Schriftelijke antwoorden op vragen gesteld tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op 22 november 2017
Brief regering
Nummer: 2017D33625, datum: 2017-11-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (Ooit D66 kamerlid)
Onderdeel van zaak 2017Z16043:
- Indiener: S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
- Voortouwcommissie: algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (2012-2021)
- 2017-11-23 10:16: Begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (34775-XVII) (voortzetting) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2017-12-07 13:45: Procedurevergadering (Procedurevergadering), algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (2012-2021)
- 2017-12-13 14:15: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2017-12-14 14:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (š origineel)
Schriftelijke antwoorden van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op vragen gesteld tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op 22 november jl.
Vragen van het lid Van Weerdenburg (PVV)
Vraag
Kan de minister aangeven hoe het staat met het forensisch onderzoek naar
de miljoenenfraude bij AWEPA? Wanneer krijgt de Kamer de resultaten van
dit onderzoek te zien?
Antwoord
Op dit moment vindt het forensisch accountantsonderzoek plaats.
De verwachting is dat de resultaten van dit onderzoek voor eind december
met mij worden gedeeld. Uw Kamer zal zo spoedig mogelijk daarna worden
geĆÆnformeerd.
Vragen van het lid Becker (VVD)
Vraag
Is de minister bereid om haar invloed in de VN-gremia te gebruiken om
andere landen aan te sporen hun verantwoordelijkheid te nemen en het
noodfonds van de VN (CERF) beter te kapitaliseren, zodat Nederland
hierin niet alleen vooroploopt en de gaten moet dichten die andere
landen laten vallen?
Antwoord
Nederland heeft oog voor de stijgende humanitaire noden in de wereld en de daarbij achterblijvende financiering. Het CERF is een belangrijk instrument om te zorgen dat organisaties snel en efficiƫnt hulp kunnen bieden, en heeft daarbij specifiek oog voor vergeten crises. Nederland zal daarom blijven bijdragen aan het CERF. Tegelijkertijd is het belangrijk dat ook anderen hun verantwoordelijkheid nemen en bijdragen aan het verlenen van humanitaire hulp. Het gaat daarbij naast het aantrekken van bijdragen van meer landen, ook om het aanspreken van andere, nieuwe bronnen van financiering. Bijvoorbeeld via de innovatieve kracht van het bedrijfsleven. Ook zet het kabinet zich in voor het beter besteden van het geld dat beschikbaar gesteld wordt, door hierover afspraken te maken met humanitaire organisaties en fondsen. Het kabinet roept in de geƫigende fora op tot het dichten van de financieringskloof, maar ook waar opportuun in bilaterale contacten.
Vraag
Hoe gaat de minister het effect meten van haar beleid in brede zin? Komt
de minister bijvoorbeeld met nieuwe indicatoren die de Kamer meer
inzicht geven in het effect van OS-beleid? Kan de minister aangeven hoe
eenmaal begrote middelen niet jarenlang een automatisme
zijn?
Antwoord
Het kabinet formuleert het beleid op resultaatgerichte wijze.
Dit maakt het beleid meetbaar voor monitoring en evaluatie. Effecten
worden periodiek gemeten via beleidsdoorlichtingen en effectenonderzoek.
De conclusies van die onderzoeken worden meegenomen in de vorming van
nieuw beleid. Kwantitatieve resultaatindicatoren, zoals de 15 die zijn
opgenomen in de begroting, maken hier ook deel van uit. De voortgang op
de indicatoren wordt voorzien van inhoudelijke duiding inclusief de door
de Kamer gewenste succes- en faalfactoren in het Jaarverslag
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Mocht nieuw beleid
aanleiding zijn tot formuleren van nieuwe indicatoren, dan zal ik de
Kamer hierover informeren.Ā
Inzet van financiƫle middelen binnen de BHOS-begroting is geen automatisme. Iedere subsidie kent een maximale duur van 5 jaar, waarna opnieuw nut en noodzaak van deze subsidie gewogen wordt. Bij het opzetten van nieuwe kaders en nieuwe beleidsinzet, worden de conclusies van beleidsdoorlichtingen, effectenonderzoek en voortgang op indicatoren meegenomen.
Vraag
De Algemene Rekenkamer concludeerde onlangs dat beleidsconclusies op het
gebied van OS regelmatig ontbreken. Kan de minister aangeven hoe ze dat
gaat verbeteren en ervoor zorgen dat we echte keuzes kunnen maken, ook
in wat niet werkt?
Antwoord
Het kabinet zal bij het opzetten van nieuwe kaders en nieuwe
beleidsinzet aandacht besteden aan de meetbaarheid van beleid door
monitoring en evaluaties. Daarnaast zijn 15 indicatoren ontwikkeld om de
resultaten van de beleidsinzet op de BHOS-agenda meetbaar te maken. Over
de voortgang zal worden gerapporteerd via het jaarverslag, inclusief een
duiding die een basis zal vormen voor mogelijke bijstelling van de
inzet. Het kabinet zal erop toezien dat de beleidsconclusies en de
eventueel op basis daarvan te nemen bijstellingen in de begroting en het
jaarverslag zijn opgenomen.
Vragen van het lid Diks (GroenLinks)
Vraag
Zijn de extra middelen voor ontwikkelingssamenwerking incidenteel of
structureel? Is dit niet een een eenmalige correctie op de kasschuiven
uit eerdere kabinet?
Antwoord
In het regeerakkoord zijn incidenteel extra middelen beschikbaar gesteld voor de BHOS-begroting. Het gaat ten eerste om het ādichten van een tijdelijke dipā door een correctie van kasschuiven die plaatsvonden onder het vorige kabinet. Hierdoor neemt het ODA-budget toe met EUR 118 miljoen in 2019 oplopend naar EUR 475 miljoen in 2022. Daarnaast worden EUR 1 miljard aan investeringsmiddelen beschikbaar gesteld voor ODA voor de periode 2018 tot en met 2021. Door de maatregelen van het regeerakkoord komt het budget structureel op 0,7% BNI minus EUR 1,4 miljard.
