Jaarverslag Ministerie van Defensie 2016
Stenogram
Nummer: 2017D17914, datum: 2017-06-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2017-06-14 10:00: Jaarverslag Ministerie van Defensie 2016 (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Defensie
Preview document (🔗 origineel)
VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG
Concept
De vaste commissie voor Defensie heeft op 14 juni 2017 overleg gevoerd met mevrouw Hennis-Plasschaert, minister van Defensie, over:
de brief van de minister van Defensie d.d. 17 mei 2017 ter aanbieding van het Jaarverslag Ministerie van Defensie 2016 (34725-X, nr. 1);
de brief van de minister van Defensie d.d. 6 juni 2017 met de beantwoording van vragen van de commissie over het Jaarverslag Ministerie van Defensie 2016 (Kamerstuk 34725-X-1) (2017Z07638);
het wetsvoorstel Jaarverslag en slotwet Ministerie van Defensie 2016 (34725-X);
de brief van de minister van Defensie d.d. 6 juni 2017 met het verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden over de Slotwet Ministerie van Defensie 2016 (Kamerstuk 34725-X) (2017Z07640);
de brief van de minister van Defensie d.d. 27 februari 2017 inzake mutaties na Najaarsnota 2016 (34550-X, nr. 78);
de nota van wijziging d.d. 12 juni 2017 (34725-X, nr. 5);
de brief van de president van de Algemene Rekenkamer d.d. 17 mei 2017 ter aanbieding van het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2016 bij het Ministerie van Defensie (X) (34725-X, nr. 2);
de brief van de minister van Defensie d.d. 6 juni 2017 met de beantwoording van vragen van de commissie over het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2016 bij het Ministerie van Defensie (X) (Kamerstuk 34725-X-2) (2017Z07639).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Defensie,
Ten Broeke
De griffier van de vaste commissie voor Defensie,
De Lange
Voorzitter: Ten Broeke
Griffier: Mittendorff
Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Belhaj, Van den Bosch, Ten Broeke, Knops en Popken,
en mevrouw Hennis-Plasschaert, minister van Defensie.
Aanvang 10.00 uur.
De voorzitter:
Ik open dit wetgevingsoverleg en heet eenieder van harte welkom. Dit is
een wat aparte setting en vorm, die lijkt op de vorm die we van de
begrotingsbehandeling in de plenaire zaal kennen. Vandaag zullen we
starten met een bijdrage van onze rapporteur, mevrouw Belhaj. Zij zal
namens de commissie een bijdrage leveren van tien à vijftien minuten,
waarin zij haar bevindingen zal geven. Daarover heeft mevrouw Belhaj al
een persbriefing gehouden, terwijl zij de commissie daarover ook al
heeft ingelicht. Daarna zal ik de minister verzoeken, daarop te
reageren. Dan heeft de rapporteur formeel de mogelijkheid om daar weer
kort op te reageren. Vervolgens zal het wetgevingsoverleg worden
vervolgd met de gebruikelijke indeling in twee termijnen. De commissie
heeft spreektijden toegekend: VVD elf minuten, PVV acht minuten, de heer
Knops van het CDA komt nog en ten slotte D66 acht minuten. Voor de
helderheid: die spreektijden gelden voor beide termijnen.
Het woord is aan mevrouw Belhaj, rapporteur namens deze commissie.
Mevrouw Belhaj (D66):
Voorzitter. Het is bijzonder om staand je speech te houden. Ik vind dat
zelf buitengewoon prettig, dus we gaan maar gewoon beginnen.
Namens de commissie voor Defensie heb ik de rol mogen vervullen van
rapporteur Jaarverslag Defensie 2016. In deze rol heb ik namens de
commissie aangegeven welke algemene bevindingen we doen met betrekking
tot het jaarverslag en zal ik aangeven wat het beeld op het
beleidsterrein Defensie is, in welke mate de prestaties zijn geleverd en
wat dit heeft gekost. Ook is expliciet gekeken naar de mate van
transparantie en de kwaliteit van informatie die ons in staat moet
stellen om onze controletaak goed uit te voeren. Daaruit voortvloeiend
is ook gekeken naar de mate waarin we in staat worden gesteld om tot
besluitvorming te komen.
Er is voor gekozen om twee van de vijf beleidsprioriteiten die de
minister heeft bepaald voor het jaar 2016, nader te bekijken. Dit zijn
de versterking van de basisgereedheid en de financiële duurzaamheid. De
minister heeft in de begroting voor 2016 structureel geld toegevoegd
gekregen. In 2016 was dit 220 miljoen en dit bedrag loopt de komende
jaren op tot bijna 0,5 miljard. Een groot deel daarvan is bestemd voor
de versterking van de basisgereedheid. Dit geld is volgens het
jaarverslag besteed aan reservedelen, onderhoudscapaciteiten,
verwervingscapaciteit, logistieke bedrijfsvoering en
assortimentmanagement. De informatie over de basisgereedheid achten we
van groot belang om een beeld te krijgen van de haalbaarheid van
inzetbaarheidsdoelstellingen en mogelijkheden voor Defensie voor
deelname aan missies. We zijn blij dat de minister dit jaar ook inzicht
heeft gegeven in de verwachte gereedheid in 2016 en dat zij inzicht
heeft gegeven in de vraag of dat gehaald is. Een voorbeeld dat we uit
het jaarverslag willen halen, is de operationele gereedheid van de
F-16's. Er is op basis van het totaal van 61 F-16's de norm gesteld van
elf F-16's. De verwachting was om zes F-16's te realiseren en er waren
er uiteindelijk nul gereed. Dit is, wat ons betreft, een voorbeeld dat
laat zien dat de verwachtingen voor 2016 niet overal zijn gehaald.
We hebben wel vragen over de informatie over de inzetbaarheid en de
gereedheid. De inzetbaarheid is ten opzichte van 2015 niet veranderd,
maar de minister gebruikt in het jaarverslag wel een andere terminologie
dan vorig jaar. Daar wijst de Rekenkamer ook op. Ook definiëren de
krijgsmachtonderdelen "gereedheid" niet op dezelfde manier. Kan de
minister ervoor zorgen dat de krijgsmachtonderdelen "gereedheid" op
dezelfde manier gaan definiëren en dat in de rapportages consequent
dezelfde terminologie wordt gebruikt?
Ook de informatie over personele gereedheid komt niet op eenduidige
manier tot stand. Veel lijkt af te hangen van de invulling van de
commandanten. Daar lijkt meer sturing nodig. De minister geeft aan dat
zij hiermee aan de slag gaat. Voor de Kamer zou het goed zijn om niet
alleen inzicht te krijgen in de aantallen personeelsleden, maar ook in
de kwaliteit. Heeft Defensie de juiste personeelsleden op de juiste
plaats om eenheden gereed te kunnen stellen? Kan de minister daarop
reageren?
We begrijpen dat er een spanning zit tussen vertrouwelijkheid van
informatie en de mate van openheid die nodig is voor parlementariërs om
gegrond met de minister te kunnen spreken over bijvoorbeeld artikel
100-brieven. Daarin neemt de minister sinds enige tijd ook informatie op
over de gevolgen voor de inzet, de gereedheid en de inzetbaarheid. De
MIVD onderzoekt nu de vertrouwelijkheid van gereedheidsinformatie. Wij
zouden als Kamer graag worden meegenomen in de afweging tussen die
vertrouwelijkheid en de openheid, ook in relatie tot missies en om aan
te geven dat het moeilijk wordt om gereedheidsnormen te halen als de
afwegingen tussentijds veranderen.
We hebben nagedacht over de wijze waarop, met alle complexiteit die
Defensie in zich heeft en het gegeven dat er nog veel verbeteringen
gerealiseerd dienen te worden, de commissie haar werkzaamheden zo goed
mogelijk kan doen. De maatregelen die Defensie neemt, moeten ervoor
zorgen dat in de loop van een aantal jaren de gereedheid echt gaat
verbeteren. Maar we zouden ook graag zien of Defensie op koers blijft op
de weg daarnaartoe. We zouden het een goede zaak vinden als de minister
door middel van een stoplichtmodel inzicht gaat bieden in de mate waarin
geplande maatregelen voor verbetering van de basisgereedheid zijn
genomen. In het jaarverslag wordt al een algemeen beeld beschreven van
de materiële gereedheid, de personele gereedheid en de geoefendheid. Kan
de minister met behulp van het stoplichtmodel inzicht geven in welke
mate Defensie de geplande maatregelen op die gebieden heeft uitgevoerd?
Ook zouden we graag zien dat er in de inzetbaarheidsrapportage van
september een tussenstand wordt gegeven, dit om in de aanloop naar de
begrotingsbehandeling de voortgang te koppelen aan de
middelentoebedeling in de begroting.
Ik kom te spreken over de financiële duurzaamheid. Het doel is om op
grond van transparante informatie te komen tot een realistisch en
beheerst evenwicht tussen doelstellingen en capaciteit en te komen tot
een realistisch en beheerst evenwicht tussen doelstellingen,
capaciteiten en middelen, en daarmee tot een op langere termijn
betaalbare krijgsmacht. In 2016 heeft Defensie het risicomanagement bij
projecten en de interne controlefunctie versterkt. In het kader van
financiële duurzaamheid werd verder onder meer verwezen naar het belang
van een goed functionerende verwervingsketen. De verwervingsketen is in
2016 versterkt en volgens de minister laat de praktijk zien dat de keten
de hoge druk aankan. De Rekenkamer constateert echter wel een nieuwe
onvolkomenheid bij het inkoopbeheer door de druk die op de inkoop wordt
gelegd. Kan de minister daarop reageren?
Dan met betrekking tot de slotwet van mei 2017. Deze bevat forse
mutaties ten opzichte van de Najaarsnota van december 2016. Er zijn voor
1 miljard aan extra verplichtingen aangegaan. Uiteraard heeft de
minister dit voor een deel aangekondigd in haar brieven van 20 december
2016 en februari 2017. Dit is wel laat voor de Kamer om alsnog iets te
vinden van zulke grote aangegane verschuivingen. De Kamer wordt dan voor
een fait accompli gesteld. Dit is een onwenselijke situatie. De
toelichting op de mutaties is lang niet altijd duidelijk en daarmee
wordt het voor ons als Kamerleden ook moeilijk om zaken te duiden.
De grootste mutatie van 173 miljoen wordt omschreven als eerder dan
verwacht aangegane verplichtingen voor Defensie bewakings- en
beveiligingssystemen. In het jaarverslag valt ook te lezen dat het
contract al in april 2016 is aangegaan. Had het dan niet eerder gemeld
kunnen worden? We hopen dat de minister begrijpt dat we weinig kunnen
met zo'n beschrijving. Het is ook een bedrag van dusdanige aard dat meer
toelichting minimaal vereist is. Kan de minister dit in ieder geval
toelichten? Ziet zij een manier om de Kamer voortaan zo te informeren
dat dit soort verrassingen na afloop van het jaar wordt voorkomen?
Samenvattend komen we tot de volgende aanbevelingen en verzoeken aan de
minister, naast de vragen die ik reeds gesteld heb.
Is de minister bereid om in de jaarverslagen het stoplichtmodel te implementeren voor de maatregelen om de basisgereedheid te versterken?
Is de minister bereid, in de jaarlijkse septemberrapportage over inzetbaarheid ook een tussenstand op te nemen van de stoplichten?
Is de minister bereid om te realiseren dat de informatie over gereedheid in het jaarverslag van verschillende krijgsmachtonderdelen gelijkelijk beschreven wordt?
Is de minister bereid, consequent de definities te gebruiken als het gaat om inzetbaarheid?
Is de minister bereid, met de Kamer in debat te gaan voordat de informatievoorziening over gereedheid en inzetbaarheid wordt gewijzigd, bijvoorbeeld naar aanleiding van de beoordeling door de MIVD?
Is de minister bereid, de Kamer tijdiger en duidelijk te informeren over dreigende overschrijdingen en onderuitputting om verrassingen na afloop van het jaar en bij de slotwet te voorkomen?
De voorzitter:
Ik dank de rapporteur voor haar bijdrage. De minister heeft een kleine
vijf minuten nodig om haar reactie voor te bereiden.
De vergadering wordt van 10.14 uur tot 10.22 uur geschorst.
Minister Hennis-Plasschaert:
Voorzitter. Ik moet nog even wennen aan deze nieuwe opstelling. De
rapporteur klonk buitengewoon dynamisch. Ik ben zeer benieuwd of deze
opstelling ook na het reces zal worden voortgezet.
We kijken vandaag terug op het jaar 2016. We hebben eigenlijk ook al in
eerdere debatten teruggekeken op het jaar 2016 en we hebben ook
vooruitgekeken aan de hand van vragen als: waar staan we nu, wat hebben
we nodig en waar komen we vandaan? We weten allemaal dat we uit een heel
moeilijke periode komen, dat we de afgelopen jaren langzaam maar zeker
de weg omhoog hebben gevonden en dat er ruimte is gevonden voor
investeringen in de krijgsmacht. We hebben tijdens de
begrotingsbehandeling van afgelopen najaar ook vastgesteld dat die
ruimte als gevolg van de extra investeringen zeer welkom was, maar dat
er nog meer investeringen nodig zijn. We hebben nu voldoende budget om
gefaseerd de basisgereedheid op orde te brengen. Dat moet dan in het
jaar 2021 gebeuren. Maar ik heb tijdens de begrotingsbehandeling ook
gezegd dat diezelfde basisgereedheid onmiddellijk onder druk komt te
staan als nieuwe intensiveringen of, zo u wilt, investeringen
uitblijven, aangezien de tekorten op de gevechtsondersteuning, in jargon
de combat support en combat service support, en ook op het gebied van de
investeringen genoegzaam bekend zijn.
Ik vind het desalniettemin van belang om stil te staan bij de stappen
die we niet alleen ook weer met de begroting voor 2017, maar ook in het
jaar daarvoor, in het jaar 2016, hebben gezet. Het extra geld kwam
erbij, maar we moeten ook vaststellen dat de effecten daarvan op de
operationele werkvloer nog onvoldoende voelbaar zijn, omdat die effecten
altijd op zich laten wachten, of het nu om bezuinigingen of om
investeringen gaat. Dat is met name voor onze mensen op de werkvloer af
en toe buitengewoon wrang. Er zijn politici zoals ik, die blij zijn met
het extra geld, maar de effecten daarvan worden nog onvoldoende gevoeld.
Ik hecht er dus aan om dat ook hier weer te benadrukken.
Terwijl we in zo'n rare schurende periode zitten van voelbare
bezuinigingen uit het verleden, waarin de effecten van de
intensiveringen nog op zich laten wachten, is die winkel wel steeds open
gebleven en hebben we ons volop in eigen land maar ook ver daarbuiten
ingezet. Ik ben daar ongelooflijk trots op. Dat even kort ter
inleiding.
Voorzitter. Hoe moet ik mevrouw Belhaj aanspreken? Moet ik haar
aanspreken als "de rapporteur"? Of misschien als "mevrouw de
rapporteur"?
