[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Eindtekst

Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten strekkende tot aanpassing van enkele bepalingen betreffende de uitvoering van bijzondere opsporingsbevoegdheden en tot regeling van enkele bijzondere procedures van strafvorderlijke aard en aanverwante onderwerpen met het oog op een doeltreffende uitvoeringspraktijk

Eindtekst

Nummer: 2017D33920, datum: 2017-11-16, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2017Z06374:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

16 november 2017





	Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de
economische delicten strekkende tot aanpassing van enkele bepalingen
betreffende de uitvoering van bijzondere opsporingsbevoegdheden en tot
regeling van enkele bijzondere procedures van strafvorderlijke aard en
aanverwante onderwerpen met het oog op een doeltreffende
uitvoeringspraktijk







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. 

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: 

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om het
Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten te
wijzigen strekkende tot aanpassing van enkele bepalingen betreffende de
uitvoering van bijzondere opsporingsbevoegdheden en tot regeling van
enkele bijzondere procedures van strafvorderlijke aard en aanverwante
onderwerpen met het oog op een doeltreffende uitvoeringspraktijk 

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd:

A

Onder vernummering van het vierde lid tot het vijfde lid wordt in
artikel 9 een lid ingevoegd, luidende:

4. De officier van justitie van het Parket Centrale Verwerking Openbaar
Ministerie is belast met de vervolging van strafbare feiten ten aanzien
waarvan dat bij algemene maatregel van bestuur is bepaald.

B

De artikelen 126h en 126j worden telkens als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “als bedoeld in artikel 141, onderdeel
b,” vervangen door: als bedoeld in artikel 141, onderdelen b, c en d,.

2. Het vierde lid komt te luiden:

4. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld ten aanzien
van de eisen van bekwaamheid waaraan de opsporingsambtenaar moet
voldoen. Voorts worden bij algemene maatregel van bestuur regels gesteld
ten aanzien van de wijze waarop de bevoegdheid, bedoeld in het eerste
lid, wordt uitgeoefend. 

3. Onder vernummering van het vijfde lid naar het zesde lid, wordt een
lid ingevoegd, luidende:

5. Een bevel als bedoeld in het eerste lid kan ook worden gegeven aan
een persoon in de openbare dienst van een vreemde staat, die voldoet aan
bij algemene maatregel van bestuur te stellen eisen. Het tweede en derde
lid zijn van overeenkomstige toepassing.

C

In de artikelen 126l, eerste lid, en 126s, eerste lid, wordt telkens
“als bedoeld in artikel 141, onderdelen b en c,” vervangen door: als
bedoeld in artikel 141, onderdelen b, c en d,.

Ca

De artikelen 126m en 126t worden telkens als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid, onderdeel c, komt te luiden:

c. Het nummer of een andere aanduiding waarmee de individuele gebruiker
van de communicatiedienst wordt geĂŻdentificeerd of de naam en, voor
zover bekend, het adres van de gebruiker.

2. Het vijfde lid komt te luiden:

5. Het bevel, bedoeld in het eerste lid, kan slechts worden gegeven na
schriftelijke machtiging, op vordering van de officier van justitie te
verlenen door de rechter-commissaris. De rechter-commissaris kan, op
vordering van de officier van justitie, in zijn machtiging bepalen dat
deze geldt voor alle nummers of andere aanduidingen als bedoeld in het
tweede lid, onder c, die gedurende de geldigheidsduur van de machtiging
bij de gebruiker in gebruik zijn. Artikel 126l, vijfde tot en met
achtste lid, is van overeenkomstige toepassing.

Cb

Na artikel 126nd wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 126nda

1. In geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel
67, eerste lid, kan de opsporingsambtenaar in het belang van het
onderzoek van degene van wie redelijkerwijs kan worden vermoed dat hij
toegang heeft tot beelden gemaakt met camera’s voor de beveiliging van
goederen, gebouwen of personen, vorderen deze gegevens te verstrekken. 

2. Een vordering als bedoeld in het eerste lid kan niet worden gericht
tot de verdachte. Artikel 96a, derde lid, is van overeenkomstige
toepassing. De vordering kan geen betrekking hebben op persoonsgegevens
betreffende iemands godsdienst of levensovertuiging, ras, politieke
gezindheid, gezondheid, seksuele leven of lidmaatschap van een
vakvereniging. 