Vraag
Is de minister bereid om zich met de minister van Economische Zaken en
Klimaat en de minister van Landbouw, partnerorganisaties, en lokale
gemeenschappen in te zetten voor grootschalige projecten op het
terugwinnen van landbouwgronden op de Sahara, in het kader van het
initiatief Groene Muur van de Afrikaanse Unie? En wil de minister zich
in het kader van gendergelijkheid hard maken om teruggewonnen
landbouwgronden aan vrouwen te geven? Bijvoorbeeld door intensivering
van het Green Climate Fund?
Antwoord
Het āgroene muurā-project van de Afrikaanse Unie is ambitieus en ik zal de voortgang zeker met interesse volgen. Echter, projecten die zich kenmerken door een top down benadering hebben als nadeel dat zij niet altijd voldoende aansluiten bij de lokale context. Nederland kiest daarom liever voor kleinschaliger interventies die stevig zijn verankerd in de lokale context. Waar mogelijk zullen we daarbij aansluiten bij het āgroene muurā-initiatief. Voorbeelden van projecten die Nederland steunt zijn het DryDev programma met het World Agroforestry Centre, het Sahel Irrigation Initiative en de samenwerking met IFAD voor klimaatadaptatie.
Met OS-middelen worden inmiddels jaarlijks tienduizenden hectares landbouwgrond gerehabiliteerd. Daarbij wordt nadrukkelijk aandacht gegeven aan toegang tot land en duurzaam landgebruik voor vrouwen. Dit leidt tot een betere positie van deze vrouwen, maar heeft ook bewezen positieve effecten op de productiviteit van de landbouw en op de lokale voedselzekerheid. In de resultatenrapportage wordt aangegeven hoeveel vrouwen worden bereikt en hoeveel vrouwen daadwerkelijk landgebruiksrechten verkrijgen door de Nederlandse inzet.
Het Groene Klimaatfonds levert een belangrijke bijdrage aan klimaatacties in ontwikkelingslanden. Nederland draagt hier EUR 100 miljoen aan bij. Volgend jaar zal gesproken worden over middelenaanvulling van het Groene Klimaatfonds, waarbij zal worden meegewogen op welke wijze dit fonds een rol kan spelen bij landdegradatie.
Vraag
Is de minister bereid ervoor te pleiten het multilateraal
investeringshof (MIC) ook voor burgers open te stellen? Wil de minister
bepleitten dat de gehele nationale rechtsgang eerst wordt doorlopen
voordat dit bij de Europese arbitrage hof komt? Welke actie gaat de
minister richting Commissie ondernemen bereid te
ondernemen?
Antwoord
Het multilateraal investeringshof zal zich kunnen uitspreken over bestaande investeringsverdragen. Investeringsverdragen creĆ«ren arbitragemogelijkheden voor internationale investeerders om overheden verantwoordelijk te houden voor het schenden van beginselen van algemeen behoorlijk bestuur (onteigening zonder compensatie, geen eerlijke procesgang, discriminatie). Dit multilateraal investeringshof zal niets veranderen aan de inhoud van bestaande investeringsverdragen. Het hof zal dan ook geen invloed hebben op welke partijen binnen de reikwijdte van zoān verdrag vallen. Het kabinet zal bij de onderhandelingen over dit hof erop inzetten dat derde partijen, zoals NGOs, vakbonden en burgers, kunnen worden gehoord in geschillen die voorliggen bij het multilateraal investeringshof.
Een investeringsverdrag is nodig om investeerders minimale rechtszekerheid en bescherming te bieden. Dat is van belang in landen waar het rechtssysteem niet onafhankelijk is of juridische procedures eindeloos duren. Door het garanderen van rechtszekerheid via investeringsverdragen kunnen dergelijke landen toch investeringen aantrekken, wat een impuls geeft aan de lokale economie en werkgelegenheid. Uitputting van de nationale rechtsgang staat hiermee op gespannen voet en kan het functioneren van een multilateraal investeringshof ondermijnen. U heeft op 17 november jl. de kabinetsappreciatie van het Commissievoorstel ontvangen (Kamerstuk 22 112, nr. 2429).
Vraag
Is de minister bereid om in Europees verband te pleiten voor bindende
voorschriften voor maatschappelijk verantwoorde kledingproductie? Is de
minister bereid om er bij haar collega's voor te pleiten om bij
wetsvoorstellen in de memorie van toelichting een SDG- en mvo-toets op
te nemen, om zo ook de voortgang van de implementatie van de SDG's en
mvo-beleid in Nederland te volgen?
Antwoord
Binnen het textielconvenant zijn bedrijven verplicht hun productielocaties te melden aan het SER-secretariaat. Inmiddels zijn de 2800 productielocaties opgenomen in een publiek toegankelijke databank. Het kabinet is vooralsnog terughoudend als het gaat om wetgeving voor IMVO-doeleinden. Het kabinet wil de ingeslagen weg van vrijwillige samenwerking de kans geven zich te bewijzen als een effectief instrument. Nederland ondervindt veel waardering van andere Europese lidstaten en de Commissie voor deze aanpak. Nederland streeft ook voor de textielsector naar een Europese aanpak. In het regeerakkoord is opgenomen dat de convenantenaanpak over twee jaar wordt geĆ«valueerd, waarna bezien zal worden of en zo ja, welke dwingende maatregelen worden genomen. Een factor is hierbij ook een eerlijk speelveld voor Nederlandse bedrijven; dwingende maatregelen zouden bij voorkeur Europa-breed of internationaal moeten gelden. De Europese Commissie voert inmiddels een impact assessment uit bij voorgenomen regelgeving. Daarin komen veel vragen van de SDGās en MVO aan de orde.
