[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Stand van zaken van moties en toezeggingen op het gebied van VWS

Bijlage

Nummer: 2017D35761, datum: 2017-12-06, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Stand van zaken van moties en toezeggingen op het gebied van VWS (2017D35760)

Preview document (🔗 origineel)


Tekst voor in stand van zakenbrief 

Minister van VWS en minister voor MZS en staatssecretaris van VWS

Voortgang subsidies jaargang 2016 ‘Samen beslissen’

In de beantwoording van 22 juni 2016 op het VSO naar aanleiding van de
brief van 22 april 2016 over de resultaten van het ‘Jaar van de
Transparantie’ is aangegeven dat uw Kamer zal worden geïnformeerd
over de activiteiten, die in 2016 subsidie ontvangen voor het thema
‘Samen beslissen’. Met deze brief wordt invulling gegeven aan deze
toezegging. De activiteiten worden bekostigd uit de € 5 miljoen die
jaarlijks beschikbaar is gesteld om een impuls te geven aan
transparantie over de kwaliteit van zorg. Het Zorginstituut Nederland
heeft de regie op transparantie activiteiten en voert de betreffende
subsidieregeling uit.

Op basis van het beleidskader subsidiëring transparantie over de
kwaliteit van zorg 2016 ontvangen zeven projecten subsidie om ‘Samen
beslissen’ te bevorderen. De subsidieperiode loopt van 1 november 2016
tot 31 oktober 2018. Binnen alle projecten wordt inmiddels aan de
inhoudelijke projectresultaten gewerkt: de introductie van ‘drie goede
vragen’ in de huisartsenpraktijk, het ontwikkelen van een model voor
een structurele verwijs- en samenwerkingssystematiek voor transparante
interdisciplinaire samenwerking op het terrein van zeldzame
aandoeningen, het ontwikkelen en updaten van zorgpaden voor zeldzame
stofwisselingsziekten, duurzame implementatie van 24 zorgpaden in 12
ziekenhuizen, een informatietool over beschikbare regionale zorgvormen
in de CVA-keten, het ontwikkelen van een website voor patiënten met
informatie over ‘Samen beslissen’ in de ggz en het bevorderen van
persoonsgerichte zorg in de ggz op basis van ROM-uitkomsten en
kwaliteitsstandaarden. 

Bij deze projecten zijn organisaties van patiënten en zorgaanbieders
betrokken. Meer informatie is te vinden op de website van Zorginstituut
Nederland  HYPERLINK
"https://www.zorginstituutnederland.nl/werkagenda/subsidieregelingen/sub
sidieregeling-transparantie-over-de-kwaliteit-van-zorg/thema-2016"
https://www.zorginstituutnederland.nl/werkagenda/subsidieregelingen/subs
idieregeling-transparantie-over-de-kwaliteit-van-zorg/thema-2016 . 

Tijdens het WGO VWS-jaarverslag 2016 van 29 juni jl., heeft uw Kamer
gevraagd om geïnformeerd te worden over de tussenstand van de Staat van
Volksgezondheid en Zorg (Staat VenZ), alsmede over verbeter- en
uitbreidingsmogelijkheden van de VWS Monitor (2017-130). Met brief
inzake verzoek om toezending van het rapport van het kennisconsortium
StaatVenZ over de VWS-monitor, van d.d. 9 november jl., bent u reeds
geïnformeerd over de adviesnotitie over de VWS Monitor. Hieronder doe
ik de tweede helft van de toezegging gestand.

Tussenstand Staat van Volksgezondheid en Zorg

De Staat VenZ (  HYPERLINK "http://www.staatvenz.nl"  www.staatvenz.nl )
presenteert actuele en eenduidige cijfers over de verschillende domeinen
van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS):
volksgezondheid, zorg, maatschappelijke ondersteuning en jeugd. Ook
sport komt aan bod, voor zover het samenhangt met volksgezondheid en
zorg. Met deze kerncijfers kan het maatschappelijk debat over
volksgezondheid en de zorg gefundeerd worden gevoerd. De Staat van
Volksgezondheid en Zorg wordt gemaakt in een samenwerking tussen onder
andere RIVM, VWS, SCP, en CBS, onder regie van het RIVM (‘consortium
Staat VenZ’) en met VWS als opdrachtgever.

De ontwikkeling van de Staat VenZ is een groeitraject. Alleen
kerncijfers waarover overeenstemming bestaat met betrekking tot
definitie, bron en de verwerking en beschikbaarheid van data zijn
opgenomen. In 2016 is de eerste release van de Staat VenZ verschenen.
Sindsdien heeft de Staat VenZ een groei doorgemaakt. Naast meer cijfers
beschikbaar via de website, is de Staat VenZ nu ook toegankelijk via een
app. Het digitaal cijferoverzicht van de Staat VenZ wordt verder gevuld
en zal naar verwachting in mei 2018 het volledige terrein van
volksgezondheid en zorg dekken. Het digitaal cijferoverzicht is
dynamisch en daarmee nooit af. Verdieping vindt plaats met
themarapporten. Zo verschijnt dit najaar een themarapport over depressie
en begin 2018 over dementie.

De Staat VenZ maakt gebruik van monitors, rapportages en websites die
cijfers presenteren over Volksgezondheid en Zorg. Het digitale
cijferoverzicht verwijst waar nodig en mogelijk door naar deze bronnen,
waar meer informatie en duiding te vinden is. Het digitaal
cijferoverzicht van de Staat VenZ geeft inzicht in actuele kerncijfers
met betrekking tot volksgezondheid en zorg, maar geen duiding en
betekenis van ingezet beleid.  

