Jaarverslag Buitenlandse Zaken 2016
Stenogram
Nummer: 2017D17013, datum: 2017-06-13, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2017-06-12 15:30: Jaarverslag Buitenlandse Zaken 2016 (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
Preview document (🔗 origineel)
VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG
Concept
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft op 12 juni 2017 overleg gevoerd met de heer Koenders, minister van Buitenlandse Zaken, over:
de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 17 mei 2017 ter aanbieding van het jaarverslag van het ministerie van Buitenlandse Zaken 2016 (34725-V, nr. 1);
de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 2 juni 2017 met antwoorden op vragen van de commissie over het jaarverslag van het ministerie van Buitenlandse Zaken 2016 (2017Z07513);
het wetsvoorstel Jaarverslag en slotwet Ministerie van Buitenlandse Zaken 2016 (34725-V);
de brief van de president van de Algemene Rekenkamer d.d. 17 mei 2017 ter aanbieding van het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2016 bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) (34725-V, nr. 2);
de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 2 juni 2017 met beantwoording van de vragen van de commissie over het rapport van de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag van het ministerie van Buitenlandse Zaken (34725-V-2) (2017Z07492).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse
Zaken,
Omtzigt
De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,
Van Toor
Voorzitter: Omtzigt
Griffier: Van Toor
Aanwezig zijn vier leden der Kamer, te weten: Ten Broeke, Van Helvert, Omtzigt en Sjoerdsma,
en de heer Koenders, minister van Buitenlandse Zaken.
Aanvang 15.51 uur.
De voorzitter:
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft besloten met een
rapporteur te werken. Als een van de weinige commissies behandelt de
commissie het jaarverslag ook in een wetgevingsoverleg, waarmee zij de
verantwoording dus zeer serieus neemt. De commissie heeft de heer Van
Helvert aangesteld als rapporteur. De heer Van Helvert zal eerst namens
de hele commissie een inbreng leveren. Dan zal de minister van
Buitenlandse Zaken namens het kabinet antwoorden. Daarna zullen de
fracties nog een aantal zaken kunnen toevoegen. Mits wij erin slagen een
vijfde Kamerlid hier te charteren, kunt u ook moties indienen, want het
is een wetgevingsoverleg. 18.00 uur als eindtijd is een indicatieve
eindtijd. Wij hoeven die niet te halen, maar die is wel hard voor de
minister. We zullen dus voor die tijd stoppen. Ik geef het woord aan de
heer Van Helvert.
De heer Van Helvert (CDA):
Voorzitter. Als rapporteur heb ik in overleg met de commissie besloten
om op twee punten uit de stukken wat dieper in te gaan, namelijk het
huisvestingsfonds en de gedetineerdenbegeleiding in het
buitenland.
Uit het verantwoordingsonderzoek van de Algemene Rekenkamer blijkt dat
de minister in 2016 5,4 miljoen vanuit het huisvestingsfonds heeft
ingezet voor de algemene uitgaven binnen het apparaat. Dit bedrag en de
aanwending ervan zijn niet in het jaarverslag 2016 vermeld. Ook de
onttrekking van 14,3 miljoen in 2016 en de stand eind 2016 van 24,6
miljoen worden niet in het jaarverslag vermeld. Alleen de toevoeging van
7,6 miljoen is toegelicht. In het verantwoordingsonderzoek concludeert
de Rekenkamer dat de Kamer onvoldoende door de minister wordt
geïnformeerd over de omvang en inzet van de onttrekkingen uit het
huisvestingsfonds. De minister heeft daarop gereageerd. De minister is
van mening dat thans reeds adequaat inzicht wordt geboden in de
aanwending van de middelen. Hij zal de aanbeveling van de Rekenkamer dan
ook niet opvolgen om de Kamer hierover beter te informeren.
In het nawoord schrijft de Rekenkamer toch enigszins verbaasd te zijn
over de mening van de minister. De Rekenkamer wijst erop dat de minister
in het jaarverslag alleen de toevoegingen aan het fonds meldt en niet de
onttrekkingen, de inzet van deze middelen en het saldo. De Rekenkamer
zegt dat die informatie cruciaal is om het parlement zijn budgetrecht te
laten uitoefenen. Ik kan mij daar ook wel in vinden; daarom noem ik het
hier ook expliciet.
Onderdeel van deze afspraak met Financiën is dat het huisvestingsfonds
incidenteel ingezet mag worden ten gunste van het apparaatsbudget van
Buitenlandse Zaken, dus dat kan zeer zeker. De werking van het fonds van
Buitenlandse Zaken is vergelijkbaar met de werking van een
begrotingsreserve, maar dat is het fonds officieel niet. Een
begrotingsreserve is immers ook bedoeld om geld dat de minister niet
binnen een begrotingsjaar kan besteden toch voor een specifiek doel te
reserveren. Het fonds is officieel geen begrotingsreserve. Als je de wet
letterlijk volgt, zou de minister gelijk hebben dat hij zich dan ook
niet op die wijze hoeft te verantwoorden. Dat klopt. Toch zegt de
Rekenkamer het niet voor niets. Ik wil het de minister ook niet voor
niets nog eens vragen, omdat hoe je het ook wendt of keert het
uiteindelijk wel gaat om de publieke verantwoording van publieke
middelen. Strikt formeel gezien heeft de minister dus gelijk. In de
geldende voorschriften zijn namelijk weinig tot geen vereisten te vinden
ten aanzien van de wijze waarop gerapporteerd dient te worden over
middelenafspraken zoals het huisvestingsfonds. Maar goed, als rapporteur
wil ik namens de commissie toch de vraag aan de minister voorleggen:
zullen we over deze publieke middelen niet ook publiek verantwoording
afleggen als ware het een begrotingsreserve?
Tot slot wil ik naar aanleiding van wat de Rekenkamer over dit onderwerp
zegt nog aanreiken dat voor de Kamer niet te volgen is wat het actuele
saldo is van het huisvestingsfonds en welke toevoegingen en
onttrekkingen wanneer zijn gedaan voor welke doelen. Dus in die zin
verzoeken we de minister om de financiële informatie over het
huisvestingsfonds conform de rijksbegrotingsvoorschriften voortaan op te
nemen in de begroting en in het jaarverslag. Dat verzoek leg ik voor aan
de minister.
Het tweede onderdeel betreft de gedetineerdenbegeleiding in het
buitenland. De Rekenkamer heeft in het verantwoordingsonderzoek van dit
jaar gekeken naar de begeleiding van de Nederlandse gedetineerden in het
buitenland. Per 1 januari 2015 heeft de minister het beleid voor deze
begeleiding gewijzigd. De beleidswijziging betreft een reallocatie van
beschikbare middelen, zoals dat netjes heet, en is volgens de minister
geen bezuinigingsoperatie. De Rekenkamer heeft daarover geconstateerd
dat in alle landen het gemiddeld aantal bezoeken sinds 2015 is
afgenomen. Daarmee is volgens de Rekenkamer de voorgenomen reallocatie
niet gerealiseerd, want als je alles optelt en aftrekt, is het gewoon
minder geworden.
Daar heeft de minister op gereageerd. Hij is het ook in dit geval niet
eens met de Rekenkamer. Hij zegt dat er inderdaad een daling van het
aantal bezoeken is, maar dat de kwaliteit van de bezoeken zodanig is
gestegen dat je kunt spreken van een reallocatie en niet van een
bezuiniging. Daar heeft de Rekenkamer ook weer op gereageerd. Hij zegt
dat uit onderzoek niet is gebleken dat er sprake zou zijn van meer
maatwerk of van een kwaliteitsverbetering. Hij vraagt eigenlijk: kunt u
dat dan ergens laten zien, want we hebben geen enkele informatie van
Buitenlandse Zaken waaruit die kwaliteitsverbetering zou blijken. Ik wil
als rapporteur namens de commissie de volgende vraag bij de minister
neerleggen. Als het gaat om deze reallocatie, of om reallocaties in de
toekomst, en als het dus geen bezuiniging is maar een
kwaliteitsverbetering, zou u dan ook duidelijk willen aangeven waar de
kwaliteitsverbetering zit? Dat is op dit moment namelijk niet
helder.
