Antwoorden
Bijlage
Nummer: 2017D37984, datum: 2017-12-19, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Verslag van een schriftelijk overleg over de reactie op uitzending Nieuwsuur d.d. 6 december 2017 over het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC) (2017D37983)
Preview document (đ origineel)
VVD
Vraag 1
De leden van de VVD-fractie vragen of er naar uw oordeel in 2013 en 2014 politieke druk is uitgeoefend op de twee onderzoeken naar het drugsbeleid. Zo ja, hoe oordeelt u daarover? Wat zijn de precieze inhoudelijke wijzigingen die in de onderzoeken zijn doorgevoerd?
CDA
Vraag 2
De leden van de CDA-fractie hebben vragen over de in de interne klacht genoemde onderzoeken. Onderdeel van de klacht is dat klager het onjuist vindt dat een conclusie uit het onderzoek âHet Besloten club- en het Ingezetencriterium voor coffeeshopsâ uit 2013 herschreven diende te worden. Kunt u aangeven wat de motivatie was achter deze herschrijving? Hoe beoordeelt u deze herschrijving? Deelt u de mening van de klager dat dit een aanzienlijke inhoudelijke wijziging is van de conclusie.
Antwoord 1 en 2
Zoals ik heb aangegeven in mijn brief van 19 december 2017 aan uw Kamer1 zal een externe onderzoekscommissie worden gevraagd in ieder geval een antwoord te geven op de vraag of er in het proces van opdrachtformulering, keuze van de methodologie, uitvoering en begeleiding van het onderzoek sprake is geweest van onbehoorlijke beĂŻnvloeding die de onafhankelijkheid van de onderzoekers heeft aangetast. Zoals gebruikelijk worden aan uw Kamer definitieve versies van onderzoeksrapporten toegezonden. Ik acht het van het grootste belang dat de onderzoekscommissie in alle vrijheid haar werkzaamheden kan verrichten. Ik zal alle informatie die berust bij mijn ministerie en die de commissie nodig acht om haar werkzaamheden te kunnen verrichten, aan de commissie ter beschikking stellen. Ik vind het niet passend om, los van de werkzaamheden van de commissie, conceptversies van rapporten die in de loop van het onderzoek door de onderzoekers zijn opgesteld, aan uw Kamer te verstrekken. Ik wacht de bevindingen van de onderzoekscommissie af. Tot die tijd onthoud ik mij van een oordeel.
D66
Vraag 3
De leden van de D66-fractie vragen of het klopt dat de toenmalig minister van Veiligheid en Justitie in 2013 sturing wilde hebben op de uitvoering van het onderzoek naar de wietpas door het WODC. Zo ja, op welke wijze uitte hij dit? Zo nee, waarom werd de uitvoering van het onderzoek dan aangepast?
Antwoord 3
Zoals ik heb aangegeven in mijn brief aan uw Kamer van 19 december 2017 (zie voetnoot 1) wordt een externe onderzoekscommissie gevraagd in ieder geval een antwoord te geven op de vraag of er in het proces van opdrachtformulering, keuze van de methodologie, uitvoering en begeleiding van het onderzoek sprake is geweest van onbehoorlijke beĂŻnvloeding die de onafhankelijkheid van de onderzoekers heeft aangetast. Ik wacht de bevindingen van de onderzoekscommissie op dit punt af. Tot die tijd onthoud ik mij van een oordeel.
Vraag 4
Dezelfde leden vragen of de originele eerste versie van het rapport over de wietpas van juni 2013 (zoals naar verwezen in de klacht van de klokkenluider) aan de Kamer kan worden gestuurd, met daarin gemarkeerd de wijzigingen die zijn doorgevoerd naar aanleiding van commentaar van de beleidsafdeling en ambtelijke top?
Antwoord 4
Zoals gebruikelijk worden aan uw Kamer definitieve versies van onderzoeksrapporten toegezonden. Ik acht het van het allergrootste belang dat de onderzoekscommissie in alle vrijheid haar werkzaamheden kan verrichten. Ik zal alle informatie die berust bij mijn ministerie en die de commissie nodig heeft om haar werkzaamheden te kunnen verrichten, aan de commissie ter beschikking stellen. Ik vind het niet passend om, los van de werkzaamheden van de commissie, conceptversies van rapporten met daarin gemarkeerde wijzigingen aan uw Kamer te verstrekken.
Vraag 5
Voornoemde leden vragen welke druggerelateerde onderzoeken sinds Rutte-I in opdracht of mede in opdracht van J&V zijn uitgevoerd. Welke zijn daarbij uitgevoerd door het WODC? Welke niet, en hoe was dan de constructie? Zijn er druggerelateerde onderzoeken uitgevoerd in opdracht van J&V en/of VWS die niet gepubliceerd mochten worden? Zo ja, welke en waarom? Kunt u deze documenten alsnog aan de Kamer sturen.
Antwoord 5
Als bijlage bij deze brief is een voorlopig overzicht bijgevoegd van druggerelateerde onderzoeken die sinds het kabinet Rutte I zijn uitgevoerd in opdracht van het ministerie van JenV. Daarbij is aangegeven of het onderzoek is verricht door een derde partij in opdracht van het WODC, door het WODC zelf of zonder betrokkenheid van het WODC. Uw Kamer zal zo spoedig mogelijk een aangevuld overzicht ontvangen waarin de ontbrekende data en âindien van toepassing- nu nog ontbrekende onderzoeken zullen worden toegevoegd.
Vraag 6
De staatssecretaris van VWS was destijds coördinator van het drugsbeleid. Was het ministerie van VWS op de hoogte van het beïnvloeden of manipuleren van rapporten van het WODC door de beleidsafdeling van het ministerie van J&V? Zo ja, welk gevolg heeft VWS hieraan gegeven?
Antwoord 6
Mede namens de minister voor Medische Zorg en Sport hecht ik eraan op te merken dat de in de vraag besloten conclusie dat sprake is geweest âvan het beĂŻnvloeden of manipuleren van rapporten van het WODC door de beleidsafdeling van het ministerie van J&Vâ ter beoordeling aan de externe onderzoekscommissie is. De bevindingen van deze commissie zullen antwoord moeten geven op de vraag of er in het proces van opdrachtformulering, keuze van de methodologie, uitvoering en begeleiding van het onderzoek sprake is geweest van onbehoorlijke beĂŻnvloeding die de onafhankelijkheid van de onderzoekers heeft aangetast. Tot die tijd onthoud ik mij van een oordeel.
