Personeel Defensie
Stenogram
Nummer: 2017D32162, datum: 2017-11-13, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2017-11-13 10:00: Personeel Defensie (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Defensie
Preview document (🔗 origineel)
VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG
Concept
De vaste commissie voor Defensie heeft op 13 november 2017 overleg gevoerd met mevrouw Visser, staatssecretaris van Defensie, over:
het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2018 (34775-X);
de brief van de minister van Defensie d.d. 23 oktober 2017 met het verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden (34775-X, nr. 15);
de brief van de minister van Defensie d.d. 19 september 2017 inzake de personeelsrapportage midden 2017 (34775-X, nr. 4);
de brief van de minister van Defensie d.d. 23 oktober 2017 met de beantwoording van vragen van de commissie over de personeelsrapportage midden 2017 (34775-X, nr. 17);
de brief van de minister van Defensie d.d. 19 september 2017 inzake de inzetbaarheidsrapportage 2017 (33763, nr. 133);
de brief van de minister van Defensie d.d. 23 oktober 2017 met de beantwoording van vragen van de commissie over de inzetbaarheidsrapportage 2017 (33763, nr. 135);
de brief van de minister van Defensie d.d. 17 mei 2017 inzake het jaarverslag van de Inspectie Militaire Gezondheidszorg (IMG) over het jaar 2016 (34550-X, nr. 86);
de brief van de minister van Defensie d.d. 17 mei 2017 inzake het jaarverslag Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht (IGK) over het jaar 2016 (34550-X, nr. 85);
de brief van de minister van Defensie d.d. 29 augustus 2017 inzake samenwerking met Duitsland op het gebied van grondgebonden lucht- en raketverdediging (33279, nr. 22);
de brief van de minister-president, minister van Algemene Zaken d.d. 12 juli 2017 met de reactie op de vragen gesteld tijdens het mondelinge vragenuur van 9 mei 2017 door het lid Ellemeet over het gebruikmaken van een ethische code door de Rijksoverheid bij het plaatsen van advertenties (34550-III, nr. 7);
de brief van de minister van Defensie d.d. 10 augustus 2017 inzake sourcing bij Defensie (31125, nr. 77);
de brief van de minister van Defensie d.d. 21 september 2017 inzake maatregelen naar aanleiding van beveiligingsincident vliegbasis Volkel (34775-X, nr. 6);
de brief van de minister van Defensie d.d. 19 september 2017 inzake de toezegging over de werving en het behoud van personeel (33763, nr. 134);
de brief van de minister van Defensie d.d. 8 september 2017 inzake de rapportage Meetresultaten Julianadorp Curaçao (34550-IV, nr. 43);
de brief van de minister van Defensie d.d. 11 september 2017 inzake het beleidsplan Diversiteit & Inclusiviteit (34550-X, nr. 111);
de brief van de minister van Defensie d.d. 23 juni 2017 met de reactie op het verzoek van het lid Popken, gedaan tijdens de regeling van werkzaamheden van 13 juni 2017, en het verzoek van de vaste commissie van 5 juni 2017 over het bericht dat de MIVD al jaren wist van een mogelijk corrupte ambtenaar in een omkoopschandaal bij de politie (28844, nr. 118);
de brief van de minister van Defensie d.d. 22 juni 2017 inzake de stand van zaken chroomhoudende verf (34550-X, nr. 100);
de brief van de president van de Algemene Rekenkamer d.d. 5 oktober 2017 met aandachtspunten bij de ontwerpbegroting 2018 van het Ministerie van Defensie (34775-X, nr. 11);
de brief van de president van de Algemene Rekenkamer d.d. 9 november 2017 met de beantwoording van vragen van de commissie over aandachtspunten bij de ontwerpbegroting 2018 van het Ministerie van Defensie’ (34775-X, nr. 18);
de brief van de minister van Defensie d.d. 26 oktober 2017 inzake de rapportage adaptieve krijgsmacht (33763, nr. 136);
de brief van de minister van Defensie d.d. 13 oktober 2017 inzake het onderhandelingsresultaat nieuwe arbeidsvoorwaarden Defensiepersoneel (34775-X, nr. 14);
de brief van de staatssecretaris van Defensie d.d. 10 november 2017 inzake mishandeling militairen in Schaarsbergen (2017Z15173).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Defensie,
Ten Broeke
De griffier van de vaste commissie voor Defensie,
De Lange
Voorzitter: Ten Broeke
Griffier: De Lange
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Belhaj, Van den Bosch, Ten Broeke, Bruins Slot, Diks, Karabulut, Ploumen en Popken,
en mevrouw Visser, staatssecretaris van Defensie.
Aanvang 10.00 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen. Ik open dit wetgevingsoverleg met de staatssecretaris van
Defensie. Wij heten in de allereerste plaats de staatssecretaris van
harte welkom. Ik heb begrepen dat dit haar eerste optreden in deze
hoedanigheid is en anders had ik het moeten merken. Wij heten u in het
bijzonder welkom, staatssecretaris. Wij zien uit naar een heel prettige
samenwerking. Ik heet vanzelfsprekend ook de ambtenaren welkom die u
vergezellen.
Vandaag hebben wij een wetgevingsoverleg. Dat betekent een wat andere
aanpak dan u wellicht gewend bent als u met enige regelmaat naar
Politiek 24 kijkt of hier in de Kamer aanwezig bent om debatten te
volgen. Wij hebben spreektijden die van tevoren zijn bemeten, die ook
zijn doorgegeven aan de leden van de Kamer. Wij gaan hun het woord geven
in wat wij noemen de begrotingsvolgorde. Dat betekent dat wij eerst de
grootste oppositiepartij, de PVV, het woord geven en daarna de grootste
coalitiepartij, de VVD, en zo verder. Er kunnen bij dit
wetgevingsoverleg ook moties worden ingediend; daarom heeft het die
term. Dat doen wij in principe in de tweede termijn. Als er moties
worden ingediend, zal ik aan het einde van het WGO aangeven wanneer
daarover gestemd kan worden. Ik neem zelf aan dat dat volgende week
reeds zal zijn.
Dit is een wetgevingsoverleg over personeel, vanmiddag zullen wij ook
nog een wetgevingsoverleg over materieel hebben en dan is er volgende
week de plenaire begrotingsbehandeling.
Dan bent u bijgepraat over hoe wij het hier huishoudelijk regelen. Ik
heb al aangegeven wat het begin is. Ik zal nog even de volgorde
voorlezen. Dan zijn alle leden daarvan ook op de hoogte. Wij gaan
spreken in de volgorde: PVV, VVD, GroenLinks, CDA, SP, D66, PvdA. De
laatste zie ik op dit moment niet. Dan volgt de ChristenUnie, en dan de
Partij voor de Dieren, 50PLUS, de SGP, DENK en Forum voor Democratie,
mochten deze partijen nog behoefte hebben om aan te sluiten of mochten
zij dit via de draadomroep meekrijgen.
Ik ga het woord geven aan mevrouw Popken. Gegeven de partijomvang heeft
zij een indicatieve spreektijd van elf minuten, voor de eerste en tweede
termijn inderdaad. Mevrouw Popken, aan u het woord.
Mevrouw Popken (PVV):
Dank, voorzitter. Laat ik beginnen met de staatssecretaris veel succes
te wensen in haar nieuwe ambt. Gelijk beginnen met twee WGO's is een
hele opgave; heel veel succes.
Voorzitter. Wij beginnen vandaag met het personeel van Defensie. Daar
valt genoeg over te zeggen. Ik zal mijn verhaal vandaag opbouwen zoals
een militair normaal gesproken zijn carrière doorloopt: de recruitment
en aanmelding, de carrière en doorgroei, en eindigend met het
pensioen.
Afgelopen zomer is Defensie met een nieuwe campagne begonnen. Mag ik
deze staatssecretaris vragen daarop te reflecteren? Er werd onder andere
een spetterend nieuw filmpje ingezet om jongeren te motiveren of te
verleiden om bij 's lands Defensie aan de slag te gaan. Echter, dit
filmpje, dat centraal staat in de nieuwe campagne, is na vijf maanden
pas 10.000 keer bekeken. Dat is 60 hits per dag. Om even een
vergelijking te maken: Enzo Knol haalt met één filmpje 100.000 hits in
de eerste 24 uur. Nu zeg ik dit niet omdat ik vind dat Enzo Knol ingezet
moet worden voor de werving van Defensie, maar het geeft wel aan wat
voor potentie er zit in de sociale media bij die groep jongeren: 100.000
hits per dag. In onze ogen sluit Defensie momenteel niet aan bij de
vraag en behoefte van deze jonge doelgroep. Kortweg: de campagne slaat
niet aan. Kan de staatssecretaris hierop reageren? En wanneer is het
kabinet weer van plan om de GeenStijlban op te heffen? Het bereik is
daar ogenschijnlijk vele malen groter dan waar Defensie nu mee bezig is.
Graag een reactie.
De volgende stap voor je carrière begint, is de aanmeldingsprocedure.
Daar vallen uiteraard kandidaten af. Dat is ook logisch: je moet het
maar kunnen. Maar in de rapportage die wij ontvingen, was het aantal
afwijzingen met name voor de marechaussee opmerkelijk hoog. Van de 1.915
aanmeldingen waren er 314 aanstelbaar. Kan de staatssecretaris daar een
verklaring voor geven?
Voorzitter. Als een toekomstige militair eenmaal binnen is, begint de
opleiding. Dat is hopelijk de start van een carrière binnen Defensie,
maar de Defensieorganisatie zit qua doorgroeimogelijkheden helaas
potdicht. Kan de staatssecretaris aangeven welke stappen zij gaat zetten
om de doorgroei naar fase 3 te bespoedigen? Wat gaat de regering doen om
deze hoge uitval in te dammen? Graag een reactie.
Voorzitter. We hebben waarschijnlijk allemaal het Volkskrant-bericht
gelezen van twee weken geleden over de verkrachting, mishandeling en
vernedering van enkele soldaten in Schaarsbergen. Het verhaal van die
jongens gaat over het ultieme machtsmisbruik door leidinggevenden, over
drugsgebruik, al dan niet onder dwang, over vernedering, misbruik en
verkrachting. Veel van wat in het artikel wordt beschreven, zijn in onze
ogen strafbare zaken. De vermeende daders moeten wat de PVV betreft dan
ook zo snel mogelijk voor de rechter komen en bestraft worden. De
marechaussee doet momenteel onderzoek. Daarmee is dit een lopend
onderzoek en dient de politiek normaal gesproken terughoudend te zijn.
Dat maakt het voor een politicus in dit soort zaken wel een beetje
moeilijk. Maar laat ik duidelijk zijn: het gaat mijn fractie om het
omschreven machtsmisbruik en de cultuur die er heerst. Dat bij de
krijgsmacht geen watjescultuur heerst, is begrijpelijk. Je moet daar dan
ook geen D66-typetjes neerzetten die al gaan huilen als er eentje een
splinter in zijn vinger heeft. Maar militairen testen en op de proef
stellen, is iets heel anders dan militairen vernederen, mishandelen,
misbruiken of bijvoorbeeld verplicht drugs laten gebruiken.
Het onderling testen en op de proef stellen, is tijdens het
opleidingstraject logisch. Juist onder hoge druk en stress zie je de
ware aard van de mens. Die doorzettingsmentaliteit heb je in een
gevechtssituatie ook nodig, maar mishandeling, over elkaar heen plassen,
seksueel misbruik en verkrachting hebben niks met testen te maken. Dat
is gewoon mensen kapotmaken. Als er een cultuur ontstaat waarin echte
strafwaardige zaken niet meer gemeld worden of meldingen in de doofpot
verdwijnen, dan zullen de rotte appels op hun plaats blijven zitten en
de slachtoffers uiteindelijk Defensie verlaten. Dat moeten we echt niet
willen.
Voorzitter. Ik heb vernomen dat de regering en de Defensieorganisatie
samen gaan kijken naar het huidige, interne signaleringssysteem. Dat
lijkt mij een terechte eerste stap. Ik heb de bewindspersoon ook horen
zeggen dat iedereen zich moet melden als er iets gebeurt. Ik heb
meerdere generaals van verschillende krijgsmachtdisciplines de afgelopen
dagen en weken hetzelfde horen zeggen. Maar als dergelijke meldingen
lachend worden weggehoond of de slachtoffers juist nog meer te grazen
worden genomen, dan kan Defensie honderd keer roepen dat iedereen zich
moet melden, maar dan zal dat door die cultuur geen effect hebben. Kan
de staatssecretaris hierop reageren?
Er vielen mij ook een aantal zaken op ten aanzien van de interne
hoorzitting van de drie jongens die in het Volkskrant-artikel vermeld
stonden. Ik heb het dan met name over het "vinger in de kont"-incident.
Dat wordt terecht weggezet als "onacceptabel" en als "wangedrag". Dat
vind ik nog een beetje soft klinken, maar goed. Er wordt gezegd dat het
niet kan, maar vervolgens zegt de commissie ook dat zij het de
militairen eigenlijk minder kwalijk neemt omdat ze het in het verleden
wellicht zelf ook hebben meegemaakt. Dat is natuurlijk een heel bizarre
redenering. Als je die lijn doorzet, dan zeg je dus eigenlijk dat het
van iemand die zelf ooit is verkracht, minder erg is als hij gaat
verkrachten dan wanneer iemand die nooit is verkracht, gaat verkrachten.
Een vinger in je kont krijgen tegen je zin in is gewoon seksueel
misbruik. Iemand die dat doet, moet wat mij betreft gewoon opgepakt
worden en de bak in, zo simpel is het. Kan de staatssecretaris hierop
reageren?
Voorzitter. Ik heb de brief van de staatssecretaris en de antwoorden op
de schriftelijke vragen gelezen. Het is voor de PVV van cruciaal belang
dat er een volstrekt neutraal, onafhankelijk en extern aanspreekpunt in
het leven wordt geroepen, dat los en onafhankelijk van de
Defensieorganisatie functioneert, maar wel toegang heeft tot alle
faciliteiten en indien nodig kan ingrijpen, zodat militairen die met dit
soort extreme zaken te maken krijgen, een noodlijn hebben waar ze
naartoe kunnen. De staatssecretaris geeft aan dat er al veel
aanspreekpunten zijn, maar die zijn allemaal binnen Defensie. Daarmee
heeft mijn fractie juist moeite, vooral omdat bij de slachtoffers het
beeld bestaat dat ze elkaar allemaal de hand boven het hoofd houden. Ik
zeg niet dat het er bij Defensie overal zo aan toe gaat, absoluut niet,
maar als het er zo aan toe gaat en als het misgaat, dan moet er een
noodlijn zijn. Veel militairen vertrekken momenteel uit de krijgsmacht
en met dit soort verhalen lijkt het er niet op alsof de beste mensen op
de beste plek zitten. De Allan uit het Volkskrant-artikel is immers niet
bij zijn gedroomde dienst bij de commando's gekomen.
Voorzitter. Kan de staatssecretaris aangeven hoeveel mannen er zijn
afgehaakt in de eerste twee weken, in de eerste maand en in de eerste
zes maanden na het afronden van de basisopleiding en het starten van een
dienstverband bij deze kazerne over de jaren 2012 tot nu? Wordt er dan
doorgevraagd waarom men stopt? Of is het gewoon: spullen inleveren en
gaan? Graag een reactie. Als de staatssecretaris die cijfers nu niet
heeft, dan graag uiterlijk deze week.
Voorzitter. Afgelopen week heb ik samen met andere Kamerleden ook
gesproken met de jongens uit het Volkskrant-artikel. Mij, en velen met
mij, is één ding duidelijk geworden: een volledig extern en
onafhankelijk onderzoek is echt nodig. Want wat er gebeurd is met deze
jongens, is gewoon onacceptabel. Maar ik vraag me ook af wat er gebeurt
met de jongens die er nu nog zitten. Want het beeld dat heel duidelijk
bestaat, is dat dit geen incident is maar structureel. En wat gaat de
staatssecretaris doen voor de jongens die er nu zitten?
Voorzitter. Wat betreft de drie jongens uit het Volkskrant-artikel: zij
hebben echt hulp nodig. Zij zijn in dienst van ons allemaal, in dienst
om ons land te dienen en te beschermen, kapotgemaakt en beschadigd. En
ze worden eigenlijk al jaren aan hun lot overgelaten. Wat zeggen we daar
eigenlijk mee? Daar zeggen we eigenlijk mee: joh, stel je niet zo aan,
zo'n vinger in je kont valt best mee. En als er over je heen geplast
wordt, joh, daar word je stoer van. En een verkrachting, daar hebben we
het gewoon niet over.
Voorzitter. Wat er gebeurd is met die jongens stopt niet nadat ze
Defensie hebben verlaten, of nadat ze thuis zijn komen te zitten. Deze
last zullen ze altijd met zich mee moeten dragen. Bestaat er een
psychologisch traject voor dit soort gevallen binnen Defensie? In de
brief van vrijdag staat dat Defensie nazorg heeft voor militairen, maar
hoe zit dat voor de mensen die Defensie verlaten hebben en geen militair
meer zijn? Want hoe je het ook wendt of keert, door toedoen van Defensie
en door hun tijd bij Defensie zitten deze jongens nu helemaal aan de
grond. Kan de staatssecretaris aangeven of ze bereid is hun hulp te
bieden? Graag een toezegging op dit punt. Ten slotte wil ik de
staatssecretaris vragen of zij ervan op de hoogte is dat dit vaker
voorkomt bij bepaalde krijgsmachtonderdelen en, zo ja, bij welke. Graag
een reactie. Ik sluit het onderwerp voor nu af, maar het krijgt vast en
zeker nog een vervolg.
Het is goed dat er na jaren van stilstand onder het bewind van minister
Hennis nu toch een cao-overeenkomst is gesloten met de bonden. Er is
echter een aspect dat ik mis in deze overeenkomst, namelijk een
oplossing voor het pensioengat. De PVV vindt het schandalig dat daar met
deze coalitiepartijen geen overeenstemming over is bereikt. Kan de
staatssecretaris aangeven waarom dat niet is gelukt? Het heeft volgens
de berichten wel op tafel gelegen, maar één ding staat vast: het wordt
niet geregeld in het regeerakkoord. Graag een reactie, want ik overweeg
mijn aangehouden motie hierover in stemming te brengen.
Voorzitter, tot zover.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Popken. U heeft negenenhalve minuut van uw
indicatieve spreektijd gebruikt. Ik zou nu het woord willen geven aan de
heer Van den Bosch. De leden die volgens mij ietsje later zijn
binnengekomen, waarschuw ik alvast dat we de begrotingsvolgorde
aanhouden. Na de heer Van den Bosch komt mevrouw Diks van GroenLinks en
dan mevrouw Bruins Slot. Mevrouw Ploumen, u komt na mevrouw Karabulut en
mevrouw Belhaj.
Dan geven we het woord aan de heer Van den Bosch.
De heer Van den Bosch (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ook namens de VVD-fractie heet ik de
staatssecretaris van harte welkom. Ik wens haar heel veel succes,
plezier en sterkte met de mooie maar ook uitdagende baan die zij heeft
gekregen; er staat veel op het spel. Daar hebben wij alle vertrouwen
in.
Voorzitter. Vandaag spreken we allereerst over het personeel bij
Defensie. Laat ik beginnen om namens mijn partij andermaal mijn dank en
waardering uit te spreken naar die tienduizenden burgers en militairen
die zich dag in, dag uit inzetten voor onze veiligheid. Of ze nou hier
voor de deur van de Tweede Kamer staan of uitgezonden zijn naar het
buitenland: onze mannen en vrouwen beschermen onze vrijheid en
veiligheid, wetende dat ze daarbij hun eigen leven riskeren. Daar kunnen
we hen niet dankbaar genoeg voor zijn. Als land moeten we bereid en in
staat zijn om onze vrijheid te beschermen. Dit vergt een moderne en goed
toegeruste krijgsmacht. De VVD staat voor deze vrijheid. Het zit zelfs
in onze naam. Daarom staan wij ook voor onze krijgsmacht.
Lange tijd is door de politiek bezuinigd op Defensie, door iedereen:
door ons, maar ook door de andere partijen die hier aanwezig zijn. Ze is
helaas niet aanwezig, maar ook de nieuwe minister was in 2010 nog nauw
betrokken bij de bezuinigingen van toen. Deze trend is nu echter
gekeerd. In het vorige kabinet hebben de VVD en de Partij van de Arbeid
voor het eerst sinds de val van de Muur weer structureel meer geld voor
Defensie uitgetrokken. Ik hoop dat wij de komende jaren ook op de PvdA
kunnen blijven rekenen als het gaat om de veiligheid van ons land.
Dit nieuwe kabinet bouwt voort op deze stappen. Dat vindt de VVD een
zeer goede zaak. De wereld is er de laatste jaren niet bepaald stabieler
op geworden, terwijl belangrijke bondgenoten onberekenbaarder lijken dan
vroeger. Wij moeten meer eigen verantwoordelijkheid nemen in het
beschermen van onze vrijheid en daar hebben wij onze krijgsmacht voor.
Waar enerzijds de dreigingen toenemen en diverser worden, zal onze
krijgsmacht de komende jaren anderzijds dus ook meer moeten doen. Dit
kabinet staat voor een veelzijdige, inzetbare krijgsmacht die uitvoering
kan geven aan zijn grondwettelijke taken. Dat betekent dat we de komende
jaren zullen moeten blijven investeren. Voor de VVD staat hierbij voorop
dat we de komende jaren onze operationele gereedheid weer volledig op
orde moeten krijgen. Want al kopen we het mooiste en het nieuwste
materieel — dat moeten we ook, maar dat is een discussie voor later
vandaag — we hebben er niks aan zonder voldoende en goed getrainde
militairen. Zonder hen is er straks niemand die de F-35's vliegt,
niemand die onze M-fregatten kan varen en niemand die kan ingrijpen als
onze vrijheid op het spel komt te staan.
Defensie vraagt veel van zijn medewerkers, soms zelfs het hoogste offer.
Daar dient goed werkgeverschap tegenover te staan. Met het sluiten van
een nieuwe cao is er weer een belangrijke stap in die richting gezet.
Ook de bonden geven aan tevreden te zijn met dit akkoord. Dus volgens de
VVD ligt er gewoon een mooi akkoord. Ik wil van dit WGO gebruikmaken om
de twee ambtsvoorgangers van de minister en de staatssecretaris te
complimenteren met hun inzet op dit dossier en het prachtige resultaat.
Goed werkgeverschap wordt echter niet alleen bepaald door salaris.
Defensie heeft iets wat geen enkele andere werkgever kan bieden.
Defensie is de ruggengraat van de samenleving en biedt iemand de kans om
zijn land te dienen en om zijn dierbaren te beschermen. Laten we
vooropstellen dat er genoeg dingen goed gaan bij Defensie. Er is een
uitstekend veteranenbeleid. De faciliteiten voor revalidatie, die we als
commissie onlangs nog hebben bezocht, zijn werkelijk uitmuntend. Het
nieuwe Nationaal Fonds Ereschuld is ook een prachtige ontwikkeling. Maar
de laatste jaren heeft het imago van Defensie als werkgever toch wat
deuken opgelopen. Hoe gaat de staatssecretaris dat nou verbeteren?
Militairen storen zich eraan dat ze met versleten materieel moeten
werken en dat ze niet kunnen doorgroeien binnen de organisatie. Zij
nemen ook kennis van de incidenten in de media. Gebeurtenissen zoals het
schietongeval in Ossendrecht en het mortierongeval in Mali tonen aan dat
er ook het nodige moet worden verbeterd aan de veiligheidscultuur binnen
Defensie. Sommige van deze problemen zijn op te lossen met geld, maar
zaken als doorgroeimogelijkheden en de veiligheidscultuur zijn interne
aangelegenheden. Welke stappen zullen de bewindspersonen zetten om de
krijgsmacht tot een meer zelflerende organisatie te maken, zoals de
Onderzoeksraad voor Veiligheid schreef? Dat moet dan een organisatie
zijn waarbinnen het veiligheidsbewustzijn weer van het grootste belang
is. Welke stappen zijn reeds gezet en welke maatregelen worden er verder
verwacht? De VVD vindt dat kritiek op de eigen organisatie bevorderend
moet zijn voor de carrière van militairen en niet averechts moet werken
zoals vaak het geval is. Onderschrijft de staatssecretaris dit en hoe
gaat zij bewerkstelligen dat interne kritiek gaat leiden tot
verbeteringen en niet in een doofpot belandt?
Momenteel staan er duizenden vacatures, 5.600 om precies te zijn, open
bij Defensie. Gaan we onze vullingsdoelstellingen voor 2021 wel halen?
Hoe wil de staatssecretaris ervoor zorgen dat militairen weer meer
perspectief binnen de krijgsmacht krijgen? Zal Defensie de komende jaren
in staat zijn om te concurreren met de private sector bij de werving en
het behoud van personeel nu de arbeidsmarkt steeds krapper wordt, met
name op technisch vlak? Kunnen reservisten hier een grote rol bij
spelen? Dit zijn mannen en vrouwen met een duidelijke passie voor
Defensie. Kunnen zij enerzijds meer taken op zich nemen en in hoeverre
worden zij anderzijds benaderd om door te stromen binnen de
krijgsmacht?
Tot slot zal ik ook nog spreken over de actualiteiten. Wat er gebeurd is
op de Oranjekazerne in Schaarsbergen is ronduit verwerpelijk. Ik ben
bewust niet met dit onderwerp begonnen omdat het ook mij enorm boos
maakt. Als militair weet je dat er risico's zijn aan je vak, maar binnen
de organisatie moet je veiligheid gegarandeerd zijn. Mensen die zich
niet kunnen beheersen, die zich bezondigen aan intimidatie, geweld en —
laat ik maar man en paard noemen — sadisme, hebben niks bij de
krijgsmacht te zoeken. Het bericht in de Volkskrant was al schokkend.
Vorige week hebben wij, leden van de commissie, met de slachtoffers
gesproken. De lui die dit gedaan hebben, hebben hun sadistische trekjes
botgevierd op goedwillende soldaten, die er alles voor over hadden om te
slagen bij de krijgsmacht zodat zij hun land en ons kunnen dienen. Bah!
Wat verwerpelijk! Dit kan niet en mag niet. Hier moet keihard tegen
opgetreden worden. De garantie van veiligheid wordt door dit gedrag
volledig ondermijnd. Dit gedrag is niet alleen schadelijk en verdrietig
voor de slachtoffers, maar ook voor al die andere mannen en vrouwen in
de krijgsmacht, die elke dag weer hun best doen en die trots op hun werk
zijn.
Een opleiding bij Defensie is inderdaad niet mals, bij welk onderdeel je
ook dient. Het is hard. Het is soms op het randje van overleven; niet
alleen lichamelijk, maar ook psychisch. Daar horen ook tradities bij die
de krijgsmacht zo uniek maken, maar daarbinnen kan geen enkele ruimte
zijn voor sadistisch gedrag. Voor dit soort idioten is er geen plek
binnen de krijgsmacht. Militairen moeten kunnen rekenen op de soldaat
naast hen. Hun leven kan daarvan afhangen. Gelukkig is de
staatssecretaris in haar brief glashelder in haar afkeuring van dit
alles. Ik had ook niet anders verwacht na haar eerste reactie in de
pers. De VVD vindt het goed dat er een extern onderzoek wordt gestart
naar zowel hetgeen gepasseerd is op de Oranjekazerne als naar de bredere
cultuur waarbinnen dit kon gebeuren. Er moet boven tafel komen wat er
precies is gebeurd, hoe het heeft kunnen gebeuren en hoe we kunnen
voorkomen dat het ooit nog eens gebeurt. Ik herhaal het nog maar eens:
voor dit soort sadisme is er binnen de krijgsmacht geen enkele
plek.