Op 6 juli jongstleden vond er een bestuurlijk overleg plaats over de
samenwerkingsagenda van ZN en de VNG. ZN en de VNG hebben gezamenlijk de
huidige samenwerking tussen het medische en sociale domein in beeld
gebracht door een inventarisatie naar alle lokale
samenwerkingsinitiatieven op het gebied van onder andere preventie, GGZ,
ouderen, effectief samenwerken in de wijk, jeugd 18-/18+. Tijdens het
bestuurlijk overleg heeft mijn ambtsvoorganger met ZN en de VNG de
afspraak gemaakt om deze stukken met uw Kamer te delen. De geografische
kaarten laten zien dat er over het hele land veel initiatieven zijn
waarbij over de domeinen van de zorgverzekeringswet en Wmo wordt
samengewerkt. Tegelijkertijd wordt duidelijk dat niet alle regio’s in
dezelfde mate profiteren van de samenwerking en de intensiteit en inhoud
van de projecten verschilt. Daarom zal er de komende tijd via
verschillende trajecten blijvend geïnvesteerd worden om de samenwerking
tussen zorgverzekeraars en gemeenten te versterken en te verbeteren. 

Minister van VWS en minister voor MZS

Naar aanleiding van de motie van het lid Volp van 19 januari jl.
over het praktisch en financieel borgen van zorg door vaste
hulpverleners aan kinderen met een intensieve zorgvraag in de terminale
fase in een ziekenhuis is uw Kamer in de brief Stand van zaken moties
en toezeggingen zomer 2017 van 6 juli jl. geïnformeerd. Mijn
ambtsvoorganger heeft destijds via Stichting PAL en de Nederlandse
vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK) een enquête gedaan onder 100
kinderartsen, te weten de hoofden van de academisch (kinder)ziekenhuizen
en artsen met een leidinggevende functie binnen de kinderafdelingen van
de perifere, algemene ziekenhuizen. In juli is aangegeven dat de komende
tijd met betrokkenen nader overleg gevoerd zou worden om dit vraagstuk
en oplossingen verder uit te diepen. 

De uitkomst van de enquête is sindsdien besproken in de Kinder Comfort
Teams (KCT) van de academische kinderziekenhuizen en in de regionale
Netwerken Integrale Kindzorg (NIK). In de Netwerken Integrale Kindzorg
zijn naast multidisciplinaire deelnemers vanuit het ziekenhuis, ook de
eerstelijns partijen betrokken (huisarts, arts verstandelijk
gehandicapten, kinderthuiszorg, kinderopvang, kinder- en jeugdhospice,
apotheek en Centrum jeugd en gezin). Leden van KCTs en NIKs geven aan
dat problemen bij het inzetten en financieren van externe hulpverleners
aan kinderen met een intensieve zorgvraag in de terminale fase in een
ziekenhuis zich in de praktijk maar zeer weinig voor doen. Bij geen van
de eerstelijns partijen bleek casuïstiek bekend, waarbij de inzet
vanuit de eerstelijns zorg in het ziekenhuis problemen heeft opgeleverd.


Er is volgens partijen vooral sprake van afspraken op maat, passend bij
de situatie van kind en gezin. Dan gaat het om zorg uitgevoerd door een
professionele organisatie in het ziekenhuis, veelal omdat er een
concrete vraag vanuit het ziekenhuis bestaat, bijvoorbeeld als op de
afdeling een bepaald verpleegkundig specialisme ontbreekt. De
financiering levert geen problemen op. Anders zou dit kunnen liggen bij
zorg die via een pgb door een gezin ingehuurd is en waarbij de zorg -
volgens de NIK en KCT - niet altijd door professionals wordt verleend. 

De Kinder Comfort Teams in de academisch centra zullen desalniettemin
voor dit vraagstuk een globaal beleid opstellen. Hierbij zal de wens van
kind en gezin in de basis centraal staan, zeker in de
palliatief-terminale fase. Maar ook vraagstukken omtrent kwaliteit en
doelmatigheid van deze vorm van externe inzet zullen in het beleid
worden meegenomen. Hiermee is deze motie afgedaan.

In de motie van het lid Rutte wordt verzocht om de verschuiving van zorg
en ondersteuning tussen de drie domeinen, Wmo, Zvw en Wlz, per gemeente
in kaart te brengen en deze monitor jaarlijks te herhalen. Het CBS heeft
hierover 17 oktober 2017 een tabel gepubliceerd op de monitor langdurige
zorg ( HYPERLINK "http://www.monitorlangdurigezorg.nl"
www.monitorlangdurigezorg.nl ). In deze tabel wordt de instroom in de
Wlz in 2015 per gemeente zichtbaar per 10.000 inwoners en het percentage
afwijzingen per gemeente.  Voor de Verpleging en Verzorging sector
wordt apart gekeken naar de instroom in de Wlz per 10.000 mensen boven
de 65 jaar in de gemeente. Tevens wordt gekeken naar het percentage
mensen dat voorafgaand aan de overgang naar de Wlz wijkverpleging heeft
gehad, de gemiddelde leeftijd van de instroom en naar het percentage dat
aan het eind van het jaar is opgenomen, extramurale zorg ontvangt of al
is overleden.

De tabel moet met voorzichtigheid worden gelezen. Uitschieters in
gemeenten kunnen een statistische achtergrond hebben door een toevallige
hogere instroom in een jaar, zeker bij kleinere gemeenten. Ook kunnen
uitschieters samenhangen met factoren die niet in de monitor zijn
opgenomen. De gegevens kunnen worden gebruikt om in een gemeente met de
betrokken partijen gesprekken te voeren over verschuivingen van zorg en
ondersteuning tussen de domeinen. We zullen gemeenten, zorgverzekeraars
en zorgkantoren op deze data attenderen. De waarde van de cijfers zal
verder toenemen als er over meerdere jaren cijfers beschikbaar zijn.
Begin 2018 zal de tabel worden aangevuld met de dan beschikbare gegevens
over 2016. Dan zullen zo mogelijk ook data over het gebruik van
maatwerkvoorzieningen voorafgaand aan de instroom in de Wlz en de kosten
van de Wmo en van wijkverpleging per gemeente worden toegevoegd.