In deze twee punten heb ik mij verdiept als rapporteur namens de
commissie. Ik ben benieuwd naar de reactie van de minister.
De voorzitter:
Dank u wel voor de inbreng namens de commissie. Het woord is aan de
minister van Buitenlandse Zaken.
Minister Koenders:
Mijnheer de voorzitter. Ik dank de rapporteur voor de inbreng in eerste
termijn. Ik denk dat het inderdaad belangrijk is dat deze commissie dit
jaarverslag bespreekt in deze setting. Ik stel het op prijs omdat de
verantwoording van de publieke middelen voor mij een groot goed is en
ook omdat ik — misschien mag ik dat toch zeggen aan het begin van het
debat — heel tevreden ben over de rapporten van de Algemene Rekenkamer.
Die zijn echt ook positief voor ons. Ik heb eerder op dit departement
mogen werken en ik zie dat er een enorme vooruitgang is in het beheer
van onze financiën en de sturing van het personeel. De punten waar nog
kritiek op is, neem ik zeer serieus. Ik ga dan ook graag in op de twee
punten die de rapporteur aan de orde heeft gesteld.
Het eerste punt betreft het huisvestingsfonds. Zoals u weet is bij de
start van het huidige kabinet een taakstelling op het apparaatsbudget
overeengekomen, die Buitenlandse Zaken onder meer invult door de
huisvestingsportefeuille te moderniseren en te rationaliseren. Dat is
een vrij ingewikkeld werkje, want de onroerendgoedprijzen veranderen en
fluctueren. We hebben hier eerder weleens gesproken over de situatie in
het Verenigd Koninkrijk, maar het geldt ook voor veel andere landen. Je
moet in de planning dus een zekere flexibiliteit aanbrengen, want je
moet vaak iets nieuws kopen — meestal kleiner, omdat je bezuinigt — en
iets verkopen op het juiste moment op de markt.
Om dit te faciliteren is er, zoals de heer Van Helvert terecht zei, een
middelenafspraak tussen Buitenlandse Zaken en Financiën gemaakt. In die
zin is de term "huisvestingsfonds" niet goed, want het is eigenlijk geen
huisvestingsfonds. Het is geen fonds in de zin van de boekhoudkundige
term zoals we die hanteren binnen de rijksoverheid. Het idee is dat je
verkoopopbrengsten van onroerend goed in enig jaar flexibel mag inzetten
voor investeringen in huisvesting in de latere jaren, tot en met 2021;
er zit dus ook een finale datum in. Zoals de heer Van Helvert zei, is er
dus inderdaad geen sprake van een begrotingsreserve of van een
fonds.
Voor die middelenafspraak zijn geen specifieke bepalingen in de
begrotingsvoorschriften opgenomen. De heer Van Helvert zegt dat ook. Dat
is ook een van de redenen waarom wij in de beantwoording aan de
Rekenkamer de positie hebben ingenomen die we hebben ingenomen. Omdat de
uitgaven voor aan- en verkoop van onroerend goed onderdeel zijn van de
apparaatsuitgaven, worden deze dus niet expliciet besproken. Mutaties
binnen het vastgoed vormen naast ICT-uitgaven, personele uitgaven en
bedrijfsvoeringsuitgaven onderdeel van de totale
apparaatsbegroting.
Wel is ervoor gekozen om op geëigende begrotingsmomenten, zoals de
tweede suppletoire begroting, additionele informatie over de verkoop van
vastgoed op te nemen. De heer Van Helvert heeft dat ook vermeld. In
feite zegt de Kamer: we zijn er niet helemaal tevreden mee, want we
krijgen dan wel een overzicht, maar het is niet altijd duidelijk of dat
volledig is en of we een volledig beeld hebben van wat onttrokken wordt
en wat niet. Misschien toch even van mijn kant verhelderend: ik ben
uiteraard bereid om in de begroting en in het jaarverslag een overzicht
te geven van de onroerendgoedmutaties die gemoeid zijn met het
huisvestingsfonds. Maar ik doe dat dan om redenen die de Kamer hier naar
voren brengt. Want het is aan de Tweede Kamer om ook mede te bepalen wat
voor informatie zij wenst te hebben. In onze beantwoording aan de
Rekenkamer hebben we alleen duidelijk gesteld dat dit geen fonds is, dat
het echt gaat om een middelenafspraak en dat we dus ook niet gehouden
zijn om te rapporteren. Nu begrijp ik heel goed dat de Kamer een beeld
wil hebben van hoe wordt omgegaan met de eindejaarsmarge en hoe we die
eventueel gebruiken voor apparaatskosten. In die zin, in het licht van
de opmerkingen die door de rapporteur zijn gemaakt, ben ik bereid om in
de begroting en in het jaarverslag, dus in beide, een overzicht te geven
van de onroerendgoedmutaties die gemoeid zijn met het
huisvestingsfonds.
Ik zou daarbij willen opmerken dat ik mij daarbij een presentatie op
hoofdlijnen voorstel. Dat zeg ik alleen maar vanwege de
onderhandelingspositie van de Nederlandse regering als het gaat om
onroerendgoedaankopen en -verkopen. Ik denk dat we kunnen voldoen aan de
wensen van de Kamer om duidelijker aan te geven wanneer er iets
onttrokken wordt. Het zijn allemaal geen spectaculaire bedragen, maar
uiteraard zullen we de Kamer, als zij daarmee instemt, tegemoetkomen op
dit punt van het huisvestingsfonds.
Dan kom ik op het tweede punt. Dat punt is belangrijk, omdat het veel
door de Kamer aan de orde is gesteld. Het betreft de hele problematiek
van consulaire dienstverlening in haar algemeenheid, in het bijzonder
gericht op gedetineerdenbegeleiding en -bijstand. Laat ik eerst zeggen,
en dat is echt belangrijk om nog eens te onderlijnen, dat consulaire
bijstand aan Nederlanders in nood niet alleen een prioriteit is maar ook
blijft. Dat geldt in het bijzonder voor de gedetineerdenbegeleiding. Ook
dat is en blijft een prioriteit van DCV (Directie Consulaire Zaken en
Visumbeleid), onze afdeling die daar direct verantwoordelijk voor is. Ik
vind het belangrijk om dat te zeggen. Ik zal ook zo aangeven hoe we dat
doen en ingaan op de kritiek van de Rekenkamer.
Het is misschien belangrijk om te beginnen met één punt: wij bezuinigen
niet op de gedetineerdenbegeleiding. Dat is ook in 2015 afgesproken met
de Kamer. Het bedrag is 2 miljoen en blijft 2 miljoen. Ik ben zelfs van
plan, mocht mij dat nog gegeven zijn, om daar wat aan toe te voegen in
het licht van medische en andere bijdragen bij de aanstaande begroting.
In ieder geval is voorlopig het bedrag constant. Er is eerder sprake van
een verhoging binnenkort dan van een verlaging. Er wordt dus niet
bezuinigd. Ik benadruk dat ik niet heb bezuinigd op
gedetineerdenbegeleiding, noch op mensen, noch op programma's.
Integendeel, we hebben meer budget beschikbaar gesteld en uitgegeven aan
een aantal subsidiepartners. Zoals ik zei, zou dat nog wel iets kunnen
uitbreiden in de richting van medische zorg aan gedetineerden in
zorglanden.
Nu zegt de Rekenkamer, en daar stelt de rapporteur begrijpelijkerwijs
vragen over, dat het totale aantal bezoeken aan gedetineerden is
gedaald. Dat klopt, maar daar zou ik twee dingen over willen opmerken.
Ten eerste dat we veel meer doen dan het bezoeken zelf. Ten tweede: is
het inderdaad zo dat het ernstig is dat het totale aantal bezoeken naar
beneden is gegaan, en waar ligt dat eigenlijk aan?