Vraag
Wat is minister van plan op gebied van basisgezondheidszorg en kennis
over hygiƫne? Hoe zal de minister op dit gebied samenwerken met het
ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport?
Antwoord
Binnen het Nederlandse beleid voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) wordt veel aandacht besteed aan versterking van gezondheidssystemen, inclusief basiszorg. Dit gebeurt via de ambassades met een programma op het gebied van SRGR, via subsidies aan SRGR-partnerschappen en internationale NGOās en via grote multilaterale programmaās zoals het Global Fund to Fight Aids, Tuberculosis and Malaria (Global Fund) en de Gavi alliantie die zich inzet voor immunisatie. Het vorige kabinet heeft dit in juni vorig jaar per brief toegelicht (Kamerstuk 33625, nr. 215). Met UNICEF wordt samengewerkt aan programmaās op het terrein van drinkwater en sanitaire voorzieningen. Dit beleid wordt door dit kabinet voortgezet.
De ministeries Buitenlandse Zaken en Volksgezondheid, Welzijn en Sport hebben een gezamenlijke agenda opgesteld om de beleidscoherentie op dit onderwerp te versterken. Deze agenda richt zich onder meer op grensoverschrijdende bedreigingen, toegang tot medicijnen en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, bestrijding hiv/aids en antibioticaresistentie en zal een belangrijke leidraad blijven vormen voor het beleid.
De ministeries werken ook nauw samen met de WHO op prioritaire themaās als toegang tot geneesmiddelen en voorkomen van ziekte-uitbraken. Nederland draagt jaarlijks ongeveer 20 miljoen euro bij aan de WHO. Nederland is sinds dit jaar lid van de uitvoerende Raad van de WHO.
Vragen van het lid Kuik (CDA)
Vraag
In 2018 zet de minister extra geld in voor opvang in de regio en aanpak
van oorzaken van migratie. Is de minister bereid om het Adressing Root
Causes fonds te verhogen?
Antwoord
Het Addressing Root Causes (ARC) Fonds beoogt politieke en sociaaleconomische grondoorzaken van gewapend conflict, instabiliteit en irreguliere migratie aan te pakken. Ophogen van het ARC-fonds is nu niet aan de orde, omdat het programma pas eind 2016 van start is gegaan. Het is belangrijk om eerst te bezien of het aan de verwachtingen voldoet.
Vraag
Vorige week hebben de Kamercommissie voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking en de minister een gesprek gehad met Melinda
Gates over de Global Financing Facility (GFF), een fonds met een
multipliereffect dat zich specifiek inzet voor vrouwen en kinderen. Zou
dit fonds een effectief middel kunnen zijn om als Nederland zich in te
zetten?
Antwoord
De Global Financing Facility (GFF) is een
financieringsinstrument voor de UN Global Strategy for Womenās,
Childrenās and Adolescentsā Health (2016-2030). Daarmee richt de
Facility zich op de belangrijkste gezondheidsuitdagingen van vrouwen,
kinderen en jongeren in de wereld. In deze Facility werken multilaterale
organisaties en donoren samen met nationale partners in de
gezondheidssector om nationale plannen voor gezondheid te financieren.
Het is belangrijk kritisch te volgen hoe algemene uitgangspunten van de
Facility en de Global Strategy, waaronder op het gebied van
vrouwenrechten, op landenniveau worden vertaald en wat de effectiviteit
is.
Vanaf 2018 draagt Nederland via de ambassade in Mozambique EUR 6 miljoen per jaar bij aan de Global Financing Facility in Mozambique. Hierdoor wordt meer inzicht verkregen in de impact op landenniveau en de interactie van het fonds met reeds bestaande initiatieven ten behoeve van de gezondheid en de positie van vrouwen en meisjes.
Vraag
Kan de minister aangeven op basis van welke criteria het extra geld voor
noodhulp wordt uitgegeven, en in hoeverre ook stille crises daar onder
vallen?
Antwoord
Voor het extra geld zullen de gebruikelijke criteria voor noodhulp worden gehanteerd. Dat wil zeggen dat bestedingen plaatsvinden daar waar de nood het hoogst is. Afwegingen die hierbij worden gemaakt zijn vooral: de omvang van de noden en de financieringstekorten; het aantal mensen dat is getroffen; de kwetsbaarheid van een land en capaciteit om zelf hulp te verstrekken en de hoogte van bijdragen van Nederland in het verleden in verhouding tot omvang van nieuwe bijdrage (voorspelbaarheid van de hulp). Een groot deel van de middelen wordt ongeoormerkt ingezet, juist ook om ervoor te zorgen dat ook fondsen voor āvergetenā crises kunnen worden ingezet.Ā Het CERF is een belangrijk instrument om te zorgen dat organisaties snel en efficiĆ«nt hulp kunnen bieden, en heeft daarbij een specifieke voorziening voor vergeten crises.
Vraag
In het regeerakkoord is 10 miljoen gereserveerd om het postennetwerk te
versterken. Kan de minister aangeven hoe het postennetwerk wordt
uitgebreid?
Antwoord
Tijdens de begrotingsbehandeling van Buitenlandse Zaken heeft minister Zijlstra een brief aangekondigd, waarin het kabinet zijn visie op het postennet uiteenzet. In deze brief zal ook worden aangegeven hoe de aangekondigde extra middelen uit het regeerakkoord (oplopend tot EUR 40 miljoen structureel in 2021) worden ingezet. De Kamer ontvangt deze brief in de eerste helft van 2018.
Vragen van het lid Amhaouch (CDA)
Vraag
Kan de minister een overzicht opstellen waarin ze aangeeft welke landen
het beste middels handel gestimuleerd kunnen worden in hun economische
ontwikkeling, en hierbij aangegeven welke criteria de minister
hanteert.