Vraag 7
De leden van de D66-fractie vragen gezien de uitzending van Nieuwsuur, welke objectieve wetenschappelijke onderbouwing er overblijft voor de invoering van het ingezetenencriterium en de wietpas. Hoe ziet u in dit licht de aangepaste conclusie over overlast? Hebben de gewraakte WODC-rapporten bijgedragen aan de invoering van het beleid ten aanzien van coffeeshops, zoals afstand tot scholen en het ingezetenencriterium? Is de onderbouwing daarmee nu twijfelachtig geworden en is heroverweging dus noodzakelijk?
Antwoord 7
De tussenrapportage âHet besloten club- en ingezetenencriterium voor coffeeshopsâ die op 27 juni 2013 aan uw Kamer werd aangeboden (TK 2012-2013, 24077, nr. 310), heeft niet bijgedragen aan de invoering van het ingezetenencriterium aangezien dit criterium reeds vanaf 1 januari 2012 onderdeel uitmaakte van de Aanwijzing Opiumwet2 van het Openbaar Ministerie; er werd door de drie zuidelijke provincies Limburg, Noord-Brabant en Zeeland allereerst ervaring mee opgedaan vanaf mei 2012. Aan uw Kamer werd toegezegd dat een breed onderzoek zou worden uitgevoerd naar de effecten van het aangescherpte coffeeshopbeleid over de periode 2012â2014. De genoemde tussenrapportage zag op de effecten van de invoering van het besloten club- en ingezetenencriterium in de periode mei 2012 tot november 2012 en niet op de effecten van de invoering van een afstandscriterium, zoals in de vraag wordt verondersteld.
Ik zie op dit moment geen aanleiding het beleid met betrekking tot het besloten club- en ingezetenencriterium te heroverwegen. Indien de bevindingen van de externe onderzoekscommissie aanleiding geven tot een andere conclusie, dan zal ik u daarover nader informeren.
Vraag 8
Deze leden vragen wat de manipulatie door het WODC van onderzoeksgegevens betekent voor onder andere de uitspraak en het advies van de advocaat-generaal van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in de rechtszaak over de wietpas in Maastricht en Tilburg
Antwoord 8
De in deze vraag besloten conclusie dat sprake is van âmanipulatie door het WODC van onderzoeksgegevensâ is ter beoordeling aan de externe onderzoekscommissie. De bevindingen van deze commissie zullen antwoord moeten geven op de vraag of er in het proces van opdrachtformulering, keuze van de methodologie, uitvoering en begeleiding van het onderzoek sprake is geweest van onbehoorlijke beĂŻnvloeding die de onafhankelijkheid van de onderzoekers heeft aangetast. Tot die tijd onthoud ik mij van een oordeel. Het is evenmin aan mij een oordeel te hebben over de uitspraak en het advies van de advocaat-generaal van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Vraag 9
Hoeveel coffeeshops zijn er gesloten naar aanleiding van beleid dat gestoeld is op -naar nu blijkt- gemanipuleerd onderzoek?
Antwoord 9
De conclusie dat sprake zou zijn van gemanipuleerd onderzoek laat ik ter beoordeling aan de externe onderzoekscommissie . Wat de inhoud van de vraag betreft: het is mij niet bekend hoeveel coffeeshops er gesloten zijn naar aanleiding van kabinetsbeleid. Gemeenten maken zelf de keuze om coffeeshop(s) toe te laten of om een nulbeleid te voeren. Uit het rapport Coffeeshops in Nederland 2016 van bureau Intraval (Kamerstuk 24077, 397) blijkt wel dat het aantal coffeeshops is afgenomen. Eind 2016 telde Nederland 573 coffeeshops verspreid over 103 coffeeshopgemeenten. Ten opzichte van de voorgaande meting over 2014 - toen er nog 591 coffeeshops waren â zijn er 22 coffeeshops verdwenen en vier bijgekomen. Ook in 2017 zet de gestage daling van het aantal coffeeshops zich door: eind maart 2017 waren er 567 coffeeshops in Nederland gevestigd. Intraval constateert enige stabilisatie: de daling van het aantal coffeeshops in de periode 2015-2016 is de geringste sinds 2008. De belangrijkste redenen voor het verdwijnen van coffeeshops sinds de vorige meting zijn -zo blijkt uit het onderzoek- de gebiedsgerichte aanpak â1012â in Amsterdam, handhaving van een afstandscriterium door gemeenten, sluiting als gevolg van een negatief BIBOB-advies en overtreding van de van toepassing zijnde gedoogcriteria.
Vraag 10
Klopt de reconstructie uit het NRC3 waarin uiteen is gezet hoe voormalig minister van Veiligheid en Justitie, Opstelten een exportpercentage van 80% noemt, hetgeen de onderzoekers in het WODC-rapport nog onverantwoord achtten? Deelt u de mening van de onderzoekers dat er geen percentage genoemd had mogen (en kunnen) worden op basis van het onderzoeksrapport? Waar was de uitspraak van 80% op gebaseerd? Wat klopt er en wat niet? Is er (inmiddels) enig objectief wetenschappelijk onderzoek over de omvang van de export van cannabis? Zo ja, welk?Â
Antwoord 10
Zoals de toenmalige minister van Veiligheid en Justitie uw Kamer bij brief van 28 april 2015 (TK 24077 nr. 345) heeft laten weten, werd in de eerdere brief aan uw Kamer van 18 december 2013 (Kamerstuk 24 077, nr. 314), waarin het percentage van de 80% wordt genoemd, gerefereerd aan een KLPD rapport van 20124. Dit percentage wordt wederom genoemd in de brief van 21 maart 2014 (Kamerstuk 24077 nr. 316). In die brief wordt ook de toezegging gedaan om de beredeneerde schatting van het exportpercentage aan een nadere beschouwing door het WODC te laten onderwerpen.
