[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toelichtende nota

Bijlage

Nummer: 2017D15006, datum: 2017-05-29, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur (UNESCO) inzake het International Groundwater Resources Assessment Centre in Nederland als een centrum onder auspiciën van UNESCO (categorie 2); Parijs, 6 december 2016 (2017D15005)

Preview document (🔗 origineel)


Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Organisatie van de
Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur (UNESCO) inzake
het International Groundwater Resources Assessment Centre in Nederland
als een centrum onder auspiciën van UNESCO (categorie 2); Parijs, 6
december 2016 (Trb. 2016, 198 en 

Trb. 2017, 75)

TOELICHTENDE NOTA

Algemeen

Het International Groundwater Resources Assessment Centre (hierna: IGRAC
of het centrum) komt voort uit een initiatief van de waterprogramma’s
van de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en
Cultuur (UNESCO). Dit kenniscentrum richt zich op de
grondwaterproblematiek in met name ontwikkelingslanden en landen in
transitie. Vooral de kennis over grensoverschrijdende
grondwatervoorraden heeft een politiek strategisch karakter. Het
kenniscentrum is gevestigd in Delft. 

De status van IGRAC is in november 2007 vastgesteld tijdens de 34e
Algemene Conferentie van UNESCO. Mede op verzoek van Nederland heeft de
Algemene Conferentie ermee ingestemd om IGRAC onder auspiciën te
brengen van UNESCO als instituut met een categorie-2-status. Dit houdt
in dat er gebruik gemaakt kan worden van de naam, het logo en de
netwerken van UNESCO. Het centrum maakt echter institutioneel geen deel
uit van UNESCO en ontvangt ook geen structurele financiële
UNESCO-bijdrage. De status is in mei 2011 herbevestigd in de Uitvoerende
Raad van UNESCO (document 186 EX/14, part IX). Op basis van een
positieve evaluatie over de bereikte resultaten is in 2016 de status van
IGRAC als categorie-2-centrum herbevestigd in de 199e en 200ste
Uitvoerende Raad van UNESCO (documenten 199 EX/10, Add. 2 en 200 EX/12).
Deze besluiten betreffen de statusverlening voor een periode van zes
jaar. UNESCO verleent hiermee de categorie-2-status aan IGRAC tot en met
31 december 2021.  

De status van IGRAC en de afspraken tussen Nederland en UNESCO
betreffende IGRAC zijn vastgelegd in het op 15 november 2011 te Parijs
tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de
Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en
Cultuur inzake het vestigen en functioneren van het "International
Groundwater Resources Assessment Centre" in Nederland als een categorie
2 centrum onder auspiciën van UNESCO (Trb. 2011, 256). Dit verdrag zou
op 21 augustus 2016 verlopen. Bij briefwisseling tussen het Koninkrijk
der Nederlanden en de Organisatie van de Verenigde Naties voor
Onderwijs, Wetenschap en Cultuur is op 19 augustus 2016 een verdrag tot
stand gekomen waarin het verdrag van 15 november 2011 met een periode
van een jaar wordt verlengd tot 21 augustus 2017 (Trb. 2016, 129). Zie
ook Kamerstukken II 2015/16, 30952, nr. 247. Op verzoek van UNESCO is
onderhandeld over een herziening van het verdrag van 2011.

Sinds 2013 hanteert UNESCO, op verzoek van de lidstaten, een
standaardmodel voor afspraken met betrekking tot nieuwe
categorie-2-centra en voor verlengingen van bestaande verdragen over
deze categorie, om meer eenheid in de aansturing van deze centra te
brengen. Met het onderhavige verdrag worden de bepalingen en voorwaarden
ten aanzien van IGRAC, die grotendeels gelijk zijn gebleven aan de
afspraken uit het verdrag van 15 november 2011, vastgelegd tussen
Nederland en UNESCO. Bij de artikelsgewijze toelichting wordt aangegeven
waar het onderhavige verdrag inhoudelijk afwijkt van het verdrag van
2011.

