekse eilanden verstopt
raken. De Commissie stelde dat in november 1.400 personen zijn
herplaatst, het hoogste aantal per maand tot nog toe. De Commissie riep
de lidstaten op om dit niveau te behouden en verder op te voeren, om zo
Italië en Griekenland verder te helpen ontlasten.

EASO stelde dat de veiligheid voor experts in de Griekse hotspots is
verbeterd, waardoor het voor hen veiliger is geworden om te werken.
Bovendien kondigde EASO een nieuwe manier van het aantrekken van
personeel aan, om het gebrek hieraan adequaat te kunnen adresseren. Zo
wil EASO junior-experts gaan aannemen, overtallig tijdelijk personeel
van lidstaten overnemen en lokale experts inhuren. EASO benadrukte dat
dit geen oplossing of vervanging van de solidariteit door lidstaten aan
het agentschap moet zijn.

Frontex meldde dat de implementatie van de Europese grens- en kustwacht
op stoom is en dat de snelle interventiepool van 1.500 grenswachters
operationeel is. De methodologie voor de  kwetsbaarheidsanalyse is
bovendien aangenomen, waardoor alle lidstaten in 2017 zullen worden
gecheckt. 

Zonder uitzondering spreken de interveniërende ministers in hun
interventies steun uit aan de agentschappen, alsook aan de aangekondigde
aanpak van EASO met betrekking tot het aantrekken van voldoende
personeel. Ministers zien net als de Commissie een verbeterende
situatie, maar vragen aandacht voor verschillende zaken. Verschillende
lidstaten spreken hun zorgen uit met betrekking tot secundaire stromen
nadat asielzoekers herplaatst zijn. Daarnaast roepen lidstaten Italië
en Griekenland op om meer werk te maken van terugkeer. Enkele lidstaten
benadrukken daarnaast dat de veiligheidssituatie in Griekse hotspots
moet verbeteren, voordat weer wordt overgegaan tot het sturen van
experts. 

De Griekse minister stelde dat de situatie inderdaad aan het verbeteren
is, maar dat er nog steeds sprake is van een noodsituatie. Er zijn nog
steeds teveel migranten op de eilanden en er zijn ongeveer 14.000
asielverzoeken in behandeling. Griekenland heeft de personele
ondersteuning via EASO hard nodig, om deze asielverzoeken tijdig te
kunnen behandelen. EASO heeft daarbij brede steun gekregen voor de
stappen die het daarbij heeft geïdentificeerd, waaronder werving van
personeel. 

Nederland stelde dat de situatie misschien wat minder problematisch is
dan een jaar geleden, maar dat dat nog steeds staat of valt bij een
adequate implementatie van overeengekomen maatregelen. Daarbij moet niet
alleen lippendienst worden bewezen aan de agentschappen, maar ook
daadwerkelijk personeel beschikbaar worden gesteld. Daarnaast beaamde
Nederland de woorden van de Commissie over herplaatsing, waarbij de
herplaatsing van alleenstaande minderjarige vreemdelingen moet worden
opgevoerd, ook vanuit Italië.

	Crisisbeheersing na terroristische aanslagen: versterking civiele 
bescherming en verbetering samenwerking met de hulp- en 
veiligheidsdiensten

	= uitwisseling standpunten

Het voorzitterschap bracht recente aanslagen in de wereld in
herinnering. Het gaf aan dat binnen de EU de lidstaten moeten kunnen
rekenen op wederzijdse bijstand en solidariteit, niet alleen bij
natuurrampen maar ook in de nasleep van terroristische aanslagen. Het
noemde daarbij specifiek het EU civiele beschermingsmechanisme en de
recent ingerichte Voluntary Pool van (respons)capaciteiten. Het
voorzitterschap meldde tenslotte dat het voornemens is om volgend jaar
een bijeenkomst voor hoofden van hulpdiensten te organiseren.

Veel lidstaten benadrukten de noodzaak tot samenwerking en het delen van
kennis, ervaring en beste praktijken tussen hulpdiensten die worden
ingezet na terroristische aanslagen. 