Ten eerste wil ik iets zeggen over de gedetineerdenbegeleiding in zijn
algemeenheid. Uiteraard gaat dat over bezoeken van ambassademedewerkers,
maar daarnaast zijn wij zeer actief om de autoriteiten aan te spreken op
hun verantwoordelijkheid voor de Nederlandse gedetineerden. Dat doe ik
via demarches, bilateraal maar ook in EU-verband. Dat hebben wij onlangs
nog in India gedaan. Wij subsidiëren bezoeken door andere partijen als
de Nederlandse gedetineerde dat wil. Dat zijn bezoeken op het gebied van
resocialisatie, extra zorg en juridisch advies. Wij geven informatie aan
Nederlandse gedetineerden en aan hun contactpersonen. Wij houden contact
met de lokale autoriteiten, de gevangenisdirectie en de advocaat. Wij
hebben budget voor noodzakelijke medische zorg voor zieke gedetineerden
indien de lokale autoriteiten, die uiteraard daarvoor de
verantwoordelijkheid dienen te dragen, de medische zorg niet kunnen
leveren en de gedetineerde zelf of zijn familie deze zorg niet kunnen
betalen.
Maatwerk betekent — daar zitten een aantal verbeteringen in, naar mijn
overtuiging — dat wij gezegd hebben, zoals ook met de Kamer is
besproken, dat we de focus nu vooral moeten leggen op landen waar de
detentieomstandigheden niet adequaat zijn. Daar leggen wij meer bezoeken
af en zijn alle subsidiepotjes, om het zo maar even te zeggen, open. Dan
gaat het over resocialisatie, extra zorg, juridisch advies et cetera.
Daar investeren wij ook in de kwaliteit van de bezoeken van de
ambassademedewerkers, bijvoorbeeld ten behoeve van betere handvatten om
kwetsbare gedetineerden in beeld te krijgen, zoals ook in het
Rekenkamerrapport heeft gestaan. Er is dus altijd een intakegesprek per
gedetineerde per land. Dat geldt zowel voor zorg- als niet-zorglanden.
Dus iedereen is wel in beeld. Het beeld dat mensen niet in beeld zouden
zijn is dus onjuist. Aan de hand van een checklist wordt in het eerste
bezoek een zo helder mogelijk beeld van de situatie van de gedetineerde
verkregen. Indien nodig krijgen kwetsbare gedetineerden extra consulaire
bijstand, ook als ze in een niet-zorgland verblijven.
U herinnert zich nog wel de zaak die hier is besproken. Ik wil verder
niet op individuele gevallen ingaan, maar dat is ook een publieke zaak
geweest. Dat was de zaak van de heer Van der Dussen. Dat was aan de orde
in een niet-zorgland. Even los van de vraag hoe je daar precies allemaal
in gezeten hebt, maar daarvan kun je in ieder geval niet zeggen: het is
Spanje, een EU-land, dus dat zou minder aandacht moeten krijgen.
Informatie van de gedetineerde zelf, zijn familie, de gevangenis en
vrijwilligers van reclassering is dan ook heel belangrijk om te weten of
een gedetineerde kwetsbaar is en extra bijstand nodig heeft. Daarnaast
investeren wij in lokale netwerken van vrijwilligers die sneller en
vaker bij de gedetineerde op bezoek komen. Het gaat dus niet meer alleen
om het dure invliegen vanuit Nederland. U kunt zich voorstellen dat dat
nogal wat kost. Wij proberen een netwerk dichter bij de gedetineerde te
organiseren. Ook daarbij ligt de focus meer op de probleemlanden. Het
gaat dus niet om een bezuiniging. Nederland geeft door de bocht genomen
uitgebreidere bijstand aan gedetineerden dan andere EU-landen,
bijvoorbeeld door de samenwerking met de reclassering, de gerichtheid op
resocialisatie en het geven van extra zorg.
Over het gedaalde aantal bezoeken maak ik mij, in tegenstelling tot de
Rekenkamer, geen zorgen. Dat is namelijk heel goed verklaarbaar. Er
wordt minder bezocht in met name Europa en er zijn minder gedetineerden
dan in de afgelopen jaren, vanwege de WETS (Wet wederzijdse erkenning en
tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties) en de
WOTS (Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen), die het mogelijk
maken om je straf in Nederland uit te zitten. Daardoor worden
gedetineerden na een onherroepelijke veroordeling naar Nederland
overgebracht om hun reststraf uit te zitten. Dat is bij de WOTS vaak
veel ingewikkelder. Dan heb je vaak met moeilijkere landen te doen waar
de procedures langer zijn. Die proberen wij waar mogelijk wel te
bespoedigen, maar in the end is dat afhankelijk van de rechtsgang in dat
land. In het bijzonder zie je bij de WETS, dus als het gaat om Europese
landen, grote aantallen nu terug naar Nederland gaan. Dat betekent dus
ook dat je minder hoeft te bezoeken.
De komende tijd zal het ministerie zich richten op het verder verbeteren
van onze gedetineerdenbegeleiding. Ik heb daar een aantal punten van
genoemd; die zal ik niet herhalen. Daarnaast is er een aanbeveling die u
niet genoemd hebt, maar die ik zelf nog even zou willen noemen: de
relatie met de minister van V en J ten aanzien van de procedure van de
WOTS. Het belangrijkste is dat je zo'n procedure sneller dan voorheen
kunt indienen als de reststraf in Nederland nog voldoende is om
overgebracht te worden. Het issue is namelijk vaak dat wij lagere
straffen hebben. Als je ergens anders een heel lange straf hebt en het
heel erg lang duurt voordat de WOTS gaat werken, dan blijft er heel erg
weinig over in Nederland.
Kort en goed: het hele beleid van gedetineerdenbegeleiding heeft niet
alleen onze prioriteit, wij zetten daar ook fors op in. Ik spreek daar
regelmatig over met mijn mensen. Ik begrijp het punt van de Rekenkamer,
maar het is geen bezuiniging. Daarmee ben ik het echt oneens. Het is ook
niet zo dat wij per saldo op de een of andere manier mensen minder
bedienen. Maatwerk is iets wat wij met de Kamer zijn overeengekomen en
dat wordt nu in de praktijk gebracht.
De voorzitter:
Ik ga het nog meemaken dat we een debat er als een speer doorheen jagen.
Als de rapporteur of de twee andere leden nog vragen hebben ter
verduidelijking, kunnen die nu worden gesteld. Zo niet, dan ga ik over
tot de eerste termijn van de Kamer. De heer Van Helvert heeft nog een
verduidelijkingsvraag.
De heer Van Helvert (CDA):
Als rapporteur heb ik nog een vraag over het eerste punt: het
huisvestingsfonds. Ik dank de minister allereerst voor de beantwoording.
Het is goed om te horen dat de minister zeer tevreden is over de
rapporten van de Algemene Rekenkamer, niet wat betreft de twee stukjes
over zijn begroting, maar over het algemeen wel. Dat is hartstikke goed.
Daarom is het ook goed dat we het er vandaag over hebben.
Ik ben blij dat de minister bereid is om ons in de begroting en de
jaarverslagen mutaties te doen toekomen. Mutaties kunnen in- of uitgaand
zijn. De Rekenkamer heeft erop gewezen dat de minister in het
jaarverslag alleen af en toe de toevoegingen aan het fonds vermeldt en
niet de onttrekkingen. Dat is juist voor de taak van de
volksvertegenwoordiging heel goed. Ik heb als rapporteur onder elkaar
gezet wat de minister over toevoegingen en onttrekkingen heeft gezegd.
Ik noem er een paar. In de begroting van 2014 is geen informatie
opgenomen over het huisvestingsfonds. Dan zul je je afvragen: misschien
wel in de eerste of tweede suppletoire begroting? In de eerste
suppletoire begroting staat alleen een toevoeging van 8 miljoen en voor
de rest niets. In de tweede suppletoire begroting staat een toevoeging
van 13,5 miljoen en voor de rest niets. In de eerste suppletoire
begroting van 2015 staan geen mutaties en in het jaarverslag van 2015
staat alleen een toevoeging van 3,8 miljoen. Zo kan ik ook 2016 met u
doornemen. Als ik de minister nu hoor zeggen dat hij bereid is om dit te
doen, dan ga ik ervan uit dat hij daarmee zowel op de inkomsten als de
uitgaven doelt. Dat was mijn verduidelijkingsvraag, voorzitter. Als
rapporteur durf ik namens de commissie te zeggen dat we alle begrip
hebben voor de strategische belangen van het kabinet als het hierover
niet alles kan zeggen.