De voorzitter:
Dat is altijd een moeilijke vraag. Ik ben nog opgevoed met de gedachte
dat als u "de rapporteur" zegt, als u dat dus sekseneutraal doet, dat
ook altijd het beste is vanuit emancipatoir oogpunt. Maar ik geef mijn
mening direct voor een betere!
Minister Hennis-Plasschaert:
Ik ben voor genderneutraliteit, dus ik spreek over "de
rapporteur".
Ik denk dat ik begrijp wat de rapporteur bedoelde, maar er werd even
snel gezegd dat er nul F-16's gereed zouden zijn geweest in 2016. Ik
denk dat het daarbij ging om gereedstelling voor alle taken, oftewel de
generieke geoefendheid. Ik hecht er in ieder geval aan om dat hier voor
de beeldvorming even recht te zetten. Uiteraard zijn de F-16's, en zeker
in 2016, volop ingezet in Irak en Syrië. De eenheden waren wel degelijk
gereed voor de missies boven Irak en Syrië, maar zij waren niet gereed
voor alle taken in het volledige geweldsspectrum. Dan hebben we het dus
over de generieke geoefendheid. In de tweede helft van 2016 was het
trainingsprogramma voornamelijk gericht op het herstel van de
getraindheid voor alle toegewezen taken en ook op de voorbereiding op de
deployment voor Baltic Air Policing. Dat is een beetje waar we staan. Ik
ben het eens met de rapporteur als wordt gezegd dat men niet gereed was
voor alle taken, maar het is dus niet zo dat er geen enkele F-16 gereed
was. Terwijl we hierover spreken, wordt het luchtruim bewaakt en wordt
er gevlogen boven Irak en Syrië.
De rapporteur sprak over het stoplichtmodel. Ik moest in mijn geheugen
graven en heb het net nog even nagevraagd. We hebben in het verleden ook
aan de hand van zogenoemde stoplichtmodellen gerapporteerd. Dat was voor
mijn tijd en dat werd toentertijd een ding, zo u wilt, tijdens een debat
met minister Hillen. De Kamer zei toen namelijk terecht: we kunnen
eigenlijk niet zo veel met rood, oranje en groen; wij willen veel meer
invulling, wij willen weten waar het precies over gaat. Ik begrijp dus
de opmerkingen van mevrouw Belhaj, maar ik moet ook zeggen dat het
herstel van de basisgereedheid afhangt van een hoeveelheid van factoren,
waaronder inderdaad de gereedheid van het personeel en het materieel, de
geoefendheid, de mate van inzet van eenheden en voldoende toereikende
gevechtsondersteuning. Ik gaf net al aan dat aan al deze aspecten
intensief wordt gewerkt.
Het is echter niet zo dat door bijvoorbeeld de materiële gereedheid op
groen te zetten, de Kamer meer beeld krijgt bij wat dat betekent voor de
inzetbaarheid. Het gaat namelijk om de som der delen. Ik wijs op de
debatten die in het verleden in dit huis met mijn voorganger en daarna
ook met mij zijn gevoerd. Kamerleden zeiden tijdens een debat dat zij
opgelucht waren dat ze eindelijk niet meer over kleurtjes hoefden te
praten, maar dat het over de inhoud ging. Ook met het oog daarop ben ik
heel huiverig voor die stoplichtsystematiek.
We hebben er indertijd voor gekozen, samen met de Kamer, om te
rapporteren over het integrale effect van de maatregelen ter verbetering
van de basisgereedheid. Dan hebben we het over de gereedheid van de
operationele eenheden. De voortgang op dit gebied kan best goed gevolgd
worden, omdat we sinds 2016 — en dat mag toch vrij baanbrekend worden
genoemd — ieder jaar weer een indicatie geven van het verwachte aantal
operationele eenheden dat in dat jaar gereed is als onderdeel van dat
hersteltraject tot 2021. In het jaarverslag wordt hierover
gerapporteerd.
Ik begrijp de achterliggende gedachte bij het gebruik van stoplichten en
rapportages. Als ik het goed heb begrepen, wil de rapporteur
bewerkstelligen dat er op die manier meer en beter inzicht wordt gegeven
in de gereedheid op eenheidsniveau. We zullen dat onderzoeken in het
kader van de nieuwe inzetbaarheidsrapportage, maar ik zeg er meteen bij
dat ik zeer terughoudend ben, ook met het oog op de ervaringen in het
verleden en het feit dat we juist in 2016 een nieuwe
rapportageverplichting op ons hebben genomen, waarbij de Kamer meer dan
bij welk stoplicht dan ook inzicht krijgt in waar het om draait bij het
herstel van de basisgereedheid.
De heer Knops was ook lid van dit huis toen het ging over die
stoplichten, dus misschien kan hij daar straks nog een toelichting op
geven. Ik vind het echt van belang dat we elkaar volledig verstaan. Wij
willen zo goed mogelijk rapporteren en de Kamer zo veel mogelijk inzicht
geven. Dan is het wel van belang dat we helder hebben wat we nu precies
van elkaar verwachten.
De rapporteur sprak terecht ook over het feit dat de juiste
personeelsleden op de juiste plek moeten zitten. De rapporteur sprak ook
over de enorme complexiteit die Defensie in zich heeft. Dat is zeer
terecht. Defensie bestaat immers uit een grote verscheidenheid aan
eenheden, alle met hun eigen specifieke en personele
gereedstellingskenmerken. Ik heb natuurlijk de aanbevelingen van de
Algemene Rekenkamer goed tot me genomen. Die complexiteit maakt de
ontwikkeling van defensiebrede, kwalitatieve indicatoren voor personele
gereedheid niet bepaald eenvoudig. Dat heb ik de Algemene Rekenkamer ook
laten weten. Dat iets niet eenvoudig is, betekent niet dat Defensie
onwelwillend zou zijn. Dat even voor de goede orde. Maar ik denk dat het
ook hierbij van belang is om realiteitszin op het netvlies te houden.
Het oordeel van de commandant blijft echt van belang. Als het
bijvoorbeeld gaat om moreel leiderschap, is het buitengewoon lastig om
daar even wat indicatoren voor op te stellen. Met andere woorden, niet
alle eenheden laten zich, hoe wenselijk dat soms ook zou zijn voor de
controlerende taken en ook voor mij als minister, door hetzelfde
malletje duwen. Ik denk dat we dat goed in onze oren moeten knopen als
we hier verder mee gaan. Dat geldt zowel voor Defensie als voor de Kamer
met het oog op de controlerende taak. Uiteraard betekent dit niet dat
Defensie geen inzicht heeft in de personele gereedheid van die eenheden.
De commandanten van die eenheden weten dat als geen ander. Ik sprak net
al over moreel leiderschap. Zij hebben als geen ander zicht op de
kwalitatieve aspecten die ook van doorslaggevend belang zijn voor de
personele gereedheid.
In antwoord op de Rekenkamer en vooral op de vragen van de rapporteur
bevestig ik nogmaals dat Defensie werkt aan nieuwe indicatoren. Ik heb
echter al eerder gezegd dat dit tijd zal kosten, of we het nu leuk
vinden of niet. Er zijn nu eenmaal heel grote verschillen tussen de
gereedstellingsprocessen van de verschillende eenheden.
Ik hoorde de rapporteur spreken, als ik het goed heb begrepen, over de
terminologie met betrekking tot inzetbaarheid. Ik denk dat de rapporteur
hiermee doelt op de opmerking van de Algemene Rekenkamer dat er vorig
jaar andere terminologie is gebruikt als het gaat om het voldoen aan
doelstellingen en het inzetbaar zijn met beperkingen. Heb ik haar goed
begrepen? De rapporteur knikt ja. Ik herken het ook. Vorig jaar was
eigenlijk een uitzondering op de regel. Wij hanteren in het algemeen
vrijwel dezelfde terminologie. Vorig jaar is per abuis een andere
formulering in de rapportage opgenomen. Dat leidde toen tot een enorme
hoeveelheid krantenkoppen en kritische noten. Dat begrijp ik. Als je het
letterlijk las, werd er gesuggereerd dat wij niet meer in staat zijn om
ons eigen grondgebied te beschermen. In reactie daarop heb ik gezegd dat
Nederland, Defensie, al sinds de Gouden Eeuw zijn eigen grondgebied
beschermt met anderen, met bondgenoten en partners. We doen dit nooit
alleen. Mede daarom zijn we ook lid van de NAVO.
Om de verwarring weg te nemen hebben we besloten terug te keren naar de
oude terminologie, om daarmee duidelijkheid te scheppen. Ik ben me er
dus zeer van bewust dat vorig jaar ineens een ander woord werd gebruikt.
Dat is dit jaar hersteld. Hierdoor zullen we niet meer de ronkende
koppen krijgen over "Defensieafbraak", "totale verkwanseling" en "niet
meer in staat zijn om". Dat Defensie het moeilijk heeft, is een feit,
maar dat we heel wel in staat zijn om een hoeveelheid aan taken uit te
voeren, moet ook duidelijk zijn. Ja, er zijn beperkingen aan. Dat
betekent dat er werk aan de winkel is op het terrein van de
basisgereedheid, maar ook op het terrein van combat support, combat
service support en investeringen. Verder vooruit, naar de toekomst toe,
is er natuurlijk ook werk aan de winkel op het gebied van modernisering,
vernieuwing en uitbreiding.
De rapporteur heeft een opmerking gemaakt over de vertrouwelijkheid van
informatie. Ik denk dat ik duidelijk heb gemaakt, zeker met wat ik vorig
jaar aan indicaties op de mat heb gelegd over waar we staan op het
gebied van het herstel van de basisgereedheid, dat mijn insteek, de
insteek van Defensie, is om dit huis zo veel mogelijk en zo goed
mogelijk te informeren. Het is nadrukkelijk niet mijn insteek om u
minder te informeren. De Algemene Rekenkamer heeft ons echter gewezen op
de vertrouwelijkheid van bepaalde informatie. Dat hebben we onszelf ook
gerealiseerd. Die informatie kan zomaar interessant zijn voor mensen of
statelijke actoren die het minder goed met ons voor hebben.
We hebben dus besloten om de MIVD daarnaar te laten kijken. Dat
onderzoek, advies of beoordeling, zo u wilt, wordt eind juni verwacht.
Zoals gebruikelijk volgt er op basis daarvan een advies van de
beveiligingsautoriteit van Defensie. Dit advies zal worden betrokken bij
het opstellen van een volgende inzetbaarheidsrapportage. Ik ken het
onderzoek niet, laat staan de uitkomsten. Ik kan er dus ook niet op
vooruitlopen. Eén ding weet ik wel: wij zijn er zeer op gebrand om u zo
openlijk en volledig mogelijk te informeren. Als er kanttekeningen bij
worden geplaatst ten aanzien van de operationele informatie, zijn er
natuurlijk ook nog andere wegen om u nader te informeren, bijvoorbeeld
in een vertrouwelijke setting. Daar zijn we nooit te beroerd voor.
Stel dat in het onderzoek wordt gezegd dat we toch wat secuurder moeten
zijn in de informatie die we in het openbaar verstrekken, dan lijkt het
me goed dat de directeur van de MIVD daar nog een toelichting op geeft,
zodat u daar helemaal in wordt meegenomen. Ik praat nu overduidelijk
over een als-dansituatie, omdat ook ik het onderzoek en de uitkomsten
ervan nog niet ken. Eén ding weet ik wel, want daar hebben we natuurlijk
wel naar gekeken: wij zijn uniek in de informatie die we openbaren en
publiekelijk met u delen, in vergelijking met alle andere landen en
krijgsmachten.
De onvolkomenheden bij het inkoopbeheer baren mij zorgen. Volgens mij
hebt u in antwoord op schriftelijke vragen al iets meer een beeld
gekregen van waar het om gaat. Gaat het om onterecht gebruik van
uitzonderingsgronden, of bijvoorbeeld om het onvoldoende stellen van
concurrentie? Dan zie je meteen de spagaat waarin Defensie zich soms
bevindt. We willen sneller en beter en we willen minder last hebben van
bestuurlijke spaghetti en bureaucratie. Desalniettemin is er een enorm
web van wet- en regelgeving waaraan we ons moeten houden.
Om de fouten die de ADR geconstateerd heeft echt helemaal te duiden moet
er nader onderzoek gedaan worden. Dat doen we ook. We analyseren de
oorzaak van de stijging van het aantal fouten, samen met de Auditdienst
Rijk. Ik zal u daar vanzelfsprekend over informeren. Als organisatie
probeer je soms meer flexibiliteit aan de dag te leggen. Daarmee zoek je
de grenzen op, waardoor je vervolgens in een administratievefoutensfeer
terechtkomt. Ik bagatelliseer overigens niks, want ik moet eerst de
analyse afwachten. Ik zeg er echter gelijk bij dat het laat zien hoe
ingewikkeld het af en toe is om flexibel te zijn en de grenzen op te
zoeken van wet- en regelgeving, om zo effectief en efficiënt mogelijk te
opereren. Uiteindelijk moet je dan toch op je schreden terugkeren, omdat
er anders onmiddellijk een onvolkomenheid aan je broek hangt. Nogmaals,
ik loop ietwat vooruit. U hoort vooral mijn frustratie. Dat is op meer
gebieden soms het geval. De bestuurlijke drukte, of zoals ik het ook wel
noem, de spaghetti, is heel groot. Dat geldt ook voor de bureaucratie.
Dat zit voor een deel in Defensie. We proberen natuurlijk steeds weer te
snoeien. Het zit echter voor een deel ook in een hoeveelheid van wet- en
regelgeving, toezichthouders, auditeurs, inspecteurs en noem het maar
op. Hierdoor worden keer op keer nieuwe regels opgelegd aan een
organisatie zoals Defensie. Dan is het af en toe best lastig om al die
onvolkomenheden te vermijden. Iedere onvolkomenheid is er een te veel en
daar moet de organisatie zich dus ook op richten.
Ik kom op de mutaties. Ik weet niet of de Kamer hierover al nieuwe
informatie heeft gekregen in de beantwoording van de schriftelijke
vragen. Ik hoorde de rapporteur namelijk spreken over de 173 miljoen.
Het gaat hierbij over verplichtingen die wel in de begroting zijn
opgenomen maar geraamd zijn voor latere jaren. Het heeft inderdaad te
maken met het aangaan van een verplichting voor het project Defensie
Bewakings- en Beveiligingssystemen. Er werd gedacht dat we die
verplichting zouden aangaan in een aantal stappen. Uiteindelijk is het
allemaal anders gelopen. Die wijziging kon toen niet meer worden
meegenomen in de eerste suppletoire begroting 2016. Dat had wel gemoeten
in de tweede suppletoire begroting. De rapporteur heeft dus een punt.
Het is per abuis niet gedaan. Daarom is de Kamer in een brief
geïnformeerd over mutaties in de Najaarsnota. Mea culpa als het daarom
gaat, want het had gewoon in de tweede suppletoire begroting moeten
worden opgenomen.