Graag verzoek ik de staatssecretaris of zij, in overleg met de minister
van JenV, in het onderzoek ook de rol van het OM in deze zaak mee kan
laten nemen. Juist een organisatie als het Openbaar Ministerie kan een
sleutelrol spelen als doofpotpraktijken en criminaliteit zich voordoen,
maar dat lijkt — ik zeg het voorzichtig — in deze casus onvoldoende
gebeurd.
Voorzitter. De VVD staat altijd aan de kant van het slachtoffer, dus ook
in dit geval roepen wij de staatssecretaris ertoe op om vanuit haar rol
als werkgever naast deze mannen te gaan staan. Heeft zij al contact
gehad met deze mannen? Wat is haar indruk? Krijgen deze mannen nu alle
hulp die zij nodig hebben? Het is niet niks wat deze mannen hebben
moeten doorstaan. Zij verdienen onze steun.
Ik ben nu acht maanden woordvoerder Defensie namens de VVD. In deze tijd
is mijn bewondering voor onze mannen en vrouwen in de krijgsmacht alleen
maar groter geworden. Deze militairen riskeren huid en haar om ons te
beschermen. Daarvoor zijn wij hun als samenleving alle dank
verschuldigd, maar wij zijn hun ook verschuldigd dat zij in de best
mogelijke organisatie werken. De investeringen die dit kabinet doet,
bieden weer perspectief voor de krijgsmacht en zijn personeel, maar
verhalen zoals over de Oranjekazerne zijn onacceptabel.
Voorzitter. De krijgsmacht moet te allen tijde veilig zijn voor iedereen
die er werkt: vrouw of man, soldaat of generaal, jood of moslim, homo of
hetero, stoer of minder stoer. Het moet veilig zijn voor iedereen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van den Bosch. U heeft iets meer dan negen minuten
van uw indicatieve spreektijd van dertien minuten gebruikt. Zo heeft u
vast een indicatie voor uw tweede termijn.
Ik zou dan nu graag het woord willen geven aan mevrouw Diks. Zij zit in
de batch van de partijen met een indicatieve spreektijd van negen
minuten. Mevrouw Diks, aan u het woord.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter.
Ook van mijn kant natuurlijk een hartelijk welkom aan staatssecretaris
Visser. Ik wens u uiteraard heel veel succes in deze commissie.
U bent al meteen in uw eerste dagen — zo zou ik haast zeggen — druk
bezig gegaan met deze portefeuille, niet in de laatste plaats omdat de
kranten volstonden met alles wat zich afspeelde op enkele plaatsen waar
veel militairen zich bevonden. De sprekers voor mij hebben het ook al
aangegeven: het is helder dat de commissie — ook ik, namens GroenLinks —
hier vandaag duidelijk aangeeft dat militairen zich veilig moeten weten
bij hun werkgever, Defensie. Dat is volgens mij de boodschap die heel
veel mensen hier vandaag gaan geven.
Ik hecht eraan om tegelijkertijd aan te geven — volgens mij ging de heer
Van den Bosch daar ook al op in — dat al die mensen bij Defensie ook
vandaag met hart en ziel bezig zijn om hun werk op een goede manier te
doen en dat er heel veel mensen bezig zijn bij Defensie om te proberen
hen in staat te stellen om op een goede manier dat werk te doen. Dat
lijkt nu voor een deel een beetje onder te sneeuwen door misbruikzaken
en anderszins, maar ik wil toch aangeven dat ook GroenLinks grote
waardering heeft voor het werk dat de militairen in het algemeen — laat
ik die nuancering aanbrengen — doen. Het doet ook niets af aan de
belangrijke taken die door militairen worden vervuld.
Voorzitter. In het debat dat we over het OVV-rapport hebben gevoerd, was
ook al heel duidelijk dat er iets aan de hand is, om het zo te
omschrijven, met het veiligheidsbewustzijn. Het lijkt er toch op dat
daar onvoldoende aandacht voor is geweest. Het lerend vermogen van de
organisatie is echt onvoldoende, zo bleek althans uit het OVV-rapport.
Dat zal vanmiddag nog nadrukkelijk aan de orde komen in het WGO
Materieel, stel ik mij zo voor. We hebben in de afgelopen weken en
daarvoor ook al een paar keer gemerkt dat er ook een intern
onveiligheidsgevoel is. De afgelopen periode zijn we geconfronteerd met
een aantal misbruikzaken bij Defensie. Er lijkt nu niet alleen een
cultuur te zijn ontstaan waarbij ontgroeningen kunnen leiden tot
misbruik, maar ook een cultuur waarbij meldingen over dat misbruik niet
kunnen worden opgevolgd of, nog erger, leiden tot het voorleggen van een
zwijgcontract. De staatssecretaris heeft daarop gereageerd in haar
brief. Zij noemde dat anders. Maar als mij zo'n formulier zou worden
voorgelegd, zou ik dat wel als een zwijgcontract ervaren. Ik vind toch
dat dit snelle en harde actie van de staatssecretaris vereist. Nogmaals,
zij is erop ingegaan, maar ik vond dat onvoldoende. Op dit punt overweeg
ik ook een motie in te dienen.
Als we kijken naar de militair die in de jaren tachtig al zo'n zelfde
zaak heeft aangebracht, vraag ik mij af wat dat gesprek uiteindelijk
heeft opgeleverd. Deze zaak is nu wel door Defensie opgepakt, na vragen
van vier Kamerfracties als ik het wel heb. Duidelijk was toen ook dat
deze persoon zelf weg was bij Defensie, maar dat alle mensen die hem te
na kwamen, om het zo te formuleren, nog allemaal werkzaam zijn bij
Defensie. Ik vraag mij af of tegen hen wel arbeidsrechtelijke sancties
zijn ingesteld. Zo niet, is dat in ieder geval inmiddels wel opgepakt?
Ik vind dit ook ingewikkeld. Het is duidelijk dat het van belang is om
teambuilding en een hechte groep te organiseren. Het gaat daarbij ook om
het leren kennen van je eigen grenzen en misschien wel het leren
verleggen daarvan. Wij vinden dat militair zijn een eerzaam beroep is en
dat dit niet gepaard hoort te gaan met vernederingen, sadisme en/of
seksueel misbruik. Wat GroenLinks betreft moet daar echt een zero
tolerance op komen. Op zich is het daarom prima dat de staatssecretaris
een extern onderzoek instelt en dat zij na ampel beraad misschien bereid
is om de daders te ontslaan, maar wij zijn ook heel benieuwd naar de
uitkomsten van de commissie die Defensie zelf heeft ingesteld om dit
misbruik te onderzoeken.
Wat ons betreft moet het volledig veilig zijn om je verhaal te doen bij
de vertrouwenspersonen. Dat betekent in onze beleving dat zij niet nog
een andere functie bij Defensie kunnen hebben. Hoe je het ook wendt of
keert, daar zou toch betrokkenheid uit kunnen ontstaan. Zo'n
vertrouwenspersoon zou daarom een externe figuur moeten zijn die niets
met Defensie te maken heeft. Het lastige aan zo'n complexe interne
cultuur is natuurlijk ook dat het melden van misbruik misschien niet
meteen tot ontslag leidt, zeker niet na deze zaken neem ik aan, maar het
zou natuurlijk wel eventuele promoties in de weg kunnen staan. Dat is
alleen veel moeilijker na te gaan en te volgen. Je kunt natuurlijk heel
makkelijk iets organiseren waar je niet de vinger op kunt leggen of niet
de vinger achter kunt krijgen, terwijl in de beleving van degene die het
betreft toch een relatie gelegd zou kunnen worden. Hoe denkt de
staatssecretaris dit complexe interne probleem aan te pakken?
Over de vertrouwenspersonen wordt al een motie ingediend. Die zal
GroenLinks van harte ondersteunen. Wij vroegen ons af of de
staatssecretaris ook bereid is om centraal te registreren welke
arbeidsrechtelijke sancties worden opgelegd bij meldingen van misbruik.
Dat hoeft misschien niet helemaal met naam en toenaam; dat zou misschien
al te dol zijn. Maar het moet wel helder zijn dat er meldingen worden
gedaan, welke actie daarop volgde en hoe dat afgelopen is, want het moet
nu echt heel helder zijn dat bij deze zaken melding en ondernomen actie
goed aan elkaar gerelateerd kunnen worden en ook door de Kamer gevolgd
kunnen worden — nogmaals, natuurlijk niet met naam en toenaam.
Voor ons is het ook heel belangrijk dat Defensie in het algemeen
eenduidig optreedt. Als er meerdere vertrouwenspersonen zijn, kan het
niet zo zijn dat de ene op de ene manier reageert en de andere op een
andere manier. Ik hoor graag uw reactie op al dit soort zaken. Neem
bijvoorbeeld een opmerking van de commissie van huishoudelijk onderzoek,
waarin ze het relaas van een slachtoffer — hij zou ondergeplast zijn
door andere soldaten uit de eenheid — als niet aannemelijk bestempelt,
omdat alle andere betrokkenen dit ontkennen. Dat zijn natuurlijk zaken
die heel lastig na te zoeken en na te volgen zijn. U beschrijft dat in
uw brief, maar u gaat er verder niet op in. In onze beleving moeten
meldingen van misbruik in principe als aannemelijk worden
beschouwd.
Dan de arbeidsvoorwaarden en het personeelsbeleid. Het is heel goed dat
er nu een cao ligt. Tegelijkertijd is ook duidelijk dat de organisatie
voor een deel leegstroomt. Ik zie na acht maanden in de Kamer ook wel
heel duidelijk dat Defensie er niet een aantrekkelijker werkgever op
geworden is. Hoe kijkt onze staatssecretaris ertegen aan om bij de
besteding van extra middelen voor Defensie ook te bekijken wat er
aanvullend mogelijk is qua arbeidsvoorwaarden, loopbaanmogelijkheden
enzovoort? Wij zijn daar al eens nader over geïnformeerd, maar er moet
in mijn beleving toch echt veel meer actie op worden ondernomen. Het is
een soort standaard dat er een ijzeren voorraad aan vacatures is van
ongeveer 10%. Ik heb zelfs nog even gedacht dat dat misschien kwam
doordat er niet genoeg geld was om die in te vullen. Maar het is
eigenlijk nog erger: er is geld en er zijn vacatures. Dus waar zijn al
die mensen dan? Kortom, ik ben erg geïnteresseerd in uw actieprogramma
om meer mensen te werven en om van Defensie een aantrekkelijke werkgever
te maken die toekomst biedt, en ook een langjarige toekomst en niet
enkele jaren.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Diks. Ik ben vergeten te zeggen dat uw spreektijd
voor twee termijnen is. O, dat weet u? Nou, dan heeft u nog een minuut
voor uw tweede termijn. Dat is genoeg voor de motie, mag ik hopen.
Dan gaan wij op dit moment verder met de woordvoerder voor het CDA. Dat
is mevrouw Bruins Slot. Zij heeft negen minuten, maar dat weet ze,
geloof ik.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Voorzitter, ik heb elf minuten. Ik begreep dat u mij met acht minuten
een seintje wilt geven. Daar ben ik blij mee.
Allereerst wil ik deze staatssecretaris van Defensie feliciteren met
haar ambt en haar ook namens het CDA heel veel succes wensen. Zoals mijn
collega's hiervoor al zeiden, start de staatssecretaris even niet in
rustig vaarwater.
Voorzitter. Vandaag beginnen we met de debatten over de
Defensiebegroting. We vangen aan met het belangrijkste kapitaal dat
Defensie heeft: het personeel. De krijgsmacht loopt op zijn tandvlees.
Zowel de minister als de Commandant der Strijdkrachten zijn afgetreden
na een kritisch OVV-rapport. Maar ik wil zowel minister Hennis als CDS
Middendorp hier toch nog een keer bedanken voor hun inzet, want ze
hebben de afgelopen periode hard gewerkt aan herstel en dat ziet het CDA
ook.
Voorzitter. Er zal de komende jaren echter nog heel veel moeten
gebeuren. Meerdere collega's hebben hier ook al vragen over gesteld.
Gelukkig kan er ook veel, want er ligt een mooi regeerakkoord en
Defensie krijgt er fors geld bij, namelijk 1,5 miljard structureel. Het
CDA is daar trots op. Maar aan beide bewindslieden — ik spreek nu ook de
minister aan, zeg ik tegen de staatssecretaris — is de taak om
allereerst het vertrouwen bij het personeel te herstellen, perspectief
op de loopbaan te bieden en de trots van Defensie terug te brengen. Het
personeel snakt naar meer erkenning en waardering. Ik zeg mijn collega's
na dat het personeel fantastisch werk doet en zich elke dag hard inzet
voor de veiligheid van ons in Nederland en van mensen elders in de
wereld. Maar het personeel heeft ook veel te verduren gekregen:
bezuinigingen, reorganisaties, een jarenlange nullijn, geen cao,
achterblijvende arbeidsvoorwaarden, een oplopende werkdruk en
uitzenddruk, gebrek aan oefenmogelijkheden en gebrekkig en nauwelijks
inzetbaar materieel. Het is nogal wat. De afgelopen jaren zagen we
daarover ook steeds meer signalen naar buiten komen. Dat is opvallend
voor mensen die zo loyaal zijn aan de organisatie.
Laat ik beginnen met de schokkende berichtgeving van vorige week over de
excessen in Schaarsbergen. Het is bizar wat daar gebeurd is. Het is
onwenselijk. Het is eigenlijk niet voor te stellen. Ook het CDA heeft
gesproken met de slachtoffers en dat heeft een diepe indruk
achtergelaten. De staatssecretaris kondigt terecht een extern en
onafhankelijk onderzoek aan. Het CDA steunt die inzet en vindt die
verstandig. Het CDA vindt het ook van belang dat de commissie die het
extern en onafhankelijk onderzoek gaat doen, ook bij enkele operationele
eenheden gaat kijken. Ze moeten gewoon zelf gaan kijken wat daar gebeurt
en daar met mensen gaan spreken. Een van de dingen die mij deed
besluiten om dat hier nadrukkelijk te zeggen, is dat het aantal signalen
van incidenten bij de Centrale Organisatie Integriteit Defensie
toeneemt. Als de commissie bij de operationele eenheden gaat kijken, is
het dus van belang dat zij ook heel goed kijkt wat er gebeurt op de
legeringskamers. Is daar tegenwoordig wel voldoende toezicht op? Wil de
staatssecretaris daarnaar kijken? In dat kader kan ik me ook indenken
dat het verstandig is om het gesprek aan te gaan met de vakbonden. Zij
hebben vaak goed zicht op wat er gebeurt.
Wel vind ik de uitleg van de staatssecretaris op het gebied van de
geheimhoudingsverklaring nog wat vaag. Voor het CDA zijn zwijgcontracten
echt uit den boze. Het kan nooit zo zijn dat het verboden wordt om
aangifte te doen of met de politie te spreken. Ik lees in de brief dat
de staatssecretaris deze lijn deelt. Zij geeft tegelijkertijd aan dat er
sprake is van een misverstand. De betrokkenen mochten niet gedurende het
onderzoek over de zaak praten. Maar in de passage in de brief staat:
betreffende het onderzoek. "Betreffende het onderzoek" betekent dat je
niet óver het onderzoek mag praten. Dat is echt iets heel anders dan
gedúrende het onderzoek. Het CDA maakt zich er zorgen over dat deze
handelwijze wel vaker in de organisatie heeft plaatsgevonden, en dat
ergens een gebruik is ontstaan om deze bepaling anders uit te leggen dan
hoe zij bedoeld is. Dat zou onterecht zijn. Zou de staatssecretaris dus
in het onderzoek specifiek de brigades willen bekijken en navragen of
deze passage verder zo gebruikt is, dus een beetje zwijgcontract-achtig?
Zo ja, wil zij dan terugzoeken waar en wanneer dat is gebeurd en of daar
ongewenste effecten zijn ontstaan? Dat is mijn verzoek. Ik hoop op een
stevige toezegging van de staatssecretaris op dat punt.
De staatssecretaris zegt terecht dat zij niet zal schromen om de daders
van ernstige misdragingen te ontslaan. Dat signaal, dat zij in eerste
instantie naar buiten bracht, vind ik buitengewoon sterk, maar wat is er
eigenlijk met deze daders gebeurd? Het is mij nog niet helemaal
duidelijk hoe dat in elkaar zit. Ik ondersteun ook de opmerking van
meerdere collega's dat het van belang is dat de slachtoffers van deze
zaak goede zorg en ondersteuning krijgen.
Dit alles leidt tot negatieve publiciteit. Dat betreurt het CDA. Het CDA
betreurt niet dat de publiciteit ontstaat, maar dat dit soort dingen in
de defensieorganisatie gebeuren. Het gaat namelijk op zo veel andere
plekken in de defensieorganisatie ontzettend goed. Het is ook van belang
dat Defensie een aantrekkelijke werkgever is. Het CDA uit al jaren
zorgen over de grote leegloop bij de krijgsmacht. Ook afgelopen jaar was
de uitstroom weer groter dan de instroom. Er is dus een forse impuls
nodig. Eerst was er een tekort bij de specialistische functies en nu
zien we bij andere functiegroepen ook tekorten ontstaan. Herstel van de
basisgereedheid staat of valt met voldoende opgeleid, geoefend en
gemotiveerd personeel. Minister Hennis kwam met het Actieplan Werving en
Behoud, dat er op zich stevig uitziet. Het bevat een goede analyse van
de problemen en de uitdagingen en het biedt een aantal maatregelen. Hoe
gaat de staatssecretaris daar invulling aan geven en hoe gaat zij het
effect monitoren van de maatregelen?
Uit de personeelsrapportage van midden 2017 blijkt dat slechts 63% van
de wervingsopdracht is gehaald. Dat is veel te laag. Van de week las ik
een interview met de marine in de krant — volgens mij was dit het
Algemeen Dagblad — waarin stond dat de marine gebruik gaat maken van
uitzendbureaus. Heel interessant. Ik wil eigenlijk weten hoe de
staatssecretaris hiertegen aankijkt. Maar er is ook sprake van uitval
bij de hogere opleidingen. Dat betreft zo'n 24%. Het CDA vindt het goed
om het medischekeuringsprotocol aan te passen om er zo voor te zorgen
dat de keuringen beter passen bij de militaire functies. Want je hoeft
niet voor elke militaire functie fysiek even fit en stevig te zijn.
Hetzelfde geldt voor de inzet om militairen beter te begeleiden naar een
passende functie. Kan de staatssecretaris toelichten waarom het
uitvalspercentage zo hoog is? Zijn er verschillen tussen
krijgsmachtonderdelen? Als er opvallende verschillen zijn, kunnen er
misschien ook redenen zijn om te kijken wat de oorzaken daarvan
zijn.
Verder is het behoud van personeel enorm belangrijk. Het is mooi dat de
vorige ministers, minister Dijkhoff en natuurlijk ook minister Hennis,
samen met de vakbonden hard hebben gewerkt aan een akkoord. Dat zal in
eerste instantie echter niet voldoende zijn. Er is veel irreguliere
uitstroom omdat het nou eenmaal rond het FPS-2 en het FPS-3 allemaal
ontzettend vastloopt. Er is te weinig loopbaanperspectief. Hoe wil de
staatssecretaris hiermee aan de slag gaan?
Ook is er de middensomproblematiek. Vanwege de tijd ga ik niet precies
uitleggen wat dat is. De mensen in de zaal weten als geen ander hoe dit
in elkaar steekt. Middelen op de begroting die bestemd zijn voor de
basisgereedheid, zijn ingezet om dit gat te dichten. Dat betreft zo'n 39
miljoen tot 2021. Maar dat is onvolledig, want de Auditdienst Rijk
spreekt over bedragen van 50 miljoen oplopend in 2016 tot 70 miljoen
oplopend in 2021. Dat is een fors gat. Graag hoor ik een reactie van de
staatssecretaris op dit punt. Hoe denkt zij daarmee om te gaan?
Voorzitter. Ik zie dat van mijn spreektijd acht minuten voorbij zijn. In
een van de laatste brieven schrijft de staatssecretaris dat zij O=P=F,
organisatie is personeel is formatie, gaat loslaten. Dat vind ik een
interessante stap. Die kan misschien ook ruimte bieden, maar wat
betekent dit in de praktijk?
Ik heb nog een tweetal korte punten. Allereerst: er moet invulling
worden gegeven aan de adaptieve krijgsmacht. Daarvoor heeft mijn
voorganger, de heer Knops, altijd een enorm warm pleidooi gehouden.
Reservisten zijn daarin onmisbaar. Het blijkt dat het signaal klopt dat
het aantal reservisten het afgelopen jaar met 10% is afgenomen. Graag
hoor ik daar uitleg over. Waarom is dit zo gebeurd en wat kunnen wij
daaraan doen?
Afsluitend, voorzitter, de medische zorg. Het CDA is geschrokken van het
rapport van de IMG, de Inspectie Militaire Gezondheidszorg, over alles
wat niet goed gaat: de verouderde infrastructuur, de plaagdieren of de
muizenplagen bij Paresto en op de locaties en de problemen met de
medische zorg in uitzendgebied. Eigenlijk gaat dat op alle vlakken, tot
en met de ambulances aan toe, niet goed. Wat gaan we er nou precies aan
doen om ervoor te zorgen dat wij het niveau omhoog krijgen en hoe kunnen
wij dit scherper volgen?
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bruins Slot. U hebt negen minuten gebruikt in uw
eerste termijn. Dan gaan we luisteren naar mevrouw Karabulut van de
fractie van de Socialistische Partij. Op haar verzoek zal ik haar een
klein signaaltje geven na zeven minuten.
Mevrouw Karabulut (SP):
Dank u wel, voorzitter. Welkom aan de staatssecretaris, die ons hier
voor de eerste keer formeel ontmoet. Zij is verantwoordelijk voor zowel
het personeel als het materieel bij Defensie. De afgelopen maanden heb
ik, ook als nieuwe woordvoerder op dit onderwerp, wel gemerkt dat bij
Defensie ontzettend veel jonge en wat oudere gedreven mannen en vrouwen
werken die dit doen met hart en ziel en vaak vanuit idealen, om de
wereld beter, mooier en veiliger te maken. Des te wranger is het
natuurlijk dat er grote problemen zijn bij Defensie. We hebben recent
een groot debat gehad. Er waren de afgelopen jaren voortdurend rapporten
over misstanden en het piept en het kraakt. Het gaat dan met name om
zowel de fysieke als de sociale veiligheid. Collega's zeiden het al: de
meest acute crisis is de intimidatie als deel van de militaire cultuur.
Mijn maag keert om van het voorbeeld dat we in de Volkskrant hebben
gelezen, maar ook van hetgeen blijkt uit het gesprek dat wij zelf met
die jongens hebben gevoerd. Na het schietincident in Mali zijn
verschillende misbruikzaken aan het licht gekomen. De soldaten van de
eenheid Schaarsbergen zijn aangerand, mishandeld en vernederd. Een
jongen is zelfs verkracht. Toen zij hun verhaal wilden doen, zijn ze
bedreigd en waren ze onveilig binnen de organisatie, de organisatie die
wereldwijd veiligheid moet bieden. Bij het intern onderzoek waren
vrienden van de mishandelaars aanwezig en werd die jongens een
zwijgplicht opgelegd. Zij moesten daarvoor tekenen. Zij mochten niet met
andere medewerkers van Defensie of derden spreken. Dus werd gepoogd dit
verhaal zo onder het tapijt te vegen, terwijl die jongens gewoon kapot
zijn. De wereld op z'n kop wat mij betreft. Recente antwoorden van de
minister op eerdere vragen over misbruik tonen aan dat er tientallen
meldingen over intimidatie en seksueel geweld zijn binnengekomen. Ik heb
begrepen dat bij de krant, de Volkskrant, en ook de vakbond inmiddels
honderden meldingen zijn binnengekomen. Dus alle reden om nu eens
structurele maatregelen te treffen om deze cultuur en deze problemen aan
te pakken.
De minister heeft ons afgelopen vrijdag een brief gestuurd. In eerste
instantie schrok ik daarvan want ik vond die brief wat kort. Maar goed,
het is een eerste brief. Het is goed dat er een extern onderzoek komt.
Alleen, we weten ook uit ervaring en uit eerdere onderzoeken dat een
extern onderzoek geen garantie vormt op verandering of het voorkomen van
dit onacceptabele, grensoverschrijdende gedrag. Er is ook directe actie
nodig. Daarom heb ik een aantal punten.
Als eerste wil ik graag duidelijkheid over de hulp aan deze slachtoffers
en de vervolgstappen richting daders; collega's hadden het er ook al
over. De minister schrijft dat er geen plek is voor ongewenst gedrag.
Melders moeten er op kunnen vertrouwen dat ze geholpen worden. En dat is
nu juist gruwelijk misgegaan in Schaarsbergen. Hoe kan het dat deze
jongens die kapot en gesloopt zijn, eigenlijk als dader zijn neergezet,
terwijl niet alle verantwoordelijken, zo heb ik begrepen, op non-actief
zijn gesteld? Graag een reactie van de staatssecretaris.
Dan het extern onderzoek. Ik vind het goed dat er een onderzoek komt,
maar mijn vraag is dan wel wie dat onderzoek gaat doen en wat precies de
onderzoeksvraag wordt. De eerste gedachte die bij mij opkomt, is: wat
heeft Defensie geleerd van alle eerdere onderzoeken de afgelopen tien
jaar, tien jaar na het rapport van Boele Staal, het rapport van de
commissie-Blauw maar ook andere rapporten die keer op keer verschenen?
Wat is er eigenlijk nog te onderzoeken en moet ook niet onderzocht
worden waarom de eerdere aanbevelingen niet of onvoldoende effect hebben
gehad in de praktijk? Gaat de staatssecretaris er ook voor zorgen dat
dit een onafhankelijk onderzoek wordt waarbij de onderzoekers alle
mogelijkheden en middelen krijgen om mensen te horen en zaken te
onderzoeken? Wij vinden dat er nog meer diepgravende maatregelen nodig
zijn om deze intimidatie te voorkomen. Zou een eigen slaapkamer, dus
meer privacy en veiligheid voor soldaten, kunnen bijdragen aan het
voorkomen van dergelijke problemen? Maar ook de ontgroening is een punt.
Die ontgroeningen en rituelen zijn natuurlijk gekoppeld aan dit gedrag.
Daarmee wil ik absoluut niet zeggen — want dat hebben we ook van die
jongens gehoord — dat dit overal misgaat, maar waarom zou je bij een
volwassen organisatie waar professionals werken, een ontgroeningsritueel
in stand houden? Ik zou dat graag willen verbieden. Teambuilding kun je
ook op andere manieren doen. Graag een reactie.
Dan de geheimhoudingsverklaringen. Er moest getekend worden dat er niet
met derden gesproken mocht worden. Volgens mij moet dit gewoon geschrapt
worden. Dus niet aanpassen. De minister schrijft in haar brief over
aanpassingen. Ik wil graag van de staatssecretaris weten wat zij daarmee
bedoelt.
Veder zou ik nu en hier willen pleiten voor directe actie om te
voorkomen dat zaken onder het tapijt verdwijnen en/of mensen die het
vertrouwen nu kwijt zijn in Defensie, zich niet melden. Ik pleit voor
een extern meldpunt en een externe onafhankelijke commissie, waarbij
slachtoffers en getuigen zich kunnen melden en gehoord worden, en er
onafhankelijk onderzoek plaatsvindt. Zowel het meldpunt als de commissie
zouden gefaciliteerd moeten worden door een onafhankelijk apparaat. De
commissie krijgt natuurlijk bevoegdheden en geeft bindend advies waar
Defensie dan ook wat mee zal moeten doen. Ik zou graag willen dat de
staatssecretaris dit meldpunt financiert. Graag een reactie. Eigenlijk
kan er nog heel veel gezegd worden over de brief omdat die heel veel
vragen oproept en er nog heel veel moet gebeuren, maar dit zijn even
voor nu de hoofdlijnen.