Ik kom op het tweede punt: de gedetineerdenbegeleiding. De minister
heeft heel duidelijk gezegd dat er geen sprake is van een bezuiniging,
maar van een reallocatie. Als ik hoor wat de minister allemaal doet, zou
ik als rapporteur zeggen: zet uzelf dan wat beter in de bloemetjes in
het verslag of in de begroting. De vraag van de Rekenkamer en van mij
als rapporteur was: als het geen bezuiniging is maar een reallocatie,
laat dan zien waar het veel beter is geworden. De minister heeft dat net
mondeling hartstikke mooi gedaan, dus mijn vervolgvraag als rapporteur
aan de minister is: zou hij dat in vervolg gelijk willen doen? Wij zijn
daar heel benieuwd naar.
Minister Koenders:
Hartelijk dank voor de gemaakte opmerkingen. Er zijn twee vragen aan mij
gesteld. De eerste vraag betreft de aard en de omvang van de toezegging.
Die is inderdaad zoals ik haar in de eerste termijn heb gedaan, maar ik
zal het nog even toelichten. Het betekent dat zowel de onttrekkingen als
de eventuele bedragen die te maken hebben met opbrengsten in het
jaarverslag en via de begrotingsmechanismen zullen worden vermeld. Ik
moet de heer Van Helvert misschien wel in één ding teleurstellen. We
hebben het meeste al vermeld, dus het gaat om heel weinig bedragen. Het
is niet zo dat we iets op de een of andere manier hebben willen
achterhouden, maar ik begrijp de zorg van de heer Van Helvert. Hij wil
zeker weten dat het niet hapsnap is. Als ik de bedragen uit 2014 bekijk,
ging het inderdaad om het bedrag dat is genoemd. Daarover zal in de
begroting of in het jaarverslag niet iets anders zijn genoemd. In een
ander jaar gaat het om een heel klein bedrag waarbij nog wel iets zou
moeten worden genoemd vanwege de verkoop van een pand in Kopenhagen
enzovoorts. Wij zijn er in ieder geval van overtuigd dat we dit zullen
doen op de manier waar de heer Van Helvert om vraagt. Ik vind het
belangrijk dat hij het vraagt. Want nogmaals: we zijn er niet toe
verplicht. Dat betekent niet dat we informatie willen achterhouden, maar
we willen ook niet eindeloos met enorme hoeveelheden gegevens naar de
Kamer komen. De heer Van Helvert heeft gezegd dat hij dit een onderdeel
van de politieke verantwoording en het budgetrecht vindt, dus gaan we
dit doen.
Ik heb gelukkig een aantal collega's bij me die te maken hebben met
gedetineerdenbegeleiding, dus die zullen de visie van de rapporteur dat
ik dat wat meer in de bloemetjes moet zetten dan ik tot nu toe gedaan
heb, ongetwijfeld delen. Maar, ik zeg er direct bij dat het natuurlijk
wel het beste is om de Kamer daarover te berichten, zoals de Kamer dat
ook wil met betrekking tot het huisvestingsfonds, maar misschien iets
minder kwantitatief en meer kwalitatief. De IOB zal ook de
gedetineerdenbegeleiding evalueren. Dat doen we dit jaar. Eind dit jaar
of begin volgend jaar krijgt de Kamer daar een rapportage van, althans
dan zullen wij er een oordeel over vellen wat het IOB-rapport heeft
opgeleverd. Dan kan zij zelf checken of hetgeen de IOB vindt of wij hier
beweren, ook klopt. Dit is echt de benadering die wij kiezen. Ik ben er
diep van overtuigd dat dat een kwalitatieve verbetering en geen
bezuiniging is.
De voorzitter:
Dan was dit een soort mini-tweede termijn van de rapporteur. Dan ga ik
nu over tot het "normale" debat van de Tweede Kamer. Eerste spreker is
de heer Ten Broeke van de fractie van de VVD. In deze termijn spreekt de
heer Van Helvert niet als rapporteur namens de hele Kamer, maar slechts
namens de negentien CDA-leden.
De heer Ten Broeke (VVD):
Hoeveel leden zei u?
De voorzitter:
Ik probeer de processen-verbaal in te zien, maar dat is mij vandaag
geweigerd. Dat is dus een heel ander probleem.
De heer Ten Broeke (VVD):
O jee, voorzitter. Maar mag ik met uw welnemen allereerst de heer Van
Helvert in zijn hoedanigheid als rapporteur dankzeggen voor het vele
werk dat hij heeft gedaan met steun en hulp van zijn ambtenaren. Ik vind
het persoonlijk van heel groot belang dat wij dit doen, ook al zijn de
bedragen soms heel klein. Als de commissie van Buitenlandse Zaken weer
eens ergens een paar uur over heeft gesproken, krijg ik van mijn
fractiegenoten licht smalend om niet te zeggen met een glimlach om de
mondhoeken te horen: hebben jullie nu het conflict in het Midden-Oosten
weer opgelost? Mijn fractie gaat vervolgens meestal direct door naar de
lunch, de bar of wat dan ook te pas komt. Ik laat ze dan graag in die
waan. De gedachte die daaraan ten grondslag ligt, is dat wij heel weinig
wetgeving maken. Totdat er ineens een verdrag voorbijkomt waarover een
referendum wordt georganiseerd, en dan is de hele politieke agenda van
slag. Ook zegt men dat we ons niet druk zouden maken over het geld. De
begroting van Buitenlandse Zaken is weliswaar vrij aanzienlijk, maar de
vrij besteedbare ruimte is heel gering. We doen heel veel met dat geld.
Ik klop meestal bij diezelfde collega's weer aan de deur, zeker als ze
in het buitenland zijn ontvangen op een post waar ze hebben
geconstateerd dat we met heel weinig mensen heel goed werk leveren, en
dan neemt hun waardering zienderogen toe.
Toch is het goed om hier op maandagmiddag te spreken met de minister van
Buitenlandse Zaken over de begroting. Ik wil niet direct beginnen met de
bloemen — dat heeft onze rapporteur al gedaan; dat kan hij straks
doorgeven aan de afdeling die daarvoor verantwoordelijk is — maar met
een compliment aan de minister en zijn rechtsvoorganger voor de
hervormingen die in de afgelopen jaren onder hun leiding zijn
doorgevoerd. Dat was geen eenvoudige tijd. Nederland stond er moeilijk
voor en we kunnen allemaal constateren dat het weer goed gaat. Daar
heeft iedereen, dus ook diplomaten en Buitenlandse Zaken, een geweldig
steentje aan bijgedragen. Zeker omdat ik een partij vertegenwoordig die
bezuinigingen in het verleden mede heeft geïnstigeerd, wil ik dat deel
nu ook voor mijn rekening nemen.
Nederland speelt diplomatiek nog altijd in een veel hogere
gewichtsklasse dan waar we gelet op de omvang van ons land wellicht
recht op zouden hebben. Dat recht verdienen we dus met kwaliteit, niet
met kwantiteit. En die kwaliteit is er.
De vraag in het buitenland naar diplomatieke inzet en consulaire
bijstand neemt alsmaar toe. Nederlanders reizen graag. Het buitenland is
voor ons een verdienmodel, maar ook een vakantiebestemming. Maar we
hebben sinds een paar jaar ook geleerd dat de wereld een nasty place is.
Er kunnen ook met Nederlanders vreselijke dingen gebeuren. Dan moeten we
ineens diplomatiek in- en bijspringen. Dat gebeurt ook. Ik wil dat hier
memoreren. Dat gebeurt vaak op plekken die ontzettende risico's met zich
meebrengen. De toegang tot het nieuws over de hele wereld zorgt ervoor
dat het departement nog sneller met aanpassingen van het reisadvies moet
komen, soms zelfs ook op onze instigatie. Als een reiziger eventjes niet
reageert op een sms, dan is er ook direct via de social media een
reactie. Zijn er spanningen in de buurt van een vakantiebestemming?