De Commissie verwelkomde de discussie en toonde zich bereid verdere
stappen op dit terrein te faciliteren. Daartoe zouden de reeds bestaande
focal points  moeten worden gebruikt. Ook zouden er meer gezamenlijke
oefeningen moeten worden gehouden en de mogelijkheid tot het verzamelen
van beste praktijken. Ook benadrukte de Commissie het belang om te
investeren in de training van burgers die ter plaatse vaak de
daadwerkelijke first responders zijn. 

De discussie werd gevolgd door een demonstratie van verschillende
responscapaciteiten waarbij grote belangstelling bestond voor de
Nederlandse bijdrage, een CBRN-detectievoertuig.

	Diversen niet-wetgevend 

	a. EU-VS ministeriële bijeenkomst d.d. 4-5 december 2016

	= informatie van het voorzitterschap

Het voorzitterschap informeerde de Raad over gezamenlijke EU-VS
ministeriële bijeenkomst in Washington van 5 december jl. waarbij is
uitgesproken dat de continuïteit van de relaties belangrijk is en
informatie deling tussen wetshandhavingsdiensten en politiediensten met
betrekking tot bestrijding van terrorisme en het managen van migratie
noodzakelijk is. De VS heeft een presentatie gegeven over de
interoperabiliteit van gegevensbanken. Tevens is er gesproken over
wederkerigheid in het visumbeleid voor alle lidstaten.

	b. EU-Westelijke Balkan top (Brdo-proces) d.d. 15-16 december 	2016

	= informatie van het voorzitterschap

Het voorzitterschap informeerde de Raad over het ministeriële forum van
de Westelijke Balkan dat plaatsvindt over een week en wordt bijgewoond
door alle ministers van de Westelijke Balkan landen. Er zal worden
gesproken over migratie, grensbeheer, interne veiligheid en vuurwapens.

III.	Veiligheid en Justitie, Grondrechten en Burgerschap

Raad - wetgevende besprekingen

7.	Voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van het 
Europees Openbaar Ministerie (EOM)

	= beleidsdebat

Het voorzitterschap leidde de discussie in door te stellen dat het
dossier nu zover is gevorderd dat  door de Raad een politiek debat over
de oprichting moet worden gevoerd. Afgelopen maanden is op ambtelijk
niveau verder gewerkt aan een compromistekst. Het voorzitterschap gaf
tegelijkertijd aan van mening te zijn dat er nog verder werk nodig is
aan een aantal onderdelen van de ontwerpverordening. Het voorzitterschap
gaf ook aan  nota te hebben genomen van het feit dat in een aantal
lidstaten een parlementair debat over deelname aan het EOM heeft
plaatsgevonden. Het voorzitterschap nodigde de ministers uit hun
politieke appreciatie te geven van de tekst van de ontwerpverordening
zoals die thans voorligt. En daarnaast verzocht het de ministers aan te
geven of de voorliggende tekst een goede basis vormt voor verdere
onderhandelingen.

De Commissie benadrukte opnieuw dat oprichting van het EOM cruciaal is
voor de versterking van de aanpak van EU-fraude, vooral ernstige vormen
van grensoverschrijdende btw-fraude. De Commissie gaf aan de
voorliggende tekst als een goede basis voor oprichting van het EOM te
beschouwen.

Diverse lidstaten gaven aan de oprichting van het EOM te steunen en
stelden vervolgens dat alle lidstaten concessies hebben moeten doen. De
enkele laatste aanpassingen die nu nog nodig zijn, zouden de komende
dagen moeten gebeuren met het oog op afronding in COREPER op 20 december
2016. Deze lidstaten betoogden dat naar hun oordeel is gebleken dat
unanimiteit niet kan worden bereikt. Daarom zou  in deze Raad de
beslissing moet worden genomen om de ontwerpverordening over het EOM aan
de Europese Raad voor te leggen. Als alternatief voor de stap naar de
Europese Raad, zo stelde één lidstaat voor, is er nog de mogelijkheid
van een buitengewone JBZ-Raad in januari of februari.

Een andere lidstaat sprak zich negatief uit over de voorliggende tekst
vanwege het lage ambitieniveau, maar steunde wel de weg naar versterkte
samenwerking. Die lidstaat merkte op dat verder werken aan de tekst in
de huidige fase alleen zin heeft als lidstaten uiteindelijk ook bereid
zijn aan het EOM deel te nemen, maar dat daarover bij een aantal
lidstaten moet worden getwijfeld. Andere lidstaten die de oprichting van
het EOM op basis van de voorliggende tekst konden steunen, gaven aan
bereid te zijn om lidstaten die nog niet zover zijn nog enig respijt te
geven. 

