[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

34786 Advies Afdeling advisering Raad van State inzake Wijziging van enkele Belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2018)

Wijziging van enkele Belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2018)

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2017D25877, datum: 2017-09-19, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2017Z12308:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


RAADNo.W06.17.0250/III 's-Gravenhage, 11 september 2017

Bij Kabinetsmissive van 28 augustus 2017, no.2017001327, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2018), met memorie van toelichting.

Het voorstel vormt een onderdeel van het fiscale pakket voor het jaar 2018, samen met de wetsvoorstellen Belastingplan 2018, Wet afschaffing van de btw-landbouwregeling en Wet inhoudingsplicht houdstercoöperatie en uitbreiding inhoudingsvrijstelling. Het strekt ertoe wijzigingen ten behoeve van het noodzakelijk onderhoud van het fiscale stelsel aan te brengen in enkele belastingwetten en enige andere wetten waarvoor inwerkingtreding of wettelijke vastlegging met ingang van 1 januari 2018 wenselijk is. Naast veel (reparatie)maatregelen van meer technische aard betreft het onder andere het afschaffen van de inkeerregeling, een aanpassing van de liquidatieverliesregeling in de vennootschapsbelasting en een vereenvoudiging van het derdenbeslag in de sfeer van de invordering van belastingen.

De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden, maar acht het aangewezen om de uitbreiding van de reikwijdte van het vereenvoudigde derdenbeslag in de sfeer van de invordering van belastingen, te beperken tot concreet omschreven gevallen die in de praktijk vaak voorkomen.

De Invorderingswet 1990 (IW 1990) kent thans al een vereenvoudigde derdenbeslagprocedure,1 naast de mogelijkheid van het derdenbeslag op de voet van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).2 Deze extra bevoegdheid voor de ontvanger in de IW 1990 fungeert als een vereenvoudiging ten opzichte van de algemene procedureregels van het executoriale derdenbeslag van het Rv. Deze extra bevoegdheid is in de IW 1990 opgenomen uit efficiencyoverwegingen, namelijk om te voorkomen dat in een aantal in de praktijk vaak voorkomende gevallen de tijdrovende en kostbare weg van het executoriale derdenbeslag van het Rv moet worden bewandeld.3 Waar, kort gezegd, ingevolge het Rv een deurwaardersexploot en, in de meeste gevallen, een hernieuwd bevel tot betaling is vereist, kan in het vereenvoudigde derdenbeslag van de IW 1990 de ontvanger – zonder tussenkomst van de deurwaarder – volstaan met een vooraankondiging aan de derde, gevolgd door een beschikking tot betaling.

Het vereenvoudigde derdenbeslag van de IW 1990 is onder de huidige regeling slechts mogelijk met betrekking tot een aantal limitatief opgesomde vorderingen, met name loon, pensioen en lijfrente, bepaalde uitkeringen uit levensonderhoud dan wel op grond van sociale zekerheidswetten, bepaalde verzekeringsuitkeringen en tegoeden op een betaalrekening. Het voorstel breidt de reikwijdte van het vereenvoudigde derdenbeslag uit en maakt het mogelijk om ook op andere geldvorderingen dan deze met name genoemde vorderingen, zonder tussenkomst van de deurwaarder – dus op eenvoudige wijze – derdenbeslag te leggen.4

Over deze uitbreiding van de reikwijdte van het vereenvoudigde derdenbeslag in de IW 1990 merkt de Afdeling het volgende op.

a. Motivering

Zoals hiervoor is aangeduid is het vereenvoudigde derdenbeslag van de IW 1990 thans geclausuleerd – via de limitatieve opsomming van vorderingen – waardoor het een beperkte gesloten groep betreft waar vereenvoudigd beslag kan worden gelegd: namelijk alleen die personen en instanties die de expliciet in de IW 1990 genoemde gelden met een opbrengstkarakter (periodiek) verschuldigd zijn. Die clausulering komt met het voorstel volledig te vervallen, zoals blijkt uit de tekst van het voorstel.5 Ook de toelichting sluit hierop aan door te stellen dat de uitbreiding betrekking heeft op “eenieder” op wie de belastingschuldige een vordering heeft.6