Dan wil ik even bij een aantal algemenere punten stilstaan. Zoals
collega's ook al zeiden, zijn de problemen velerlei. Het personeel loopt
weg en het vullingspercentage loopt terug. In een aantrekkende
arbeidsmarkt moet je als werkgever minimaal de volgende drie zaken te
bieden hebben: goede arbeidsvoorwaarden, voldoende loopbaanzekerheid en
een gezonde en veilige werkomgeving. Over dat laatste hebben we het nu.
Wat de arbeidsvoorwaarden betreft, ligt er inmiddels een cao. Maar er
zijn ook extra middelen beloofd. Hoe is de staatssecretaris voornemens
om deze middelen ook ten goede te laten komen aan het personeel?
Uit de rapportage adaptieve krijgsmacht blijkt dat er slechts nog
gestreefd wordt naar een vulling met vast personeel van ten minste 80%
per categorie en naar een gemiddelde vulling van ten minste 90%.
Eenheden zullen verder aangevuld worden met personeel vanuit de
flexibele schil. Hoe verhoudt deze 10% krimp zich tot de belofte dat een
groeiende flexibele schil niet zou zorgen voor verdringen van het vaste
personeel?
Mijn laatste punt: wij wachten op dit moment op het RIVM-rapport over
chroomhoudende verf en de PX-10-zaak, waarvan de publicatie is
uitgesteld tot het najaar. Dat is nu. Wat kan de staatssecretaris zeggen
over het tijdstip waarop dit rapport uitkomt?
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Belhaj. U hebt zeven minuten gebruikt. O pardon, ik
bedoel mevrouw Karabulut. Ik moet kennelijk nog een beetje wakker
worden.
Mevrouw Karabulut (SP):
Een beetje koffie voor de voorzitter!
De voorzitter:
Mevrouw Karabulut, u heeft zeven minuten gebruik in uw eerste termijn.
We gaan nu naar de eerste termijn van mevrouw Belhaj.
Mevrouw Belhaj (D66):
Het geeft niet, mijnheer Rutte!
Voorzitter. Ik heet de staatssecretaris van harte welkom bij de vaste
commissie voor Defensie. Wij denken dat het een goede zaak is dat er nu
zowel een minister als een staatssecretaris is, want er is immers veel
te doen. Ik wens haar heel veel succes.
Zoals mijn collega's al stelden: personeel is de sleutel tot succes. Dat
geldt voor elke denkbare organisatie, en zeker ook voor Defensie, een
van de grootste werkgevers van Nederland. Dagelijks is Defensie in
Nederland en in het buitenland actief voor de belangen van ons land. De
40.000 militairen en ruim 15.000 burgers bij Defensie dragen nu en in de
toekomst bij aan de welvaart en veiligheid van ons land. Door de
wereldwijde inzet van Defensiepersoneel wordt de internationale
samenwerking versterkt en dat draagt bij aan de ambitie van Nederland om
ervoor te zorgen dat mensen zich wereldwijd veilig kunnen voelen. Werken
bij Defensie is dan ook voor velen een keuze met impact, niet alleen
voor henzelf maar ook voor familie en vrienden.
D66 heeft dan ook bijzonder veel waardering voor de inzet van al dit
personeel, de veteranen en ook de reservisten. Het is een mooie
organisatie, er wordt alleen tijdens dit soort vergaderingen ook altijd
gesproken over dingen die niet zo goed gaan.
Het is heel ongemakkelijk om te zien dat niet alleen het vertrouwen maar
ook de motivatie en de tevredenheid bij het personeel bij Defensie in
het afgelopen jaar zijn gedaald. Dat er problemen zijn bij Defensie,
wordt helaas na verschrikkelijke incidenten al snel duidelijk. Maar dat
het zover gaat dat het moreel bij Defensiepersoneel afneemt, is
zorgwekkend. Dat is terug te vinden in het jaarverslag van de igk.
Als het zover komt dat militairen worden ingezet, dan moeten wij en de
militairen op Defensie kunnen rekenen. Daarvoor is een professionele
organisatie essentieel. Wat D66 betreft, moet er een einde komen aan de
huidige organisatorische tekortkomingen en aan de assimilatiecultuur,
die geen ruimte kent voor alles wat afwijkt van de stereotype beelden.
Een inclusieve Defensieorganisatie waarin alle werknemers zich betrokken
voelen, is cruciaal. Defensiepersoneel behoort gewaardeerd en
gerespecteerd te worden voor wat het bijdraagt aan de organisatie, en
niet voor de mate waarin het voldoet aan een bepaald beeld. Het
onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau van afgelopen januari
naar de beleving van diversiteit en inclusiviteit is hier helder over.
Is de staatssecretaris op de hoogte van de belemmerende factoren die een
professionele, inclusieve en diverse organisatie in de weg staan? Hoe
gaat de staatssecretaris ervoor zorgen dat Defensie een diverse en
inclusieve organisatie wordt?
Voorzitter. D66 hecht veel waarde aan een toonaangevende
Defensieorganisatie die een goede afspiegeling is van onze samenleving
en waar ook de nieuwe generatie graag werkt. Aandacht voor diversiteit
in de breedste zin van het woord is hard nodig. Diversiteit hoort
onlosmakelijk deel uit te maken van de identiteit van Defensie. Dit is
cruciaal, wil Defensie kunnen putten uit een breed kennis- en
vaardigheidspotentieel. Daarom verdient in mijn optiek diversiteit meer
aandacht. Mijn vraag aan de minister of de staatssecretaris luidt als
volgt. Ik moet even kijken, want de minister is er vandaag helaas niet.
Mijn vraag aan een van de twee is om met een concreet plan te komen voor
de bevordering van diversiteit en inclusiviteit, waartoe de veilige
werkomgeving behoort, evenals een diversiteitsagenda voor werving en
selectie van Defensiepersoneel, gezien de hoeveelheid vacatures. Ik weet
dat een inclusieve, diverse organisatie zich op elk niveau moet kunnen
vertalen en een kwestie van de lange adem is. Ik hoop echter dat de
staatssecretaris begrijpt dat het zien van mogelijkheden en het geven
van aandacht niet per se ondermijnend is voor het eenheidsgevoel. Mijn
vraag is of zij dit met mij eens is.
Ik vraag mij dan ook af hoe het kan dat de subsidies voor stichtingen
die een sleutelpositie kunnen vervullen in diversiteitsagenda's zijn
stopgezet, zoals we in de begroting hebben kunnen zien. Organisaties als
het Multicultureel Netwerk Defensie en het Defensie Vrouwen Netwerk
moeten het veld ruimen. Dit lijkt mij doodzonde. Organisaties als deze
zijn broodnodig ter bevordering van de diversiteit. Naar aanleiding van
de beantwoording is mijn vraag dan ook of we nog dit jaar een evaluatie
kunnen ontvangen in plaats van volgend jaar en of het mogelijk is om te
voorkomen dat deze netwerken in de tussentijd worden opgeheven.
Voorzitter. De grote hoeveelheid onvervulde vacatures bij Defensie is
zorgwekkend. Op 1 juli waren er maar liefst 4.800 militaire vacatures en
800 burgervacatures. Defensie moet concurreren met werkgevers in de
marktsector, waar doorgaans beter wordt betaald en het personeel in
tegenstelling tot bij Defensie geen moeite heeft met immer stagnerende
arbeidsvoorwaarden, schrale voorzieningen, traag lopende reorganisaties
en ouderwets ontbrekende middelen. En dan is het hoogtepunt van de
vergrijzing nog lang niet in zicht. Er is dus een hoop werk aan de
winkel. Kan de staatssecretaris vertellen hoe ze de uitdaging met
betrekking tot het personeelstekort aangaat? Is ze bereid de Kamer met
regelmaat te informeren over de status van de personeelstekorten?
Voorzitter. Dan de verdrietige en pijnlijke kwestie rondom intimidatie
en misbruik bij Defensie. De afgelopen weken hebben we mogen lezen dat
drie militairen stelselmatig werden gepest, mishandeld, aangerand en
verkracht. Dit is absoluut onaanvaardbaar. Het is het zoveelste incident
binnen de krijgsmacht. Dat laat onverlet of dit soort ernstige
vergrijpen zich voordoen tijdens een ontgroening. Er mag nooit ruimte
zijn voor een cultuur van vernederingen en misbruik van machtsposities.
De ernst en regelmaat van klachten laten zien dat Defensie er zelf niet
in slaagt om tot een cultuurverandering te komen. Een extern onderzoek
naar en een evaluatie van de huidige interne klachtenbehandeling achten
wij dan ook uiterst noodzakelijk. Verder is het belangrijk en zorgvuldig
om te benadrukken dat de slachtoffers moeten worden geholpen. Ik heb
zomaar een vermoeden dat mijn collega in tweede termijn nog een motie
hiertoe zal indienen. Men is angstig en heeft op een of andere manier
geen vertrouwen dat men goed geholpen zal worden.
De brief en de onderzoeken van de minister en de staatssecretaris kunnen
wij van harte ondersteunen. We waarderen de intentie om deze onderzoeken
snel uit te voeren. Wel heeft D66 al meerdere malen aandacht gevraagd
voor risicoverhogende elementen of aspecten van de Defensiecultuur, die
inzichtelijk gemaakt dienen te worden en structureel bestreden dienen te
worden. Normaliter zou je stellen dat ieder incident op zichzelf staat,
maar daarvoor is er te veel gebeurd. Er bereiken mij te veel signalen
dat een angstcultuur onderdeel is van het gebrek aan sociale veiligheid.
Daarom zal ik in tweede termijn mede namens collega's een motie indienen
om specifiek en expliciet aandacht te vragen voor signalen van een
angstcultuur binnen het onderzoek naar de sociale veiligheidscultuur.
Ook roepen wij slachtoffers en getuigen op om zich te melden. Mijn vraag
aan de minister of staatssecretaris luidt als volgt. Als mensen zich
niet veilig voelen om te spreken of bang zijn uitgenodigd te worden door
mensen die er wellicht bij betrokken zijn of door hun meerderen, zoals
mijn collega's al zeiden, hoe kan er dan voor worden gezorgd dat ze niet
hoeven te vrezen voor hun baan en positie?
Voorzitter. Ik ga nu graag in op de vraag of er nu wel of geen
ontgroeningen zijn bij Defensie en zo nee, welke sancties het wel laten
plaatsvinden van ontgroeningen met zich meebrengt. Defensie is geen
willekeurige zelfstandige organisatie. Het is een overheidsorganisatie
waar een goede opleiding van de militair van belang is en waar hij
mentaal en fysiek zware testen moet ondergaan om een zware taak te
kunnen uitvoeren. Mijn vraag is: dat gebeurt toch al in de opleiding?
Wat zijn eigenlijk de regels hierover bij Defensie? In welke mate worden
met het toestaan van ontgroeningen de huishoudelijke regels overtreden?
Kan de staatssecretaris aangeven hoe dit nu precies werkt, wat het
verschil is met een inwijdingsritueel en wat nu wel en niet mag?
Voorzitter. Het is pijnlijk om te moeten horen hoeveel pijn de jongens
is aangedaan. Het is moeilijk te accepteren dat dit is gebeurd in een
organisatie die moet zorgen voor de veiligheid van anderen. Je moet
veilig kunnen werken bij een overheidsorganisatie. Dat is wat het zo
pijnlijk maakt: hulpsystemen die niet hebben gefunctioneerd en
afhankelijk zijn van de genade van je omgeving. Dat is een nachtmerrie.
Ik wil benadrukken dat het altijd kan voorkomen in een groep dat mensen
gepest, getreiterd, mishandeld of verkracht worden. Dat is wel duidelijk
geworden bij de bredere discussie over #MeToo. Wij kunnen leren van de
vrienden van het slachtoffer, die zelf ook slachtoffer waren van
excessen, maar die naast hem zijn gaan staan en hebben geholpen om hun
kameraad niet alleen het gevecht te laten leveren. Dat is heldhaftig:
ervoor kiezen om mensen in je omgeving bij te staan en niet weg te
kijken.
Dat is een boodschap die ik vandaag expliciet wil afgeven, zodat daders
zich niet onschendbaar achten. De meerderheid keurt het vaak af, maar
het individu in de meerderheid is weleens bang om een probleem te
benoemen en het op te nemen voor een ander. Een kerncompetentie van
Defensie is het opnemen voor je kameraden. Dat betekent: niet zwijgen.
Dat betekent: je uitspreken en getuigen tegen die enkele die de
meerderheid in gijzeling houdt. Doorbreek het angstvallig zwijgen. Dat
is de enige manier om de onderste steen boven te krijgen en ervoor te
zorgen dat alle nieuwe situaties die ooit aan de orde kunnen komen,
gestopt kunnen worden met hulp van allen, om dan vervolgens met
getuigenissen en verklaringen iemand ook te straffen voor zijn
daden.
Voorzitter, zoals ik al stelde, is het een breed maatschappelijk debat.
Wat het extra wrang maakt, is dat het plaatsvindt binnen Defensie. Het
is alsof je het vergelijkt met andere beroepsgroepen: een arts die
bewust een patiënt ziek maakt, een masseur die spierpijn creëert en een
docent die bewust zijn kinderen niet wil educeren. En dus ook:
Defensiemensen, die veiligheid en vrede moeten organiseren, die een
andere militair verschrikkelijke mishandelingen aandoen en onveiligheid
creëren voor hun kameraden. Defensie is een overheidsorganisatie, en het
is wat mij betreft van belang dat het volstrekt helder moet zijn dat ik
wil en eis dat de onderste steen bovenkomt. Ik roep eenieder op, dader
en slachtoffer, om zich te melden. Dit is het moment om achter de
jongens te gaan staan en echt kameraadschap te tonen, door niet meer te
zwijgen. Dat is wat een van de slachtoffers zelf in ieder geval het
liefst wil: naast het leed dat hun is aangedaan, ervoor zorgen dat de
huidige slachtoffers niet meer bang hoeven te zijn en dat er geen
toekomstige slachtoffers zullen zijn. Dat is nobel. Ik spreek mijn
enorme waardering uit voor de jongens en de ouders die zich in de krant
hebben uitgesproken. Ik hoop van harte dat hun leed enigszins verzacht
kan worden, in de wetenschap dat het uitspreken van alles wat er is
gebeurd en het stoppen van de leugens het meest zuivere is wat je kunt
doen. Wij moeten ervoor gaan zorgen dat er geen nieuwe slachtoffers
komen.
De voorzitter:
Dank u wel mevrouw Belhaj, u hebt nog voldoende tijd om moties in te
dienen in de tweede termijn. Dan gaan wij naar mevrouw Ploumen. Ik zal
haar na vijf minuten een klein signaaltje geven.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Dank u wel voorzitter. Namens de Partij van de Arbeid wil ook ik de
staatssecretaris alle succes wensen.
Militairen, Defensiepersoneel, zetten zich elke dag in voor onze
veiligheid. Zij zijn bereid om hun leven te geven voor de veiligheid van
anderen, hier in Nederland maar ook wereldwijd. De PvdA is hen daar zeer
dankbaar voor. Wij mogen dat nooit zomaar als vanzelfsprekend
accepteren. Noblesse oblige. Het vraagt van ons dat wij ervoor zorgen
dat zij in alle veiligheid en met goed materieel en goede
arbeidsvoorwaarden dat werk kunnen doen.
Militairen spreken met grote trots over hun werk. Van de week zagen wij
het nog toen de Zeeland terugkwam uit Sint-Maarten, waar zij de
slachtoffers van orkaan Irma hebben bijgestaan. Zij doen hun werk met
deskundigheid en met grote inzet. Zij zijn vastberaden om iets goeds te
doen voor de wereld. Dat sprak ook uit de woorden van de mannen die wij
vorige week spraken naar aanleiding van hun ervaringen op de kazerne in
Schaarsbergen. Vol trots, vol zelfbewustzijn, begonnen zij aan een
nieuwe periode in hun dienstverband met Defensie in Schaarsbergen. Maar
de ervaringen daar — de vernederingen, het geweld, de verkrachtingen,
het drugsgebruik — hebben dat zelfbewustzijn en die trots geknakt. Een
schokkend verhaal, dat ook op mij heel diepe indruk heeft gemaakt. Het
gebeurde terwijl zij zich wilden inzetten voor onze veiligheid. Wij
hebben de dure plicht om samen met de staatssecretaris en de minister,
de Defensieorganisatie, alle kameraden en alle mensen in die organisatie
de misstanden aan te pakken, te voorkomen dat dit ooit nog gebeurt en
ervoor te zorgen dat we de slachtoffers bijstaan.
De Partij van de Arbeid juicht het toe dat de staatssecretaris een
onafhankelijk onderzoek heeft aangekondigd, maar we zouden haar willen
vragen: wat gaat er nu eigenlijk gebeuren lopende dat onderzoek? Want we
kunnen niet wachten met in actie komen tot er resultaten zijn. De Partij
van de Arbeid wil een onafhankelijk extern meldpunt. Graag een reactie
van de staatssecretaris daarop. Maar ook daarvoor geldt: een meldpunt
buiten de organisatie betekent niet dat er ondertussen niks moet
gebeuren. Hoe voorkomen we dat een extern meldpunt een externe kwestie
wordt, terwijl het er juist om gaat om de cultuur binnen Defensie op dit
onderdeel te verbeteren? Hoe kijkt de staatssecretaris daartegen
aan?
Ontgroenen is wat mij betreft nergens goed voor, en al helemaal niet in
een organisatie waar de loyaliteit en de verbondenheid al zo groot zijn.
Ik vind dat ontgroeningen verboden moeten worden, want ze werken
excessen in de hand en geven daarvoor een alibi. Hoe ziet de
staatssecretaris dat?
De begeleiding van de mannen die getroffen zijn door de gewelddadigheden
en de gewelddadige cultuur in de kazerne in Schaarsbergen verdienen
persoonlijke begeleiding. We zouden graag van de staatssecretaris horen
in welke vorm ze die wil gaan aanbieden.
In haar brief zegt de staatssecretaris iets verstandigs over
zwijgcontracten, namelijk dat ze die in deze vorm gaat wijzigen. Maar ze
wekt ook een beetje de indruk dat de getroffen mannen het zwijgcontract
niet goed begrepen hebben. Maar dat kan toch niet zo zijn? Ik wil dus
graag van de staatssecretaris horen dat zij het met mij eens is dat dat
zwijgcontract gewoon onduidelijk is opgesteld en dat het daaraan ligt en
niet aan het begrip daarvan van de getroffen mannen.
Mijn laatste punt. Er komt extra geld voor Defensie. De mensen zijn het
allerbelangrijkst voor Defensie, maar aan hen worden maar heel weinig
woorden gewijd in het regeerakkoord. Rutte II, het vorige kabinet, heeft
de eerste stappen gezet bij het dichten van het AOW-gat. Wat gaat er
gebeuren onder Rutte III? Hoe snel? En hoe ziet de staatssecretaris de
volgende stappen voor zich? Datzelfde geldt voor de arbeidsvoorwaarden
in den brede, waar anderen ook al iets over zeiden, en de medische zorg,
die ook al door de CDA-collega is aangegeven.
Voorzitter. We kijken uit naar de antwoorden van de staatssecretaris op
al deze punten. De urgentie van de problematiek is duidelijk, maar laat
ook duidelijk zijn dat de meerderheid van de mensen bij Defensie zich
elke dag te goeder trouw inzet voor onze veiligheid. Ook zij verdienen
het dat de excessen hard worden afgestraft.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Ploumen. Precies op het moment dat ik u eigenlijk
een signaaltje had willen geven, was u al door uw spreektijd heen,
althans in uw eerste termijn. Dat betekent dat u daar minder dan vijf
minuten voor heeft gebruikt. U heeft zich allen keurig gehouden aan de
door uzelf opgegeven indicatieve spreektijden in de eerste termijn en er
ook voor gezorgd dat we vrij snel door de eerste termijn van de zijde
van de Kamer zijn gegaan. Ik ga nu aan de staatssecretaris vragen
hoelang zij denkt nodig te hebben voor de beantwoording. Twintig
minuutjes, een kwartiertje? We schorsen even twintig minuten en dat
betekent dat we hier om 11.25 uur weer terug zijn.
De vergadering wordt van 11.05 uur tot 11.29 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen dit wetgevingsoverleg Personeel. Wij hebben de eerste termijn
van de zijde van de Kamer gehad. De beurt is nu aan de regering. Ik geef
het woord aan de staatssecretaris van Defensie.
Staatssecretaris Visser:
Dank u wel, voorzitter. Dank aan alle leden dat zij mij welkom hebben
geheten in hun commissie. Ik vond het mooi om te horen dat iedereen zijn
bijdrage begon met het prijzen van de krijgsmacht en stilstond bij wat
onze militairen maar ook onze burgers binnen Defensie iedere dag
allemaal doen om te beschermen wat ons allemaal dierbaar is. Ik vind het
ook goed om te horen dat de vaste commissie voor Defensie dat ziet en
waardeert. Ik denk, namens iedereen die hier aanwezig is, dat het goed
is om daarbij stil te staan iedere dag.
Minister Bijleveld en ikzelf hebben de afgelopen twee weken kennis mogen
maken met de organisatie. Twee weken geleden ongeveer liepen wij bij
Plein 4 naar binnen en mochten wij onze eerste toespraak houden. Het was
niet alleen warm door de temperatuur daar, maar ook door het feit dat
wij op een heel mooie manier welkom zijn geheten, ondanks het vertrek
van voormalig minister Hennis en voormalig Commandant der Strijdkrachten
generaal Middendorp. Een aantal van u memoreerde dat al. Dat heeft een
diepe indruk op de organisatie gemaakt. Desondanks hebben wij daar
weinig van gevoeld omdat wij een warm welkom kregen.
Wij beiden hebben in onze toespraak gehamerd op onze belangrijkste
opdracht voor de komende periode — mevrouw Bruins Slot hamerde daar ook
al op — en dat is herstel van vertrouwen. Wij moeten zowel binnen
Defensie als daarbuiten zorgen dat mensen weer trots zijn op en
vertrouwen krijgen in hun organisatie. Ook moet de buitenwereld weer
zien wat Defensie doet, waar Defensie voor staat en waar wij voor willen
gaan. Dat is een heel belangrijke. De afgelopen week ben ik bij de
landmacht en de luchtmacht geweest. De komende week ga ik naar de marine
en naar de KMar om te ervaren hoe het is en waar mensen tegenaan lopen
als het bijvoorbeeld gaat om personeel. Ik zal daar straks nog op
terugkomen, want een aantal van u heeft daar vragen over gesteld. Ik heb
in ieder geval heel veel betrokkenheid gezien. Dat is een heel mooie
basis om te gaan werken aan het vertrouwen.
Ondanks al deze positieve dingen — een aantal van u begon daar al over —
liepen bij mij de rillingen over de rug toen ik het artikel in de
Volkskrant las. Ik wil daarmee beginnen, want wij kunnen heel mooie
woorden over vertrouwen hebben, maar dit is iets wat mij direct heeft
getroffen en uzelf ook, want u heeft zelf een vertrouwelijk gesprek
gehad met de slachtoffers. Ik kan mij voorstellen dat het een diepe
indruk maakt als je ziet dat mensen gebroken voor je zitten, terwijl zij
met de beste intenties hun werk geprobeerd hebben te doen. Voordat ik
verder op de inhoud inga, wil ik, zoals ik in een eerste reactie ook heb
benadrukt, stilstaan bij het feit dat ons er alles aan gelegen is om
deze slachtoffers te helpen, om ervoor te zorgen dat zij de nazorg
krijgen die zij verdienen op elke wijze dan ook die nodig is. U vroeg
daar ook om. Wij hebben daartoe contact met ze opgenomen, ikzelf ook. Ik
hoop dat ik ook zelf met ze daarover kan spreken, maar of ze daar
behoefte aan hebben, laat ik graag aan de drie slachtoffers over. Wat
mij betreft praat ik daar ook graag zelf met ze over.
De voorzitter:
Ik wil interrupties toestaan, maar … Oké, dan heeft u uw inleiding
hiermee gedaan. Dan gaan wij naar mevrouw Karabulut.
Mevrouw Karabulut (SP):
De hulp aan en begeleiding van slachtoffers is wat mij en meerdere
collega's betreft een heel concreet en belangrijk punt. Ik ben blij om
te horen dat de staatssecretaris zegt dat ze alles op alles gaat zetten
om vanaf nu de hulp en begeleiding te bieden die nodig is. Erkent de
staatssecretaris daarmee dat dat niet goed is gegaan? En staat de
staatssecretaris open voor het idee dat, mocht Defensie vanwege het
geknakte vertrouwen niet die hulp en begeleiding kunnen bieden, die ook
door externen geboden zouden kunnen worden?
Staatssecretaris Visser:
Ik wil graag met de mensen zelf praten om te horen wat zij nodig hebben.
Op basis van wat ik heb gezien, gehoord en gelezen, zie ik dat zij de
hulp anders hebben ervaren. Dat zij daar niet tevreden over zijn, trek
ik mij persoonlijk aan. Vandaar dat ik graag het gesprek met ze aan wil
gaan en ook kijk wat daarvoor nodig is, intern of extern.
De voorzitter:
De staatssecretaris vervolgt haar inleiding. Wellicht dat we daarna de
interrupties kunnen doen.
Staatssecretaris Visser:
Laat heel helder zijn dat voor mij vooropstaat dat alle medewerkers
binnen Defensie hun werk in een veilige omgeving moeten kunnen doen. Ik
denk dat ik daarmee namens u allen spreek, dus ik ervaar dat in die zin
ook als steun in de rug. Er moet niet alleen sprake zijn van een fysiek
veilige omgeving, maar ook van een sociaal veilige omgeving. Daar hebben
we het al met elkaar over gehad en ik zal daar straks nog even op
terugkomen. Dat betekent dat je je veilig moet voelen om misstanden aan
de orde te stellen en om dingen te melden als je denkt "dit gaat niet
goed". Je moet erop kunnen vertrouwen dat er wat wordt gedaan met die
meldingen, dat de mensen die zich schuldig hebben gemaakt aan
misdragingen, gestraft worden en dat als je vervolgens hulp nodig hebt,
die ook wordt geboden. Melders moeten zich verwelkomd voelen.
Een aantal van u vroeg: hoe gaan we zorgen dat die cultuur voor elkaar
gaat komen? Dat zal een lang traject worden. Ik moet constateren, juist
door dit geval, dat er steken zijn gevallen. Vandaar dat ik heb
aangegeven dat we juist naar dit aspect een extern onderzoek willen
laten uitvoeren. Hoe zorgen we ervoor dat we een veilige omgeving kunnen
creëren? Dat ziet zowel op de meldingsbereidheid als op de wijze waarop
we het systeem en de nazorg hebben georganiseerd. Want laten we eerlijk
zijn: dit gedrag is onaanvaardbaar. Ik heb het een aantal van u ook
horen zeggen. Dit accepteren we niet met elkaar en als het gebeurt, dan
moet het ook consequenties hebben. Dat betekent helaas niet dat ik
datgene wat in het verleden is gebeurd, kan terugdraaien, maar we gaan
wel kijken hoe we dit in de toekomst kunnen voorkomen. Mevrouw Belhaj
zei: dat sluit niet uit dat dit nooit meer zal voorkomen. We moeten
ervoor zorgen dat er een andere cultuur ontstaat, zodat er sprake is van
een veilige omgeving waarin mensen dingen durven te melden. Ik heb het
een aantal van u al horen zeggen. Het maakt niet uit of je net bent
begonnen met je opleiding, een inwijdingsritueel ondergaat, in Nederland
of in het buitenland deelneemt aan een oefening of in een missiegebied
zit. Het gedrag dat in dit artikel is beschreven, mag nergens
plaatsvinden en als dat wel gebeurt, dan moet daartegen worden
opgetreden.
De voorzitter:
Mevrouw Popken heeft een opmerking. Ik neem aan op hetzelfde onderwerp,
dus dat sta ik toe.