Dit onderzoek is op 16 december 2014 aan uw Kamer toegezonden. Dit type onderzoek, net als alle onderzoek naar illegale markten en fenomenen, gaat met onzekerheden gepaard. De onderzoekers hebben in het betreffende onderzoek uitgebreid beschreven welke stappen zij hebben ondernomen om te komen tot een zo objectief mogelijke schatting en welke moeilijkheden ze daarbij tegenkwamen. Uiteindelijk zijn de onderzoekers in het rapport tot een schatting gekomen. Dit betreft een zo goed mogelijke inschatting van het export-percentage gegeven de beschikbare cijfers en de gemaakte aannames. In de brief waarin het WODC-onderzoek wordt gepresenteerd (Kamerstukken 24 077, nr. 339) is ervoor gekozen om die intervallen te noemen waartussen de export volgens de onderzoekers hoogstwaarschijnlijk zal liggen. In de brief wordt uitdrukkelijk vermeld dat het een «educated guess» betreft en wordt verwezen naar de uitgebreide cijfermatige resultaten in het bijgevoegde onderzoek. Meer recente schattingen zijn mij niet bekend.
Vraag 11
Gezien de uitzending van Nieuwsuur, welke objectieve wetenschappelijke onderbouwing blijft er over dat regulering of legalisering door internationale verdragen niet mag, gezien het verschil in opdracht van âInternationaal recht en cannabisâ (2014) van âInternationaal recht en cannabis IIâ (2016)? Zo ja, wat is deze?
Antwoord 11
Vooralsnog blijft het kabinetsstandpunt over de ruimte die internationale verdragen al dan niet bieden, ongewijzigd. Indien de bevindingen van de externe onderzoekscommissie aanleiding geven tot een andere conclusie, dan zal ik uw Kamer daar nader over informeren.
Vraag 12
Op schriftelijke vragen van de leden Bergkamp (D66) en Kooiman (SP) (2016Z10954) over legale wietteelt als positieve mensenrechtenverplichting (zoals âInternationaal recht en cannabis IIâ concludeerde) werd door uw voorganger destijds afwijzend gereageerd. Kunt u dit wetenschappelijk onderbouwen? Zo nee, kunt u het antwoord herzien?
Antwoord 12
De toenmalige minister van Veiligheid en Justitie gaf in zijn schriftelijke beantwoording van genoemde Kamervragen op 13 juni 2016 het volgende aan: âDe onderzoekers concluderen dat er in weerwil van de VN-drugsverdragen volgens het internationaal recht ruimte voor staten kan zijn om cannabisteelt- en handel ten behoeve van de recreatieve gebruikersmarkt gereguleerd te realiseren. Los van de vraag of ik het eens ben met deze conclusie wil ik ingaan op de door de onderzoekers genoemde vijf voorwaarden waaraan naar hun oordeel moet worden voldaan, wil deze âop positieve mensenrechten gebaseerde ruimteâ daadwerkelijk bestaan. Vervolgens is mijn ambtsvoorganger inhoudelijk ingegaan op de door de onderzoekers genoemde vijf randvoorwaarden en kwam hij tot de volgende conclusie: âHet voorstaande overziend kan ik stellen dat de mogelijkheid om invulling te geven aan de door de onderzoekers gestelde voorwaarden onzeker is, of dat deze ronduit niet vervuld worden. Dat wil zeggen dat van een âop positieve mensenrechten gebaseerde ruimteâ dus geen sprake kan zijn noch van het eventueel prevaleren boven de drugsverdragenâ.
Ik zie vooralsnog geen aanleiding om dit antwoord te herzien. Indien de bevindingen van de externe onderzoekscommissie aanleiding geven tot een andere conclusie, dan zal ik uw Kamer daarover nader informeren.
Vraag 13
Deelt u de mening dat bij de experimenten over een gesloten coffeeshopketen het WODC, of een andere rijkskennisinstelling, niet betrokken mag zijn? Op welke wijze garandeert u de onafhankelijkheid van opzet, uitvoering en evaluatie van de experimenten over een gesloten coffeeshopketen met uw collega van VWS? Kan er een onafhankelijke begeleidingscommissie bij de opzet, uitvoering en evaluatie betrokken worden die zich richt op de betrouwbaarheid en het welslagen ervan?
Antwoord 13
Zoals ik uw Kamer in mijn brief van 15 december jl. heb bericht, zullen mijn ambtgenoot voor Medische Zorg en Sport en ik ons laten adviseren over de invulling, uitvoering en evaluatie van de experimenten door een onafhankelijke adviescommissie van deskundigen en wetenschappers voor het experiment met gedoogd telen van wiet voor recreatief gebruik. Deze commissie zal bestaan uit deskundigen en wetenschappers op zowel het terrein van zorg, voedsel en waren als op het terrein van justitie, het lokale bestuur en internationaal recht. Zij gaan adviseren en wetenschappelijk ondersteunen bij de keuzes over de invulling, uitvoering en evaluatie van het experiment in de gesloten coffeeshopketen. Deze commissie zal ook adviseren over de te betrekken wetenschappers.
Vraag 14
Klopt het dat een hoog THC-gehalte en een hoog CBD-gehalte elkaar neutraliseren, waardoor de discussie vanuit het ministerie over de schadelijkheid van 15% THC, maar een deel van de waarheid laat zien? Is er ooit bewijs geleverd dat uitsluitend door het roken van wiet psychoses ontstaan? Zo ja, welke wetenschappelijke publicaties liggen hieraan te grondslag?