Antwoord
Het landenbeleid en de daaruit voortkomende landenkeuze wordt
de komende maanden uitgewerkt, als onderdeel van de in het voorjaar te
verschijnen nieuwe beleidsnota. Uitgangspunt is hierbij dat economische
ontwikkeling leidt tot banengroei en dat een baan een duurzame uitweg
uit armoede biedt. Daarmee draagt het bij aan de aanpak van
grondoorzaken van conflict en migratie.
Vraag
Kan de minister aangeven hoe de voedselwaardeketen kan worden
versterkt?
Antwoord
Om voedselwaardeketens te ontwikkelen wordt samengewerkt met overheden, de private sector, NGOās en kennisinstellingen (de ādiamondā). Ik ben voornemens zulke samenwerking voort te zetten.
Hierbij wordt met zowel kleine als middelgrote boerenbedrijven samengewerkt. Middelgrote bedrijven hebben vaak een betere uitgangspositie om voedsel voor de markt te produceren en zijn eerder in staat in nieuwe technologieƫn, zoals verbeterd zaad, te investeren. Door samenwerking tussen kleine en grote bedrijven te bevorderen, krijgen ook boeren en boerinnen met kleinere bedrijven beter toegang tot de markt en betere technologieƫn.
Ook wordt onder het partnerschap tussen Nederland en CGIAR, het internationale consortium van landbouwkundige onderzoeksinstellingen, samenwerking bevorderd met Nederlandse kennisinstellingen (zoals Wageningen) en bedrijven. Hierbij wordt onder andere onderzocht hoe droogteresistente zaden en zaden van voedzamere gewassen en ander uitgangsmateriaal beter toegankelijk worden voor boeren en boerinnen in ontwikkelingslanden.
Vraag
Kan de minister aangeven hoe de onderhandelingen over handelsakkoorden
met onder andere Australiƫ, Nieuw-Zeeland, Japan en Indonesiƫ succesvol
tot een goed einde te brengen? Welke lessen uit eerdere evaluaties van
bestaande handelsakkoorden gaat de minister zo spoedig mogelijk
implementeren?
Antwoord
De EU heeft de exclusieve bevoegdheid om namens de lidstaten te onderhandelen over handelsakkoorden met derde landen. De Nederlandse inzet bij bilaterale EU-handelsakkoorden richt zich op het verlagen van tarieven, het wegnemen van onnodige technische belemmeringen, meer toegang voor onze dienstverleners en sterke bepalingen op gebied van duurzaamheid en dierenwelzijn. Nederland zet zich in om de akkoorden met genoemde landen succesvol af te sluiten door de handelspolitiek te vernieuwen en deze duurzamer, inclusiever en transparanter te maken.
De Europese Commissie heeft op 9 november 2017 een horizontale evaluatie gepresenteerd van alle in werking zijnde handelsakkoorden van de Europese Unie. Hieruit blijkt dat gebrek aan bekendheid met en kennis over de voordelen die handelsakkoorden bieden, obstakels vormen voor ondernemers, met name in het midden- en kleinbedrijf (MKB). Het kabinet heeft uw Kamer op 25 september 2017 geĆÆnformeerd over de intensivering van de informatievoorziening over handelsakkoorden richting het bedrijfsleven (Kamerstuk 31Ā 985, nr.Ā 54). Ook is op 6 juli 2017 een informatiebijeenkomst over het handelsverdrag tussen de Europese Unie en Canada (CETA) georganiseerd.
Een ander punt van aandacht is een grotere inspanning om handelsbarriĆØres in de partnerlanden waarmee de Europese Unie een handelsakkoord heeft afgesloten te beslechten. Zo is een meldpunt in het leven geroepen voor handelsbelemmeringen. Nederland laat aanvullend onderzoek doen naar de oorzaken van onderbenutting van handelsakkoorden toegespitst op Nederlandse bedrijven, waaronder informatievoorziening over handelsakkoorden. Hiervan worden de resultaten in juni 2018 verwacht.
Vragen van het lid Hijink (SP)
Vraag
Hoe reageert minister op nieuws uit Nigeria waar ontwikkelingsbank FMO
de bouw steunde van een private energiecentrale voor EUR 40 miljoen
dollar? Hoe kan Nederlands geld op zoān foute manier worden besteed? Hoe
kijkt de minister daar tegenaan?
Antwoord
Op 20 november jongstleden heb ik uw Kamer een schriftelijke reactie gestuurd inzake het artikel in Trouw van 14 november āOntwikkelingsbank leent via belastingparadijs Mauritiusā. Het kabinet is van oordeel dat het gebruik van een intermediair investeringsfonds in een laag belastende jurisdictie er onder geen beding toe mag leiden dat het ontwikkelingsland waarin de investering plaatsvindt, belastingen misloopt.
Het Trouw-artikel gaat over de financiering van het Azura Power West Africa project in de deelstaat Edo in Nigeria. Het project komt in 2018 in productie en is baanbrekend in de zin dat het om de eerste grootschalige publiek-private energiecentrale in Nigeria gaat. Dankzij deze centrale zal de elektriciteitsvoorziening in Nigeria toenemen met 1.500 megawatt, wat overeen komt met ruim een derde van de huidige elektriciteitsvoorziening. Gezien het huidige tekort aan opwekkingscapaciteit in Nigeria zal dit project een belangrijke bijdrage leveren aan de economische ontwikkeling van het land.
Vraag
Wat doet de minister om internationale bijdrage voor opvang
in de regio te verhogen?