Een grote groep lidstaten die de oprichting van het EOM konden steunen
toonde zich positief over de ontwerpverordening als basis voor verder
werk. Verdere onderhandelingen zouden zich moeten richten op het
uitbreiden van de steun voor het EOM, door zoveel mogelijk lidstaten,
waarvoor enkele, nog openstaande punten bespreking behoeven. In dat
verband werden genoemd de artikelen 20 (3) (bevoegdheidsuitoefening door
het EOM), 26 (grensoverschrijdende samenwerking binnen het EOM) en 31
(toelaatbaarheid van door het EOM vergaard bewijs in nationale
procedures). 

Het inkomende voorzitterschap sloot zich aan bij de steun voor het EOM
en deelde mede het werk van het Slowaaks voorzitterschap te zullen
voortzetten.

Enkele lidstaten waren negatief. Eén van hen gaf aan niet aan het EOM
te zullen deelnemen, maar merkte daarbij meteen deelname op een later
moment niet uit te sluiten. Een andere lidstaat stelde nog steeds niet
overtuigd te zijn van de noodzaak tot oprichting van het EOM. Volgens
die lidstaat kan beter worden ingezet op versterking van Eurojust en
OLAF. Het mandaat zoals dat thans vorm heeft gekregen op basis van de
PIF-richtlijn was voor die lidstaat problematisch. Een andere lidstaat
deelde mede voorstander te zijn van oprichting van het EOM, mits dat
doeltreffend en effectief kan opereren en volgens die lidstaat wordt
daaraan op grond van de voorliggende tekst niet voldaan. Het mandaat van
het EOM en de regeling over de bevoegdheidsuitoefening door het EOM ten
opzichte van het nationale openbaar ministerie zijn volgens die lidstaat
 onvoldoende helder geregeld. Verder onderhandelen is prima, zo gaf die
lidstaat aan, maar dat moet niet onder druk van een tijdsklem gebeuren. 

De minister gaf  vervolgens aan van mening te zijn dat besluitvorming
niet moet worden geforceerd en dat er nog een aantal openstaande punten
zijn. De minister wees verder op de kritische houding van de Tweede
Kamer en zijn voornemen de finale tekst van de ontwerpverordening aan
beide Kamers van het parlement te zullen voorleggen alvorens een
standpunt in te nemen. Hij heeft daarbij onderstreept dat er dus
voldoende tijd moet zijn tussen afronding van de concepttekst op
ambtelijk niveau en besluitvorming in de Raad.  

Ten slotte sprak de minister zijn zorg uit over het voornemen van de
Commissie om ter facilitering van de oprichting van het EOM personeel
van Eurojust over te hevelen naar het EOM. Het  gaat daarbij om 46fte,
waarmee de slagkracht van Eurojust bij de bestrijding van bijvoorbeeld
terrorisme in het geding komt. Onder verwijzing naar  de voorgenomen
bezuiniging op het budget van Eurojust en de vragen die zijn gesteld aan
de Commissaris tijdens de JBZ-Raad van oktober heeft de minister  de
Commissaris om een reactie verzocht.

De Commissaris gaf aan dat oprichting van het EOM niet ten koste mag
gaan van de slagkracht van Eurojust. Zowel het EOM als Eurojust moeten
eigenstandige krachtige organisaties zijn. Om de oprichting van het EOM
te faciliteren wil de Commissie evenwel kijken naar de mogelijkheid om
experts op het terrein van de aanpak van EU-fraude aan het EOM toe te
wijzen. De Commissie heeft inmiddels vernomen dat er op dit moment vier
personen bij Eurojust specifiek op dat terrein werkzaam zijn. Uit
overleg tussen de Commissie en Eurojust is volgens de Commissaris naar
voren gekomen dat Eurojust 12 tot 13 personen zou kunnen afstaan aan het
EOM zonder daarvan negatieve consequenties te ervaren. 