Minister voor MZS en staatssecretaris van VWS

Op 8 november 2016 is in uw Kamer de motie van het lid Volp over
bevorderen van aandacht en zorg voor de omgeving van de verslaafde
aangenomen. Verslaving levert niet alleen een probleem op voor de
verslaafde zelf, maar ook voor diens directe omgeving, zoals partner,
ouders en kinderen. Doorgaans betreft het schaamte, schulden,
relatieproblemen en/of verborgen geweld, direct samenhangend met de
verslaving. Wanneer een verslaafde in behandeling is wordt indien nodig
de omgeving van een verslaafde bij de behandeling betrokken via een
zogenaamde systeemaanpak. Niet elke verslaafde zoekt hulp om zich te
laten behandelen voor de verslaving. Hoewel de problemen van de omgeving
zich lang niet altijd vertalen in een zorgvraag bestaat in sommige
gevallen wel de behoefte aan ondersteuning in het omgaan met de
verslavingsproblematiek van een geliefde en bij het oplossen van de
problemen als gevolgen van de verslaving. Ook bij het proces van herstel
kan ondersteuning door familie een effectieve bijdrage leveren aan het
herstel. 

Sinds 2015 werken het Trimbos-instituut en de Stichting Coke van Jou
samen in het project Verslaafd aan Jou, waarin ze gezamenlijk steun en
informatie bieden aan met name de familie van verslaafden. De indruk
bestaat dat het aanbod dat vanuit deze samenwerking is ontwikkeld niet
of onvoldoende bekend is. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG)
is daarom verzocht om gemeenten te informeren over dit project. De VNG
heeft de informatie over dit project onder haar leden verspreid. Hiermee
is aan deze motie voldaan.

Minister van VWS

In de brief Waardig leven met zorg is aangegeven dat onderzocht zou
worden in hoeverre ervaren drempels voor pgb-gefinancierde initiatieven
kunnen worden weggenomen bij de mogelijke overgang naar levering in zorg
in natura. Hierover heeft VWS het afgelopen jaar overleggen gevoerd met
de Zorgverzekeraars Nederland (ZN), de Branchevereniging Kleinschalige
Zorg (BVKZ), IGJ in oprichting (IGJ i.o.), zorgkantoren en cliënten- en
brancheorganisaties. Tijdens deze sessies zijn voorbeelden uitgewisseld
en besproken.  

Een veel gehoord knelpunt is dat verzekerden kiezen voor
pgb-gefinancierde zorgaanbieders, omdat het aanbod van zorg in natura
niet altijd aansluit op de behoeftes. Anders gezegd: in het pgb heeft de
cliënt meer ‘eigen regie’. De minister van VWS vindt dat het
zorgaanbod zoveel mogelijk aan hoort te sluiten op wat cliënten aan
zorg nodig hebben en wensen. Mensen zouden niet voor een pgb moeten
kiezen, omdat de zorg die zij willen niet is gecontracteerd. 

Om de cliënt meer zeggenschap te geven over de invulling van de zorg
wordt op het gebied van de zorginkoop in een aantal regio’s gewerkt
met meer persoonsvolgende zorg. Voorts is onderdeel van het project
“Ruimte voor Verpleeghuizen”, dat circa 15 zorgaanbieders werken aan
persoonsvolgende bekostiging binnen de instelling. Doel van deze
experimenten is het vergroten van de mogelijkheden van cliënten om
gecontracteerde zorg te kiezen die het beste bij hun wensen, behoeften
en manier van leven past. 

De minister van VWS blijft aandacht houden voor een goede aansluiting
van het zorgaanbod in natura op de zorgvraag van de cliënt.

Afgelopen voorjaar is een eerste versie van de Richtlijn Orgaandonatie
na euthanasie aan mijn ambtsvoorganger overhandigd. Er wordt momenteel
in de praktijk al gewerkt met deze richtlijn. Er bleek behoefte aan een
verdere aanscherping van deze richtlijn. Door de betrokken partijen is
hiermee gestart. In het kader van deze aanscherping is een
adviesaanvraag ingediend bij de Gezondheidsraad. Het advies wordt niet
voor eind 2018 verwacht. Op grond van dat advies kan de aangescherpte
versie worden afgerond. Daarna, in de eerste helft van 2019, zal de
richtlijn ter informatie aan uw Kamer worden gestuurd.

In de brieven van 3 november 2016 en 30 augustus 2017 is uw Kamer
geïnformeerd over het onderzoek van het CAK en de Belastingdienst
waarbij wordt bezien of de inkomens- en vermogensgegevens van mensen,
geïntegreerd kunnen worden in de rekenmodule van het CAK. Dit onderzoek
had als doel om cliënten eenvoudiger en tijdig te kunnen informeren
over de hoogte van de eigen bijdrage, hetgeen bruikbaar kan zijn bij het
onderzoek (keukentafelgesprek). Als gevolg van de beoogde maatregel uit
het regeerakkoord om een abonnementstarief van €17,50 per vier weken
in te voeren in de Wmo 2015 is de noodzaak voor een eventuele aanpassing
komen te vervallen. Dit betekent dat er geen uitvoeringstoets aan het
CAK zal worden gevraagd en dat de rekenmodule van het CAK voor de Wmo
2015 niet zal worden aangepast. De komende periode wordt nog bezien of
de integratie van inkomens- en vermogensgegevens in de rekenmodule van
het CAK voor de Wlz bruikbaar kan zijn. 

In het Algemeen Overleg over de Wijkverpleging van 5 juli jl. is
toegezegd uw Kamer eind dit jaar in een voortgangsrapportage te
informeren over de stand van zaken van de moties en toezeggingen rondom
mantelzorg. In deze brief wordt aan deze toezegging voldaan.  