Antwoord
De internationale gemeenschap heeft de afgelopen jaren al veel geĆÆnvesteerd in adequate opvang in de regio. Donoren investeren in programma's gericht op het verbeteren van perspectief voor vluchtelingen en ontheemden. Naast bilaterale donoren zijn ook de Verenigde Naties en Internationale FinanciĆ«le Instellingen zoals de Wereldbank, IMF en regionale ontwikkelingsbanken steeds actiever betrokken bij steun aan landen van opvang. Hierbij gaat het om investeringen in economische ontwikkeling, werkgelegenheid en het verbeteren van dienstverlening voor onder meer onderwijs en gezondheidszorg. Nederland draagt bijvoorbeeld EUR 25 miljoen bij aan de concessionele leningenfaciliteit van de Wereldbank, waarmee zachte leningen worden verstrekt aan JordaniĆ« en Libanon om de publieke voorzieningen, infrastructuur en werkgelegenheid te versterken. Sinds de oprichting van de faciliteit in 2016 is met USD 250 miljoen aan ODA USD 1 miljard aan concessionele financiering verstrekt aan JordaniĆ« en Libanon voor projecten waarvan zowel de landen van opvang als vluchtelingen profiteren. Ook draagt Nederland met EUR 40 miljoen bij aan de activiteiten voor stabilisatie en opvang in de regio van UNDP in Irak en Libanon en ondersteunt Nederland programmaās op het gebied van (beroeps-) onderwijs van UNICEF in JordaniĆ« en Libanon.
Nederland juicht deze ontwikkelingen toe en pleit bij andere donoren en internationale organisaties om steun aan landen van opvang verder op te voeren.
Vraag
Is de bijdrage van EUR 2 miljoen voor bestrijding van wildlife
crime effectief geweest?
Antwoord
Het Wildlife Crime Prevention Program is succesvol. Onder leiding van de International Union for Conservation of Nature (IUCN) is een effectief partnerschap ontstaan tussen lokale, regionale en internationale organisaties in de Hoorn van Afrika, waaronder het International Fund for Animal Welfare (IFAW) en INTERPOL.
Douane, politie en rechters zijn getraind om āin samenwerking tussen de landen- de opsporing en berechting van stropers te verbeteren. De pakkans is nu groter. Op het vliegveld van Addis Ababa is in 2016 in totaal 285 kilo ivoor onderschept. In Kenia zijn lokale scouts getraind om effectief informatie te verzamelen over stroperij en om conflicten tussen dieren en bevolking te voorkomen. De Wildlife Service van Kenia werkt samen met deze scouts, en kan daardoor vroegtijdig inschatten waar stroperij gaat plaatsvinden. In de Tsavo Conservation area is stroperij in 2016 met 98% teruggedrongen (48 olifanten zijn hierdoor gered).Tussen mei en november 2017 heeft deze Wildlife Service 23 verdachten gearresteerd, die in kaart zijn gebracht met hulp van dit programma.
Het programma werkt ook aan het terugdringen van de vraag uit Aziƫ. Chinese vliegtuigmaatschappijen vertonen films om de bewustwording te vergroten, met een bereik van 16 miljoen mensen.
Het programma zal tot juli 2018 lopen. De komende maanden zal ik bezien wat de landen nog meer nodig hebben om wildlife crime uiteindelijk zelf effectief te bestrijden en hoe Nederland hieraan kan bijdragen. Ik doe dit in het perspectief van mijn gehele inzet in de Hoorn van Afrika. Want de netwerken die betrokken zijn bij wildlife crime, ondermijnen ook op andere manieren de stabiliteit en veiligheid in de regio.
Vragen van het lid Bouali (D66)
Vraag
D66 hoort graag hoe de uitvoering van Motie 34 725 XVII, nr. 14 over de
intensivering van de samenwerking met Marokko op hulp en handel loopt en
hoe Marokko verder geholpen kan worden.
Antwoord
Mede naar aanleiding van de Motie Bouali/Van den Hul is nagegaan in hoeverre de al bestaande samenwerking met Marokko kan worden versterkt. Daarbij in het bijzonder gekeken naar de economische ontwikkeling, alsmede reproductieve gezondheidsrechten, vrouwenrechten, duurzaamheid en internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. Opdracht is gegeven voor een viertal sectorstudies, om na te gaan hoe effectiever ingespeeld kan worden op de economische behoeftes en mogelijkheden in Marokko met behulp van de kennis en expertise van Nederlandse bedrijven. Hierbij wordt nadrukkelijk aandacht geschonken aan kansen in het Rifgebied. De studies/sectoren betreffen landbouw, havenontwikkeling, duurzame energie, evenals circulair watergebruik. Daarnaast is Marokko meegenomen in een algemeen onderzoek naar het opzetten van een Orange Corner: een ābroedplaatsā voor startende bedrijven, gericht op ondernemerschapsbevordering bij lokale jongeren i.s.m. Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen.
Tevens zal bijzonder aandacht worden gegeven aan de ontwikkeling van maatschappelijk verantwoord ondernemen, waarbij duurzaamheid, de rechtsstaatontwikkeling en corruptiebestrijding centraal zullen staan. De ambassade in Rabat steunt projecten op het thema vrouwenrechten met lokale NGOās en het lokale kantoor van UN Women. Een aantal van deze projecten richten zich op lobby voor en informatievoorziening over seksuele en reproductieve rechten, waaronder het tegengaan van kindhuwelijken. Tevens wordt op dit ogenblik gewerkt aan de opzet van een programma waarbij duurzaam ecotoerisme in het Noorden (o.a. het Rifgebied) wordt ondersteund. Ook wordt in de tuinbouwregio rond Agadir een Nederlands-Marokkaans expertisecentrum opgezet voor duurzame bedekte tuinbouw.
Vraag
UNFPA speelt belangrijke rol voor SRGR, bijdrage NL hieraan flink
afgenomen. Ziet minister mogelijkheid dit te keren?
Antwoord
Het totale budget voor UNFPA blijft op peil. Dit is jaarlijks gemiddeld EUR 60 miljoen.
De Nederlandse bijdragen bestaan uit een algemene vrijwillige bijdrage van jaarlijks EUR 35 miljoen en een bijdrage van gemiddeld EUR 25 miljoen aan het programma UNFPA Supplies (voor distributie van voorbehoedsmiddelen). De bijdrage aan UNFPA Supplies was in totaal EUR 100 miljoen voor de periode 2015 ā 2018, maar dit bedrag is niet gelijkelijk over de vier jaren uitbetaald. Dit verklaart de lagere bijdrage aan UNFPA in 2017.