Met betrekking tot het EOM had de Commissaris gehoopt op een “grande
finale” tijdens deze JBZ-Raad maar zij gaf aan evenwel verheugd te
zijn over de duidelijke politieke steun voor oprichting van het EOM. In
de richting van lidstaten die nog twijfelen, deed de Commissaris het
aanbod om die lidstaten te bezoeken  en verder was zij  bereid  nog een 
beetje tijd te nemen. Besluitvorming op de Europese Raad van maart 2016
is volgens de Commissaris realistisch.

De Commissars maakte ten slotte een duidelijk gebaar naar de nationale
parlementen van kritische lidstaten. Zij erkende dat het EOM  anders had
moeten worden gepresenteerd en na de gele kaart had de Commissie beter
met die parlementen moeten communiceren. De Commissie wees evenwel op
het feit dat de thans voorliggende tekst inmiddels ingrijpend is
gewijzigd ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel van de Commissie
waarop veel nationale parlementen kritiek hadden geleverd. 

Het voorzitterschap concludeerde dat er brede politieke steun is voor
oprichting van het EOM. De voorliggende tekst wordt door de Raad
beschouwd als een goede basis voor verder werk. Enkele onderdelen van de
ontwerpverordening behoeven nog nadere bespreking en het voorzitterschap
zal de hem nog resterende tijd daaraan besteden.

Toezeggingen minister aan de beide Kamers der Staten-Generaal

Met dit verslag is tevens voldaan aan de toezegging van de minister aan
de Tweede Kamer tijdens het Algemeen Overleg op 7 december 2016 om na de
JBZ-Raad de Tweede Kamer te informeren over de stand van de
onderhandelingen. Voorts herinnert de minister aan zijn toezegging,
gedaan aan de Eerste Kamer tijdens het plenaire debat op 6 december
2016, dat hij zodra de eindtekst gereed is beide Kamers zal informeren
over het eindresultaat teneinde beide Kamers in staat te stellen hun
eindoordeel over de al dan niet deelname van Nederland aan het EOM
kenbaar te maken. Bij die gelegenheid zal hij tevens aan de Eerste Kamer
de in de tweede termijn gestelde vragen schriftelijk beantwoorden.

8.	Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad 
betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de 
financiële belangen van de Unie schaadt (PIF-richtlijn)

Interinstitutioneel dossiernummer: 2012/0193 (COD)

= Voortgangsrapportage

Het voorzitterschap wees op het belang van de PIF-richtlijn voor het
bepalen van het mandaat van het Europees openbaar ministerie (EOM). Op
30 november 2016 heeft een triloog met het EP plaatsgevonden die tot een
doorbraak heeft geleid. Het EP heeft zich bij die gelegenheid namelijk
bereid verklaard om het voorstel van de Raad voor een compromis over
btw-fraude en schrapping van de strafbaarstelling van
aanbestedingsfraude te aanvaarden. Daarmee is met het EP een voorlopig
akkoord bereikt over de thans voorliggende tekst. Het voorzitterschap
gaf aan zich te realiseren dat opname van een bepaling over btw-fraude
voor een aantal lidstaten nog altijd bezwaarlijk is maar dat in Coreper
een compromis is bereikt en vroeg de ministers naar hun standpunt.

De Commissie benadrukte voorstander te zijn van een lagere schadedrempel
dan de huidige tien miljoen euro voor afgrenzing van de
strafbaarstelling van btw-fraude. De Commissie gaf evenwel aan het
compromis te kunnen aanvaarden. 

Veel lidstaten spraken zich uit voor het compromis. Veel lidstaten die
voorstander waren, wezen op het feit dat met dit akkoord ook het mandaat
voor het EOM vast staat, hetgeen een belangrijke stap is voor oprichting
van het EOM. 

Enkele lidstaten handhaafden hun principiële verzet tegen opname van
btw-fraude in de PIF-richtlijn. Het gaat volgens die lidstaten om een
“tax issue” in een “non-tax file”, hetgeen gegeven de voor
belastingaangelegenheden geldende besluitvormingsprocedure, te weten
unanimiteit, niet wenselijk is. 

Het voorzitterschap concludeerde dat er brede steun is voor het
voorlopige akkoord met het EP over de PIF-richtlijn.

	Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad 
betreffende bepaalde aspecten met betrekking tot de contracten 	voor de
levering van digitale inhoud

	Interinstitutioneel dossiernummer: 2015/0287 (COD)

	= beleidsdebat

Het voorzitterschap legde de JBZ-Raad drie vragen voor.

Vraag 1) Welke van de twee opties inzake "ingebedde digitale inhoud"
moet de basis vormen voor verdere werkzaamheden? 

Optie A - de "regels voor goederen" ook laten gelden voor ingebedde
digitale inhoud, of

Optie B - de "regels voor digitale inhoud" ook laten gelden voor het
materiële goed, bij wijze van weerlegbaar vermoeden.

De Commissie stelde beide opties geschikt te achten als basis voor de
verdere onderhandelingen. 

Een vijftiental lidstaten sprak zich uit voor optie A. Deze lidstaten
voerden als reden aan dat optie B te ingewikkeld is, dat er dan altijd
een expert bij gehaald moet worden, en dat optie A ook rekening houdt
met de verwachtingen van de gemiddelde consument dat er maar 1 set van
regels van toepassing is. 

Negen lidstaten, waaronder ook Nederland, spraken zich uit voor optie B.
Eén van de argumenten hiervoor is dat deze optie de nodige
flexibiliteit biedt, dat dit in lijn is met wat in de richtlijn digitale
content is geregeld voor cd’s en dvd’s en dat op die manier ook
updates langere bescherming krijgen. Een enkele lidstaat pleitte voor
een combinatie van beide opties. 

Het voorzitterschap concludeerde bij deze vraag dat de situatie
ingewikkeld is. Het gaf aan te indruk te hebben dat de lidstaten
tevreden zouden zijn met het voortzetten van de discussie op basis van
optie A, ook al zijn er tegelijk veel voorstanders van optie B. Een
andere mogelijkheid is dat de opties gecombineerd worden. De discussie
toonde volgens het voorzitterschap aan dat een coherente  aanpak nodig
is. 

2) Moeten "andere gegevens" (andere gegevens dan persoonsgegevens)
worden beschouwd als een mogelijke tegenprestatie uit hoofde van de
voorgestelde richtlijn betreffende de levering van digitale inhoud?

De Commissie stelde dat “andere gegevens” eronder moeten vallen, om
de reden dat er anders telkens onderzocht moet worden of het om
‘persoonsgegevens’ dan wel ‘andere gegevens” gaat, dat maakt het
te complex. Bovendien kunnen metadata heel waardevol als tegenprestatie
zijn.

Veel lidstaten gaven aan voorstander te zijn voor het beschouwen van
“andere gegevens” als een mogelijke tegenprestatie. Zij stelden
daartoe dat alleen dan een zo groot mogelijke bescherming ontstaat van
de consument. Daarmee wordt voorkomen dat moet worden nagegaan of het om
een persoonsgegeven of om een ander gegeven gaat. 

Diverse lidstaten toonden zich echter tegenstander.

Met een andere lidstaat, gaf Nederland aan nog geen antwoord op deze
vraag te kunnen geven. 

Diverse lidstaten spraken tot slot reserves uit ten aanzien van dit
punt, of toonden zich flexibel, aangezien volgens hen nog niet duidelijk
is wat dit allemaal inhoudt. 

Het voorzitterschap concludeerde dat het antwoord op deze vraag nog niet
helder is en dat nog het nodige technisch werk is vereist.

3)	Bent u het eens met de gewijzigde aanpak met betrekking tot het
evenwicht tussen subjectieve en objectieve conformiteitscriteria voor
digitale inhoud, als beschreven in sectie C, punt 33, van de bijlage bij
de voorliggende nota?

De vele lidstaten die het woord namen, steunden het voorzitterschap op
dit punt.

Enkele lidstaten drongen er op aan dat er geen geïsoleerd besluit kan
worden genomen over de richtlijn voor digitale inhoud, zonder dat er ook
is gekeken naar het goederenvoorstel; de beide richtlijnen moeten zoveel
mogelijk op elkaar worden afgestemd. Bovendien gaven diverse lidstaten
aan dat eerst de resultaten van de REFIT in mei 2017 moeten worden
afgewacht. 

De Commissie sprak richting het aankomend Maltees voorzitterschap de
hoop uit dit dossier uiterlijk in juni terug te zien op de JBZ-Raad voor
de aanname van een algemene oriëntatie. 