De rapporteur sprak ook over de grotere plaat. Technische mutaties zijn
van alle tijden. Ik denk dat we daar duidelijk over moeten zijn.
Defensie informeert de Kamer over alle overschrijdingen, zowel bij
uitgaven als bij verplichtingen. Dat moet ook. Dat doet Defensie conform
de rijksbegrotingsvoorschriften per brief, als het gaat over de eerste
of tweede suppletoire begroting, of in een slotwet, over mutaties die na
het vaststellen van de tweede suppletoire begroting plaatsvinden. We
gaan er naar aanleiding van de opmerkingen van de rapporteur nu even
naar kijken, maar als dit voor de Kamer niet duidelijk genoeg is, gaan
we bekijken hoe we dat beter kunnen doen. Ik gaf net al aan dat die 173
miljoen gewoon een foutje is geweest. Die is per abuis niet opgenomen in
de tweede suppletoire begroting. Ik hecht eraan dat de Kamer dit goed
kan volgen. Iedereen staat ook wel op scherp na deze opmerkingen. Als u
ons heel even de tijd geeft om te bekijken hoe we de Kamer in dat
opzicht beter kunnen bedienen, dan kom ik daar op een ander moment weer
bij de Kamer op terug. Wat zullen we doen? Bij de begroting vermelden
hoe we het in goede banen denken te leiden? Of volstaat de huidige
systematiek maar moeten we niet per abuis iets vergeten? Zal ik het op
die manier doen?
Volgens mij heb ik de vragen die ik heb meegekregen, beantwoord.
De voorzitter:
Ik dank de minister voor de beantwoording in directe reactie op de
rapporteur. Ik geef de rapporteur de gelegenheid om een korte,
feitelijke reactie te geven op het antwoord van de minister.
Mevrouw Belhaj (D66):
Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording van de gestelde
vragen en het ingaan op het verzoek van de commissie over een aantal
aanbevelingen die we hebben gedaan. Ik heb nog twee opmerkingen over de
vragen die gesteld zijn; wellicht gaat het om misverstanden.
De minister verwijst ten aanzien van het inkoopbeheer heel erg naar de
complexiteit en de bureaucratie die verbonden zijn aan inkoop, terwijl
de Rekenkamer juist nadrukkelijk ingaat op het verzoek om wat breder te
bekijken in welke mate en op welke manier ons inkoopbeheer voldoet aan
allerlei eisen. Het kan ook liggen aan het niveau van het personeel, de
mate waarin personeel ingeschaald is om het werk te doen — het gaat over
veel geld — aan de mate waarin we mensen kunnen aantrekken, het hebben
van voldoende mensen en of er nog bepaalde risico's aan verbonden zijn.
Het ging specifiek dus ook over de bredere analyse van wat er aan de
hand is, omdat het in onze optiek een heel kwetsbare plek is. Mijn
verzoek is dus of de minister daar nog iets mee kan, naast de
opmerkingen over bureaucratie.
Wat betreft een aantal toezeggingen kijk ik naar de voorzitter, die
straks vast gaat helpen om een aantal dingen goed op te schrijven.
Ik constateer over het stoplichtmodel nog even het volgende. Ik was daar
natuurlijk niet bij. Ik weet niet wat de indrukken waren, of Kamerleden
inderdaad alleen hebben gekeken naar kleurtjes. Het principe van een
stoplichtmodel is natuurlijk niet dat je alleen kijkt naar kleurtjes.
Het principe is dat je ook in staat bent om met een toelichting erbij
wat beter te volgen hoe het gaat. Het is dus een kleurtje, maar het gaat
natuurlijk om de toelichting die daaraan verbonden is. Wat uniek is —
dat is wederom niemands directe schuld — is dat we nu in een fase zitten
waarin de bezuinigingen bij elkaar komen en er zo veel
verbeteringsprocessen in gang zijn gezet. Dat is niet te vergelijken met
de tijd dat minister Hillen er was. Daarom is het verzoek van de Kamer
nu eigenlijk weer om het toch te doen, omdat we anders niet in staat
zijn om het goed te volgen. Dat wilde ik nog toelichten.
Na een tussentijdse schorsing kijken we naar aanleiding van de inbreng
van alle woordvoerders wat we verder willen met de toezeggingen die de
minister heeft gedaan.
De voorzitter:
Omdat de minister heel concreet was over de 173 miljoen die er per abuis
was ingeslopen en die bij suppletoire begroting weer is aangepast, zou
het misschien wel goed zijn om te horen wat daarop uw reactie is als
rapporteur. Dat gaat dus over de laatste opmerking die de minister
maakte, over de 173 miljoen en de suppletoire begroting. Als u die niet
hebt meegekregen, kan ik u niet helpen; dan moet u het onderling even
doen.
Ik schors even ten behoeve van een kort overleg aan de zijde van de
commissie. Ik zeg erbij — ondertussen heet ik de heer Knops welkom, van
wie ik al had vermeld dat hij iets later zou komen — dat we hierna met
de gebruikelijke volgorde gaan beginnen en dat bij een wetgevingsoverleg
de mogelijkheid bestaat voor de Kamerleden om een motie in te dienen,
mits zij daarvoor voldoende steun hebben. Voor voldoende steun zijn
behalve de indiener vier ondersteunende leden dan wel vier extra
handtekeningen nodig. Ik schors even kort, twee à drie minuten, zoals
gevraagd. Ik zal mij dan zelf ook nog even over de
stoplichtengeschiedenis met de commissie verstaan.
De vergadering wordt van 10.46 uur tot 10.51 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heb zojuist geschorst in de reactie van de rapporteur. Die heeft daar
na ruggespraak met de commissie nog één aanvulling op, alvorens wij gaan
beginnen aan de politieke bijdragen van de hier aanwezige fracties. Het
woord is aan mevrouw Belhaj, in haar rol als rapporteur.
Mevrouw Belhaj (D66):
Voorzitter. De leden hebben behoefte aan een aparte brief over die 173
miljoen. Verder benadrukt de commissie dat het stoplichtmodel meer is
dan alleen het zien van de kleuren. In de complexiteit van alle
verbetermaatregelen om de gereedstellingsdoeleinden te behalen, is dat
model van een enorme meerwaarde. De commissie zal daarover een motie
indienen.
Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):
Voorzitter. Ik ben graag bereid om een brief over de 173 miljoen te
sturen. Ik neem dan het gehele beeld mee, want eerlijk gezegd is het
goed om nog een keer uit te leggen wat er precies aan mutaties heeft
plaatsgevonden en waarom er iets per abuis niet in de eerste of de
tweede suppletoire begroting is opgenomen. Verder is het goed om nog een
aantal zaken te duiden. Wij hebben namelijk eerder een stuk onder ogen
gekregen dat volgens ons niet helemaal klopte. We gaan de Kamer daarom
volledig en optimaal informeren in een aparte brief. We doen dat met
plezier, want ook voor mij is het vervelend als hierover onduidelijkheid
blijft bestaan. Dat kan voor het zomerreces.
De rapporteur merkte nog iets op over het personeel en het inkoopbeheer.
De Rekenkamer heeft zorgen geformuleerd over aanbestedingsfouten,
gekoppeld aan de grote aandacht voor het op orde brengen van de
materiële gereedheid. Dat betekent niet ineens dat het personeel niet
geschikt zou zijn of dat we toe moeten naar een andere samenstelling.
Dat nemen we natuurlijk mee, want het gaat om de som der delen. Veel
interessanter is het om te kijken om wat voor aanbestedingsfouten het nu
eigenlijk gaat. Ik noemde al enkele voorbeelden, maar ik wil eigenlijk
eerst de analyse afwachten. Die ga ik met de Kamer delen, zodat er een
beter beeld ontstaat. Nul fouten gaat niet lukken, want er zijn altijd
wat tolerantiegrenzen. Maar er is sprake van een stijging, waarvan we de
oorzaak moeten weten. Ik wil helemaal niets bagatelliseren door te
reppen over de bureaucratie, die hier om de hoek komt kijken. Dat deed
ik meer om de leden mee te nemen in mijn wereld, als je de grens wilt
opzoeken om tot een flexibele organisatie te komen. Maar ook ik hecht,
net als de Kamer, aan een goed beeld. Dat zal ik zeker met de Kamer
delen. Dan kunnen we bekijken wat er moet gebeuren, eventueel ook
kijkend naar de personele bezetting. Want het hebben van voldoende fte
is van belang.
Als de Kamer hecht aan stoplichtrapportages ga ik daarin vanzelfsprekend
mee. We hebben nu iets unieks op de mat gelegd: we hebben precies
aangegeven wat de status van de personele gereedheid, de materiële
gereedheid en van de generieke geoefendheid is en wat dat betekent voor
de operationele gereedheid. Ik kan dat sneller inzichtelijk maken door
het van kleuren te voorzien. Maar zolang we bezig zijn met het herstel
van de basisgereedheid, zal er veelal iets oranje kleuren. Er is immers
sprake van gereedheid voor bepaalde taken, maar niet voor alle taken. Ik
wil vermijden dat we individuele maatregelen kleuren geven. Uiteindelijk
gaat het immers om de som der delen van een hoeveelheid van trajecten
die in gang zijn gezet, die moeten leiden tot een verbetering van de
genoemde zaken. Als het verzoek van de Kamer is om dat van kleuren te
voorzien, zal ik daaraan gehoor geven.
De voorzitter:
Dank voor de beantwoording. We beginnen nu met het politieke oordeel van
de leden. Het woord is aan de heer Van den Bosch.
De heer Van den Bosch (VVD):
Voorzitter. In het najaar van 1989 keek ik op de televisie naar de val
van de Berlijnse Muur. Een historisch, maar ook bepalend moment voor
mijn generatie. Ik ben toen meteen in mijn deux chevaux gestapt en naar
Berlijn gereden om iets van de sfeer mee te maken en natuurlijk een
stukje Muur mee naar huis te nemen. De perestrojka van Gorbatsjov werd
voor velen in Oost en West tastbaar. Sindsdien is de begroting van
Defensie flink teruggelopen. Er is optimaal geprofiteerd van het
vredesdividend, want er zouden jaren van vrede voor ons liggen. Met name
in Europa was het gevoel van nooit meer oorlog sterk aanwezig, wat
toentertijd ook terecht leek.
Vandaag blijkt dit echter geenszins het geval. De dreigingen aan de
zuid- en de oostgrens van Europa zijn reëel. Op ons eigen grondgebied
worden we geconfronteerd met aanslagen. Het moge duidelijk zijn dat onze
vrijheid niet gegarandeerd is. Capabele veiligheidsdiensten, waaronder
een moderne krijgsmacht, zijn cruciaal voor het behoud van onze
vrijheid. Hierbij speelt de door de Amerikaanse president ingezette
koers ook een rol, die Europese landen sterker aan hun belofte wil
houden om de defensie-uitgaven te verhogen. Dat zijn geen loze woorden
gebleken. Dat zal ook van invloed zijn op de Nederlandse
Defensiebegroting.
Onze krijgsmacht verricht zeer goed werk. Denk aan de vele vredesmissies
waaraan onze militairen deelnemen, maar ook aan hun bijdragen aan de
strijd tegen ISIS en de inzet ten behoeve van onze nationale veiligheid.
We vragen veel van onze troepen. Ondanks de bezuinigingen weet onze
krijgsmacht keer op keer te leveren. Maar het is ook duidelijk dat tegen
de grenzen van het kunnen wordt aangelopen. De materiële, personele en
operationele gereedheid vertoont tekorten die weggenomen moeten
worden.
Gelukkig hebben deze minister van Defensie en dit kabinet gekozen voor
een duidelijke trendbreuk met het beleid van de voorgaande twee
decennia. Er is de afgelopen jaren voor het eerst in meer dan 25 jaar
structureel geld bijgekomen voor Defensie, oplopend tot 868 miljoen. Het
is misschien een begin, maar het is wel een begin. Dat is niet makkelijk
in financieel-economisch zware tijden. Dat begin van een ommekeer was
hard nodig, want er moet iets gebeuren als wij onze vrijheid willen
kunnen blijven verdedigen.
De expansiepolitiek van Poetin is duidelijk. Die dreiging stopt niet bij
de Krim. Vooral de Baltische staten kijken met argusogen naar de Russen,
die bovendien hard hebben gewerkt aan de modernisering van hun
krijgsmacht. In het kader daarvan zijn maatregelen genomen binnen de
NAVO die meer vragen van de snelle inzetbaarheid van de Nederlandse
krijgsmacht. Verder speelt de terreurdreiging van de radicale islam een
grote rol. ISIS en consorten zijn een bedreiging voor de vrijheid en de
beschaving, zowel in het Midden-Oosten als in Europa, waar deze barbaren
vele onschuldige mensen ombrengen.
Verder van huis, maar niet minder bedreigend, ontwikkelt het totaal
onberekenbare Noord-Koreaanse regime kernbommen en raketten die in staat
zijn, wapens over grote afstand te vervoeren. Daarnaast wordt de
dreiging van cyberterrorisme steeds groter. Dergelijke aanvallen vinden
op steeds grotere schaal plaats. Daarom baart het rapport van de
Rekenkamer mij enige zorgen. Uit dit rapport blijkt namelijk dat het
ministerie maar een derde van de sturingsmaatregelen die het had moeten
inrichten om een goede informatiebeveiliging te garanderen, heeft
uitgevoerd en dat er intern andere problemen zijn geweest met de
beveiliging van informatie. De minister schrijft in haar reactie op de
bevindingen van de Rekenkamer dat het gaat om administratieve
tekortkomingen. Wat dat betreft moet ik de Rekenkamer gelijk geven in de
conclusie dat een dergelijke tekortkoming niet slechts administratief
is, maar tot gevolg kan hebben dat daardoor niet goed is vast te stellen
of een goede informatiebeveiliging gegarandeerd is. In deze tijden,
waarin de dreiging van cyberaanvallen zo groot is geworden, kan dat niet
de bedoeling zijn, zeker niet bij Defensie, een van de kartrekkers op
dit terrein.
In de antwoorden op de feitelijke vragen heeft de minister aangegeven
dat het ministerie later dit jaar alle sturingsmaatregelen ingericht zal
hebben, wat ik vanzelfsprekend toejuich. Is zij van mening dat op dat
moment alle voorzorgsmaatregelen zijn genomen om cyberaanvallen op onze
krijgsmacht tegen te gaan?
Ook de positie van onze inlichtingendiensten wordt steeds belangrijker.
In de landen om ons heen zien we helaas dat de dreiging van aanslagen
aan de orde van de dag is. We moeten er alles aan blijven doen om dit te
voorkomen. De bewaking van plekken in Nederland zelf en eventuele
optredens bij gevaarlijke situaties eist steeds meer inzet van Defensie.
Dat kunnen wij allemaal zien als we 's morgens dit gebouw inlopen. Wij
zien eerstehands hoe de Koninklijke Marechaussee nu informatiegestuurd
wordt ingezet op een plek die risico loopt. Dat maakt heel concreet hoe
belangrijk het is dat we zo goed mogelijke inlichtingen kunnen
verzamelen, want dat voorkomt gewoon aanslagen en redt
mensenlevens.