Vroeger was dat een stoer verhaal na vier weken met misschien wat dia's.
Tegenwoordig is het direct via social media mee te krijgen. Buitenlandse
Zaken kan tegenwoordig rekenen op instantbijstandsverzoeken van het
thuisfront, familie en iedereen die zich daarmee wenst te bemoeien. Dat
vraagt veel van het ministerie.
Het ministerie levert op dat vlak indrukwekkend werk af. Mag ik beginnen
met mijn waardering uit te spreken voor de 24/7-app? Ik heb 'm zelf ook
en ik raadpleeg hem. Hij is gewoon goed. Ik weet dat het ministerie
bezig is om hem nog verder te verbeteren om hem over de hele wereld uit
te rollen. Er zit een contactcenter achter. Dat heb ik ook weleens aan
de telefoon gehad. Dat gaat ook heel redelijk. Met andere woorden: de
consulaire dienstverlening is echt aan een modernisering- en
verbeterslag bezig.
De voorzitter:
U bent aardig op dreef met uw spreektijd. U hebt zes minuten en daarvan
hebt u er al vierenhalf verbruikt.
De heer Ten Broeke (VVD):
Ik dacht dat een WGO onbeperkte spreektijd kende. Eventueel kan de heer
Sjoerdsma mij straks interrumperen over de motie-Sjoerdsma.
Toch zijn er ook verbeterpunten. We hebben het al gehad over het
huisvestingsfonds. Ik wil genoegen nemen met de toezeggingen die zijn
gedaan in reactie op de rapporteur, want die zijn helder. Dat geldt ook
voor de gedetineerdenbegeleiding. Ik zou er wel op willen wijzen dat ik
behoefte heb aan kwantitatieve informatie over het huisvestingsfonds en
de gedetineerdenbegeleiding. Ik wil dus graag aantallen en cijfers waar
dat kan, om de doodeenvoudige reden dat ook wij in onze afwegingen
kunnen aangeven welke kwantitatieve en kwalitatieve inspanningen er zijn
geleverd. Wij worden hierover namelijk ook benaderd. Kwalitatief weten
wij het vaak beter omdat wij ook weleens vaker met dat bijltje gehakt
hebben, of omdat mensen ons benaderd hebben waarna wij het ministerie
weer benaderd hebben. Maar het zou ons helpen als we ook gewoon de
aantallen erbij hebben.
De Rekenkamer kwam met een forse omschrijving. De rapporteur haalde het
ook aan: onvoldoende geïnformeerd zijn en het resultatenonderzoek.
Normaal gesproken zijn dat soort kwalificaties aanleiding voor zware
moties. Ik herhaal ze hier even niet. Ik denk dat de toezegging in
principe voldoende is. Ik ga er dus van uit dat de minister inderdaad
bereid is om het huisvestingsfonds voortaan gewoon op te nemen in de
begroting en het jaarverslag. Hoe hij het precies noemt is een tweede,
maar ik denk dat het wel nodig is om het op te nemen.
Ik kom op het postennet. Dat is de afgelopen jaren hervormd en
gemoderniseerd. Er is zwaar op bezuinigd. Vervolgens is dat weer
gerepareerd met de Sjoerdsmagelden; beroemd in vele kringen, niet in de
laatste plaats in die van de coalitie. Dat wordt altijd tandenknarsend
uitgesproken, maar dat weet de heer Sjoerdsma en hij geniet er ook
altijd van als ik dat memoreer. De heer Sjoerdsma had zijn hand
kennelijk een klein beetje overspeeld, want toen kwam het
amendement-Sjoerdsma bij de begroting van vorig jaar. Daarin werd extra
geld voor het beleidsartikel consulair gereserveerd. De minister zei
toen letterlijk: ik heb daar op dit moment eigenlijk helemaal geen
problemen. Vervolgens zag ik de minister afgelopen maand heel
enthousiast reageren op de oproep van de AIV om fors te investeren in
diplomatieke slagkracht van het ministerie. Dat is weliswaar niet alleen
consulair, maar de AIV bedoelde er wel degelijk ook consulair mee. Hoe
verhouden die beide reacties zich tot elkaar? Is de ene van een minister
die op de begroting let en de tweede een soort van brief aan zijn
opvolger? Hoe moeten we dat zien? Ik zou willen weten hoe het zit met de
uitvoering van de motie-Sjoerdsma, maar daar zal de indiener
ongetwijfeld zelf ook naar vragen.
Ik moet zeggen dat ik onder de indruk ben van de rationaliseringslag die
is doorgevoerd in de VS, maar ook in Canada. Ik doel op de inkrimping in
Ottawa. Tegelijkertijd is er sprake van colocatie. Ik geloof dat de
minister vorige week of twee weken geleden nog in Valletta was om daar
colocatie mogelijk te maken. Dat is op een aantal plekken gewoon aan de
orde van de dag en dat werkt volgens mij ook.
Dan wil ik nog iets vragen over twee punten die ik zelf heb ingebracht.
Dat zijn mijn laatste punten, voorzitter. We zijn met z'n tweeën, dus u
kunt me wel een klein beetje slack geven, denk ik. Het eerste punt gaat
over de pilot uitbesteding van documentverstrekking aan de externe
dienstverleners in Edinburgh. De minister heeft toegezegd deze te zullen
evalueren en de uitkomsten met de Kamer te delen. Ik wacht nog altijd
met spanning op die uitkomsten. Wanneer kunnen we die evaluatie
tegemoetzien? En is de uitbesteding van de informatievoorziening die de
minister in de brief van vanmiddag aankondigde ook van deze evaluatie
afhankelijk, of staat dat uitbestedingstraject daar los van met
betrekking tot de documentverstrekking? U kent de VVD-interesse in het
verder rationaliseren en moderniseren van die
documentverstrekking.
Ten slotte heb ik nog een vraag over een motie die ik zelf heb
ingediend. Ik ben tevreden over de manier waarop de minister het
amendement-Ten Broeke c.s. over de forced marriage unit — de minister
heeft daar de "eenheid huwelijksdwang" van gemaakt — heeft opgepakt. Ik
ben daar tevreden over omdat de minister ook akkoord gaat. Dat is
natuurlijk lastig voor een minister, want dan moet je een beetje over je
eigen ministerie heen kijken, inclusief de inzet van meer ervaren
recherchecapaciteit. Dat betekent dat je niet alleen een echte think
tank, een soort denktank met deskundigheidsfunctie, of een campagne
inzet, maar ook dat je echt gaat bekijken of je de juiste mensen kunt
krijgen om die meisjes, natuurlijk met instemming van de lokale
autoriteiten, weer terug te krijgen. Dat is een heel concreet plan, dat
in Noorwegen en het VK gewoon werkt. Ik zou de minister willen vragen om
toch nog eens serieus met de Noorse regering en met de opstellers van
dat programma in gesprek te gaan. Hij geeft aan dat hij daartoe bereid
is. Ik vraag hem ook om niet alleen met hen in gesprek te gaan, maar ook
met Nederlandse ngo's die hier verstand van hebben. Ik vraag dat zelden
of nooit, maar hier doe ik het heel bewust. Girls Not Brides heeft de
minister zelf al genoemd in zijn brief. Ik zou daar Femmes for Freedom
aan willen toevoegen. Ik zeg dat niet omdat ik veel overleg wil
instigeren — ik ben daar over het algemeen avers van — maar omdat heel
veel meldingen allereerst bij hen binnenkomen. Zowel in het kader van
early warning als in het kader van early detecting van dit soort
misstanden hebben zij dus vaak in een vroeg stadium informatie. Het kan
goed zijn om te proberen daar naadloos mee samen te werken.
Tot zover mijn eerste termijn, voorzitter. Ik dank u voor uw coulance.
De bloemen die ik niet heb uitgedeeld, gaan wat mij betreft naar
u.
De voorzitter:
Nou, u begon alsof het complimentendag was, maar ik moet toch één ding
zeggen. U hebt meer spreektijd gebruikt dan de rapporteur of de minister
bij de beantwoording in eerste termijn. Mijn coulance was vandaag dus
erg groot, maar dat wordt ze niet altijd.