Vragen van het lid Van den Hul (PvdA)
Vraag
Op welke manier kunnen lokale organisaties (grassroots
organisaties) rekenen op de steun van de minister, het ministerie van
Buitenlandse Zaken en de ambassades?
Antwoord
Het Kabinet beseft dat de financiering van lokale organisaties steeds moeilijker wordt en dat de politieke ruimte voor activisten in veel landen krimpt. Daarom zijn specifieke programmaās opgezet om deze organisaties te versterken en veiligheid voor activisten te vergroten. Via het programma Samenspraak en Tegenspraak worden lokale organisaties versterkt om te pleiten voor inclusief overheidsbeleid. Daarnaast worden basisvrouwenorganisaties ondersteund via āLeading from the Southā, een samenwerkingsverband tussen vier regionale vrouwenfondsen. Verder worden het accountabilityfonds en het mensenrechtenfonds door ambassades gebruikt om lokale organisaties te steunen bij het opkomen voor basisrechten en bij het ter verantwoording roepen van overheden in hun taak deze rechten te respecteren. Tot slot wordt via het Shelter City programma activisten in nood onderdak geboden.
Vraag
Is de minister het eens dat criteria voor het financieren van noodhulp,
zoals effectiviteit, lokaal netwerk en capaciteit, behouden moeten
blijven om de toegang optimaal te kunnen waarborgen? Klopt het dat het
Dutch Relief Fund ophoudt te bestaan ondanks positieve evaluaties? Was
dat niet een goede manier om in te kunnen spelen op noden in de
wereld?
Antwoord
Belangrijkste uitgangspunten voor het besteden van noodhulp zijn het humanitair imperatief - dat wil zeggen bestedingen daar waar de nood het hoogst is - en de humanitaire principes. Afwegingen die hierbij worden gemaakt zijn vooral: de omvang van de noden, de financieringstekorten, het aantal mensen dat is getroffen, de kwetsbaarheid van een land en capaciteit om zelf hulp te verstrekken, en de hoogte van bijdragen van Nederland in het verleden in verhouding tot de omvang van de nieuwe bijdrage (voorspelbaarheid van de hulp). Uiteraard is de effectiviteit van hulpverlenende organisaties een belangrijk criterium bij de beslissing over welke organisaties ondersteund zullen worden.
Het Relief Fund werd in 2014 ingesteld als instrument om de nodige flexibiliteit te creƫren voor humanitaire bestedingen. Het kabinet bekijkt de komende maanden hoe deze flexibiliteit in de besteding van noodhulp kan worden vormgegeven.
Vraag
Hoe gaat minister er voor zorgen dat bedrijven en overheid hun
verantwoordelijkheid nakomen om OESO- en ILO-richtlijnen worden
geĆÆmplementeerd?
Antwoord
Het kabinet verwacht van bedrijven dat zij de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen naleven en ondersteunt bedrijven hierbij onder andere via de IMVO-convenanten. De ILO core conventions maken deel uit van de OESO-richtlijnen. Wanneer partijen het vermoeden hebben dat bedrijven de OESO-richtlijnen niet implementeren, kunnen ze hiervan melding maken bij het Nationaal Contactpunt voor de OESO-richtlijnen (NCP). Implementatie begint bij bewustwording; daarom richten zowel het NCP als de overheid zich ook op het informeren van bedrijven over de OESO- en ILO-richtlijnen, maar ook de UN Guiding Principles on Human Rights and Business. De overheid bevordert implementatie ook door overheden van risicovolle productielanden aan te spreken op hun verantwoordelijkheden en door het versterken van arbeidsinspecties in deze landen, via ILO-projecten. Wanneer bedrijven steun van de overheid krijgen toetst de overheid bedrijven op hun activiteiten op basis van een set IMVO-criteria, gebaseerd op de OESO-richtlijnen. Bedrijven die zich hier niet aan houden kunnen worden uitgesloten van steun door de Nederlandse overheid, bijvoorbeeld bedrijvenmissies en exportkredietverzekering. De overheid steunt daarnaast initiatieven die bedrijven helpen met verantwoord ondernemen, zoals de MVO Risico checker, de Transparantiebenchmark, het UN Global Compact en het Global Reporting Initiative. Ook helpt de overheid bedrijven om mogelijke IMVO-risicoās te identificeren via informatieverstrekking door de Nederlandse ambassades en via gesprekken die onze uitvoeringspartners voeren met bedrijven over IMVO. Zo nodig spreken de ambassades de Nederlandse bedrijven hierop aan.
Vragen van het lid Voordewind (CU)
Vraag
Is de minister bereid de Dutch Relief Alliance voort te zetten de
komende jaren?
Antwoord
Het komende jaar zal het Kabinet, uit de intensiveringsmiddelen, de financiering voortzetten op het niveau van 2017. Een besluit over de jaren daarna neemt het kabinet in het voorjaar.
Vraag
In Griekenland leven veel vluchtelingen in tenten. Vorig jaar zijn er
vluchtelingen omgekomen door de vrieskou. Wat kan de minister doen om
dit te voorkomen en bij te dragen aan aan menswaardige opvang samen met
de Grieken, de andere Europese Lidstaten en met de Europese Commissie
doen?
Antwoord
Het kabinet deelt de zorg omtrent het aantal adequate opvangplaatsen in Griekenland. Het is in eerste instantie aan de Griekse overheid om te zorgen voor adequate opvang van migranten en vluchtelingen. De Griekse overheid heeft onlangs aangekondigd dat zij zich zal inspannen om migranten een passend onderkomen te bieden voor de komende winter.
