[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toelichtende nota

Bijlage

Nummer: 2017D33702, datum: 2017-11-23, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Wijziging van de Constitutie van de Wereldpostunie, van het Algemeen Reglement van de Wereldpostunie en hernieuwde vaststelling van het Algemeen Postverdrag en van het Verdrag inzake postale financiƫle diensten; Istanboel, 6 oktober 2016 (2017D33701)

Preview document (šŸ”— origineel)


Wijziging van de Constitutie van de Wereldpostunie, van het Algemeen
Reglement van de Wereldpostunie en hernieuwde vaststelling van het
Algemeen Postverdrag en van het Verdrag inzake postale financiƫle
diensten; Istanboel, 6 oktober 2016 (Trb. 2017, 162 en 180) 

TOELICHTENDE NOTA

1. Algemeen

Van 20 september tot en met 7 oktober 2016 vond in Istanboel het 26e
Congres plaats van de Wereldpostunie (naar de Engelse benaming meestal
aangeduid als ā€˜UPUā€™; hierna te noemen ā€˜de Unieā€™).

De Unie, als gespecialiseerde organisatie van de Verenigde Naties, heeft
momenteel 192 leden. De Unie bevat vier organen: het Congres, de Raad
van Bestuur, de Postraad en het Internationaal Bureau. Het Congres is
het hoogste orgaan van de Unie en bestaat uit vertegenwoordigers van de
lidstaten van de Unie. Het Congres houdt elke vier jaar zitting waar
onder meer de strategische en financiƫle plannen voor de Unie aan de
orde komen. Daarbij kan tevens worden besloten tot wijziging en
herziening van de verdragen van de Unie. 

De volgende vier verdragen zijn bij het 26e Congres gewijzigd, c.q.
opnieuw vastgesteld:

de Constitutie, die betrekking heeft op de beginselen waarop de Unie
berust;

het Algemeen Reglement, dat bepalingen bevat met betrekking tot de
organisatie en de werkwijze van de Unie;

het Algemeen Postverdrag, met Slotprotocol, dat bepalingen bevat inzake
de internationale postdienst en de briefpostdienst; en

het Verdrag inzake postale financiƫle diensten, met Slotprotocol.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden zijn de verdragen tot wijziging van
de Constitutie en het Algemeen Reglement ondertekend alsmede het
herziene Algemeen Postverdrag en het herziene Verdrag inzake postale
financiƫle diensten (hierna: de Akten). Daarbij zij opgemerkt dat het
Verdrag inzake postale financiƫle diensten uitsluitend van belang is
voor CuraƧao en Caribisch Nederland, omdat in de andere delen van het
Koninkrijk deze diensten niet worden aangeboden. Deze toelichting is dan
ook van belang in het kader van de goedkeuringsprocedure van dit verdrag
voor CuraƧao en Caribisch Nederland.

De goedkeuring van de vier Akten wordt mede namens de Minister van
Buitenlandse Zaken gevraagd.

2. Het Negende Aanvullend Protocol bij de Constitutie van de Unie

Het Congres van Istanboel besloot de Constitutie op enkele onderdelen te
wijzigen en aan te vullen door middel van het Negende Aanvullend
Protocol.

Daarbij wordt in de eerste plaats de bepaling over de doelstelling van
de Unie in lijn gebracht met de preambule (artikel I). Ter bevordering
van een uniforme uitleg van de Akten van de Unie wordt bij de algemene
begripsbepalingen de definitie van poststuk opgenomen, die voorheen in
het Algemeen Postverdrag was opgenomen. In het kader van het stappenplan
tot herdefiniƫring van de door postale bedrijven aangeboden diensten in
het licht van de veranderende marktomstandigheden wordt daarbij bepaald,
dat de wederzijdse uitwisseling van poststukken onder de regels van de
Unie niet beperkt is tot brieven, maar alle postale stukken betreft
(artikel II).



3. Het Eerste Aanvullend Protocol bij het Algemeen Reglement van de Unie


Met het Eerste Aanvullend Protocol wordt het Algemeen Reglement op een
aantal, overwegend technische, aspecten gewijzigd. Zo wordt de taak van
het Congres vastgelegd om als hoogste orgaan van de Unie het
vierjaarlijkse beleidsplan voor de Unie goed te keuren (artikel I).
Verder wordt met het oog op kostenbesparing en bescherming van het
milieu bepaald dat door het Internationaal Bureau alle documenten, zoals
circulaires en vergaderstukken, uitsluitend op verzoek van een lidstaat
als papieren versies beschikbaar worden gesteld (artikel VII). 