In de voortgangsrapportage Wmo van april jl. is naar aanleiding van een
expertmeeting in maart toegezegd uw Kamer verder te informeren over de
vervolgstappen met betrekking tot de ondersteuning van jonge
mantelzorgers. Inmiddels heeft in mei van dit jaar een tweede
expertmeeting plaatsgevonden waarin met veldpartijen afspraken zijn
gemaakt over het verbeteren van de uitvoeringspraktijk. Movisie en NJI
ontsluiten hiertoe gezamenlijk de kennis over deze doelgroep en in 2018
wordt een werkconferentie met gemeenten en professionals georganiseerd
waarop nieuwe resultaten en inzichten worden gedeeld. Hiermee wordt
voldaan aan deze toezegging. 

Met brief van 5 juli jl. heeft uw Kamer verzocht om een reactie op het
bericht van het Seniorenkwartet. Op 10 augustus jl. heeft een overleg
plaatsgevonden met het Seniorenkwartet. Hierin is door hen aangegeven
welke mogelijkheden sociaal ondernemers kunnen bieden bij het
ondersteunen van mantelzorgers en cliënten. Afgesproken is dit
perspectief mee te nemen in het gesprek met gemeenten, hiervoor aandacht
te vragen in de eerstvolgende wethoudersbrief en hen een mogelijk
platform te bieden op het derde In voor Mantelzorg-congres dat in 2018
gepland wordt. 

Het Kamerlid Ellemeet heeft de regering verzocht om middels een brede
bewustwordingscampagne mantelzorgers te wijzen op en te informeren over
de ondersteuning en mantelzorgvervanging waarop zij aanspraak kunnen
maken.

Op dit moment wordt een verkenning gedaan met verschillende betrokken
veldpartijen, waaronder Mezzo en de VNG, over de manier waarop een
campagne optimaal benut kan worden. Tot die tijd wordt op diverse
manieren ingezet op bewustwording van mantelzorgers, n.l.:

In 2017 en 2018 ondersteunt het ministerie van VWS de campagne Hoe werkt
Nederland? van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid om op
die manier extra aandacht voor werkende mantelzorgers te vragen. Dit
platform richt zich op werkgevers en werknemers en de manier waarop zij
omgaan met een veranderende arbeidsmarkt en de vragen die hiermee
samenhangen zoals het verdelen van werk en zorgtaken. Deze campagne
heeft een groot bereik.

Verder wordt het Programma Next Step ondersteund waarin bewustwording
van werkgevers over mantelzorg en het inzetten op mantelzorgvriendelijk
personeelsbeleid centraal staat. 

Het  ministerie van VWS is bezig om samen met Movisie en Vilans een
vervolgcongres In voor mantelzorg te organiseren voor zorg- en
welzijnsprofessionals, zoals dat ook voorgaande jaren heeft
plaatsgevonden en een groot bereik heeft gehad.  

Ook wordt een aantal mantelzorgprojecten ondersteund die bijdragen aan
bewustwording onder mantelzorgers, zoals bijvoorbeeld De Mantelzorg
Awards, het platform Mantelzorgelijk en de tentoonstelling Mantel der
Liefde.

Movisie heeft in opdracht van de VNG het zogenaamde Woudlopershandboek
opgesteld voor ambtenaren informele zorg. Hierin wordt uitgegaan van de
totale ‘mantelzorgreis’ en wordt gemeenten handvatten aangeboden
waarmee zij hun beleid rondom mantelzorg en informele zorg beter vorm
kunnen geven. Deze is te vinden op de site van de VNG.

Het Kamerlid Kuzu (Kamerstuk 30169-66) heeft gevraagd om meer bekendheid
te genereren voor de vrijwilligersverzekering. 

Het ministerie van VWS heeft hiervoor overleg gevoerd met onder andere
de VNG, Mezzo en vrijwilligerskoepel NOV. Het is in de eerste plaats aan
(individuele) gemeenten om correcte informatie over de
vrijwilligersverzekering te verstrekken. De VNG heeft aangegeven dat
informatie over de vrijwilligersverzekering op hun website tijdelijk
niet actueel was. Dit is inmiddels aangepast.  Via de publicatie
‘minder gedoe voor vrijwilligers’ heeft mijn ambtsvoorganger vorig
jaar informatie over de vrijwilligersverzekering verstrek. Ten slotte
zijn Mezzo en de vrijwilligerskoepel NOV gevraagd om binnen hun netwerk
aandacht te vragen voor de mogelijkheden die de verzekering biedt voor
zowel vrijwilligers als mantelzorgers. Hiermee wordt voldaan aan de
motie. 

Het kamerlid Van der Staaij heeft verzocht, naar voorbeeld van de
subsidieregeling voor vrijwillige palliatieve terminale zorg, te
onderzoeken of ook op andere terreinen, bijvoorbeeld voor
vrijwilligerswerk voor patiënten met dementie, een dergelijke
subsidieregeling uitkomst zou kunnen bieden in de verlichting van
mantelzorgers. 

Anders dan bij mantelzorg en vrijwillige thuiszorg is de
verantwoordelijkheid voor palliatieve zorg door het gemeente
overstijgend karakter niet overgedragen aan gemeenten met de Wmo 2007 of
2015. Vrijwilligers in de palliatieve zorg zijn zeer intensief betrokken
bij het begeleiden van de laatste levensfase. Continuïteit en
begeleiding van deze vrijwilligers is daarmee van groot belang. De groep
vrijwilligers en hun ondersteuningsbehoefte is goed af te bakenen. Dit
onderscheidt vrijwillige palliatieve zorg van sommige andere sectoren
waarin vrijwilligers actief zijn. Voor de scholing en coördinatie van
deze vrijwilligers verstrekt het ministerie van VWS daarom subsidie. 