Het onderhavige verdrag bevat, omdat het afspraken tussen UNESCO en
Nederland betreft, naar de mening van de regering geen eenieder
verbindende bepalingen. 

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING 

Artikel 1 omschrijft vier begrippen die in het Verdrag gebruikt worden.
Met het centrum wordt IGRAC bedoeld. 

In artikel 2 wordt verwezen naar maatregelen die nodig zijn voor de
continuering van het centrum in Nederland. Daaronder worden in ieder
geval de maatregelen door de regering verstaan, die het centrum in staat
stellen de activiteiten uit te voeren waarmee de doelen van het centrum
kunnen worden bereikt. 

Artikel 3 omschrijft het doel van het Verdrag. Dit betreft de
omschrijving van de voorwaarden voor de samenwerking tussen Nederland en
UNESCO, alsmede de rechten en verplichtingen van partijen. 

In artikel 4 wordt de juridische status van het centrum bepaald. Het
centrum zal onder Nederlands recht opereren als een onafhankelijke
stichting. Het centrum functioneert onafhankelijk van UNESCO. Een
wijziging ten opzichte van het verdrag van 2011 is dat in artikel 4,
tweede lid, wordt benadrukt dat de Nederlandse overheid zal garanderen
dat het centrum de benodigde functionele autonomie heeft voor het
uitvoeren van zijn werkzaamheden en beschikt over de rechtsbevoegdheid
om onder andere contracten aan te gaan.

In artikel 5 wordt de inhoud van de oprichtingsakte van het centrum
bepaald. Zo moet de akte bepalingen bevatten inzake de bevoegdheid om
rechtshandelingen te verrichten die nodig voor zijn het functioneren van
de stichting, zoals het ontvangen van gelden, het ontvangen van
betalingen voor geleverde diensten en het verkrijgen van alle voor het
functioneren noodzakelijke middelen. Het centrum heeft een Raad van
Bestuur waarin UNESCO vertegenwoordigd zal zijn. 

Volgens artikel 6 is de missie van het centrum om bij te dragen aan de
wereldwijde beschikbaarheid van relevante informatie en kennis op het
gebied van grondwatervoorraden wereldwijd, in het bijzonder in
ontwikkelingslanden, met de bedoeling duurzaam gebruik en beheer van
grondwatervoorraden te ondersteunen, het bevorderen van de rol van
grondwater binnen integraal waterbeheer en het verduidelijken van de
functie van grondwater voor ecosystemen wereldwijd. In het eerste en
tweede lid worden de doelen en concrete activiteiten beschreven waarmee
het Centrum zijn missie wil bereiken. Het centrum zal bij de uitoefening
van zijn activiteiten nauw samenwerken met het Internationale
Hydrologische Programma van UNESCO (UNESCO IHP). Een wijziging ten
opzichte van het verdrag uit 2011 is dat in het eerste lid expliciet is
opgenomen dat het centrum zal bijdragen aan de strategische doelen van
UNESCO en aan het UNESCO IHP-programma, die overigens aansluiten bij de
missie en de doelen van het centrum.

Op grond van artikel 7 functioneert het centrum onder toezicht van een
Raad van Bestuur. Deze maakt geen deel uit van de stichting. Het eerste
lid geeft de samenstelling van deze Raad van Bestuur. Een
vertegenwoordiger van het ministerie van Infrastructuur en Milieu is
voorzitter van de Raad van Bestuur. Naast de vertegenwoordiger van
UNESCO, kunnen ook lidstaten van UNESCO of vertegenwoordigers van
regionale, internationale en interbestuurlijke organisaties deel
uitmaken van de Raad van Bestuur, als ze kunnen bijdragen aan de
activiteiten van het centrum. De mogelijkheid van deelname door
regionale en interbestuurlijke organisaties is een wijziging ten
opzichte van het verdrag uit 2011. Ook is een vertegenwoordiger van
UNESCO-IHE niet meer expliciet genoemd. Het tweede lid bevat een
overzicht van de taken van de Raad van Bestuur. Toegevoegd ten opzichte
van het verdrag uit 2011 is de verplichting tot het bestuderen van de
audit-reports over de financiële situatie van het centrum. Ingevolge
het derde lid komt de Raad van Bestuur tenminste een maal per jaar
bijeen. De Raad van Bestuur kan bijeen komen voor een buitengewone
vergadering op verzoek van de voorzitter, de Directeur-Generaal van
UNESCO of de meerderheid van de leden. Volgens het vierde lid voorziet
de Raad van Bestuur in een eigen reglement. 