Mevrouw Popken (PVV):
Ja, dank u voorzitter. Ik vind het heel goed dat we gaan proberen om dit
in de toekomst te voorkomen en dat we naar oplossingen gaan kijken voor
de jongens die dit al hebben meegemaakt, maar ik vraag me wel af wat we
gaan doen met de jongens die er nu zitten. Zolang het onderzoek nog moet
beginnen en we bekijken hoe we dit in de toekomst kunnen voorkomen,
loopt dit nog. Wat kunnen we daaraan doen?
Staatssecretaris Visser:
Naar dit specifieke geval van deze drie slachtoffers is onderzoek
gedaan. Er zijn maatregelen getroffen en er loopt een aangifte. Het OM
zal nu moeten bekijken wat dat betekent. We moeten afwachten wat het
onderzoek gaat betekenen. Ik kan daar niet op vooruitlopen als het gaat
om dit specifieke geval. Wat doen we in algemene zin? Zo interpreteer ik
u vraag ook. We starten dit onderzoek niet voor niets. We gaan kijken
wat er nodig is. Er komt niet alleen een onafhankelijk onderzoek in
brede zin, maar ook specifiek naar aanleiding van dit geval in
Schaarsbergen. Wat is daar concreet gebeurd en wat kunnen we daarvan
leren, juist voor de toekomst?
Er is ook gevraagd: wat doet u nu? Misschien dat ik daarmee al een
aantal vragen kan beantwoorden. Ik geloof dat mevrouw Ploumen, mevrouw
Bruins Slot, de heer Van den Bosch en mevrouw Karabulut daar ook vragen
over hebben gesteld. We zitten niet stil. We hebben naar aanleiding van
dit geval alle hoofden van alle dienstonderdelen opgeroepen en
aangeschreven om aan de slag te gaan. Per dienstonderdeel en per
commandant moet de gedragscode worden besproken, moet worden gekeken hoe
het zit met de meldingen en moet er een terugkoppeling worden gegeven,
zodat helder is dat dit soort gedragingen niet worden geaccepteerd en
dat daartegen wordt opgetreden. Dat is volgens mij het belangrijkst. Ik
zal straks terugkomen op een aantal specifieke gevallen als het gaat
over de discussie rondom geheimhoudingsclausules en dat soort dingen.
Wellicht dat mevrouw Popken nog een nadere vraag heeft naar aanleiding
van mijn beantwoording in eerste termijn?
De voorzitter:
Mevrouw Popken kijkt u bijna verbaasd aan.
Mevrouw Popken (PVV):
Nee hoor.
De voorzitter:
Ik vind het prima om het op deze manier te doen, maar ik wil ook u de
ruimte bieden om uw inleiding af te maken. Mevrouw Popken.
Mevrouw Popken (PVV):
Nog heel even op dit concrete stuk. Het ging mij inderdaad om het
tussentijdse aspect, want de rest is door de staatssecretaris zojuist
duidelijk uitgelegd. Ik heb gehoord dat de hoofden zijn opgeroepen, maar
ik ga er niet van uit dat de rotte appels naar voren zullen komen om te
zeggen …
De voorzitter:
De vergaderbel klinkt. Het is ook niet de eerste maandag van de maand.
Maar goed, vier keer bellen op maandag is nieuw. Kun je nagaan welk
signaal we hiermee hadden moeten begrijpen. Ik begrijp het zelf ook even
niet. Mevrouw Popken, nog een keer.
Mevrouw Popken (PVV):
Ik ga er dus niet van uit dat die rotte appels naar voren gaan komen en
zelf gaan zeggen: o ja, trouwens, ik doe ook mee aan misbruik,
verkrachting, mishandeling en vernedering. Ik ga er van uit dat die zich
zelf gaan proberen in te dekken. Mijn vraag, specifiek over die
Schaarsbergen-situatie, is dan ook of er individueel wordt gesproken met
de mensen die daar nu zitten. Of gebeurt dat echt alleen nog op
commandantniveau? In hoeverre krijg je daarmee een reëel beeld van wat
er nu speelt?
Staatssecretaris Visser:
Mijn oproep van zonet en wat er nu concreet wordt gedaan moet overigens
breder worden opgevat dan alleen Schaarsbergen. Het gaat over alle
dienstonderdelen. Dit is in Schaarsbergen gebeurd, maar mijn oproep is
dat dit gewoon niet mag gebeuren, waar dan ook en wanneer dan ook. Dit
wordt dus ook juist met alle militairen en burgermedewerkers besproken
om er zorg voor te dragen dat iedereen zich er bewust van is — een
aantal heeft het ook genoemd — dat als mensen iets melden, dat wordt
verwelkomd en niet bestraft. Je moet naast mensen gaan staan. Mevrouw
Belhaj sprak daar in haar bijdrage duidelijke woorden over: je moet er
juist voor zorgen dat mensen zich veilig voelen om dingen aan de orde te
kunnen gaan stellen. Dat geldt ook voor Schaarsbergen. Het is dus breder
dan alleen commandantniveau. Daar ligt een heel belangrijke
verantwoordelijkheid, want we moeten met elkaar constateren dat iedere
dag tienduizenden mensen voor ons in de weer zijn. Wij moeten er ook
voor zorgen dat die verantwoordelijkheid daar ook ligt, dat ze die ook
kunnen nemen. Maar vandaar ook dat we dit onderzoek gaan doen, om te
kijken hoe we dit nog beter kunnen doen: functioneert het systeem,
moeten er dingen anders, wat kan er beter en hoe kunnen wij
commandanten, andere leidinggevenden maar ook medewerkers zelf beter
daarin ondersteunen?
Heel concreet gaan we het volgende doen. We hebben een gedragscode en
die stamt uit 2007; dat is inmiddels al langere tijd geleden. Wij willen
die gedragscode in de komende periode opnieuw gaan bespreken met de
medewerkers om te bekijken wat daarin concreet beter kan. We willen het
dus niet alleen van bovenaf opleggen, maar we willen ook weten: hoe
ervaar jij zelf die gedragscode? Vind je dat die nog voldoende is? Wat
zou er beter kunnen? Hoe kun je ondersteuning bieden om een aantal zaken
aan de orde te gaan stellen? Dus los van het onafhankelijke, externe
onderzoek willen we ook dit soort concrete zaken nu gewoon aan de orde
stellen, om ervoor te zorgen dat we niet wachten. Dit externe onderzoek
moet plaatsvinden, maar in de tussentijd moeten we nu al doen wat we
kunnen doen om dit onderwerp te agenderen, bespreekbaar te maken en om
verbeteringen aan te brengen. Of het nu gaat om geheimhoudingsclausules
of hoe je gedragscodes interpreteert — wat is onaanvaardbaar gedrag? —
of om de vraag of de regels voor het huishoudelijk onderzoek helder
zijn: daar zullen we nu gewoon al concrete maatregelen voor gaan
treffen.
Mevrouw Karabulut (SP):
Dat brengt mij toch op de casus Haaksbergen zelf. Ik begrijp dat er
aangifte is gedaan en dat de zaak loopt. Tegelijkertijd is ook
geconstateerd en boven water gekomen dat er hier een aantal interne
regels zijn geschonden en een paar jongeren helemaal kapot zijn. Mijn
concrete vraag is: zijn de betrokken leidinggevenden op zijn minst op
non-actief gesteld? Want dat is natuurlijk waar de situatie wel om
vraagt. Deze jongens zijn de organisatie uit, een aantal van hen
verkeert in een ernstige toestand, een ander heeft gelukkig elders werk
gevonden. Maar degenen die hiervoor verantwoordelijk zijn, moeten intern
op korte termijn toch op zijn minst op non-actief worden gesteld?
Staatssecretaris Visser:
Het is niet voor niets dat we een feitenonderzoek gaan doen naar
Schaarsbergen om te kijken wat er nou precies in gebeurd. Ik wil dat
onderzoek doen om te kunnen vaststellen wat er nodig is. Ik kan nu niet
ingaan op eventuele maatregelen of wat dan ook. Ik snap uw vraag. Dat
was ook de eerste vraag die ik zelf had. Wat is er eerst gebeurd en wat
is er vervolgens gebeurd? Want ik wil het juist zorgvuldig aanpakken om
te voorkomen dat we nu maatregelen treffen die later compleet in ons
gezicht kunnen terugkomen. Dat wil ik voorkomen. Daar vraagt dit juist
ook om. Dit is iets — en dat heb ik ook gemerkt in alle bijdragen — wat
u allemaal aangrijpt, mijzelf ook. Dus dit moet zorgvuldig. Ik kan dus
niet vooruitlopen op eventuele vragen in de trant van wat er met
leidinggevenden gebeurt en dat soort dingen. Dat zal deels ook uit het
strafrechtelijk onderzoek, indien dat start, moeten gaan voortkomen. Ons
onderzoek richt zich vooral op de vraag wat er is gebeurd en hoe we dit
in de toekomst kunnen voorkomen.
Mevrouw Karabulut (SP):
Kan de staatssecretaris dan iets specifieker zijn over het
feitenonderzoek dat plaatsvindt, wanneer dat afgerond zal zijn en
wanneer we de eerste interne maatregelen — even gescheiden van het
strafrechtelijk onderzoek, want dat is inderdaad niet ons pakkie-an —
zouden kunnen verwachten? Kan de staatssecretaris daar een indicatie van
geven?
Staatssecretaris Visser:
Zo snel als mogelijk, maar zoals ik al zei, zullen we moeten kijken hoe
snel dat kan, ook in relatie tot het strafrechtelijk onderzoek. Ik wil
voorkomen dat er interferentie plaatsvindt waardoor we dat voor de
voeten gaan lopen. Laat het heel helder zijn dat mij er alles aan
gelegen is om zo snel mogelijk duidelijkheid te geven. Ik wil er wel op
wijzen dat we de wetten en regels die toen golden, wat we nu ook vinden
van de maatregelen die zijn getroffen, niet nu ineens met terugwerkende
kracht kunnen aanpassen. Wij kunnen wel kijken naar de toekomst en
onszelf de vraag stellen: welke straf geldt er als dit soort
misdragingen zich voordoet en is die in onze ogen nog voldoende? Maar ik
kan niet ineens — dat wil ik wel benadrukken — met terugwerkende kracht
andere maatregelen gaan treffen omdat het onderzoek heeft plaatsgevonden
en er maatregelen zijn getroffen. Daar kunnen we allemaal iets van
vinden, maar zo functioneert een rechtsstaat.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Dank voor de heldere uitleg van de staatssecretaris. Ik wil even kijken
of ik die goed heb begrepen. De staatssecretaris zegt dat ze een gedegen
extern onafhankelijk onderzoek laat doen, dat zij in de tussentijd niet
stil zit en dat ze aan de slag gaat met het feitenonderzoek. Het is
natuurlijk buitengewoon akelig en onacceptabel wat er is gebeurd — ik
hoorde dat breder in de commissie — maar de kracht van het
feitenonderzoek is dat er niet alleen naar dit incident wordt gekeken,
maar ook naar de cultuur verder in de organisatie, bij het betrokken
bataljon. Dat is volgens mij iets waar we ook graag zicht op willen
krijgen.
Staatssecretaris Visser:
Dat klopt. Daarom is het niet alleen een feitenonderzoek naar de zaak in
Schaarsbergen zelf, maar ook een wat breder onderzoek. Dat is om te
voorkomen dat we denken dat het alleen maar hier zou kunnen voorkomen,
waarbij ik de tienduizenden medewerkers en militairen die zich iedere
dag voor ons inzetten geen onrecht wil doen. Naar aanleiding van dit
signaal en eerdere signalen wil ik gaan kijken hoe we dit beter kunnen
doen en te weten komen wat hier is gebeurd zodat we een aantal concrete
maatregelen voor de toekomst kunnen gaan treffen, niet alleen met
betrekking tot Schaarsbergen, maar ook breder in de organisatie.
De voorzitter:
Ik stel voor dat de staatssecretaris probeert om haar inleiding af te
ronden zonder dat zij wordt geïnterrumpeerd. Nee, dat kan ik niet. Bent
u het met het voorstel oneens of wilt u nog even terugkomen op dit punt,
mevrouw Belhaj?
Mevrouw Belhaj (D66):
Ik wil toch terugkomen op dit punt, omdat ik even twijfelde of ik het
goed had begrepen. Ik begrijp dat de staatssecretaris zegt dat je mensen
niet kunt vervolgen, dat je geen sancties kunt opleggen of dat je niet
kunt overgaan tot strafontslag als je daar geen regels voor had. Dat
fenomeen begrijp ik, maar ik hoop van harte dat er per definitie in het
huishoudelijk reglement staat dat mishandeling, verkrachting en
vernedering niet aan de orde mogen zijn. Ik denk dat het belangrijk is
om dat nog even te verhelderen voordat het lijkt alsof u zegt: het kan
zo zijn dat we deze mensen niet kunnen straffen omdat er geen afspraken
over waren.
Staatssecretaris Visser:
Laat het heel helder zijn: daar zijn regels voor. In deze zaak is alleen
het volgende gebeurd. Op basis van een eerdere melding is onderzoek
gedaan. Op basis daarvan zijn er maatregelen getroffen. Vervolgens ligt
er nu een aangifte waarin sprake is van veel meer zaken die aan de hand
zijn. U heeft die zelf ook genoemd. Daarvoor geldt dat gewoon het
strafrechtelijk onderzoek zal moeten gaan starten indien daartoe
besloten wordt. Ik kan op grond van wat er is gebeurd, waarnaar een
huishoudelijk onderzoek heeft plaatsgevonden en waarvoor maatregelen
zijn getroffen, niet opnieuw zeggen: daar gaan we nog een maatregel
overheen doen op basis van dezelfde feiten. Dat kan niet omdat dat al
heeft plaatsgevonden. Het enige wat we kunnen doen is voor de toekomst
kijken of je dat voldoende zou gaan vinden. Daarnaast ligt de aangifte
er natuurlijk en zal het OM moeten besluiten wat het daarmee gaat doen
en of er nog verder onderzoek naar plaatsvindt.
De voorzitter:
Ik geef eerst het woord aan mevrouw Belhaj voor het tweede deel van haar
interruptie en daarna aan mevrouw Diks.
Mevrouw Belhaj (D66):
Dat gedeelte, de gedachte dat je niet twee keer voor hetzelfde
veroordeeld kunt worden, begrijp ik ook. Maar het sanctie-instrument dat
je intern hebt, hoeft geen belemmering te zijn. Wellicht is in eerste
instantie geoordeeld dat er geen sprake hoeft te zijn van strafontslag,
maar kun je los van de strafrechtelijke procedure alsnog zeggen: als we
nog een keer goed kijken naar wat we met elkaar hebben afgesproken, is
de sanctie die we hebben opgelegd wellicht te mild en vinden we dat we
alsnog een gelegenheid moeten hebben om over te gaan tot strafontslag.
Ik ben geen jurist, dus daarom vraag ik hier even op door. Ik kan me
voorstellen dat dit altijd moet kunnen, los van het strafrechtelijke
gedeelte.
Staatssecretaris Visser:
Als er andere feiten naar voren komen wel, maar zoals u net zelf ook al
aangaf kun je voor dezelfde feiten niet opnieuw een strafmaatregel
treffen. Daarom is dat feitenonderzoek ook noodzakelijk: om te kijken of
er andere zaken naar voren komen. Enerzijds gaat het dus om wat er is
gebeurd, welk onderzoek er heeft plaatsgevonden en welke maatregelen er
zijn getroffen. Dat is gebeurd. Anderzijds: als er nu nieuwe feiten naar
boven komen, dan kun je weer opnieuw maatregelen gaan treffen. Dat
onderscheid moet wel gemaakt worden.
De voorzitter:
Eerst geef ik het woord aan mevrouw Diks, dan aan mevrouw Popken en
daarna aan mevrouw Ploumen.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Aan deze kant van de tafel zijn we wat zoekende. Het is heel helder dat
het natuurlijk ne bis in idem is. Je kan niet twee keer voor hetzelfde
vergrijp worden bestraft. Maar als er nieuwe feiten naar voren komen als
er nog eens een keer goed gekeken wordt naar de instructies en de
regels, dan zult u toch — als ik u goed begrijp — een nieuw onderzoek
instellen en opnieuw deze zaak en deze nieuwe feiten bekijken.
Staatssecretaris Visser:
Mevrouw Diks geeft het precies goed aan: nieuwe feiten. Het onderzoek
dat heeft plaatsgevonden, heeft plaatsgevonden. Daar kunnen we met z'n
allen iets van vinden en dat proef ik ook heel erg uit deze commissie.
We kunnen nu niet zeggen dat we weer voor hetzelfde vergrijp een nieuwe
straf gaan opleggen op basis van toenmalig onderzoek. Dat kan niet.
Nieuwe feiten kunnen leiden tot nieuwe omstandigheden en dus tot nieuwe
maatregelen.
Mevrouw Popken (PVV):
Ik heb het dus wél over de oude feiten, over wat er gebeurd is en waar
dat onderzoek naar gedaan is. Je kunt je namelijk afvragen — en dat doe
ik dus ook — of die interne hoorzitting en dat onderzoek wel op een
fatsoenlijke manier gedaan zijn. Ik las in een artikel van de Volkskrant
dat daar een sergeant als notulist bij zat, die gewoon betrokken was bij
het over elkaar heen plassen, bij het mishandelen, bij het misbruiken en
bij het vernederen. Ik vraag me dan af in hoeverre iemand zich daar
comfortabel voelt om alles te vertellen wat er gebeurd is. Als dan een
commissie zegt van "ja, een vinger in je kont is vervelend, maar die
mensen hebben het ook ooit gehad, dus dan is het toch wat minder erg",
dan zou ik wel erg twijfelen aan de waarde van zo'n intern onderzoek.
Dat zou ik wel willen meenemen bij alles wat er nu opnieuw gaat
gebeuren, zelfs al zijn er geen nieuwe feiten. Als dat onderzoek
namelijk niet goed is gedaan, moet je wel gewoon met je vuist op tafel
slaan en zeggen: dit kan niet.
Staatssecretaris Visser:
De commissie heeft een aantal uitspraken gedaan. Ik heb, ook in de
brief, volgens mij nadrukkelijk gezegd dat ik dergelijk gedrag
onacceptabel acht. Ik probeer aan te geven dat we, op basis van het
onderzoek dat is gedaan, nu niet opnieuw maatregelen voor dezelfde
vergrijpen kunnen treffen. We kunnen wel kijken wat daar is gebeurd en
hoe we dat beter kunnen doen. Als zich nieuwe feiten voordoen, kunnen we
daar aanvullende maatregelen voor voorstellen.
Ik snap uw oproep, want ik deel uw gevoel hierover. Je denkt: wat is
hier gebeurd en hoe is dit gebeurd? Dat is ook precies de reden waarom
er een aantal maatregelen worden getroffen, bijvoorbeeld als het gaat om
een notulist en diens onafhankelijkheid. Dat is een van de concrete
zaken die worden opgepakt. Ik wil niet het beeld schetsen dat we nu
ineens maatregelen kunnen gaan treffen voor zaken die al afgerond zijn.
Dat kan alleen maar als zich nieuwe feiten en omstandigheden
voordoen.
Mevrouw Popken (PVV):
Strafrechtelijk gezien snap ik het gehele "ne bis in idem"-verhaal, maar
we hebben het hier over een intern onderzoek, waarbij je kan aantonen —
kan aantonen! — dat het niet goed gegaan is. Er is vastgelegd dat
personen die betrokken waren bij dat vreselijke gebeuren ook een rol
hadden in die hoorzitting. Ik kan dan niet begrijpen hoe de
staatssecretaris kan volhouden dat zelfs de feiten die toen ter tafel
kwamen en degenen die daarvoor verantwoordelijk waren niet opnieuw
meegenomen kunnen worden. Waarom kan dat niet? Waar staat dat? Dat
onderzoek was gewoon niet gedegen.
Staatssecretaris Visser:
Dat is precies de reden waarom er feitenonderzoek moet plaatsvinden. Ik
snap de emotie in uw vraag. Ik denk dat de meerderheid van de commissie
diezelfde vraag heeft, gezien het feit dat hier zo veel vragen over
komen. Ik heb ze zelf ook. Ik wil ook gewoon weten wat er is gebeurd en
wat er anders kan. Ik kan u alleen niet zeggen dat op basis daarvan nu
al nieuwe maatregelen getroffen kunnen worden, want daarvoor moeten we
eerst de feiten op tafel hebben. Dat is precies de reden waarom we dat
feitenonderzoek willen hebben. We willen helderheid hebben en zorgvuldig
zijn. Ik denk dat we dat met elkaar moeten willen. Daar vraagt deze zaak
vooral om.
De voorzitter:
Mevrouw Popken, heel kort in derde termijn.
Mevrouw Popken (PVV):
Heel kort hoor, voorzitter. Natuurlijk heb ik emotie, want het is
onbestaanbaar wat er is gebeurd en dat dadelijk een heel deel van wat er
al gebeurd is, gewoon terzijde wordt geschoven. Mijn vraag aan de
staatssecretaris is dan ook heel concreet. Los van het feitenonderzoek
dat nog gaat komen — zij weet niet bij voorbaat wat daaruit gaat komen —
vraag ik de staatssecretaris of zij uitsluit dat de feiten die al bekend
zijn en onderzocht zijn in een interne hoorzitting, die dus niet correct
verlopen is, niet opnieuw meegenomen worden.
Staatssecretaris Visser:
Dat sluit ik niet uit, maar daarom moet er eerst onderzoek gedaan
worden. Dat is precies de reden waarom het feitenonderzoek moet
plaatsvinden. Er moet gekeken worden wat daar is gebeurd, wat we
überhaupt daarvan kunnen leren en wat er nog nodig is.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Heel kort. Als ik de staatssecretaris goed begrijp, zegt zij: wij gaan
opnieuw naar de gebeurtenissen kijken. Dat is overigens iets anders dan
dat er nieuwe feiten geconstateerd worden, want de feiten waren er
altijd al. Door de manier waarop het onderzoek is gedaan, zijn die
alleen niet op waarde geschat, is onze indruk. U gaat opnieuw een
feitenonderzoek doen. Dat onderzoek plus het eerdere onderzoek kunnen
voor u aanleiding geven om aanvullende maatregelen te nemen die degenen
die betrokken waren bij deze gebeurtenissen, zullen treffen. Dat is wat
ik u hoor zeggen.
Staatssecretaris Visser:
Dat zou kunnen, maar eerst moet het onderzoek plaatsvinden. Ik benadruk
dat er ook een aangifte ligt. Die moet op haar waarde worden beoordeeld.
Dat ligt bij het Openbaar Ministerie. Daarnaast doen wij zelf het
feitenonderzoek. Laat helder zijn dat ik daarbij niets uitsluit. Ik
constateer alleen ook dat er bepaalde wet- en regelgeving is voor wat je
wel en niet kunt, ook met terugwerkende kracht, al dan niet voor
dezelfde vergrijpen. Dat onderscheid wil ik wel maken. Ik snap uw vraag
dat u daar nu al duidelijkheid over wilt, maar we zullen eerst met
elkaar inzichtelijk moeten maken wat er is gebeurd. Vervolgens kunnen we
beoordelen of dat tot aanvullende maatregelen leidt.
De voorzitter:
Heel kort nog op dit punt, mevrouw Belhaj.
Mevrouw Belhaj (D66):
Ik snap het gedeelte van het strafonderzoek. Ik denk dat velen van ons
dat snappen. Maar de reden dat ik er zo op doorvraag, is dat sommige
mensen bang kunnen zijn om alsnog verklaringen af te leggen, omdat ze
het idee hebben: ja, het maakt eigenlijk niets uit; er kunnen nieuwe
feiten naar boven komen, maar dan heb ik alsnog een probleem. Het kan
zijn dat een strafrechtelijke vervolging weinig oplevert. Dat kan. Er
kan te weinig bewijs zijn, er kunnen te weinig getuigen zijn et cetera.
Maar dit gaat specifiek over interne mogelijkheden. Het gaat over
sancties die je kunt opleggen en die wellicht nu opgelegd zijn op basis
van de feiten. Ik vind dat die altijd teruggedraaid moeten kunnen
worden, want over het duiden van die feiten kunt u of kan de organisatie
nog een ander oordeel vellen. Die knip wil ik duidelijk maken. De
strafvervolging begrijp ik, maar wat je intern kunt doen, is heel
belangrijk, ook voor de mensen die meeluisteren. Dat wil ik zo veel
mogelijk uitstralen. Het is heel belangrijk dat ze zich alsnog kunnen
melden en dingen naar voren kunnen brengen, en dat ze niet het idee
hebben: het maakt niks uit, want die personen blijven er werken, dus wat
heeft het voor zin? Het strafrechtelijke gedeelte begrijp ik dus. Wat
dat betreft kunt u niets anders zeggen dan wat u nu zegt. Maar wat
betreft de interne mogelijkheden zou ik het waarderen als u toch iets
meer kunt zeggen dat het altijd mogelijk moet zijn om eerder opgelegde
sancties te wijzigen op basis van de nieuwe duiding en het nieuwe beeld
dat is ontstaan.
Staatssecretaris Visser:
Volgens mij geeft mevrouw Belhaj het zelf aan: het is een nieuwe
situatie met nieuwe feiten. Dat is ook precies waarom we hiernaar moeten
gaan kijken. Laat heel helder zijn dat ik niets uitsluit. Ik wil alleen
ook kijken — laat dat ook heel helder zijn — of het huidige beleid nog
functioneert als het gaat om de sanctiemaatregelen. Dat is één van de
vragen die ik zelf ook heb voor het onderzoek: zijn de maatregelen die
getroffen worden wel voldoende, ook als het gaat om het
sanctie-instrumentarium? Ik heb niet voor niks in mijn brief opgenomen
dat ik ontslag niet uitsluit. Dat kan betekenen dat er bepaalde dingen
moeten worden aangepast in de wet- en regelgeving die intern geldt. Ik
kan daarmee niet voorkomen wat er in het verleden is gebeurd, maar ik
kan wel kijken wat we in de toekomst kunnen doen. Wat dat voor deze
casus betekent, kan ik nu niet beoordelen, omdat ik eerst het
feitenonderzoek wil hebben. Ik sluit daarbij dus niets uit. Maar ja, het
sanctie-instrumentarium hoort absoluut bij het onderzoek. Er zal gekeken
worden wat daarvoor nodig is en of daar aanvullende maatregelen voor
nodig zijn.
De voorzitter:
Oké. Ik stel vast dat de staatssecretaris daarmee in ieder geval de
vragen heeft beantwoord over het punt van Schaarsbergen en het onderzoek
dat zij heeft aangekondigd. Dan stel ik voor dat zij voortgaat met de
rest van haar inleiding of aan de beantwoording begint.
Staatssecretaris Visser:
Nou ja, inleiding en beantwoording lopen in deze zin al door elkaar. Ik
blijf ook even bij de casus Schaarsbergen, want daar zijn een aantal
vragen over gesteld die ik wil beantwoorden. Een aantal is al aan de
orde gekomen. We hebben het net gehad over de vraag wat we doen richting
de slachtoffers en richting de daders.
Er is vooral ook gesproken over een tweetal zaken, dat ik ook wil
benoemen. Het gaat om de zogenoemde zwijgcontracten. Laat heel helder
zijn dat ik in mijn brief niet heb gepoogd te zeggen dat het een
misverstand is. Het ging mij erom dat we, naar aanleiding van de
signalen die er zijn geweest, hebben gekeken waar het in kon zitten,
omdat Defensie op geen enkele manier de intentie heeft om
zwijgcontracten of hoe je ze ook wilt noemen op te leggen. Melders
moeten zich altijd vrij voelen om zich te melden als er misstanden
zijn.