Ik merk ook nog even twee procedurele dingen op. Zowel het
amendement-Ten Broeke als het amendement-Sjoerdsma heeft betrekking op
het jaar 2017 en zou dus eigenlijk beter aan de orde gesteld kunnen
worden bij de bespreking van de Voorjaarsnota over 2017 dan bij die van
het jaarverslag over 2016. Strikt genomen kijken wij vandaag namelijk
terug op de manier waarop het ministerie en de hele dienst in 2016
gefunctioneerd hebben. Ik kijk zo ook even naar de minister om te zien
of hij misschien toch nog een antwoord kan geven. Je kunt forced
marriage units hiermee laten samenhangen. In reactie op de opmerking van
de heer Ten Broeke zeg ik: de Tweede Kamer kijkt vaak meer naar voren
dan terug; dat geef ik toe.
De heer Sjoerdsma (D66):
Voorzitter. Ik was niet van plan om uw geduld zo te tarten als de
voorgaande sprekers misschien deden. Ik wilde wel beginnen met — laat ik
daar enigszins de tijd voor nemen — het bedanken van de rapporteur en de
minister en zijn ministerie. Datgene wat de minister zojuist heeft
gezegd, klopt natuurlijk wel. De Algemene Rekenkamer is over het
algemeen behoorlijk positief en complimenteus over de manier waarop het
ministerie op dit moment werkt, maar ook over de manier waarop het de
afgelopen jaren beter is gaan werken. Dat is zeker geen
vanzelfsprekendheid; collega Ten Broeke heeft dat ook al gezegd.
Het verzoek was om het met name te hebben over een terugblik. Dat zal ik
ook doen in eerste termijn. 2016 was een nogal bijzonder jaar. Er kwam
een nieuwe president in de Verenigde Staten, die wellicht wat
onvoorspelbaarder is dan de vorige president. De Britten gingen uit de
EU. Er waren verderfelijke aanslagen in Brussel, Istanbul, Nice en
Berlijn. Er is nog steeds migratieproblematiek. Er zijn nog steeds
gevechten tegen ISIS. Dan heb ik het nog niet eens gehad over de
intimidatie die wij bijna dagelijks ondervinden vanuit Rusland. Het was
dus een nogal bewogen jaar met heel grote internationale ontwikkelingen.
Het is meer dan duidelijk hoe belangrijk het voor ons als land is om
goede ogen en oren in het buitenland te hebben. Dat geldt niet alleen in
politieke zin en in economische zin. Dat geldt nadrukkelijk ook in
consulaire zin. Daar is net al vrij uitgebreid over gesproken.
Het is een tijd waarin diplomaten misschien wel harder nodig zijn dan in
het recente verleden en ooit tevoren. Ik vind het dan ook niet zo vreemd
dat de Adviesraad Internationale Vraagstukken adviseert om het
postennetwerk flink te versterken. Dat is nodig nadat er flink in is
gesneden. Collega Ten Broeke meldde dat net al. Dankzij mijn fractie en
GroenLinks is dat snijden gedeeltelijk ongedaan gemaakt. Maar het roept
wel vragen op. Die vragen raken aan wat de heer Ten Broeke net zei. In
het verleden heeft deze minister gesteld geen extra geld nodig te
hebben. Hij heeft gezegd dat hij niet zit te wachten op extra consulaire
investering. Maar ik teken de volgende quote op uit de reactie op het
rapport van de AIV: "De geopolitieke vakantie is voorbij". De minister
noemde die bezuinigingen "onverantwoord". Het waren toch bezuinigingen
van dit kabinet. Daarom wil ik de minister het volgende vragen.
Onderschrijft dit kabinet ook de aanbevelingen en de conclusies van het
AIV-rapport? Wat vond de minister de afgelopen vijf jaar precies
onverantwoord? Welke nadelige gevolgen heeft Nederland of hebben
Nederlandse belangen de afgelopen vijf jaar ondervonden als gevolg van
die bezuinigingen? Als de minister dit echt meent — het is namelijk
nogal wat om te zeggen: de geopolitieke vakantie is voorbij — welke
oplossing en welke wijzigingen hebben wij dan gezien in de Voorjaarsnota
om daaraan iets te doen?
Met betrekking tot de gedetineerdenbegeleiding en huisvesting heeft de
heer Van Helvert als rondemiss gefunctioneerd en de bloemen uitgedeeld.
Ik sluit mij echter aan bij de andere spreker die heeft gezegd dat hij
graag die cijfers zou zien. De minister heeft dit beloofd voor het
huisvestingsfonds, dat is goed, maar ik zou over de gedetineerden toch
graag op papier zien of anders in een mondelinge toelichting op de
cijfers horen waarom er geen sprake is van een bezuiniging. Woordelijk
snap ik het. De kwaliteit is verbeterd en de minister zegt dat wij meer
activiteiten in zorglanden ondernemen dan wij eerder deden. Ik ken de
afdeling financiële zaken van Buitenlandse Zaken als zeer nauwgezet. Dan
zou er toch ook een financiële onderbouwing moeten kunnen worden gegeven
van de activiteiten die worden uitgevoerd? Als dit niet kan, is het de
vraag waarom niet.
De minister wil samen met V en J aan de slag om te komen tot een
oplossing van de problemen met de WOTS en WETS. Dat lijkt mij
bemoedigend en ook belangrijk, omdat het heel vervelend is als
gedetineerden uit het buitenland terugkomen zonder resocialisatie. Daar
hebben wij als maatschappij vaak last van, maar daar hebben de
gedetineerden ook last van. Kan de minister wat concreter ingaan op de
vraag waar zijn overleg met Veiligheid en Justitie naartoe gaat? Ik wil
hem een suggestie meegeven — voor zover dat niet gebeurt, dat kan ik
niet overzien — namelijk dat gedetineerden in het buitenland op het
allereerste moment bij het eerste consulaire bezoek worden geïnformeerd
over WOTS-aanvragen om er zo voor te zorgen dat die aanvragen zo
vroegtijdig mogelijk kunnen worden ingediend. Als ze zo vroeg mogelijk
kunnen worden ingediend, is er een kans dat de resterende strafmaat
zodanig is dat je hier nog kunt resocialiseren. Richt het Bureau
Buitenland van Reclassering Nederland waarop de minister zich beroept en
waarnaar hij verwijst, zich ook op niet-Europese landen? Als dat niet zo
is, zou het dan niet verstandig zijn om het Bureau Buitenland die
opdracht te geven?
Ik zal het hier met het oog op de tijd en met het oog op uw geduld bij
laten, voorzitter.
De voorzitter:
U hebt nog wat tijd over, maar dank voor uw inbreng.
Het woord is aan de heer Van Helvert namens de fractie van het
CDA.
De heer Van Helvert (CDA):
Voorzitter. De CDA-fractie wil allereerst de rapporteur hartelijk danken
voor de geweldige inspanning. Zelden zag de fractie zo'n toewijding,
piëteit, uithoudingsvermogen en inzet. Voorzitter, u ziet dat ik de
tekst voorlees van de heer Knops, die ik vandaag vervang als lid van
deze fractie.
De rapporteur heeft vooral gesproken over twee punten die in overleg met
de commissie zijn besproken. Daarnaast onderschrijf ik namens mijn
fractie de complimenten die uitbundig door de heren Ten Broeke en
Sjoerdsma zijn uitgedeeld voor de verbeterpunten van het minister. De
CDA-fractie dankt ook de ondersteuning van de rapporteur voor het werk
dat is geleverd.
Namens de CDA-fractie wil ik hier nog een punt aan toevoegen; dit heeft
betrekking op de gedetineerdenbegeleiding. Wij kunnen ons vinden in de
oproep om ook de kwantitatieve gegevens aan te leveren. Onze specifieke
vraag heeft betrekking op de officiële taak van Buitenlandse Zaken in de
rechtsgang. Het Verdrag van Wenen stelt dat je altijd het recht hebt om
iemand van je eigen land te zien. Is dat in ieder geval afgezekerd
ondanks de reallocatie?