Het kabinet blijft hier aandacht voor vragen. Ook de Europese Commissie blijft druk uitoefenen op de Griekse autoriteiten om te zorgen voor voldoende adequate opvang. Griekenland ontvangt hiervoor substantiĆ«le steun van de EU en bilateraal van Nederland en ander lidstaten. De EU heeft sinds 2014 vanuit het Asiel, Migratie en Integratiefonds (AMIF) en het Fonds voor Interne Veiligheid (ISF) ruim ā¬ 880 miljoen aan hulpgeld verstrekt aan de Griekse autoriteiten en sinds 2016 ā¬ 450 miljoen vanuit het Europese Noodhulpinstrument. Dit geld is bedoeld voor het verbeteren van de opvangomstandigheden en de asielprocedure, alsmede voor grensbewaking. Ook bilateraal hebben lidstaten bijgedragen. Zo heeft Nederland in 2016 ā¬ 100.000 beschikbaar gesteld ten behoeve van de opvangomstandigheden in Griekenland en eerder materiaal beschikbaar gesteld. Nederland zet daarnaast doorlopend diverse experts in.
Van Griekenland wordt voorts verwacht dat het de asielprocedure verbetert en het terugkeerproces naar Turkije versnelt, waarmee ook de druk op de eilanden wordt verlicht.
Vraag
Kan de minister een reactie geven op het voorstel om het Addressing Root
Causes of Migration-fonds (ARC-fonds) uit te breiden, en bovendien
breder toegankelijk te maken ā niet alleen voor ngoās ā maar ook voor
samenwerkingsverbanden met bedrijven, kennisinstellingen, met een nadruk
op het creƫren van werkgelegenheid voor jongeren en bieden van
(beroeps)onderwijs?
Antwoord
Het ARC-fonds is eind 2016 van start gegaan. Het is belangrijk om eerst te leren wat het programma oplevert, voor we een besluit nemen over de verdere vormgeving.
Programmaās op het gebied van jongerenwerkgelegenheid binnen het ARC-fonds zijn o.a.:
- Local Employment in Africa for Development (LEAD) (sinds 2016);
- Steun aan startups en kleine ondernemingen via het Dutch Good Growth Fund;
- āOrange Cornersā (incubators voor jonge Afrikaanse ondernemers);
- Het aan elkaar koppelen van NL en Afrikaanse jonge
(diaspora-)ondernemers via het Making Africa Work programma.
- Extra aandacht voor jongeren in bijvoorbeeld het werkgevers- en het
vakbondsmedefinancieringsprogramma.
Vraag
Eind 2018 loopt de Nederlandse financiering voor Unicef-programmaās voor
aidswezen in Zimbabwe, Mozambique, Malawi en Zambia af. Het zou goed
zijn om de programmaās langjarig voort te zetten en uit te breiden,
gezien de goede resultaten. Is de minister daartoe bereid?
Antwoord
Het programma dat Nederlandse financiering ontvangt loopt nog tot eind 2018. Inzet van dit programma in Zimbabwe, Mozambique, Malawi en Zambia is om effectieve modellen te ontwikkelen voor sociale protectie, die UNICEF kan integreren en repliceren ook in andere landenprogrammaās. Op het ogenblik wordt een externe evaluatie van dit programma voorbereid door UNICEF in samenwerking met de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie. Het Kabinet wacht de resultaten hiervan af voordat wordt besloten over mogelijke vervolgsteun, al dan niet geoormerkt, voor de inzet van UNICEF op dit gebied.
Vragen van het lid Ouwehand (PvdD)
Vraag
Is het verstandig om in te zetten op stimulering van vrijhandel van
voedselproducten, gezien de daarmee gemoeide CO2 uitstoot en
energiekosten? Is het niet beter om een einde te maken aan verschepen
van voedselproducten over de hele wereld?
Antwoord
De uitstoot van CO2 door de landbouw en de transportsector verdienen inderdaad aandacht. Het stopzetten van internationale waardeketens is echter niet de oplossing. De wereldwijde voedselvoorziening komt dan in het gedrang, de kosten nemen sterk toe en het is niet zeker dat de milieubelasting en CO2-uitstoot erdoor zullen afnemen. Voorlopig blijven we dus inzetten op verduurzaming van de landbouw, schoner transport en een stevig internationaal klimaatbeleid.
Vragen van het lid Dijkgraaf (SGP)
Vraag
Eerder gaf de regering aan samenwerking met Israƫl op het terrein van
innovatie te zien als speerpunt binnen het Nederlandse beleid. Is de
minister bereid dit speerpunt onder meer in te willen vullen door het
aanstellen van een speciale handelscoƶrdinator?
Antwoord
Het kabinet zal zich blijven inspannen voor versterking van de economische betrekkingen met Israƫl binnen de grenzen van 1967. Onze ambassade in Tel Aviv vervult een belangrijke rol in de coƶrdinatie van handelsbevorderende activiteiten. In het kader van deze inspanningen is de Handels-, investerings- en innovatieafdeling in Tel Aviv in de afgelopen jaren fors uitgebreid (dit jaar nog met twee medewerkers). Het kabinet ziet daarom op dit moment geen toegevoegde waarde in de aanstelling van extra capaciteit in de vorm van een handelscoƶrdinator.
Samenwerking op het terrein van innovatie is een speerpunt in de economische samenwerking, onder meer in de sectoren agri & food, life sciences & health en ICT & cybersecurity. Daarbij gaat bijzondere aandacht uit naar samenwerking tussen start-ups. Ook de komende tijd zullen diverse evenementen plaatsvinden om samenwerking tussen Nederlandse en Israƫlische bedrijven en kennisinstellingen te bevorderen. Hiermee wordt tevens gevolg gegeven aan de motie Van der Staaij en Voordewind over het aanmoedigen van economische relaties tussen Nederlandse en Israƫlische bedrijven (Kamerstuk nummer 23432-363).
Vraag
Er zijn enorme kansen om vanuit de ātopsectorā landbouw bij te dragen
aan de versterking van voedselsystemen in ontwikkelingslanden. Is de
minister bereid om in samenspraak met de minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit te komen tot concrete voorstellen op dit vlak, met
als doel te komen tot beleid dat optimaal bijdraagt aan voedselzekerheid
voor de allerarmsten?