Naar aanleiding van deze casus hebben we gekeken hoe deze indruk
mogelijk is ontstaan. Dat komt waarschijnlijk door de zinsnede — mevrouw
Ploumen haalde hem ook aan — die wordt gehanteerd in het huishoudelijk
onderzoek. Zo heb ik het ook opgeschreven in de brief. Dat is ook
precies de reden dat we hebben gezegd dat dat niet onze intentie is
geweest. We kunnen het nu niet terugdraaien, maar we kunnen deze
zinsnede wel aanpassen. We moeten goed kijken hoe deze formulering nu
wordt gehanteerd. Ik hoorde al een aantal suggesties over "betreffende"
en "gedurende" het onderzoek. Volgens mij stelde mevrouw Bruins Slot dat
ook aan de orde. Wij kijken ernaar en het wordt nu aangepast.
Maar dat is voor mij nog niet voldoende, want wellicht worden er meer
gehanteerde regels of woorden anders geïnterpreteerd. Vandaar ook dat
externe onafhankelijke onderzoek. Ik wil specifiek kijken of er meer
zaken zijn die op een andere manier moeten worden geformuleerd, in het
kader van het onderzoek zelf en wat er wordt gecommuniceerd en
vastgelegd. Het is belangrijk om vast te stellen waarvoor deze
formulering werd gehanteerd. We willen dat het onderzoek zorgvuldig
gebeurt en we gaan voor waarheidsvinding. We willen daarom voorkomen dat
mensen met elkaar gaan praten en dat getuigen hun getuigenverklaringen,
op een goede of op een slechte manier, op elkaar kunnen afstemmen. Dat
is de reden waarom deze interpretatie ooit is opgenomen. Dat was juist
om de onafhankelijkheid van het onderzoek te kunnen waarborgen en op
zoek te kunnen gaan naar waarheidsvinding. Maar ik realiseer me dat dit
ook op een andere manier kan worden uitgelegd. Dat is nooit de intentie
geweest — dat wil ik ook vaststellen — maar het is wel de reden voor ons
om dit aan te passen. We bekijken ook of er meer formuleringen
aanpassing behoeven, want het doel is niet om mensen te zeggen dat ze
iets niet mogen melden of er niet over mogen spreken. Het doel is juist
dat mensen zich melden en zich daarbij veilig voelen, en dat er een goed
onderzoek kan plaatsvinden.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Ik hoor wat de staatssecretaris zegt. Ik vind het wel ingewikkeld dat
zij het zo omschrijft. Want als je met seksueel misbruik wordt
geconfronteerd, is er waarschijnlijk niets in je dat dit eens even
gezellig met je collega's wil gaan bespreken. Waarom zou je dus
überhaupt zo'n soort zinsnede opnemen, in welke variant dan ook? Dat
heeft volgens mij helemaal geen zin. De staatssecretaris zegt dat we
moeten voorkomen dat mensen verhalen op elkaar gaan afstemmen, maar dat
kan natuurlijk nooit te maken hebben met degene die de melding doet. Ik
vind het dus wel een beetje verwarrend, moet ik eerlijk zeggen. Dat is
ook de reden waarom ik in eerste termijn een motie op dit punt heb
aangekondigd.
Staatssecretaris Visser:
Dit geldt voor iedereen die betrokken is bij een dergelijk onderzoek,
dus niet alleen voor de melder maar ook voor andere partijen. We willen
dat er waarheidsvinding kan plaatsvinden en dat verklaringen niet op
elkaar afgestemd worden, op een goede manier of op een slechte manier.
Ik wil gewoon onafhankelijk onderzoek kunnen laten uitvoeren. Maar ik
realiseer me dat dit dus anders geïnterpreteerd kan worden. Dat is niet
de intentie geweest, vandaar dat deze zin in ieder geval wordt
aangepast, maar we ook direct kijken of er meer is. Dit is een van de
zaken waarmee ik niet wil wachten totdat het onafhankelijk onderzoek
heeft plaatsgevonden. Ik wil ook kijken wat er nu al concreet mogelijk
is op dit punt, want mevrouw Diks geeft terecht aan dat je juist wilt
dat de melder een misdraging — het maakt niet uit welke — aan de orde
kan stellen.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Precies. Want het punt is dat degene die meldt, zo veel mogelijk
beschermd moet worden. Daar gaat het om. De waarheidsvinding is het
probleem van u als werkgever, maar de bescherming van degene die de
melding doet, moet in het reglement op een juiste wijze worden
geregeld.
Staatssecretaris Visser:
Dat klopt. Dat betekent ook dat je waarborgen moet hebben om ervoor te
zorgen dat dit op een vertrouwelijke manier kan en we daar op een goede
manier mee omgaan. Ik onderschrijf dat dus. Het is precies de reden
waarom deze zinsnede in ieder geval wordt aangepast. Laat helder zijn
dat die niet was bedoeld om iets te zeggen tegen de slachtoffers. Wij
hebben gekeken waar dit op kon berusten en wij kwamen in onze eerste
analyse hierop, maar wellicht zijn er meer zaken. Daarom kijken we ook
breder of er meer bepalingen zijn die met de kennis van nu aanpassing
behoeven.
Mevrouw Karabulut (SP):
Dat is goed. Ik ga ervan uit dat dan een dergelijke passage, die op mij
toch echt overkomt als een zwijgplicht, wordt geschrapt. Even ter
bevestiging vraag ik nog het volgende. In dit specifieke geval is er ook
druk uitgeoefend, vanwege de aanwezigheid van een direct betrokkene bij
degenen die deze jongens hebben mishandeld. Dat is direct ingezet als
drukmiddel om niet hierover te spreken. Kan ik ervan uitgaan dat dit bij
het feitenonderzoek betrokken wordt?
Staatssecretaris Visser:
Ik probeer te begrijpen wat mevrouw Karabulut vertelt over een
drukmiddel en een persoon die aanwezig was. Ik kan dat even niet
plaatsen. Het enige wat ik kan plaatsen is de notulist. Bedoelt u dat?
Daarvan hebben we gezegd dat er in de aanwijzing voor een huishoudelijk
onderzoek niks staat over een notulist. Dat hebben we bij dezen ook
aangepast in de aanwijzing, om te voorkomen dat er in de toekomst
discussie over ontstaat. Dat is hier gebeurd en dat betreur ik, vandaar
dat de aanwijzing wordt aangepast.
Mevrouw Karabulut (SP):
En dat dit onderdeel uiteraard betrokken wordt bij het
feitenonderzoek.
Staatssecretaris Visser:
Ja.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Het is goed dat de staatssecretaris duidelijkheid geeft, want eigenlijk
hoort er in zo'n verklaring gewoon te staan: u mag niet met andere
mensen praten over het onderzoek door hen te beïnvloeden, maar u mag wel
altijd aangifte doen bij het Openbaar Ministerie en praten met de
politie. Ik moet heel eerlijk zeggen dat je het dan begrijpelijk maakt.
Dan zorg je ervoor dat men ook weet waar men aan toe is. Proef ik nou
uit de woorden van de staatssecretaris dat zij gewoon gaat kijken hoe
dit omschreven kan worden, opdat de militairen beter weten wat ze wel en
wat ze niet mogen en uiteindelijk geen juridische wartaal als kader
meekrijgen?
Staatssecretaris Visser:
Ja.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Dan heb ik nog een tweede vraag, want dit hoeft niet de enige zaak te
zijn waarin deze verwarring is ontstaan. Ik wil toch aan de
staatssecretaris vragen of zij wil onderzoeken, of bij de
brigadecommandanten en misschien bij de brigadejuristen wil navragen, of
er casuïstiek is waarbij eenzelfde soort verwarring kan zijn ontstaan.
Dit moeten we willen voorkomen. Wellicht is het goed om op dat punt
terug te kijken om te achterhalen of er nog eventuele knelpunten
zijn.
Staatssecretaris Visser:
Dit is een zinsnede die tot voor kort gebruikelijk was. Daarmee is die
gewoon toegepast in de organisatie. Ik kan niet beoordelen of die elders
ook tot deze onduidelijkheid heeft geleid. Maar dit was de gangbare zin
die werd gehanteerd, en niet alleen binnen onze organisatie, maar ook
bij een aantal andere bureaus integriteit. Wij gaan deze zin in ieder
geval aanpassen. Welke consequenties dit breder heeft gehad, kan ik
gewoon nu niet beoordelen. Dit is voor mij wel aanleiding om hem nu aan
te passen en om te bekijken hoe we het in de toekomst anders kunnen
doen. Als nou blijkt dat daardoor in het verleden ook in andere gevallen
iets aan de hand is geweest, dan zou ik bij dezen de oproep willen doen
om dat te melden zodat we kunnen bekijken wat dat heeft betekend.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Heel kort, voorzitter. Ik verwacht niet van de staatssecretaris dat zij
dit van de ene op de andere dag weet, maar het verzoek is om dit wel mee
te nemen in het onderzoek opdat ook daarover duidelijkheid
ontstaat.
Staatssecretaris Visser:
Nogmaals, het was de zin die werd gehanteerd. Hij is dus ook overal
gewoon toegepast. Uiteraard gaan we kijken of dit in meerdere gevallen
heeft geleid tot deze onduidelijkheid. Alleen, ik kan geen uitspraak
doen over het hoe of de manier waarop, omdat deze zin de gangbare zin
was. Daardoor was dit het onderzoek en daardoor waren dat de kaders
waarbinnen dit altijd is gedaan. Ik kan nu geen uitspraak doen over de
betekenis daarvan in het verleden of over de mate waarin mensen zich
daardoor belemmerd hebben gevoeld om iets te melden. Ik kan alleen
constateren dat deze er heeft gestaan en dat hij er in dit geval toe
heeft geleid dat slachtoffers zich belemmerd hebben gevoeld om meer
meldingen te doen of om aangifte te doen. Dat is nooit onze intentie
geweest. Vandaar dat wij de zin aanpassen. Als u mij vraagt om dit
nogmaals onder de aandacht te brengen en te bekijken hoe dit beter kan,
dan zeg ik daarop ja. We zullen daarnaar kijken. Ik ga ervan uit dat dit
ook aan de orde zal komen als mensen zich melden.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Het is goed dat de staatssecretaris de zin gaat aanpassen. Mijn indruk
is wel dat het misverstand rond de zin niet zozeer is veroorzaakt door
de manier waarop de zin is geïnterpreteerd door degenen die wij
slachtoffers noemen, als wel door de manier waarop de zin geduid is door
degenen die het onderzoek begeleiden. Dat is natuurlijk onderdeel van
het grotere probleem dat wij hier met elkaar bespreken en waar u ook oog
voor heeft: de begeleiding bij dat onderzoek is onvoldoende geweest. Ik
ondersteun de oproep van mijn CDA-collega dan ook zeer. Alles wat
aanleiding kan geven tot het beperken van de vrijheid en de ruimte die
melders voelen, inclusief dit soort zinnen en inclusief een attitude die
blijkbaar in ieder geval op die kazerne als normaal werd beoordeeld,
moet worden onderworpen aan onderzoek en eventueel maatregelen. Even
heel precies: het gaat er niet zozeer om dat er verkeerd is begrepen.
Het is mijn stellige indruk dat er ook verkeerd is geduid.
Staatssecretaris Visser:
In dit geval gaan we daar zeker naar kijken omdat dit voorligt. Wij
zullen de commissie vragen om steekproefsgewijs in een aantal zaken te
bekijken hoe het is gelopen. Want we moeten ook constateren dat een
aantal onderzoeken waarschijnlijk gewoon prima zijn verlopen. Alleen in
dit geval weten we zeker dat daar vragen bij zijn. Vandaar het
feitenonderzoek. Ik zal de commissie ook vragen om door middel van
steekproeven te kijken naar een aantal andere afgeronde onderzoeken om
te achterhalen in hoeverre die op de goede en juiste manier zijn gedaan,
want ik onderschrijf wat u zegt.
De voorzitter:
Mevrouw Belhaj, ik heb nu twee rondjes toegestaan. Wilt u nog iets
nieuws toevoegen?
Mevrouw Belhaj (D66):
Zeker.
De voorzitter:
Dan geef ik u nog een keer het woord.
Mevrouw Belhaj (D66):
Dank. Ik snap de steekproef maar ik kan mij voorstellen dat er mensen
zijn die nu luisteren en denken: ik heb tien jaar geleden een keer iets
gehad en bij mij zat ook de notulist of iemand die een oneerlijke
getuigenverklaring heeft afgegeven. Mogen deze mensen die een
soortgelijke ervaring hebben en die zich door die opmerking niet
volledig hebben kunnen uiten of geconfronteerd zijn geweest met
belemmeringen, zich expliciet melden bij Defensie? Want anders voorzie
ik namelijk dat ze zich gaan melden bij de krant, wat natuurlijk ook mag
in een democratie, maar het lijkt mij prettig dat u naast die
willekeurige test ook mensen die er last van hebben ondervonden, oproept
zich te melden.
Staatssecretaris Visser:
Ja. Nadat dit bekend werd, heb ik dat ook direct gezegd. Ik roep
iedereen op om zich te melden, juist omdat we die helderheid willen
hebben en om te kijken wat daarvoor nodig is. Of dat recent of in het
verleden is geweest, het moet gebeuren. We hebben al een meldpunt binnen
Defensie. Overigens zijn er ook externe meldpunten waar mensen zich
kunnen melden. Die oproep onderschrijf ik, juist omdat dit onderwerp nu
weer prominent op de agenda staat en omdat ik ook behoefte heb om te
weten wat er is gebeurd en wat we nog kunnen doen.
Mevrouw Belhaj (D66):
Die oproep ken ik, maar het gaat mij erom dat alle mensen die in het
verleden last hebben gehad van die geheimhoudingsnotering en deze geduid
hebben als geen aangifte mogen doen of die zich daardoor belemmerd
hebben gevoeld om überhaupt open te spreken, zich expliciet bij u mogen
melden en dat ze zich daarvoor niet behoeven te melden bij de COID, want
dat kan dezelfde organisatie zijn waar ze een belemmering door
ondervonden hebben. Het gaat wat mij betreft om de oproep aan mensen die
door die geheimhoudingsverklaring in het verleden wellicht niet op de
juiste wijze behandeld zijn, om zich te melden om het nog een keer te
duiden.
Staatssecretaris Visser:
Het gaat om deze bepaling, maar het kan ook veel breder zijn. Het kan
zijn dat men andere belemmeringen heeft ervaren om zich te melden. Dus
ik zou het eerlijk gezegd niet alleen hiertoe willen beperken. Als er
mensen zijn die bij Defensie hebben gewerkt en die aangeven dat ze zich
toen niet vrij hebben gevoeld om dingen te melden maar nu wel, dan roep
ik ze op om daarover een melding te doen. In mijn brief heb ik
aangegeven dat we gaan kijken naar het gehele meldsysteem, inclusief de
positionering van het meldpunt. Als daaruit blijkt dat op een andere
manier de meldingsbereidheid omhoog kan gaan en dit ook meer gewaarborgd
kan worden, dan hoort daar ook de positionering bij. Ik kan er nu niet
op vooruitlopen door te zeggen of we het wel of niet extern doen, maar
het hoort voor mij wel bij de vraagstelling rond dit onderzoek. Ik zeg
dit vooruitlopend op de uitkomsten van dat onderzoek — die zullen er
begin volgend jaar, in het eerste kwartaal van volgend jaar zijn — in
combinatie met het lopende onderzoek naar fysieke veiligheid door de
commissie-De Veer.
Dat zijn de twee aspecten die wat de minister en mij betreft ingaan op
de veiligheidscultuur en hoe je die kunt verbeteren. We moeten de
commissie in het leven gaan roepen en aan haar die opdracht verstrekken.
Daar zijn we hard mee bezig. Ik hoop er de komende week een besluit over
te kunnen gaan nemen. Ik overweeg ook om bij de commissie aan te geven
dat ze een telefoonnummer en een mailadres openstelt, zodat mensen daar
ook terechtkunnen met hun vragen. Wellicht dat mensen dan niet verder
willen met die melding maar dat de commissie die wel in ontvangst kan
nemen en zij ook kan doorvragen waarom ze niet verder willen met die
melding en wat hun daarin belemmert, zodat we die reactie ook kunnen
betrekken bij het onderzoek en er lering uit kunnen trekken. Dus dat zou
een soort tussenstap zijn op weg naar definitieve besluitvorming over
hoe dat meldpunt eruit gaat zien, intern of extern, van welke
bevoegdheden er sprake moet zijn en hoe dat georganiseerd moet
worden.
De voorzitter:
Ik wil op dit punt ruim de gelegenheid geven te interrumperen. We zijn
nu begonnen aan een derde rondje, want ik zie nu ook weer vingers
omhooggaan, onder andere van mevrouw Karabulut. Ik kan niet zien wat u
allemaal wil vragen, maar ik zou u wel willen verzoeken om zo mogelijk
heel nadrukkelijk aan te sluiten bij uw voorgangers, maar in ieder geval
niet uw voorgangers te dupliceren. Ik heb bij een aantal vragen tot nu
toe de indruk dat er toch ook wel een zeker element van duplicatie in
zit. Ik zou de staatssecretaris willen verzoeken om zo helder mogelijk
te formuleren en ook toezeggingen aan te geven als een toezegging, zodat
wij die eventueel kunnen noteren, wat ook de behoefte van de kant van de
commissie kan verminderen om toch nog eens door te vragen. Met deze
opmerking van mijn kant geef ik het woord aan mevrouw Karabulut.
Mevrouw Karabulut (SP):
Mijn indruk is dat het zowel bij de Kamer als bij de staatssecretaris
buitengewoon voortvarend gaat. Dit is een van de belangrijkste
hoofdpunten en ik neem aan dat dit ook voor de collega's geldt. Klopt
het dat ik de staatssecretaris hoor zeggen dat, gegeven de 250 meldingen
die bijvoorbeeld bij de Volkskrant zijn binnengekomen en de nieuwe
meldingen bij de vakbonden en bij het interne meldpunt, zij ook inziet
dat zo spoedig mogelijk, al dan niet tijdelijk, een extern meldpunt moet
worden opgericht? Op welke wijze wil zij de onafhankelijkheid en de
ondersteuning vanuit dit meldpunt borgen? Eigenlijk geldt die vraag
natuurlijk ook voor het externe onderzoek. Ik heb begrepen dat de
staatssecretaris gekoppeld aan het externe onderzoek snel een tijdelijk
meldpunt wil inrichten.
Staatssecretaris Visser:
Niet helemaal. Ik denk dat het goed is om hierover helderheid te
verschaffen. Er is een meldpunt binnen Defensie. Dat is de COID. Die is
naar aanleiding van eerdere onderzoeken ingesteld. U vroeg daar zelf ook
naar. U vroeg: wat is er in het verleden gebeurd op basis van eerdere
onderzoeken? Daar zijn gedragscodes, een meldpunt, vertrouwenspersonen
en dat soort zaken uit voortgekomen. Ik constateer ook dat dat niet op
alle punten heeft gewerkt. Anders hadden we dit debat immers niet met
elkaar gevoerd. Maar dat interne meldpunt is er. Daar houden we ook aan
vast, want dat functioneert. Op dit moment, as we speak, worden daar
gewoon onderzoeken verricht.
We gaan kijken of dat interne meldpunt op een goede manier functioneert.
Zijn voor die veilige omgeving zowel de meldingsbereidheid als een
meldsysteem als de nazorg op een goede manier binnen de
Defensieorganisatie gewaarborgd? Kan dat ook beter? Voorzitter, dat is
een toezegging. Die staat ook in de brief.
Naar aanleiding van de hele discussie over een intern of extern meldpunt
merk ik op dat dit een expliciete vraag is in het onderzoek dat nu wordt
verricht. Er wordt gekeken of dat kan helpen, of dat een punt is dat we
zouden moeten aanpakken. Ik zou willen meegeven aan de externe commissie
dat moet worden bekeken wat ermee kan. Wat mevrouw Karabulut zei, klopt
niet helemaal.
Mevrouw Belhaj vroeg: wat doe je nu met mensen die naar aanleiding van
deze berichtgeving aangeven dat zij zich in het verleden belemmerd
voelden, maar dat zij nu toch bepaalde dingen aan de orde willen
stellen? Ik heb als suggestie gedaan om vooruitlopend op het onderzoek
te zorgen voor een telefoonnummer en een mailadres van die externe
commissie, waar die mensen zich dan kunnen melden. Ik wil dat breed
communiceren. Dat betekent dat die commissie in ieder geval de signalen
ontvangt. Die kan dan doorvragen bij die mensen. Die kan vragen: waarom,
hoe zat dat en wat heeft u belemmerd? Vervolgens kunnen die signalen ook
worden doorgegeven aan Defensie. Als mensen dat niet willen, kan ook
worden besloten om het aan andere mensen door te geven. Wellicht is het
signaal al bij Defensie afgegeven, maar voelden mensen zich niet
geroepen om vervolgens ook melding te doen bij de igk, het Huis voor
klokkenluiders of wat dan ook. Daar kan alsnog naar verwezen worden. Er
is nu sprake van een soort tussenfase. Ik wil nog geen uitspraken doen,
want ik wil eerst laten onderzoeken wat handig is qua meldpunt, hoe dat
moet functioneren en waar dat gepositioneerd moet worden.
Mevrouw Karabulut (SP):
De staatssecretaris schrijft inderdaad in de brief dat er een extern
onderzoek komt om de interne procedures, de meldingsbereidheid en alles
wat daarmee samenhangt, te onderzoeken. Ik constateer, alles overwegende
en de feiten op tafel, dat het op dit moment niet functioneert. Het is
dus belangrijk dat we niet wachten op de uitkomsten en de resultaten van
het onderzoek, maar dat we mensen de mogelijkheid bieden om zich elders
te melden. Ik zeg dit omdat bij sommige mensen het vertrouwen in de
organisatie nu eenmaal weg is en er extern heel veel meldingen zijn
binnengekomen. Als de staatssecretaris dit nu tijdelijk aan het externe
onderzoek wil ophangen, hoe gaat die externe commissie dan vormgegeven
worden? Is de staatssecretaris bijvoorbeeld bereid om daarin ook een
vertegenwoordiging van de werknemers en een duidelijke
vertegenwoordiging van het personeel op te laten nemen, zodat dat
vertrouwen inderdaad geborgd wordt, het echt onafhankelijk wordt en de
Defensieorganisatie daar vervolgens ook weer een vervolg aan kan geven?
Dat vind ik namelijk op zich goed.
Staatssecretaris Visser:
Dit onderzoek vindt niet voor niets plaats. Ik wil juist weten hoe het
beter kan; vandaar dat het extern en onafhankelijk wordt gedaan.
Mevrouw Karabulut geeft aan dat de feiten er al liggen. Nee, dat is
precies de reden waarom dit onderzoek moet plaatsvinden, namelijk om te
kijken waar het beter kan en hoe het beter kan. De commissie moet de
opdracht nog krijgen. De commissie is ook nog niet ingesteld, dus ik kan
nog niet zeggen hoe zij er precies uit komt te zien. Ik hoop daar zo
snel mogelijk, het liefst deze week, duidelijkheid over te krijgen. We
moeten ook de juiste personen ervoor vinden, die ook aan het onderzoek
moeten willen meedoen. Zij moeten die opdracht krijgen. Uiteraard ga ik
graag met de bonden, die een brief hebben geschreven, in gesprek. Ik heb
ook al aangegeven dat als er dingen zijn waarvan zij zeggen dat ze
moeten worden meegenomen in het onderzoek, ik dat graag hoor. Ik vind
wel dat de commissie haar werk moet doen en dat we vervolgens op basis
van de uitkomsten van het onderzoek, in samenspraak met de werknemers,
moeten kijken hoe het beter kan. Ik wil de commissie die twee dingen
meegeven in haar opdracht. U hebt kunnen zien naar welke aspecten
onderzoek wordt gedaan. Vervolgens bekijken we hoe we ervoor kunnen
zorgen dat de ideeën die er zijn, niet alleen binnen de bonden maar ook
gewoon breed onder de werknemers, erbij kunnen worden betrokken en wat
daarin mogelijk is.
De voorzitter:
Heel kort, mevrouw Karabulut.
Mevrouw Karabulut (SP):
U hebt zojuist toch gezegd dat er noodzaak tot en behoefte aan een
tijdelijk extern meldpunt is en dat u dat wilt koppelen aan de externe
onderzoekscommissie?
Staatssecretaris Visser:
Ik heb u een tussenstap voorgesteld. U gaf aan dat u nu al een extern
meldpunt wilt. Ik heb aangegeven dat dit in het onderzoek wordt
meegenomen. Ik heb, ook naar aanleiding van de oproep van mevrouw
Ploumen en mevrouw Belhaj, aangegeven dat voor mensen die zich nu
belemmerd voelen om dingen te melden, de externe commissie als
tussenstap een rol kan spelen door in ieder geval als een soort meldpunt
te fungeren zodat de signalen binnen kunnen komen. Daarbij kunnen ze
aangeven: "Goh, waarom heb je dat toen niet gemeld? Wat kan ermee?"
Vervolgens kunnen ze de signalen doorgeleiden naar waar ze thuishoren.
Dat is een soort tussenstap, vooruitlopend op de uitkomst van het
onderzoek. Ik hoor u aangeven dat u nu al vindt dat het extern moet. Ik
heb aangegeven dat ik dat in het onderzoek wil betrekken. Ik wil dit
meenemen als een van de onderzoeksvragen. Als een soort tussenstap wil
ik de commissie een rol geven in het ontvangen van signalen en het
bekijken wat er binnenkomt en hoe dat intern of extern kan worden
uitgezet. Ik weet namelijk niet wat er binnen gaat komen. Mijn oproep is
om dingen te melden en te bekijken wat er kan. Ik wil de commissie daar
ook een rol in geven. Dat is wat ik de Kamer heb toegezegd.
De voorzitter:
Eerst mevrouw Diks, daarna mevrouw Popken.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Wat mij betreft is het heel helder wat de staatssecretaris hier
aangeeft. Met betrekking tot de overgangsperiode wil ik het volgende nog
helder krijgen. Als het vandaag of liever gezegd gisteren is ingevoerd,
kan het niet meer voorkomen dat betrokkenen die bij een melding worden
genoemd, vervolgens op een of andere manier betrokken worden bij het
onderzoek dat wordt gedaan. Kunt u die toezegging wel doen? Als je als
melder met een melding komt over mensen in jouw onderdeel, kunnen mensen
uit dat onderdeel dus niet meer betrokken zijn bij dat onderzoek,
bijvoorbeeld als notulist, als onderzoeker of welke variant dan ook.
Kunt u die toezegging wel doen? Anders doen we voorlopig nog even niets
aan de interne onveiligheid.
Staatssecretaris Visser:
Ik heb geprobeerd om uw vraag te begrijpen. Sorry, voorzitter! Als uw
vraag is het borgen van de commissie van onderzoek, dan is het antwoord
ja. Daar zijn ook voorschriften voor. Daarin waren geen afspraken
gemaakt over de notulist, maar dat doen we nu wel. Als de vraag breder
is, namelijk of ik kan voorkomen dat mensen zich onveilig voelen om iets
te melden — precies de reden waarom dit onderzoek plaatsvindt — dan kan
ik dat niet.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Maar dat was mijn vraag niet.
Staatssecretaris Visser:
Oké.
Mevrouw Popken (PVV):
Het duurde heel even voordat ik door had waarop de staatssecretaris
precies doelde. Voor mij is het volgende belangrijk. De staatssecretaris
zegt dat het onderzoek nog komt, dus dat ze nu nog geen extern meldpunt
wil instellen. Het onderzoek moet uitwijzen of dat ook echt nodig is.
Oké, goed; prima. Ik vind van wel, maar dat onderzoek komt er. Voor mij
is belangrijk dat concreet duidelijk wordt — vandaag nog of morgen, zo
snel mogelijk maar het liefst gisteren — waar die mensen naartoe moeten.
Welk nummer, welk e-mailadres, welke persoon, waarnaartoe? Het is heel
goed dat er een commissie komt, maar die is er dus nog niet. Ondertussen
zitten onze mannen en vrouwen daar wel. Waar kunnen zij naartoe? Dat is
mijn vraag.