Ik wil me ook richten op de manier waarop de basisgereedheid in de
praktijk wordt verbeterd. De VVD is voor extra middelen, maar middelen
zijn geen doel op zich. Het zijn in de letterlijke zin van het woord
middelen, waarmee goede en tastbare doelen moeten worden bereikt. Het
blijkt dat de eerste effecten van de inzet van extra middelen merkbaar
worden. Dat is positief, en de minister verdient daarvoor een
compliment, net als de partijen in deze Kamer die zich daarvoor hard
hebben gemaakt. Dat staat centraal. In dit kader vraag ik de minister of
zij bij ieder relevant rapportagemoment systematisch kan blijven
toelichten hoe extra middelen per krijgsmachtonderdeel zijn ingezet en
wat daarvan de resultaten zijn. Want de inzet van extra middelen voor
2016 is toegelicht in de eerste suppletoire begroting van 2016. Het zou
voor ons overzichtelijker zijn als het overzicht gestructureerd blijft,
evenals de resultaten van de inzet in het jaarverslag. Op die manier kan
de Kamer op lange termijn zich een goed beeld vormen van de
vooruitgang.
Ik heb nog een vraag over de verbetering van de operationele gereedheid
van de verschillende krijgsmachtonderdelen. Wie het jaarverslag las, kon
de indruk krijgen dat alleen bij de landmacht een noemenswaardige
vooruitgang van de operationele gereedheid zou zijn bereikt met extra
middelen in 2016. De minister heeft dit verduidelijkt in de
beantwoording van de feitelijke vragen over het rapport van de
Rekenkamer. Zo zijn er ook stappen gezet bij de luchtmacht en de marine.
In dat kader blijft wel de vraag hangen hoe de minister ervoor zorgt dat
de resultaten tussen de krijgsmachtonderdelen onderling niet te ver uit
elkaar gaan lopen, ook omdat samenwerking tussen verschillende
onderdelen steeds belangrijker wordt en de gereedheid van het ene
krijgsmachtonderdeel sterk kan ingrijpen op die van een ander onderdeel.
Het feit dat krijgsmachtonderdelen niet op uniforme wijze de status
"operationeel gereed" definiëren, hangt daarmee samen. Is het niet
mogelijk om dat wel te gaan doen? Wil de minister reageren op de
constatering dat de materiële gereedheid tot het tweede kwartaal van
2016 is gestegen, maar dat die stijging zich niet heeft doorgezet in de
rest van het jaar? Wat is de verklaring? Ook hoor ik graag of de
verwerkingscapaciteit nu voldoende op orde is om noodzakelijke
investeringen in de komende jaren goed weg te zetten. Ik sluit me verder
aan bij onze rapporteur. Het doet de VVD goed dat ook deze commissie een
rapporteur heeft aangesteld. Ik wil haar daarvoor nog een keer danken en
complimenteren, evenals haar staf.
De VVD-fractie ziet dit WGO vooral als een kans en een opstap voor ons
allen om systematisch een vinger aan de pols te houden ten aanzien van
de besteding van de extra middelen, vooral met het oog op de mogelijke
budgetverhogingen voor Defensie. De VVD vraagt niet alleen om extra
middelen, maar wil ook zien dat deze doelmatig worden ingezet. Dat lijkt
ons een gezamenlijk doel van deze Kamer.
Ik wil voor iedereen die bij Defensie werkt, ook de militairen op
gevaarlijke missies en plekken die gevaar opleveren, maar ook degenen
die ervoor zorgen dat de vliegtuigen kunnen vliegen, het fregat kan
uitvaren, de spullen waarmee de mensen van de KMar ons bewaken, onze
onvoorwaardelijke steun uitspreken. Vrijheid is niet gratis. Onze
vrijheid moet verdedigd worden met geld, goede spullen, gemotiveerde
mensen en de steun van onze bevolking. Dat heeft de geschiedenis vaak
genoeg laten zien en is vandaag de dag weer goed zichtbaar.
Mevrouw Popken (PVV):
Voorzitter. Vandaag bespreken we de jaarstukken van het ministerie van
Defensie, een belangrijke taak voor het parlement, aangezien we kunnen
controleren of het geld goed is uitgegeven. Het budgetrecht is een
belangrijk middel voor de aan- en bijsturing van de minister of de
regering.
Problemen rond de ICT spelen in de gehele rijksoverheid, en helaas dus
ook bij Defensie. De Algemene Rekenkamer was daar kritisch over. Maar de
minister herkent zich niet in dit beeld. Ik vind dat toch een belangrijk
punt. In een wereld waarin cyber een steeds belangrijkere plaats
inneemt, mag een belangrijk ministerie als Defensie geen problemen
hebben met de ICT. Als een docent op een basisschool bepaalde gegevens
van een toets niet kan invoeren, dan is dat hinderlijk, want het kost
tijd, geld, aandacht en energie, en dat is vervelend. Maar bij Defensie
kan het om mensenlevens en om onze nationale veiligheid gaan. Ik
verwacht daarom een uitgebreid antwoord van de minister, want dit moet
haar volle aandacht hebben.
Ik noem een kort voorbeeld. Afgelopen vrijdag was de commissie op
werkbezoek bij de Koninklijke Marechaussee op Airport Eindhoven. Daar
werd ons verteld dat het computersysteem waarmee wordt gewerkt grote
problemen heeft. Zo werkt het systeem in de regel maximaal twee uur
achter elkaar, waarna het crasht. Het systeem moet dan een herstart of
een reset krijgen. Vaak werkt het systeem zelfs korter, omdat er
storingen zijn. Waarom is dit een probleem? Dat betekent dat handmatig
en op het oog passagiers moeten worden gecontroleerd, in plaats van het
leggen van een paspoort onder een speciale scanner. Ze zijn aangewezen
op profilen. Los van het feit dat onze mannen en vrouwen zwaar
onderbemand zijn en dus veel te veel werk hebben voor te weinig mensen,
kunnen ze ook cruciale informatie missen die ze wel hadden gehad als het
systeem had gewerkt.
Ik noem dit voorbeeld niet omdat ik geen vertrouwen heb in onze mannen
en vrouwen, maar omdat het alles zegt over de ICT-infrastructuur van
onze grensbewaking op in dit geval Airport Eindhoven, maar ook op
Schiphol en andere luchthavens. Ik vind dit zorgelijk, want aan de
buitenkant of op het paspoort is vaak niet te zien of iemand een
belastingschuld heeft of op een internationale opsporingslijst staat, of
erger nog een in- of uitreisverbod heeft. De minister is hopelijk op de
hoogte van dit grote probleem. Zo ja, wat gaat zij eraan doen? Want als
we de veiligheid van onze landsgrenzen laten afhangen van zo'n instabiel
systeem, zijn we Russische roulette aan het spelen met onze veiligheid.
We weten dan immers niet wie er binnenkomt.
Ik ga verder met de marechaussee. We hebben kunnen vernemen dat er
structureel 20 miljoen bij komt. Dat is een goede eerste stap, maar daar
is dan ook alles mee gezegd. Welke vervolgstappen kunnen we verwachten
om onze landsgrenzen beter te verdedigen?
Defensie heeft onvoldoende middelen om aan haar eigen doelstellingen te
voldoen. Het geld dat er is, dient op zijn minst goed besteed te worden.
De PVV hoopt dan ook dat van de aanbestedingsfouten die de Rekenkamer
noemt, wordt geleerd en dat in de toekomst met het geld beter wordt
omgegaan. Op een ministerie waar elk kwartje wordt omgedraaid, zijn
efficiënte aanbestedingsprocedures van groot belang om het
defensieapparaat draaiend te houden.
De voorzitter:
De heer Knops wil een vraag stellen.
De heer Knops (CDA):
Mevrouw Popken had een interessante bijdrage, waarin zij pleit voor meer
middelen voor Defensie. Hoe ziet de PVV-fractie dat de komende periode
concreet voor zich? Verder legde zij de nadruk op de efficiency van
aanbestedingen en het toepassen van de regels. Maar moet niet ook worden
gekeken naar strategische belangen, wat we de afgelopen jaren misschien
wel veel te weinig hebben gedaan, waardoor we nu op het oog goedkoop uit
zijn, maar misschien met partijen in zee gaan die vanuit een strategisch
veiligheidsbelang gezien helemaal niet zo goed zijn voor Defensie?
Mevrouw Popken (PVV):
Om op het eerste punt in te gaan: de PVV heeft heel goede en
interessante plannen voor Defensie. Als wij kunnen aanschuiven aan de
onderhandelingstafel, zullen we daar graag met de andere partijen uit
komen.
Natuurlijk is niet alleen efficiency nodig, maar moeten we ook bekijken
wat strategisch van belang is. Het zal een combinatie van beide moeten
zijn. Maar aangezien dit punt expliciet werd genoemd door de Rekenkamer
heb ik daarop ingezoomd. Ieder kwartje moet worden omgedraaid, hoor ik
de minister steeds zeggen. Zorg dan in ieder geval wel dat het goed
loopt.
De heer Knops (CDA):
De kaarten worden voor de borst gehouden, begrijp ik. Pas aan de
onderhandelingstafel worden ze getoond. Ik stel deze vraag niet zomaar.
Uw voorganger is hierop, in de aanloop naar de verkiezingen, bevraagd.
Hij kon toen niet duidelijk maken wat de inzet ten aanzien van Defensie
bij de PVV was. Misschien kunt u iets concreter zijn.
Ik denk juist vanwege het nationale belang, door mij onderschreven, dat
we de Rekenkamer niet alleen moeten volgen bij zijn
rechtmatigheidstoets. We moeten juist ook bekijken of de
aanbestedingsregels nog wel van deze tijd zijn. Als met het creëren van
een level playing field en het sturen op prijs het hogere strategische
belang van Nederland wordt aangetast, zijn we verkeerd bezig.
Mevrouw Popken (PVV):
Wat de investeringen van de PVV betreft: wij willen een miljard inzetten
voor het beveiligen van ons land. De grenzen moeten dicht, er moet
worden geïnvesteerd in de marechaussee. Binnen de begroting kan het
budget op een andere manier worden ingezet. Kijk bijvoorbeeld naar
diverse missies. Ik ben het helemaal met u eens dat we moeten bekijken
of bepaalde regels nog wel van deze tijd zijn. Met de bewering dat een
level playing field niet altijd werkt, zeker niet als je kijkt naar
Europese aanbestedingen, ben ik het geheel eens. Bij Europese
aanbestedingen zie je vaak dat de grotere landen de regels naar hun
eigen hand zetten, waardoor ze vaker opdrachten binnenhalen dan
Nederlandse bedrijven, die altijd het braafste jongetje van de klas
zijn. Ik ben het er helemaal mee eens dat we die regels eens tegen het
licht moeten houden.
De heer Knops (CDA):
Voorzitter. De bedrijfsvoering van Defensie is jarenlang een
zorgenkindje geweest. Het komt nu in wat rustiger vaarwater, maar alles
is relatief. Dat is op zich een goede zaak. Maar de staat waarin de
krijgsmacht zich vandaag de dag bevindt, is nog steeds zorgwekkend.
Nederland gaf in 2016 1,18% van het bbp uit aan Defensie, wat ver onder
de NAVO-norm ligt. Dat is nog minder dan in de tijden van het gebroken
geweertje. Voor 2017 wordt dat nog erger, want de uitgaven zullen dalen
naar 1,16% van ons bbp. Daarmee schendt Nederland de NAVO-afspraken van
Wales, en niet zo'n beetje ook. En dat ondanks de druk om meer te doen.
Hoe zit het met die trendbreuk?
Tegelijkertijd bloeit en groeit onze economie. Maar de gevolgen van de
eerdere economische crisis voor de bedrijfsvoering van Defensie zijn nog
niet voorbij. De minister doet haar best. De bedrijfsvoering is licht
verbeterd, en dat verdient een compliment, want Defensie komt van ver.
De logistieke keten is geen ernstige onvolkomenheid meer, en is van
groot belang voor herstel van de krijgsmacht. Belangrijk is ook dat ERP
eindelijk geen onvolkomenheid meer is. Na vele jaren van vallen en
opstaan mag dat gerust een opluchting worden genoemd.
Tegenover een lichte verbetering van de bedrijfsvoering staat de
werkelijkheid van een uitgewoonde en uitgebeende krijgsmacht.
Recentelijk nog kon een oefening in Brabant niet doorgaan, wegens gebrek
aan voertuigen. Vorige week hadden we als vaste Kamercommissie een
bijeenkomst met de IMG. Zelfs de toestand van de militaire
gezondheidszorg is zorgelijk. We komen terecht op het randje, zei de
IMG. De al heel oude ambulances worden gekannibaliseerd. De IGK is
eveneens hard in zijn jaarverslag: het personeel heeft weinig vertrouwen
meer, de onvrede is groot, er is nog steeds geen cao en de vakbonden
bereiden acties voor. Ja, er is geld bijgekomen, maar de minister zei
het al: op de werkvloer worden de resultaten daarvan niet of onvoldoende
gevoeld. Het herstel van Defensie, na vele jaren bezuinigingen, kost
tijd. De maatregelen om te kunnen oefenen, zoals voldoende munitie,
reserveonderdelen en brandstof, zijn onvoldoende, want pas in 2021 zal
de basisgereedheid op orde zijn. De uitstroom van personeel was ook in
2016 groter dan de instroom. De vulling is gedaald. Daarmee gaat de
braindrain door. De rapporteur, die ik dank voor haar bijdrage in eerste
termijn, gaf al aan dat het niet alleen maar gaat om die kwantitatieve,
maar ook over de kwalitatieve vulling. Als we die cijfers zien, merken
we dat de situatie er niet beter op wordt.
In het jaarverslag 2015 erkende de minister voor het eerst dat de eerste
hoofdtaak niet meer volledig kon worden waargemaakt. Een jaar later is
de krijgsmacht net zo weinig inzetbaar, maar worden ineens andere
woorden gebruikt. De minister zei dat dat is aangepast. Maar ik vind dat
toch wel ingewikkeld om dat zo te doen. Want het blijft een feit dat een
aantal taken niet volledig kan worden waargemaakt. De helft van de 21
hoofdwapensystemen voldeed slechts aan de norm voor materiële
gereedheid. Uit het jaarverslag blijkt dat er achttien eenheden waren
die niet aan de norm voldoen, en ook niet aan de voor 2016 verwachte
gereedheid. Hoe moeten we dit lezen? Blijft het herstel van de
operationele gereedheid achter bij de verwachting daarover ten tijde van
de begroting 2016?
De Rekenkamer is terecht kritisch over de personele gereedheid, want de
krijgsmachtdelen meten de status "operationeel gereed" niet op dezelfde
wijze. Ik ben vooral voor de kleur groen. Ik ben blij dat de minister
erkent dat dit een middel kan zijn om beter te rapporteren. Maar dan
moeten de onderliggende criteria wel uniform zijn. De Rekenkamer legde
wel de vinger op de zere plek waar het gaat om de duiding: je krijgt een
predicaat waar de toelichting bijna haaks op staat. Dat kan en mag niet
gebeuren.