Op dit moment moet de Postraad in principe vier jaar wachten op
instructies van het Congres om bepaalde technische zaken op te kunnen
pakken en de postale regelingen te kunnen wijzigen. Alleen bij
spoedeisende aangelegenheden kan de Postraad de postale regelingen
wijzigen tijdens andere zittingen. Met het oog op efficiƫnter werken en
snellere besluitvorming wordt deze beperking niet wenselijk geacht. In
de praktijk beoordeelt de Postraad nu ook al voorstellen op eigen
initiatief. Gelet hierop wordt in het Algemeen Reglement de voorwaarde
geschrapt dat het om spoedeisende aangelegenheden moet gaan (artikel
IV). De Postraad blijft wat betreft het beleid en de fundamentele
beginselen onderworpen aan de richtlijnen van de Raad van Bestuur.

Onder de Raad van Bestuur valt een Adviescommissie, die vooral tot taak
heeft de inbreng van de kant van belangengroepen in het werk van de Unie
te bevorderen. De commissie bestaat uit vertegenwoordigers van
belangengroepen, zoals consumentenorganisaties, vakbeweging en bedrijven
die express en direct mail verzorgen. De Adviescommissie dient als forum
voor een dialoog tussen deze partijen en als klankbord voor de
intergouvernementele organen van de Unie. Met de wijziging van het
Algemeen Reglement wordt het lidmaatschap voor de Adviescommissie ook
opengesteld voor hooggeplaatste personen uit de postale sector,
voorgedragen door lidstaten, en voor maatschappelijke organisaties
(artikel V).

Daarnaast wordt een aantal bepalingen gewijzigd die zien op het indienen
van voorstellen ten behoeve van behandeling ervan door het Congres en op
amendementen op voorstellen (artikelen IX en X). Andere aanpassingen van
het Algemeen Reglement houden verband met de voornoemde wijzigingen of
zijn alleen van redactionele aard.

4. Het Algemeen Postverdrag, met Slotprotocol

Het Congres heeft zoals gebruikelijk het Algemeen Postverdrag opnieuw
vastgesteld, met inbegrip van een aantal wijzigingen. Het betreft onder
meer, als gebruikelijk, de eindkostenvergoedingen die nu zijn bepaald
voor de periode vanaf 1 januari 2018 (artikelen 28, 29 en 30).
Eindkostenvergoedingen zijn vergoedingen die postbedrijven elkaar
betalen voor de binnenlandse bezorging van internationale post. Daarbij
wordt onderscheid gemaakt tussen de vergoedingen voor landen die behoren
tot het ā€œdoelsysteemā€ (de geĆÆndustrialiseerde landen) en die voor
landen in het overgangssysteem (ontwikkelingslanden). Verder wordt een
nieuw systeem van eindvergoedingen geĆÆntroduceerd dat voortborduurt op
het huidige systeem, maar waarbij ook wordt ingespeeld op de toenemende
hoeveelheid (vaak aangetekende) e-commerce zendingen uit Aziƫ.
Aangetekende zendingen worden onder het huidige systeem belast met een
specifieke stukvergoeding. Deze is echter veel te laag om de hoge
afwikkelingskosten (handtekening voor ontvangst) van deze zendingen voor
de ontvangende landen te dekken. Het huidige systeem zorgt er bovendien
voor dat de vergoedingen aan de postdienst die de finale distributie van
de postzendingen verzorgt voor de zwaardere E-formaat items (kleine
pakketjes), relatief hoog zijn. Met de wijziging van de betreffende
bepalingen van het Algemeen Postverdrag wordt een aparte, meer
marktgeoriĆ«nteerde vergoeding voor E-formaat items geĆÆntroduceerd
(artikelen 29 en 30). Daarnaast wordt een graduele verhoging van de
bijkomende vergoeding voor aangetekende poststukken geĆÆntroduceerd
(artikel 28). 

Een andere wijziging heeft betrekking op de definiƫring van de
basisdiensten die aangewezen postaanbieders in het kader van de
universele postale dienstverlening van en naar gebieden buiten hun
landsgrenzen moeten aanbieden. De huidige definities worden geacht te
weinig ruimte te bieden om in te spelen op de veranderende
marktomstandigheden en de wensen van de consument. Om die reden wordt in
het internationale postverkeer door middel van wijziging van de
betreffende bepalingen in het Postverdrag een classificering
geĆÆntroduceerd, die is gebaseerd op inhoud (goederen of documenten),
snelheid (non-priority, priority of premium) en bijkomende diensten
(aangetekend, tracked, etc) (artikel 17). Daarnaast worden aan de
begripsomschrijving enkele ontbrekende begrippen toegevoegd, die in het
Algemeen Postverdrag worden gehanteerd (artikel 1).