Antwoord 14
Namens de minister van Medische Zorg en Sport kan ik in antwoord op deze vraag het volgende zeggen. THC en CBD hebben afzonderlijke effecten: THC is psychoactief, maar CBD niet. Uit het onderzoek âTHC, CBD en gezondheidsaspecten van hasjiesj en wietâ (2012 en update 2016)Â van het Trimbos-instituut komt naar voren dat de aanwezigheid van CBD in hasjiesj en wiet, en de verhouding tussen THC- en CBD-gehalte mogelijk een rol spelen in het voorkomen van schadelijke (psychische) effecten. Dat wil echter nog niet zeggen dat ze elkaar neutraliseren. Wel kan CBD, onder bepaalde omstandigheden (afhankelijk van timing, dosering en verhouding) sommige effecten van THC tegen gaan.Â
Hetzelfde onderzoek geeft ook aan dat de schade aan de gezondheid door het gebruik van cannabis toeneemt met de toenemende hoeveelheid, de frequentie van inname en de duur van de blootstelling, dus het aantal jaren dat wordt gebruikt. Het is daarnaast aannemelijk dat er sprake is van een dosis-effect relatie, dat wil zeggen hoe meer cannabis (in feite hoe meer THC) iemand binnenkrijgt, des te groter het ongewenste effect
Hoewel wetenschappelijk bewijs nog ontbreekt bevat de wetenschappelijke literatuur wel aanwijzingen dat een relatief hoog CBD gehalte de negatieve effecten van een hoog THC-gehalte kan tegengaan. Ook zijn er aanwijzingen dat er een relatie is tussen de sterkte van cannabis (THC-gehalte) en het risico op negatieve gezondheidseffecten. Op basis van de huidige stand van de wetenschappelijke literatuur is het op dit moment nog niet mogelijk te bepalen bij welk percentage precies die grens gelegd zou moeten worden.
Vraag 15
Deelt u de mening dat het huidige cannabisbeleid op weinig wetenschappelijke basis stoelt?
Antwoord 15
Nee, die mening delen de minister voor Medische Zorg en Sport en ik niet. Het Nederlandse drugsbeleid steunt op twee pijlers. Die van de bescherming van de volksgezondheid enerzijds en van de bestrijding van overlast en criminaliteit anderzijds. De risicobeoordeling van verschillende middelen is en wordt uitgevoerd door wetenschappelijk gevormde experts en heeft geleid tot de kwalificatie van lijst II Opiumwetmiddelen met een minder ernstig gezondheidsrisico dan een lijst I Opiumwetmiddel. Dit onderscheid vormt nog altijd een belangrijke pijler van het Nederlandse drugsbeleid. Het cannabisbeleid omvat een breed palet aan uitgangspunten en maatregelen op het gebied van beperking van risicoâs voor de volksgezondheid, tegengaan van overlast en handhaving van de AHOJGI-criteria zoals opgenomen in de Aanwijzing Opiumwet van het Openbaar Ministerie. Het lokale bestuur stelt het coffeeshopbeleid binnen de door de rijksoverheid gestelde algemene kaders op en voert de regie. Gemeenten maken zelf de keuze om coffeeshop(s) toe te laten of om een nulbeleid te voeren. Over de verschillende elementen van het cannabisbeleid wordt regelmatig gerapporteerd en gepubliceerd. Mochten de bevindingen van de externe onderzoekscommissie aanleiding geven tot twijfel over de wetenschappelijke basis van specifieke onderdelen van het cannabisbeleid, dan zal ik u daarover nader informeren.
GroenLinks
Vraag 16
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of u kunt aangeven hoe en op welke momenten tussen beleidsambtenaren en WODC-onderzoekers/leidinggevende(n) is overlegd over de formulering van de onderzoeksvraag, de aanstelling van de onderzoekers en de begeleidingscommissie, de gekozen onderzoeksmethodiek en de uiteindelijke formulering van de onderzoeksuitkomsten. Kunt u de onderzoeksuitkomsten zoals oorspronkelijk geformuleerd door de betrokken onderzoekers beschikbaar stellen? Welke passages zijn precies gewijzigd in de uiteindelijk naar de Kamer gestuurde rapporten? Maakte de inhoud van het later, in opdracht van onder andere de gemeente Eindhoven opgestelde rapport aanvankelijk onderdeel uit van het oorspronkelijke concept-WODC-rapport?
Antwoord 16
Voor de beantwoording van de vragen van de fractie van Groen Links over contacten tussen beleidsambtenaren en WODC-onderzoekers over de opdrachtformulering, de keuze van de methodologie, de uitvoering en begeleiding van het onderzoek wacht ik de bevindingen van de externe onderzoekscommissie af. Ik ga er daarbij van uit dat de vraagstellers met âhet in opdracht van onder andere de gemeente Eindhoven opgestelde rapportâ doelen op het rapport âInternationaal recht en cannabis IIâ.
Vraag 17
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat de conclusie van de onderzoekers is dat het internationaalrechtelijk drugsbestrijdingskader geen ruimte laat voor het legaliseren, decriminaliseren, beleidsmatig gedogen en/of anderszins reguleren. In hun inleiding hebben zij aangegeven dat andere internationaalrechtelijke afspraken dan die over drugsbestrijding buiten beschouwing zijn gebleven. Toch concludeert u zonder voorbehoud en in het algemeen dat er juridisch geen ruimte is voor het reguleren van cannabisteelt ter bevoorrading van coffeeshops of in het kader van cannabis social clubs. Meent u dat deze conclusie recht doet aan het voorbehoud dat de onderzoekers hebben gemaakt? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet? Meent u dat de Kamer door de brief inhoudelijk juist is geĂŻnformeerd?
Vraag 18
Het WODC rapport toetst de vraag in hoeverre de regulering van cannabisteelt voor recreatief gebruik zich verhoudt tot internationaal recht aan een beperkt aantal verdragen. Waarom is alleen voor deze verdragen gekozen? Waarom is ervoor gekozen de overige relevante verdragen buiten beschouwing te laten? Hoe beoordeelt u deze keuze in het licht van de bevindingen van een ander rapport van dezelfde onderzoekers? Is op enig moment overwogen om in het WODC onderzoek ook deze internationale verdragen mee te nemen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom is dat niet gedaan?