De investeringen vallen jaar op jaar lager uit dan geraamd. Dat gebeurt
als ik het goed heb al sinds 2009. Ook in 2016 is er 142 miljoen minder
uitgegeven dan begroot. Dat betekent voor het achtste jaar op rij een
lagere investeringsquote. Het gevolg daarvan is een enorme delta aan
achtergebleven investeringen. Ik heb berekend dat alleen al sinds 2013
tot en met 2016 een bedrag van 631 miljoen minder is uitgegeven dan
begroot. Klopt dat? Wat vindt de minister daarvan? Bij het voortdurend
vertragen en doorschuiven van investeringen moet de krijgsmacht langer
door blijven gaan met steeds ouder materieel. De marine heeft nog nooit
zo'n oude vloot gehad.
De minister schrijft in bijlage 8 van het jaarverslag dat veroudering en
het onderhoud van kleinere wapensystemen en ondersteunende systemen een
punt van zorg is, evenals de ouderdomsklachten van oudere wapensystemen.
Wat zijn de gevolgen hiervan voor de inzetbaarheid en de
exploitatiekosten? Hoe gaat de minister hiermee om?
Als het gaat om de infra bleven de investeringen achter. Ook de IMG
memoreerde nog dat dit er zelfs toe heeft geleid dat een locatie moest
worden gesloten. De minister stelt dat de capaciteit van het
Rijksvastgoedbedrijf niet toereikend was in 2016. De vraag is wanneer
die wel toereikend is. Wat gaat de minister daaraan doen?
De verwervingsketen moet op orde zijn. De CDA-fractie heeft de minister
eerder al bij motie opgeroepen tot versterking daarvan. De minister
zegt: ik heb dit gedaan. Ze stelt dat er geen aanvullende maatregelen
nodig zijn. De Rekenkamer wijst op een forse toename van het aantal
aanbestedingsfouten, van 8 naar 21, en op toegenomen druk op de inkoop.
Het tekort aan inkoopspecialisten zou daaraan ten grondslag liggen,
aldus de Rekenkamer in de briefing. Ook zou er een tekort zijn aan
vakjuristen en zou de aansturing beter moeten. Ik vraag de minister
hierop te reflecteren, want het is cruciaal dat Defensie zich uit het
dal omhoog kan trekken en meer gaat investeren. De beschikbare middelen
mogen niet op de plank blijven liggen maar moeten daadwerkelijk worden
ingezet. Dat helpt ook om de effecten zichtbaar te maken.
Over de aanbestedingsprocedures was de Rekenkamer kritisch, met name op
het punt dat er onterecht een beroep zou worden gedaan op
uitzonderingsregels. Wat mij betreft zoekt de minister de grenzen op.
Dat is heel goed. Ik snap dat de Rekenkamer dat moet zeggen, want die
moet toetsen op rechtmatigheid, maar ik vind dat het tijd is om eens
goed te kijken naar de wijze waarop wij aanbesteden. Is de goedkoopste
ook altijd de beste? Dat zit in onze mindset, in het paradigma waarmee
we denken. Maar kijk naar hoe de wereld om ons heen verandert. Het is
weliswaar een politiezaak, maar neem het bedrijf dat C2000 produceert.
Dat is in Chinese handen. Ik vraag me af of dat dienstig is voor onze
staatsveiligheid. Draagt dat nu bij aan de strategisch onafhankelijke
positie? Mijn vraag aan de minister zou zijn: speel geen gekke henkie in
Europa, maar ben smart follower. Pas de uitzonderingsbepaling niet
restrictiever toe dan andere Europese landen. Zoek de randen op. Ik
vraag me ook af hoe het zit met cruciale IT-infrastructuur. Hoe gaat de
minister daarmee om?
Ik moet afronden van de voorzitter. Zonde. Ik ben pas halverwege. Tot
slot dan nog één zin. Zou de minister uitvoerig kunnen reflecteren op
haar eigen ervaringen met aanbesteden? Wat zou zij liever willen? Laat
ik vooropstellen dat onze fractie zou willen meedenken over ruimere
criteria, niet alleen financiële, voor aanbesteden. Op de lange termijn
is het belang van Defensie meer gediend bij aanbestedingen die ons
veiligheid bieden dan dat we voor een paar euro goedkoper ergens binnen
zijn en vervolgens in een of ander Chinees netwerk hangen, want dat
geeft mij een buitengewoon oncomfortabel gevoel.
Mevrouw Popken (PVV):
Het is interessant wat de heer Knops hier vertelt. Het ligt in lijn met
wat hij mij gevraagd heeft. Misschien loop ik op de zaken vooruit, maar
ik vroeg mij het volgende af. We komen nog te spreken over de vervanging
van de onderzeeboot. Ziet hij mogelijkheden om dat met die
uitzonderingsregel meer in eigen handen te houden en niet zozeer de
Europese aanbestedingsregels of aanbestedingsregels in hun algemeenheid
toe te passen? Dat is een grote post.
De heer Knops (CDA):
Ik begrijp de vraag, maar het speelt vooral bij zaken waarvan soms grijs
is of ze militair zijn of niet. Bij puur militaire projecten is
volstrekt helder dat je kijkt naar het veiligheidsbelang en naar
capaciteiten van objecten. Ik denk vooral aan bijvoorbeeld vitale
ICT-diensten en infrastructuur, die normaal gesproken onder een openbare
aanbesteding zouden kunnen vallen maar waarvan je je juist vanwege de
toepassing en het gebruik zou moeten afvragen of je er niet
strategischer over moet nadenken. Alle normale militaire
verwervingsprojecten vallen hierbuiten; daarbij speelt dat niet.
Daarvoor geldt al de eis dat we niet snel Chinees spul zullen kopen,
tenminste, als het aan mij ligt niet. We kopen altijd spul dat
interoperabel is, dat bij onze NAVO-bondgenoten in gebruik is en dat we
veilig kunnen gebruiken.
De voorzitter:
Mevrouw Popken heeft geen behoefte aan het tweede deel van haar
interruptie. Daarmee is de eerste termijn van het CDA voorbij. U hebt
nog een klein minuutje.
We gaan naar de fractie van D66 in de persoon van mevrouw Belhaj, die nu
als woordvoerder optreedt; we hebben haar eerder gezien als rapporteur.
Ik zeg mevrouw Belhaj erbij dat D66 acht minuten toegewezen heeft
gekregen. Ook voor haar geldt dat dit de eerste en tweede termijn
beslaat.
Mevrouw Belhaj (D66):
Voorzitter. Ik neem nu inderdaad graag het woord als Kamerlid van D66.
Het goede nieuws is dat er nauwelijks verschil zit tussen mijn boodschap
als rapporteur namens de commissie voor Defensie en als woordvoerder van
D66. Het slechte nieuws is dat er ook weinig verschil zit in de
jaarverslagen van Defensie van de afgelopen jaren, of beter gezegd: in
de kritiek van de Rekenkamer en de aanbevelingen. Veel is nieuw, maar
wellicht zal het de oplettende luisteraar opvallen dat er wat
gelijkenissen zijn.
Laten we eens bekijken wat er de afgelopen jaren al voor signalen zijn
afgegeven door de Rekenkamer over de ernstige situatie die is ontstaan
bij Defensie. De reden dat ik er waarde aan hecht om dat te doen, is
niet om te wijzen met "is er wel genoeg gebeurd?", maar wel om erop te
wijzen dat we al jaren zien dat er sprake is van een structureel
probleem. We weten dat dit niet in één keer is opgelost. Maar nog
sterker: er is extra reden tot alertheid en daarmee voor de aanbeveling
die de rapporteur heeft gedaan. We hebben hier te maken met een
organisatie met mensen die ongelofelijk hard werken, nooit nee zullen
zeggen en altijd zullen doorgaan om te laten zien dat het wél kan. Dat
zijn mooie eigenschappen. Het is ook een mooi type organisatie. Het
nadeel is wel dat dit bij een organisatie die door de afgelopen
bezuinigingen veel problemen heeft gehad, risico's meebrengt. Om die
reden vind ik het belangrijk om heel kritisch te zijn. Dat ben ik niet
om mensen te kwetsen of te zeggen dat mensen hun werk niet goed doen,
maar wel omdat ik anders vrees dat in de organisatie risico's genomen
worden waarvan ik als Kamerlid vind dat je die wellicht niet zou moeten
nemen.
Laten we even terugblikken naar het jaarverslag 2013. Daarover merkte de
Algemene Rekenkamer op: "De aanpak die Defensie hanteert om problemen
aan te pakken vertoont gebreken. Het betreft gebreken die we in 2008 ook
signaleerden". Ook concludeerde men dat Defensie "een niet-stabiele
organisatie" was. Daarbij kwam de aanbeveling van "een gedoseerde aanpak
en prioriteiten stellen". Reden genoeg om aan de slag te gaan, zou je
zeggen.
Dan het jaarverslag van Defensie voor 2014, een jaar later. Daarbij
benoemde de Rekenkamer opnieuw een waslijst aan problemen, waaronder de
inzetbaarheid van de krijgsmacht en de gereedstelling. De
bedrijfsvoering was complex en functioneerde nog verre van optimaal. De
Rekenkamer concludeerde daarom: "Defensie trekt een niet vol te houden
wissel op zichzelf". Daar kwam een heel concrete en heldere aanbeveling
bij. De Algemene Rekenkamer adviseerde de minister van Defensie namelijk
om scherpe prioriteiten te stellen. Alleen als zij dat deed was het
mogelijk om de operationele doelen en financiële middelen in balans te
brengen en de bedrijfsvoering soepel te laten functioneren. De
Rekenkamer wilde dat de minister orde op zaken stelde, waarvoor een
"gedoseerde en consistente aanpak" nodig was, met meer realiteitszin.
Harde woorden, maar wel duidelijk. Ook dit keer waren er dus genoeg
concrete punten om mee aan de slag te gaan.
Desondanks leek het er een jaar later, in 2015, op dat we terug bij af
waren. Ook in dat jaar concludeerde de Rekenkamer dat Defensie een niet
vol te houden wissel op zichzelf trok. Daarbij kwamen opmerkingen als
dat er "roofbouw wordt gepleegd" en er sprake was van "onbalans". Ook
dit keer werd geadviseerd: "Defensie moet scherper keuzes maken".
Opvallend en belangrijk was dat de Rekenkamer daarbij expliciet opmerkte
dat "met extra geld alleen" de problemen niet op te lossen waren.
Als we kijken naar het afgelopen jaar, 2016 dus, vrees ik dat we moeten
constateren dat er te weinig terecht is gekomen van de aanbevelingen van
de Rekenkamer. Er is sprake van een rode lijn. Jaar op jaar horen we de
noodzaak van scherpe prioriteiten, van het op orde brengen van de
bedrijfsvoering en van duurzaam financieel beheer. We moeten dus ook
kunnen concluderen dat er bij Defensie sprake is van zeer structurele
problemen. Natuurlijk kan daarbij gewezen worden op de noodzaak van meer
financiële middelen. D66 is ook voorstander van investeren in Defensie.
Maar de hoeveelheid problemen is, zoals de Rekenkamer ook opmerkte,
alleen met geld niet op te lossen. Ik zou dan ook graag van de minister
willen weten hoe zij zou willen omgaan met deze aanbevelingen en waarom,
ondanks dat er positieve bewegingen zijn, nog niet alles verbeterd
is.
Hoe kan het dat er steeds sprake is van een onbalans en er nog steeds
geen orde op zaken is gesteld in het totaal van de afgelopen vier jaar?
Hoe kan het dat de inzetbaarheid en gereedheid in 2016 nauwelijks zijn
toegenomen en dat die vaak zelfs achterblijven bij de naar beneden
bijgestelde verwachtingen? Wat is er in 2016 gebeurd om deze problemen
op te lossen? Is het extra geld dat Defensie de afgelopen jaren kreeg
verstandig en doelmatig besteed? In welke mate is het mogelijk dat de
minister zich alsnog bereid toont om een algemeen overzicht te maken,
inclusief prioritering, van de problemen met de bedrijfsvoering?
Tot slot wil ik het volgende opmerken. Het belangrijkste kapitaal van
Defensie, het personeel, heeft het zwaar te verduren. Nog steeds geen
nieuwe cao. Ondertussen doorwerken met gebrekkig materieel.
Achterstanden in het verwerven van nieuw personeel. Een gebrek aan
mogelijkheden tot het opnemen van verlofuren. Dat baart mij zorgen. Ik
hoop dat de minister dat met mij eens is of daar antwoorden op kan
geven. Ik kijk ook uit naar het verdiepende onderzoek dat de Rekenkamer
gaat uitvoeren naar de personele gereedheid, omdat dit essentieel is
voor het functioneren van de hele organisatie, of het nu gaat om het
oppakken van de verbeteringen, om oefening of om de inzet.
Ik rond af met waarmee ik begonnen ben. Ik realiseer me dat ik wellicht
wat hard ben in mijn constateringen over hoe het met Defensie verloopt.
Maar ik hecht er echt waarde aan om nogmaals te benadrukken dat ik hoop
dat de minister dit niet alleen zal interpreteren als kritiek, en zegt:
we hebben toch fantastische dingen gedaan? Ik hoop dat dit het
ministerie dwingt om zich te realiseren dat het heel aardig, heel nobel
en heel loyaal is om te doen alsof de winkel gewoon open kan blijven met
volledig afdoende middelen in een gezonde organisatie, maar dat dit niet
zo is. Een beetje realiteitszin over de situatie waarin we nu zitten zou
prettig zijn, zodat we gezamenlijk de problemen kunnen oplossen.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Belhaj. U hebt zesenhalve minuut gebruikt van de u
toegemeten tijd.
Er is een einde gekomen aan de eerste termijn van de Kamer. De minister
vraagt om een kwartier te schorsen.
De vergadering wordt van 11.31 uur tot 11.50 uur geschorst.
Minister Hennis-Plasschaert:
Voorzitter, ik moet zeggen: het went best, dat staan! Ik vind het ook
prettig. Misschien kunt u dat meenemen in de evaluatie.
De voorzitter:
Er komt een evaluatie. Ik weet niet of het kabinet ook wordt gevraagd om
deel te nemen aan die evaluatie en of dat invloed heeft. Ik kijk
daarvoor even naar het lid van het Presidium dat daarover gaat.
De heer Knops (CDA):
Er is zojuist in het Presidium besloten dat het gewoon doorgaat. We zijn
klaar met evalueren. We gaan het gewoon doen!
De voorzitter:
Kijk eens aan!
Laten we aannemen dat deze minister daar toch invloed op heeft
uitgeoefend. Dat is altijd goed om te horen aan het begin van een eerste
termijn.