Het voorzitterschap sloot dit vergaderpunt af met de aankondiging dat de
lidstaten in de komende dagen een herziene tekst van het voorstel zullen
ontvangen.

10.	Diversen wetgevend

	informatie van het Voorzitterschap over de ter tafel 	voorliggende
wetgevingsvoorstellen

Het Voorzitterschap informeerde de Raad over de stand van zaken van
lopende onderhandelingen over wetgevingsvoorstellen.

Raad niet - wetgevende besprekingen

	Criminaliteitsbestrijding in cyberspace

	a. Implementatie Raadsconclusies

	= voortgangsrapportage

De Commissie presenteerde het voortgangsrapport ten aanzien van
e-evidence. Tijdens de JBZ-raad van juni 2016 werd met de vaststelling
van raadsconclusies een mandaat gegeven om criminal justice in
cyberspace te verbeteren. Dit was van belang omdat e-evidence vaak is
opgeslagen in andere lidstaten of landen. Benutting van de gebruikelijke
rechtshulpkanalen vergt evenwel een lange procedure. Bovendien hangt het
verkrijgen van digitaal bewijs af van de voorwaarden van IT-platforms en
–bedrijven hetgeen rechtsonzekerheid met zich brengt. De Commissie
heeft door consultaties met stakeholders de obstakels op dit terrein in
kaart gebracht. Deze moeten worden geadresseerd in het kader van
rechtshulpverdragen en de richtlijn inzake het Europees Onderzoeksbevel.
Volgend op deze consultaties en input van lidstaten zal de Commissie
beleidsopties presenteren. Dat gaat enerzijds om zeer praktische
oplossingen zoals het vaststellen van formulieren voor verzoeken in het
kader van de richtlijn inzake het Europees Onderzoeksbevel (EOB) en het
opzetten van een digitaal platform. Anderzijds moet de EU-VS
rechtshulpovereenkomst effectief worden benut. Tot slot meldde de
Commissie dat hij bereid is om een stap verder te zetten en te kijken
naar de mogelijkheden van wetgevende voorstellen op dit terrein. De
Commissie vroeg betrokkenheid van lidstaten om dit dossier verder te
brengen. 

De staatssecretaris wees namens Nederland met andere lidstaten op het
belang van uitwerking van het derde element (herziening wettelijk kader)
van de raadsconclusies inzake “improving criminal justice in
cyberspace” van juni 2016. De staatssecretaris gaf hierbij aan dat hij
besefte dat dit het moeilijkste onderdeel is van de raadsconclusies. Het
is evenwel van belang dat rechtsmacht bestaat zodat
rechtshandhavingautoriteiten een vervolging niet hoeft af te breken
vanwege het ontbreken van rechtsmacht. De staatssecretaris drong er in
dit verband op aan dat de Commissie tijdig beleidsoplossingen
presenteert zodat hierover in voorbereiding op de JBZ-raad van juni 2017
op expert niveau kan worden gesproken. Enkele lidstaten wezen hierbij op
de noodzaak van wetgeving. Een lidstaat presenteerde een voorstel tot
aanvulling van de richtlijn inzake het Europees Onderzoeksbevel.

Commissaris Jourovà stelde dat ten aanzien van e-evidence goede
richting is verkregen van de Raad en dat een gezamenlijke aanpak gewenst
is, ofwel door het opzetten van een platform, ofwel door wetgeving,
ofwel beide.

	b. Encryptie

	= informatie van het voorzitterschap

Het voorzitterschap presenteerde een voortgangsrapport ten aanzien van
encryptie. 

Commissaris King wees op de EU agenda for security die in 2015 werd
gepresenteerd en waarin wordt ingegaan op de noodzaak om een
infrastructuur te creëren om nationale autoriteiten te helpen een
daadwerkelijke security union te bouwen. Hij wees daarnaast op de
wijziging van de e-privacy richtlijn die begin volgend jaar zal worden
gepresenteerd en die onder meer telecomproviders aan dezelfde regels zal
binden. Hij gaf aan vooralsnog geen plannen te hebben ten aanzien van
een wetgevend voorstel op het terrein van encryptie.