Staatssecretaris Visser:
Die commissie moet worden aangesteld en dan zal ik dat bekendmaken. De
commissie is er nu niet en ik deel uw ongeduld op dat punt. Maar de
commissie zal worden aangesteld met een opdracht. De mensen die bereid
zijn om dit te gaan doen, moeten nog worden aangezocht. Dan zal ook
bekend worden gemaakt waar men zich kan melden.
Mevrouw Popken (PVV):
Ik wil geen doublures maken, maar het heeft niet zozeer te maken met
mijn ongeduld als wel met de angstbeelden in mijn hoofd dat er nu nog
steeds jongens verkracht en misbruikt worden. Iedere dag is dan lang. Ik
snap dat u het niet op de minuut nauwkeurig kunt aangeven, maar mijn
vraag is: Wanneer zal dat ongeveer komen? Wordt dan ook goed openbaar
gemaakt waar de mensen naartoe kunnen?
Staatssecretaris Visser:
Zo snel als mogelijk. Wij hebben niet voor niets gezegd dat het
onderzoek begin volgend jaar moet worden opgeleverd. Hoe sneller de
opdracht kan worden verleend, des te beter, inclusief de communicatie
daarover. Ik kan u niet zeggen dat dit vandaag om 17.00 uur zal
plaatsvinden, maar ik heb geprobeerd aan mevrouw Popken aan te geven dat
ik het ongeduld snap, niet van de Kamer per se, maar juist om ervoor te
zorgen dat wij dit voortvarend kunnen gaan oppakken.
De voorzitter:
Dan gaan wij nu voortvarend door met de beantwoording door de
staatssecretaris op de overige punten.
Staatssecretaris Visser:
Volgens mij ben ik hiermee ook ingegaan op de vragen die zijn gesteld
over de onafhankelijkheid van het meldpunt en hoe ik dat voor mij zie,
ook als het gaat om het onderzoek en om de vraag hoe wij willen omgaan
met de daders en slachtoffers en wat er voor de slachtoffers wordt
gedaan. Daar zijn door alle Kamerleden vragen over gesteld.
Ik ben ook ingegaan op de discussie over de zwijgcontracten en de
teksten die door verschillende Kamerleden zijn genoemd. Een van de
punten rondom Schaarsbergen die nog niet aan de orde zijn gekomen
betreft het punt van mevrouw Ploumen over ontgroening. Ontgroening mag
niet. Het is nu al verboden. Ik denk dat de discussie gaat over de
inwijdingsrituelen. Daar zijn voorschriften voor als het gaat om de
vraag wanneer, op welke manier en welk toezicht daarop moet
plaatsvinden. De inwijdingsrituelen zijn juist bedoeld om de teamgeest
te versterken en het bewustzijn, het respect voor elkaar, respect voor
jezelf en respect voor een ander op een leuke manier vorm te geven.
Hierover werd vorige week door een generaal in de media gezegd dat de
inwijdingsrituelen juist bedoeld zijn om met plezier op terug te kijken,
omdat je trots bent dat je de opleiding hebt afgesloten en naar de
volgende fase gaat. Misdragingen kunnen gewoon niet. Om te voorkomen dat
er dingen gebeuren die wij met elkaar niet willen, is voorgeschreven
wanneer een en ander moet plaatsvinden, onder welke condities en welk
toezicht er moet zijn. Er moet ook gewoon vooraf toestemming worden
gevraagd voordat dit mag plaatsvinden. Ontgroeningen mogen dus nu al
niet; die zijn gewoon niet toegestaan.
Inwijdingsrituelen zijn er. Die zijn juist bedoeld om de overgang van de
ene fase van de opleiding naar de volgende fase af te sluiten, het
teamgevoel te versterken en elkaar eer, respect en de normen en waarden
van Defensie mee te geven. Er is ook voorgeschreven op welke wijze die
moeten plaatsvinden. Wat ik wil benadrukken is dat het niet alleen gaat
om inwijdingsrituelen, wat de suggestie was. Dit is een discussie die
veel breder gaat. Het is een discussie over het feit dat misdragingen
gewoon niet bij Defensie thuishoren, waar dan ook, op welke manier dan
ook en op welke plek dan ook binnen Defensie. Of het nu is tijdens een
inwijdingsritueel of als je op een oefening of een missie bent.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
"Inwijdingsrituelen" lijkt mij toch een woord waar een heleboel
praktijken onder schuilgaan die ongewenst zijn. Ik geloof niet in
inwijdingsrituelen. Waarom moeten mensen die gekozen hebben voor de
krijgsmacht en een zware opleiding hebben doorstaan nog ingewijd worden?
Dat lijkt mij een totaal overbodige praktijk, die in de hand werkt dat
die inwijdingsrituelen uit de hand lopen, zoals wij in Schaarsbergen
hebben gezien. Het feit dat je die inwijdingsrituelen toestaat, leidt er
volgens mij toe dat je toch de weg naar ontgroeningen openhoudt. We
hebben ook kunnen constateren dat er binnen Defensie een aantal
afspraken en protocollen zijn. Dat is ook goed. Het probleem is nu juist
dat men zich daar helemaal niet aan houdt. Ik heb dus toch twee
problemen met wat de staatssecretaris zegt. Eén: "inwijdingsrituelen"
lijkt een elegant woord voor een praktijk die we allemaal niet willen en
die bovendien totaal onnodig is. Twee: hoe voorkomen we dat die
praktijken toch plaatsvinden? Men houdt zich er namelijk niet aan of er
wordt niet gehandhaafd.
Staatssecretaris Visser:
Als het probleem alleen bij de inwijdingsrituelen lag, zoals mevrouw
Ploumen suggereert, dan was het probleem relatief snel opgelost volgens
mij. Maar dat is dus niet zo. Het gaat hier om een bredere context en om
signalen breder dan alleen bij de inwijdingsrituelen. Ik vind ook dat
mevrouw Ploumen in die zin te snel voorbijgaat aan het volgende. Zij
zegt dat het altijd misgaat bij inwijdingsrituelen en dat niemand die
wil binnen de Defensieorganisatie. Ik heb afgelopen week heel veel
mensen gesproken die aangeven: ik kijk er juist met heel veel plezier op
terug, want het was juist een mooie manier om zaken af te sluiten en om
aan een nieuwe fase te gaan beginnen. Het is juist bedoeld voor
saamhorigheid, teamgeest, eer, respect, zorg dragen voor een ander. Dat
zijn allemaal aspecten die binnen het inwijdingsritueel aan de orde
moeten komen en waar ook toezicht op is om ervoor te zorgen dat het op
een goede manier gebeurt. Ontgroeningen horen daar niet bij. Die horen
er nooit bij. Die zijn al verboden en mogen niet, waar en wanneer dan
ook.
Ik snap wat mevrouw Ploumen vraagt. Zij maakt zich zorgen of er wel de
juiste dingen gebeuren bij de inwijdingsrituelen. Die vraag zal ik ook
blijven stellen. Vandaar dat het ook is voorgeschreven en dat erop wordt
toegezien, maar de meerwaarde van de inwijdingsrituelen wil ik kunnen
blijven behouden, juist omdat er ook heel veel mensen nu binnen de
Defensieorganisatie werken die zeggen dat het voor hen een meerwaarde
heeft gehad. Zaken die erbij horen zijn bijvoorbeeld het bezoeken van
een gevechtsterrein en het leren van een lied van je bataljon. Dat zijn
zaken waar de meeste mensen met respect op terugkijken en waar ze juist
ook trots op zijn. Ik denk dat we dat moeten behouden. Ik deel met u dat
misdragingen — maar die zijn er niet alleen bij de inwijdingsrituelen,
die zijn veel breder — daar nooit bij thuishoren, waar en wanneer dan
ook.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Mijn punt is nu juist dat het fenomeen inwijdingsrituelen als een soort
alibi is gaan gelden voor praktijken die niet deugen en dat de cultuur
die rondom die inwijdingsrituelen ontstaat, het mogelijk maakt dat
langdurig misbruik — dat moeten we toch constateren, in ieder geval in
Schaarsbergen — haast wordt gelegitimeerd met een beroep op die
rituelen. Ik begrijp dus wat de staatssecretaris zegt, en men kan
verschillend denken over nut en noodzaak van die inwijdingsrituelen,
maar feit is dat ze echt wel iets te maken hebben met het misbruik waar
we nu zo veel signalen van krijgen.
Staatssecretaris Visser:
Laat heel helder zijn: het is geen alibi van mij of van wie dan ook.
Inwijdingsrituelen zijn er juist om eer, respect voor elkaar en
teamgeest met elkaar te creëren. Dat is het enige doel dat ze hebben. Ze
mogen nooit en te nimmer gebruikt worden als alibi, zoals u dat zegt,
voor misdragingen. Laat dat heel helder zijn. Dat wil ik ook niet en als
dat gebeurt wordt daartegen opgetreden. Maar u wekt de suggestie dat je
de problemen hebt opgelost als je de inwijdingsrituelen maar wegdoet.
Dat deel ik niet met u. Volgens mij gaat het erom dat je de gedragingen
strafbaar moet stellen, wanneer in je Defensietijd ze ook plaatsvinden
en op welke manier ze dan ook plaatsvinden. Het gaat om het gedrag. Dat
wil ik aanpakken. Als blijkt dat inwijdingsrituelen structureel worden
misbruikt, zal daartegen worden opgetreden. Dit zal ook een van de
aspecten zijn als het gaat om de meldingsbereidheid en het meldsysteem.
Maar ik vind het nu veel te vroeg om iets wat binnen Defensie een
jarenlange traditie heeft en waar heel veel mensen met heel veel plezier
op terugkijken, per direct te verbieden.
De voorzitter:
Ik heb nu drie ronden toegestaan. We zijn ruim een uur aan het
interrumperen over alles wat te maken heeft met Schaarsbergen en de
publiciteit daaromheen. Ik zou zelf de staatssecretaris nu willen
verzoeken om haar beantwoording op de andere punten voort te zetten,
want er zijn ook heel veel andere punten ingebracht. Ik zie dat ik
daarvoor steun heb. Ik vraag de staatssecretaris haar beantwoording
verder ter hand te nemen.
Staatssecretaris Visser:
Volgens mij ben ik daarmee aan het einde gekomen van de discussie over
Schaarsbergen.
De voorzitter:
Ja, dat mag ik hopen.
Staatssecretaris Visser:
Ik zie een aantal vingers, voorzitter, dus …
De voorzitter:
Dan is er toch nog behoefte aan een extra rondje. Wij gaan even kijken.
Ik dacht als eerste mevrouw Belhaj te zien. Mevrouw Popken, wel, niet?
Nee. Daarna Van den Bosch.
Mevrouw Belhaj (D66):
Het is goed om te horen dat er geen sprake is van ontgroeningen,
ontgroeningsprogramma's en dergelijke. "Inwijdingsritueel" vind ik een
rotwoord. Ik zou eerder spreken van introductie. Maar mijn vraag is wel,
ook voor al die jonge mensen die binnenkomen, wat die regels dan zijn.
Als je de eerste dag daar komt, krijg je dan netjes een papiertje met
daarop: "Welkom bij de club. Hartstikke gezellig. We gaan leuke dingen
doen! Dit zijn de dingen die wel mogen en dit zijn de dingen die niet
mogen"? Staat daar dan ook op: "Mochten er toch dingen gebeuren die
eigenlijk niet mogen, dan kunt u zich hier melden"? Want je bent jong,
je bent kwetsbaar en je denkt: het zal er wel bij horen. Hoe zorgen wij
dat dat niet gaat gebeuren?
Staatssecretaris Visser:
Dat gebeurt, maar als daar meer voor nodig is, dan zullen wij daar ook
meer aan doen. Laat dat ook een toezegging zijn.
De voorzitter:
De heer Van den Bosch en dan mevrouw Karabulut.
De heer Van den Bosch (VVD):
Ik heb mij verder rustig gehouden maar ik had toch een vraag aan de
staatssecretaris gesteld over de rol van het OM, omdat ik mij daar
zorgen over maak. Zonder er nu een waardeoordeel over uit te spreken,
want dat is niet aan mij, moeten wij daar in Nederland toch op kunnen
rekenen? Kijk naar wat er in Groningen is gebeurd met Vindicat. Daar
heeft het OM zelfstandig een onderzoek opgestart. Het gaat mij er alleen
om dat wij er in ieder geval naar kijken en dat erover gesproken wordt.
Ik heb verder nog geen waardeoordeel.
Staatssecretaris Visser:
Ja, die vraag had ik inderdaad nog niet beantwoord. Ik zal hierover
contact opnemen met mijn collega van JenV om te kijken in hoeverre die
samenwerking beter kan.
In dat kader was er ook nog een vraag van mevrouw Karabulut over het
eigenslaapkamerregime die ik nog niet had beantwoord. Op schepen hebben
wij te maken met slaapkamers waar meerdere personen op slapen. Het is
beleid van Defensie dat mensen zich niet afzonderen in hun eigen
slaapkamer. Maar laat helder zijn dat het gewoon altijd veilig moet
zijn. Dat staat los van de vraag of je een slaapkamer voor je alleen
hebt of niet; het moet gewoon een veilige omgeving zijn. Dat ter
beantwoording, voorzitter.
Mevrouw Karabulut (SP):
Ik had nog een vraag over de ontgroeningen. Ik had begrepen dat het
inwijdingsritueel, dat je een soort introductiepakket zou kunnen noemen
wanneer je bij een bataljon begint, iets van zes uur duurt. Maar ik hoor
van heel veel mensen dat het ontgroeningsverhaal bij sommige onderdelen
van de krijgsmacht standaard is, dat het in het geval van Schaarsbergen
maandenlang heeft kunnen duren, waarbij sprake was van "drie man tillen"
— met je blote kont over iemands gezicht heen gaan; vraag mij niet wat
voor lol men daaraan beleeft — en dat dat vaker voorkomt bij Defensie.
Als de staatssecretaris het met ons eens is dat dit soort praktijken
niet geoorloofd is, dan kan zij toch net zo goed zeggen: ontgroeningen
zijn verboden, punt, en gaan wij ook verbieden?
Staatssecretaris Visser:
Dat zijn ze al. Ontgroeningen zijn verboden. Ik zal het nogmaals
herhalen: ontgroeningen zijn verboden. Dit gedrag is verboden. Tegen dit
gedrag moet worden opgetreden. Als dat niet gebeurt, dan kan dat dus
niet. Ik kan het herhalen: ontgroeningen mogen dus niet.
Mevrouw Karabulut (SP):
Dat is heel helder. Dank daarvoor. Maar het komt dus vaker voor. Dan
zouden wij — dat is mijn vervolgvraag — van de staatssecretaris willen
horen welke acties zij gaat ondernemen hiertegen alsmede tegen
bijvoorbeeld het drugsgebruik, dat ook verboden is, en tegen het
verboden wapenbezit, waar wij ook over hebben gehoord. Welke acties gaat
de staatssecretaris hiertegen ondernemen?
Staatssecretaris Visser:
Ik proef enige vermoeidheid bij u, voorzitter. Laat ik helder zijn:
ontgroeningen zijn verboden, drugs zijn ook verboden. Dat betekent niet
dat het niet voorkomt. Dat kunnen wij ook met elkaar constateren. Er
loopt nu een onderzoek naar het drugsbeleid. Een werkgroep bekijkt hoe
dit beter kan en hoe je daartegen kunt optreden, vooral hoe je ter
plaatse kunt constateren dat mensen in overtreding zijn. Ik zal u niet
vermoeien met alle problematiek die dat met zich meebrengt. Als u een
beetje bekend bent met de discussie over drugs in het verkeer, dan kunt
u misschien een beetje meevoelen hoe deze werkgroep moet opereren. Dat
is niet eenvoudig.
Ontgroeningen zijn ook verboden. Als er misstanden zijn, dan moet
daartegen worden opgetreden. Ik heb de hoofden van alle dienstonderdelen
daar nogmaals op gewezen in een brief en aangegeven dat ik altijd
optreden verwacht. Als dit zich voordoet, dan verwacht ik dat de hoofden
van de dienstonderdelen en de commandanten optreden.
Wat gaat er in de komende periode gebeuren in de organisatie zelf? In de
komende periode wordt in alle onderdelen op werkvloerniveau gesproken
over de gedragscode en over de vraag hoe je moet omgaan met ongewenst
gedrag. Zoals u zelf al aangaf: ontgroeningsrituelen zijn er niet en
mogen niet. Dat moet nogmaals benadrukt worden. Er wordt gesproken over
meldingsmethodieken: waar moet je melden en wat gebeurt er dan? Er wordt
daarnaast geïnventariseerd wat op dat punt beter kan. Dat ga ik
gebruiken, in combinatie met het onderzoek dat plaatsvindt, om de norm
neer te leggen en aan te geven wat wel en niet mag. Daarnaast zal ik
vanuit de organisatie input verzamelen, zodat we kunnen bekijken hoe
dingen beter kunnen op het gebied van de gedragscode, de meldingen en
alles wat daarbij plaatsvindt. Daar hoort deze discussie ook bij. Zoals
ik net al zei: ontgroeningsrituelen en drugs horen daar niet in thuis.
Dat betekent helaas niet dat het niet voorkomt, maar dat betekent wel
dat we er nog scherper op moeten zijn, zodat mensen het moeten melden en
we daartegen kunnen optreden.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Ik heb een wat meer praktische vraag. U heeft nadrukkelijk aangegeven
hoe u wil omgaan met de meldingsplicht, het onderzoek en het hele debat
en gesprek dat we net hebben gehad. Ik heb nog één punt daarbij. Zou u
ook willen aangeven dat u melders actief wil ondersteunen bij het doen
van aangifte? We zien vaak dat daar nog wat misgaat. Mensen doen wel
intern melding, maar vervolgens is het doen van aangifte bij het OM
lastig en komen ze toch een beetje in de problemen. Zou u kunnen
aangeven dat u hen daarbij actief wilt ondersteunen?
Staatssecretaris Visser:
Dat heb ik volgens mij net gezegd naar aanleiding van een vraag van de
heer Van den Bosch. Ik ga in gesprek met mijn collega van JenV om te
kijken wat mogelijk is. Dat moet ik in dit geval ook met hem bespreken.
Dat heb ik dus al aangegeven in antwoord op de vraag van de heer Van den
Bosch.
De voorzitter:
Oké. Gaat u verder met de beantwoording.
Staatssecretaris Visser:
Mevrouw Popken vroeg of ik op de hoogte ben van de stand van zaken per
krijgsmachtonderdeel. Er is een voorvallensysteem waarin moet worden
geregistreerd door de commandanten. Als onderdeel van het externe
onderzoek zullen we bekijken of dat systeem op een goede en adequate
manier wordt gevuld en of dat op een andere manier zou kunnen. Ik maak
me ook zorgen om de meldingen in dat systeem, met name of ze voldoende
scherp worden ingevuld. Dat is precies de reden waarom ik hier nogmaals
aandacht voor heb gevraagd in mijn brief richting de hoofden van alle
dienstonderdelen, zodat we kunnen bekijken wat beter kan, omdat ook ik
zie dat het systeem nog onvoldoende wordt ingevuld op alle mogelijkheden
die er zijn. Dit heeft absoluut mijn aandacht. De oproep is nogmaals
gedaan aan de hoofden van de dienstonderdelen om dit bij hun
commandanten neer te leggen en om via het extern onderzoek te bekijken
wat beter kan.
Mevrouw Diks vroeg naar de melding uit 1982, die ook in de Volkskrant
heeft gestaan. Dat onderzoek wordt nu uitgevoerd door de COID, maar is
nog niet afgerond. Er wordt gesproken met verschillende personen, ook
met personen die Defensie al hebben verlaten. We verwachten dat dit
onderzoek aan het eind van het jaar een beeld geeft, zodat we daar
inzicht in hebben. De melder of het slachtoffer, degene die het betreft,
wordt ook van de voortgang op de hoogte gehouden.
Daarmee heb ik volgens mij alle vragen rondom Schaarsbergen beantwoord.
Zo niet, dan hoor ik vast in tweede termijn welke punten er zijn blijven
liggen. Het is terecht dat de Kamer hier heel veel aandacht aan heeft
besteed. Voor het vertrouwen in de organisatie is dit aspect heel
belangrijk. We kunnen het heel uitgebreid hebben over arbeidsvoorwaarden
— daar gaan we het ook over hebben — maar een veilige omgeving is de
basis. De minister en ik zullen de veiligheid, zowel de fysieke als de
sociale, in de komende jaren als een van onze belangrijkste opdrachten
zien. Dat zal helaas niet in één keer goed gaan. Omdat het om een
cultuurverandering gaat, zullen we daar de komende periode aan moeten
werken. Dat gaan we ook doen.
Omdat de meeste Kamerleden daar over hebben gesproken, is het goed om te
benoemen dat mijn voorgangers — mevrouw Hennis en de heer Dijkhoff — met
de bonden een onderhandelingsresultaat over de arbeidsvoorwaarden hebben
behaald. Ik ben daar ook blij mee. Het proces loopt nu. Als het goed is
— ik kijk even de vertegenwoordigers aan die in de zaal zitten — komt er
op 24 november helderheid of de achterbannen daarmee hebben ingestemd.
Ik denk dat dat weer een heel belangrijk perspectief kan geven. Ik
geloof dat u allen daarbij heeft stilgestaan. In de afgelopen periode
hebben heel veel dingen stilgelegen omdat er geen akkoord was, of in
ieder geval geen onderhandelingsakkoord kon worden voorgelegd. Die
stilstand geldt zowel voor het perspectief voor de organisatie — heel
concreet: hoeveel loon krijg ik erbij? — alsook voor het
personeelsbeleid zelf. U bent zelf begonnen over het Flexibele
Personeelssysteem fase 1, fase 2 en fase 3, en wat daarvoor nodig
is.
In het nu voorliggende onderhandelingsresultaat staat ook dat het een
van grootste opdrachten is voor de komende periode om aan een systeem te
gaan werken waarbinnen flexibiliteit en doorstroming is geboden. We
moeten constateren — een aantal van u heeft daar ook op gewezen — dat
dat de afgelopen periode heeft stilgelegen, in die zin dat dit in ieder
geval in mijn kennismakingsgesprekken met de organisatie in de afgelopen
twee weken continu aan de orde kwam. Het gaat bijvoorbeeld om mensen die
in fase 2 zitten en zeggen dat ze niet kunnen doorstromen, terwijl ze
wel graag willen blijven en een functie hebben waaraan behoefte is,
waarvoor specifieke kennis vereist is en waar ze zes jaar opleiding in
hebben zitten. Deze mensen kunnen de volgende stap niet zetten, omdat er
geen ruimte is binnen fase 3. Dit is nadrukkelijk een van de belangrijke
opdrachten voor de toekomst; ik kijk nu ook naar de vertegenwoordigers
van de bonden. Ik ga ervan uit dat we daar in alle vertrouwen met elkaar
aan kunnen werken. Maar dat is het niet alléén: het gaat erom dat we
weer perspectief kunnen gaan bieden aan de organisatie op dit
punt.
Daarbij gaat het ook om de punten behoud en werving. Over behoud en
werving zijn een aantal vragen gesteld, ik geloof door alle partijen die
aanwezig zijn. Ik deel de bezorgdheid over de werving. De
manschappenkant blijft het meest achter. Ook zien we de uitstroom binnen
fase 2 toenemen. De dalende vullingspercentages vertragen ook de
basisgereedheid van de krijgsmacht. Dat is een reden temeer om extra
bezorgd te zijn. Deze trend willen we graag doorbreken, en vandaar ons
plan dat is gericht op behoud en werving. In dat plan staan een aantal
punten, zoals kijken wat je kunt doen in de werving, bijvoorbeeld met
uitzendbureaus, want dat is hun specialiteit.
Mevrouw Popken stelde voor om ook wat breder te bekijken hoe je de jonge
doelgroep op een andere manier kunt bereiken. Ik weet niet of we
inderdaad Enzo Knol moeten inschakelen, maar we moeten wel bekijken wat
de influencers op social media daarin kunnen betekenen. Het meest
belangrijke om deze stap te kunnen gaan zetten, is de cao. Daarom hoop
ik dat wij op 24 november onze handtekening kunnen gaan zetten. Dan
kunnen we namelijk de volgende stap zetten bij een aantal van de zaken
die u nu noemt.
In dat kader zit in die afspraken bijvoorbeeld ook een behoudpremie voor
fase 2. Dat is om ervoor te zorgen dat we de mensen die we willen
vasthouden en die ook een bijdrage kunnen leveren, kunnen behouden. Ook
is er aandacht voor de doorstroom van fase 2 naar fase 3. Ik hoop op 24
november te kunnen gaan tekenen, maar ik stel voor dat we de vraag hoe
we in de toekomst omgaan met het behoud en de werving van personeel
meenemen in de door de minister voor het voorjaar aangekondigde
Defensienota. Die nota gaat niet alleen over het materieel, maar ook
over het personeel. Dat biedt mij ruimte om samen met alle betrokken
mensen en organisaties te gaan kijken hoe we dat op korte termijn al
kunnen realiseren en welke afspraken we daarover kunnen maken. Ik zeg
toe om dit specifiek in de Defensienota op te gaan nemen,
voorzitter.
De voorzitter:
Deze toezegging wordt genoteerd.
Staatssecretaris Visser:
Die wordt dus genoteerd.
Zowel het CDA als de VVD vroeg naar de concurrentie met de private
sector. De arbeidsmarkt trekt overal aan. Er is veel vraag naar
technisch en medisch personeel; dat is precies waaraan er ook binnen
Defensie grote behoefte is. Er werd gevraagd welke rol reservisten
daarbij zouden kunnen gaan spelen. Vorige week mocht ik de
reservistenwerkgever van het jaar benoemen. Het mooie daarvan is dat
mensen zelf hun werkgever kunnen voordragen. In dit geval heeft het VU
medisch centrum gewonnen. Wat daarbij belangrijk is — ik heb dat ook
gemerkt en dat zal ook worden uitgewerkt — is dat je eigenlijk ook de
werkgever moet ontzorgen. We noemen die term heel vaak als het gaat om
zaken die te maken hebben met zorg en met sociale zekerheid in brede
zin, maar die term is ook hierop van toepassing. Als een werkgever
mensen ter beschikking stelt in het kader van hun positie als reservist,
krijgt die te maken met verschillende vragen. Wat gebeurt er als iemand
een ongeval krijgt en daardoor even tijdelijk in de ziektewet belandt
bij Defensie? Wie draait er dan op voor de kosten? Hoe regel je dat nou?
Welke flexibele arbeidsvormen kun je met elkaar afspreken? Je kunt
daarbij denken aan de zogenoemde wisselstroomcontracten, waarbij mensen
die eigenlijk Defensie hebben verlaten, maar later weer willen
terugkomen voor twee of drie jaar. Wat zou je daarmee kunnen gaan doen?
We zullen gaan kijken hoe je dat soort dingen mogelijk kunt maken. Dat
zijn allemaal zaken die bij ons op de agenda staan. Daar hoort wat mij
betreft ook bij dat we gaan bekijken hoe we het zo makkelijk mogelijk
maken voor zowel de reservisten zelf als voor anderen die daar een
bijdrage aan willen leveren, ook in het kader van de adaptieve
krijgsmacht, als voor werkgevers.