Minister Hennis-Plasschaert:
Ik moest inderdaad even wennen, maar het is …
De heer Van den Bosch stelde zeer terecht dat we natuurlijk nog steeds
tegen grenzen aan lopen. Dat is conform wat ik in eerste termijn zei. We
zitten in een rare periode, waarin we in alle omvang nog te maken hebben
met het voelbaar zijn van de bezuinigingen uit het verleden, terwijl de
effecten van het extra geld nog op zich laten wachten. Dat is wrang en
dat is zuur. Ik heb dat vaker gezegd. Dus loop je tegen grenzen aan,
maar dat niet alleen: ook tegen onbegrip op de werkvloer.
Zoals de heer Van de Bosch zei is er inderdaad wel een begin gemaakt.
Het is een begin. "Het is misschien een begin", zo zei hij, maar dan wel
een begin. Laat dit dan ook het begin zijn van nog heel veel meer. Ik
heb tijdens de begrotingsbehandeling echt geen misverstand laten bestaan
over wat de stappen zijn in het kader van het meerjarenperspectief en
het op orde brengen van de basisgereedheid. De heer Knops en mevrouw
Belhaj waren daarbij aanwezig, maar mevrouw Popken en de heer Van den
Bosch toentertijd nog niet. Ik herhaal het nog maar eens.
Het gebeurt weliswaar gefaseerd met de huidige middelen in het jaar
2021. Maar als nieuwe investeringen uitblijven, dan zullen de tekorten
die we kennen bij de investeringen en bij de combat support en combat
service support oplopen tot ruim 1 miljard. Dan zal diezelfde
basisgereedheid vanzelfsprekend onmiddellijk weer onder druk komen te
staan. We hebben dan ook nog geen antwoord geformuleerd op vernieuwing,
modernisering en uitbreiding. Defensie legt elke dag ontzettend, om in
mijn eigen terminologie te blijven, veel op de mat in eigen land en ver
daarbuiten. Er is wel een maar en die maar betekent dat Defensie in
beweging moet blijven om ook bij te blijven en opgewassen te blijven
tegen de dreigingen van niet alleen vandaag maar zeer zeker ook van
morgen en overmorgen.
Er is gesproken over de informatiebeveiliging. Ik heb goed op mijn
netvlies staan wat de president van de Algemene Rekenkamer daarover zei.
Kijk, de informatiebeveiliging is onderdeel van onze bedrijfsvoering.
Laat ik dat allereerst zeggen, want anders krijgen we dat misverstand
weer dat ik het zou hebben willen bagatelliseren. Natuurlijk neem ik de
aanbevelingen, ook op dit punt, van de Algemene Rekenkamer zeer serieus.
Dat doe ik overigens met alle aanbevelingen, maar dat wil niet zeggen
dat ik niet af en toe een opmerking in de kantlijn wil plaatsen omdat de
praktijk af en toe wat weerbarstig is en ik niet te maken heb met een
papieren werkelijkheid.
Ik heb ook tegen de Algemene Rekenkamer gezegd dat er over de
informatiebeveiliging geen twijfel kan bestaan. Die staat bij Defensie
hoog in het vaandel. Ik ben het natuurlijk met de Kamer en de Algemene
Rekenkamer eens dat het belangrijk is om te kunnen vaststellen — daar
gaat het inderdaad om — dat er geen daadwerkelijke kwetsbaarheden in de
informatiebeveiliging zijn geconstateerd.
De aanbevelingen van de Rekenkamer spitsen zich toe op de werking van
het managementsysteem waarmee de informatiebeveiliging wordt gestuurd,
waaronder ook de dossiervorming bij kritieke systemen. Ik herken de
opmerkingen van de Rekenkamer, omdat dat al eerder door de ADR was
geconstateerd. De ADR heeft ons er alleen op gewezen dat we het moeten
regelen en de Algemene Rekenkamer heeft daar een onvolkomenheid van
gemaakt. Dat is het goed recht van de Algemene Rekenkamer en wij zullen
het dit jaar ook doen. Natuurlijk zullen wij de Kamer zo rond de
begrotingsbehandeling op de hoogte kunnen stellen van de stand van
zaken.
Ik merkte ook net in de inbreng dat informatiebeveiliging helemaal in
het kader van de cyberdreigingen werd geplaatst. Dat is terecht want
informatiebeveiliging is een onderdeel van onze bedrijfsvoering. Ik denk
dat we allemaal vaststellen dat cyber natuurlijk veel meer behelst als
het gaat om de dreiging die daarvan uitgaat tegen onze organisatie, de
missies en de operaties. Het is genoegzaam bekend dat wij elke dag
worden aangevallen door allerhande statelijke actoren. We komen niet weg
met alleen een beetje informatiebeveiliging, want het vraagt om veel
meer maatregelen. Het verbeteren van de informatiebeveiliging is slechts
één van de aspecten als het gaat om jezelf weerbaar maken in het kader
van de cyberdreiging. Hoe dan ook, ik zal de Kamer voorafgaand aan de
begrotingsbehandeling informeren over de stand van zaken rond de
informatiebeveiliging. Natuurlijk doe ik dat met het uitgangspunt om die
onvolkomenheid weg te werken, zo zeg ik ook tegen links en rechts naast
mij. Gaat dat lukken met die begrotingsbehandeling? Ik zie dat men ja
knikt!
De heer Van den Bosch vroeg eigenlijk of ik wil blijven uitleggen waar
de extra middelen naartoe gaan. Hoe besteden de krijgsmachtsdelen dit
geld? Wat zijn de effecten daarvan? Het antwoord daarop is ja. Dat doe
ik bij de begroting en in het jaarverslag. Ik merkte dat eigenlijk allen
hier aanwezig nadrukkelijk het verzoek deden om uniforme terminologie te
hanteren, zodat het beter te volgen is. Het gevaar is dat je het
allemaal herkent als je er te veel in zit en dat je precies weet hoe en
wat. Ik ben het er van harte mee eens dat die uniforme terminologie niet
alleen u maar ook mij en mijn eventuele opvolger echt gaat helpen. Het
antwoord is daarop dus ook ja. We zullen daar nadrukkelijk naar
kijken.
Er is een vraag gesteld over de materiële gereedheid. Die is afgevlakt
in de tweede helft van 2016. Ik kom straks nog wat uitgebreider terug op
de vragen die zijn gesteld door mevrouw Belhaj. Ik meen eerder te hebben
toegelicht dat de lichte stijging van de materiële gereedheid in het
tweede kwartaal van 2016 zich inderdaad niet heeft kunnen voortzetten,
omdat het vooral een gevolg was van benodigd extra onderhoud aan
wapensystemen die begin 2017 zijn ingezet in heel grote oefeningen.
Volgens mij heb ik de Kamer hierover geïnformeerd, maar misschien was
dat wat omfloerst of wat mistig. Maar het kan zo zijn dat die materiële
gereedheid even wat onder druk komt te staan omdat er groot onderhoud
plaatsvindt. Dat hoort erbij en de Kamer zal daarom altijd effecten zien
op die materiële gereedheid. Dat geldt ook voor zaken die al eindeloos
lang in de planning zitten, maar die wel cruciaal zijn om tot een goede
materiele gereedheid op de langere termijn te komen.
Mevrouw Popken sprak nogmaals over de aanbestedingsfouten bij het
inkoopbeheer. Ik denk dat ik daarover in eerste termijn wel helder ben
geweest. Ik, de organisatie, ben echt op zoek naar de balans tussen
effectief en efficiënt handelen. Natuurlijk willen we voldoen aan alle
interne en externe wet- en regelgeving, want als er regels zijn moeten
we ze naleven. Desalniettemin blijft er die zoektocht naar voldoende
efficiency, effectiviteit en flexibiliteit. Verder moet je je natuurlijk
houden aan een web van regels. Dat is en blijft een lastige. Wij zijn
een departement dat ongelooflijk veel aanbestedingen doet, klein en
groot. Ik gaf in eerste termijn verder ook al aan dat wij bezig zijn met
het terugdringen van de interne regelgeving, want we zijn, ook in het
verleden, al dan niet aangemoedigd door de politiek, af en toe wat
doorgeschoten in allerlei controleregeltjes enzovoorts. Maar er zit
natuurlijk ook een hoeveelheid van regels bij die extern op ons afkomen
en dat gaat allemaal gepaard met inspecties, audits en toezicht. De
Rekenkamer laat nu zien dat als je die grenzen probeert op te zoeken, je
al heel snel bepaalde grenzen overschrijdt. De heer Knops moedigde mij
daartoe overigens toch weer aan.
Ik denk dat ik in eerste termijn helder ben geweest door te stellen dat
we die analyse nu eerst uitvoeren, omdat we dan een beter beeld hebben
van waarover het gaat. Wat behelzen die fouten? Zijn het kleine foutjes?
Zijn het grote fouten? Wat zijn de consequenties daarvan? Ik deel dat
met de Kamer en daardoor weten we ook wat ons te doen staat. De heer
Knops vroeg in aansluiting hierop of ik nog een beetje kan reflecteren
op mijn eigen ervaring. Ik denk dat ik daar duidelijk over ben geweest.
De praktijk is weerbarstig en de papieren werkelijkheid klopt soms erg
en is op orde, maar je krijgt met een hoeveelheid factoren te maken die
zich niet in die papieren werkelijkheid laten vatten. Ook de afgelopen
tijd zijn we gaan bekijken waar de ruimte zit, om die ruimte zo goed
mogelijk te benutten. Dat heeft niet zozeer te maken met de druk om de
materiële gereedheid op orde te brengen, maar met het wendbaarder worden
van de organisatie. Nogmaals, mevrouw Popken heeft er gelijk in dat die
regels er niet voor niets zijn. Ook de Kamer heeft ingestemd met de wet-
en regelgeving. De interne regels pakken we nu aan, maar het aanbod van
de Kamer om mee te denken, neem ik met beide handen aan. Ik denk dat we
naar aanleiding van de analyse het gesprek daarover kunnen voeren.
Mevrouw Popken sprak over de IT-problematiek bij de KMar. Bij mij gingen
alle alarmbellen af toen ik naar haar luisterde, want het door mevrouw
Popken geformuleerde signaal is mij niet eerder zo ter ore gekomen. Het
algemene beeld over de IT is genoegzaam bekend. We hebben een aantal
jaren geleden grote problemen gehad, inclusief datacenters enzovoorts.
Er zijn toen veel herstelmaatregelen genomen en er is ook extra geld in
gegaan. We zijn nu bezig met de aanbesteding van de nieuwe IT. De
tussenmaatregelen om de boel draaiende te houden, moeten natuurlijk goed
zijn. Het is echt meer dan een beetje pleisters plakken. Maar dat is het
generale beeld. Mevrouw Popken zoomde heel specifiek in op de
IT-problematiek bij de KMar. Ik heb zojuist geprobeerd om iedereen die
hierover gaat, te bereiken. Dat lukte even niet, omdat mensen in
vergadering zaten. We gaan dit helemaal na en de Kamer ontvangt hierover
een brief, zodat voor de Kamer volledig inzichtelijk is wat er precies
aan de hand is. Ik kan nu iets ontkennen, maar daar ga ik mijn vingers
eerlijk gezegd niet aan branden. Ik ga dit dus gewoon uitzoeken en ik
kom hier bij de Kamer op terug.
Mevrouw Popken (PVV):
Als een van jullie zelf naar Airport Eindhoven gaat en een willekeurige
marechaussee aanspreekt, zal hij van die marechaussee hetzelfde horen.
We hebben in het hokje gestaan waar dat apparaat staat dat de paspoorten
scant. Toen is ons uitgelegd dat het twee uur werkt. Ik zou die brief
wel graag ruim voor de zomer willen ontvangen, want juist met de drukte
van de zomer lijkt het mij goed dat het systeem op welke manier dan ook
werkzaam kan zijn.
Minister Hennis-Plasschaert:
Vanzelfsprekend. En z.s.m. is wat mij betreft volgende week, maar ik
moet wel een beeld hebben van wat het probleem nu is. Ik ben het immers
volledig met mevrouw Popken eens dat dit niet kan. Ook ik ben weleens op
werkbezoek geweest bij Airport Eindhoven. Toen en ook bij recente
bezoeken aan Schiphol is deze problematiek nadrukkelijk niet onder mijn
aandacht gebracht. Dat betekent dat ik echt beeld en geluid wil hebben
bij wat er nu gaande is, wat men mevrouw Popken precies heeft verteld en
wat de consequenties daarvan zijn voor een effectieve en efficiënte
grensbewaking. Kortom, z.s.m. en bij voorkeur volgende week ontvangt de
Kamer nadere informatie.
De heer Knops sprak over het percentage van het bbp. Dat snap ik.
Vanmorgen waren er weer nieuwe ramingen. Dat betekent dat het percentage
van het bbp fluctueert. Als de heer Knops met mij meedenkt, ziet hij
echter ook dat het steeds om en nabij 1,16% tot 1,18% ligt. Vorige week
ontving ik naar aanleiding van de Voorjaarsnota het percentage 1,19%.
Dat percentage fluctueert afhankelijk van de ramingen. Dat doet niets af
aan het feit dat dit nog onvoldoende is om verregaand tegemoet te komen
aan de afspraken die in Wales zijn gemaakt. Ik heb niet voor niets, ook
in het verleden — ik zeg dit bepaald niet voor het eerst — gezegd dat
het Europese NAVO-gemiddelde een heel logisch richtpunt voor Nederland
zou moeten zijn om zich de komende jaren op te richten. Ik heb niet voor
niets heel duidelijk gemaakt wat de tekorten zijn, want ik wil daar
gewoon geen misverstand over laten bestaan. Die tekorten niet aan willen
pakken of niet opnieuw willen investeren, door welk kabinet van welke
samenstelling dan ook, leidt tot keuzes. Ook daarover ben ik duidelijk
geweest. Ik zal die keuzes nu niet dramatisch gaan toelichten, maar we
hebben daar tijdens de begrotingsbehandeling klare taal met elkaar over
gesproken.
Hoe zit dit nu in het meerjarig perspectief? Ik heb het meerjarig
perspectief uiteengezet. Ik heb de bouwstenen daarvoor gegeven,
inclusief de laatste bouwstenen: modernisering, vernieuwing en
uitbreiding. Daar heeft de Kamer ook een toelichting op gekregen, een
soort richting van waar de krijgsmacht aan denkt als we die
basisgereedheidsinvesteringen en de gevechtsondersteuning op orde
hebben. Dat vraagt dus ook iets van een volgend kabinet. Ik weet hoe
nauw de heer Knops bij Defensie betrokken is. Ik ben dan ook blij dat
zijn partij zich daarvoor hard zal maken aan de onderhandelingstafel. Ik
hoop van harte dat ook de andere partijen, inclusief de mijne, dat
zullen doen. Het niet doen daarvan zal immers vragen om verregaande
keuzes, niet zozeer van de krijgsmacht maar van de politiek. We moeten
ons met z'n allen dus heel bewust zijn van het vraagstuk dat hier op
tafel ligt.