De voorzitter:
De minister vraagt een korte schorsing om zijn antwoord voor te
bereiden.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Minister Koenders:
Voorzitter. Ik dank de Kamer voor de in eerste termijn gestelde vragen.
Ik kan deze vrij zakelijk beantwoorden. In de brief naar aanleiding van
de motie-Pechtold om te rapporteren over het gedetineerdenbeleid zal ik
ook verslag doen van de reallocatie van middelen, zodat de Kamer naast
een kwalitatief ook een beter kwantitatief inzicht krijgt in de manier
waarop wij met gedetineerden omgaan. Ik hoop dat dit de zaak wat kan
verhelderen. Daarnaast staat op de rol de evaluatie die later
komt.
Ik kan tegen de heer Van Helvert zeggen dat inderdaad iedereen bereikt
kan worden. Het Verdrag van Wenen is niet alleen van toepassing, maar
functioneert in de praktijk. Voor zover ik weet, zijn er geen problemen
mee, mits de gedetineerde in kwestie ook zelf bezocht wil worden, wat
niet altijd het geval is.
Er is ook gevraagd naar de relatie met de collega van V en J. Ik kan
zeggen dat die goed is, maar het gaat misschien niet om een
kwalificatie, maar ook om wat wij in die gesprekken doen. Het gaat bij
WETS en WOTS bijna per definitie om gedetineerden in het buitenland. Die
overbrenging naar Nederland is in het belang van de gedetineerde, om
goed te kunnen resocialiseren. Het ministerie van Buitenlandse Zaken wil
daar graag aan meewerken. Wij geven ook subsidie aan Reclassering
Nederland. De toepassing van de subsidie geldt wereldwijd. Het gaat erom
gedetineerden in het buitenland te ondersteunen bij de resocialisatie in
Nederland.
Wij spelen wel een rol bij de voorlichting aan Nederlandse gedetineerden
in het kader van WOTS. Ik denk dat terecht is gevraagd om te checken of
dat bij elk intakegesprek gebeurt. Ik denk het wel en dat wordt
bevestigd door mijn ambtenaren. V en J en Buitenlandse Zaken overleggen
nu hoe Nederlandse gedetineerden in het buitenland in een eerder stadium
die WOTS-aanvraag kunnen doen en om er wellicht ten overvloede op te
wijzen dat zij dat zo snel mogelijk moeten doen, dus dat we dat
versnellen, zodat men dat direct weet, hetzij via ons, hetzij via de
reclassering. Wacht daar niet te lang mee. Bij twijfel kun je het beter
wel doen dan eerst afwachten of je een andere weg opgaat. Bij de WETS
hoeft de gedetineerde niet om overbrenging te vragen, omdat dat
automatisch gaat. Het is dus alleen bij de WOTS het geval.
Het grootste probleem is de behandeling van de aanvraag in het land van
detentie. Daar blijk je toch heel weinig invloed op te hebben. In een
aantal gevallen die ik nu niet publiekelijk zal noemen, wordt dat
geprobeerd. Soms helpen diplomatieke middelen. Bij een gedetineerde die
zelf actief meewerkt, kun je dat wel wat versnellen, maar het is soms
echt een probleem. Over dat type problemen wordt wel gesproken tussen V
en J en Buitenlandse Zaken, om de WOTS optimaal te laten werken voor
gedetineerden in het buitenland.
Daarmee heb ik de vragen over gedetineerden beantwoord, als ik mij niet
vergis. Ik heb toegezegd om in de volgende brief meer inlichtingen te
verschaffen over de reallocatie, waardoor er ook kwantitatief meer
inzicht in wordt verkregen. De aanstaande IOB-evaluatie kan nog wel even
duren. Ik denk dat die pas aan het eind van het jaar uitkomt. Die brief
komt daarvoor al, namelijk begin volgend jaar. We zijn nog niet heel
lang met deze verandering bezig, dus het is wel goed om de tijd te nemen
voor de evaluatie. Wij zullen de Kamer daarover inlichten in de brieven
om de motie-Pechtold uit te voeren, maar een aantal dingen, waar we nog
niet zo heel lang mee bezig zijn, moet je even heel goed
evalueren.
Ik kom bij het punt van de heer Ten Broeke over Edinburgh. Hij heeft dat
eerder aan de orde gesteld. Ik herinner me zijn initiatief om
gezaghebbende bedrijven waarin we vertrouwen kunnen hebben, te betrekken
bij de inname van paspoorten. In november 2015 is een pilot aangekondigd
waarbij paspoortaanvragen niet op een consulaire post maar bij een
externe dienstverlener kunnen worden ingediend. Die pilot is vorig jaar
in Edinburgh gestart. Wij zullen de pilot deze zomer evalueren en de
Kamer na het zomerreces middels een brief over de uitkomst
informeren.
Er is een vraag gesteld met betrekking tot de ingediende amendementen.
De voorzitter heeft er al iets over gezegd, maar uiteraard ben ik bereid
om er kort op in te gaan. Wij hebben een brief aan de Kamer gestuurd,
zowel over het amendement van de heer Sjoerdsma (34550-V, nr. 46) over
consulaire dienstverlening als het amendement van de heer Ten Broeke van
5 december (34550-V, nr. 52). Ik zou ze niet nu in extenso willen
behandelen. De brief voldoet hopelijk aan de doelstellingen van de
amendementen die door de Kamer zijn aangenomen. In de richting van de
heer Ten Broeke zeg ik dat het inderdaad van belang is dat ngo's erbij
betrokken worden. Hij heeft gelijk; het gaat over vroege detectie en
preventie. Daarover zijn we in gesprek met EU-partners. Daarmee zijn we
op dit ogenblik voorloper. In EU-verband hebben we het op de agenda
gezet. Aan de Noren gaan we meer aandacht geven. Zij hebben een beetje
een vergelijkbare aanpak. Ik ben zeer bereid om dat nog eens even
opnieuw met hen te bespreken naar aanleiding van de opmerkingen die zijn
gemaakt. Ik ben ook voorstander van samenwerking met ngo's. We gaan dus
geen parallelle structuren oprichten, maar een krachtige BZ-unit gaat
nog intensiever samenwerken met het Landelijk Knooppunt Huwelijksdwang
en Achterlating. Het amendement onderstreept dat dit zo operationeel,
praktisch en effectief mogelijk gedaan moet worden: wees een beetje een
actiecentrum. Zo heb ik het destijds bij de begrotingsbehandeling ook
gehoord. Dat betekent bijvoorbeeld als het gaat om ngo's dat je alle
informatie, communicatie en acties snel aan elkaar knoopt en dat je de
ambassades per casus heel specifiek ondersteuning geeft, zodat je
proactief kunt handelen. Zo kun je de slachtoffers bij elke stap veilig
begeleiden. We zullen budget beschikbaar stellen om de ambassades waar
nodig te versterken in 2017. Wat ons betreft wordt het dus een krachtige
unit, in samenwerking met het landelijke knooppunt. We zullen dus
opnieuw kijken naar Noorwegen en met het punt van de ngo's ben ik het
graag eens.
Ik heb nog een aantal vragen gekregen die te maken hebben met de
bezuinigingen in de afgelopen periode en het AIV-rapport. Laat ik daar
een paar dingen over zeggen. We hebben in de afgelopen periode, vanaf
het kabinet-Rutte I, een bezuinigingsoperatie gehad. Het zal u niet
verbazen dat de minister van Buitenlandse Zaken het zeer op prijs
gesteld heeft, in de dialectische relatie die we met de Tweede Kamer
hebben, dat daar soms in amendementen wat af kon. Dat heeft geleid tot
een aanvaardbare bezuiniging op het apparaat. Bezuinigingen werken twee
kanten op. Aan de ene kant kosten ze geld en denk je: kun je nog wel
alles doen wat nodig is, zeker in een geopolitiek ingewikkelde situatie?