Gemeenten zijn wel verantwoordelijk voor het ondersteunen van andere
(zorg)vrijwilligers. Uit gesprekken met het NOV, de VNG en een
klankbordgroep van gemeenten blijkt het inrichten van landelijke
subsidieregelingen voor verschillende groepen zorgvrijwilligers niet
wenselijk en gelet op het afbakenen van verschillende doelgroepen (naar
ziektebeeld) ook niet werkbaar. 

Wel onderstreept de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport het
belang van coördinatie en deskundigheidsbevordering bij
zorgvrijwilligers. Daartoe wordt op dit moment door verschillende
organisaties reeds ingezet, in het geval van vrijwilligers voor
patiënten met dementie bijvoorbeeld door de samenwerking tussen We
Helpen en Alzheimer Nederland. Ook wordt in het programma Vrijwillig
Dichtbij ingezet op het ondersteunen van landelijke
vrijwilligersorganisaties, zodat zij lokaal een rol van betekenis kunnen
spelen. Tot slot onderzoekt Movisie in 2018 de manier waarop gemeenten
vorm geven aan hun vrijwilligersbeleid. Aan de hand van deze uitkomsten
wordt bezien welke ondersteuning hierop eventueel nog nodig en/ of
wenselijk is. 

In de motie van het kamerlid Keijzer wordt de regering verzocht  te
onderzoeken welke fiscale maatregelen het schenken van tijd en geld via
de werkgever kunnen bevorderen. Dit verzoek is vooral ingegeven vanuit
de wens de administratieve lasten terug te dringen. In de motie wordt
tevens gevraagd te onderzoeken hoe werknemersvrijwilligerswerk
gestimuleerd kan worden. 

Het tegengaan van administratieve lasten in de zorg en ondersteuning is
één van de speerpunten van dit kabinet. Met gemeenten en
vrijwilligersorganisaties zal worden gekeken naar mogelijkheden om
regeldruk tegen te gaan. In de publicatie ‘Minder gedoe voor
vrijwilligers’   worden hier al handvatten voor geboden en ook NOV zet
zich in om zo gunstig mogelijke randvoorwaarden voor vrijwilligers te
creëren.

De minister van VWS wil in reactie op deze motie, hoe sympathiek de
achterliggende gedachte ook is, namens de staatssecretaris van
Financiën vooropstellen dat het creëren van een nieuwe fiscale
faciliteit in welke vorm dan ook niet gewenst is. Elke tegemoetkoming
van de werkgever aan de werknemer, voor welk doel dan ook, is in
beginsel een vorm van loon waarover door de werkgever in beginsel
loonbelasting en premie volksverzekeringen moet worden ingehouden.
Vrijstellingen op dat uitgangspunt in de loonsfeer compliceren de
uitvoering aanzienlijk, leiden tot (aanzienlijke) administratieve lasten
en zijn moeilijk handhaafbaar.

Er zijn overigens op dit moment  reeds diverse mogelijkheden voor
werkgevers en werknemers te bestaan die niet gepaard gaan met het
verzwaren van de administratieve lasten voor bedrijven. Voor de
werknemer bestaat al een fiscale faciliteit in de vorm van de
giftenaftrek in de inkomstenbelasting. De werkgever kan daarnaast zonder
meer toestaan dat de werknemer onder werktijd vrijwilligerswerk verricht
en op die manier het verrichten van vrijwilligerswerk door de werknemer
stimuleren. Een andere mogelijkheid is dat de werkgever de werknemer een
extra verlofdag geeft. Deze dag kan de werknemer dan op zijn beurt
invullen met vrijwilligerswerk. In deze voorbeelden is sprake van
loondoorbetaling tijdens de (verlof)dag waarop het vrijwilligerswerk
wordt verricht. Over dat loon moet - net als over elke ander vorm van
loon - loonbelasting en premie volksverzekeringen worden ingehouden. Er
vindt immers betaling van loon plaats.

In Nederland wordt door werkgevers reeds ingezet op
werknemersvrijwilligerswerk. Zo hebben o.a. Schiphol, Royal Bank of
Scotland, De Nederlandsche Bank NV en Koninklijk Instituut voor de
Tropen hierover al afspraken in de cao opgenomen, doen steeds meer
bedrijven aan corporate volunteering via bijvoorbeeld buddyprogramma’s
in Nederland of het buitenland en doen duizenden organisaties jaarlijks
mee aan de vrijwilligersactie van NLDoet.

Een andere vorm van het schenken van tijd is bijvoorbeeld het door de
werknemer zelf afkopen van verlofuren. De afkoop van verlofuren vormt
loon voor de loonbelasting. De nettowaarde van deze afkoop is dan
beschikbaar voor een schenking aan een goed doel. In dat geval heeft de
werknemer de mogelijkheid deze schenking voor de heffing van
inkomstenbelasting in aanmerking te nemen als giftenaftrek. De afkoop
kan, met inachtneming van de voor de werkkostenregeling geldende
voorwaarden, echter ook gecombineerd worden met de werkkostenregeling.
In dat geval wijst de werkgever de waarde van de afkoop (het
loonbestanddeel) aan als eindheffingsbestanddeel zodat de afkoop onder
de vrije ruimte van de werkkostenregeling kan worden gebracht en maakt
de aangewezen vergoeding bruto over naar de werknemer. Zo kan de
werknemer de brutowaarde van tijd schenken aan een goed doel en deze
schenking voor de heffing van inkomstenbelasting in aanmerking nemen als
persoonsgebonden aftrek. Ingeval de zogenoemde vrije ruimte uit de
werkkostenregeling wordt overschreden moet de werkgever wel zelf
loonbelasting betalen over het loonbestanddeel dat uitstijgt boven de
vrije ruimte.