Vraag 19
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat op blz. 7 de onderzoekers stellen dat aldus de internationaal gevoerde discussie over mensenrechten en cannabisgebruik alsmede de bestrijding van dit gebruik niet aan bod komt. Dit betekent dat zij niet ingaan op de vraag of cannabisgebruik wel of geen bescherming kan vinden onder fundamentele vrijheidsrechten zoals het recht op privacy, het recht op vrijheid van meningsuiting of het recht op vrijheid van overtuiging en religie. Evenmin komt bijvoorbeeld aan de orde of fundamentele economische, sociale of economische rechten â zoals het recht om deel te nemen aan het culturele leven, het recht op zelfbeschikking, het recht om de voordelen te genieten van wetenschappelijke vooruitgang, het recht van kinderen om te worden beschermd tegen drugs en het recht op gezondheid â voor staten mogelijkheden of zelfs verplichtingen inhouden om een afwijkend drugsbeleid te hanteren en of de regulering van cannabisteelt daarvan onderdeel zou kunnen zijn. Gezien deze expliciete beperking, acht u het waarschijnlijk dat dit onderzoek een volledig antwoord geeft op de vraag hoe de regulering van cannabisteelt voor recreatief gebruik zich verhoudt tot internationaal recht in den brede?
Antwoord 17, 18 en 19
Zoals de toenmalig minister van Veiligheid en Justitie aan uw Kamer heeft gemeld (Kamerstukken 24077 nr. 345) bevat het betreffende rapport âeen beoordeling op basis van VN-drugsverdragen en EU-drugsregelgeving van gemeentelijke en buitenlandse opvatting pro regulering van cannabisteelt voor recreatief gebruikâ. Dit was de beleidsvraag die naar de inschatting van de toenmalig minister van Veiligheid en Justitie voorlag en beantwoord moest worden. Een afweging tussen de drugsverdragen en verdragen op het gebied van mensenrechten is in het onderzoek niet gemaakt. Voor de beantwoording van de vragen over de opdrachtformulering, de keuze van de methodologie, de uitvoering en begeleiding van het onderzoek wacht ik de bevindingen van de externe onderzoekscommissie af. Voor de relatie tussen de genoemde drugsverdragen en de mensenrechtenverdragen verwijs ik u voorts naar mijn antwoord op vraag 22.
Vraag 20
Kunt u de precieze onderzoeksopdracht voor het WODC rapport âInternationaal rechtâ aan de Kamer toesturen? Stond daar van begin af aan in dat het onderzoek zich moest richten op verenigbaarheid van het reguleren van cannabisteelt met de VN-drugsverdragen, of was aanvankelijk de vraag om het te toetsen aan âinternationale verdragenâ en/of âVN-verdragenâ?
Antwoord 20
Ik acht het van het grootste belang dat de externe onderzoekscommissie in alle vrijheid haar werkzaamheden kan verrichten. Ik zal alle informatie die bij mijn ministerie berust en die de commissie nodig heeft om haar werkzaamheden te kunnen verrichten, aan de commissie ter beschikking stellen. U kunt te zijner tijd kennisnemen van datgene wat de commissie hierover in haar rapport zal opnemen.
Vraag 21
Hebben de onderzoekers wel eens aangegeven dat de conclusies wellicht anders zouden kunnen uitpakken als ook de mensenrechtelijke kant zou worden onderzocht, zoals zij wel hebben gedaan in hun onderzoek âInternationaal Recht en cannabis II, Regulering van cannabisteelt en âhandel voor recreatief gebruik: positieve mensenrechtenverplichtingen versus VN-drugsverdragenâ?
Antwoord 21
Er heeft overleg en afstemming plaatsgevonden tussen het WODC en de onderzoekers over de precieze formulering van de onderzoeksvraag, zoals te doen gebruikelijk. Zoals ik heb aangegeven in mijn brief van 19 december 2017 zal de externe onderzoekscommissie van voorzitter Overgaauw worden gevraagd om in ieder geval een antwoord te geven op de vraag of er in het proces van opdrachtformulering, keuze van de methodologie, uitvoering en begeleiding van het onderzoek sprake is geweest van onbehoorlijke beĂŻnvloeding die de onafhankelijkheid van de onderzoekers heeft aangetast. Ik wacht de bevindingen van de onderzoekscommissie af.
Vraag 22
De aan het woord zijnde leden vragen een reactie op de conclusie in het onderzoek âInternationaal Recht en cannabis II, Regulering van cannabisteelt en âhandel voor recreatief gebruik: positieve mensenrechtenverplichtingen versus VN-drugsverdragenâ dat het gereguleerd toestaan van cannabisteelt en -handel voor recreatief gebruik omwille van belangen van individuele en volksgezondheid, veiligheid en criminaliteitsbestrijding, kan steunen op positieve verplichtingen die uit internationale mensenrechtenverdragen voortvloeien.
Graag ontvangen deze leden ook een reactie op de conclusie dat aan die positieve mensenrechtenverplichtingen ingevolge het internationaal recht prioriteit moet worden toegekend boven de verplichtingen uit de VN-drugsverdragen ingeval deze met elkaar strijden.
Antwoord 22
Nederland heeft zowel de genoemde drugsverdragen als de mensenrechtenverdragen ondertekend. Uitgangspunt is dat een verdragspartij zich aan de afgesproken regels houdt. Hoewel de mensenrechtenverdragen zich niet verzetten tegen het gereguleerd toestaan van cannabisteelt en âhandel voor recreatief gebruik, volgt uit de mensenrechtenverdragen geen positieve verplichting tot regulering van cannabisteelt- en handel die moet leiden tot het deels buiten werking stellen van de verplichtingen van de VN-drugsverdragen. In zijn algemeenheid geldt voorts nog dat, voorzover er sprake is van positieve verplichtingen tot bescherming van specifieke mensenrechtenverplichtingen, de lidstaten een beoordelingsvrijheid (âmargin of appreciationâ) hebben om te bepalen welke instrumenten zij hiertoe inzetten. De mensenrechtenverdragen schrijven niet voor dat een bepaald instrument moet worden gekozen. Het is aan de regering om hierin een afweging te maken. Daarbij is van belang dat die afweging wordt ingekaderd door andere internationaalrechtelijke verplichtingen die Nederland is aangegaan, zoals verplichtingen onder de VN-drugsverdragen. Het gekozen instrument dient dan zowel in lijn met de mensenrechtenverdragen als met de VN-drugsverdragen te zijn.