Op grond van het Postverdrag moeten lidstaten het Internationaal Bureau
van de Unie informeren welk overheidsorgaan belast is met het toezicht
op de postzaken en welke organisaties zijn aangewezen voor de verzorging
van de universele postdienst op grond van de Unieverdragen. De hierbij
opgenomen termijn ziet alleen op een periode na afloop van het Congres.
Het komt echter ook voor dat wijzigingen tussen twee Congressen in
plaatsvinden. Omdat die wijzigingen vaak laat worden doorgegeven en dit
tot problemen kan leiden voor bijvoorbeeld de nieuw aangewezen
postdienstverlener, wordt bepaald dat dit zo spoedig mogelijk moet
gebeuren. Daarbij moet tevens worden aangegeven welke diensten de
postdienstverlener zal gaan aanbieden (artikel 2).

Voor een goede uitvoering van internationale postdiensten is het nodig
dat regels zijn gesteld voor het gebruik van persoonsgegevens. Deze
gegevens mogen alleen door de relevante autoriteiten worden gebruikt
voor het doel waarvoor ze zijn verstrekt in overeenstemming met
toepasselijke nationale regelgeving. Zonder aan deze regels afbreuk te
doen wordt hier in het Postverdrag aan toegevoegd dat aangewezen
postdienstverleners deze gegevens elektronisch met elkaar mogen
uitwisselen wanneer dit voor een goede taakuitoefening nodig is (artikel
10). Over een eventueel gebruik dienen de betrokken personen te worden
geĆÆnformeerd en de veiligheid en vertrouwelijkheid van de gegevens
dient te worden gewaarborgd.

Op grond van de verdragen van de Unie hebben de aangewezen
postdienstverleners van de lidstaten de verplichting om internationale
postdiensten te verlenen en te voldoen aan de andere verplichtingen die
uit die verdragen voortvloeien. Gelet hierop mag alleen de aangewezen
postdienstverlener een postsorteercentrum vestigen in een ander land dan
het land van waaruit zij zelf postdiensten verleent. Voor het opereren
van een dergelijk internationaal postsorteercentrum moet gebruik worden
gemaakt van de formulieren van de Unie. In het Postverdrag wordt nu
bepaald dat alleen de aangewezen postdienstverlener van deze formulieren
gebruik mag maken (artikel 13). Daarbij worden ook regels opgenomen die
zien op het functioneren van internationale postsorteercentra. Voor deze
onderwerpen was eerder geen regeling in de verdragen van de Unie
opgenomen. Deze regels zijn in overeenstemming met het beleid dat
Nederland hanteert ten aanzien van het toelaten van internationale
postsorteercentra op haar grondgebied.

Verder is wederom de bepaling betreffende de veiligheid van de
postdienstverlening aangescherpt (artikel 19). Het is van groot belang
dat de verdragen van de Unie in overeenstemming zijn met de
aangescherpte regels ten aanzien van veiligheid binnen de Internationale
Burgerluchtvaartorganisatie en de Werelddouaneorganisatie. Er worden nog
steeds veel verboden voorwerpen per internationale post verzonden. Dit
probleem neemt toe met de groei van 

e-commerce. In het Postverdrag zijn regels opgenomen over de behandeling
van zendingen waarin zich verboden voorwerpen bevinden en die ten
onrechte tot het internationale postverkeer zijn toegelaten. Deze worden
in geen geval naar de bestemming verzonden, noch bij de geadresseerden
bezorgd, noch teruggestuurd naar de plaats van herkomst. De huidige
regels verwijzen daarbij naar de wetgeving van de lidstaten, die in veel
gevallen echter alleen betrekking heeft op nationale zendingen en niet
op internationale zendingen en daardoor vaak ook niet in lijn is met de
wijze waarop binnen de Unie wordt omgegaan met deze zendingen. Vanuit
een oogpunt van transparantie en om de diensten aan de consument te
verbeteren wordt nu bepaald, dat de postdienstverlener gevaarlijke
goederen uit een zending mag halen en de wel toegelaten voorwerpen naar
de geadresseerde mag doorzetten (artikel 19, lid 8.1). Deze wijziging
van de betreffende bepaling in het Postverdrag doet geen afbreuk aan
nationale wetgeving die betrekking heeft op de bevoegdheid om
poststukken te openen. Ook overigens heeft deze wijziging geen gevolgen
voor de Nederlandse douanewetgeving.