Aan de andere kant kan een bezuiniging, laten we eerlijk zijn, ook
werken om je zaak eens even goed te onderzoeken. We hebben de
bezuiniging uitgebreid gebruikt om de zaak te moderniseren. Over de
modernisering van de diplomatie hebben we uitgebreid gesproken in de
Kamer. De modernisering heeft ook geleid tot een aantal zaken die we
eerst niet deden, bijvoorbeeld de oneteamsamenwerking binnen het
postennet. Dat is echt een goede verandering, verbetering die ook geld
oplevert en die ervoor zorgt dat we goed kunnen functioneren. Posten
zijn rijksbrede dienstverleners en werken voor iedereen. Zoals u weet,
komen meer dan 300 collega's op posten van andere ministeries dan die
van Buitenlandse Zaken. Dat is bijna 25%.
We hebben inderdaad ook meer lokaal personeel. Dat heeft zijn voordelen
en zijn nadelen. Mijn ervaring de afgelopen periode is dat het qua
permanentie, kennis en kunde een versterking van onze posten heeft
betekend. Dat one team betekent ook dat we veel minder schotten of
aparte afdelingen hebben en dat we veel effectiever samenwerken. Dat
gaat ook over heel praktische dingen die je in elke bureaucratie
tegenkomt, zoals het delen van secretariaten en het delen van
beleidsmedewerkers. Het betekent ook dat collega's op posten meer en
meer gaan werken onder dezelfde voorwaarden. De bezuinigingen waren
fors, te weten 190 miljoen. Ook vanwege de democratische besluitvorming
in de Kamer hebben we dat bedrag met 40 miljoen weten te verminderen. Er
zijn op basis daarvan budgettaire keuzes gemaakt. We hebben een aantal
posten gesloten. Als u mij als minister van Buitenlandse Zaken vraagt of
dat onverantwoord is, is mijn antwoord nee. Doet het mij plezier als
minister van Buitenlandse Zaken om een post te sluiten? Ook niet. Je
ziet bijna altijd in de geschiedenis van kabinetten dat een post wordt
gesloten in een tijd van bezuinigingen en dat die later weer opengaat.
Of dat de meest effectieve manier is, daarvan zeg ik dat we natuurlijk
toch te maken hebben met periodes van vier jaar waarin ook een
economische neergang kan plaatsvinden en iedereen de tering naar de
nering moet zetten. Dat geldt dus ook voor het ministerie van
Buitenlandse Zaken. We zijn een groot, actief en dienstverlenend
apparaat gebleven met een aantal vernieuwingen zoals ik die zojuist heb
genoemd.
Over het AIV-rapport zou ik het volgende willen opmerken. Het is
ontegenzeggelijk zo dat sinds de periode dat Rutte I begonnen is met de
bezuinigingen, we er uiteraard ook verantwoordelijkheid voor dragen op
de manier zoals ik dat net geschetst heb. We hebben echt te maken met
een verscherping en een grote verandering in de internationale
verhoudingen. In die zin is de geopolitieke vakantie voorbij. Ik
ondersteun dan ook de richting van het AIV-rapport. Ik denk dat dit
volstrekt duidelijk is waar het gaat om de toekomst. Met hulp van de
Kamer hebben we het al een beetje omgedraaid. Zo hebben we een aantal
posten weer geopend waarvan ik het essentieel vond dat die er kwamen in
de ring van instabiliteit. Ik noem in dit verband ook de economische
diplomatie. In een aantal regio's zie je dat er meer regimes zijn waar
politiek en economie samenhangen en die ook autocratischer zijn
geworden. Dat maakt de mensenrechtensituatie meer ingewikkeld maar ook
de situatie om de eigen belangen van je industrie en je handel veilig te
stellen. Het betekent ontegenzeggelijk dat we naar een versterking van
het diplomatieke apparaat toe moeten. Dan kunt u hier praten over de
Voorjaarsnota, maar we gaan dat nu in dit kabinet niet meer doen
natuurlijk. We hebben nu echt de verantwoordelijkheid genomen om een
aantal posten weer te openen. Ik heb de trend weten om te draaien als
het gaat om openen en om, mede met uw hulp, het versterken van een
aantal nieuwe activiteiten. We hebben bijvoorbeeld meer geld gekregen
voor cybersecurity, wat mij in staat heeft gesteld in een aantal landen
mensen aan te nemen. Dat geldt ook op het terrein van deradicalisering;
dat is ook een nieuwe trend die erbij is gekomen. Dat betekent dat je
heel specifiek naar je postennetwerk moet kijken. Uiteraard zijn we van
plan om, als u dat wilt, een kabinetsreactie op het AIV-rapport naar u
te sturen, maar ik ga er toch echt van uit dat juist de partijen die
hier tegenover mij zitten in de Tweede Kamer ook een aparte
verantwoordelijkheid hebben om daar nog eens over na te denken tijdens
de kabinetsformatie. In ieder geval zeg ik als hoogstwaarschijnlijk
"uitgaande" minister van Buitenlandse Zaken dat ik dat AIV-rapport zeer
serieus zou nemen.
De voorzitter:
Voor een rapport waar u nog geen kabinetsreactie op hebt geschreven,
hebt u toch een zeer uitgebreide toelichting gegeven.
Minister Koenders:
Ik vind altijd dat als de Kamer iets vraagt, je in ieder geval serieus
op de vragen moet ingaan. Zoals u ziet, is de publieke interesse
daarvoor ook zeer groot.
De voorzitter:
Wij hebben vandaag een zeer interessante hoorzitting gehouden, waar ook
zeer veel mensen naar geluisterd hebben.
Ik kijk even of er behoefte is aan een tweede termijn. Dat is niet het
geval. Ik bedank de minister voor zijn heldere beantwoording.
Ik schiet even uit mijn rol en feliciteer het ministerie ook met een
mooi ARK Jaarverslag, maar dat doe ik ook omdat ik ergens nog
woordvoerder Belastingdienst ben.
De volgende zaken zijn toegezegd.
• De minister zal in de begroting en het jaarverslag informatie opnemen
over de mutaties van het huisvestingsfonds; dat betreft zowel
onttrekkingen als de bijdragen.
Wil de minister nu iets zeggen?
Minister Koenders:
Mijn excuses. Ik dacht dat de griffier een pen nodig had, maar ik heb
dat verkeerd begrepen.
De voorzitter:
Dat is helemaal niet erg. Ik ben gewend dat alles achter mijn rug om
gebeurt, dus gaat u gewoon verder. Ik vind het allemaal prima.
Ik merk als voorzitter even op dat die toezegging kan betekenen dat we
dat zouden kunnen vragen bij de Voorjaarsnota, maar dat de minister die
informatie ook gewoon zou kunnen geven. De informatie wordt opgenomen in
de begroting en in het jaarverslag. Maar goed, de Voorjaarsnota is een
van de mutaties in de begroting.
Minister Koenders:
Mijn toezegging heeft echt betrekking op de begroting en het
jaarverslag.
De voorzitter:
Oké, dat is helder.
• Begin volgend jaar zal er een rapportage van de IOB over de evaluatie
van de gedetineerdenbegeleiding komen.
• In de aanstaande rapportage over het gedetineerdenbeleid zal
informatie komen over de allocatie van middelen, zowel kwalitatief als
kwantitatief.
• Op verzoek van de heer Ten Broeke zal de Kamer na de zomer
geïnformeerd worden over de evaluatie van de pilot in Edinburgh over de
documentenverstrekking.
Minister Koenders:
Ik word er net over geïnformeerd dat het onderzoek van de IOB niet
alleen over de gedetineerdenbegeleiding zal gaan. Het gaat over de hele
consulaire keten en consulaire dienstverlening. De
gedetineerdenbegeleiding is daar wel een belangrijk onderdeel van, maar
het onderzoek gaat verder dan dat.
De voorzitter:
Dank voor die toevoeging. Dat lijkt me trouwens een zeer zinnig
IOB-onderzoek.
Niets meer aan de orde zijnde, sluit ik de vergadering. We zien elkaar
morgen bij het debat over de piraten.
Sluiting 16.56 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Verslag OSV 29 (2016-2017) van 12 juni 2017 |
---|
Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden ontleend. Uit ongecorrigeerde verslagen mag niet letterlijk worden geciteerd. Inlichtingen: verslagdienst@tweedekamer.nl |