Mevrouw Karabulut maakt zich zorgen over de adaptieve krijgsmacht en dan
vooral over de flexibele schil. Ze vroeg hoe dat zit. De maatregelen die
wij hebben opgenomen in het Actieplan Werving en Behoud zien er juist op
toe dat die taakstelling wordt behaald als het gaat om voldoende
personeel. Zoals u kunt zien, zijn we daar tot op heden nog niet in
geslaagd. Van verdringing van eigen personeel zal dus in ieder geval
geen sprake zijn. Daar zijn we nog lang niet. Het doel is om in 2021 de
basisgereedheid op orde te hebben met honderd procent vulling, maar om
daarbinnen wel ruimte te geven aan zowel vaste als flexibele
personeelscomponenten en om die op elkaar te kunnen laten ingrijpen. Ik
gaf net al het voorbeeld van een soort wisselstroomcontracten waarbij
mensen tijdelijk kunnen terugkeren voor twee of drie jaar. Die horen
bijvoorbeeld in die flexibele vulling, waar we ook ruimte voor willen
gaan geven.
De genoemde percentages zijn richtgetallen. Mevrouw Bruins Slot zei: ik
zie dat de sturing op personeel, op formatie en alles wordt losgelaten.
Dat is om deze reden. Dat is om commandanten meer ruimte te kunnen geven
zodat ze niet specifiek op bepaalde personeelsfuncties moeten gaan
werven, maar kunnen gaan kijken aan welke ondersteuning zij behoefte
hebben. Op die manier ontstaat er wat meer flexibiliteit zodat men tot
het juiste team kan komen. Dat past ook in die hele omvorming naar de
adaptieve krijgsmacht, waarvan de Kamer in de afgelopen periode ook
heeft gezegd: ga dat uitwerken en kijk wat er op dat punt kan. Zoals ik
al zei, zullen we kijken of we in de Defensienota kunnen opnemen wat
daarvoor nodig is. Volgens mij wil mevrouw Belhaj reageren,
voorzitter.
De voorzitter:
Dat heb ik ook al gezien, maar ik stel voor dat u dat even aan mij
overlaat, want ik wilde u juist de gelegenheid geven om dit zonder
onderbrekingen af te ronden en ik wilde daarna weer interrupties
toestaan. Ik geef mevrouw Belhaj daarom nu het woord.
Mevrouw Belhaj (D66):
Ik wil nog even terug naar het kopje reservisten. We vinden dat allemaal
fantastisch. Ik geloof er helemaal in dat dit heel goed gaat werken,
maar ik begreep recentelijk ook dat er voor veel mensen nog een probleem
is met betrekking tot de mate waarin ze verzekerd zijn op het moment dat
ze zich inzetten voor Defensie. Dat hoeft nu niet, maar ik zou het
prettig vinden als de staatssecretaris daar een keer op terugkomt. Als
dat namelijk veel mensen belemmert om zich überhaupt aan te melden als
reservist, missen we een heel belangrijke doelgroep.
Staatssecretaris Visser:
Ja, maar dat is niet alleen dit. Ik zei net al dat ik dat wil oppakken,
of het nou de ziektewet is of waar dan ook belemmeringen zijn om de
overstap te kunnen maken. Iemand heeft ook met twee werkgevers te maken.
Dat leidt sowieso tot allerlei dingen die iemand zelf moet regelen. Dat
wil je eigenlijk niet. Je wilt mensen ontzorgen. Dat zal ik dus ook in
die bredere context oppakken.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Om het even af te ronden: komt er nu speciaal een brief naar de Kamer of
komt het in de Defensienota terug? Ik zag hier enkele collega's knikken
toen ik het over een aparte brief had.
Staatssecretaris Visser:
Ik zou het breder willen oppakken. Ik wil best op dit specifieke punt
antwoord geven. Als we dat heel snel kunnen uitzoeken, zal dat wel een
kort antwoord zijn. Dit punt is volgens mij breder dan alleen het
specifieke element dat mevrouw Belhaj noemde. Het gaat er volgens mij om
hoe we nou de werkgevers en werknemers kunnen ontzorgen. Ik zou dit dus
willen betrekken bij de Defensienota. Op de specifieke vraag van mevrouw
Belhaj heb ik het antwoord nu niet paraat. Wellicht heb ik dat wel in de
tweede termijn. De bredere context wil ik graag in het kader van de
grotere problematiek meenemen.
De voorzitter:
Wij noteren dit antwoord als een specifieke toezegging bij de toezegging
die u zojuist deed, namelijk de toezegging dat werving en selectie en
behoud en promotie aan bod komen in de Defensienota.
Staatssecretaris Visser:
Ja.
Dan ga ik verder met de beantwoording. Volgens mij heb ik antwoord
gegeven op een groot deel van de gestelde vragen over de vormgeving en
inhoud van hoe we meer instroom kunnen krijgen, vooral daar waar de
vacatures zijn.
Door mevrouw Popken werd de vraag gesteld welke stappen we gaan zetten
om de uitval in te dammen. Er is een specifieke projectorganisatie
opgericht om het plan van aanpak Werving en Behoud vorm te geven en ook
uit te gaan voeren. Dan gaat het over het aanpassen van de looptijd in
een rang. Een apart onderdeel daarin is ook meer maatwerk in
loopbaanbegeleiding. Het gaat ook over de bindingspremies en over het
herbestemmen van mensen die gedurende de opleiding uitvallen. U gaf zelf
ook al aan dat 24% uitvalt. Hoe komt dat? Wellicht kunnen ze niet op die
functie binnen Defensie ingezet worden, maar wellicht wel op een andere
functie die wel past. Daar zou men dan kunnen instromen. Het
arbeidsvoorwaardenakkoord is natuurlijk heel belangrijk om de volgende
stappen te kunnen gaan zetten. Hiermee heb ik volgens mij ook antwoord
gegeven op vragen die de VVD en het CDA daarover hadden gesteld.
De vragen van mevrouw Bruins Slot over de adaptieve krijgsmacht en de
reservisten hebben we daarmee ook beantwoord. Ook de vraag hoe we de
andere sturing door commandanten op de personeelsbudgetten willen
vormgeven en de vraag van mevrouw Karabulut over de percentages heb ik
daarmee beantwoord.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
De ene kant is inderdaad O=P=F, om het maar even heel kort samen te
vatten. De andere kant is natuurlijk dat de Auditdienst Rijk ook aangaf
dat er een behoorlijk gat zit tussen datgene wat er nu beschikbaar is op
de lange termijn voor de middensomproblematiek en datgene wat er nodig
is. Ik vroeg me af hoe de staatssecretaris daarmee omgaat. Als ze daar
nog aan toekomt, dan laten we het er nu even bij, maar ik had het idee
dat ze dit punt wilde afronden. Daarom stel ik toch even de vraag.
Staatssecretaris Visser:
Ik kan het antwoord zo snel even niet vinden, maar ik had deze vraag wel
genoteerd, dus ik kom er zo nog even op terug als ik het snel kan
vinden.
De voorzitter:
Die vraag pakken we nog even mee in de beantwoording in de eerste
termijn.
Staatssecretaris Visser:
Ja, als ik het antwoord kan vinden; er liggen zo veel papiertjes. Anders
kom ik in er in tweede termijn op terug.
Mevrouw Popken vroeg naar de reflectie op de nieuwe campagne. Ik heb al
aangegeven dat het vrij weinig is als deze maar 10.000 keer is bekeken.
Wat we anders kunnen doen qua social media, zullen we zeker anders doen.
De inzet van de campagnes via social media roept wel een veelvoud aan
bereik op. Op Facebook was de afgelopen maand het bereik meer dan een
miljoen mensen. De filmpjes op YouTube in het kader van de
techniekcampagne zijn binnen een maand meer dan 150.000 keer bekeken. Op
de wervingssite werkenbijdefensie.nl zijn de afgelopen maand meer dan
200.000 bezoekers geweest.
Voorzitter. Mevrouw Bruins Slot vroeg naar aanleiding van de
P-rapportage midden 2017 hoe ik aankijk tegen het medisch protocol. Wij
willen meer rekening houden met de functionele eisen van een functie. We
willen gaan differentiëren tussen de verschillende fysieke eisen voor
verschillende functies, met als voorbeeld het verschil tussen een
marinier en een IT-specialist in dit kader. Het aanpassen van het
medisch keuringsprotocol is een van de maatregelen die al in het
actieplan staan benoemd en die we verder gaan uitwerken om daarvoor te
differentiëren.
Mevrouw Belhaj stelde een vraag over het inclusief zijn in het kader van
werken bij Defensie. Zij refereerde daarbij aan het onderzoek naar de
beleving van diversiteit en inclusiviteit, dat is verricht door het
Sociaal en Cultureel Planbureau. Op 18 september heeft u een brief
ontvangen waarin de doelstellingen en de hoofdlijnen van het beleidsplan
Diversiteit & Inclusiviteit zijn opgenomen. Wij moeten daar dus ook
gerichter aan gaan werken. Het Multicultureel Netwerk Defensie adviseert
over de benaderingswijze bij het werven van jongeren met een biculturele
achtergrond. Dat zullen we daarbij betrekken.
Mevrouw Belhaj had ook een vraag gesteld over de subsidies in bredere
zin. Die subsidies worden geëvalueerd zoals we bij iedere subsidie doen.
Na vijf jaar wordt opnieuw gekeken in hoeverre ze nog functioneren.
Daarmee lopen ze gewoon door. Ze worden geëvalueerd. Op basis van de
evaluatie wordt besloten wat we daarmee gaan doen. Ze zijn dus niet
stopgezet. Dat was volgens mij uw zorg: zijn ze nu ineens stopgezet?
Nee. Er vindt na vijf jaar een evaluatie plaats, zoals bij iedere
subsidie. Op basis van de uitkomst van die evaluatie wordt besloten wat
we daar verder mee gaan doen. Die evaluatie wordt voor het einde van dit
jaar afgerond. Dan weten we dus ook hoe we ermee verder kunnen
gaan.
Mevrouw Belhaj (D66):
Oké, dat begrijp ik. Dat moet. Je moet het evalueren. Het is nu alleen
uit de begroting gehaald per 1 januari. Dat vind ik best verwarrend,
want toen ik daar schriftelijk naar vroeg, was het antwoord dat er eerst
geëvalueerd moest worden en dat er dan pas verder gekeken kon worden.
Het hoeft niet nu, en het evalueren snap ik ook. Maar als je er aandacht
aan wilt besteden, vind ik het een raar beeld dat ze begrotingstechnisch
gezien eruit geschrapt zijn. Dat geeft wel een vreemd beeld. Maar dat
kan ook nog voor de begroting.
Staatssecretaris Visser:
Wij zullen dat voor de begroting even laten weten. Die vraag kunnen we
niet direct beantwoorden.
In dit kader vroeg mevrouw Belhaj ook wat ik concreet ga doen op het
gebied van werving in het kader van diversiteit en inclusiviteit. Zoals
ik net al aangaf, is het belangrijk dat de randvoorwaarden voor die
sociale, veilige omgeving ook in dit kader worden ingevuld. Wij zullen
het beleidspad verder gaan vormgeven op basis van de brief die er nu
ligt en het onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Samen met
de netwerken die ook genoemd staan in die brief gaan we kijken hoe de
werving beter kan, want dat staat daar ook als opdracht in. Daar kom ik
ook op terug in het kader van het algemene personeelsbeleid.
De voorzitter:
En dat doet u in de tweede termijn of op een later moment?
Staatssecretaris Visser:
Nee, dat is in het kader van het verdere uitwerken van het beleidsplan
inclusiviteit en diversiteit. Daarin staan een aantal actiepunten
opgenoemd, inclusief met wie we samenwerken en onder welke
randvoorwaarden. Dat moet nu verder worden uitgewerkt. Dat beleidsplan
komt dus naar de Kamer toe. Het is bijna gereed. Als het gereed is, zal
het zo snel mogelijk naar de Kamer komen. Daarin zullen een aantal
vragen die mevrouw Belhaj stelt, bijvoorbeeld hoe de werving en het
behoud beter kunnen, beantwoord worden. Op haar vraag of het een lange
maar wel noodzakelijke weg is naar inclusiviteit is het antwoord
ja.
Dan heb ik de subsidievragen ook beantwoord. Ik kijk nu even naar het
punt "overig", om het zo maar oneerbiedig te noemen. Ik wil beginnen met
de middensomproblematiek van mevrouw Bruins Slot. De middelen die u
noemde voor de middensomproblematiek hadden tot doel om het budget voor
de vulling van de organisatie weer op orde te brengen. Het extra budget
zorgt ervoor dat we nu weer nagenoeg voldoende budget hebben voor een
gevulde organisatie. Mijn aandacht gaat nu uit naar het weer omhoog
krijgen van die vulling. Dat is een groot probleem, waar ik naar moet
kijken; dat hebben we net ook besproken. U vroeg: is er voldoende budget
voor nu? Ja, dat is er. Daar kunnen we dus mee aan de slag.
Dan vroeg u of de medische zorg onder de maat is. U noemde een aantal
voorbeelden. De meeste medische zorgbedrijven van Defensie zijn
gecertificeerd met een kwaliteitszorgsysteem of zijn met die
certificatie bezig. Onderdeel van deze kwaliteitszorg zijn de periodieke
audits. Naar aanleiding van deze audits worden ook verbeterplannen
gemaakt. De vastgoedbehoefte voor verbetering van de infrastructuur
vergt een meerjarige inspanning. Voor de eerste fase van 2017 tot 2021
bent u hierover geïnformeerd door mijn ambtsvoorganger. Er wordt dus aan
gewerkt om dit beter te krijgen. Het is nog niet op orde, maar de
stappen die voor de komende vier jaar nodig zijn, zijn geïdentificeerd.
De komende vier jaar moet daar invulling aan worden gegeven.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Die medische zorg is natuurlijk ontzettend belangrijk voor het welzijn
van de militairen. De discussie over bijvoorbeeld betere infrastructuur
speelt nu al een dikke twaalf jaar. Ik snap ook waarom dat nog niet tot
stand is gekomen. Er is in die jaren natuurlijk fiks bezuinigd op
Defensie. Men heeft keuzes moeten maken in wat men kon doen. Maar nu is
er extra geld. Daarnaast gaat het niet goed met de infrastructuur van
Paresto, de restaurantbedrijven bij de kazernes. Als er muizenplagen
zijn waar de militairen hun eten krijgen, is dat één van de basiszaken
die niet goed gaan. Dat staat ook zeer duidelijk in het rapport van de
inspecteur.
Daarnaast zien we dat mensen door de reorganisatie nog niet helemaal
geland zijn en op bepaalde punten niet precies weten hoe de protocollen
werken. Kan de staatssecretaris samen met de IMG de belangrijkste acties
eens op een rij zetten die op korte termijn worden genomen? Kan zij
daarbij ook aangeven wie er in de lead is en hoe dit in de komende
periode gerealiseerd moet worden? Dan kunnen we als Kamer beter volgen
of er nu eindelijk snel genoeg stappen gezet worden.
Staatssecretaris Visser:
Ja, ik zal een overzicht verstrekken van wat er nog moet gebeuren en wie
er in de lead is.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Nog een kleine vervolgvraag. Is het mogelijk om dat in ieder geval begin
volgend jaar aan de Kamer te doen toekomen, ongeveer tegelijk met de
Defensienota?
Staatssecretaris Visser:
Ja. Dit is een specifieke vraag, dus ik stel voor om dit los van de
Defensienota toe te sturen maar wel zo snel mogelijk, zodat de Kamer
daar inzicht in heeft.
Mevrouw Karabulut vroeg naar de stand van zaken rond het onderzoek van
het RIVM. Wanneer komt dat er? Het RIVM is verantwoordelijk voor het
onderzoek zelf en de planning daarvan. De duur van het onderzoek is dus
ook afhankelijk van de bevindingen van het RIVM. Over de voortgang wordt
de Kamer vaak geïnformeerd, via een brief. De volgende brief met
voortgangsrapportage is gepland voor januari 2018. Mocht er aanleiding
zijn om eerder te rapporteren, dan zal ik dat doen. Ik verwacht dat het
rapport zelf in het voorjaar van 2018 zal worden opgeleverd, maar het
RIVM heeft ervoor gekozen om een wat breder onderzoek te doen en heeft
dus aangekondigd daar meer tijd voor nodig te hebben. Daarom is de
planning ook iets opgeschoven. De reguliere voortgangsbrief die nu
gepland staat, kunt u in januari 2018 verwachten. Als daar eerder
aanleiding toe is, zal ik u eerder over het onderzoek informeren.
Ik kom bij de vragen van mevrouw Popken over het AOW-gat. Zij sprak over
het pensioengat, maar ik denk dat zij het AOW-gat bedoelde. Deze
discussie heeft langere tijd in deze Kamer plaatsgevonden. Mevrouw
Popken gaf al aan dat ik er zelf ook een motie over heb ingediend. Wij
denken dat het AOW-gat op een goede manier is opgelost door de huidige
90%-oplossing, die ervoor zorgt dat niemand meer in een onaanvaardbare
positie kan komen. Ik word hierin ook gesterkt door het feit dat de
Centrale Raad van Beroep voor zowel burgers als militairen heeft
geoordeeld dat de voorziening die getroffen is, toereikend is. Daarmee
is wat mij betreft de discussie aan de Kamer. U vraagt mij wat er nu nog
wordt gedaan. De Centrale Raad van Beroep heeft een uitspraak gedaan.
Die heeft geoordeeld dat de oplossing toereikend is. Daarmee is hieraan
wat ons betreft invulling gegeven.
Mevrouw Popken heeft ook gevraagd naar het aantal afwijzingen bij de
KMar. De trend is niet anders dan in het verleden. De KMar zoekt uit de
sollicitanten naar de meest geschikte kandidaten. In het verleden heeft
dit steeds geleid tot een 100% realisatie van de aanstellingsopdracht.
De verwachting is dat het dit jaar niet anders zal zijn. De eisen zijn
blijkbaar hoog, waardoor veel mensen in de tussentijd afvallen.
Voorzitter, volgens mij heb ik hiermee alle vragen in eerste termijn
beantwoord. Zo niet, dan hoor ik dat graag.
De voorzitter:
Ik zie de collega's geen aanstalten maken om zich acuut te melden, dus
ik denk dat we daarvoor ruimte hebben in de tweede termijn. Ik dank de
staatssecretaris voor haar beantwoording in eerste termijn. Wij gaan nu
door naar de tweede termijn. We gaan dat weer doen in de volgorde die we
zonet hebben gehanteerd. Ik ga de leden ook melden wat hun resterende
spreektijd is vanuit de eerste termijn. Ik begin bij mevrouw Popken. Zij
heeft nog anderhalve minuut. Mevrouw Popken, aan u het woord.
Mevrouw Popken (PVV):
Dank voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording in
eerste termijn. Ik ben blij te horen dat een extern onderzoek wordt
ingesteld. Dit is natuurlijk een ontzettend serieuze zaak en ik vind het
goed dat dit wordt opgepakt. Het punt dat ik eerder heb gemaakt, blijft
voor mij wel nog steeds staan. Als een interne hoorzitting gewoon flut
is, als mensen gewoon bedreigd worden, als mensen zich gewoon niet
veilig voelen om hun zegje te doen en als er mensen bij aanwezig zijn
die onderdeel uitmaakten van het misbruik en de vernedering, dan twijfel
ik aan de waarde van zo'n interne hoorzitting en dan vind ik dat dit
allemaal weer onderdeel moet zijn van het onderzoek. Maar goed, u heeft
gezegd dat het niet uitgesloten is dat het gebeurt. Ik wacht daarop het
onderzoek en het rapport af.
Ik wil graag mede namens mijn collega's Belhaj, Bruins Slot, Diks,
Karabulut, Ploumen en Van den Bosch een motie indienen.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er afgelopen jaren meerdere serieuze incidenten hebben
plaatsgevonden op de kazerne Schaarsbergen;
constaterende dat de incidenten ertoe geleid hebben dat meerdere
slachtoffers hun dienstverband bij Defensie beëindigd hebben;
constaterende dat de slachtoffers tot op de dag van vandaag psychische,
sociale en economische schade ondervinden door hetgeen hun overkomen
is;
van mening dat de daders van deze incidenten opgespoord en berecht
moeten worden;
van mening dat Defensie een zorgplicht heeft voor haar personeel, maar
ook voor personeel dat Defensie door dergelijke incidenten gedwongen
heeft moeten verlaten;
verzoekt de regering de slachtoffers van de incidenten in Schaarsbergen
psychologische hulp en persoonlijke begeleiding aan te bieden, zolang
zij dat nodig hebben,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Popken, Belhaj, Bruins Slot,
Diks, Karabulut, Ploumen en Van den Bosch.
Zij krijgt nr. 19 (34775-X).
Mevrouw Popken (PVV):
Dank, voorzitter. Ondanks de toezegging van de minister dat zij
inderdaad bereid is om te kijken welke zorg zij nodig hebben, wil ik
door het indienen van een motie zeker weten of garanderen dat zij die
zorg ook krijgen.
Gezien de tijd, wil ik nog heel kort iets zeggen over het externe
meldpunt dat er al dan niet gaat komen. Voor mijn partij is het van
belang dat de mensen die zich nu in deze situatie bevinden, zich gehoord
voelen als zich problemen voordoen en ergens naartoe kunnen. Of dat via
een extern meldpunt gaat of dat de commissie dat op zich gaat nemen, dat
laten we nu even in het midden. Ik denk wel dat het van belang is dat de
mensen nog liever gisteren dan vandaag weten waar zij naartoe kunnen. Ik
roep de staatssecretaris dan ook op om zo snel mogelijk bekend te maken
waar iedereen naartoe kan.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Popken. Dan ga ik het woord geven aan de heer Van
den Bosch. Hij heeft nog drieënhalve minuut.
De heer Van den Bosch (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik dacht "laat ik het maar niet bij interruptie
doen", dus ik geef de staatssecretaris het volgende nu nog even mee. Ik
had haar gevraagd om nog eens goed te kijken naar andere dingen die we
hebben meegemaakt. Hoe kunnen we nu gaan regelen dat het juist
carrièrebevorderend kan zijn als je kritisch bent of als je kritiek hebt
op de organisatie? Ik denk hierbij ook aan eerdere incidenten. Ik zou
mede aan de staatssecretaris willen vragen om hier ook eens met de
vakbonden en met anderen over te praten. Volgens mij willen we dat ook
graag, maar ik wil het hier toch nog een keer gezegd hebben. Want er
moet natuurlijk meer gebeuren. Het moet een plus zijn als je kritisch
bent. Dat is wat ik wou zeggen.
Ik wil de staatssecretaris hartelijk danken voor haar duidelijkheid, zo
mag ik wel zeggen. Wat mij betreft zat er geen woord Spaans bij alles
wat zij heeft gezegd. Dat geldt zeker als het ging over het grote
incident in Schaarsbergen. Ik wil er wel bij zeggen dat wij volgens mij
allen — de staatssecretaris, de regering, deze volksvertegenwoordigers,
de mensen in de zaal en de vakbonden — huiveren van wat er allemaal is
gebeurd. Volgens mij is daar geen twijfel over mogelijk. Dat vinden we
met z'n allen en dat hadden wij eigenlijk liever gisteren opgelost dan
vandaag.
Het volgende wil ik hier toch ook wel tegen mijn collega's hebben
gezegd. Wij zitten hier als volksvertegenwoordigers. De staatssecretaris
zit er ook als werkgever. Dat is een andere rol en dat geldt ook voor de
vakbonden. Het kan zomaar gebeuren dat zowel de daders als de
slachtoffers lid zijn van dezelfde vakbond. Dat zijn dilemma's waar je
op een fatsoenlijke, zorgvuldige manier mee om moet gaan. Dat geeft de
staatssecretaris ook aan. Want het gaat uiteindelijk om het
eindresultaat. Soms kan snelheid het eindresultaat in de weg staan. Dat
wil ik toch ook maar meegeven aan iedereen in deze zaal. Maar nogmaals,
ons ongeduld is groot, en dat geldt ook voor de staatssecretaris.
Ik wil nog een opmerking maken die ik in mijn eerste termijn niet heb
gemaakt. Ik ben ernstig geschrokken van de verhalen over drugsgebruik.
Het betreft hier sowieso een maatschappelijk verschijnsel maar het komt
blijkbaar ook bij Defensie voor. In een niet nader te noemen grote krant
in Nederland las ik net dat uit onderzoek blijkt dat een op de zes
mensen in Nederland die werken, last heeft van intimidatie, zoals
seksuele intimidatie, en noem maar op. Het is dus niet alleen een
probleem van Defensie, het is een probleem van onze samenleving. Nou,
dat zal het CDA aanspreken waar het gaat om de morele discussie die we
daarover met elkaar moeten voeren. Het is namelijk echt een discussie
die we ook als politiek met elkaar moeten voeren omdat dat er blijkbaar
wat mis is in onze samenleving, maar dat dit bij Defensie gebeurt maakt
het natuurlijk extra wrang omdat dit een organisatie is waarin je je
juist extra veilig moet voelen. Dat wil ik nog gezegd hebben.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mijnheer Van den Bosch. Dan gaan we nu naar mevrouw Diks,
die nog een minuut spreektijd heeft.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
O, ik dacht maar tien seconden of zo.
De voorzitter:
Ik heb het naar beneden afgerond, althans de spreektijd die u gebruikt
heeft en niet de spreektijd die u nog had.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Helemaal fijn, dank u wel.
Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de uitgebreide en kundige
beantwoording. Het is helder dat deze commissie nadrukkelijk heeft
aangegeven dat de wantoestanden die zich op enkele plekken binnen
Defensie hebben afgespeeld, gewoon niet kunnen. De staatsecretaris heeft
in dergelijke bewoordingen aangegeven dat dit ook volgens haar echt niet
tot het normale gedrag behoort en dat zij het op allerlei manieren gaat
aanpakken en er actie op zal gaan ondernemen.
In eerste termijn had ik nog gevraagd om een actieprogramma om snel het
nieuwe personeel te werven. De staatssecretaris heeft aangegeven dat er
een aantal randvoorwaardelijke zaken worden aangepakt maar ik zou mij
ook kunnen voorstellen dat zij er nu nog wat nader op ingaat.
Ten slotte wil ik nog een motie indienen. De staatssecretaris geeft aan
dat ook binnen het huidige reglement ontgroeningen niet mogen.
Desondanks gebeuren er bij inwijdingsrituelen allerhande zaken die het
daglicht niet kunnen verdragen. Daarover dien ik de volgende motie
in.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat militairen bij hun inwijdingsritueel zijn vernederd en
seksueel misbruikt;
overwegende dat inwijdingsrituelen dienen ter versteviging van de band
tussen eenheden en het verleggen van de fysieke grenzen, maar nimmer tot
doel mogen hebben om de hiërarchische structuur te verstevigen door
middel van vernedering;
verzoekt de regering per ommegaande een zerotolerancebeleid in werking
te doen treden ten aanzien van het toepassen van vernedering en seksueel
misbruik bij inwijdingsrituelen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Diks, Ploumen en Karabulut. Naar
mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 20 (34775-X).
Dan is nu het woord aan mevrouw Bruins Slot, die nog twee minuten
spreektijd heeft.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Voorzitter. Ik wil de staatssecretaris bedanken voor haar heldere
antwoorden en de duidelijke richting die zij aangeeft. Ik heb heel
helder van haar gehoord dat zij samen met de minister gaat bouwen aan
het vertrouwen in het personeel. Dat ziet dan niet alleen toe op de
ellendige gebeurtenissen in Schaarsbergen waarvan de staatssecretaris
duidelijk aangeeft dat er een extern en onafhankelijk onderzoek komt en
dat de slachtoffers kunnen rekenen op goede ondersteuning en zorg, maar
het ziet er vooral ook op dat we dit onacceptabele gedrag in de
Defensieorganisatie waar dat nog voorkomt, moeten uitroeien. Dat brengt
ons ook weer terug bij het feit dat er ook heel veel goed gaat bij
Defensie en dat de militairen en de burgers bij Defensie zich dag in,
dag uit inzetten voor onze eigen veiligheid en die van andere mensen in
de wereld. Daarvoor is het nodig dat we veel personeel krijgen en dat de
Defensieorganisatie kan groeien. Het is goed dat de staatssecretaris
daarop in de Defensienota terugkomt.