Vraag 23
Bent u van mening dat er juridisch geen ruimte is voor het reguleren van cannabisteelt ter bevoorrading van coffeeshops? Zo ja, betekent dit dat de plannen uit het regeerakkoord lijnrecht in strijd met het internationaal recht zijn? Zo nee, welke bepalingen in het internationaal recht geven aanleiding om toch enige ruimte te zien? Hoe verhoudt dit laatste standpunt zich tot de bevindingen van de minister van Veiligheid en Justitie zoals verwoord in de brief van 21 maart 2014?
Antwoord 23
Het doel van de desbetreffende internationale regelgeving is het waarborgen van de veiligheid en volksgezondheid van de mens. Het kabinet onderschrijft deze doelstellingen. De VN-verdragen van 1961, 1971 en 1988 geven onder meer aan dat de teelt en productie van drugs verboden is, met uitzondering van medische of wetenschappelijke toepassingen. Echter de, vooral op lokaal niveau, ervaren problemen voortkomend uit het huidige beleid hebben het kabinet doen besluiten tot het opzetten van een experiment. Het kabinet is zich ervan bewust dat het experiment wellicht spanning oproept met internationale en Europese regelgeving. De spanning rondom de relatie van het experiment met de verdragen wordt verminderd door het wetenschappelijke karakter van de experimenten en door de beperkte omvang, het tijdelijke karakter en de omkeerbaarheid die de experimenten zullen hebben. Daarbij is internationaal een ontwikkeling te zien dat de opvattingen over de aanpak van cannabis her en der aan verandering onderhevig zijn. Hoe het Nederlandse experiment zich precies gaat verhouden tot de verdragen en het EU-recht is mede afhankelijk van de nadere invulling van het experiment. Een onafhankelijke commissie zal het kabinet op dit gebied adviseren. In mijn brief van 15 december 2017 heb ik uw Kamer hierover geĂŻnformeerd.
Vraag 24
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of u kunt aangeven welke onderzoeksvragen, onderzoeksmethodologie, onderzoeksbevindingen en âconclusies van het rapport âHet besloten club- en het ingezetenencriterium voor coffeeshopsâ naar aanleiding van inbreng vanuit de ambtelijke lijn zijn aangepast? Welke gevolgen heeft dat voor de interpretatie van het effect van het club- en ingezetenencriterium? Klopt het dat in het conceptrapport werd geconstateerd dat er zich nauwelijks problemen of gevallen van overlast van drugstoerisme voordeden bij de verkoop van wiet aan buitenlanders? Waarom is in dit geval gekozen voor een prevalentieonderzoek en niet voor, bijvoorbeeld, de bij de Belastingdienst beschikbare gegevens? Geeft prevalentieonderzoek niet structureel te lage gebruikscijfers weer, waardoor de omvang van de export disproportioneel te hoog uitvalt? Klopt het dat het WODC gewezen is op de problemen die de gekozen onderzoeksmethode met zich bracht? Zo ja, wat is met deze fundamentele kritiek gedaan? Wat vindt u van de oorspronkelijke conclusie in dit rapport dat de overlast rond coffeeshops beheersbaar is? Deelt u de mening dat het hier gaat om het welbewust geweld aandoen van de werkelijkheid? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 24
De bevindingen van de externe onderzoekscommissie zullen antwoord moeten geven op de vraag of er in het proces van opdrachtformulering, keuze van de methodologie, uitvoering en begeleiding van het onderzoek sprake is geweest van onbehoorlijke beĂŻnvloeding die de onafhankelijkheid van de onderzoekers heeft aangetast. Tot die tijd onthoud ik mij van een oordeel en ga ik uit van de conclusies zoals verwoord in de tussenrapportage âHet besloten club- en ingezetenencriterium voor coffeeshopsâ, die op 27 juni 2013 (TK 2012-2013, 24077, nr. 310) aan uw Kamer is toegezonden.
SP
Vraag 25
De leden van de SP-fractie hebben helaas moeten concluderen dat we jarenlang discussie gevoerd hebben over de legalisering van softdrugs op basis van verkeerde informatie. Kunt u bevestigen dat de resultaten en conclusies van verschillende WODC-onderzoeken aangaande het drugsbeleid jarenlang gemanipuleerd zijn? Zo ja, om welke onderzoeken, resultaten en conclusies gaat het precies? Zo nee, hoe verklaart u de berichtgeving van Nieuwsuur en de NOS hieromtrent dan?5
Antwoord 25
De in de vraag besloten conclusie dat âde resultaten en conclusies van verschillende WODC- onderzoeken aangaande het drugsbeleid jarenlang gemanipuleerd zijnâ is ter beoordeling aan de externe onderzoekscommissie. De bevindingen van de externe onderzoekscommissie zullen antwoord moeten geven op de vraag of er in het proces van opdrachtformulering, keuze van de methodologie, uitvoering en begeleiding van het onderzoek sprake is geweest van onbehoorlijke beĂŻnvloeding die de onafhankelijkheid van de onderzoekers heeft aangetast. Tot die tijd onthoud ik mij van een oordeel. Het is niet aan mij een verklaring te geven voor de wijze van berichtgeving van nieuwsrubrieken.
Vraag 26
De leden van de SP-fractie merken op dat in het WODC onderzoek âInternationaal recht en cannabisâ, werd geconcludeerd dat internationale verdragen het niet zouden toelaten dat er geĂ«xperimenteerd zou worden met het legaal bevoorraden van coffeeshops. Kunt u aangeven of deze uitspraak destijds feitelijk juist was, of dat hij was ingegeven door een politieke mening? In het verlengde daarvan vragen deze leden of internationaal recht het op dit moment toelaat dat coffeeshops legaal worden bevoorraad, al dan niet in experimentele vorm. Graag ontvangen voornoemde leden op deze vraag een gedegen onderbouwde reactie.
Antwoord 26
De conclusie van onderzoeksrapport âInternationaal rechten cannabisâ waaraan wordt gerefereerd, is een conclusie van de onderzoekers zelf. De bevindingen van de externe onderzoekscommissie zullen antwoord moeten geven op de vraag of er in het proces van opdrachtformulering, keuze van de methodologie, uitvoering en begeleiding van het onderzoek sprake is geweest van onbehoorlijke beĂŻnvloeding die de onafhankelijkheid van de onderzoekers heeft aangetast. Tot die tijd onthoud ik mij van een oordeel.