3. De vordering kan mondeling worden gegeven. De vordering bevat een zo
nauwkeurig mogelijke aanduiding van de gegevens die worden gevorderd en
de titel van de vordering. De opsporingsambtenaar stelt de vordering in
het geval deze mondeling is gegeven achteraf op schrift en verstrekt
deze binnen drie dagen nadat de vordering is gedaan aan degene tot wie
de vordering is gericht. 

4. De opsporingsambtenaar maakt van de vordering en de verstrekking van
gegevens proces-verbaal op, waarin wordt vermeld:

a. de titel van de vordering;

b. de verstrekte gegevens;

c. het misdrijf en indien bekend de naam van de verdachte;

d. de feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat de voorwaarden,
bedoeld in het eerste lid, zijn vervuld.

D

De artikelen 126p en 126qa worden telkens als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “als bedoeld in artikel 141, onderdeel
b,” vervangen door: als bedoeld in artikel 141, onderdelen b, c en d,.

2. Het vierde lid komt te luiden:

4. Artikel 126h, vierde en vijfde lid, is van overeenkomstige
toepassing.

Da

Artikel 126zg, tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. het nummer of een andere aanduiding waarmee de individuele gebruiker
van de communicatiedienst wordt geĂŻdentificeerd of de naam en, voor
zover bekend, het adres van de gebruiker.

E

Aan artikel 126aa, vierde lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende:

De eerste volzin is niet van toepassing indien voeging van de melding op
grond van artikel 149b achterwege wordt gelaten.

F

In artikel 126bb, vierde lid, wordt na: “126zs”ingevoegd: , en
indien toepassing wordt gegeven aan artikel 126aa, vierde lid, tweede
volzin. 

G

Artikel 142 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onder c, wordt “bij bijzondere wetten”
vervangen door “bij of krachtens bijzondere wetten” en wordt “bij
verordeningen” vervangen door: bij of krachtens verordeningen.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. De opsporingsbevoegdheid van de in het eerste lid, onder a en b,
bedoelde buitengewone opsporingsambtenaren strekt zich uit tot de
strafbare feiten die behoren tot een bij regeling van Onze Minister van
Veiligheid en Justitie vastgesteld en in de akte, onderscheidenlijk
aanwijzing genoemd domein. Een domein kan alle strafbare feiten
omvatten.

3. In het vierde lid wordt “Bij algemene maatregel van bestuur”
vervangen door: Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.

H

Na artikel 148b wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 148ba

1. De officier van justitie bij het Parket Centrale Verwerking Openbaar
Ministerie is belast met de opsporing van de strafbare feiten, bedoeld
in artikel 9, vierde lid.

2. Artikel 148, tweede en derde lid, is van toepassing.

I

Aan artikel 226l worden vijf leden toegevoegd, luidende:

3. Onze Minister van Veiligheid en Justitie kan ambtenaren belast met de
opsporing van strafbare feiten aanwijzen. Die ambtenaren zijn, ter
uitvoering van het krachtens het eerste en tweede lid bepaalde, bevoegd
zich voor medewerking bij de te verlenen feitelijke bescherming te
wenden tot een ieder.

4. Indien de in het derde lid bedoelde medewerking niet wordt verleend,
kan de officier van justitie in het belang van de feitelijke bescherming
van de getuige, deze medewerking vorderen. 

5. De geldende wettelijke voorschriften ter zake van de in het derde en
vierde lid bedoelde medewerking blijven, voor zover deze in de weg staan
aan het verlenen van de medewerking, buiten toepassing.

6. Degene tot wie een verzoek tot medewerking als bedoeld in het derde
lid of een vordering als bedoeld in het vierde lid is gericht, neemt in
belang van de feitelijke bescherming van de getuige geheimhouding in
acht over al hetgeen hem bekend is ten aanzien van het verzoek tot
medewerking of de vordering.

7. Een vordering als bedoeld in het vierde lid kan niet worden gericht
tot de verdachte. Artikel 96a, derde lid, is van overeenkomstige
toepassing.

J

In artikel 552o, derde lid, vervalt: , overeenkomstig het eerste lid van
dit artikel,.

ARTIKEL II

Artikel 17 van de Wet op de economische delicten wordt als volgt
gewijzigd:

1. In het eerste lid, onder 2°, wordt “Onze Minister van Justitie”
vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie. 

2. Het derde lid komt te luiden:

3. Artikel 142, tweede en vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering
is van overeenkomstige toepassing op de in het eerste lid, onder 2° en
3°, bedoelde opsporingsambtenaren.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan
verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Justitie en Veiligheid,

 

 

 PAGE    

 PAGE   5