De bijdrage van UNESCO zal volgens artikel 8 onder andere bestaan uit
het verlenen van technische assistentie, bijvoorbeeld door het uitlenen
van experts voor programma-activiteiten van het centrum passend bij de
gezamenlijke doelen van UNESCO en IGRAC. Dit is een toevoeging ten
opzichte van het verdrag van 2011. Dit kan ook plaatsvinden door het
stimuleren van passende projecten, financiële- of technische
assistentie door interbestuurlijke en non-gouvernementele financiële
organisaties of door lidstaten van UNESCO, dan wel door contacten te
faciliteren met andere internationale organisaties relevant voor het
werkveld van IGRAC.

Artikel 9 gaat in op de Nederlandse bijdrage. Zo is bepaald dat voor de
jaren 2016 tot en met 2021 jaarlijks € 400 000 beschikbaar wordt
gesteld. Dit bedrag wordt door middel van een subsidie aan de stichting
beschikbaar gesteld ten behoeve van de realisatie van de missie en de
doelen van IGRAC (zie artikel 6). Dit bedrag is een wijziging ten
opzichte  van het verdrag van 2011, dat uitging van een bijdrage van €
500 000 per jaar.

Ingevolge artikel 10 stimuleert het centrum deelname van de lidstaten en
geassocieerde leden van UNESCO aan de activiteiten van het centrum. 

Artikel 11 bepaalt dat het centrum onafhankelijk opereert van UNESCO.
UNESCO is juridisch niet verantwoordelijk voor het handelen van het
centrum.

Op grond van artikel 12 heeft UNESCO het recht om een evaluatie uit te
voeren. Indien er sprake is van het niet voldoen aan de in het eerste
lid genoemde omstandigheden kunnen beide verdragspartijen het Verdrag
opzeggen, met als gevolg de opheffing van het centrum. 

In artikel 13 is vastgelegd dat IGRAC gebruik kan maken van de naam, het
logo en de netwerken van UNESCO. Dit is van belang omdat gebleken is dat
de categorie-2-status van UNESCO met zich meebrengt dat meer partners
vertrouwen hebben in en medewerking willen geven aan de werkzaamheden
van een dergelijk instituut.

Het Verdrag bevat de gebruikelijke slotbepalingen. Artikel 16 bepaalt
dat de gelding van het Verdrag zal aflopen op 31 december 2021. Dit
loopt parallel met de huidige statusverlening door UNESCO. Hierna kan
het Verdrag worden verlengd, mits de status van het Centrum is
herbevestigd door de Uitvoerende Raad van UNESCO.

Artikel 19 behandelt de geschillenbeslechting. Geschillen die niet door
middel van onderhandeling of anderszins kunnen worden opgelost, worden
ter arbitrage voorgelegd. Indien noodzakelijk wordt de derde arbiter van
het arbitragepanel benoemd door de President van het Internationaal
Gerechtshof. In het verdrag van 2011 werd hier het Permanente Hof van
Arbitrage aangewezen.

Koninkrijkspositie

Ingevolge artikel 14 zal het Verdrag, wat het Koninkrijk der Nederlanden
betreft, alleen voor het Europese deel van Nederland gelden.

De minister van Infrastructuur en Milieu,

De minister van Buitenlandse Zaken, 

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet
openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 26,
zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State).