Op 12 september jl. is aan uw Kamer het rapport van de Commissie
Transparantie en Tijdigheid “Zorguitgaven sneller en beter in beeld”
aangeboden. Daarbij is vermeld dat het aan een nieuw kabinet is om op
dit rapport te reageren. In de toelichting bij de wijziging van het
instellingsbesluit van de commissie, aan uw Kamer verzonden op 22 mei
jl. staat vermeld dat de minister van VWS uiterlijk in oktober 2017 een
reactie zal geven op de rapportage. Omdat het nieuwe kabinet pas eind
oktober 2017 is beëdigd, is dit niet gelukt. De reactie op het rapport
kunt u begin 2018 verwachten.

Minister voor MZS

In de beantwoording van de vragen uit het schriftelijk overleg
Geneesmiddelenbulletin van 19 september 2016 is toegezegd dat in het
voorjaar van 2017 de resultaten van de evaluatie van het
farmacotherapeutisch samenwerkingsverband aan uw Kamer wordt gestuurd.
In de stand van zaken brief moties en toezeggingen van 6 juli jl. bent u
geïnformeerd dat de samenwerkingspartners hebben aangegeven meer tijd
nodig te hebben voor de opzet en afstemming van de evaluatie en om die
reden uw Kamer na de zomer zou worden geïnformeerd over de uitkomsten
van de evaluatie. De samenwerkingspartners hebben aangegeven dat de
evaluatie eind november 2017 gereed zal zijn. Na het opleveren van het
evaluatierapport zal men zich intern buigen over de toekomstvisie,
waarna uw Kamer zal worden geïnformeerd.

Tijdens het Algemeen Overleg Geneesmiddelen en psychofarmaca van 9
februari jl. is toegezegd de NZa te vragen ook te kijken naar de
financiering van nazorg bij dure geneesmiddelen en in hoeverre daarover
regionaal afspraken gemaakt kunnen worden als de behandeling met
dergelijke middelen gecentraliseerd wordt. De NZa zal deze vraag in haar
tweede monitor ‘Contractering en inkoop van geneesmiddelen in de
medisch-specialistische zorg’ van 2017 meenemen. Verwacht wordt dat
dit rapport aan het einde van dit kalenderjaar aan uw Kamer gestuurd zal
worden.

Naar aanleiding van een door het lid Dijkstra ingediende motie die de
regering verzocht te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om sport en
bewegen beter te borgen in de gezondheidszorg, heeft u op 8 december
2016 een brief ontvangen. In deze brief is uiteengezet hoe deze motie
wordt uitgevoerd en is toegezegd uw Kamer voor het einde van 2017 de
eerste resultaten te laten weten van de in gang gezette onderzoeken en
ontwikkelingen. Aan deze toezegging wordt hierbij voldaan. Om de motie
uit te voeren gaf de brief aan dat VWS werkt aan het realiseren van de
structurele voorwaarden die partijen helpen bij het ontwikkelen van
lokaal maatwerk, en wel aan: 

het ontwikkelen van prestatiebeschrijvingen en tarieven voor verzekerde
preventieve interventies in de Zvw, 

het faciliteren van afspraken over de inzet van sport en bewegen bij
selectieve preventie,

het monitoren van gemeenten op hun verantwoordelijkheid voor selectieve
preventie, 

het stimuleren van het gerichter meer aantoonbaar effectief invulling
geven aan de collectiviteiten als het gaat om preventie.

De stand van zaken op deze vier punten is als volgt. In de eerste helft
en in de zomer van 2017 heeft een aantal overleggen plaatsgevonden over
een prestatiebeschrijving en een tarief voor de gecombineerde
leefstijlinterventie (GLI). In de komende tijd werken de NZa en het
Zorginstituut, in samenwerking met de veldpartijen, verder aan een
voorstel voor de implementatie hiervan. Ambitie is om in het begin van
2018 de regelgeving zoveel mogelijk gereed te hebben, zodat partijen
voldoende voorbereidingstijd hebben voordat de regelgeving per 1 januari
2019 van kracht wordt. 

Om inzet van sport en bewegen in de gezondheidszorg een impuls te geven
laat VWS het RIVM onderzoeken hoe evidence based kennis hierover beter
in de richtlijnen van professionals in de zorg en de jeugdhulpverlening
kan worden verankerd. Mensen met aandoeningen als diabetes 2, hart en
vaatziekten maar ook na een beroerte, hebben baat bij beweging, hiervan
zijn behalve ‘bewijzen’ ook veel goede voorbeelden beschikbaar (zie
o.a. loketgezondleven.nl, de Gelderse Poort, de Wandelbond en de
Nationale Diabetes Challenge). Dit thema houdt dan ook onze aandacht.

Op het terrein van publieke gezondheid is er een gedeelde
verantwoordelijkheid tussen rijksoverheid en gemeenten. Partijen hebben
ook ieder een eigen verantwoordelijkheid. Het monitoren van het
gemeentelijke beleid is een verantwoordelijkheid van gemeenten en zij
leggen verantwoording af aan hun lokale gemeenteraad. Per 2018 zullen
bestuurlijke overleggen plaatsvinden in het kader van de publieke
gezondheid en preventie tussen Rijksoverheid en gemeenten. Daarin zullen
we elkaar op ieders verantwoordelijkheid aanspreken.

Over de zogenaamde collectiviteiten is op 24 februari jl. uw Kamer
geïnformeerd over de resultaten van de werkconferentie die hierover is
georganiseerd. Doel van de conferentie was het uitwisselen van goede
voorbeelden die met collectiviteiten worden bereikt en de
collectiviteitskorting kunnen onderbouwen. Het bleek voor alle betrokken
partijen (werkgevers, gemeenten, bonden, patiëntenorganisaties en
tussenpersonen) lastig om verbanden te leggen tussen (zorg)inhoudelijke
afspraken, gezondheidswinst en de collectiviteitskorting op de premie.
Na de werkconferentie is de NZa gevraagd om zorginhoudelijke criteria
nader uit te werken, om zodoende meer resultaten te kunnen behalen met
collectieve zorgverzekeringen. Dit advies wordt op korte termijn
verwacht en uw Kamer zal, zoals reeds toegezegd, nog dit najaar worden
geïnformeerd over deze resultaten.