De heer Knops vroeg ook naar het Rijksvastgoedbedrijf, eigenlijk naar de
infra. Volgens mij is hij bekend met het feit dat wij in gesprek zijn
met het Rijksvastgoedbedrijf om de vragen en de mogelijkheden voor
realisatie beter op elkaar af te stemmen. Er is extra capaciteit voor
het Rijksvastgoedbedrijf. Daarvan is de Kamer op de hoogte gesteld. De
vraag is natuurlijk wanneer dat tot effect leidt. Ik denk dat wij daar
al in 2017 iets van kunnen terugzien, maar vooral in 2018 zal dit voor
Defensie resultaat opleveren en dus ook merkbaar zijn.
De heer Knops zette vraagtekens bij de achterblijvende gereedheid. Naar
aanleiding van vragen van de heer Van den Bosch heb ik al een korte
toelichting gegeven op bijvoorbeeld de materiële gereedheid. Het groot
onderhoud is weliswaar gepland, maar is natuurlijk van invloed. Ik denk
dat we, ook kijkend naar de rapportages, moeten vaststellen dat het gros
van de capaciteiten voldoet aan de verwachte norm zoals die was
vastgesteld voor 2016. Natuurlijk zijn daar uitschieters bij, naar
beneden of naar boven. Die zijn ook allemaal verklaarbaar. Soms blijft
de vulling achter. Ja, in bepaalde gevallen is sprake van verouderd
materieel — daar kom ik straks op terug — en soms wordt cruciaal
materieel, bijvoorbeeld reservedelen, niet op tijd geregeld. Is dat per
definitie altijd te wijten aan Defensie? Nee, de rapporteur zei in de
eerste termijn dat het een heel complexe organisatie is. Dat is ook op
dit punt duidelijk.
Het verouderde materieel is natuurlijk ook voor mij een zorg. Dat is ook
precies waarom ik mij druk maak over de tekorten op het
investeringsbudget. Als je het materieel niet tijdig kunt vervangen
terwijl het wel om noodzakelijke wapensystemen gaat of zelfs om kleine
dingetjes, zullen de exploitatielasten uiteindelijk gaan stijgen. De
Kamer weet dat wij hard werken aan financiële duurzaamheid. Op dat punt
zijn de afgelopen jaren echt heel grote stappen gezet, zodat we echt
inzichtelijk kunnen maken wat dit precies behelst. Werd er eerst — ik
noem maar wat — 10 uitgetrokken voor de exploitatie, straks is dat 25.
We bekijken ook hoe we de exploitatiekosten zo veel mogelijk kunnen
beheersen, maar het tijdig vervangen van een systeem is hiervoor
natuurlijk wel de sleutel.
Tegelijkertijd merk ik hierbij op dat een nieuw systeem niet per se
betekent dat de exploitatiekosten "dus" lager zijn. Dat heeft alles te
maken met de introductie van nieuwe technologieën die niet bepaald
goedkoop zijn. Voor mij is het nu niet mogelijk om dit even te
kwantificeren of om hier even een prijskaartje aan te hangen, maar het
is een feit dat veroudering extra kosten met zich meebrengt. Het is
natuurlijk ook afhankelijk van andere factoren, zoals het wel of niet
beschikbaar hebben van reservedelen.
Mevrouw Belhaj stelde dat de organisatie last heeft van de afgelopen
bezuinigingen. Let wel: het gaat om een kwart eeuw bezuinigingen. Het
gaat dus niet om een paar bezuinigingen van de afgelopen jaren. Daarom
is de trendbreuk waarvan de heer Van den Bosch zei dat die misschien
maar een begin is maar die dus wél een begin is, zo belangrijk voor
Defensie geweest om dat zwarte gat achter zich te laten. We hebben het
niet over een klein dipje, maar over een kwart eeuw bezuinigingen.
Mevrouw Belhaj zei ook dat de Algemene Rekenkamer buitengewoon kritisch
is geweest; er zouden structurele problemen bij Defensie zijn. Ik vind
dat jammer, omdat er in de afgelopen jaren wel degelijk een aantal
onvolkomenheden zijn opgelost. Naast de onvolkomenheden op het terrein
van de verplichtingen kan ik er nog wel een paar noemen. Dat wil niet
zeggen dat de organisatie het fantastisch doet, maar het is wel reëel om
te erkennen dat de Algemene Rekenkamer zo nu en dan de onderzoeksfocus
verlegt naar nieuwe terreinen, naar de bredere bedrijfsvoering en dus
ook andere terreinen. Ik vind het prima dat de Algemene Rekenkamer heeft
aangekondigd zich ook te willen focussen op de personele gereedheid.
Maar ik hoop wel dat er dan voldoende expertise in huis is om dat goed
in kaart te brengen, zodat de Tweede Kamer, de Algemene Rekenkamer en ik
elkaar goed verstaan. Mevrouw Belhaj zei eigenlijk dat ik helemaal geen
prioriteiten heb gesteld. Dat doet wel een beetje pijn, juist ook omdat
we daarover met de Algemene Rekenkamer vaak hebben gesproken. Er is niet
alleen gesproken over het op orde hebben van de basisgereedheid, of over
meer geld. We hebben altijd erkend dat alleen een zak geld nooit de
oplossing kan zijn. In de afgelopen jaren is er ontzettend veel werk
verzet om tekortkomingen en onvolkomenheden uit het verleden te
herstellen en de bedrijfsvoering te vereenvoudigen. Dat lukte met
wisselend succes, maar er is zeker succes geboekt. Kijk maar naar de
problemen in de "voorzien-in"-keten en de logistieke keten. Daar hebben
we allerlei plannen voor opgesteld, en die zijn met de Kamer gedeeld. Zo
heeft het ERP-systeem uiteindelijk zijn beslag gekregen. Dat alles
terwijl de reorganisaties maar doorliepen. We hebben niet voor niets met
elkaar in het verleden afgesproken, ook naar aanleiding van
aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer, om duidelijkheid te bieden
over wat de prioriteiten zijn. Die zijn in eerdere jaarverslagen met de
Kamer gedeeld.
Ik begrijp dus wel de zorgen en het algemene beeld dat mevrouw Belhaj
hier schetst, maar het is niet zo dat we maar wat doen. Er wordt heel
scherp geprioriteerd. We kunnen mensen en middelen maar één keer
inzetten. Het heeft wel degelijk tot resultaat geleid. Na een kwart eeuw
van bezuinigingen is het noodzakelijk om hier te onderschrijven dat
herstel tijd kost. Niet voor niets spreken we erover om de
basisgereedheid in 2021 op orde te hebben. Ik zou willen dat het nu
allemaal al geregeld was. Dat zou een fijne nalatenschap zijn, maar dat
is helaas niet de praktijk. Mevrouw Belhaj sprak heel terecht over de
"can do"-mentaliteit: u vraagt, wij draaien. Die mentaliteit heeft lang
geheerst bij Defensie. Als de politiek het wilde, linksom of rechtsom,
en al kon het eigenlijk niet meer, dan regelden wij het wel. Langzaam
maar zeker is ook bij de militairen het besef gekomen dat dat zo niet
langer kan. Wij moeten dus duidelijk zijn in wat wij wel en niet meer
kunnen. De "can do"-mentaliteit, die absoluut nog dominant is bij mij op
het departement, is inmiddels al van wat meer realiteitszin voorzien.
Het uitgangspunt dat wij nooit "nee" zouden verkopen, is niet correct.
Wij verkopen heel veel "nee". "Nee" is mijn middlename geworden en daar
ben ik eigenlijk helemaal niet van. Ik begrijp het beeld dus wel, maar
het is ook van belang om dat beeld aan de hand van alle stukken die we
in de afgelopen jaren met elkaar hebben gedeeld en samen hebben
doorgeakkerd, een beetje bij te stellen. Er worden langzaam maar zeker
wel degelijk resultaten geboekt.
Een ander onderwerp waarover we vaak met elkaar hebben gesproken en dat
bij mij in het verleden veel buikpijn heeft veroorzaakt, is het
investeringsbudget. We hebben inderdaad een aantal jaren te maken gehad
met onderrealisatie van het investeringsbudget. Toen ik aantrad op het
ministerie van Defensie was er geen onbeperkte eindejaarsmarge. De heer
Knops kan dit verhaal dromen, maar ik vertel het toch nog maar eens: als
je het geld niet uitgaf, was je het vervolgens kwijt. Wat we nu hebben
gerealiseerd is dat, als je een investering in een bepaald jaar niet
kunt realiseren, het investeringsbudget mee verschuift naar volgende
jaren. Dat geld is dus niet verloren.
Die onderrealisatie heeft mijn onverdeelde aandacht en, dat weet ik heel
zeker, ook die van de Kamer. Dat weet ik zo zeker, omdat daarover ook in
het verleden veel vragen zijn gesteld. Wij hebben de Kamer eerder
geïnformeerd over de vele initiatieven die er zijn genomen, ook in
samenspraak met de Algemene Rekenkamer, die ons daar in het verleden op
aangesproken heeft, om het investeringspercentage te verhogen. Daar
horen ook maatregelen bij om bijvoorbeeld de "voorzien-in"-keten
soepeler te laten lopen. Die maatregelen beginnen nu voorzichtig, maar
wel degelijk hun vruchten af te werpen. De gerealiseerde
investeringsquote laat heel langzaam een stijgende lijn zien. Ik
herhaal: onbesteed investeringsbudget schuift mee naar latere jaren. Dat
voorkomt dat projecten die later dan gepland tot realisatie komen om een
hoeveelheid van redenen moeten worden geschrapt. Dat kunnen we ons
namelijk echt niet veroorloven.
Er is een hoeveelheid van redenen voor vertraging. Ook daar hebben we
eerder met elkaar over gesproken. Daarbij valt te denken aan tijdelijke
tekorten in verwervingscapaciteit, aan complexe besluitvorming, aan
andere departementen die hier nog iets van willen vinden en aan
vertragingen bij de fabrikant. Ook kan het zijn dat je het in het kader
van de internationale samenwerking met een aantal andere landen wilt
oplopen. Er kunnen dus zeker interne, Defensiegerelateerde oorzaken
zijn, maar het kan soms ook door externe factoren worden vertraagd.
Nogmaals: de geplande investeringsquote laat die opwaartse lijn zien.
Het is van belang dat Defensie dit vasthoudt en de onderrealisatie
verder aanpakt.
Ik vergeet een vraag van mevrouw Popken over de Koninklijke
Marechaussee. Structureel 20 miljoen zou volgens haar slechts een eerste
stap zijn. Ja, ik heb dat steeds meegenomen in het kader van het
meerjarig perspectief en de verschillende bouwstenen. Dat geldt voor
alle Defensieonderdelen en dus ook voor alle krijgsmachtdelen. De KMar
maakt op dit moment een omslag naar informatiegestuurd optreden. Dat
heeft de Kamer misschien ook gelezen of gehoord. Het goede daaraan is
dat de Koninklijke Marechaussee haar capaciteit beter en gerichter kan
inzetten, ook ten behoeve van bijvoorbeeld de grensbescherming. Ook
hiervoor geldt dus dat het niet alleen maar een kwestie is van meer
geld, maar ook van een slimme inzet. Dat de druk op de Koninklijke
Marechaussee de afgelopen jaren groot is geweest vanwege de
hoogrisicobeveiliging, de aanpak van de migratiestroom, de grensbewaking
et cetera is evident. Dat is precies de reden waarom de Koninklijke
Marechaussee er de afgelopen jaren gestaag geld bij heeft gekregen. Dat
nemen we natuurlijk mee in het kader van het meerjarig
perspectief.
Mevrouw Belhaj (D66):
Ik wil mevrouw Popken toch een beetje ondersteunen, gelet op het feit
dat ik ook luchtvaartwoordvoerder ben geweest en eindeloze debatten heb
mogen voeren over de mate waarin er genoeg marechaussee aanwezig kan
zijn om iedereen zo snel mogelijk door de poortjes van Schiphol te laten
gaan. Ik hoor dat de minister wat voorzichtiger is geworden. Ik kan mij
herinneren dat er geconstateerd is dat we eigenlijk 450 fte nodig hebben
om ervoor te zorgen dat de drukte goed afgehandeld kan worden maar ook
om de marechaussee snel in te kunnen zetten bij een dreigement, in
plaats van de landmacht, zoals we de afgelopen zomer hebben gezien.
Volgens mij was die 20 miljoen dus bedoeld voor 200 fte en was er 450
fte nodig om zowel de stroom vakantievierders in goede banen te leiden
als onze nationale veiligheidstaken te waarborgen. Klopt dat? En vindt
de minister ook dat het belangrijk is dat er 450 fte zou moeten
zijn?
Minister Hennis-Plasschaert:
Mijn wensenlijst, niet alleen voor de Koninklijke Marechaussee maar ook
voor de andere krijgsmachtdelen, is bekend. Als we naar die Europese
NAVO-norm willen toegroeien, hebben we niet 400 vte maar misschien wel
bijna 3.000 vte voor de verschillende krijgsmachtdelen nodig. Dus ja, ik
ben me er zeer van bewust dat, als je volledig wilt zijn en het helemaal
goed zou willen doen zonder te veel prioriteiten te willen stellen, je
dan op een bepaalde plaat uitkomt. Tegelijk signaleer ik dat er bij de
Voorjaarsnota geld bij is gekomen. Ik weet dat mijn collega van V en J
de Kamer vandaag of morgen antwoorden stuurt naar aanleiding van
schriftelijke vragen. Ik weet even niet wie die vragen heeft gesteld,
maar het heeft alles te maken met de drukte op Schiphol en de
grensbewaking. Ik treed een beetje buiten mijn beleidsterrein als ik zeg
dat de inzet van de Koninklijke Marechaussee vanwege de drukte op
Schiphol niet alleen maar een dingetje van Defensie en V en J is. Dat
komt weleens mijn neus uit, want als gevolg van de beleidsbeslissing van
bijvoorbeeld Schiphol zelf om lowcostcarriers en dat soort zaken toe te
laten en door altijd maar meer te willen, moeten andere mensen en andere
diensten bepaalde capaciteiten inzetten. Met alle respect voor ieders
ambities en alle dividenduitkeringen in relatie tot Schiphol: het wordt
hoog tijd dat men nadenkt over een aantal beleidsbeslissingen en de
gevolgen daarvan voor onder meer Defensie en V en J.
De voorzitter:
Ik dank de minister voor haar beantwoording in eerste termijn. Wij gaan
door met de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Ik schors twee
minuten voor het formuleren van moties. De resterende spreektijden zijn:
voor de VVD twee minuten, voor de PVV vier minuten en twintig seconden,
voor het CDA een kleine minuut en voor D66 anderhalve minuut.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Wij zijn toegekomen aan de tweede termijn van de zijde van de
Kamer.
Ik geef als eerste het woord aan de heer Van den Bosch van de
VVD-fractie.
De heer Van den Bosch (VVD):
Voorzitter. Fijn om weer even te mogen staan. Ik dank de minister voor
de duidelijke antwoorden op mijn vragen en de opmerkingen die zij heeft
gemaakt. Ik verwacht dat mevrouw Belhaj nog ingaat op de stoplichten,
omdat wij toch echt wel een heel harde toezegging van de minister
willen. Je kunt met elkaar praten over de vraag hoe je het precies
uitvoert, want het moet op een andere manier.