Ik heb nog wel een vraag over de middensomproblematiek. De
staatssecretaris zei eigenlijk: maak je geen zorgen, we hebben genoeg
geld om het juiste personeel aan te nemen en ze de juiste functies te
laten vervullen. Alleen, de Auditdienst Rijk had het in zijn rapport van
mei jongstleden wel over een gat van 70 miljoen dat er gewoon nog aan
vastzit. Ziet het antwoord van de staatssecretaris nu op de huidige
vulling of op de complete vulling? Die 70 miljoen is namelijk wel een
heel groot bedrag.
Voordat ik afsluit, merk ik nog op dat het goed is dat de
staatssecretaris ook zegt dat ze steekproefsgewijs naar die gebruikte
clausule, die zwijgcontractclausule gaat kijken, en dat zij daar ook
werk van gaat maken. Ze zegt dat de uitkomst van het onderzoek van de
commissie in het eerste kwartaal van volgend jaar bekend is. Ik ga er
dan eigenlijk van uit dat er voor het eind van deze maand een
onderzoekscommissie is. Dat zeg ik met een vraagteken.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bruins Slot. Dan gaan we naar mevrouw Karabulut. Zij
heeft twee minuten.
Mevrouw Karabulut (SP):
Dank u wel, voorzitter.
Ik bedank de staatssecretaris en ik hoop dat dit het begin is en dat
rechtgedaan wordt aan de slachtoffers, dat alle onderzoeken die tot op
heden zijn gedaan, worden omgezet in concrete veranderingen bij
Defensie, want dat is nodig, en dat daarmee ook rechtgedaan wordt aan al
die mannen en vrouwen die met hart en ziel werken voor deze
organisatie.
Het is belangrijk dat dat er een extern onderzoek komt en dat deze
personen onafhankelijk zijn en alle mogelijke middelen krijgen om de
onderzoeken te verrichten. Daarom dien ik de volgende motie in.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat de voorvallen met betrekking tot intimidatie en seksueel
geweld niet thuishoren in de Nederlandse krijgsmacht;
overwegende dat in 2006 en 2010 diepgaande rapporten zijn verschenen,
die onvoldoende effect in de uitvoering hebben gehad;
overwegende dat de staatssecretaris extern en onafhankelijk onderzoek
laat doen;
verzoekt de regering de commissie die dit onafhankelijk en extern
onderzoek gaat doen, voldoende middelen en mogelijkheden te geven om ook
de praktijk mede bij de operationele eenheden te onderzoeken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Karabulut, Bruins Slot, Popken,
Belhaj, Ploumen, Van den Bosch, Voordewind en Diks.
Zij krijgt nr. 21 (34755-X).
Mevrouw Karabulut (SP):
Ik heb nog een tweede motie. Ik vind het heel goed dat de minister
duidelijk aangeeft dat wat er is gebeurd, absoluut niet kan en mensen
oproept om zich te melden. Daartoe moet er wel een meldpunt zijn. Daarom
dien ik de volgende motie in.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat intimidatie en seksueel geweld in de Nederlandse
krijgsmacht onacceptabel is;
overwegende dat de Nederlandse Defensieleiding meerdere malen in goed
vertrouwen heeft geprobeerd een einde te maken aan het wangedrag en
hierin tekortschiet;
verzoekt de regering tot het instellen van een onafhankelijk meldpunt
over wangedrag (intimidatie en seksueel geweld);
verzoekt de regering tevens dit meldpunt los te maken van de
Defensieorganisatie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Karabulut en Ploumen. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 22 (34755-X).
Mevrouw Karabulut (SP):
Als de staatssecretaris dit tijdelijk wil doen en wil koppelen aan het
extern in te stellen onderzoeksteam, dan is dat prima. Als het maar snel
gebeurt, als de mensen maar direct de meldingen kunnen doen bij dit
meldpunt.
De voorzitter:
Dan gaan we naar mevrouw Belhaj. Zij heeft een minuut.
Mevrouw Belhaj (D66):
Voorzitter, dank u wel. Ik bedank de staatssecretaris voor de
beantwoording van de vragen. Ik denk dat het belangrijk is dat we
vandaag een goede discussie hebben gevoerd. Het is belangrijk dat de
stilte is doorbroken en ik hoop van harte dat dit na vandaag niet
ophoudt. Mensen lezen de krant, soms kunnen herinneringen binnenkomen,
soms denken mensen: moet ik er nu nog wat van zeggen? Wat ik zeg, is:
doe dat alsjeblieft. Ik roep de media ertoe op om als mensen zich
melden, die ook door te verwijzen naar Defensie, om ervoor te zorgen dat
mensen niet te veel psychische klachten krijgen en te lang wachten om
alsnog hun recht te halen. Ik dank ook de jongens en hun ouders voor hun
dapperheid.
Voorzitter. Ik heb tot slot nog een motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat iedere militair en burger werkzaam bij Defensie veilig
zijn werk moet kunnen doen en zich veilig moet voelen om melding te
maken van misstanden indien aan de orde;
overwegende dat de minister en de staatssecretaris aangeven onderzoek te
doen naar de fysieke veiligheid en een extern onderzoek te doen dat
gericht is op de sociale veiligheid;
overwegende dat het van belang is om alert te zijn op alle relevante
elementen die risicoverhogend zijn, zoals een angstcultuur waardoor
excessen kunnen plaatsvinden en werknemers slachtoffer kunnen
worden;
constaterende dat een veilige fysieke en sociale werkomgeving bij
Defensie een basisvoorwaarde is om werkzaamheden te kunnen uitoefenen,
evenals dat het ontoelaatbaar is dat een angstcultuur individuen
belemmert om misstanden aan de orde te stellen;
verzoekt de regering binnen het externe onderzoek naar sociale
veiligheid ook extra alert te zijn op de signalen die op een
angstcultuur zouden kunnen wijzen binnen Defensie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Belhaj, Bruins Slot, Karabulut,
Van den Bosch, Ploumen, Voordewind en Diks.
Zij krijgt nr. 23 (34755-X).
Mevrouw Belhaj (D66):
Tot slot hoop ik dat de staatssecretaris genoeg sensitiviteit in acht
zal nemen opdat de mensen die zitting nemen in het onderzoeksteam, op
geen enkele wijze door mensen gewantrouwd worden. Ook moet er extra
alertheid zijn op mensen die wellicht buiten dienst zijn die anderen
niet het vertrouwen geven dat ze nodig hebben.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Belhaj. Ten slotte gaan we naar mevrouw Ploumen, die
nog twee minuten spreektijd heeft.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Voorzitter, dank u wel. Ik dank de staatssecretaris voor een aantal
belangrijke toezeggingen. We hopen dat ze die snel zal effectueren.
Tegelijkertijd constateer ik dat de inwijdingsrituelen blijkbaar te vaak
een alibi zijn voor ernstige praktijken. Ook de vakbond wijst daarop.
Daarom dien ik de volgende motie in.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat intimidatie en seksueel geweld in de Nederlandse
krijgsmacht onacceptabel zijn;
overwegende dat ontgroeningen een belangrijk onderdeel van de cultuur in
militaire dienst zijn, die vaker leiden tot onacceptabele
praktijken;
overwegende dat de pogingen om het verband tussen ontgroeningen en
ontsporingen te voorkomen tekortschieten;
verzoekt de regering tot het instellen van een expliciet verbod op
ontgroeningen binnen de Defensieorganisatie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ploumen, Karabulut en Diks. Naar
mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 24 (34755-X).
De voorzitter:
Mevrouw Ploumen heeft geen verdere moties. Dan zijn dit de moties die
zijn ingediend.
Na overleg met de staatssecretaris schors ik de vergadering tot 13.30
uur. Ik zie u hier dan graag weer terug.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Wij gaan verder met het WGO Personeel. De staatssecretaris gaat haar
beantwoording in tweede termijn doen en zal daarbij een reactie geven op
de moties.
Staatssecretaris Visser:
Voorzitter. Volgens mij hebben alle commissieleden uitgesproken dat zij
de steun aan de slachtoffers onderschrijven en dat daar voldoende
aandacht voor moet zijn. Daar is ook een motie over ingediend. Verder is
er gesproken over een extern onderzoek, dat er zo snel mogelijk moet
komen, evenals de resultaten. De heer Van den Bosch vroeg: hoe kom je nu
naar een cultuur waarbij kritiek wordt bevorderd en je daarvan ook
gebruikmaakt, in plaats van die te bestraffen? Het externe onderzoek is
vooral ook bedoeld om vast te stellen welke elementen daarvoor nodig
zijn. Vervolgens is het een traject dat de komende jaren zal moeten
worden ingezet, want het is een cultuurtraject. Ik geloof dat mevrouw
Ploumen dat in de eerste termijn al had aangegeven. Het kost gewoon heel
veel tijd. Er zullen dingen niet altijd even goed gaan. Wij zullen
constateren dat een aantal dingen nog niet goed loopt. Dat is precies
een van de redenen waarom wij dit traject willen inzetten, zowel voor de
sociale veiligheid als voor de fysieke veiligheid.
Mevrouw Bruins Slot heeft een aantal vragen gesteld over de
middensomproblematiek. Ik heb even navraag gedaan. Er is nagenoeg
voldoende budget voor volledige vulling; 98% in 2018. Wij verwachten op
basis van het gehele personeelsbudget dat wij daarvoor voldoende budget
kunnen gaan vinden. De grootste aandacht gaat nu uit naar de vulling
überhaupt, om te komen tot een volledige vulling. Maar in principe is er
voldoende budget voor 2018 om hieraan te voldoen.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Het klopt natuurlijk dat de prioriteit ligt bij het vergroten van de
vulling voor 2018. Betekent dit dat het voor komende jaren een blijvend
probleem is om dit voor elkaar te krijgen, ook als wij erin slagen om de
vulling te vergroten? Zo ja, hoe gaat de staatssecretaris daar dan mee
om? Ik vraag dat ook omdat de Auditdienst Rijk natuurlijk uitgaat van
een bedrag van 70 miljoen in een rapport van mei jongstleden, terwijl de
staatssecretaris uitgaat van een bedrag van 39 miljoen. Dat is een groot
verschil.
Staatssecretaris Visser:
Ik kan het in ieder geval voor volgend jaar aangeven. Wij zullen even
moeten kijken naar wat het voor de langere termijn gaat betekenen. Laten
wij dit betrekken bij de Defensienota en dan bezien hoe wij dit
financieel gaan vormgeven. Dat is een van de belangrijke opgaven. Voor
2018 is er in ieder geval nagenoeg voldoende budget: 98%
Dan kom ik op de vraag van mevrouw Belhaij over de subsidies. Ik heb
daar navraag naar gedaan. In afwachting van de evaluatie zijn de
beschikbare middelen gereserveerd op een algemene post. In de tabel in
de begroting is die opgenomen onder de weergave "subsidies te
verstrekken na evaluatie". Het geld is dus niet verdwenen; het is alleen
nog niet verstrekt. Dat zeg ik om aan te geven dat het geld niet zomaar
is verdwenen in afwachting van de evaluatie.
Volgens mij waren dat de specifieke vragen die in de tweede ronde nog
aan de orde zijn gekomen.
De voorzitter:
Ja, ik denk dat dat het geval is.
Staatssecretaris Visser:
Dan wil ik nu overgaan tot de beoordeling van de moties. De motie-Popken
c.s. op stuk nr. 19 is volgens mij door alle hier aanwezige Kamerleden
ondertekend. Ik heb zelf in mijn eerste termijn al aangegeven dat ik het
hier absoluut mee eens ben, dus ik laat het oordeel over deze motie aan
de Kamer over.
Ik snap de oproep van de indieners van de motie-Diks c.s. op stuk nr.
20. Ik heb al aangegeven dat een en ander niet thuishoort bij
inwijdingsrituelen. De motie gaat over een verbod op vernedering bij
inwijdingsrituelen bij Defensie. Het mag ook niet; het is nu ook al
verboden. In de constatering wordt door de indieners aangegeven dat
militairen bij hun inwijdingsritueel worden vernederd en seksueel
misbruikt. Dat is niet algemeen zo, want het mag gewoon niet. Dus die
constatering deel ik ook niet. Wat aan de regering wordt verzocht, is nu
al de praktijk en dat is nu al de regel. Daarmee is het een overbodige
motie en daarom ontraad ik haar.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Ik snap dat de staatssecretaris dat zegt. Zij heeft vandaag al een paar
keer gezegd dat het staand beleid is en dat het niet mag voorkomen, maar
daaruit volgt niet dat het niet voorkomt. Dat is nou juist het hele
grote probleem: het mag allemaal niet, maar het gebeurt wel. Daarom vind
ik het van belang dat er wel een zerotolerancebeleid hierop komt en dat
mensen weten waar ze aan toe zijn als het voorkomt, namelijk: als je je
schuldig maakt aan dit soort gedrag, wegwezen!
Staatssecretaris Visser:
Volgens mij heb ik daar in mijn brief ook heldere bewoordingen voor
gebruikt, namelijk dat dit niet getolereerd wordt en dat ik niet schroom
om met ontslag te dreigen dan wel daartoe over te gaan. Daarmee is dit
dus staand beleid, is de motie overbodig en ontraad ik haar.
In de motie op stuk nr. 21 van mevrouw Karabulut wordt de regering
verzocht onafhankelijk en extern onderzoek te doen, daarvoor voldoende
middelen ter beschikking te stellen en ook in de praktijk te gaan
kijken. Deze motie geef ik oordeel Kamer. Wij zullen deze commissie
voldoende middelen gaan geven om haar onderzoek onafhankelijk en extern
te kunnen gaan uitvoeren. In mijn beantwoording in eerste termijn heb ik
ook aangegeven hoe wij omgaan met operationele eenheden en hoe we daar
invulling aan willen gaan geven.
Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 22. Daar hebben we het ook in de
eerste termijn over gehad. Ik snap de oproep. Ik heb ook al aangegeven
wat ik wel doe en dat het onderzoek dat nu wordt ingesteld juist bedoeld
is om te kijken waar het meldpunt moet worden opgehangen, binnen of
buiten Defensie, op welke wijze, wat de voor- en nadelen zijn en welke
afweging we daarin maken. Ik zou de indieners dus willen oproepen om te
wachten met deze motie. Wij gaan onderzoek doen en wij gaan de commissie
vragen om in ieder geval een mailadres en telefoonnummer ter beschikking
te stellen, om naar de mensen die zich daar melden te luisteren en dat
te betrekken in het onderzoek dan wel door te verwijzen daar waar nodig.
Ik ontraad deze motie dus, want ik wil nog niet overgaan tot dit
besluit. Ik wil juist kunnen onderzoeken waar het meldpunt moet worden
gepositioneerd en welke waarborgen voor onafhankelijkheid en een goede
opvolging moeten zijn ingevuld.
Mevrouw Karabulut (SP):
Maar het klopt toch dat de staatssecretaris tegelijkertijd, gekoppeld
aan die onafhankelijke commissie die extern onderzoek moet verrichten,
zo snel als mogelijk, omdat dat nodig is, een meldpunt gaat openen in
overleg met de vakbonden? Dan kan de staatssecretaris deze motie toch
ook zien als ondersteuning van beleid? Als de staatssecretaris dat op
die manier wil gaan invullen, dan vinden de indieners dat goed.
Staatssecretaris Visser:
Maar dat heb ik niet gezegd. Ik heb gezegd dat ik alle signalen erbij
wil betrekken, onder andere van de vakbonden maar ook gewoon van mensen
zelf die nu nog steeds bij Defensie werken. Ik heb gezegd dat ik voor de
commissie een telefoonnummer en een e-mailadres wil openstellen voor
meldingen, maar dat ik dat los wil zien van de discussie over hoe het
meldpunt in de toekomst moet worden ingericht. U geeft er nu uw eigen
invulling aan. Die staat ook in de motie opgeschreven. Dat is precies de
reden waarom ik haar ontraad, omdat ik aangeef dat dit onderdeel
uitmaakt van het onderzoek. Ik vind het veel te vroeg om daar dus nu een
oordeel over te vellen. Ik heb aangegeven dat dit wel een van de
onderzoeksvragen is en dat de commissie ook gaat fungeren als meldpunt
in de zin dat daar meldingen kunnen worden gedaan door mensen die door
al deze berichtgeving nog iets aan de orde willen stellen. Dan kan de
commissie ook besluiten wat men met die meldingen kan gaan doen.
Wellicht zegt de melder: ik wil niet dat dit wordt opgepakt. Misschien
zegt de melder: ik wil dat wel. Dan kan hij begeleid worden naar óf
Defensie zelf, óf naar een andere, externe instantie die daarvoor
geëquipeerd is. Maar u geeft zelf al invulling aan het meldpunt,
namelijk dat het extern moet zijn en hoe het moet worden ingevuld, en
dat is de reden waarom ik de motie ontraad.
Mevrouw Karabulut (SP):
En daar is alle reden toe. Er is alle reden toe om niet te wachten tot
na maanden dat onderzoek is afgerond. Er zijn honderden meldingen
binnengekomen bij de Volkskrant. Er zijn tientallen meldingen
binnengekomen bij de vakbond. Er zijn eerdere meldingen onder het tapijt
geveegd. Als de staatssecretaris zegt dat er een meldpunt, een mailadres
en een telefoonnummer, komt, dan is dat toch een meldpunt buiten
Defensie om? Of ik begrijp de onderzoeksopzet en de commissie
verkeerd.
Staatssecretaris Visser:
Bij de commissie kunnen meldingen worden gedaan, maar wat u in de motie
aangeeft, is dat u hoe dan ook een onafhankelijk meldpunt wilt. Zo heb
ik u ook in uw eerste termijn begrepen. U wilt de COID dus niet op deze
manier binnen de Defensieorganisatie. Ik heb aangegeven dat dat
onderdeel is van het onderzoek dat door de externe commissie zal worden
gedaan. In de tussentijd kan de commissie ook fungeren als meldpunt waar
mensen terechtkunnen met hun vragen en eventuele meldingen. Wij hebben
deze discussie nu zowel in de eerste als de tweede termijn gehad, en wij
zijn het niet eens met elkaar, maar ik denk dat wij echt een ander beeld
hebben van wat die commissie moet gaan doen. U geeft aan dat het
volledig onafhankelijk moet zijn en dat het op die manier moet worden
ingericht. Ik heb een tussenstap geschetst. Op die manier zou ik het
willen inrichten. Wij gaan onderzoeken hoe en met welke bevoegdheden het
meldpunt moet worden gepositioneerd. Daar hoort de vraag bij van de
onafhankelijkheid. In de tussentijd kunnen mensen bij de commissie zaken
aan de orde stellen en dingen melden.
De voorzitter:
Ik verzoek u door te gaan met het beoordelen van de moties, want deze
discussie is inderdaad uitgebreid aan bod geweest.
Staatssecretaris Visser:
Dan kom ik op de motie op stuk nr. 23 over signalen over de angstcultuur
binnen Defensie. Ik denk dat wij met deze motie bij het externe
onderzoek prima invulling kunnen gaan geven aan de zorgen zoals ze in
eerste termijn door de Kamer en ook door mijzelf zijn gedeeld, en aan de
onderzoeksvragen. Dus ik zou willen voorstellen om het oordeel hierover
aan de Kamer te laten, want wij kunnen moties niet overnemen bij een
WGO, om aan te geven hoe ik tot deze beoordeling ben gekomen.
Voor de motie op stuk nr. 24 geldt hetzelfde als bij die eerdere motie.
Ik ben het ermee eens dat intimidatie en seksueel geweld onacceptabel
zijn. Alleen staat daar de vraag "verzoekt de regering tot het instellen
van een expliciet verbod op ontgroeningen binnen de
Defensieorganisatie". Dat is al zo. Daarmee is dit een overbodige motie
en daarom ontraad ik haar.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
De staatssecretaris zou haar ook anders kunnen interpreteren en zich op
basis van wat wij niet alleen in dit debat maar ook de afgelopen weken
allemaal gehoord hebben, kunnen realiseren dat de praktijk van
ontgroeningen binnen de krijgsmacht bestaat. De vakbond vraagt niet voor
niks om zo'n verbod. Het zou dan ook goed zijn om de motie te omarmen,
omdat het de staatssecretaris een extra optie geeft om te verduidelijken
wat wel en niet mag. Uiteraard is het oordeel aan de staatssecretaris,
maar als wij toch aan dezelfde kant staan, namelijk "wij willen dit
niet", lijkt deze motie mij een goede manier om dat verder aan te
scherpen.
Staatssecretaris Visser:
Wij staan ook aan dezelfde kant. Volgens mij heb ik naar aanleiding van
een vraag van mevrouw Diks in eerste termijn een toezegging gedaan door
te zeggen: hoe kunnen wij nog duidelijker maken wat er kan en wat er
niet kan? Ik heb ook aangegeven wat er de komende periode intern in de
organisatie gaat plaatsvinden. Wij gaan de gedragscode bespreken, kijken
hoe voorvallen beter geregistreerd kunnen worden en echt aandacht hebben
voor deze problematiek. Alleen, ik ga in op uw verzoek. Uw verzoek is
niet dit; u hebt ook al een toezegging gekregen dat wij dit gaan doen.
Uw verzoek is om iets te verbieden wat al verboden is. Daarom geef ik
het oordeel "overbodig" en daarmee "ontraden".
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Voorzitter, nog één zin.
De voorzitter:
Ja, veel meer sta ik niet toe.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Ik weet niet of wij nader tot elkaar kunnen komen, maar mijn indruk is
dat ook dit aspect onderdeel is van de bredere problematiek in die zin
dat er geen tekort is aan protocollen, voorschriften en regels, maar wel
een tekort aan begrip, uitleg, explicitering en sancties daarop, maar
daar hebben wij het al eerder over gehad. Deze motie helpt de
staatssecretaris om onwenselijk gedrag te verbieden.
Staatssecretaris Visser:
Het gedrag dat hier wordt beschreven is verboden. Het mag niet. U geeft
terecht aan dat het om de naleving gaat. Alleen, wat u vraagt in uw
motie is een verbod. Ik geef u aan dat het al verboden is. Volgens mij
hebben wij het in dit hele debat de afgelopen drieënhalf uur dat wij
hier met elkaar hebben gezeten, gehad over de vraag: hoe kunnen wij
ervoor zorgen dat het gaat om de naleving? Hoe kunnen we ervoor zorgen
dat mensen die zich onveilig voelen, zich veilig gaan voelen om te
melden? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de meldingen op een adequate
manier worden opgepakt? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat we de mensen die
hierdoor in de problemen komen, de slachtoffers, op een adequate manier
helpen? Daar ging dit hele debat over. Dat voel ik als een steun in mijn
rug als ik kijk naar dit hele debat. U vraagt mij in deze motie om iets
te verbieden wat al verboden is. Dat heb ik al een paar keer aangegeven.
Als u zegt "ik zie het als een steun in de rug en ik doe een oproep aan
u om hiermee aan de slag te gaan", dan is mijn antwoord ja, maar
daarvoor heeft u deze motie helemaal niet nodig. Ik heb u al een
toezegging gedaan; daarvoor hebben we dit hele debat gehad. Ik voel mij
meer dan gemotiveerd om met die toezegging aan de slag te gaan. Maar
datgene waar u om vraagt, is al verboden, wordt verboden en blijft
verboden. We moeten er nu voor zorgen dat de organisatie hiermee aan de
slag gaat. Daarvoor geldt dat ik in de komende periode uw nadrukkelijke
steun nodig heb. Ik ga er ook van uit dat u die steun gaat
verlenen.
De voorzitter:
Ik zou graag naar de toezeggingen toe willen. Het lijkt mij dat dat nu
mogelijk moet zijn.
Staatssecretaris Visser:
Ja.
De voorzitter:
Dan gaan we dat doen. Ik verzoek u om even mee te luisteren, zodat we er
later geen onduidelijkheid over kunnen krijgen. We hebben het volgende
genoteerd:
De staatssecretaris zegt toe om in een nog te ontvangen Defensienota expliciet in te gaan op het bevorderen van werving en behoud. Daarbij gaat zij in het bijzonder in op de verdere vormgeving van de adaptieve krijgsmacht, waarbij de ontzorging van werkgevers en werknemers bijzondere aandacht zal krijgen.
De staatssecretaris zegt toe de Kamer voor de plenaire behandeling van de Defensiebegroting te berichten over het waarborgen van subsidies inzake het Multicultureel Netwerk Defensie en het vrouwennetwerk.
De staatssecretaris zegt toe in het eerste kwartaal van 2018 bij de Defensienota een routetijdtabel met betrekking tot medische zorgvoorzieningen aan de Kamer te zullen toesturen.
De staatssecretaris komt in de Defensienota terug op de financiële beslaglegging van de middensomproblematiek.
De staatssecretaris geeft aan dat één toezegging iets anders zou
moeten worden geformuleerd. Dat is waarschijnlijk de toezegging over die
tabel. Of niet?
Staatssecretaris Visser:
Nee, over de subsidies.
De voorzitter:
Die toezegging gaat over het waarborgen van subsidies inzake het
Multicultureel Netwerk Defensie.
Staatssecretaris Visser:
Het gaat erom dat het antwoord voor de plenaire behandeling zou worden
gegeven.
De voorzitter:
Ja, het antwoord komt voor de plenaire behandeling.
Staatssecretaris Visser:
Dat is net al in de tweede termijn gebeurd.
De voorzitter:
Dat is bij dezen gebeurd. Is dat voldoende? Ja, dus die toezegging is
overbodig geworden. De staatssecretaris zegt dat zij dat heeft gedaan.
Nu komt het erop aan of de Kamer dat ook als zodanig wil ervaren. Er is
inderdaad zojuist een antwoord gegeven. De subsidies zijn niet in de
begroting opgenomen.
Mevrouw Belhaj (D66):
Voorzitter, de beantwoording is goed voor nu. Er is eventueel ruimte om
na te denken of het nog nodig is om richting de begroting iets te
doen.
De voorzitter:
Ja, die is er altijd, maar ik moet weten of ik het moet noteren als een
toezegging en dat hangt van u beiden af. Dat hoeft dus niet. Goed, dan
strepen we die door. Dan hebben we, als ik het wel heb, drie
toezeggingen genoteerd. We zijn er één vergeten, volgens mij. Mevrouw
Belhaj.
Mevrouw Belhaj (D66):
Ik mis de opmerking over reservisten en de bereidheid om terug te komen
op diversiteits- en inclusiviteitselementen.
De voorzitter:
Dat is onderdeel van het begrip "adaptieve krijgsmacht". Dat is een ruim
begrip; dat geef ik toe. Daar wordt aandacht aan besteed. We kunnen ook
dat nog een keer verbijzonderen, maar dan worden het wel heel veel
verbijzonderingen onder één stelling.
Mevrouw Belhaj (D66):
Ik zal anders een beetje helpen, want het is wel belangrijk dat het er
expliciet in terugkomt. Ik wil dat de belemmeringen voor reservisten
worden meegenomen in de nota en dat de bereidheid tot diversiteit in de
werving en selectie wordt geëxpliciteerd in het plan van aanpak voor de
werving en selectie. Dat wil ik graag terugzien. Beter dan dit weet ik
het ook niet te formuleren.
De voorzitter:
We gaan de aspecten diversiteit en reservisten toevoegen, maar u moet
ook respecteren dat de verzamelterm "adaptieve krijgsmacht", die u zelf
heeft gebruikt, ook ergens voor staat. We zullen het nog een keer extra
aanstippen.
Ik sluit daarmee deze tweede termijn, met dankzegging aan de
staatssecretaris. We gaan dit wetgevingsoverleg afbreken. We zien u
terug om 14.30 uur voor het volgende wetgevingsoverleg over materieel.
Tot dan.
Sluiting 13.48 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Verslag OSV 6 (2017-2018) van 13 november 2017 |
---|
Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden ontleend. Uit ongecorrigeerde verslagen mag niet letterlijk worden geciteerd. Inlichtingen: verslagdienst@tweedekamer.nl |