Op 28 oktober 2016 ontving uw Kamer een brief over de toekomst van de
wet op bijzondere medische verrichtingen. Daarin gaf mijn
ambtsvoorganger aan van plan te zijn toe te werken naar een beleidsregel
met (besluitvormings-)procedures over de totstandkoming van vergunningen
en planningsbesluiten op basis van deze wet. Die beleidsregel zal kunnen
bijdragen aan meer objectieve kwaliteits- en doelmatigheidsinformatie en
een grotere uitvoerbaarheid van de wet op bijzondere medische
verrichtingen.

De minister voor Medische Zorg en Sport is aan de slag met de uitwerking
van de beleidsregel. Uw Kamer wordt in de eerste helft van 2018 op de
hoogte gebracht van de ontwikkelingen.

Het brede onderzoek naar de capaciteit in de mondzorg (toezegging TK
2017-117), zoals toegezegd tijdens het AO mondzorg/ eerstelijnszorg van
21 februari jl., is gaande en zal naar verwachting begin 2018 gereed
zijn. U zult begin 2018 door de minister voor Medische Zorg en Sport
over de uitkomsten van dit onderzoek worden geïnformeerd.

In het debat Wijziging Wet beroepen in de individuele gezondheidszorg
van 7 september 2017 is toegezegd te onderzoeken of het mogelijk is om
een zorgverlener die twee BIG-beroepen uitoefent en dus twee
BIG-registratienummers heeft, in de toekomst onder één BIG-nummer te
registreren. Het is niet mogelijk om voor twee BIG-beroepsregistraties
één BIG-nummer te hanteren. Dit omdat de laatste twee cijfers van het
BIG-nummer de specifieke beroepsgroep weergeven waarvoor de registratie
geldt. Het is op dit moment al wel transparant in het BIG-register voor
welke beroepen en onder welke BIG-nummers één persoon staat
ingeschreven. Op het moment dat een zorgverlener wordt opgezocht in het
BIG-register, via bijvoorbeeld naam of BIG-nummer, dan ziet de opvrager
ook direct voor welk(e) beroep(en) deze persoon staat ingeschreven in
het BIG-register en welke BIG-nummer(s) bij iedere registratie horen.
Eventuele maatregelen die opgelegd zijn aan de opgezochte zorgverlener
worden ook voor alle beroepen en registraties direct en overzichtelijk
weergegeven. Hiermee wordt de toezegging afgedaan.

Met brief van 16 september 2016, is Uw Kamer toegezegd vóór eind 2017
de beleidsdoorlichting van artikel 2.2 (Toegankelijkheid en
betaalbaarheid van de zorg) van de VWS-begroting inclusief de
kabinetsreactie naar uw Kamer te sturen. De begeleidingscommissie van
deze doorlichting heeft ervoor gekozen om gezichtspunten vanuit de
praktijk op te nemen in deze beleidsdoorlichting. Hierdoor heeft de
beleidsdoorlichting meer kleuring gekregen. Het consulteren van de
externe partijen heeft de nodige tijd gevergd. Hierdoor kan deze
beleidsdoorlichting en kabinetsreactie begin 2018 aan Uw Kamer worden
aangeboden. 

Bijgevoegd vindt u de Staat van de Zoönosen 2016. Zoönosen zijn
infectieziekten die van dier op mens kunnen worden overgedragen. De
zoönosen die voor Nederland van belang zijn, worden jaarlijks in de
Staat van Zoönosen op een rij gezet, in dit geval over het jaar 2016.
Het uitgelichte thema betrof knaagdieren. Het rapport is op donderdag 23
november gepresenteerd op het 11e Nationale Zoönosensymposium dat werd
georganiseerd door het RIVM en de NVWA. 

In 2016 zijn er voor de meeste zoönosen geen opmerkelijke veranderingen
waargenomen. Net als in voorgaande jaren werden voedselinfecties
verreweg het meest gemeld. 

Voor het eerst werd in 2016 een voor Nederland nieuw type hantavirus
gevonden bij mensen: het Seoulvirus. Mensen die ratten als huisdier
houden kunnen hier ziek van worden. 

In 2016 is een hond met Brucella suis besmet geraakt door het eten van
geïmporteerd rauw vlees. Daarnaast is voor het eerst in Nederland
Brucella canis gevonden bij een aantal honden, zij waren afkomstig uit
Oost-Europa. Er zijn voor zover bekend geen mensen ziek geworden van de
Brucella-bacterie.

Onlangs is over zowel Seoulvirus als Brucella een deskundigenberaad
zoönosen geweest. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
en de minister voor Medische Zorg en Sport hopen daar binnenkort de
adviezen van te ontvangen.

In de verzamelbrief van 8 maart 2016 is toegezegd uw Kamer, wanneer daar
aanleiding voor is, nader te informeren over de potentie van algemene
indicatoren voor meer transparantie zonder toename van de
administratieve lasten en wat de partijen hieromtrent kunnen verwachten
van de NZa en het Kwaliteitsinstituut. De NZa en het Zorginstituut
hebben geconcludeerd dat met alleen de DIS(DBC-Informatiesysteem)-data
geen algemene indicatoren kunnen worden berekend. Bijvoorbeeld omdat uit
DIS niet is af te leiden of een operatie aan het linker- of het
rechteroog is uitgevoerd, en dus ook niet of er sprake is van een
heroperatie. Gezien het belang dat van het merkbaar verminderen van de
regeldruk, wil de minister van VWS onderzoeken of met een combinatie van
meerdere bronnen wel verlichting mogelijk is. Dit wordt meegenomen in de
aanpak verminderen regeldruk.