Antwoord
Ja. Sinds 2008 is het voedselzekerheidsbeleid een gezamenlijke inzet van de bewindspersonen met verantwoordelijkheid voor OS en voor landbouw, vastgelegd in drie gezamenlijke beleidsnotities aan de Kamer (2008, 2011, 2013). Bij de uitvoering is er nauwe samenwerking met het bedrijfsleven, maatschappelijk middenveld en kennisinstellingen zoals Universiteit Wageningen. De inzet is gericht op integrale ontwikkeling van landbouwsectoren, die essentieel zijn voor de lokale voedselzekerheid. Er zijn intussen veel succesvolle voorbeelden op terreinen waarop Nederland excelleert, zoals de groenteteelt, de aardappelteelt, oliezaden en plantenveredeling. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, en ik zullen deze samenwerking vanzelfsprekend voortzetten.
Vraag
Is de minister voornemens om de lijn van het vorige kabinet door te
zetten en op te komen voor de meest kwetsbare on- en pasgeboren
kinderen?
Antwoord
Voor wat betreft kwetsbare on- en pasgeboren kinderen verwijs ik u naar de kamerbrief hierover van 27 september 2016. (āInventarisatie betreffende op genderdiscriminatie gebaseerde sekseselectieā, Kamerstuk 32 735, nr. 108). Deze brief bevat een omschrijving van de Nederlandse inzet op dit probleem in het buitenland. De kern hiervan is dat Nederland via politieke dialoog en programmaās het tegengaan van sekseselectie ondersteunt. Zo ondersteunt Nederland vanuit het mensenrechtenfonds organisaties die deze praktijk aan de kaak stellen en aanpakken.
Vragen van het lid Kuzu (DENK)
Vraag
EUR 0,5 miljard aan OS-gelden gaat naar asielopvang in Nederland. Moeten
we daar niet mee stoppen?
Antwoord
De eerste twaalf maanden van asielopvang van vluchtelingen uit ontwikkelingslanden wordt betaald uit het budget voor ontwikkelingssamenwerking (ODA). Dit is conform internationale afspraken in de OESO-DAC. Opvang van vluchtelingen wordt in dit verband beschouwd als indirecte hulp aan het herkomstland van de vluchteling, omdat het gastland voorziet in de eerste levensbehoeften van een inwoner van het herkomstland.
Vraag
Deelt de minister de positie dat EUR 1,6 miljoen voor de humanitaire
ramp in Gaza onvoldoende is? Zet de minister zich in voor een hogere
bijdrage? En komt dit geld ook daadwerkelijk in Gaza
terecht?
Antwoord
Het kabinet deelt de zorgen over de ernstige humanitaire
situatie in Gaza. De Nederlandse inzet in Gaza is gericht op het
bereiken van een duurzame oplossing, waarmee de humanitaire- en
sociaaleconomische situatie structureel wordt verbeterd. Zie tevens
antwoorden op de vragen gesteld door het lid Karabulut (SP), kenmerk
2017Z10553 d.d. 5 september 2017). De verwachte Nederlandse steun voor
Israƫlische, Palestijnse, en internationale organisaties actief in en
voor de Palestijnse gebieden, waaronder Gaza, bedraagt voor 2018
ongeveer 20,9 miljoen euro. Daarnaast is in de begroting voor
humanitaire hulp aan de United Nations Relief and Works Agency
(UNRWA) een bijdrage opgenomen van EUR 13 miljoen. Deze middelen kan
UNRWA inzetten in alle gebieden waar zij werkzaam is, ook in Gaza. Dit
jaar heeft Nederland EUR 6 miljoen extra bijgedragen aan het algemeen
fonds van UNRWA. Ook de EU draagt wegens de ernstige omstandigheden in
Gaza dit jaar extra geld bij aan het algemeen fonds van UNRWA. Tevens
onderzoekt de EU mogelijkheden hoe de missie EUBAM Rafah gereactiveerd
kan worden.
Vraag
Hebben hulporganisaties, de VN en de fact finding
mission al toegang tot Rakhine in Myanmar? Hoeveel extra
middelen zal de minister inzetten om de Rohingya te helpen?
Antwoord
Het is essentieel dat autoriteiten van Myanmar verantwoordelijkheid nemen voor veiligheid en welzijn van alle getroffen inwoners van Rakhine. Nederland werkt hier hard aan in nauwe samenwerking met VN, EU en internationale gemeenschap. Zo riep Nederland Myanmar via diverse kanalen en in EU verband op om humanitaire organisaties onmiddellijk en volledige toegang te verlenen. Door deze internationale druk heeft het World Food Programme (WFP) toestemming gekregen om in Noord-Rakhine te beginnen met voedselverstrekking, ook heeft de International Committee of the Red Cross (ICRC) toegang tot Rakhine State voor het verlenen van humanitaire hulp.
De onafhankelijke Fact Finding Mission (FFM), ingesteld door de Mensenrechtenraad, heeft nog steeds geen toegang tot Rakhine State. Nederland blijft, samen met internationale gemeenschap, Myanmar oproepen tot het verlenen van toegang aan de FFM. Ondertussen is de FFM inmiddels wel begonnen met onderzoek door Rohingya-vluchtelingen in Bangladesh te interviewen.
Nederland droeg in 2017 ruim EUR 9 miljoen bij aan hulp aan Rohingyaās in Myanmar en Bangladesh. Daarnaast draagt Nederland bij aan de noodhulp die wordt gegeven door de humanitaire organisaties van de VN (m.n. UNHCR, OCHA, UNICEF, WFP) en het Rode Kruis. Meerjarige bijdragen aan deze organisaties maken het mogelijk dat zij snel en flexibel in kunnen springen op acute situaties zoals Myanmar.