Ik sluit mij aan bij de opmerking van de heer Knops over aanbestedingen.
Hij zal daar zo nog op ingaan, om te bezien of daarin nog wat ruimte is
te vinden.
Mevrouw Popken (PVV):
Voorzitter. Dank voor de beantwoording. Ik ben blij met de brief die de
minister heeft toegezegd over het probleem dat wij op Airport Eindhoven
hebben geconstateerd en ook voor het feit dat die brief, als dat
mogelijk is, volgende week komt.
De minister sprak richting mevrouw Belhaj over de drukte en de problemen
op de vliegvelden. Zij zei dat de hoeveelheid marechaussee die wordt
ingezet, niet alleen een aangelegenheid van Defensie is. Daarmee ben ik
het eens. De lange rijen bij de bagageafhandeling worden natuurlijk niet
alleen veroorzaakt door de marechaussee, maar ook door de keuze van het
vliegveld voor het aantal poortjes dat wordt opengesteld et cetera. Mijn
punt ziet dan ook meer op de beveiliging: ervoor zorgen dat het veilig
is en dat er geen terroristen ons land binnenkomen. De ICT moet op orde
zijn opdat iedere drempel die kan worden opgeworpen, wordt gebruikt. Het
is bizar dat dat nu niet gebeurt.
De heer Knops (CDA):
Voorzitter. Ik meende enige irritatie te ontwaren bij de minister toen
het over de marechaussee ging. Dat begrijp ik wel, nu zij bij de
Voorjaarsnota 20 miljoen krijgt voor de marechaussee en niet voor alle
andere noden die er zijn en dan ook nog door andere departementen wordt
aangesproken. Ik begrijp die irritatie van de minister dus heel goed. Ik
had er ook op gehoopt dat bij de Voorjaarsnota meer ruimte was gekomen
voor de noden van Defensie in brede zin.
Ik heb niet veel spreektijd en daarom laat ik het bij een motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het doorlopen van de vereiste aanbestedingsprocedures
bij het inkopen van goederen en diensten onder druk staat bij
Defensie;
constaterende dat uitzonderingen mogelijk zijn op het Europees
aanbesteden op basis van artikel 346, tweede lid, VWEU, dat EU-lidstaten
de mogelijkheid biedt maatregelen te nemen die zij noodzakelijk achten
voor de bescherming van de wezenlijke belangen van hun veiligheid met
betrekking tot de productie van of de handel in wapenen, munitie en
oorlogsmateriaal;
constaterende dat deze uitzonderingsbepaling niet expliciet van
toepassing is op vitale infrastructuur, waaronder IT, terwijl ook daar
wezenlijke belangen van nationale veiligheid aan de orde kunnen
zijn;
verzoekt de regering, de mogelijkheden te onderzoeken om
uitzonderingsgronden te verruimen op het verplicht internationaal
aanbesteden door Defensie ten aanzien van vitale (IT-)infrastructuur en
daarbij voorstellen te inventariseren voor aanpassing en/of ruimere
interpretatie van Europese regelgeving,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Knops en Van den Bosch. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 6 (34725-X).
Mevrouw Belhaj (D66):
Voorzitter. Ik dank de minister voor haar beantwoording. Ik begrijp haar
opmerking over de juiste stappen die worden gezet. Tegelijkertijd blijf
ik bij mijn opmerking dat zolang het niet op orde is, het in feite niet
genoeg is. Dat is, nogmaals, niet om onaardig te zijn.
Verder heb ik samen met een aantal collega's toch een motie voorbereid,
omdat er wat onduidelijkheid bestaat over de mate waarin ons verzoek met
betrekking tot het stoplichtmodel werkelijk zo wordt ingevuld als wij
dat graag willen. Die motie luidt als volgt.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat Defensie op dit moment nog niet voldoet aan de eigen
normen voor gereedheid en er sprake is van structurele problemen in de
bedrijfsvoering;
overwegende dat zorgdragen voor een operationeel gerede krijgsmacht van
essentieel belang is en behoort tot de hoofdtaak van Defensie;
overwegende dat de gereedheid van het materieel, de gereedheid van het
personeel en de geoefendheid van belang zijn voor de basisgereedheid en
inzetbaarheid;
overwegende dat het enige tijd duurt voordat maatregelen leiden tot
verbetering van de gereedheid;
overwegende dat de Kamer in het kader van de verantwoording ook per jaar
inzicht wil in de voortgang van de maatregelen;
verzoekt de regering, de Kamer per brief te informeren hoe de minister
in het jaarverslag invulling kan geven aan een stoplichtmodel waarmee
inzicht wordt geboden in de mate waarin voor het jaar waarover verslag
wordt gedaan de geplande maatregelen voor versterking van de
basisgereedheid zijn uitgevoerd op het niveau van materiële en personele
gereedheid en geoefendheid en op het niveau van operationele
eenheden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Belhaj, Knops en Van den Bosch.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 7 (34725-X).
Hiermee is een einde gekomen aan de tweede termijn van de zijde van de
Kamer. Ik wacht even tot de minister de moties heeft gekregen, alvorens
ik haar het woord geef voor haar respons in tweede termijn van de zijde
van de regering.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Minister Hennis-Plasschaert:
Voorzitter. Ik herhaal het aan het adres van mevrouw Popken: de brief
komt er echt z.s.m. Ook bij mij gingen even alle alarmbellen af. Nou is
dat niet gek; het gebeurt wel vaker in deze heel grote en complexe
organisatie. Ik wil precies weten hoe en wat en ik hoop de Kamer
volgende week nader te informeren. Ik begrijp de opmerkingen over extra
investeringen in de KMar, over het op orde brengen van de beveiliging
ten behoeve van de grensbewaking. Dat is natuurlijk van het grootste
belang. Ik hecht eraan nogmaals te benadrukken dat niet alleen ik
daarover ga. Ik ga over de uitvoering en moet daarbij roeien met de
riemen die ik heb. V en J is hierin beleidsverantwoordelijk. Het is goed
om dit in beide commissies volop aan de orde te stellen, want zo wordt
het geluid het best opgevangen.
De noden van de Voorjaarsnota en de opmerkingen van de heer Knops
daarover zijn gehoord. Het zal hem niet verbazen dat ik zijn observatie
deel.
Dan de motie van de heren Knops en Van den Bosch. Op voorhand zeg ik dat
ik het oordeel daarover aan de Kamer laat. Ik zie dat het ons kan helpen
in een bepaalde discussie. Dat onderschrijf ik dus. Het is bekend dat
niet alleen Defensie hierover gaat, maar dat dit in samenspraak met
andere departementen dient te gebeuren. Het is wel van belang om dat
goed op het netvlies te hebben. Het is bekend dat ik met de Kamer steeds
gepleit heb voor een goed werkende Europese interne markt. Ik ben ervan
overtuigd dat het Nederlandse bedrijfsleven gebaat is bij een goed
werkende Europese interne markt, ook op het terrein van defensiegoederen
en -aanbestedingen. Maar het is de Kamer bekend dat die markt zwaar
onder druk staat, omdat een hoeveelheid lidstaten vooral bezig zijn om
de eigen industrie in leven te houden. Het is iets wat mij mateloos
stoort. De afgelopen jaren heb ik er veel inzet op gepleegd. Dat zal ik
blijven doen, samen met de collega van Economische Zaken. In dat opzicht
lijkt de motie haaks op mijn pleidooi te staan, maar zo lees ik de motie
niet. Wij moeten beide wegen blijven bewandelen. Hoe komen wij tot een
goed werkende Europese interne defensiemarkt waarmee ook het Nederlandse
bedrijfsleven, waar ook in de keten, zijn voordeel kan doen? Hoe kunnen
wij ervoor zorgen dat wij niet de gekke henkie van Europa worden en onze
eigen flexibiliteit te grabbel gooien? Het is misschien niet zo netjes,
maar daarmee zeg ik dus: oordeel Kamer.
Ik zie uit naar de uitwerking hiervan door mijn eigen mensen,
waarschijnlijk in samenwerking met Economische Zaken. Ik hoop de Kamer
daarover nader te informeren. Aangezien er allerhande aanbestedingen
lopen, denk ik niet dat wij daar eindeloos op moeten gaan zitten
borduren. Ik zou de Kamer rondom Prinsjesdag een eerste proeve willen
toesturen. Zo heeft de Kamer een beeld van wat wij op dit punt van plan
zijn.
Mevrouw Belhaj zegt: niet op orde is niet goed genoeg. Daar ben ik het
van harte mee eens. Als je op orde bent, kun je spreken van goed genoeg.
Hoeveel geld er ook bij komt, hoeveel prioriteiten er ook worden
gesteld, wij moeten aandacht blijven houden voor het feit dat dit geen
doorsnee-organisatie is. Ik heb Defensie weleens gekscherend vergeleken
met een enorme multinational met heel veel vestigingen in het binnen- en
buitenland, met een heel bijzondere corebusiness, namelijk vrijheid en
veiligheid. Dat vraagt om een totaal andere benadering. Die verhoudt
zich in sommige opzichten echt niet tot de papieren werkelijkheid van
mij en de Kamer. Niet voor niks is er realiteitszin in allerhande
uitspraken rondom de fasering die ik steeds aanbreng, bijvoorbeeld bij
het op orde brengen van de basisgereedheid.
Ik heb de motie gelezen en ik heb eigenlijk al aangegeven dat ik van
harte invulling geef … Eigenlijk is het niet van harte, want ik dacht:
waarom gaan we nou weer in kleurtjes praten, terwijl we vorig jaar nou
net zo'n prachtige rapportage op tafel hebben gelegd? Maar ik begrijp de
behoefte. De wijze waarop ik dit voor me zie, is wel helder. Het gaat
erom dat de Kamer in één oogopslag kan zien waar de personele gereedheid
zich bevindt, namelijk oranje, rood of groen, waar de materiële
gereedheid zich bevindt en waar de generieke geoefendheid zich bevindt
en wat dat betekent voor de operationele gereedheid. Zo zie ik het. Ik
wil dit gaan toepassen in de eerstvolgende inzetbaarheidsrapportage. Dat
is al snel: die rapportage wordt tijdens het zomerreces van de Kamer
opgesteld. Dat betekent dat mevrouw Belhaj de motie wellicht kan
aanhouden of intrekken. Na het zien van de inzetbaarheidsrapportage kan
zij bepalen of het goed genoeg is en of het voldoet aan haar wensen. Ik
ga in ieder geval aan de oproep gehoor geven.
Iemand van de Koninklijke Marechaussee die klaarblijkelijk zat mee te
lezen, wees mij erop dat een stoplicht per definitie rood is. Het is
beter om van verkeerslichten te spreken.
Het was een genoegen om dit debat met u te mogen voeren.
De voorzitter:
De minister heeft mevrouw Belhaj het verzoek gedaan om de motie aan te
houden of in te trekken. Van de eerste termijn van de minister had ik
reeds een toezegging genoteerd die kwalitatief op hetzelfde neerkomt.
Het is nu aan de indieners om aan te geven wat zij hiermee willen.
Mevrouw Belhaj (D66):
Ik dank de minister voor haar toezegging, maar ik heb het idee dat zij
ook wel begrijpt waarom het belangrijk is om het ook even zo te doen. Ik
neem de uitnodiging van harte aan om dit in september te bekijken. Ik
houd de motie tot dat moment aan. Als het dan allemaal fantastisch is,
dan verscheuren wij de motie en zijn we allemaal gelukkig.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Belhaj stel ik voor, haar motie (34725-X, nr. 7)
aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Dat staat er zwart op wit. Daar hebben wij geen kleurtjes voor
nodig.
Ik geef mevrouw Popken de gelegenheid om nog een vraag te stellen.
Mevrouw Popken (PVV):
De minister heeft gezegd dat zij volgende week in een brief terugkomt op
het punt van de KMar en het beveiligingslek. Zij zei ook: kaart dit ook
even aan bij de commissie voor Veiligheid en Justitie. Ik stel voor dat
wij eerst de brief van de minister afwachten.
Minister Hennis-Plasschaert:
Sorry voor de onduidelijkheid. U krijgt een brief van mij over de
ICT-problematiek die u aan de orde hebt gesteld. Meer in brede zin merk
ik dat er vaak naar mij wordt gekeken als het gaat over de
uitvoeringsverantwoordelijkheid — daar ben ik ook van — maar ook als het
gaat over de beleidsverantwoordelijkheid. Soms is het lastig en denk ik:
ik ben verantwoordelijk voor de uitvoering, laat mij dan ook het beleid
maar doen, want dan hebben we het gewoon allemaal in één hand. Maar wij
hebben het in Nederland anders geregeld. Dat betekent dat de
beleidsverantwoordelijkheid ligt bij het departement van Veiligheid en
Justitie. Als het gaat over de versterking van V en J, als het gaat over
aanvullende middelen, los van deze ICT-problematiek, dan is het wijs om
dat niet alleen hier aan de orde te stellen, maar ook in de vakcommissie
voor V en J. Daar ligt de beleidsverantwoordelijkheid. V en J is niet
zelden ook verantwoordelijk voor het aanvragen van de benodigde
financiële middelen bij de minister van Financiën.
De voorzitter:
Ik dank de minister voor de beantwoording in tweede termijn. Ik vraag
haar en de leden om mee te luisteren naar de genoteerde
toezeggingen.
De minister zal de Kamer voor het zomerreces informeren over de mutatie van 173 miljoen in de slotwet. Daarbij zal zij ook ingaan op alle andere mutaties.
De minister heeft toegezegd om in de jaarverslagen het verkeerslichtmodel te implementeren voor maatregelen ter versterking van de basisgereedheid op de onderdelen personeel, materieel en operationeel.
De heer Knops (CDA):
De minister heeft ook toegezegd dat ze, gezien het feit dat er een
aantal aanbestedingen loopt, zo snel mogelijk aan de slag gaat met het
dictum van mijn motie en dat zij de Kamer daarover zal informeren.
De voorzitter:
Dat klopt, maar ik was nog niet klaar met de toezeggingen.
De minister zal de Kamer voorafgaand aan de begrotingsbehandeling informeren over de stand van zaken rond de informatiebeveiliging.
De minister zal de Kamer zo spoedig mogelijk informeren, in elk geval voor het zomerreces, over de IT-problematiek bij de Koninklijke Marechaussee op luchthavens.
Ik dank de heer Van Haeften van het BOR, de griffier en de rapporteur mevrouw Belhaj. Ik dank de minister voor haar beantwoording. Dat geldt vanzelfsprekend ook voor alle ambtenaren die zijn meegekomen.
Sluiting 12.43 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Verslag OSV 30 (2016-2017) van 14 juni 2017 |
---|
Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden ontleend. Uit ongecorrigeerde verslagen mag niet letterlijk worden geciteerd. Inlichtingen: verslagdienst@tweedekamer.nl |