Wat de vraag naar de internationaalrechtelijke toelaatbaarheid van een experiment betreft verwijs ik naar mijn brief van 15 december jl. over de uitvoering van de in het regeerakkoord aangekondigde experimenten.
Vraag 27
De leden van de SP-fractie merken op dat in het WODC-onderzoek âDe export van in Nederland geteelde cannabisâ is geschreven dat 31% tot 96% van de Nederlandse wietteelt een buitenlandse bestemming zou hebben. Zijn deze cijfers feitelijk juist of zijn deze het resultaat van politieke beĂŻnvloeding? Graag ontvangen voornoemde leden een gedegen onderbouwde reactie op deze vraag.
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 10.
Vraag 28
Nu we weten dat het fundament van het beleid van de afgelopen jaren op politiek gestuurde onderzoeken is gebaseerd, welke gevolgen hebben de onthullingen van Nieuwsuur volgens u dan voor dit fundament?
Antwoord 28
De in de vraag besloten conclusie dat âhet fundament van het beleid van de afgelopen jaren op politiek gestuurde onderzoeken is gebaseerdâ is ter beoordeling aan de externe onderzoekscommissie. De bevindingen van de externe onderzoekscommissie zullen antwoord moeten geven op de vraag of er in het proces van opdrachtformulering, keuze van de methodologie, uitvoering en begeleiding van het onderzoek sprake is geweest van onbehoorlijke beĂŻnvloeding die de onafhankelijkheid van de onderzoekers heeft aangetast. Tot die tijd zie ik geen aanleiding inhoudelijke wijzigingen aan te brengen in het Nederlandse drugsbeleid. Indien de bevindingen van de onderzoekscommissie aanleiding geven tot een andere conclusie, zal ik u daarover nader informeren.
Vraag 29
De burgemeester van Breda, Depla zei in de uitzending van Nieuwsuur op 7 december 2017 dat het huidige beleid maar Ă©Ă©n winnaar kent, namelijk: de criminelen die de lachende derde zijn van ons halfslachtige gedoogbeleid. Deelt u die conclusie eens? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 29
Nee, die conclusie deel ik niet. De bestrijding van de (georganiseerde) drugscriminaliteit is en blijft een belangrijke prioriteit van dit kabinet. In het regeerakkoord komt dit ook duidelijk tot uitdrukking in de vorm van de aangekondigde versterking van de aanpak van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit. Tegelijkertijd wil dit kabinet ruimte geven aan experimenten met âhet gedoogd telen van wiet voor recreatief gebruikâ. Ik zie niet in hoe criminelen bij de uitvoering van deze twee beleidslijnen de lachende derde zouden zijn.
Vraag 30
De leden van de SP-fractie vragen of u van mening bent dat de Kamer op het gebied van het drugsbeleid steeds juist, zorgvuldig en volledig is geĂŻnformeerd. Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 30
Zoals ik in mijn brief van 19 december 2017 heb aangegeven, vind ik het essentieel om elke twijfel weg te nemen over de wetenschappelijke standaard van de twee bewuste onderzoeken die door mijn ambtsvoorgangers aan uw Kamer zijn gezonden. Ik zal uw Kamer informeren over de uitkomsten van de externe onderzoekscommissie.
Vraag 31
De aan het woord zijnde leden vragen een reactie op de toespraak van de directeur-generaal Rechtshandhaving en Rechtspleging van het ministerie van slechts twee weken geleden, waarbij letterlijk gesteld is dat daarom intensieve samenwerking tussen beleidsmakers en wetenschappers in haar ogen onmisbaar is (https://medium.com/@AnitaVegter/dgrr-column-vsnu-impactfestival-23-november-2017-ccf26753ab19). Hoe kijkt u met de kennis van nu naar deze opmerking?
Antwoord 31
De directeur- generaal rechtspleging en rechtshandhaving was uitgenodigd om te spreken op het VSNU-Impactfestival op 23 november 2017. Door de organisatoren was aan de sprekers gevraagd in te gaan op vragen als âhoe wordt er binnen uw organisatie gebruik gemaakt van de laatste wetenschappelijke kennis?â, âhoe werkt u in de praktijk samen met universiteiten en wetenschappers?â en âwat is het resultaat van die samenwerking en hoe ervaart u die samenwerking?â. In haar bijdrage heeft de directeur-generaal onder meer gezegd dat de relatie tussen wetenschap en beleid geen vraag is, maar een vanzelfsprekendheid omdat het ontwikkelen van maatschappelijk effectief beleid niet kĂĄn zonder gebruik te maken van wetenschappelijke kennis en inzichten. Daarbij heeft zij benadrukt dat wetenschap iets heel anders is dan beleid maken en dat vooral de onafhankelijkheid van de wetenschap een essentiĂ«le waarde is. Ik deel die opvatting.
Bijlage
Onderzoeken op het gebied van drugsbeleid uitgevoerd in opdracht van het WODC.