De Unie kent een fonds dat ziet op het financieren van projecten ten
behoeve van het verbeteren van de kwaliteit van briefpostdiensten van
individuele aangewezen postdienstverleners. Het huidige model wordt
gefinancierd door het systeem van eindvergoedingen, waarbij de betalende
landen van oorsprong additionele betalingen doen aan de ontvangende
landen van bestemming, bovenop de eindvergoeding voor briefpost volumes.
Doel van het fonds is te borgen dat eindvergoedingen ten goede komen aan
het dekken van de kosten van postbedrijven. Een groot probleem bij het
huidige fonds is dat fondsen jarenlang ongebruikt blijven doordat
postbedrijven geen projectvoorstellen indienen. Naar aanleiding van het
25e Congres in 2012 (Doha) is onderzoek gedaan naar de werking van het
fonds en zijn aanbevelingen gedaan voor een toekomstig model. Daarbij is
een model naar voren gekomen waarbij een nieuw gezamenlijk fonds wordt
geĆÆntroduceerd met als doel het financieren van mondiale projecten ter
verbetering van onder meer het UPU e-commerce netwerk. Het gezamenlijke
fonds wordt gevuld door middel van het overhevelen van ongebruikte
middelen van het fonds na een bepaald aantal jaren en door een extra
heffing op de te betalen eindkosten. De betreffende bepaling in het
Postverdrag wordt met dit nieuwe model in overeenstemming gebracht
(artikel 31).

Andere aanpassingen van het Algemeen Reglement houden verband met de
voornoemde wijzigingen of zijn alleen van redactionele aard.

5. Het Verdrag inzake postale financiƫle diensten, met Slotprotocol

Ook het Verdrag inzake postale financiƫle diensten is opnieuw
vastgesteld, met een aantal wijzigingen. Onder meer wordt de
doelstelling van het Verdrag uitgebreid met het bevorderen van
financiƫle inclusie. Hiermee wordt de rol benadrukt van de postale
sector bij het bevorderen van financiƫle insluiting in de samenleving
van achtergestelde groepen, in overeenstemming met de 

Sustainable Development Goals van de Verenigde Naties (considerans en
artikel 10).

Ten aanzien van de verplichting van lidstaten het Internationaal Bureau
te informeren welk overheidsorgaan belast is met het toezicht op de
postzaken en welke organisaties zijn aangewezen voor de verzorging van
de universele postdienst op grond van de Unieverdragen wordt de
betreffende bepaling in het Verdrag inzake postale financiƫle diensten
in lijn gebracht met de wijziging van het Postverdrag (artikel 3; zie
punt 4).

Ook wordt een bepaling aan het Verdrag inzake postale financiƫle
diensten toegevoegd die de mogelijkheid vastlegt voor aangewezen
postdienstverleners om onderaannemers in te schakelen voor het
verrichten van financiƫle diensten (artikel 5). Tot slot wordt een
aantal technische wijzigingen doorgevoerd, waaronder regels met
betrekking tot het onderscheid tussen kasbetalingen en betalingen op
rekening, risicoverdeling en het nakomen van regels van de financiƫle
sector die verbinding mogelijk maken van postale financiƫle diensten
met de netwerken van banken en andere aanbieders of financiƫle
instituties (artikel 10).

Deze toelichting strekt er toe goedkeuring van dit Verdrag voor CuraƧao
en Caribisch Nederland te bewerkstelligen (zie punt 1 van deze
toelichtende nota). Zoals vermeld in de toelichting bij de verdragen die
bij het voorgaande Congres tot stand zijn gekomen (zie Kamerstuk 33814
(R2022), A/nr. 1, paragraaf 4) wenst CuraƧao de mogelijkheid te
behouden om gebruik te maken van postwissels. Dit geldt nu ook voor
Caribisch Nederland. In de andere landen van het Koninkrijk zijn
postwissels in onbruik geraakt en daarom achten deze landen aansluiting
bij dit Verdrag niet van belang.

6. Positie van de Europese Unie

De lidstaten van de Europese Unie hebben, evenals bij eerdere congressen
van de Unie, tijdens het Congres van Istanboel een verklaring afgelegd
welke inhield dat zij de Akten, zoals aangenomen door het Congres,
zullen toepassen in overeenstemming met hun verplichtingen voortvloeiend
uit het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (nu
ā€œEU-werkingsverdragā€, Trb.Ā 2008, 51) en met de Algemene
Overeenkomst inzake de handel in diensten (verder: GATS, zie Trb. 1994,
235, blz. 304 en volgende) van de Wereldhandelsorganisatie. Hiermee
wordt verduidelijkt dat bij een mogelijke strijdigheid met bepalingen
uit de EU-verdragen of de GATS, de bepalingen van deze laatste verdragen
voorgaan.