In de brief over de ‘Stand van zaken moties en toezeggingen zomer
2017’ van 6 juli 2017 is uw Kamer geïnformeerd, dat het Zorginstituut
Nederland samenwerkingsafspraken heeft opgesteld met partijen in de
medisch specialistische zorg om met ingang van 2017 tweejaarlijks een
meting te doen naar vermindering van administratieve lasten die door het
Zorginstituut worden veroorzaakt. Daarnaast is in deze brief aangegeven
dat dit onderzoek naar verwachting eind 2017 wordt opgeleverd. Volgens
de huidige planning zal het eindrapport in het voorjaar van 2018 worden
afgerond, waarna het aan de Kamer zal worden gestuurd.

In het addendum 2018 bij het onderhandelaarakkoord
medisch-specialistische zorg 2014 t/m 2017 en in het addendum
bestuurlijk akkoord huisartsenzorg en multidisciplinaire zorg 2018, zijn
afspraken gemaakt over substitutie van zorg van de tweede lijn naar de
eerste lijn, met als doel het leveren van zorg op de juiste plek en
dichter bij de patiënt. Ten behoeve van substitutie is een reservering
ter grootte van maximaal €75 miljoen gemaakt voor de contractering
2018 in het budgettair kader voor de medisch-specialistische zorg. De
afgelopen periode hebben lokale partijen 63 merendeels tripartiete
regionale substitutieafspraken gemaakt, voor een totaalbedrag van
€ 6,7 miljoen. In lijn met de afspraken in de akkoorden wordt vanuit
het budgettair kader medisch-specialistische zorg in totaal € 6,7
miljoen extra financiële ruimte daadwerkelijk beschikbaar gesteld voor
de  budgettaire kaders huisartsenzorg en multidisciplinaire zorg.
Hoewel het resultaat in financiële termen achterblijft bij de
aanvankelijke ambitie, zijn partijen het erover eens dat met de toch
aanzienlijke hoeveelheid afspraken een veelbelovende start is gemaakt
voor substitutie, gezien de korte periode om substitutieplannen te maken
en tripartiet vast te leggen.

Staatssecretaris van VWS

In het AO preventiebeleid van 14 december 2016 is toegezegd uw Kamer te
informeren over de lopende onderzoeken naar health checks. Het gaat om
het onderzoek van het Nivel: Healthchecks en de effecten op het gebruik
van zorg in de huisartsenpraktijk en het onderzoek van de Celsus
academie: Health checks gewoon even kijken of ik nog gezond ben. De
rapporten van beide onderzoeken zijn begin november aan VWS aangeboden
en treft u hierbij aan. De staatssecretaris van VWS betrek deze
rapporten bij de voorbereidingen van de wijziging van de Wet op het
bevolkingsonderzoek. 

Naar aanleiding van de brief aan uw Kamer van mevrouw K.H., te Sint
Eustatius d.d. 25 oktober 2016, over de mogelijkheid tot het opzetten
van een dialysecentrum op Sint Eustatius heeft de vaste commissie
Koninkrijksrelaties gevraagd om een reactie op dit voorstel. In de brief
van 23 december 2016 is daar een eerste reactie op gegeven. Inmiddels
heeft het in die reactie aangekondigde onafhankelijk onderzoek
plaatsgevonden en is vervolgens een business case uitgevoerd. Hierover
zou uw Kamer in het najaar geïnformeerd worden. De resultaten van de
business case hebben tot aanvullende vragen geleid over wat in de
huidige situatie de (on)mogelijkheden zijn. Dit vooruitlopend op
nieuwbouw van het ziekenhuis. Na ontvangst van de antwoorden op de
aanvullende vragen, zal de staatsecretaris van VWS u zijn reactie doen
toekomen. De verwachting is dat uw Kamer dit in het eerste kwartaal van
2018 zal ontvangen. 

Mijn ambtsvoorganger heeft in het Algemeen Overleg ‘GGZ en personen
met verward gedrag’ dat 24 januari jl. plaatsvond, toegezegd dat de
Kamer dit najaar geïnformeerd zou worden over het advies van de NZa met
betrekking tot de bekostiging van de acute GGZ. De NZa heeft op 1
december jl. laten weten dit advies niet dit jaar nog op te leveren. De
NZa heeft aangegeven dit advies begin 2018 aan te zullen bieden. Uw
Kamer wordt zo spoedig mogelijk over de inhoud van dit advies
geïnformeerd.

 Kamerstuk 32 620, nr. 168

 Staatscourant 2016, nr. 26926

 Kamerstuk 31865, nr. 103

 Kamerstuk 34550-XVI nr. 144

 Kamerstuk 29689, nr. 735 

 Kamerstuk 34077, nr. 381

 Kamerstuk 34104, nr. 105

 Kamerstuk 29538, nr. 231

 Kamerstuk 29689, nr. 846

 Kamerstuk 29 538, nr. 230

 Kamerstuk 30169, nr. 63

 https://vng.nl/onderwerpenindex/maatschappelijke-ondersteuning/vrijwill
igerswerk-mantelzorgondersteuning/nieuws/wandel-met-de-woudlopersgids-do
or-de-informele-zorg

 Kamerstuk 30169, nr. 66

   HYPERLINK "https://www.nov.nl/magazine/" \l "6" 
https://www.nov.nl/magazine/#6 

 Kamerstuk 30169, nr. 68

 Kamerstuk 33654, Nr. 26

 Kamerstuk 34550-XVI nr. 144

 Kamerstuk 32793, nr. 249

 Kamerstuk 29 689, nr. 809

 Kamerstuk 33693, nr. 8

 Kamerstuk 32772, nr. 17

 Kamerstuk 34300-XVI, nr. 155

 Kamerstuk 34550-XVI nr. 144

 Kamerstuk 29 248, nr. 304

 Kamerstuk 33 578, nr. 43

 kenmerk 2016D51092