De staatssecretaris steunde met enkele andere lidstaten het document van
het voorzitterschap en wees op het dilemma op dit terrein. Enerzijds is
het duidelijk dat er voordelen aan encryptie zijn en dat het rechtmatige
gebruik daarvan voor economische groei zorgt en voorkomt dat ‘spying
eyes’ meekijken. Encryptie kan evenwel ook voor de verkeerde
doeleinden worden gebruikt. Hij wees erop dat het van belang is voor nu
te kijken naar het oplossen van de praktische barrières. Daarnaast is
van belang dat de voordelen van encryptie worden behouden en
tegelijkertijd misbruik wordt tegengegaan. Een aantal lidstaten gaf aan
voorstander te zijn van praktische oplossingen, maar niet van wetgeving.
Twee grote lidstaten wezen erop dat de mogelijkheid van wetgeving op dit
terrein– in de toekomst – niet moet worden uitgesloten.

	Aanpak van terrorisme en georganiseerde criminaliteit

	a. Samenwerking tussen handhavingsautoriteiten en telecom-	providers

	= gezamenlijke brief van Frankrijk en Duitsland

De Franse en Duitse ministers van Binnenlandse zaken gaven een
mondelinge toelichting op hun gezamenlijke brief waarbij zij
benadrukten dat ten aanzien van encryptie voor Internet Service
Providers (ISPs) dezelfde verplichtingen moeten gaan gelden als de al
bestaande voor de telecomsector. De brief geeft vier doelstellingen
waarover verder van gedachten zou moeten worden gewisseld. 

Als onderzoeken worden gestart bij ernstige aanslagen dan moet alle
informatie toegankelijk zijn op grond van een wettelijke grondslag en
waarbij voldoende rekening wordt gehouden met privacy bescherming. Beide
ministers deden een beroep op de Commissie om de bestaande EU-wetgeving
hierop te bezien en zo nodig met een wetsvoorstel te komen. Misbruik van
communicatie middelen voor criminele doeleinden moet voorkomen worden,
zo benadrukten zij.

Commissaris King onderschreef de doelstellingen. Hij gaf aan dat over de
hieruit voortvloeiende suggesties verder gesproken moet worden in de
relevante werkgroepen. 

	b. Terugkerende buitenlandse strijders

	= beleidsopties

De EU Contraterrorisme Coördinator (CTC) gaf een korte mondelinge
toelichting op zijn non-paper. In het voorliggend paper heeft de CTC
enkele onderwerpen benoemd waarover verder discussie wenselijk is. Dit
betreft onder meer biometrische gegevens en verwerking van militaire
data, nauwere samenwerking met de buurlanden van de oorlogsgebieden
(m.n. Turkije), ontwikkelen van instrumenten voor risico-analyse en
rehabilitatie programma’s, het verzamelen van bewijs in oorlogsgebied
en vrouwen en kinderen. De CTC doet de suggestie deze verder te
ontwikkelen in overleg met de betrokken instellingen (Commissie, EDEO,
agentschappen) en in de competente werkgroepen. In juni 2017 zal CTC
rapporteren over de voortgang.

Commissaris King deelde mee dat in de High Level Expert Group (HLEG)
zowel op technisch en beleidsmatig niveau dit onderwerp ook aan de orde
zal komen. De eerste tranche voorstellen voor SIS verschijnt binnenkort.
De 2de tranche voorstellen voor SIS bevat verdere verbeteringen.

Er waren geen interventies van de lidstaten.

En marge van de Raad: EU-Internetforum - tweede bijeenkomst op hoog
niveau, 8 december 2016

De Commissie informeerde de ministers over het internetforum dat een
initiatief is van een jaar geleden. Het forum transformeert zich
langzaam in een instelling. De samenwerking met IT-bedrijven is heel
belangrijk. Op 8 december 2016 was het tweede forum op hoog niveau. De
Commissie bedankte de daar aanwezige lidstaten. Er is een programma van
10 miljoen euro om de aanwezigheid van het maatschappelijk middenveld op
internet te versterken. Er zijn drie punten:

- versterken van Europol referals;

- geautomatiseerde instrumenten om de referals te versterken;

- de nodige experts voor het nodige werk.

 Kamerstuk 2015-2016, 22112, nr. 2138, 18 mei 2016.

 PAGE   \* MERGEFORMAT 1