De Afdeling merkt op dat de toelichting voorbeeldsgewijs slechts één geval noemt waar de uitbreiding van het vereenvoudigde derdenbeslag met name op ziet,7 namelijk de opdrachtgevers van belastingschuldigen die een onderneming drijven.8 De toelichting maakt echter niet duidelijk om hoeveel gevallen het daarbij gaat. Evenmin maakt de toelichting duidelijk om welke gevallen (en welke aantallen) het nog meer zal gaan. Waar de huidige clausulering het uitgangspunt kent dat de extra bevoegdheid van de ontvanger om een vereenvoudigd derdenbeslag te leggen, slechts ziet op “een aantal in de praktijk vaak voorkomende gevallen”, lijkt het voorstel dit uitgangspunt te verlaten, nu de toelichting er niets over zegt.

Gelet op het vorenstaande is de Afdeling van oordeel dat de ongeclausuleerde uitbreiding van de reikwijdte van het vereenvoudigde derdenbeslag onvoldoende is gemotiveerd. Dit is te meer het geval nu de uitbreiding zo ver lijkt te gaan dat de ontvanger op simpele wijze beslag kan leggen bij een particulier die nog geld verschuldigd is aan een bedrijf met een belastingschuld.

De Afdeling adviseert de uitbreiding van de reikwijdte van het vereenvoudigde derdenbeslag te beperken tot concreet omschreven gevallen die in de praktijk vaak voorkomen.

b. Datum inwerkingtreding

De toelichting maakt duidelijk dat het voorstel door de Belastingdienst is beoordeeld met de uitvoeringstoets nieuwe stijl en verwijst voor de gevolgen voor de uitvoering naar de in de bijlage bij de memorie van toelichting opgenomen uitvoeringstoets.9 Uit deze uitvoeringstoets komt naar voren dat de Belastingdienst van oordeel is dat invoering van het voorstel mogelijk is per 1 januari 2019.10 Diverse systeemaanpassingen zijn noodzakelijk om het voorstel te kunnen uitvoeren, aldus de uitvoeringstoets.11

De Afdeling merkt op dat het voorstel voorziet in inwerkingtreding met ingang van 1 januari 2018.12 Daarmee wordt afgeweken van de datum van invoering zoals die is voorzien in de uitvoeringstoets. De toelichting geeft geen reden voor deze afwijkende datum van inwerkingtreding.

De Afdeling adviseert in de toelichting op het vorenstaande in te gaan, daarbij de haalbaarheid van de invoering van het voorstel op 1 januari 2018 te motiveren in het licht van de uitvoeringstoets van de Belastingdienst, en zo nodig het voorstel aan te passen.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.


De vice-president van de Raad van State,


  1. Artikel 19 van de IW 1990.↩︎

  2. Artikelen 475-479a van het Rv.↩︎

  3. Kamerstukken II 1987/88, 20 588, nr. 3, blz. 55.↩︎

  4. Artikel XXI, onderdelen A en C, van het voorstel.↩︎

  5. Zie de in artikel XXI, onderdeel C, eerste lid, opgenomen vervanging van artikel 19, eerste lid, eerste volzin, van de IW 1990. Deze volzin komt te luiden “Een derde op wie de belastingschuldige een voor beslag vatbare vordering heeft [….] is op vordering van de ontvanger gehouden de belastingaanslagen van de belastingschuldige te betalen”.↩︎

  6. Toelichting, paragraaf 14.1, vierde tekstblok, derde volzin.↩︎

  7. De ook genoemde betaaldienstverleners en verzekeraars hebben thans al te maken met vereenvoudigd derdenbeslag.↩︎

  8. Toelichting, paragraaf 14.1, vierde tekstblok, vierde volzin.↩︎

  9. Toelichting, paragraaf 23, eerste en derde volzin.↩︎

  10. Zie het in de uitvoeringstoets opgenomen samenvattend overzicht (onder “Invoering mogelijk per” in het kader) alsmede de nadere uitwerking daarvan (onder “Invoeringsmoment”).↩︎

  11. Zie de uitvoeringstoets onder “Maakbaarheid systemen”.↩︎

  12. Artikel XXIX, eerste lid, van het voorstel.↩︎