Titel | Datum aanbieding Kamer |
---|---|
Alcohol en drugs; effecten combigebruik en bejegening gebruikers door politie | PM |
Insluiten of heenzenden. Problematische GHB-gebruikers op politiebureaus, in bewaring en in verzekering. | PM |
Coffeeshops in Nederland 2011, Aantallen coffeeshops en gemeentelijk beleid 1999-2011 | 5-10-2012 Kamerstuk 24077, 292 |
Coffeeshops in Nederland 2012, Aantallen coffeeshops en gemeentelijk beleid 1999-2012 | 18-12-2013 Kamerstuk: 24077, 314 |
Multinational overview of cannabis production regimes |
18-12-2013 Kamerstuk: 24077, 314 |
Internationaal Recht en Cannabis | 21-03-2014 Kamerstuk: 24077, 316 |
Analytische grenswaarden van drugs | 24-09-2014 Kamerstuk: 32859, 16 |
Drugsdelicten beschouwd, Over aard & omvang van Opiumwetfeiten in 2012 geregistreerd bij politie en Koninklijke Marechaussee | 2014 gereed en openbaar via WODC site. Niet aan Kamer gestuurd, was ten behoeve van WODC zelf. |
Middelengebruik en geweld | PM |
Coffeeshops in Nederland 2014, Aantallen coffeeshops en gemeentelijk beleid 1999-2014 | 1-07-2015 Kamerstuk: 24077, 355 |
Coffeeshops, toerisme, overlast en illegale verkoop van softdrugs, 2014 (fase 1) | 1-07-2015 Kamerstuk: 24077, 355 |
Coffeeshops, toerisme, overlast en illegale verkoop van softdrugs, 2014. Verdiepende studie onder 5 gemeenten. (fase 2) | 9-02-2016 Kamerstuk: 24077, 362 |
Monitor ontwikkelingen coffeeshopbeleid, meting 2015 (fase I) | 12-7-2016 Kamerstuk: 24077, 373 |
Internet Facilitated Drugs Trade | 19-08-2016 Kamerstuk: 24077, 375 |
Drugs in cijfers, Naar een manier om landelijke cijfers te verkrijgen over in beslag genomen drugs in Nederland |
2016 gereed en openbaar via WODC site. Niet aan Kamer gestuurd, was ten behoeve van WODC zelf. |
Middelengebruik en geweld- deel 2 | PM |
âLokaal gezien, verdiepingsstudie monitor ontwikkelingen coffeeshopbeleid meting 2015/16 (fase 2) | 21-02-2017 Kamerstuk: 24077, 392 |
Coffeeshops in Nederland 2016, Aantallen coffeeshops en gemeentelijk beleid 1999-2016 | 4-07-2017 Kamerstuk: 24077, 397 |
Blazen bij geweld. Procesevaluatie Wet middelenonderzoek bij geweldplegers in startgebieden |
17-08-2017 Kamerstuk: 28684, 508 |
Monitor ontwikkelingen coffeeshopbeleid (fase 1) | 11-10-2017 Kamerstuk: 24077, 404 |
âLokaal bekeken, verdiepingsstudie monitor ontwikkelingen coffeeshopbeleid meting 2016/2017â (fase 2) | Wordt in januari 2018 aan de Kamer gestuurd. |
Rijden onder invloed van drugs (nulmeting) | Niet aan Kamer gestuurd, wel openbaar gemaakt via website WODC |
Rijden onder invloed van drugs deel 2 | Gestart in oktober 2017 |
Onderzoeken op het gebied van drugsbeleid uitgevoerd door het WODC
Bijdrage National Report EMCDDA 2010 | 2010 |
---|---|
Justitiebijdrage Nationale Drugs Monitor (NDM) 2010 | 30-06-2011 Kamerstuk:24077, 261 |
Bijdrage National Report EMCDDA 2011 | 2011 |
Justitiebijdrage Nationale Drugs Monitor (NDM) 2011 | 20-07-2012 Kamerstuk: 24077, 290 |
Bijdrage National Report EMCDDA 2012 | 2012 |
Justitiebijdrage Nationale Drugs Monitor (NDM) 2012 | 5-11-2013 Kamerstuk: 24077, 313 |
Bijdrage National Report EMCDDA 2013 | 2013 |
Justitiebijdrage Nationale Drugs Monitor (NDM) 2013-2014 | 4-11-2014 Kamerstuk: 24077, 334 |
Bijdrage National Report EMCDDA 2014 | 2014 |
De export van in Nederland geteelde cannabis | 16-12-2014 Kamerstuk: 24077, 339 |
Bijdrage National Report EMCDDA 2015 | 2015 |
Justitiebijdrage Nationale Drugs Monitor (NDM) 2015 | 9-11-2015 Kamerstuk: 24077, 358 |
Bijdrage National Report EMCDDA 2016 | 2016 |
Justitiebijdrage Nationale Drugs Monitor (NDM) 2016 | 3-11-2016 Kamerstuk: 24077, 384 |
Bijdrage National Report EMCDDA 2017 | 2017 |
Onderzoeken deels uitgevoerd door het WODC en deels uitbesteed aan externe partijen.
Titel | Datum |
---|---|
Tussenrapportage het Besloten club en het Ingezetenencriterium voor coffeeshops | 27 -06-2013 Kamerstuk: 24077, 310 |
Coffeeshops, toeristen & lokale markt | 4-09-2014 Kamerstuk: 24077, 320 |
Onderzoeken niet uitgevoerd door het WODC of in opdracht van het WODC
Titel | Datum |
---|---|
Drugs in Lijsten | 24 -06-2011 Kamerstuk: 24077, 260 |
Qat-gebruikers onder Somaliërs (In opdracht van Minister van Immigratie, Integratie & Asiel, mede namens VWS en VenJ). |
10-01-2012 Kamerstuk: 24077, 268 |
Impactanalyse zware cannabis Lijst I (Verstuurd als bijlage bij brief VWS) |
26-03-2013 Kamerstuk: 33593, 1 |
Overlast beperkende maatregelen rondom coffeeshops Verstuurd door VWS. |
12-02-2014 Kamerstuk: 33593, 2 |
Impactanalyse scenarioverkenning cannabis | 10-05-2017 Kamerstuk: 24077, 394 |
Brief Minister van Justitie en Veiligheid aan Tweede Kamer van 19 december 2017 betreffende âMaatregelen naar aanleiding van uitzending Nieuwsuur d.d. 6 december 2016ââ©ïž
Met het kabinet Rutte I werd - mede gelet op de adviezen van de Commissie Van de Donk (geen deuren maar daden) -een nieuwe impuls gegeven aan het coffeeshopbeleid (TK 2010-2011 24077, nr. 259).
In dat kader werden per 1 januari 2012 de gedoogcriteria aangevuld met het besloten clubcriterium en het ingezetenencriterium. De handhaving van het aangescherpte beleid werd gefaseerd van kracht (TK 2011-2012 24077, nr. 265).â©ïž
NRC, âWietonderzoek? Ongefundeerdâ, 11 april 2015.â©ïž
De Criminaliteitsbeeld Analyse georganiseerde hennepteelt 2012.â©ïž
Zie: https://nos.nl/nieuwsuur/artikel/2206295-onderzoek-naar-nederlands-drugsbeleid-jarenlang-gemanipuleerd.htmlâ©ïž