7. Inwerkingtreding en voorlopige toepassing

In de slotbepalingen van de vier Akten (of, in geval van de Constitutie
en het Algemeen Reglement, de Aanvullende Protocollen bij de Akten) over
de inwerkingtreding wordt 1 januari 2018 als datum van inwerkingtreding
genoemd. De officiƫle inwerkingtreding voor partijen vindt plaats op
het moment van het deponeren van de instrumenten van bekrachtiging of
toetreding. De datum van 1 januari 2018 wordt uitgelegd als de vroegste
datum van inwerkingtreding voor partijen die hun instrument van
bekrachtiging of toetreding hebben gedeponeerd. Aan de Akten wordt
echter in de praktijk door de lidstaten van de Unie vanaf de in de Akten
genoemde datum uitvoering gegeven, hetgeen kan worden beschouwd als een
voorlopige toepassing van deze verdragen door de lidstaten die nog niet
hebben geratificeerd. Dit geldt ook voor het Koninkrijk.

8. Koninkrijkspositie

Het belang van medegelding van de desbetreffende Akten voor Aruba,
CuraƧao en Sint Maarten en het belang voor Caribisch Nederland vloeit
voort uit de noodzaak om aangesloten te blijven op het wereldnet van
brieven, documenten- en pakkettransport. Dit is niet enkel in het belang
van de burgers die gebruik maken van die diensten, maar ook in het
belang van de economische ontwikkeling van die delen van het Koninkrijk.

De wijziging van de Constitutie, het Algemeen Reglement en het Algemeen
Postverdrag zullen voor het gehele Koninkrijk gelden. Het Verdrag inzake
postale financiƫle diensten zal alleen voor CuraƧao en Caribisch
Nederland gelden (zie punt 5).

De bij het Congres van Istanboel namens de lidstaten van de Europese
Unie afgelegde verklaring (zie punt 6) heeft alleen betrekking op het
Europese deel van Nederland en niet op Aruba, CuraƧao, Sint Maarten en
Caribisch Nederland. 

Wanneer de wijzigingen zullen worden bekrachtigd zal voor Aruba,
CuraƧao, Sint Maarten en Caribisch Nederland ten tijde van de
bekrachtiging van de Akten een verklaring worden afgelegd dat bij een
mogelijke strijdigheid van de bepalingen van de Akten met bepalingen van
de GATS, de bepalingen van de GATS voor gaan. 

9. Uitvoeringswetgeving, een ieder verbindende bepalingen en financiƫle
verplichtingen

De vier Akten zullen voor het Koninkrijk der Nederlanden niet leiden tot
wijzigingen op het gebied van wet- en regelgeving. Naar het oordeel van
de regering bevatten de wijzigingen van de Akten een ieder verbindende
bepalingen in de zin van de artikelen 93 en 94 Grondwet, die aan
natuurlijke personen danwel rechtspersonen rechtstreeks rechten
toekennen of plichten opleggen. Dit betreft met name de artikelen 10, 13
en 19, lid 8.1 van het herziene Postverdrag en artikel 5, lid 4, van het
herziene Verdrag inzake postale financiƫle diensten. Het budget van de
Unie is gelijk aan het budget van de afgelopen vier jaar. De contributie
van Nederland blijft evenals in de voorgaande jaren staan op vijftien
eenheden. De instelling van een nieuw gezamenlijk fonds (zie punt 4)
verandert dit niet. De contributie voor Aruba, CuraƧao en Sint Maarten
gezamenlijk blijft staan op Ć©Ć©n eenheid. Naar aanleiding van
wijzigingen in de bijdragen van andere lidstaten kan het bedrag van de
definitieve contributie nog licht wijzigen ten opzichte van voorgaande
jaren. Verder wordt momenteel binnen de Unie besproken of de lidstaten
een buitengewone contributiebetaling moeten doen om een tekort in het
pensioenfonds van de medewerkers van het Internationaal Bureau van de
Unie te dekken. Nederland zet zich ervoor in om dit probleem op een
andere wijze op te lossen.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,

 PAGE   \* MERGEFORMAT 2 

Het advies van de Afdeling advisering van Raad van State 

(van het Koninkrijk) wordt niet openbaar gemaakt, omdat                 
              1

het zonder meer instemmend luidt (artikel 26, vijfde lid, 

van de Wet op de Raad van State).